Rapport betreffende fundering nieuwbouw Trekvaartplein fase 1 te Leiden

Transcriptie

1 Gezien door de constructeurs van de gemeente Leiden gezien E. Iwema d.d. 15//212 Behoort bij beschikking van Burgemeester en Wethouders van Leiden BV Rapport betreffende fundering nieuwbouw Trekvaartplein fase 1 te Leiden Opdracht nummer AA1238-1a Datum rapport 25 juli 212

2 AA1238-1a blz. 1 Rapport betreffende fundering nieuwbouw Trekvaartplein fase 1 te Leiden Opdracht nr. AA1238-1a Datum rapport 25 juli 212 Opdrachtgever Constructeur Portaal Vastgoed Ontwikkeling BV Postbus JA Veenendaal tel.: Adviesbureau Kaskon BV Postbus AP Zoetermeer tel.: Bijlagen - tabel paalpuntniveaus 1 - bepaling negatieve kleef 2 - berekening draagvermogen 3.1 t/m bepaling paalkopzakking 4 - sondeergrafieken 1 t/m 16 met kleefmeting 1, 7 en 13 - situatie sondeerpunten T1 rapportcontrole: P. Schoppen dd. opgesteld door: B. Zwart

3 AA1238-1a blz. 2 INLEIDING Op 12 september 211 ontving Geomet van Adviesbureau Kaskon, namens Portaal Vastgoed Ontwikkeling, de opdracht voor het uitvoeren van een grondonderzoek en het uitbrengen van een funderingsadvies betreffende nieuwbouw aan het Trekvaartplein te Leiden. In aansluiting op de reeds verstrekte gegevens bevat dit rapport de resultaten van het grondonderzoek alsmede het funderingsadvies voor fase 1. Voor de navolgende fasen zullen separate rapporten worden opgesteld. GRONDONDERZOEK Uitgevoerd werden 16 diepsonderingen met een elektrische conus. Het resultaat van de sonderingen is gepresenteerd op de sondeergrafieken 1 t/m 16. Bij 3 sonderingen is tevens de plaatselijke mantelwrijving gemeten. De diepte op de sondeergrafieken is gegeven in meters ten opzichte van NAP. De uitzetgegevens zijn vermeld op de bijgevoegde situatie. De sonderingen zijn uitgevoerd met een elektrische conus met hellingmeter conform NEN 514. Met de elektrische conus vindt een directe en continue meting plaats van zowel de weerstand aan de conuspunt als van de wrijving langs de kleefmantel. De continue registratie van de ondervonden bodemweerstand verzekert een gedetailleerd beeld van de bodemopbouw. Dit geldt niet alleen voor wat betreft de sterkte van de bodem, maar tevens met betrekking tot de aard van de aanwezige grondlagen. De verhouding tussen wrijvingsweerstand en conusweerstand, het zogenaamde wrijvingsgetal, heeft namelijk voor iedere grondsoort een andere waarde. Als indicatie gelden voor de gladde elektrische conus bij normaal geconsolideerde gronden onder de grondwaterstand de navolgende relaties: wrijvingsgetal in % grondsoort 1,2 zand, grof tot fijn 1,5 2, silt 2,5 5, klei > 5, veen Tussen de verschillende grondsoorten komen overgangsvormen voor waardoor de aangegeven grenzen niet als hard zijn te beschouwen. In de conus bevindt zich een hellingmeter waardoor een controle mogelijk is op een eventueel afwijken van de verticaal. De gemeten afwijkingen zijn gepresenteerd op de sondeergrafieken. Bijzondere afwijkingen zijn niet vastgesteld

4 AA1238-1a blz. 3 BODEMGESTELDHEID Het bouwterrein is gelegen aan de Haarlemmerweg. Het maaiveldpeil ter plaatse van de sondeerpunten varieerde tijdens het grondonderzoek van,27 m- NAP tot,75 m- NAP. Het open waterpeil werd vastgesteld op ca 1,8 m- NAP. De grondwaterstand lag tijdens de uitvoering van het grondonderzoek op ca 1,6 m- NAP. Opgemerkt wordt dat dit een éénmalige waarneming betreft. De freatische grondwaterstand varieert en is afhankelijk van neerslagoverschot, bodemopbouw en afstand tot open water. Uit de resultaten van het grondonderzoek kan de navolgende bodemopbouw worden afgeleid: Diepte in m- NAP Bodembeschrijving m.v. - 1,5 à 3, ZAND, KLEI en VEEN, deels opgebracht, deels oude uitgedroogde maaiveldlaag 1,5 à 3, - 5, à 7, KLEI en ZAND, grillige opbouw, locaal ontbreken de zandlaagjes 5, à 7, - ca 9, KLEI, slap, silthoudend ca 9, - 11, à 11,25 ZAND, overwegend los gepakt, silthoudend 11, à 11,25-12,25 à 13,25 KLEI, matig silthoudend, plaatselijk met een veenlaagje, holocene basislaag 12,25 à 13,25 - ca 24, ZAND, vast tot zeer vast gepakt, Pleistoceen ca 24, maximaal verkende diepte De bodemopbouw betreft een zo goed mogelijke inschatting, welke is gebruikt voor de adviezen. Hieraan kunnen geen rechten worden ontleend ten aanzien van samenstelling en eventuele bijmengingen van de grond

