BLOEISTURING BEGONIA. Proefstation voor Bloemisterij en Glasgroente ISSN PBG Aalsmeer ünnaeuslaan 2A 1431 JV Aalsmeer tel:

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "BLOEISTURING BEGONIA. Proefstation voor Bloemisterij en Glasgroente ISSN PBG Aalsmeer ünnaeuslaan 2A 1431 JV Aalsmeer tel:"

Transcriptie

1 Proefstation voor Bloemisterij en Glasgroente ISSN PBG Aalsmeer ünnaeuslaan 2A 14 JV Aalsmeer tel: PBG Zuid-Nederland Dr. Droesenweg 94 NC Horst tel: BLOEISTURING BEGONIA Project 1417 Rapport 17 prijs f 0, Ing. H. Verberkt Ing. C. de Beer Dr. T. Blacquière N. van Mourik T. Rozendal Aalsmeer, mei 00 Rapport 17 wordt u toegezonden na storting van f 0,00 op banknr ten name van PBG Aalsmeer, onder vermelding van Rapport 17: 'Bloeisturing Begonia'

2 INHOUD INLEIDING EN DOEL Herkomst Begonia 2.2 Morfologie Begonia 2.3 Bloei Begonia KNOPSTADIUMONDERZOEK 3.1 Inleiding en doel 3.2 Proefopzet en waarnemingen 3.3 Accommodatie 3.4 Teeltgegevens 3. Resultaten INVLOED R:FR-VERHOUDING OP BLOEI 4.1 Inleiding en doel 4.2 Proefopzet 4.3 Accommodatie 4.4 Teeltgegevens 4. Waarnemingen 4. Resultaten INVLOED KD-PERIODE BIJ AANVANG TEELT OP BLOEI EN PLANTOPBOUW.1 Inleiding en doel.2 Proefopzet.3 Accommodatie.4 Teeltgegevens. Waarnemingen. Resultaten..1 Bloeisnelheid en -gelijkheid..2 Plantopbouw ORIËNTEREND ONDERZOEK NAAR INVLOED KD-PERIODE TIJDENS TEELT OP BLOEI EN PLANTOPBOUW.1 Inleiding en doel.2 Proefopzet.3 Accommodatie.4 Teeltgegevens. Waarnemingen 32. Resultaten Bloeisnelheid en -gelijkheid Plantopbouw 32

3 7. INVLOED KD-PERIODE TIJDENS TEELT OP BLOEI EN PLANTOPBOUW 7.1 Inleiding en doel 7.2 Proefopzet 7.3 Accommodatie 7.4 Teeltgegevens 7. Waarnemingen 7. Resultaten Klimaatrealisatie Bloeisnelheid en -gelijkheid Gewichtstoename tijdens KD-periode Plantopbouw VERGELIJK KD-PERIODE VAN 1 X 7 DAGEN MET 0 2x DAGEN OP GROEI EN BLOEI 8.1 Inleiding en doel Proefopzet Voorjaarsproef Accommodatie Teeltgegevens Waarnemingen Resultaten Najaarsproef Accommodatie Teeltgegevens Waarnemingen Resultaten 8 9. ORIËNTEREND ONDERZOEK NAAR INVLOED 1 TEMPERATUUR GEDURENDE KD-PERIODE OP BLOEI EN PLANTOPBOUW 9.1 Inleiding en doel Proefopzet Accommodatie Teeltgegevens 2 9. Waarnemingen 3 9. Resultaten INVLOED TEMPERATUUR GEDURENDE KD-PERIODE 7 OP BLOEI EN PLANTOPBOUW 10.1 Inleiding en doel Proefopzet Accommodatie Teeltgegevens Waarnemingen Resultaten Klimaatrealisatie 9

4 10..2 Bloeisnelheid en -gelijkheid Toename gewicht en lengte tijdens 73 KD-periode Plantopbouw INVLOED TEMPERATUUR EN KD-PERIODE OP BLOEI 7 EN PLANTOPBOUW 11.1 Inleiding en doel Proefopzet Accommodatie Teeltgegevens Waarnemingen Resultaten 77. CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN 81.1 Conclusies 81.2 Aanbevelingen 84 BIJLAGEN 1. Bemestingsadviesbasis Begonia 2. Oriënterend onderzoek naar invloed KD-periode tijdens teelt op bloei en plantopbouw 3. Invloed KD-periode tijdens teelt op bloei en plantopbouw 4. Vergelijk KD-periode van 1 x 7 dagen met 2x dagen op groei en bloei. Invloed temperatuur en KD-periode op bloei en plantopbouw

5 INLEIDING ENDOEL Begonia elatior is een kwantitatieve korte dag (KD) -plant. Dit betekent dat de bloeiïnductie en -aanleg bevorderd wordt indien de daglengte korter is dan de kritieke daglengte ( uur). De planten kunnen echter ook in bloei komen wanneer andere omstandigheden, zoals plantleeftijd, temperatuur en lichthoeveelheid, gunstig zijn. Veelal spelen twee of meer factoren gelijktijdig een rol. Daarnaast geven rassen verschillen in bloeirespons. De afgelopen jaren zijn er in de praktijk problemen met ongewenste bloei in de moerplanten en stek geconstateerd. De vermeerdering van Begonia vindt hoofdzakelijk plaats via scheutstek. Bij scheutstekmoerplanten is het van belang dat de moerplanten en daarmee de stekken vegetatief blijven. De productie aan stekken van de moerplanten neemt hierdoor toe en de stekken krijgen na de beworteling eerst de kans om vegetatief uit te groeien. Indien een scheut echter reeds geïnduceerd is worden bloemen geproduceerd die ten koste gaan van de groei en de zijscheutontwikkeling. Reeds geïnduceerd stek ( = bloemstek) mag niet worden verkocht. In een aantal gevallen is bij de verkoop van het stek (nog) niet zichtbaar dat de stekken reeds geïnduceerd zijn. Op de teeltbedrijven treedt dan te vroeg bloei op. Dit geeft enerzijds extra arbeid om deze bloemen te verwijderen en anderzijds gaat dit ten koste van de groei, scheutvorming en bloeigelijkheid van een partij. Door de toenemende mechanisatie op de teeltbedrijven en de wensen van de handel om een van tevoren gedefinieerd product op een vooraf vastgesteld tijdstip af te nemen, neemt de vraag naar sturing en gelijkheid in bloei op de teeltbedrijven toe. In het begin van de teelt moet voorkomen worden dat te vroege bloei optreedt. Later in de teelt is het van belang, in verband met de arbeid en planning, dat de planten op het gewenste tijdstip zo gelijk mogelijk in bloei komen met voldoende bloemen en knoppen. De sturing van bloei richt zich dus afhankelijk van de teeltfase op een verschillend doel: Gedurende de teelt van moerplanten en stekken moet bloei voorkomen worden. Dit leidt anders tot een geringe stekproductie en tot bloemstek. In het begin van de productieteelt moet voorkomen worden dat te vroeg bloei optreedt. Dit geeft anders extra arbeid om deze bloemen te verwijderen en het gaat ten koste van de groei, scheutvorming en bloeigelijkheid van een partij. Later in de productieteelt is, in verband met arbeid en planning, het van belang dat de planten op het gewenste tijdstip zo gelijk mogelijk in bloei komen met voldoende bloemen en knoppen. Hiertoe is kennis over de mogelijkheden van sturing van de bloei, op zowel de vermeerderingsbedrijven als de teeltbedrijven, noodzakelijk. Om op deze vragen een antwoord te kunnen geven zijn binnen het project 'Bloeisturing Begonia' de laatste jaren onderzoeken verricht op het Proefstation voor de Bloemisterij en Glasgroente op de vestigingen in Aalsmeer en Horst. Het project is uitgevoerd onder leiding van projectleider H. Verberkt. De proeven in Horst zijn uitgevoerd door onderzoeker C. de Beer. De onderzoeken in Aalsmeer zijn uitgevoerd door onderzoeker H. Verberkt en onderzoekassistent N. van Mourik. De anatomische waarnemingen zijn verricht door onderzoeker T. Blacquière en onderzoekassistent T. Rozendal.

6 BEGONIA 2.1 HERKOMST BEGONIA Het geslacht Begonia (Begoniaceae) bestaat uit meer dan 1000 soorten die in veel tropische gebieden in onder andere Zuid-Amerika, Afrika en Azië, inheems zijn. In de laatste 100 jaar is het aantal soorten Begonia enorm toegenomen. Begonia x hiemalis is ontstaan uit een kruising tussen Begonia socotrana Hook en Begonia 'Viscountess Donerail' (afkomstig uit de Begonia Tuberhybrida-groep). Begonia x hiemalis is een collectieve naam geworden voor de rassen die hieruit voortgekomen zijn. Terugkruisingen van de nieuwe rassen met de ouders zijn daarbij inbegrepen. Begonia x hiemalis kenmerkt zich door de winterbloei (KD) van Begonia socotrana en de brede en kleurvolle bloemen van de knoldragende ouders. Elatior-begonia (of Begonia Elatiorgroep) is een tweede collectieve benaming geworden voor de groep rassen die voortgekomen is uit dezelfde voorouders en moet gezien worden als synoniem van Begonia x hiemalis. De naam is afkomstig van het ras Begonia 'Elatior', dat één van de rassen in de Elatior-groep is. Sinds de introductie van de eerste Elatior-begonia zijn diverse cultivars binnen deze groep geïntroduceerd door kwekers hoofdzakelijk in Engeland, Nederland en Duitsland. Mutaties zijn bij Begonia heel gewoon en hebben nieuwe cultivars opgeleverd. De Begonia Elatior-groep is een complexe groep met grote variatie in groeiwijze, bladgrootte en -ontwikkeling, bloemgrootte en -kleur, evenals fysiologische reactie. Ook het aantal chromosomen varieert bij verschillende cultivars. Bloemkleuren variëren van roze, rood, geel, oranje tot wit. Veel cultivars hebben grote dubbele bloemen, terwijl andere cultivars enkele bloemen hebben van verschillend formaat. Bij een langdurige KD-periode (langer dan drie weken), zullen de meeste cultivars in een rusttoestand overgaan. Sommige zullen knollen vormen, een hoofdkenmerk behorend bij de knoldragende voorouders. Elatior-begonia wordt gewoonlijk vermeerderd door scheut- of bladstek. Daar grote verschillen tussen cultivars bestaan, zijn een groot aantal onderzoeken binnen dit project met meerdere cultivars uitgevoerd. 2.2 MORFOLOGIE BEGONIA Begonia's zijn grotendeels kruidachtige, soms heesterachtige, overblijvende planten met vrij dikke knopen. Ze zijn ingedeeld op hun wortelsysteem, zoals wortelstokken, knollen of vezelige wortels. Deze terminologie is eigenlijk niet correct. Alle Begonia hebben in feite vezelige wortels. Plantkundig gezien zijn knollen en wortelstokken stengeldelen. De groeiwijze is monopodiaal, alhoewel afwijkingen voor kunnen komen. De hoofdas groeit steeds door, zijtakken en bloemen ontstaan uit uitgroeiende okselknoppen. De bladeren staan in een afwisselende bladstand, waarbij aan de basis van de bladsteel twee steunbladeren staan. De bladeren groeien opeenvolgend in eikaars spiegelbeeld (zie Foto 1). 8

7 m i-i *v «4. ^4 *v%c Foto 1 - Groeiwijze Begonia De meeste begonia's zijn eenhuizig, en dragen de mannelijke en de vrouwelijke bloemen in dezelfde bloeiwijze. De mannelijke bloemen worden het eerst aangelegd en ontwikkelen zich van de basis naar buiten toe. De bloeiwijze ontwikkelt zich in eerste instantie met vele nieuwe vertakkingen tot een samengestelde bloeiwijze van mannelijke bloemen. De bloeiwijze wordt afgesloten door duidelijk herkenbare vrouwelijke bloemen met stampers en een onderstandig vruchtbeginsel met drie vleugels. De bloeiwijzen worden gevormd in de bladoksels. Nadat de bloei is geïnduceerd worden bloeiwijzen en bladeren in een gelijke verhouding aangelegd. De bloeiwijzen kunnen uit een monochasiaal of dichasiaal bloemscherm bestaan. Een monochasiale bloeiwijze wil zeggen één (hoofd) bloemsteel waaraan bloemen bevestigd zijn en eindigend met een enkele eindbloem. Bij een dichasiale bloeiwijze is de bloemsteel vertakt, waarbij elke vertakking een bloem draagt (zie Foto 2). De bloeiwijze is vaak onregelmatig, en kan bestaan uit enkele en / of vertakte bloemstelen. Elke individuele bloem is ingesloten door twee min of meer opvallende steunbladeren, die in de oksels van de vertakkende bloeiwijze te zien zijn. Foto 2 Dichasiale bloeiwijze van Begonia