5 AA1238-1a blz. 4 FUNDERINGSADVIES Gelet op de aangetroffen bodemopbouw en de aard van de bebouwing komt een fundering op palen het meest in aanmerking. In overleg met de constructeur is besloten een fundering op trillingsvrij te installeren avegaarpalen nader uit te werken. De uit de constructie bepaalde rekenwaarden van de optredende belastingen volgens NEN-EN 199 en NEN-EN 1991 en aan te houden paalafmetingen zijn in principe als volgt: paalafmeting rekenwaarde belasting F c;d * 35 mm 3 kn en 4 kn 4 mm 4 kn * Het paaldraagvermogen is opgebouwd uit positieve kleef en puntweerstand. Het per sondering aan te houden paalpuntniveau is gegeven in de overzichtstabel op bijlage 1. Voor avegaarpalen geldt dat er slechts in beperkte mate controle mogelijk is op de vastheid van de bodemopbouw tijdens de installatie van de paal. Daarom is getracht per deelgebied zoveel mogelijk een gelijk paalpuntniveau aan te houden. Indien het gewenst is een gelijk paalpuntniveau te verkrijgen dan dient plaatselijk rekening te worden gehouden met een reductie van de paalbelasting of dient een grotere paalafmeting te worden toegepast, één en ander zoals aangegeven in de overzichtstabel. Aan de zijde van de belendende panden, welke op staal zijn gefundeerd, dient een afstand van 2, meter tussen zijkant avegaarpalen en de gevel van de belending te worden gehouden. Dit is nodig ter voorkoming van gronddeformaties onder de bestaande fundering. berekeningen De draagkracht van de paalfundering is conform NEN-EN :25+NB en NEN berekend. De constructie is als een niet-stijf bouwwerk beschouwd. Ten aanzien van het grondonderzoek wordt gesteld dat voor ieder deelgebied tenminste 3 representatieve sonderingen zijn uitgevoerd. Bij bepaling van de rekenwaarde van de maximale draagkracht zijn op basis van de bovengenoemde randvoorwaarden correlatiefactoren ξ 3 = 1,3 en ξ 4 = 1,3 vastgesteld. De maximale draagkracht van de paalpunt is berekend met de 4D/8D methode van Koppejan. Voor berekening van het puntdraagvermogen geldt een paalklassefactor α p van,8 en verder zijn β en s gelijk aan 1,. De conusweerstand in traject III is begrensd tot maximaal 2 MPa in verband met de installatiewijze. De maximale schachtwrijvingskracht is bepaald aan de hand van een percentage van de gemiddelde conusweerstand. De aan te houden paalklassefactor α s is,6. De betrouwbaarheidsklasse RC1 t/m RC3 volgens NEN-EN 199/NB heeft geen invloed op de berekende draagkracht van de paalfundering, maar bepaalt wel de rekenwaarde van de optredende belasting uit de constructie

6 AA1238-1a blz. 5 Iedere sondering is in principe als een afzonderlijk rekenelement te beschouwen, maar bij de bepaling van het paalpuntniveau wordt ook rekening gehouden met de resultaten van omliggende sonderingen. In bijlage 1 zijn de geadviseerde puntniveaus vermeld en op bijlage 3.1 t/m 3.4 de berekeningsresultaten. Voor de tabellen geldt dat de berekening plaatsvindt op basis van de door de adviseur geïnterpreteerde waarden vanuit de sonderingen. Praktische aspecten van paalinstallatie zijn deels meegewogen bij bepaling van het draagvermogen. Bij het bepalen van de benodigde paalpuntniveaus is rekening gehouden met het ontstaan van negatieve kleef langs de paalschacht. De samendrukbare lagen boven de vaste zandlaag kunnen hierdoor een zetting ondergaan die groter is dan de paalverplaatsing welke nodig is voor het ontwikkelen van het draagvermogen. Een berekening van de negatieve kleefbelasting volgens NEN is op bijlage 2 gepresenteerd. Hierop is tevens het gehanteerde toekomstig maaiveldniveau vermeld. paalwapening en betonkwaliteit De wapening en betonkwaliteit moeten door de constructeur of leverancier worden bepaald op basis van optredende belastingen in gebruiksfase en uitvoeringsfase. Bij de dimensionering moet rekening worden gehouden met horizontale grondverplaatsingen en trekbelastingen ten gevolge van ontgravingen na paalinstallatie, het gewicht van de boorstelling en grondontspanning door installatie van omliggende palen. In verband hiermee wordt geadviseerd alle palen te voorzien van een wapeningskorf tot in de funderingszandlaag. Bij ophogingen of aanvullingen boven het oorspronkelijk maaiveldniveau kunnen palen worden belast door horizontale grondverplaatsingen. In voorkomende gevallen kan hiervoor een aanvullend grondmechanisch advies worden opgesteld. vervormingen De zakking voor het ontwikkelen van het grondmechanisch draagvermogen is bepaald op ca 18 mm voor een paalafmeting 4 mm. Het betreft de paalkopzakking s van een alleenstaande paal volgens NEN in de bruikbaarheidsgrenstoestand. De maximale waarde van de representatieve paalkopbelasting is hierbij bepaald op F c;rep = 32 kn, uitgaande van een partiële factor voor belasting γ F = 1,25 uit de constructieve berekening. Bij de berekening is een paalpuntniveau van 16, m- NAP en een negatieve kleef F nk;rep = 9 kn gehanteerd. De berekende zakking is inclusief de elastische verkorting van de paal, waarbij een E-modulus van 2. N/mm² is aangehouden. Op bijlage 4 is op basis van bovengenoemde uitgangspunten de relatie tussen de representatieve waarde van de paalbelasting en de paalpuntzakking s b gegeven. De grafiek geeft de mogelijk optredende waarde van de paalpuntzakking voor statische belasting, rekening houdend met enige variatie in de vastheid van het zandpakket. Hiervoor is een correlatiefactor ξ 3 = 1,3 gehanteerd. Op bijlage 4 is tevens de veerstijfheid van de paal vermeld. Voor kortdurende belastingen zoals wind zijn hogere veerstijfheden toepasbaar. Bij de bepaling van de veerstijfheid in de uiterste grenstoestand is een partiële factor voor vervormingen γ m;k = 1,3 gehanteerd

7 AA1238-1a blz. 6 Voor paalgroepen kan een geringe toename s 2 van de maximale paalzakking optreden ten gevolge van samendrukking in dieper gelegen lagen. Bij de onderhavige bodemopbouw en paalopzet is de invloed van deze zetting niet significant of nagenoeg uniform. De extra zakking bij paalgroepen is derhalve niet of nauwelijks van belang bij de toetsing van de grenstoestanden. INSTALLATIE AVEGAARPALEN De avegaarpalen dienen te worden geïnstalleerd door een hierin gespecialiseerd en gerenommeerd bedrijf. Tijdens de uitvoering dient ervoor gezorgd te worden dat zo min mogelijk grond wordt opgevoerd. De keuze van het boormoment is hierbij erg belangrijk. De penetratiesnelheid dient namelijk te zijn afgestemd op de ondervonden bodemweerstand. Zoveel mogelijk moet voorkomen worden dat de grond naar boven wordt getransporteerd waardoor een sterkere ontspanning van de zandlagen optreedt. Het uitgeleverde volume grond moet ongeveer gelijk zijn aan de inhoud van de holle kern van de avegaar. Alvorens de boorbuis te trekken dient voor het lossen van de deksel onder de holle kern van de avegaar het systeem onder betondruk te worden gebracht. Een maximale druk dient kortstondig te worden uitgeoefend zodat de deksel kan lossen zonder dat een sterke ontspanning onder de paalpunt optreedt. Bij het maken van de paal is het van belang dat de treksnelheid is afgestemd op de pompcapaciteit. In de funderingszandlaag dient een overdruk te worden aangehouden, maar in slappe lagen of nabij maaiveld is dit niet nodig of zelfs ongewenst. De wapening dient verticaal en gecentreerd te worden geïnstalleerd direct na het trekken van de avegaar. Indien nodig kan hierbij een trilapparaat worden gebruikt. Een controle op de aanwezigheid van de zandlagen kan alleen geschieden door tijdens het trekken van de avegaar de uitkomende grond te beoordelen. Als beperkte referentie voor de controle van het draagvermogen van de paal geldt het optredende boormoment voor het bereiken van het basisniveau. De gegevens verkregen op de sonderingen vormen de mogelijke leidraad voor de beoordeling van het draagvermogen van de tussen sonderingen geïnstalleerde palen. In gebieden met overgangen in paalpuntniveau kan het inboren op het hogere niveau worden gestopt, indien een voldoende hoog boormoment wordt bereikt dat correspondeert met de betere sonderingsopbouw. Indien de oploop van het boormoment duidelijk afwijkt van het sondeerbeeld, kan een controle van de grondslag door middel van sonderingen noodzakelijk zijn. Tijdens het maken van nieuwe palen en het manoeuvreren met de heistelling moet het betonniveau van nog niet uitgeharde palen in de omgeving goed worden bewaakt. Beïnvloeding tijdens met maken van nieuwe palen kan in het algemeen worden voorkomen door het handhaven van een afstand van 4 maal de paalvoetdiameter, maar in specifieke gevallen kan een grotere afstand nodig zijn. Indien nazakking of oppersing wordt vastgesteld dan dient een uitgebreidere controle van de paalschacht plaats te vinden en moet de onderlinge afstand bij de paalvervaardiging worden vergroot

8 AA1238-1a blz. 7 De hoeveelheid gebruikte beton dient te worden bijgehouden. Afwijkingen hierin kunnen optreden als gevolg van het ontstaan van insnoeringen en verdikkingen tijdens dan wel na het trekken van de buis. In verband hiermee verdient het aanbeveling de kwaliteit van alle palen na de verhardingstijd te controleren door middel van akoestisch doormeten, uitgevoerd volgens CUR aanbeveling 9. In geval van twijfel over de kwaliteit van de paalkop dient het bovenste deel van de paal te worden blootgegraven. Als na de akoestische meting nog ontgravingen of horizontale belastingen optreden kan het wenselijk zijn om een nieuwe meting uit te voeren. De betonsamenstelling dient zodanig gekozen te worden dat rekening wordt gehouden met de specifieke bodemomstandigheden alsook de paalconfiguratie wat betreft diameter en wapening. Na het inbrengen van de wapening mag niet worden gepord of getrild in de verse paalkop. Na uitharding moet de paalkop worden gesneld over een lengte die tenminste zodanig is dat de vereiste betonsterkte en betondoorsnede worden bereikt. Het snellen van paalkoppen dient op een zodanige wijze te worden uitgevoerd dat geen bezwijken van wapeningsstaven of scheurvorming mogelijk is. De betonkwaliteit in het bovenste deel van de palen moet worden gecontroleerd door middel van het boren en beproeven van betoncilinders bij tenminste 5% van de palen. Alle verzamelde gegevens moeten worden vastgelegd. Dit geldt niet alleen voor het uiteindelijk bereikte puntniveau en betonverbruik, maar ook het boormoment, boortijd, eventuele onregelmatigheden, installatievolgorde, wapening en overige bijzonderheden. Een deskundig toezicht tijdens de uitvoering is een vereiste, teneinde de kwaliteit van de fundering en de uiteindelijke bebouwing te waarborgen. Geomet Funderingscontrole kan worden ingeschakeld voor uitvoering van akoestische metingen en toezicht. Alphen a/d Rijn, 25 juli 212 GEOMET B.V. Opgesteld door: ing. B. Zwart Adviseur Geotechniek ing. P. Schoppen Senior Projectleider