8 2.3 BLOEI BEGONIA Bloei bij Begonia komt via een aantal stadia tot stand. Eerst vindt bloei-inductie plaats. Door een sein vanuit het milieu 'weet' de plant dat de omstandigheden gunstig zijn voor bloei. Daglengte en temperatuur zijn twee milieuomstandigheden die de generatieve fase kunnen induceren. Daarbij speelt de lichtintensiteit en het lichtspectrum een belangrijke rol. Ook de biologische klok zou hier invloed op hebben. Na inductie vinden veranderingen in het groeipunt (apex) plaats, waarbij de vegetatieve groei overgaat in generatieve groei (bloemaanleg). Na aanleg vindt verdere ontwikkeling en uitgroei plaats. Ten aanzien van de omstandigheden die de bloei-inductie en -aanleg bevorderen zijn er veel verschillen tussen de cultivars. Bij een temperatuur van 24 C of hoger reageert de Elatior Begonia als een kwalitatieve kortedagplant. Er ontstaat geen bloei als er geen KD wordt gegeven. Bij een lagere temperatuur ontstaat wel bloei bij lange dag (LD) maar de bloemaanleg verloopt beter en sneller bij KD (kwantitatieve kortedagplant). In de literatuur zijn echter elkaar tegensprekende artikelen te vinden wat betreft de precies benodigde omstandigheden voor bloei. In een onderzoek van zes weken waarbij onder TL-licht of bij een lage lichtintensiteit werd geteeld bloeide geen van de onderzochte cultivars bij 24 C en een daglengte van 1 uur. Bij een daglengte van 13 uur bloeiden maar twee van de onderzochte cultivars, terwijl bij een daglengte van 10 uur alle cultivars bloeiden. Bij lagere temperaturen (18, 1 en C) werd de reactie op KD langzamerhand minder, terwijl bloemaanleg ook plaatsvond bij LD (1 uur dag). De snelste bloei ontstond bij KD in combinatie met een hoge temperatuur. In andere proeven met 'Schwabenland' en 'Aphrodite' die onder daglichtomstandigheden werden uitgevoerd, ontstond ook bloei bij een daglengte van 18 of zelfs 24 uur. Bij deze proeven moet echter opgemerkt worden dat de opkweek van de planten plaatsvond bij 18 C en een daglengte van 1 uur of een temperatuur van (D/N) 18/21 C. Van beide omstandigheden is bekend dat bloei-inductie onder deze condities kan optreden. Op grond hiervan kan worden geconcludeerd dat bij hoge temperaturen de kritische daglengte, tot 13 uur is. Rond deze kritische daglengte worden vaak abnormale bloemen met groengekleurde bloembladen gevormd. Het kritische aantal dagen dat KD moet worden aangehouden is niet bekend, maar zeven geeft een constante, maar niet optimale, bloei. Het aantal gevormde bloemen neemt exponentieel toe tot een KD-duur van 14 dagen en blijft dan ongeveer gelijk. De aanbevolen temperatuur tijdens de KD is tot 22 C, waarbij de hoogste temperatuur wordt gebruikt bij de minder sterk groeiende cultivars. Het geven van een nachtonderbreking lijkt bloei te remmen, maar gedetailleerde studies hiernaar ontbreken. Na de KD-behandeling vindt de bloemontwikkeling plaats onder LD-omstandigheden. De groei gaat dan door aan de top van de scheut en nieuwe bloeiwijzen worden gevormd in de bladoksels. Dit is ook het geval bij planten die geïnduceerd zijn bij een lage temperatuur en een LD. Bij een continu korte dag stopt de groei aan het uiteinde van de scheuten en gaat de plant in rust. Bij de Begoniacultivars die momenteel veel geteeld worden schijnt dit echter niet altijd het geval te zijn. Enkele cultivars vormen bloemen 10

9 aan het einde van de scheut en stoppen om die reden met groeien. Lage temperaturen (10 tot C) versterken, net als bij knolbegonia's, het effect van een continue KD op het in rust gaan van de plant. De ontwikkeling van de bloem verloopt het snelste bij hoge temperaturen (24 C). Dergelijke hoge temperaturen geven echter ongewenst lange internodiën en bloemstelen en grote bladeren. Ook het aantal en de diameter van de bloemblaadjes wordt gereduceerd en de bloemkleur is minder intensief dan bij een lagere temperatuur. Voor de praktijk wordt het aftelen bij een temperatuur van 18 C aanbevolen om een goede planten bloemontwikkeling te krijgen. Hierbij zijn echter wel variaties per cultivar en seizoen. Uit proeven is gebleken dat het gebruik van chloormequat de lengte van de bloemsteel beïnvloedt, maar een beperkte invloed heeft op de aanleg van bloemen. Wel kan het de bloemontwikkeling vertragen. Zoals al vermeld is Begonia elatior een kwantitatieve korte dag (KD) -plant. Bij hoge temperaturen is meer sprake van een kwalitatieve KD-plant. Dit betekent dat de bloeiinductie en -aanleg bevorderd wordt indien de daglengte korter is dan de kritieke daglengte ( uur). De planten kunnen echter ook in bloei komen, wanneer andere omstandigheden, zoals plantleeftijd, temperatuur en lichthoeveelheid, gunstig zijn. Veelal spelen twee of meer factoren gelijktijdig een rol. De belangrijkste factoren die invloed op bloeiinductie en -aanleg hebben zijn: Daglengte; bij een daglengte korter dan uur gaan de planten bloeien. Plantleeftijd; oude planten bloeien ook bij lange dag. Biologische klok. Temperatuur; een lage temperatuur bevordert de bloei en vermindert de noodzaak van korte dag. Lichthoeveelheid; bij weinig licht treedt minder bloei op. Ras; er zijn grote verschillen in bloeirespons tussen de rassen. Om moerplanten vegetatief te houden worden ze geteeld onder lange dag (LD) met behulp van assimilatiebelichting. Dit blijkt echter niet voldoende te zijn om jaarrond bloei te voorkomen. Uit temperatuur-onderzoek op het PBG onder LD-omstandigheden ( C) is gebleken dat door hoge temperaturen er minder geïnduceerde - scheuten ontstaan. Tevens ontwikkelen de planten zich dan sneller, waardoor de vegetatieve stekproductie verhoogd wordt. In het temperatuur-onderzoek is ook gebleken dat hoe hoger de temperatuur is tijdens de teelt van moerplanten, hoe later de stekken in bloei komen. De internodiënlengte neemt dan echter ook toe, wat nadelig is voor de uiteindelijke plantopbouw. Voor het kiezen van een temperatuur voor de opkweek van de moerplanten is daarom een compromis gezocht om enerzijds voldoende vegetatief stek te produceren en anderzijds om de negatieve na-effecten zo gering mogelijk te houden. Door het aanhouden van temperaturen tussen de en 24 C tijdens de teelt van moerplanten in combinatie met lange dag kan de bloei onderdrukt worden, maar niet jaarrond voorkomen worden. In de volgende hoofdstukken worden de proeven beschreven die op het PBG uitgevoerd zijn binnen het project 'Bloeisturing Begonia'. 11

10 3. KNOPSTADIUMONDERZOEK 3.1 INLEIDING EN DOEL Al ver voordat een plant bloeit tengevolge van een bloei-inductieve behandeling zijn er veranderingen waarneembaar in het groeipunt (apex) en zijogen (laterale meristemen). Een vroegtijdige observatie van de mate en fase van inductie maakt een snellere en meer nauwgezette interpretatie van de effecten van behandelingen in het onderzoek mogelijk. Tevens kan door een vroegtijdige observatie van apex en laterale meristemen van moerplanten nagegaan worden of deze vegetatief dan wel generatief zijn. Hierdoor kan mogelijk het leveren van ongewilde 'bloemstekken' tot een minimum beperkt worden. Het doel van deze proef was studie naar en vastlegging van de ontwikkeling van apex en laterale meristemen van vegetatief naar generatief bij Begonia. Tevens is nagegaan wat de invloed van de lengte van de kortedag (KD)-periode op de bloei en plantopbouw van Begonia is. 3.2 PROEFOPZET EN WAARNEMINGEN Deze proef heeft plaats gevonden in één kasafdeling. Bij aanvang van het onderzoek zijn de planten zoveel mogelijk vegetatief gehouden door lange dag (LD) en een hoge temperatuur aan te houden (2 C). Om het risico van eventueel al reeds geïnduceerd stek te hebben ontvangen te voorkomen, zijn de planten éénmaal afgesneden op twee ogen. Na zes weken is de temperatuur verlaagd naar C en is korte dag (KD) aangehouden om de bloei te induceren. Later in de teelt, na vijf weken KD is weer LD aangehouden voor bloeirealisatie. Er is uitgegaan van 1 uniforme proefplanten. Vanaf de start van de KD-periode tot aan dag 30 in de KD-periode zijn om de drie dagen monsters genomen van groeipunten. De monsters zijn genomen van vier planten die via loting zijn bepaald. In totaal zijn 44 monsters van groeipunten verzameld. De monsters werden uitgeprepareerd en vervolgens gefixeerd in FPA70% (Formaline, propionzuur en alcohol). In deze oplossing konden de groeipunten ook tijdelijk worden bewaard. Het materiaal werd vervolgens gedehydreerd (ontwaterd) in een oplopende alcoholreeks. Vervolgens werd de alcohol weer verdrongen door een monomeeroplossing van Technovit 7100 Kulzer GmbH (Wehrheim, Duitsland). Na het toevoegen van hardener (zorgt voor polymerisatie van het plastic) konden de stukjes weefsel worden ingebed. Hiervan werden met het microtoom coupes gesneden van 2 tot micron dik ( = 0,002 tot 0,00 mm). Deze coupes werden bevestigd op objectglaasjes, gekleurd met toluidine blauw, PAS of een combinatie van beide. De preparaten werden ingesloten met Euparal, gedroogd en bestudeerd met de Leica lichtmicroscoop, en gefotografeerd met het bijbehorende Leica-microfotoapparaat. Naast het verzamelen van de monsters is per plant nagegaan op welk tijdstip de planten één open bloem hadden. Hieruit is de reactietijd berekend en de spreiding hiervan.

11 3.3 ACCOMMODATIE De proef is uitgevoerd in L301 op de PBG-vestiging Aalsmeer. Deze afdeling is voorzien - van zes aluminium eb/vloed-roltafels. Er kan één bemestingsschema gegeven worden. De regeling van het kasklimaat en het watergeef- en bemestingssysteem heeft plaatsgevonden met een multi-levelsysteem (HP). In de kas is een vernevelingsinstallatie geïnstalleerd. Dit is een hydraulisch hogedruk-systeem, waarbij het water onder druk van 0 bar verneveld wordt. In de kas zijn twee schermen geïnstalleerd, een zonnescherm (L.S.-1 schermdoek met een zonwering van 0%) en een verduisteringsscherm. Het verduisteringsscherm is gebruikt om korte dag te verkrijgen en is tevens als energiescherm gebruikt. Met het zonnescherm is geschermd tegen te hoge instraling. De kas is voorzien van assimilatiebelichting (SON-T-agro) met een belichtingsniveau van ca. W/m 2 groeilicht (P.A.R). 3.4 TEELTGEGEVENS In week zijn bewortelde stekken van 'Netja' opgepot in een 13 cm-pot. Als potgrond is een eb/vloed-mengsel (grof) met 8% turfstrooisel en 1% perlite gebruikt. Als basisbemesting is 0,7 kg PG-mix per m 3 grond toegevoegd. Er is naar behoefte via een eb/vloedsysteem water met voeding gegeven. In de voedingsoplossing is een EC van 1,7 aangehouden en een ph van,. Het voedingsschema staat weergegeven in Bijlage 1. Na drie weken zijn de planten teruggesneden op twee goede ogen om ze vegetatief te houden. De eerste zes weken werd lange dag aangehouden met assimilatiebelichting. Er is in deze periode een daglengte van 18 uur aangehouden. Na zes weken (week 22) werd kortedag aangehouden voor de bloeminductie en -aanleg. Als daglengte werd 10, uur aangehouden In week 27 is weer LD aangehouden voor bloeirealisatie. De planten zijn niet geremd om eventuele invloed van remmiddelen op de bloei te voorkomen. De eerste zes weken, gedurende de LD, is zowel de dag- als de nachttemperatuur ingesteld op 2 C om bloei zoveel mogelijk tegen te gaan. Bij het ingaan van de kortedag en gedurende het vervolg van de teelt werd de dag- en nachttemperatuur ingesteld op C Eén graad boven de ingestelde temperatuur is gestart met luchten. Gedurende de gehele teelt is geschermd boven een stralingsintensiteit van 40 W/m 2, buiten gemeten met een Kipp-solari-meter. Overdag werd C0 2 gedoseerd tot een niveau van 700 ppm. Overdag is vanaf een vochtdeficit van 4, g/kg droge lucht geneveld. De planten zijn naar behoefte tweemaal wijder gezet. 3. RESULTATEN Vanaf start KD zijn om de drie dagen vier monsters van groeipunten verzameld. Na 18 dagen in de KD was in één monster al een bloemknop zichtbaar met het oog (> 1 cm). Na 21 daqen was dit bij drie van de vier monsters het geval en vanaf 24 dagen na start KD was dit bij alle verzamelde monsters het geval. Gemiddeld over alle proef planten 13

12 werd 42,2 dagen na start van de KD-periode de eerste geheel geopende bloem geconstateerd. De standaardafwijking bedroeg 4,. Bij het ingaan van de kortedag waren de groeipunten nog vegetatief (Foto 3). Het vegetatieve meristeem wordt gekenmerkt door een apicaal meristeem (a). De delende cellen van dit apicale meristeem splitsen afwisselend twee steunblaadjes (s) en een blad af. Deze vliesachtige steunblaadjes omvatten het meristeem en het nieuwe blad, dat pas vrij komt als het ongeveer 1 cm groot is. Binnen het groeipunt zijn opvolgende generaties steunblaadjes zichtbaar, waarbij de oudere steeds de jongere, met het eigenlijke meristeem, omvatten. Op de foto zijn twee keer twee steunblaadjes aanwezig. Het eigenlijke meristeem is ongeveer 0,1 mm groot, inclusief de jongste steunblaadjes is het iets kleiner dan 0, mm. Al na zes korte dagen is er een duidelijke generatieve ontwikkeling gaande (Foto 4): tussen het jonge blad (groot, breed meristeem; B) en het oudste steunblad helemaal (rechts op de foto, S) ligt een nieuw apicaal meristeem (a) met eigen steunblaadjes (s), en een apicaal meristeem van een bloeitak (a b,), ook met eigen steunblaadjes. Dit zijn de steunblaadjes die de eerste bloem omvatten. Het eigenlijke meristeem is nog steeds maar ongeveer 0,1 mm groot, maar het geheel (blad, meristeem en bloei-meristeem) binnen de steunblaadjes is wel enkele millimeters groot. In het jongste meristeemdeel is al weer het volgende bloeimeristeem aanwezig, als een schoudertje links naast a). Na twaalf dagen (Foto ) is dat bloeimeristeem bezig met het afsplitsen van de volgende twee steunblaadjes (links van A bl ). In het midden ligt het apicale meristeem (hoofdgroeipunt A) en links een blad (B). Dit is zo grillig gevormd omdat het heel erg opgevouwen ligt. Zodra je daarvan losse plakjes snijdt krijg je hele grillige, losse figuren, vergelijkbaar met het snijden van plakken van een kool. Na vijftien dagen heeft het meristeem van de bloeitak (A b! ) al duidelijk twee volgende steunblaadjes (Foto ). Naast het apicale meristeem is het volgende bloeitak-meristeem al duidelijk zichtbaar. Foto 7 toont een overzicht van een groeipunt na achttien dagen kortedag. De bloeitak is inmiddels ruim twee maal zo lang als het apicale meristeem. Het jongste blad (B) is afgebroken. De apex bestaat al weer uit drie delen, en zit ingepakt in opvolgende paren steunblaadjes. Het ingepakte geheel is ongeveer 0, cm groot. Het bloemtakje is ongeveer 2 mm lang. Als kleine bubbeltjes zijn de afzonderlijke bloemblaadjes al zichtbaar. De twee kelkbladen (se, sepalen) van de bloem, in het preparaat nauwelijks te onderscheiden van de steunblaadjes, omsluiten de rest. De eerste bloem aan de tak bij Begonia is van nature een mannelijke bloem, met een kelk van twee kelkbladen, meestal roze of rood van kleur. Daarbinnen een ook uit twee delen bestaande bloemkroon. Deze blaadjes zijn meestal veel kleiner, en in het preparaat niet zichtbaar. Daarbinnen zouden de meeldraden moeten zitten, maar die zijn in de dubbelbloemige cultivars vervangen door extra bloemblaadjes. Deze zijn al wat beter zichtbaar op Foto 8, het stadium na 21 korte dagen. Hier is de bloeitak, zonder de omsluitende steunblaadjes ongeveer 3 mm. 14

13 Foto 3 - Groeipunt van Begonia na 0 korte dagen. Kleuring: PAS / toluidine blauw. a: apicaal meristeem, s: steunblaadjes. Horizontale balk: 0,1 mm; Verticale balk: 1 mm. Foto 4 - Groeipunt van Begonia na korte dagen. Kleuring: toluidine blauw. a: apicaal meristeem, a bl : apicaal meristeem van de bloeitak, s: steunblaadjes, B: blad. Balk: 1 mm. '$ -UUL «* Foto - Groeipunt van Begonia na korte dagen. Kleuring: PAS. A: apicaal meristeem, A b,: Apicaal meristeem van de bloeitak, s: steunblaadjes, B: blad. Balk: 1 mm. *;w

14 4. INVLOED R:FR-VERHOUDING OPBLOEI 4.1 INLEIDING EN DOEL Bij veel gewassen is voor een aantal sturingsprocessen zoals scheutvorming, strekking en bloei, de verhouding tussen de hoeveelheid rood licht (R = - nm) en verrood licht (= FR = nm) van belang. Dit wordt de R:FR-verhouding genoemd. Op de meeste stek- en teeltbedrijven wordt aanvullend belicht met assimilatiebelichting. De hoeveelheid rood licht is hierbij veel groter dan de hoeveelheid verrood licht (R:FR = ca. 3,:1). Mogelijk kan, naast het toepassen van LD en een hoge temperatuur, met een veel lagere R:FR-verhouding de bloei van moerplanten en stekken verder onderdrukt worden. Het doel van deze proef was dan ook na gaan wat de invloed is van de R:FRverhouding op de bloei van Begonia. 4.2 PROEFOPZET Het onderzoek is uitgevoerd met de rassen 'Athen' en 'Bellona'. Voor dit onderzoek zijn jonge bewortelde Begoniastekken opgepot en in één kasafdeling geplaatst. In deze kas is lange dag met assimilatiebelichting gegeven. Daarnaast is een hoge temperatuur (24 C) aangehouden om de bloei zoveel mogelijk tegen te gaan. Alle planten zijn tweemaal teruggesneden om ze zoveel mogelijk vegetatief te houden. Na de laatste keer terugsnijden zijn de planten verdeeld over twee kassen (L1 en L301) en is de R:FRbehandeling ingezet. In beide kassen is LD met assimilatiebelichting gegeven tot een daglengte van uur (ca. W/m 2 P.A.R.). Daarnaast is, in beide kassen, een hoge temperatuur (24 C) aangehouden om de bloei zoveel mogelijk tegen te gaan. Overdag is alleen belicht indien de globale straling buiten lager dan 0 W/m 2 was. In beide kassen is voorafgaand aan de nacht belicht met assimilatiebelichting. Assimilatiebelichting heeft een R:FR-verhouding van ca. 3,:1 (R:FR = hoog). In één kas (L1) zijn, gedurende 1 minuten na het geven van assimilatielicht en voor de donkerperiode, de planten belicht met gloeilampen met speciale filters (Lee 40 en 4) (R:FR = laag). Per kas zijn twee proefvelden van 9 (x1) planten per cultivar aangehouden. De behandelingen zijn gekoppeld aan de kassen. Bij de interpretatie van de resultaten moet dus de nodige voorzichtigheid in acht worden genomen. 4.3 ACCOMODATIE De proef is uitgevoerd in L1 en L301 op de PBG-vestiging Aalsmeer. Deze afdelingen zijn voorzien van zes aluminium eb/vloed-roltafels. Er kan één bemestingsschema per kas gegeven worden. De regeling van het kasklimaat en het watergeef- en bemestingssysteem heeft plaatsgevonden met een multi-levelsysteem (HP). In beide kassen is een vernevelingsinstallatie geïnstalleerd. Dit is een hydraulisch hogedruk-systeem, waarbij het water onder druk van 0 bar verneveld wordt. In de kassen zijn twee schermen geïnstalleerd, een zonnescherm (L.S.-1 schermdoek met een zonwering van 0%) en een verduisteringsscherm. Het verduisteringsscherm is gebruikt om korte dag te verkrij- 17

15 gen en is tevens als energiescherm gebruikt. Met het zonnescherm is geschermd tegen te hoge instraling. De kassen zijn voorzien van assimilatiebelichting (SON-T-agro) met een belichtingsniveau van ca. W/m 2 groeilicht (P.A.R). In L1 is een belichting met gloeilampen met speciale filters (Lee 40 en 4) aangelegd om een zeer lage R:FRverhouding te verkrijgen. Het geïnstalleerd vermogen van de gloeilamp-belichting bedroeg ca. 10 W/m TEELTGEGEVENS In week zijn bewortelde stekken van 'Athen' en 'Bellona' opgepot in een 14-cm pot. Als potgrond is een eb/vloed-mengsel (grof) met 8% turfstrooisel en 1% perlite gebruikt. Als basisbemesting is 0,7 kg PG-mix per m 3 grond toegevoegd. Er is naar behoefte via een eb/vloedsysteem water met voeding gegeven. In de voedingsoplossing is een EC van 1,7 aangehouden en een ph van,. Het voedingsschema staat weergegeven in Bijlage 1. Alle planten zijn na oppotten direct geplaatst in L1. In deze kas werd lange dag aangehouden met als daglengte uur. In week zijn de planten voor de laatste maal teruggesneden en verdeeld over de twee kassen. In beide kassen is zowel de dag- als de nachttemperatuur ingesteld op 24 C. Eén graad boven de ingestelde temperatuur is gestart met luchten. Gedurende de gehele teelt is geschermd boven een stralingsintensiteit van 40 W/m 2, buiten gemeten met een Kipp-solari-meter. Overdag werd C0 2 gedoseerd tot een niveau van 700 ppm. Overdag is vanaf een vochtdeficit van, g/kg droge lucht geneveld. De planten zijn naar behoefte een aantal keren wijder gezet. De planten zijn niet geremd om eventuele invloed van remmiddelen op de bloei te voorkomen. 4. WAARNEMINGEN Per plant is de bloeisnelheid bepaald vanaf start proef behandeling (week ). Dit is gedaan door te noteren op welk tijdstip de eerste bloem aan een plant goed gekleurd was en op een steeltje stond. Tevens zijn de groeipunten van een aantal planten gevolgd. Het verloop van vegetatief naar generatief, zichtbaar met het oog, is vastgelegd met foto's. In week 1 is de proef beëindigd. 4. RESULTATEN Bij aanvang van het onderzoek is de R:FR-verhouding gemeten van de speciale belichting in kas L1 met een spectroradiometer (Li-1800). De metingen zijn overdag verricht, waarbij het verduisteringdoek geheel gesloten was. De hoeveelheid straling van 400 tot 700 nm is gemeten en de hoeveelheid straling van 700 tot 800 nm. De hoeveelheid straling tussen 400 en 700 nm bedroeg gemiddeld op de proeftafels 0,024 //mol/m 2 s en de hoeveelheid straling tussen 700 en 800 nm bedroeg 1,92//mol/m 2 s. De gemiddelde verhouding tussen deze twee hoeveelheden bedroeg 0,014 op de proeftafels. Indien de belichting uit was en alleen het verduisteringsscherm gesloten was werden respectievelijk 0,007 //mol/m 2 s en 0,003 /ymol/m 2 s gemeten. De verhouding hiertussen was 2,33. 18

16 IO ^ 1 IO 1 IO l,! O percentage bloeiende planten O 0> o 00 o o IO Cd IO t» M en IO at IO ~j IO 00 M (O co o co CO Kt co co S 2 i «1»?r s ". 3 co C en 3 co 3 " 0 co co (0 o A à. - NO - co * - *» e» Ol 0> p*»j 00 < pv i * \ \ \ \ \ A V \ T "\. \ ï. \ \ \ ' 1 I i p» i» > i * i i» i > HI + 2?SP > > CD CD r-+ r+ = = 3- zr O O CD CD )0) rr Tl Tl "H Tl 3J TJ 7? «H " " 3- m Jo ueu s o» co O Q IQ co t>. 10 UI o CJ1 ~* k? 1 W i i,, 'T i ^ Figuur 1 - Verloop percentage bloeiende planten bij een lage en een hoger:fr 19