9 AA1238-1a bijlage 1 OVERZICHTSTABEL PAALDRAAGVERMOGEN Paalpuntniveau in m- NAP avegaarpalen sond maaiveld 35 mm 35 mm 4 mm nr in m- NAP F c;d = 3 kn* F c;d = 4 kn* F c;d = 4 kn* ===================================================================== 1,67 14,5 ND F=29 17, 17, of 14,5: ø4 2,69 14,5 ND F=29 16, 16, of 14,5: ø4 3,75 14,5-15, 16, F=32 16, ,5 16, 14, ,5 16, 14,5 6,62 14,5 16, 14, ,5 16, 14,5 8,51 16, 16,-16,5 16, ,5 16, 14,5,62 14,5 16, 14, ,5 16,-16,5 14,5 12,63 14,5 16, 14, ,5 16, 14, ,5 16, 14,5 15,27 14,5 14,5 14, ,5 14,5 14,5 * = Het paaldraagvermogen is opgebouwd uit positieve kleef en puntweerstand. ND = Niet dieper boren. = Dieper puntniveau toegestaan. 14,5-15, = Traject van mogelijke paalpuntniveaus

10 AA1238-1a bijlage 2 BEPALING REKENWAARDE MAXIMALE NEGATIEVE KLEEFBELASTING Basis: De rekenmethode is volgens NEN-EN :25, NEN-EN /NB en NEN Berekening wrijving tussen paal en grond is gebaseerd op verticale korrelspanningen. De ingevoerde volumegewichten van de grond zijn effectieve waarden. Maaiveld: -,5 m NAP Grondwaterstand: -1,25 m NAP Bovenbelasting:, kn/m² Paaltype: 5 Avegaarpaal Schachtdiameter d s : 4 mm Paaloppervlak: 2 in de grond gevormd Grondoppervlak A:, m² (alleenstaande paal) Paalomtrek O s;gem : 1,26 meter Partiële belastingsfactor γ f;nk : 1, (-) laag o.k. laag γ' j;rep φ' j;rep K *tan δ j m j σ' v;j;rep σ' v;j;sur;rep σ' v;j;m;rep m+ NAP kn/m³ () (-) (-) kn/m² kn/m² kn/m² F nk;rep kn -,5,,,, 1-1,25 17, 3,,289, 12,75 12,75 12,75 1,73 2-1,5, 3,,289, 15,25 15,25 15,25 3, 3-3,25 1, 15,,25, 17, 17, 17, 11,87 4-6, 8, 27,5,28, 39, 39, 39, 38,98 5-9,25 4,5 25,,269, 53,63 53,63 53,63 89, De representatieve waarde van de maximale negatieve kleef bedraagt: F nk;rep = 9 kn De rekenwaarde voor de maximale negatieve kleef wordt dan: F nk;d = 9 kn Negatieve kleef bij overige paalafmetingen: F nk;d = 72 kn/m¹ paalomtrek

11 AA1238-1a bijlage 3.1 BEPALING REKENWAARDE MAXIMALE DRAAGKRACHT Met ref wordt aangegeven het referentieniveau ten opzichte waarvan sondering is uitgetekend Rekenmethode volgens NEN-EN :25, NEN-EN /NB en NEN Netto rekenwaarde maximale draagkracht R c;netto;d = R c;d - F nk;d Rekenwaarde maximale draagkracht R c;d = R b;k /γ b + R s;k /γ s Karakteristieke draagkracht alleenstaande paal R c;k = Min {(R b;cal + R s;cal ) gem /ξ 3 ; (R b;cal + R s;cal ) min /ξ 4 } Maximale draagkracht paalpunt R b;cal;max;i = A punt * q b;max;i Maximale schachtwrijvingskracht R s;cal;max;i = O s; L;gem * L * α s * q c;z;a Maximale puntweerstand q b;max;i = ½* α p * β* s *(½*(q c;i;gem + q c;ii;gem )+ q c;iii;gem ) Paaltype (*) : Avegaarpaal Schachtafmeting d s : Ø 35 mm Puntafmeting D p : Ø 35 mm : mm Paalklassefactor punt α p :,8 grondsoort : zand Paalklassefactor schacht α s :,6 OCR : 1, Paalvoetvormfactor β : 1, D 2 eq / d 2 eq : 1, Vormfactor paalvoetdwarsdoorsnede s : 1, H v /D eq :, Stijf bouwwerk : nee Correctiefactor ontgraving q b : 1, Aantal sonderingen n : 3 Correctiefactor ontgraving q c;z;a : 1, Correlatiefactor R c;cal;gem ξ 3 : 1,3 Correctiefactor grof zand of grind q c;z;a : 1, Correlatiefactor R c;cal;min ξ 4 : 1,3 Negatieve kleef F nk;d Waarde 1 : 72 kn/m 1 Materiaalfactoren γ b, γ s : 1,2 Waarde 2 : kn/m 1 Belastingvariatiefactor γ m;var;qc : 1, sond punt q c;i;gem q c;ii;gem q c;iii;gem L q c;z;a q b;max R b;cal;max R s;cal;max R c;d F nk;d R c;netto;d R c;netto;d nr m Ref MPa m MPa MPa kn kn kn ξ 3 kn ξ 4 kn 1-15, 11, 6, 1,8 2,, 4, , 6, 6, 2, 3, 11, 3, , 12, 9,8 2, 4,,5 5, ,, 9,8 2, 5, 11, 4, ,5 15, 7,5 1,7 1,5 8,5 5, ,5 11, 11, 1,6 1,75 8,6 5, , 15, 14, 1,8 2,25 9,5 6, , 15, 11, 2, 3,25 11, 6, , 11, 11, 2, 4,25 11,9 5, , 16, 9,3 2, 5,25 12,3 5, ,5 13,5,5 1,8 1,5 7, 5, , 11,5 8,8 2, 2, 9, 4, , 9, 8,8 2, 3, 1 4, , 8,3 6,5 2, 4,, 3, , 6,5 6,5 2, 5, 9,7 3, ,5 18,5 15,5 1,6 1,5 1 7, , 17, 15,5 1,8 2, 11,5 7, , 21, 14, 2, 3, 12,7 7, , 13,5 11, 2, 4, 13,3 5, , 11, 11, 2, 5, 13,4 5, ,5 15, 11,5 1,8 2,25 7,8 6, , 15, 11,5 2, 2,75 9, 6, , 11,5 11,5 2, 3,75 1 5, , 12, 9, 2, 4,75 11,3 5, , 9, 9, 2, 5,75 11,4 4, ,5 16, 11,8 1,6 1,5 11,5 6, , 14, 11,8 1,8 2, 12,3 5, , 15, 1 2, 3, 12,8 5, ,5,5 1 2, 3,5 13, 4, ,5 18, 14, 1,8 1,75,5 7, , 16,5 12, 2, 2,25 11,5 6, , 12, 12, 2, 3,25 12,5 5, , 1, 2, 4,25 12,8 4, ,, 9,5 1,9 2,25 7,5 4, , 12, 12, 2, 3,25 8,8 5, ,5 16,5 12, 2, 3,75 9,5 6, , 13,5, 2, 4,25 1 5, ,, 8,3 2, 5,25,8 4, (*) qc;iii;gem <= 2. MPa H voet

12 AA1238-1a bijlage 3.2 Paaltype : Avegaarpaal dschacht : Ø Dpunt : Ø mm mm sond punt q c;i;gem q c;ii;gem q c;iii;gem L q c;z;a q b;max R b;cal;max R s;cal;max R c;d F nk;d R c;netto;d R c;netto;d nr m Ref MPa m MPa MPa kn kn kn ξ 3 kn ξ 4 kn 9-14,5 14, 12, 1,4 1,5 11,5 5, , 13,5 12, 1,7 2, 12,3 5, , 15, 13,3 2, 3, 12,7 6, ,5 14,5 13, 1,6 1,5 11,8 6, , 15, 12, 1,8 2, 12,5 6, , 14,, 2, 3, 13, 5, ,,, 2, 4, 13,5 4, ,5 14,5,8 1,4 1,5 11, 5, , 13,,8 1,7 2, 11,8 5, ,,8,8 2, 3, 12,2 5, ,5 12, 12, 2, 3,5 12,2 5, , 13, 11,5 2, 4, 12,3 5, ,5 17,5 17, 1,5 1,25 11, 7, , 19, 11,5 1,8 1,75 11,8 6, , 13,5 11,5 2, 2,75 13, 5, ,5 11,5 11,5 2, 3,25 13, 5, ,5 15, 12, 1,3 1,25 11, 5, , 14, 12, 1,6 1,75 11,8 5, , 13, 12, 2, 2,75 12,4 5, ,5 13, 13, 2, 3,25 12,5 6, ,5 16, 11,5 1,7 1,5 12,3 6, , 14, 11,5 1,8 2, 13, 5, , 11,5 11,5 2, 3, 13,3 5, ,5 15,5 14,5 1,6 1,75, 6, , 14,5 14,5 1,8 2,25 11, 6, , 15,5 12, 2, 3,25 12,2 6, ,5 15,5 15,5 1,6 1,75 12, 6, , 17, 12, 1,8 2,25 12,7 6, , 13,5,5 2, 3,25 13,4 5,