17 In Figuur 1 is het verloop in percentage bloeiende planten in de tijd weergegeven. In week (1997) zijn de behandelingen ingezet. Per kas waren twee proefvelden van 9 (= 192) planten per cultivar aangehouden. Bij 'Bellona' groeiden de planten vrij sterk vegetatief door. Hierdoor is halverwege de proef het aantal proefplanten verminderd tot 2 x 80 (= 10) planten. Uit de figuur blijkt dat 'Athen' al zeer snel bloeide. Zes weken na de start van de behandelingen bloeiden alle 'Athen' in beide kassen. Duidelijke verschillen in bloei zijn tussen de behandelingen niet geconstateerd. Het ras 'Bellona' bloeide veel later. Na zes tot zeven weken zijn pas de eerste bloeiende planten gesignaleerd bij beide behandelingen. In week 1 is deze proef beëindigd. Dit was weken na inzetten van de behandeling. Bij beide behandelingen was het bloeipercentage van 'Bellona' gering. In de kas waar een lage R:FR-verhouding is aangehouden bloeide,9 procent van de planten en in de kas waar een hoge R:FR-verhouding is aangehouden bloeide 1,3 procent. Daar de behandelingen gekoppeld zijn aan de kassen is het moeilijk een duidelijke uitspraak te doen. Wel kan gesteld worden dat er duidelijke rasverschillen zijn in bloei. 'Bellona' is middels een hoge temperatuur in combinatie met LD vrij goed vegetatief te houden. Na ruim dertig weken blijkt gemiddeld maar 24,1 procent van de planten bloei te vertonen. Daarentegen bloeit 'Athen' al vrij snel en is dit ras moeilijk vegetatief te houden. Gedurende deze proef zijn de groeipunten van een aantal planten gevolgd. Een vegetatief groeipunt (Foto 9) bleek duidelijk af te wijken van een generatief groeipunt (Foto 10). Aan elke top van een scheut, die niet in een rusttoestand verkeert, is een blad (B1) met een groeipunt (G1) zichtbaar (Figuur 2). Het groeipunt is omgeven door twee steunblaadjes (S1). Na het verwijderen van de steunblaadjes is een nieuw blad (B2) zichtbaar met het jonge groeipunt (G2). Bij de basis van elk blad is tevens een okselknop (01) aanwezig. Deze okselknop is veelal ook omgeven door een à twee steunblaadjes. Uit deze okselknop kan een vegetatieve scheut groeien of een bloeiwijze. In een vegetatief groeipunt groeit de okselknop uit tot een scheut. In een jong groeipunt is de vegetatieve okselknop echter niet zichtbaar met het blote oog. In een generatief groeipunt is de okselknop geïnduceerd en groeit er een bloeiwijze uit. Indien de okselknop geïnduceerd is en een bloeiwijze bevat is deze veelal wel met het oog zichtbaar. De bloeiwijze ontwikkelt zich namelijk veel sneller. De bloemknop is altijd aan dezelfde kant gepositioneerd als de bladpunt van het nieuwe jonge blad. Op Foto 11 tot en met 13 zijn generatieve groeipunten weergegeven. Als de okselknop geïnduceerd is en een bloeiwijze bevat kan aangenomen worden dat alle volgende okselknoppen ook geïnduceerd zijn. Indien de okselknop niet geïnduceerd maar vegetatief is, dan betekent dit niet dat alle volgende okselknoppen ook vegetatief zijn. Dit is afhankelijk van de teeltomstandigheden. Veelal zijn er nog één à twee al aangelegde okselknoppen aanwezig in het zeer kleine groeipunt. Middels de techniek, beschreven in hoofdstuk 3 is na te gaan in hoeverre deze okselknoppen geïnduceerd zijn.

18 s Figuur 2a - Vegetatief groeipunt. G1 en G2 = groeipunten; B1 en B2 = bladeren; S1 en S2 = steunblaadjes; 01 en 02 = okselknoppen ' 0, < V9 Figuur 2b - ç Generatief groeipunt. G1 en G2 = groeipunten; B1 en B2 = bladeren; S1 en S2 = steunblaadjes; 01 en 02 = okselknoppen; BL = bloemknop 21

19 : ' r i * i Ij^1"»' F»",- jr ii*««br»y«- T«--# ' ^, ** i. " *\ * *... "'o-. Ï* * r..! i J.-. - ' " "'? "\'G' " '.V -r. <. :.'-;.-?W"" vs. i ÉiîiMii "EL Fofo - Vegetatief groeipunt Foto 10- Generatief groeipunt Bloemknop nieuw groeipunt f" \:-A '7 *,ï "xtt S >.- ' & #1 bladpunt bloemknop Foto 11 t/m 13- Generatief groeipunt. Na verwijdering van de steunblaadjes is een nieuw groeipunt zichtbaar en een jong blad. In een generatief groeipunt is ook een bloemknop zichtbaar. De bloemknop is veelal groter dan het nieuwe groeipunt en is altijd aan dezelfde kant gepositioneerd als de bladpunt van het jonge blad.

20 . INVLOED KD-PERIODE BIJ AANVANG TEELT OP BLOEIEN PLANTOPBOUW.1 INLEIDING EN DOEL Op de teeltbedrijven vormt het ontstaan van te vroege bloei een probleem. Bij de teelt van een (standaard)begonia in een 13 cm-pot wordt soms tweemaal bloem geplukt. Dit vindt ca. twee tot drie weken na oppotten plaats en zes weken na oppotten. Bloemen en knoppen die na twee of drie weken zichtbaar zijn op de teeltbedrijven zijn hoogst waarschijnlijk al geïnduceerd / aangelegd voordat de jonge planten opgepot waren. Indien vroegtijdige inductie op de vermeerderingsbedrijven voorkomen kan worden, is dit probleem hoogst waarschijnlijk ook opgelost. Veelal moet zes weken na oppotten ook bloem geplukt worden. De periode van inductie tot bloei is ongeveer zes weken. Dit zou erop duiden dat rondom het tijdstip van oppotten de inductie plaats heeft gevonden. Mogelijk zijn enkele dagen korte dag al voldoende om inductie te bewerkstelligen. Tussen het oprapen van stek op de stekbedrijven en het wegzetten van de opgepotte planten op de bloeiende planten bedrijven zit ca één tot vier dagen. In de winterperiode, bij natuurlijke korte dag, kan dit mogelijk, indien niet aanvullend belicht is in de opslagruimte (schuur / vrachtwagen / schuur) tot lange dag, inductie van de jonge planten teweegbrengen. De vraag is hoeveel dagen korte dag noodzakelijk zijn voor inductie. Het doel van deze proef was na te gaan wat de invloed van de lengte van de KD-periode, bij aanvang van de teelt op de bloei en plantopbouw bij Begonia is..2 PROEFOPZET Dit onderzoek heeft plaats gevonden in twee kasafdelingen. In de ene kas is lange dag (LD) aangehouden en in de andere kas is korte dag (KD) aangehouden. Bewortelde stekken zijn direct opgepot in een 13 cm-pot en geplaatst in de kas met KD. Vanaf dag 0 (vanaf oppotten) zijn dagelijks x = 72 planten overgezet van de KD-kas naar de LD-kas. Dit heeft plaats gevonden op dag 0 tot en met dag 1. Op deze wijze ontstonden zestien behandelingen in zesvoud. Op dag 21 zijn, ter oriëntatie, eveneens x planten overgezet van de KD-kas naar de LD-kas..3 ACCOMODATIE De proef is uitgevoerd in L1 en L301 op de PBG-vestiging Aalsmeer. Deze afdelingen zijn voorzien van zes aluminium eb/vloed-roltafels. Er kan één bemestingsschema per kas gegeven worden. De regeling van het kasklimaat en het watergeef- en bemestingssysteem heeft plaatsgevonden met een multi-levelsysteem (HP). In beide kassen is een vernevelingsinstallatie geïnstalleerd. Dit is een hydraulisch hogedruk-systeem, waarbij het water onder druk van 0 bar verneveld wordt. In de kassen zijn twee schermen geïnstalleerd, een zonnescherm (L.S.-1 schermdoek met een zonwering van 0%) en een verduisteringsscherm. Het verduisteringsscherm is gebruikt om korte dag te verkrijgen en is tevens als energiescherm gebruikt. Met het zonnescherm is geschermd tegen 23

21 te hoge instraling. De kassen zijn voorzien van assimilatiebelichting (SON-T-agro) met een belichtingsniveau van ca. W/m 2 groeilicht (P.A.R)..4 TEELTGEGEVENS In week zijn bewortelde stekken van 'Netja' opgepot in een 13 cm-pot. Als potgrond is een eb/vloed-mengsel (grof) met 8% turfstrooisel en 1% perlite gebruikt. Als basisbemesting is 0,7 kg PG-mix per m 3 grond toegevoegd. Er is naar behoefte via een eb/vloedsysteem water met voeding gegeven. In de voedingsoplossing is een EC van 1,7 aangehouden en een ph van,. Het voedingsschema staat weergegeven in Bijlage 1. Alle planten zijn na oppotten direct geplaatst in L1. In deze kas werd korte dag (KD) aangehouden. Als daglengte werd 10, uur aangehouden. Dagelijks zijn planten van L1 (KD) overgezet naar L301. In deze kas werd lange dag (LD) aangehouden met assimilatiebelichting. Er is een daglengte van achttien uur aangehouden. In beide kassen is zowel de dag- als de nachttemperatuur ingesteld op C. Eén graad boven de ingestelde temperatuur is gestart met luchten. Gedurende de gehele teelt is geschermd boven een stralingsintensiteit van 40 W/m 2, buiten gemeten met een Kipp-solari-meter. Overdag werd C0 2 gedoseerd tot een niveau van 700 ppm. Overdag is vanaf een vochtdeficit van 4, g/kg droge lucht, geneveld. De planten zijn naar behoefte tweemaal wijder gezet. De planten zijn niet geremd om eventuele invloed van remmiddelen op de bloei te voorkomen.. WAARNEMINGEN Per plant is de bloeisnelheid bepaald vanaf start KD (oppotten). Dit is gedaan door te noteren op welk tijdstip de eerste bloemknop zichtbaar was met het blote oog en op welke positie de bloemknop aan de plant zat. Tevens is genoteerd op welk tijdstip de eerste bloem geheel geopend was. Na elf weken, in week heeft een eindbeoordeling plaats gevonden. Hierbij is met name gelet op de plantopbouw. Per plant is genoteerd hoeveel scheuten wel of geen bloemen en/of knoppen hadden. Daarnaast is dit ook per zijscheut aan de hoofdplant gedaan.. RESULTATEN..1 Bloeisnelheid en -gelijkheid In Figuur 3 is per KD-behandeling weergegeven het aantal dagen van start KD tot aan het tijdstip dat minimaal één bloemknop zichtbaar was met het oog. In Figuur 4 is het aantal dagen weergegeven van start KD tot dat er minimaal één open bloem aan de plant zat. De meeste knoppen waren 27 tot 3 dagen na start van de KD zichtbaar met 24

22 te hoge instraling. De kassen zijn voorzien van assimilatiebelichting (SON-T-agro) met een belichtingsniveau van ca. W/m 2 groeilicht (P.A.R)..4 TEELTGEGEVENS In week zijn bewortelde stekken van 'Netja' opgepot in een 13 cm-pot. Als potgrond is een eb/vloed-mengsel (grof) met 8% turfstrooisel en 1% perlite gebruikt. Als basisbemesting is 0,7 kg PG-mix per m 3 grond toegevoegd. Er is naar behoefte via een eb/vloedsysteem water met voeding gegeven. In de voedingsoplossing is een EC van 1,7 aangehouden en een ph van,. Het voedingsschema staat weergegeven in Bijlage 1. Alle planten zijn na oppotten direct geplaatst in L1. In deze kas werd korte dag (KD) aangehouden. Als daglengte werd 10, uur aangehouden. Dagelijks zijn planten van L1 (KD) overgezet naar L301. In deze kas werd lange dag (LD) aangehouden met assimilatiebelichting. Er is een daglengte van achttien uur aangehouden. In beide kassen is zowel de dag- als de nachttemperatuur ingesteld op C. Eén graad boven de ingestelde temperatuur is gestart met luchten. Gedurende de gehele teelt is geschermd boven een stralingsintensiteit van 40 W/m 2, buiten gemeten met een Kipp-solari-meter. Overdag werd C0 2 gedoseerd tot een niveau van 700 ppm. Overdag is vanaf een vochtdeficit van 4, g/kg droge lucht, geneveld. De planten zijn naar behoefte tweemaal wijder gezet. De planten zijn niet geremd om eventuele invloed van remmiddelen op de bloei te voorkomen.. WAARNEMINGEN Per plant is de bloeisnelheid bepaald vanaf start KD (oppotten). Dit is gedaan door te noteren op welk tijdstip de eerste bloemknop zichtbaar was met het blote oog en op welke positie de bloemknop aan de plant zat. Tevens is genoteerd op welk tijdstip de eerste bloem geheel geopend was. Na elf weken, in week heeft een eindbeoordeling plaats gevonden. Hierbij is met name gelet op de plantopbouw. Per plant is genoteerd hoeveel scheuten wel of geen bloemen en/of knoppen hadden. Daarnaast is dit ook per zijscheut aan de hoofdplant gedaan.. RESULTATEN..1 Bloeisnelheid en -gelijkheid In Figuur 3 is per KD-behandeling weergegeven het aantal dagen van start KD tot aan het tijdstip dat minimaal één bloemknop zichtbaar was met het oog. In Figuur 4 is het aantal dagen weergegeven van start KD tot dat er minimaal één open bloem aan de plant zat. De meeste knoppen waren 27 tot 3 dagen na start van de KD zichtbaar met 24

23 Begonia 'Netja' kdo kd 1 kd2 kd 3 kd4 kd kd kd7 kd 8 kd9 kd 10 kd 11 kd kd 13 kd 14 kd 1, Figuur 3 - Cumulatief verloop totaal aantal planten (n = 72) met minimaal een zichtbare knop Begonia 'Nstja' Figuur 4 - Cumulatief verloop totaal aantal planten (n = 72) met minimaal een geheel geopende bloem