13 AA1238-1a bijlage 3.3 BEPALING REKENWAARDE MAXIMALE DRAAGKRACHT Met ref wordt aangegeven het referentieniveau ten opzichte waarvan sondering is uitgetekend Rekenmethode volgens NEN-EN :25, NEN-EN /NB en NEN Netto rekenwaarde maximale draagkracht Rekenwaarde maximale draagkracht Karakteristieke draagkracht alleenstaande paal Maximale draagkracht paalpunt Maximale schachtwrijvingskracht Maximale puntweerstand R c;netto;d = R c;d - F nk;d R c;d = R b;k /γ b + R s;k /γ s R c;k = Min {(R b;cal + R s;cal ) gem /ξ 3 ; (R b;cal + R s;cal ) min /ξ 4 } R b;cal;max;i = A punt * q b;max;i R s;cal;max;i = O s; L;gem * L * α s * q c;z;a q b;max;i = ½* α p * β* s *(½*(q c;i;gem + q c;ii;gem )+ q c;iii;gem ) Paaltype (*) : Avegaarpaal Schachtafmeting d s : Ø 4 mm Puntafmeting D p : Ø 4 mm : mm Paalklassefactor punt α p :,8 grondsoort : zand Paalklassefactor schacht α s :,6 OCR : 1, Paalvoetvormfactor β : 1, D 2 eq / d 2 eq : 1, Vormfactor paalvoetdwarsdoorsnede s : 1, H v /D eq :, Stijf bouwwerk : nee Correctiefactor ontgraving q b : 1, Aantal sonderingen n : 3 Correctiefactor ontgraving q c;z;a : 1, Correlatiefactor R c;cal;gem ξ 3 : 1,3 Correctiefactor grof zand of grind q c;z;a : 1, Correlatiefactor R c;cal;min ξ 4 : 1,3 Negatieve kleef F nk;d Waarde 1 : 72 kn/m 1 Materiaalfactoren γ b, γ s : 1,2 Waarde 2 : kn/m 1 Belastingvariatiefactor γ m;var;qc : 1, q c;iii;gem sond punt q c;i;gem q c;ii;gem L q c;z;a q b;max R b;cal;max R s;cal;max R c;d F nk;d R c;netto;d R c;netto;d nr m Ref MPa m MPa MPa kn kn kn ξ 3 kn ξ 4 kn 1-15, 11, 6, 1,8 2,, 4, , 6, 6, 2, 3, 11, 3, , 12, 9,8 2, 4,,5 5, ,, 9,8 2, 5, 11, 4, ,5 15, 7,5 1,7 1,5 8,5 5, ,5 11, 11, 1,6 1,75 8,6 5, , 16, 12,3 1,8 2,25 9,5 6, , 15, 11, 2, 3,25 11, 6, , 11, 11, 2, 4,25 11,9 5, , 16, 9,3 2, 5,25 12,3 5, ,5 13,5, 1,8 1,5 7, 5, , 11,5 8,8 2, 2, 9, 4, , 9, 8,8 2, 3, 1 4, , 8,3 6,5 2, 4,, 3, , 6,5 6,5 2, 5, 9,7 3, ,5 18,5 15,5 1,6 1,5 1 7, , 17, 15,5 1,8 2, 11,5 7, , 2,5 14, 2, 3, 12,7 7, , 13,5 11, 2, 4, 13,3 5, , 11, 11, 2, 5, 13,4 5, ,5 15, 11,5 1,8 2,25 7,8 6, , 15, 11,5 2, 2,75 9, 6, , 11,5 11,5 2, 3,75 1 5, , 12, 9, 2, 4,75 11,3 5, , 9, 9, 2, 5,75 11,4 4, ,5 16, 11,8 1,6 1,5 11,5 6, , 14, 11,8 1,8 2, 12,3 5, , 15, 1 2, 3, 12,8 5, ,5,5 1 2, 3,5 13, 4, ,5 18, 14, 1,8 1,75,5 7, , 16,5 12, 2, 2,25 11,5 6, , 12, 12, 2, 3,25 12,5 5, , 1, 2, 4,25 12,8 4, ,, 9,5 1,9 2,25 7,5 4, , 12, 12, 2, 3,25 8,8 5, ,5 16,5 12, 2, 3,75 9,5 6, , 13,5 9, 2, 4,25 1 5, ,, 8,3 2, 5,25,8 4, (*) qc;iii;gem <= 2. MPa H voet

14 AA1238-1a bijlage 3.4 Paaltype : Avegaarpaal dschacht : Ø Dpunt : Ø 4 4 mm mm sond punt q c;i;gem q c;ii;gem q c;iii;gem L q c;z;a q b;max R b;cal;max R s;cal;max R c;d F nk;d R c;netto;d R c;netto;d nr m Ref MPa m MPa MPa kn kn kn ξ 3 kn ξ 4 kn 9-14,5 14, 12, 1,4 1,5 11,5 5, , 13,5 12, 1,7 2, 12,3 5, , 15, 13,3 2, 3, 12,7 6, ,5 14,5 13, 1,6 1,5 11,8 6, , 15, 12, 1,8 2, 12,5 6, , 14,, 2, 3, 13, 5, ,,, 2, 4, 13,5 4, ,5 14,5,8 1,4 1,5 11, 5, , 13,,8 1,7 2, 11,8 5, ,,8,8 2, 3, 12,2 5, ,5 12, 12, 2, 3,5 12,2 5, , 13, 11,5 2, 4, 12,3 5, ,5 17,5 17, 1,5 1,25 11, 7, , 19, 11,5 1,8 1,75 11,8 6, , 13,5 11,5 2, 2,75 13, 5, ,5 11,5 11,5 2, 3,25 13, 5, ,5 15, 12, 1,3 1,25 11, 5, , 14, 12, 1,6 1,75 11,8 5, , 13, 12, 2, 2,75 12,4 5, ,5 13, 13, 2, 3,25 12,5 6, ,5 16, 11,5 1,7 1,5 12,3 6, , 14, 11,5 1,8 2, 13, 5, , 11,5 11,5 2, 3, 13,3 5, ,5 15,5 14,5 1,6 1,75, 6, , 14,5 14,5 1,8 2,25 11, 6, , 15,5 12, 2, 3,25 12,2 6, ,5 15,5 15,5 1,6 1,75 12, 6, , 17, 12, 1,8 2,25 12,7 6, , 13,5,5 2, 3,25 13,4 5,

15 AA1238-1a bijlage 4 BEPALING PAALKOPZAKKING VOOR STATISCHE BELASTING Rekenmethode volgens NEN-EN :25, NEN-EN /NB en NEN Paalkopzakking s = s 1 + s 2 s 1 = s b + s el Paaltype : Avegaarpaal Schachtafmeting d s : Ø 4 mm d eq : 4 mm Puntafmeting D p : Ø 4 mm D eq : 4 mm Schachtdoorsnede : 26 m 2 E-modulus paalschacht : 2. N/mm 2 alleenstaande paal Sondering : 3 m :,96 (-) Paalkopniveau : -,5 m Ref σ' v;4d : kpa Paalpuntniveau : -16, m Ref A 4D :, m 2 Begin afdracht positieve kleef : -13, m Ref E ea;gem : 6 MPa Representatieve paalkopbelasting F c;rep : 32 kn Representatieve negatieve kleef F nk;rep : 9 kn Maximale draagkracht paalpunt R b;cal;max : 547 kn Correlatiefactor ξ3 : 1,3 (-) Maximale schachtwrijving statisch R s;cal;max : 233 kn Materiaalfactoren γ b, γ s : 1, (-) Extra schachtwrijving bij korte duur R s;cal;max : kn zakking van de paalvoet s b <-- Rs;i (kn) Rb;i --> <-- Sb (mm) R b;max;i : 42 kn R s;max;i : 179 kn R b;i : 247 kn R s;i : 163 kn R s;korte duur;i : kn s b : 16,1 mm s el : 2,2 mm s 1 : 18,3 mm s 2 :, mm s : 18,3 mm veerstijfheid paalkop k v;rep : 17.5 kn/m1 γ m;kh : 1,3 (-) rekenwaarde veerstijfheid k v;d : 13.5 kn/m

16 Diepte in m ten opzichte van referentieniveau (NAP) gecorrigeerd voor hellingsafwijking Conusweerstand (qc) in MPa Wrijvingsgetal (Rf=fs/qc) in % M.V. : -,67 m NAP,8,8,9 1,3 1,4 1,6 2,1 2,2 2,7 2,9 3,5 3,7 5,5 5,5 6,1 6,2 6,9 7,8 CPTask V ,2,5 Wrijvingsweerstand (fs) in MPa Project : Lokatie : sondering volgens NEN STANDPLAATSEN TREKVAARTPLEIN LEIDEN x Helling (I) in graden Datum : Conusnr. : Projectnr. : Sondeernr.: SCFI.483 AA /1

17 Diepte in m ten opzichte van referentieniveau (NAP) gecorrigeerd voor hellingsafwijking Conusweerstand (qc) in MPa M.V. : -,69 m NAP,2,8 1, 1,7 1,7 2,4 2,8 3,8 3,9 5,3 6,2 7, 7,6 8,7-24 CPTask V Project : Lokatie : sondering volgens NEN STANDPLAATSEN TREKVAARTPLEIN LEIDEN x Helling (I) in graden Datum : Conusnr. : Projectnr. : Sondeernr.: SCFI.483 AA /1

18 Diepte in m ten opzichte van referentieniveau (NAP) gecorrigeerd voor hellingsafwijking Conusweerstand (qc) in MPa M.V. : -,75 m NAP,7,7,8 1,5 1,8 2,3 2,5 2,9 3,4 3,6 3,7 5,5 6,6 6,8 6,9 8,4 8,5-24 CPTask V Project : Lokatie : sondering volgens NEN STANDPLAATSEN TREKVAARTPLEIN LEIDEN x Helling (I) in graden Datum : Conusnr. : Projectnr. : Sondeernr.: SCFI.483 AA /1

19 Diepte in m ten opzichte van referentieniveau (NAP) gecorrigeerd voor hellingsafwijking Conusweerstand (qc) in MPa M.V. : -9 m NAP,6,7 1,2 1,6 2,3 2,8 3,3 3,7 4, 5, 5,8 6,1 6,8 8,2 8,5 9,2 9, CPTask V Project : Lokatie : sondering volgens NEN STANDPLAATSEN TREKVAARTPLEIN LEIDEN x Helling (I) in graden Datum : Conusnr. : Projectnr. : Sondeernr.: SCFI.483 AA /1

20 Diepte in m ten opzichte van referentieniveau (NAP) gecorrigeerd voor hellingsafwijking Conusweerstand (qc) in MPa M.V. : -4 m NAP,2,2,2,7,8 1,4 1,8 2,4 2,5 2,6 2,7 3,4 4, 5,2 5,5 5,9 5, CPTask V Project : Lokatie : sondering volgens NEN STANDPLAATSEN TREKVAARTPLEIN LEIDEN x Helling (I) in graden Datum : Conusnr. : Projectnr. : Sondeernr.: SCFI.483 AA /1

21 Diepte in m ten opzichte van referentieniveau (NAP) gecorrigeerd voor hellingsafwijking Conusweerstand (qc) in MPa M.V. : -,62 m NAP,2,2,5,8 1,4 1,4 2, 2,4 2,8 3,6 3,8 5, 5, ,9 7,9 8,6 44,2 -> 44,8 -> CPTask V Project : Lokatie : sondering volgens NEN STANDPLAATSEN TREKVAARTPLEIN LEIDEN x Helling (I) in graden Datum : Conusnr. : Projectnr. : Sondeernr.: SCFI.483 AA /1

22 Diepte in m ten opzichte van referentieniveau (NAP) gecorrigeerd voor hellingsafwijking Conusweerstand (qc) in MPa Wrijvingsgetal (Rf=fs/qc) in % M.V. : -5 m NAP,2,6,8 1,1 1,2 2,3 2,5 3, 3,7 3,9 4,1 5,5 5,9 5,8 6,9 7,1 CPTask V ,2,5 Wrijvingsweerstand (fs) in MPa Project : Lokatie : sondering volgens NEN STANDPLAATSEN TREKVAARTPLEIN LEIDEN x Helling (I) in graden Datum : Conusnr. : Projectnr. : Sondeernr.: SCFI.483 AA /1