24 het oog. De eerste bloem was 4 tot 0 dagen na start van de KD zichtbaar. Bij een aantal behandelingen was al binnen drie weken vanaf start KD een knop zichtbaar met het oog. Met name bij de behandeling waarbij direct LD is gegeven en geen KD (zwarte lijn). Hoogstwaarschijnlijk was deze plant reeds geïnduceerd bij aanvang van het onderzoek. Uit literatuur is bekend dat de uitgroei van bloemknoppen gestimuleerd wordt door LD. Uit de figuren blijkt duidelijk dat er verschillen zijn tussen de behandelingen. Uit het verloop van de twee uiterste behandelingen blijkt duidelijk dat een langere KDperiode leidde tot een snellere en gelijke bloei. Het verloop bij de behandeling 1 en 2 dagen KD week niet veel af van de behandeling 0 dagen KD. De lijnen van de behandelingen 3, 4, en dagen KD lopen dicht bijeen, evenals die van de behandelingen 7, 8, 9 en 10 en van de behandelingen 11 tot en met 1 dagen KD. Tabel 1 - Tijdsduur vanaf start KD tot aan eerste knop/bloem zichtbaar en de daarbij behorende positie aan de plant (okselknop van onderaf geteld) Aantal Dagen KD Tijdsduur KD-knop (dagen) Positie Tijdsduur KD-bloem (dagen) positie Tijdsduur van knop tot bloem (dagen) ' L.S.D Naast het tijdstip dat de eerste knop, c.q. bloem zichtbaar was is ook de positie van deze knop/bloem aan het plantje vastgelegd. Er is van onderen af geteld. De eerste (onderste) okselknop was positie 1, de tweede positie 2 enz. In Tabel 1 is het aantal dagen vanaf start KD totdat de eerste knop en bloem zichtbaar is, weergegeven. In deze tabel zijn de knoppen die binnen drie weken zichtbaar waren buiten beschouwing 2

25 gelaten, omdat deze hoogst waarschijnlijk al geïnduceerd waren voordat het onderzoek van start is gegaan. Uit deze tabel blijkt dat indien er geen KD wordt gegeven de planten iets later bloeien en gemiddeld op een iets hogere positie aan de plant...2 Plantopbouw Naast de bloei is ook de plantopbouw onderzocht. Per plant is genoteerd hoeveel scheuten wel of geen bloemen en/of knoppen hadden. Daarnaast is dit ook per zijscheut aan de hoofdplant gedaan. In Figuur is schematisch weergegeven hoe dit is bepaald. Eerst is het aantal scheuten (1 e graad) en het soort scheuten (= plant vegetatief of plant generatief) bepaald. Vervolgens is van de vegetatieve zijscheuten (2 e graad) weer op dezelfde wijze het aantal vegetatieve en generatieve scheuten bepaald (scheut vegetatief of scheut generatief). De onderste vegetatieve scheut was hierbij scheut 1, die daarboven scheut 2 enzovoort. Indien een (zij)scheut geen bloemen en/of knoppen had is deze als vegetatief beoordeeld, indien een (zij)scheut wel (zichtbare) bloemen en/of knoppen had is deze als generatief beoordeeld. In Figuur a tot en met h is per behandeling het aantal scheuten (1 e graad) en zijscheuten (2 e graad) weergegeven met wel of geen bloemen en/of knoppen. Indien een (zij)scheut geen bloemen en/of knoppen had is deze als vegetatief beoordeeld, indien een (zij)scheut wel bloemen en/of knoppen had is deze als generatief beoordeeld. Er is geen verschil in aantal vegetatieve en generatieve scheuten geconstateerd aan de hoofdplant tussen de behandelingen (Figuur 3a). De nummering van de 1 e graad-vertakking liep van onderen naar boven. De onderste scheut was dus de eerste scheut. Bij de eerste scheut bleek dat het aantal vegetatieve zijscheuten afnam, naarmate er een langere KD-periode werd aangehouden. Daarentegen nam het aantal generatieve zijscheuten toe naarmate er een langere KD-periode werd aangehouden. Bij de tweede, derde en vierde scheut nam het aantal vegetatieve zijscheuten eveneens af naarmate de KD-periode langer werd aangehouden. Het aantal generatieve zijscheuten nam echter bij deze scheuten toe bij vier tot vijf dagen KD. Bij een langere KD-periode nam het aantal generatieve zijscheuten af. De verschillen in plantopbouw die werden verkregen bleken tussen de behandelingen groot te zijn. Dit is duidelijk te zien op Foto 14. Bij een langere KD-periode werden de planten kleiner met minder vegetatieve scheuten en meer bloemen en knoppen. 27

26 scheut generatief Figuur - Schematische weergave bepaling plantopbouw ^ p^;:: :?.'.? ^ V %'. S 0 ej.ïgen KD *"4i*- tir f 14 daijcn KD 21 (Ingen KD Foto 74 - Plantopbouw sterk afhankelijk van het aantal dagen KD. Hoe langer de KD, hoe korter de plant

27 'Netja' 'Netja' lescheut S r- i4 s «h 4 a é aa 4 1 h n m iv«g«lali«f raowwntttf 0 L D S aantal dagen KD 21 'Netja' 1 3escneut ~ nn n 3 o 3 j ; : 1 f]" f i s :ililuui iüiiii«j_ O S aantaldagen KO Figuur a t/m d Aantal vegetatieve en generatieve scheuten en zijscheuten per KDbehandeling

28 - I r I 4 > 3 1 ë o 1 I i 'Netja' 4»schout S (dagen KD i Sascheut O S aantaldagenko 'NeÇa' sscheut I.o. s «I 3 s 1 o 1 J m 1 m*, J i i ~m i m Jl i i s aantaldagenko avaottrtal S 'Netja' 7esen out i c 4 I «3 3 i» ë CB aantal dagenko wgmm Q QonvmM Figuur e t/m h - Aantal vegetatieve en generatieve scheuten en zijscheuten per KDbehandeling 30

29 ORIËNTEREND ONDERZOEK NAAR INVLOED KD-PERIODE TIJDENS TEELT OP BLOEI EN PLANTOPBOUW.1 INLEIDING EN DOEL Door de toenemende mechanisatie op de Begoniabedrijven en de wensen van de handel om een van tevoren gedefinieerd product op een vooraf vastgesteld tijdstip af te nemen, neemt de vraag naar sturing en gelijkheid in bloei op de teeltbedrijven toe. In het begin van de teelt moet voorkomen worden dat te vroege bloei optreedt en later in de teelt is, in verband met de arbeid en planning, het van belang dat de planten op het gewenste tijdstip zo gelijk mogelijk in bloei komen met voldoende bloemen en knoppen. In een eerste oriënterend onderzoek in de zomer van 199 is de invloed van vier verschillende KD-perioden ten opzichte van niet verduisteren op de bloei en de plantopbouw onderzocht..2 PROEFOPZET Dit onderzoek heeft plaats gevonden in één kasafdeling. Er is per tafel handmatig verduisterd met een verduisteringsdoek gedurende 0 (= niet verduisterd),, 10, 1 en dagen. Voor het verduisteren zijn de planten gestokt, het doek rustte bij de verduistering op de stokken. Bewortelde stekken zijn direct opgepot in een 13 cm-pot en geplaatst in de kas. Na oppotten hebben de planten eerst 3, week ( = 2 dagen) natuurlijke lange dag gehad en vervolgens zijn de verschillende KD-behandelingen in enkelvoud uitgevoerd. De proef is uitgevoerd met de cultivars 'Barkos', 'Netja dark', 'Rosanna', 'Renaissance', 'Pinto', 'Ann' en 'Athen'..3 ACCOMMODATIE De proef is uitgevoerd in afdeling 44 op de PBG-vestiging Proeftuin Zuid-Nederland in Horst. Deze afdeling is voorzien van twintig aluminium eb/vloed-roltafels. De regeling van het kasklimaat en het watergeef- en bemestingssysteem heeft plaatsgevonden met een Priva Integro klimaatcomputer. In de kas is een vernevelingsinstallatie geïnstalleerd. Als zonnescherm is een ILS 0 Ultra schermdoek met een zonwering van 0% gebruikt. Met het zonnescherm is geschermd tegen te hoge instraling..4 TEELTGEGEVENS In week zijn bewortelde stekken opgepot in een 13 cm-pot. Als potgrond is een eb/vloed-mengsel met 0% Zweeds Veenmosveen, 30% turfmolm en % perlite gebruikt. Als basisbemesting is 1,0 kg PG-mix per m 3 grond toegevoegd. Er is naar behoefte via een eb/vloedsysteem water met voeding gegeven. In alle kassen is een dagtemperatuur van 19 en een nachttemperatuur van 21 C ingesteld. Start van de dag-, respectievelijk nachttemperatuur liep gelijk met de natuurlijke dag- en nachtperiode. Eén graad boven de ingestelde temperatuur is gestart met luchten. Er is geschermd boven een stralingsintensiteit van 0 W/m 2, buiten gemeten met een Kipp-solarimeter. De planten zijn naar behoefte wijder gezet en geremd.

30 . WAARNEMINGEN Per ras is de duur bepaald van start KD (3, week na oppotten) tot 0% van de planten acht open bloemen hadden. Als maat voor de bloeigelijkheid is het aantal dagen tussen en 80% planten met minimaal acht open bloemen genomen. Aan het einde van de teelt is bij 'Netja dark' per behandeling van tien planten het aantal en soort scheuten (vegetatief of generatief) per plant en de verdeling over de plant bepaald. Van dezelfde planten is de hoogte en grootste breedte bepaald alsmede het versgewicht van de vegetatieve en generatieve delen. Naast de bloei is bij 'Netja dark' ook de plantopbouw onderzocht. Per plant is genoteerd hoeveel scheuten wel of geen bloemen en/of knoppen hadden. Daarnaast is dit ook per zijscheut aan de hoofdplant gedaan. In Figuur is schematisch weergegeven hoe dit is bepaald. Eerst is het aantal scheuten (1 e graad) en het soort scheuten (= plant vegetatief of plant generatief) bepaald. Vervolgens is van de vegetatieve zijscheuten (2 e graad) weer op dezelfde wijze het aantal vegetatieve en generatieve scheuten bepaald (scheut vegetatief of scheut generatief). De onderste vegetatieve scheut was hierbij scheut 1, die daarboven scheut 2 enzovoort. Indien een (zij)scheut geen bloemen en/of knoppen had is deze als vegetatief beoordeeld, indien een (zij)scheut wel (zichtbare) bloemen en/of knoppen had is deze als generatief beoordeeld.. RESULTATEN..1 Bloeisnelheid en -gelijkheid In Figuur 7 is per ras een overzicht gegeven van het verloop van de bloei. In Bijlage 2 is per opplanting en per ras een overzicht gegeven van het aantal dagen tot, 0 en 80% veilingrijp en het aantal dagen tussen en 80% veilingrijp. Met uitzondering van 'Athen' gaf toepassen van een KD-periode, ten opzichte van niet verduisteren, bij alle cultivars een kortere teeltduur. Afhankelijk van de cultivar gaf twintig dagen verduisteren ten opzichte van niet verduisteren een twee tot acht dagen kortere teeltduur (= periode van start KD tot 0% planten met minimaal acht open bloemen). Bij de meeste cultivars waren de verschillen tussen 10, 1 en KD klein, tien dagen verduisteren leek dus wat betreft de effecten op de bloei in deze opplanting voldoende. Bij 'Barkos' bleef de gelijkheid van de bloei hetzelfde. Langer verduisteren zorgde er niet voor dat de tijd tussen en 80% veilingrijp afnam, wel kwamen de planten eerder in bloei bij een toenemende verduisteringsduur. Bij 'Rosanna' bleef de uniformiteit van de bloei ook ongeveer gelijk, verder bleek 10, 1 of dagen KD een duidelijk kortere teeltduur te geven ten opzichte van 0 en dagen KD...2 Plantopbouw In Tabel 2 is het gemiddelde aantal vegetatieve en generatieve scheuten en zijscheuten per behandeling weergegeven. Bij dagen KD is het totaal aantal 1e graad-scheuten (plant totaal) iets lager dan bij de overige behandelingen. Bij de 2e graad-vertakking 32

31 (scheut vegetatief en scheut generatief) nam zowel het aantal vegetatieve als generatieve zijscheuten sterk af naarmate er langer verduisterd werd. Het totaal aantal scheuten bij twintig dagen verduisteren was nog niet de helft van dat bij de niet verduisterde behandeling. Daarnaast was het aandeel aan generatieve scheuten hoger bij de behandeling met dagen KD. Bij twintig dagen verduisteren was 77% van de zijscheuten generatief, zonder verduisteren was dit circa 10% minder. Tabel 2 - Gemiddeld aantal vegetatieve en generatieve scheuten per plant bij 'Netja dark', oppotweek 39 Plant vegetatief plant generatief totaal plant scheut vegetatief Scheut generatief totaal scheut 0 KD KD 10 KD 1 KD KD

32 OKD _SKD 10 KD mm 1 KD _KD i» S «1 i " Aartal dagan na MM KDparioda Aartat dagan na atartkd-pahoda Aartal dagan nastart KDparioda Aantal dagannaatarttcd-parioda Aantal daganna «tart KOpariods NetjaDark nmfdrtkdfwiad«figuur 7- Overzicht verloop bloei