23 Diepte in m ten opzichte van referentieniveau (NAP) gecorrigeerd voor hellingsafwijking Conusweerstand (qc) in MPa M.V. : -,51 m NAP,2,6,6 1,1 1,4 1,5 2,3 2,2 2,3 3,2 3,9 4, 6, 5,8 6,9 7,1 8,5 9, CPTask V Project : Lokatie : sondering volgens NEN STANDPLAATSEN TREKVAARTPLEIN LEIDEN x Helling (I) in graden Datum : Conusnr. : Projectnr. : Sondeernr.: SCFI.483 AA /1

24 Diepte in m ten opzichte van referentieniveau (NAP) gecorrigeerd voor hellingsafwijking Conusweerstand (qc) in MPa M.V. : -6 m NAP,5,7,7 1, 1,3 1,6 1,9 2,5 2,8 3,7 3,8 3,8 5,6 5,7 6,2 7,2 7,7 7,9 8,3 8,3 8,8 CPTask V Project : Lokatie : sondering volgens NEN STANDPLAATSEN TREKVAARTPLEIN LEIDEN x Helling (I) in graden Datum : Conusnr. : Projectnr. : Sondeernr.: SCFI.483 AA /1

25 Diepte in m ten opzichte van referentieniveau (NAP) gecorrigeerd voor hellingsafwijking Conusweerstand (qc) in MPa M.V. : -,62 m NAP,2,2,7,7 1,1 1,5 2,3 2,4 3,2 3,5 3,9 3,9 5,1 5,9 5,9 6,9 7, 7,8 8,6 9,5 CPTask V Project : Lokatie : sondering volgens NEN STANDPLAATSEN TREKVAARTPLEIN LEIDEN x Helling (I) in graden Datum : Conusnr. : Projectnr. : Sondeernr.: SCFI.483 AA1238 1/1

26 Diepte in m ten opzichte van referentieniveau (NAP) gecorrigeerd voor hellingsafwijking Conusweerstand (qc) in MPa M.V. : -5 m NAP,2,2,5,6,7 1,1 1,8 1,8 3, 3,4 3,8 3,9 5, 5,9 6, 6,8 6,9 7,1 8,5-24 CPTask V Project : Lokatie : sondering volgens NEN STANDPLAATSEN TREKVAARTPLEIN LEIDEN x Helling (I) in graden Datum : Conusnr. : Projectnr. : Sondeernr.: SCFI.483 AA /1

27 Diepte in m ten opzichte van referentieniveau (NAP) gecorrigeerd voor hellingsafwijking Conusweerstand (qc) in MPa M.V. : -,63 m NAP,2,7,8 1,4 1,9 2,4 2,6 2,9 2,9 3,7 4, 4,2 6, 6, 6,9 7, 7,8 CPTask V Project : Lokatie : sondering volgens NEN STANDPLAATSEN TREKVAARTPLEIN LEIDEN x Helling (I) in graden Datum : Conusnr. : Projectnr. : Sondeernr.: SCFI.483 AA /1

28 Diepte in m ten opzichte van referentieniveau (NAP) gecorrigeerd voor hellingsafwijking Conusweerstand (qc) in MPa Wrijvingsgetal (Rf=fs/qc) in % M.V. : -1 m NAP,9,9,9,9 1,3 1,6 2,2 2,5 3,3 3,7 3,6 3,8 3,9 5,8 6,2 7,2 7,4 8,2 8,6 CPTask V ,2,5 Wrijvingsweerstand (fs) in MPa Project : Lokatie : sondering volgens NEN STANDPLAATSEN TREKVAARTPLEIN LEIDEN x Helling (I) in graden Datum : Conusnr. : Projectnr. : Sondeernr.: SCFI.483 AA /1

29 Diepte in m ten opzichte van referentieniveau (NAP) gecorrigeerd voor hellingsafwijking Conusweerstand (qc) in MPa M.V. : -9 m NAP,2,7,8 1,5 1,8 2,4 2,7 2,8 3,4 3,6 3,9 5,9 5,9 6,8 6,9 7, 8,1-24 CPTask V Project : Lokatie : sondering volgens NEN STANDPLAATSEN TREKVAARTPLEIN LEIDEN x Helling (I) in graden Datum : Conusnr. : Projectnr. : Sondeernr.: SCFI.483 AA /1

30 Diepte in m ten opzichte van referentieniveau (NAP) gecorrigeerd voor hellingsafwijking Conusweerstand (qc) in MPa M.V. : -,27 m NAP,2,6,7,8 1,4 1,5 2,2 2,4 2,7 3,6 3,5 3,5 6,1 6,6 6,7 8,6 8,9 9,5, -24 CPTask V Project : Lokatie : sondering volgens NEN STANDPLAATSEN TREKVAARTPLEIN LEIDEN x Helling (I) in graden Datum : Conusnr. : Projectnr. : Sondeernr.: SCFI.483 AA /1

31 Diepte in m ten opzichte van referentieniveau (NAP) gecorrigeerd voor hellingsafwijking Conusweerstand (qc) in MPa M.V. : -5 m NAP,9 1,2 1,5 1,5 2,5 3,2 2,9 2,9 4,1 5,3 6,1 6,3 7,4 7,9 8,7 8,7-24 CPTask V Project : Lokatie : sondering volgens NEN STANDPLAATSEN TREKVAARTPLEIN LEIDEN x Helling (I) in graden Datum : Conusnr. : Projectnr. : Sondeernr.: SCFI.483 AA /1

32