33 In Figuur 8 is de verdeling van het aantal vegetatieve en generatieve zijscheuten over de plant weergegeven. Het totaal aantal zijscheuten per scheut nam sterk af naarmate het aantal korte dagen toenam. De afname was vooral te zien bij het aantal vegetatieve zijscheuten, de verschillen in aantallen generatieve zijscheuten waren veel kleiner. Bij de langste KD-periode waren al vanaf scheut 3 vrijwel alle zijscheuten generatief, bij scheut waren alle zijscheuten generatief. aantal dagenkd 10 1 vegetatief m generatief Figuur 8 - Aantal en soort (zij)scheuten en deverdeling over de plant bij 'Netja Dark' In de figuren 9 en 10 zijn voor 'Netja dark' de gemiddelde lengte en breedte en het versgewicht van de vegetatieve en generatieve delen weergegeven. Een langere KDperiode gaf kortere en minder brede planten. De planten bij de behandelingen met 1 en KD waren circa 3 cm korter dan de niet verduisterde planten. Het versgewicht van de vegetatieve delen nam af naarmate de KD-periode toenam. 0 en dagen KD gaven nog vrijwel hetzelfde gewicht, vanaf 10 dagen KD nam het vegetatieve gewicht snel af. Het gewicht van de generatieve delen was het grootst bij 10 dagen KD en is zowel bij een langere als bij een kortere KD-periode lager. 3

34 'Netja Dark' lengte D breedte 10 aantal dagen KD 1 Figuur 9 - Lengte en breedte bij 'Netja dark' aan het einde van de teelt bij de verschillende KDperioden 'Netja Dark' gew. veg. gew. gen. 10 aantal dagen KD 1 Figuur 10 - Versgewicht vegetatief en generatief bij 'Netja dark' aan het einde van de teelt bij de verschillende KD-perioden 3

35 7. INVLOED KD-PERIODE TIJDENS TEELT OP BLOEIEN PLANTOPBOUW. 7.1 INLEIDING EN DOEL Naast het ontstaan van te vroege bloei kan ook het niet op tijd of ongelijk in bloei komen van Begonia op praktijkbedrijven een probleem vormen. Uit een oriënterend onderzoek is gebleken (zie hoofdstuk ) dat bij vrijwel alle rassen de bloeisnelheid, de uniformiteit en de verdeling van de bloemen over de plant positief kan worden beïnvloed door het geven van een korte dag (KD)-periode. Op de bedrijven waar gewerkt wordt met KD is vaak een aparte afdeling aanwezig waarin een verduisteringsscherm is gemonteerd. Om deze afdeling zo klein mogelijk te houden (en de extra kosten van een verduisteringsscherm dus zo laag mogelijk) zou er zo kort mogelijk moeten worden geschermd. Daarnaast krijgt de plant gedurende de KD-periode minder groeilicht. Dit gaat ten koste van groei en scheutvorming. In dit onderzoek is nagegaan wat de invloed van drie verschillende KDperioden ten opzichte van niet verduisteren is op de bloei en de plantopbouw. 7.2 PROEFOPZET Dit onderzoek heeft plaats gevonden in vier kasafdelingen. In de verschillende afdelingen is een periode van 0 (= niet verduisterd),, en 18 dagen korte dag (KD) gegeven. Bewortelde stekken zijn direct opgepot in een 13 cm-pot en geplaatst in de verschillende afdelingen. Na oppotten hebben de planten eerst 3, week lange dag gehad en vervolgens zijn de verschillende KD-behandelingen uitgevoerd. Er is verduisterd met een beweegbaar verduisteringsscherm van uur tot 8.00 uur. De KD-behandelingen zijn per opplanting (oppotweek 18, en 39,1997) uitgevoerd in enkelvoud, maar drie teelten achter elkaar herhaald. Bij de statistische verwerking van de resultaten zijn de verschillende oppotweken gezien als herhalingen in de tijd. In Tabel 3 is een overzicht van de proefopzet weergegeven. Tabel 3 - Proefopzet Proeffactor Aantal Niveaus Beschrijving Seizoen 3 Voorjaar (oppotweek 18) Zomer (oppotweek ) Najaar (oppotweek 39) KD-periode 4»0 dagen KD dagen KD dagen KD 18 dagen KD Rassen 1 'Ann', 'Athen','Azotus'. 'Barkos', 'Bellona', 'Brit dark', (7 rassen in alle 3 'Dardanos', 'Karina'. 'Marianne', 'Netia dark'. 'Pinto', opplantingen) 'Radiant', 'Rood '90'. 'Rosanna'. 'Sotiria'

36 7.3 ACCOMMODATIE De proef is uitgevoerd in vier afdelingen op de PBG-vestiging Proeftuin Zuid-Nederland in Horst. Deze afdelingen zijn voorzien van twintig aluminium eb/vloed-roltafels. De regeling van het kasklimaat en het watergeef- en bemestingssysteem heeft plaatsgevonden met een Priva Integro klimaatcomputer. In alle kassen is een vernevelingsinstallatie geïnstalleerd. In de kassen zijn twee schermen geïnstalleerd, een zonnescherm (ILS 0 Ultra schermdoek met een zonwering van 0%) en een verduisteringsscherm (LS Obscura). Het verduisteringsscherm is gebruikt om korte dag te verkrijgen en is tevens als energiescherm gebruikt. Met het zonnescherm is geschermd tegen te hoge instraling. De kassen zijn voorzien van assimilatiebelichting (SON-T-agro) met een belichtingsniveau van ca. W/m 2 groeilicht (P.A.R). 7.4 TEELTGEGEVENS In week 18, en zijn bewortelde stekken opgepot in een 13 cm-pot. Als potgrond is een eb/vloed-mengsel met 0% Zweeds veenmosveen, 30% turfmolm en % perlite gebruikt. Als basisbemesting is 1,0 kg PG-mix per m 3 grond toegevoegd. Er is naar behoefte via een eb/vloedsysteem water met voeding gegeven. Bij de opplanting in week 39 is er aanvullend belicht met assimilatiebelichting tot een daglengte van achttien uur. Er werd één uur voor zonsondergang gestopt met belichten en de donkerperiode (zes uur) werd aangesloten aan de dag gegeven. Overdag is er belicht als de instraling buiten onder de 0 W/m 2 (gemeten met een Kipp-solariemeter) kwam. Bij de teelten in week 18 en is niet belicht en is tijdens de langedag-periode de natuurlijke daglengte aangehouden. In alle kassen is een dagtemperatuur van 19 en een nachttemperatuur van 21 C ingesteld. Eén graad boven de ingestelde temperatuur is gestart met luchten. Er is geschermd boven een stralingsintensiteit van 0 W/m 2, buiten gemeten met een Kipp-solari-meter. De planten zijn naar behoefte wijder gezet en geremd. Bij de opplantingen in week en 39 is een klein aantal planten niet geremd om de verschillen in lengtegroei en versgewicht tussen de KD-behandelingen te onderzoeken. 7. WAARNEMINGEN Per ras is de duur bepaald van start KD (3, week na oppotten) tot 0% van de planten drie open bloemen hadden. Als maat voor de gelijkheid van de bloei is het aantal dagen tussen en 80% planten met minimaal drie open bloemen genomen. Bij de opplantingen van week en 39 zijn een aantal extra waarnemingen gedaan. De toename van het versgewicht en de lengte tijdens de KD-periode is onderzocht. Hiervoor is bij iedere behandeling het gewicht en de lengte bij start van de KD-periode en na achttien dagen (langste KD-behandeling) bepaald. Verder zijn gedurende de teelt de temperatuur en de hoeveelheid PAR-licht (photosynthetic active radiation) geregistreerd. Bij de opplanting van week 39 is bij 'Netja dark' een aantal aanvullende waarnemingen verricht. Hierbij is het aantal en soort scheuten (vegetatief of generatief) per plant en de verdeling over de scheuten over de plant bepaald. Per plant is genoteerd hoeveel scheuten wel of geen bloemen en/of knoppen hadden. Daarnaast is dit ook per zijscheut aan de hoofdplant gedaan. In Figuur is schematisch weergegeven hoe dit is bepaald.

37 Eerst is het aantal scheuten (1 8 graad) en het soort scheuten (= plant vegetatief of plant generatief) bepaald. Vervolgens is van de vegetatieve zijscheuten (2 e graad) weer op dezelfde wijze het aantal vegetatieve en generatieve scheuten bepaald (scheut vegetatief of scheut generatief). De onderste vegetatieve scheut was hierbij scheut 1, die daarboven scheut 2 enzovoort. Indien een (zij)scheut geen bloemen en/of knoppen had is deze als vegetatief beoordeeld, indien een (zij)scheut wel (zichtbare) bloemen en/of knoppen had is deze als generatief beoordeeld. 7. RESULTATEN 7..1 Klimaatrealisatie Tabel 4 geeft een overzicht van de gemiddeld gerealiseerde etmaaltemperatuur per opplanting per KD-behandeling over de gehele proefperiode. Bij de opplantingen in week 18 en was de gemiddelde gerealiseerde etmaaltemperatuur door de hoge buitentemperaturen hoger dan de ingestelde temperatuur. De afwijking tussen de verschillende KD-behandelingen bleef echter binnen de meetafwijking van de temperatuurvoelers ( + /- 0. C). Tabel 4 - Gemiddeld gerealiseerde etmaaltemperaturen ( C) 0 dg KD dg KD dg KD 18 dg KD Week Week Week Bloeisnelheid en -gelijkheid In Tabel is per KD-behandeling weergegeven het aantal dagen van start KD tot dat, 0 en 80% van de planten drie geopende bloemen ( = veilingrijp) hadden. Dit is een gemiddelde van alle rassen over de drie opplantingen. De behandelingen met een KDperiode bloeiden significant sneller dan de behandeling waarbij geen KD werd gegeven. Tussen de behandelingen met een KD-periode van zes tot achttien dagen waren onderling geen significante verschillen in bloeisnelheid. Bij en 0% veilingrijp waren alle KD-behandelingen sneller dan de behandeling zonder KD. Bij 80% waren en 18 dagen KD sneller veilingrijp dan de behandeling zonder KD. Een KD-periode van achttien dagen gaf bovendien een korter aantal dagen tussen en 80% veilingrijp ten opzichte van niet verduisteren. Een KD-behandeling van achttien dagen gaf dus een gelijkmatigere bloei. 39

38 Tabel - Tijdsduur (dagen) vanaf start KD tot % veilingrijpe planten (veilingrijp = minimaal drie open bloemen) Dagen tot veilingrijp % 0 dagen KD dagen KD dagen KD 18 dagen KD % 33.9 a 30.8 bc.4 C.9 c 0%. a 33.7 b 32.2 B 32.2 b 80% 40.2 a.0 ab 3.4 B 34.9 b - 80 % 7.0 a.2 a.0 Ab.1 b In de Figuren 11a tot en met 11 ah is per ras, per opplanting een overzicht gegeven van de bloei. In Bijlage 3 is per opplanting en per ras een overzicht gegeven van het aantal dagen van start KD tot, 0 en 80% veilingrijp en het aantal dagen tussen en 80% veilingrijp. Niet alle rassen zijn echter in iedere opplanting onderzocht. Bij praktisch alle rassen gaf toepassing van KD een ongeveer vijf dagen kortere teeltduur (= duur tot 0% veilingrijp). Uitzondering hierop lijken 'Karina', 'Ann' in week 18, 'Azotus' in week en Tinto' in week 39. Bij 'Karina' werd alleen bij de opplanting in week 39 een iets kortere teeltduur gerealiseerd door het toepassen van KD. Bij 'Ann' in de opplanting van week 18 en bij 'Azotus' in week waren er geen verschillen in teeltduur tussen de verschillende KD-behandelingen. Bij 'Pinto' opgeplant in week 39 gaf de langste KD-periode de langste teeltduur. Bij twee rassen was het verschil in teeltduur tussen wel en geen KD groot. Bij zowel 'Bellona' als 'Radiant' was de teeltduur tot circa tien dagen langer indien geen KD gegeven werd. Opvallend is dat bij de opplanting van week 39 de periode van start KD tot 0% veilingrijp duidelijk veel langer was ten opzichte van de twee andere opplantingen. Deze vergelijking kan alleen worden gemaakt over de zeven rassen die in ieder opplanting zijn meegenomen. Hieruit blijkt dat het bij de eerste twee opplantingen (oppotweek 18 en ) ongeveer dertig dagen duurt van start KD tot 0% bloei. Bij de opplanting van week 39 is deze periode tien tot veertien dagen langer. 40

39 %plantonmetmin. 3openbloemen 8 g 8 S 8 %plantenmetmin 3openbloemen o 8 è 8 S 8 %plantenmetmin 3openbloemen o 8 à T! 1 r S 1ß I I»CD 3 i è - *» 3 J_?A %plantenmotmin 3openbloemen m g..o 8 è 8 S I T i i r %plantenmetmin 3openbloamen a - 3 M S 1. o 8 è * 8CD 1plantenmetmin 3openbloemen o 8 è ; r 1 l i i i 1 SS \ * 3* 8 ê - «- %piantenmetmin. 3open bloemen S I 8 S 8 s Optantenmetmin.3open bloemen o 8 ê I I I I ^ > o a S S gift ëcd 3 -» -» ai o * ï * o x x o OD Figuur 11 a tm h- Overzicht verloop bloei

40 Tabel - Tijdsduur (dagen) vanaf start KD tot % veilingrijpe planten (veilingrijp = minimaal drie open bloemen) Dagen tot veilingrijp % 0 dagen KD dagen KD dagen KD 18 dagen KD % 33.9 a 30.8 bc.4 C.9 c 0%. a 33.7 b 32.2 B 32.2 b 80% 40.2 a.0 ab 3.4 B 34.9 b - 80 % 7.0 a.2 a.0 Ab.1 b In de Figuren 11a tot en met 11 ah is per ras, per opplanting een overzicht gegeven van de bloei. In Bijlage 3 is per opplanting en per ras een overzicht gegeven van het aantal dagen van start KD tot, 0 en 80% veilingrijp en het aantal dagen tussen en 80% veilingrijp. Niet alle rassen zijn echter in iedere opplanting onderzocht. Bij praktisch alle rassen gaf toepassing van KD een ongeveer vijf dagen kortere teeltduur (= duur tot 0% veilingrijp). Uitzondering hierop lijken 'Karina', 'Ann' in week 18, 'Azotus' in week en 'Pinto' in week 39. Bij 'Karina' werd alleen bij de opplanting in week 39 een iets kortere teeltduur gerealiseerd door het toepassen van KD. Bij 'Ann' in de opplanting van week 18 en bij 'Azotus' in week waren er geen verschillen in teeltduur tussen de verschillende KD-behandelingen. Bij 'Pinto' opgeplant in week 39 gaf de langste KD-periode de langste teeltduur. Bij twee rassen was het verschil in teeltduur tussen wel en geen KD groot. Bij zowel 'Bellona' als 'Radiant' was de teeltduur tot circa tien dagen langer indien geen KD gegeven werd. Opvallend is dat bij de opplanting van week 39 de periode van start KD tot 0% veilingrijp duidelijk veel langer was ten opzichte van de twee andere opplantingen. Deze vergelijking kan alleen worden gemaakt over de zeven rassen die in ieder opplanting zijn meegenomen. Hieruit blijkt dat het bij de eerste twee opplantingen (oppotweek 18 en ) ongeveer dertig dagen duurt van start KD tot 0% bloei. Bij de opplanting van week 39 is deze periode tien tot veertien dagen langer. 40

41 %plantenmetmin. 3openbloemen %plantenmetmin. 3openbloemen %plantenmetmin 3openbloemen o S è 8 8 8,o S è 8 S 8 s I i S m l M & i i S, (D 3 I I 8 - M 8 : : ; I %plantenmetmin. 3openbloemen è 8 S m. T i i r S S m I co %plantenmetmi n 3openbloemen o o o o o S 1 i ; CD 8- s Ä - * 3"»CD 3 %plantenmetmin. 3openbloemen I Ê 'Kplantenmetmin. 3openbloemen ganten metmin.3open bloemen o g è o 8 ê 8 S 8 S ï I I.1 8 (D 3 è - ê - III * -* <A O gg D I I I I _. _» a> o»»»!! S S o D Figuur 11 a tm h- Overzicht verloop bloei

42

43 %plantenmetmin. 3openbloemen %plantenmetmin. 3openbloemen %plantenmetmin. 3openbloemen fo *. en co o o o o o o o o 8 è o 8 è IS - 1 i gft 1 I è ff e«! i.,1 0) M -»! '8" CO III -* -* o> O î ï a a S g 8 %plantenmetmin. 3openbloemen o o o o o 8 %plantenmetmin 3openbloemen S è 8 g 8 t I.! g 2 3 0) $ s "plantenmetmin. 3openbloemen g ë 8 8 I I I I Sri î ï * * gg o 9 o Figuur 11 i tm n- Overzicht verloop bloei

44

45 % planten met min. 3 open bloemen o 8 è %planten met min. 3 open bloemen o 8 à 8 S 8 a - ift - i f 3< 2 û) a> 3 3 CD 3 fa s ft i iif ié - 8 % planten met min. 3 open bloemen % planten met min. 3 open bloemen..o 8 è è i 1. I 3 ÜF»S- 8 ^ 3 CD f«i a * * 8 J 3 0) ro SS i g o %planten met min. 3open planten o 8 ê 8 S 8 "i i r %plantenmet min. 3open bloemen o 8 ê Figuur 11 o tm t- Overzicht verloop bloei

46

47 %plantonmetmin. 3openbloemen M at OD o o o o o o %plantenmetmin. 3open bloemen 8 è 8 S 8 %plantenmetmin. 3openbloemen,o o o S S 8 a - s m S Sfe 1. S & - i i Q) %plantenmetmin. 3openbloemen S ê g 8 %plantenmetmin 3openbloemen o S è g g 8 s %plantenmetmin. 3openbloemen S ê g g 8 i i 1. I s - & - %planten metmin. 3openbloemen o S è g g 8 %plantenmetmin. 3openbloemen o S è o SF j * 1 0) ^ TT è - è - F '9uur 7 1 u tm ab- Overzicht verloop bloei l I l l -* -* a o o o I I I I -* -* o> o ï ï * * SS

48

49 %plantenmetmin. 3openbloemen o ë ê 8 g 8 %plantenmetmin. 3openbloemen g è 8 g 8 %plantenmetmin. 3openbloemen o 8 ê 8 g 8!» i! Pi 1»8 0) I I S m I 1 % 3J 8 s il ggss %plantenmetmin. 3openbloemen o S è %plantenmetmin 3openbloemen S è %plantenmetmin. 3openbloemen 8 è 8 S 8 I I l l ggss F iguur 11 ac tm ah- Overzicht verloop bloei

50 7..3 Gewichtstoename tijdens KD-periode Tijdens de KD-periode wordt bij natuurlijke lange dag een deel van het groeilicht weg geschermd door het dichttrekken van het verduisteringsscherm terwijl het nog licht is. Hierdoor zal er minder (groei)licht in de kas komen dan wanneer er niet verduisterd wordt. In Tabel is de dagelijkse hoeveelheid Photosynthetic Active Radiation (PAR) gemeten in de kas tijdens de KD-periode bij oppotweek weergegeven bij de verschillende KD-perioden. Uit deze tabel blijkt dat dit tijdens de achttien dagen durende KD-behandeling 18% minder PAR-licht op het gewas kwam ten opzichte van niet verduisteren. Tabel - Etmaalsom Photosynthetic Active Radiation (PAR) gemeten in de kas tijdens de KDperiode bij oppotweek uitgedrukt in J/cm 2 Odg KD dg KD dg KD 18 dg KD Datum 1 2/08/97 13/08/97 14/08/97 1/08/97 1/08/ /08/ /08/97 19/08/97 /08/97 21/08/97 22/08/97 23/08/97 24/08/97 2/08/97 2/08/97 27/08/97 28/08/97 /08/ Gemiddeld minder PAR tov 0 KD 100% 92% -8% 87% -13% 82% -18% Bij de opplantingen in week en week 39 is zowel aan het begin van de KD-periode als na achttien dagen (is de duur van de langste KD-behandeling) het gemiddelde versgewicht en de lengte van tien niet geremde planten per KD-behandeling bepaald. De gewichts- en lengtetoename tijdens de KD-periode zijn weergegeven in de figuren 1 2 en 13. 4

51 oppotweek 100 c m a. X <D a. x: u <u en <u > E (0 c (U o gewicht lengte OKD KD KD 18 KD Figuur - Gemiddelde toename versgewicht en lengte gedurende 18 dagen, oppotweek 100 oppotweek 39 c J Q. dl Q. ie o S <u O) gewicht lengte <u E (0 c O) o OKD KD KD 18 KD Figuur 13 - Gemiddelde toename versgewicht en lengte gedurende 18 dagen, oppotweek 39 47

52 Uit de figuren blijkt dat de gewichtstoename tijdens de KD-periode geringer is naarmate er langer verduisterd wordt. Naast de positieve invloed van het geven van een KDperiode op de bloei is er dus ook een negatief effect op de hoeveelheid groeilicht en daarmee op de groei. Om deze reden is de langste KD-periode niet zondermeer de beste Plantopbouw Naast de bloei is bij de partij 'Netja dark' van oppotweek 39 ook de plantopbouw onderzocht. Per plant is genoteerd hoeveel scheuten wel of geen bloemen en/of knoppen hadden. Daarnaast is dit ook per zijscheut aan de hoofdplant gedaan. In Tabel 7 is het gemiddelde aantal vegetatieve en generatieve scheuten en zijscheuten per behandeling weergegeven. Bij en dagen KD was het totaal aantal 1e graad scheuten (plant totaal) gelijk aan dat bij de behandeling zonder KD. Bij en dagen KD waren er iets meer generatieve scheuten. Bij 18 dagen KD nam het totaal aantal scheuten af. Het aantal generatieve scheuten was gelijk aan de behandeling zonder KD, het aantal vegetatieve scheuten was lager. Bij de 2e graad vertakking (scheut vegetatief en scheut generatief) waren bij de behandelingen en 18 dagen KD bijna alle scheuten generatief, bij 0 en dagen waren er ook nog enkele vegetatieve scheuten. Bij toepassing van een KD-periode nam het totaal aantal scheuten af naarmate er een langere KD-periode werd aangehouden. Doordat bij de 1e graad vertakking het aantal generatieve scheuten (deze geven vervolgens geen nieuwe zijscheuten meer!) toenam, nam het totaal aantal scheuten af bij een langere KD-periode. Evenals bij de invloed van de KD-periode op het versgewicht zal ook hier dus de langste KD-periode niet noodzakelijkerwijs het meest gewenste teeltresultaat geven. Het is wel zo dat het gewas kleiner wordt, waardoor minder scheutvorming noodzakelijk is om toch nog een 'gevulde plant' te krijgen. Tabel 7 - Gemiddeld aantal vegetatieve en generatieve scheuten bij 'Netja dark', oppotweek 39 Behandeling plant plant Totaal plant scheut Scheut ' Totaal vegetatief generatief (1 8 graads) vegetatief generatief scheut (2 a graad) 0 KD KD KD 18 KD In Figuur 14 is de verdeling van het aantal vegetatieve een generatieve zijscheuten over de plant weergegeven. Alle zijscheuten van scheut 1 aan de plant (scheut 1 = de onderste vegetatieve scheut) waren bij 18 dagen KD generatief. Bij de andere KDbehandelingen was een gedeelte vegetatief en een gedeelte generatief. Alle zijscheuten van scheut 2 waren bij 1 2 en 18 dagen KD generatief. Bij scheut waren de zijscheuten bij alle behandelingen allemaal generatief. 48

53 Netja dark aantalensoort zijscheuten Lengte KD-periode indagen vegetatief m generatief Figuur 14 - Aantal en soort (zij)scheuten per behandeling Netja dark oppotweek 39' 49

54 8. VERGELIJK KD-PERIODE VAN 1 x 7 DAGEN MET 2x DAGEN OP GROEI ENBLOEI 8.1 INLEIDING EN DOEL Uit de proeven naar de optimale lengte van de KD-behandeling voor jaarrondbloei is gebleken dat met een KD-periode van zeven tot twaalf dagen goede resultaten behaald kunnen worden. In de praktijk zijn er nog veel bedrijven die geen automatische verduisteringsinstallatie hebben. Op een groot deel van deze bedrijven wordt wel verduisterd, maar het verduisteringdoek wordt handmatig gesloten en geopend. In het weekend wordt dit veelal om, praktische redenen, overgeslagen. In de praktijk wordt op deze bedrijven daarom 2x dagen KD aangehouden met daartussen twee LD-dagen, terwijl op de bedrijven met een geautomatiseerde verduisteringinstallatie veelal een periode van 7 dagen KD achterelkaar wordt aangehouden. Om een juiste bedrijfseconomische keuze te maken tussen een investering van een handmatige dan wel een geautomatiseerde verduisteringsinstallatie is het van belang naast de kosten voor afschrijving, onderhoud en arbeid ook te weten wat de effecten op de groei, bloeisnelheid en -gelijkheid zijn. Om deze reden is een onderzoek uitgevoerd waarbij een verduisteringsperiode van 2x dagen is vergeleken met 7 dagen achter elkaar verduisteren. Uit het KD-onderzoek is tevens gebleken dat het effect van de KDperiode sterk afhankelijk is van het sortiment. Ook het seizoen (hoeveelheid licht) heeft hierop invloed. Om deze redenen zijn twee proeven uitgevoerd, in het voorjaar en het najaar van 1998, met een breed sortiment (acht cultivars). Het doel van dit onderzoek was na te gaan of er verschillen in groei, bloeisnelheid en bloeigelijkheid zijn tussen een KD-periode van 1x7 dagen en een KD-periode van 2x dagen bij een breed sortiment Begonia. 8.2 PROEFOPZET In Tabel 8 zijn de proeffactoren met de daarbij behorende proefniveaus weergegeven. Er zijn twee KD-periodes met elkaar vergeleken. Een KD-periode van 7 dagen achter elkaar en een KD-periode van 2x dagen met daartussen 2 LD-dagen. Om de seizoensinvloed na te gaan zijn twee proeven uitgevoerd. Eén proef in het voorjaar op de PBG-locatie in Aalsmeer en één proef in het najaar op de PBG-locatie in Horst. De inrichting van de kassen en het teeltsysteem (eb/vloedtafels) van beide locaties waren vergelijkbaar met elkaar. De proeven zijn uitgevoerd met acht rassen uit diverse groepen binnen het Begonia-sortiment. Het sortiment was echter niet in voor- en najaar voorhanden. Om deze reden zijn in totaal elf rassen onderzocht, waarvan vier in beide proeven zijn opgeplant. 0

55 In beide proeven is het onderzoek uitgevoerd in twee identieke kassen met een verduisteringsinstallatie en assimilatiebelichting (ca. W/m2 P.A.R.). Gedurende de LD-periodes is een daglengte van achttien uur aangehouden. Hierbij is de natuurlijke daglengte aangevuld met assimilatiebelichting. Gedurende de KD-periodes is een daglengte van tien uur aangehouden. In de voorjaarsproef zijn per kas, per cultivar twee proefvelden van 9 (x1) planten aangehouden. In de najaarsproef één proefveld per kas, per cultivar. Tabel 8 - Proefopzet Proeffactor Seizoen aantal niveaus Beschrijving Voorjaar (oppotweek 10) Najaar (oppotweek 3) KD-periode KD-periode van 7 dagen achter elkaar KD-periode van 2x dagen met daartussen twee LD-dagen Rassen 11 (4 in beide opplantingen) 'Bellona' (Barkos-groep) week 'Netja Dark' (llona-groep) week 'Rosanna' (rosalie-groep) week 'Renaissance Karina' (Renaissance-groep) week 'Athen' (overige) week 10 'Mariette' (llona-groep) week 10 'Najade' (Nixe/Nymphe-groep) week 10 'Pinto' (BBA) week 10 'Britt dark' week 3 'Azotus' week 3 'Rood '90' week 3 1

56 8.3 VOORJAARSPROEF Accomodatie De voorjaarsproef is uitgevoerd in L1 en L301 op de PBG-vestiging Aalsmeer. Deze afdelingen zijn voorzien van zes aluminium eb/vloed-roltafels. Er kan één bemestingsschema per kas gegeven worden. De regeling van het kasklimaat en het watergeef- en bemestingssysteem heeft plaatsgevonden met een multi-levelsysteem (HP). In beide kassen is een vernevelingsinstallatie geïnstalleerd. Dit is een hydraulisch hogedruk-systeem, waarbij het water onder druk van 0 bar verneveld wordt. In de kassen zijn twee schermen geïnstalleerd, een zonnescherm (L.S.-1 schermdoek met een zonwering van 0%) en een verduisteringsscherm. Het verduisteringsscherm is gebruikt om korte dag te verkrijgen en is tevens als energiescherm gebruikt. Met het zonnescherm is geschermd tegen te hoge instraling. De kassen zijn voorzien van assimilatiebelichting (SON-T-agro) met een belichtingsniveau van ca. W/m 2 groeilicht (P.A.R). Om na te gaan hoeveel PAR-licht op het gewas is gekomen is in beide kassen een PAR-lichtmeter geplaatst, die continu het PAR-licht gemeten en vastgelegd heeft op een datalogger Teeltgegevens In week zijn bewortelde stekken van alle in dit onderzoek betrokken cultivars opgepot in een 13 cm-pot. Als potgrond is een eb/vloed-mengsel (grof) met 8% turfstrooisel en 1% perlite gebruikt. Als basisbemesting is 0,7 kg PG-mix per m 3 grond toegevoegd. Er is naar behoefte via een eb/vloedsysteem water met voeding gegeven. In de voedingsoplossing is een EC van 1,7 aangehouden en een ph van,. Het voedingsschema staat weergegeven in Bijlage 1. De eerste 3, week na oppotten is LD (18 uur) aangehouden met assimilatiebelichting. Na 3, week zijn de KDbehandelingen ingezet. In kas L1 is een KD-behandeling van 2x dagen gegeven en in kas L301 een KD-behandeling van 1x7 dagen. Gedurende de KD-behandelingen is een daglengte van tien uur aangehouden. Na de KD-behandelingen is weer LD aangehouden met assimilatiebelichting tot een daglengte van achttien uur. In beide kassen is een dagtemperatuur ingesteld van 19 C en een nachttemperatuur van 21 C. Eén graad boven de ingestelde temperatuur is gestart met luchten. Gedurende de gehele teelt is geschermd boven een stralingsintensiteit van 40 W/m 2 buiten gemeten met een Kipp-solari-meter. Overdag werd C0 2 gedoseerd tot een niveau van 700 ppm. Overdag is vanaf een vochtdeficit van 4, g/kg droge lucht geneveld. De planten zijn naar behoefte één tot tweemaal wijder gezet. De rassen zijn naar behoefte geremd. Tussen de KD-behandelingen is per ras geen verschil in remmen aangebracht. In week 13 zijn 'Renaissance Karina', 'Bellona', 'Mariette' en 'Rosanna' geremd met 1 ml/l chloormequat (70 g/l). In week 14 is 'Renaissance Karina' met 1 ml/l chloormequat geremd en alle andere rassen met 0, ml/l. Bij aanvang van de proef waren bij 'Rosanna' reeds bloemknoppen zichtbaar. Deze zijn verwijderd. Verder zijn in week 1 2 en 1 alle zichtbare bloemen geplukt. Twee weken na oppotten moest bij 'Athen' zeer veel 2

57 bloemen worden geplukt. Bij 'Renaissance Karina' moest ook behoorlijk bloem worden geplukt maar duidelijk minder dan bij 'Athen'. Bij 'Rosanna' en 'Najade' is redelijk wat bloem geplukt. Bij 'Mariette' en Tinto' weinig en bij 'Bellona' en 'Netja Dark' hoefde geen bloem worden geplukt. Er was geen duidelijk verschil in hoeveelheid bloem die weggeplukt is tussen de twee KD-behandelingen Waarnemingen Per proefveld is de bloeisnelheid van de planten bepaald vanaf oppotten. Dit is gedaan door te noteren op welk tijdstip een plant drie open bloemen had. Tevens is hieruit de bloeigelijkheid berekend. Hiervoor is de periode genomen vanaf het moment dat % van het proefveld minimaal drie open bloemen had tot het moment dat 80% van het proefveld minimaal drie open bloemen had. Op het moment dat 0% van een ras drie open bloemen had heeft een eindbeoordeling plaats gevonden. Hierbij is van tien planten per proefveld de planthoogte en het vers- en drooggewicht van de vegetatieve en generatieve (bloemen en bloemstelen) delen bepaald. Om na te gaan in hoeverre de ingestelde temperatuur en relatieve luchtvochtigheid zijn gerealiseerd zijn deze gedurende de proef continu gemeten en vastgelegd via de meetboxen van het regelsysteem. Om na te gaan hoeveel PAR-licht op het gewas is gekomen is deze in beide kassen continu met P.A.R.-meters gemeten en vastgelegd op een datalogger Resultaten In Figuur 1 is de gemiddelde hoeveelheid licht op plantniveau in P.A.R. per KDbehandeling weergegeven. Hieruit blijkt dat naarmate de proef verder verliep de gemiddelde hoeveelheid licht toenam. Dit werd veroorzaakt door een langere natuurlijke dag en een toename van de natuurlijke stralingsintensiteit. Van dag 89 tot dag 101 zijn de twee KD-behandelingen uitgevoerd. In Figuur 1 is gedurende deze periode de gemiddelde hoeveelheid licht op plantniveau in P.A.R. per KD-behandeling weergegeven. Uit deze figuur blijkt duidelijk dat gedurende de eerste vijf dagen de gemiddelde hoeveelheid licht gelijk was tussen de behandelingen. Bij de behandeling 2x dagen KD is hierna gedurende twee dagen weer lange dag gegeven. De gemiddelde hoeveelheid licht was dan ook bij deze behandeling gedurende deze twee dagen hoger dan bij de behandeling 1 x 7 dagen KD. Na deze twee dagen is bij de behandeling 2x dagen KD weer kortedag gegeven in bij de behandeling 1 x 7 dagen KD is lange dag gegeven. De gemiddelde hoeveelheid licht bij de behandeling 1 x 7 dagen KD was dan ook hoger dan bij de behandeling 2x dagen KD. 3

58 Gemiddelde hoeveelheid P.A.R.-licht x dagen KO 1x7 dagen KD Figuur 1 - Gemiddelde hoeveelheid P.A.R.-licht (//mol/m2.s) bij 1 x 7 dagen en 2 x dagen KD gedurende de voorjaarsproef Gemiddelde hoeveelheid P.A.R.-licht? % 'm 7» E 3, ** /,' m. ' \ -2x dagen KD 1x7 dagen KD Dagnummer Figuur 1 - Gemiddelde hoeveelheid P.A.R.-licht (//mol/m2.s) bij 1 x 7 dagen en 2 x dagen KD gedurende de KD-periode De gewasgroei was bij beide KD-behandelingen goed en er werd een goede uitwendige kwaliteit behaald bij alle rassen. In de figuren 17 en 18 is het bloeiverloop per behandeling, per cultivar weergegeven. Bij beide KD-behandelingen bleek 'Najade' het snelste te bloeien. Daarna 'Mariette', 'Athen', 'Rosanna' en 'Netja Dark'. Als laatste bloeiden 'Renaissance Karina', 'Pinto' en 'Bellona'. Duidelijke verschillen in bloeisnelheid tussen de twee KD-behandelingen zijn niet geconstateerd. 4

59 Verloop procentuele bloei 1x7 dagen KD 100 Athen Bellona Mariette Najade Netja Dark Pinto Ren. Karina Rosanna aantal dagen na startko 40 4 Figuur 17 - Verloop procentuele bloei bij een KD-periode van 1 x 7 dagen Verloop percentage bloei 2x dagen KD 100 'Athen Bellona Mariette Najade Netja Dark Pinto Ren. Karina Rosanna aantal dagen na start KD 40 4 Figuur 18 - Verloop procentuele bloei bij een KD-periode van 2x dagen

60 In Bijlage 4 is het vers- en drooggewicht per behandeling, per cultivar in g per plant weergegeven. In de figuren 19 en is het versgewicht nog eens schematisch weergegeven. Tussen de rassen zijn duidelijke verschillen in hoogte en vers- en drooggewicht van het blad en bloemen geconstateerd. Ten aanzien van de hoogte is geen duidelijk verschil tussen de twee KD-behandelingen geconstateerd. Wel bleek het versgewicht van de planten bij de KD-behandeling van 7 dagen hoger te zijn dan bij de KD-behandeling van 2x dagen. Het verschil was echter gering. Kortedag-behandeling 1x7 dagen j iso Bblad Bbtoem Athen BoHona Marien«Naïade Net adark Pinto Ron.Karina Aosanne Figuur 19 - Versgewicht aan het einde van de proef per plant bij 1 x 7 dagen KD Kortedag-behandeling 2x dagen Bblad Bbloem Naïade Ren.Karina Rosanna Figuur - Versgewicht aan het einde van de proef per plant bij 2 x dagen KD De resultaten van dit onderzoek zijn sterk afhankelijk van de lichtomstandigheden. Om deze reden is dit onderzoek in het najaar herhaald.

61 8.4 NAJAARSPROEF Accomodatîe De najaarsproef is uitgevoerd in twee afdelingen op de PBG-vestiging Proeftuin Zuid- Nederland in Horst. Deze afdelingen zijn voorzien van twintig aluminium eb/vloedroltafels. De regeling van het kasklimaat en het watergeef- en bemestingssysteem heeft plaatsgevonden met een Priva Integro klimaatcomputer. Alle kassen zijn voorzien van een vernevelingsinstallatie en van insectengaas voor de luchtramen. In de kassen zijn twee schermen geïnstalleerd, een zonnescherm (ILS 0 Ultra schermdoek met een zonwering van 0%) en een verduisteringsscherm (LS Obscura). Het verduisteringsscherm is gebruikt om korte dag te verkrijgen en is tevens als energiescherm gebruikt. Met het zonnescherm is geschermd tegen te hoge instraling. De kassen zijn voorzien van assimilatiebelichting (SON-T-agro) met een belichtingsniveau van ca. W/m 2 groeilicht (PAR) Teeltgegevens In week 3 zijn bewortelde stekken opgepot in een 13 cm-pot. Als potgrond is een eb/vloed-mengsel met 0% Zweeds veenmosveen, 30% turfmolm en % perlite gebruikt. Als basisbemesting is 1,0 kg PG-mix per m 3 grond toegevoegd. Er is naar behoefte via een eb/vloedsysteem water met voeding gegeven. De eerste 3, week na oppotten is LD (18 uur) aangehouden met assimilatiebelichting. Na 3, week zijn de KDbehandelingen ingezet, conform de voorjaarsproef. Gedurende de KD-behandelingen is een daglengte van tien uur aangehouden. Na de KD-behandelingen is weer LD aangehouden met assimilatiebelichting tot een daglengte van achttien uur. In beide kassen is een dagtemperatuur ingesteld van 19 C en een nachttemperatuur van 21 C. Eén graad boven de ingestelde temperatuur is gestart met luchten. Gedurende de gehele teelt is geschermd boven een stralingsintensiteit van 40 W/m 2 buiten gemeten met een Kipp-solari-meter. Overdag werd C0 2 gedoseerd tot een niveau van 700 ppm. Overdag is er bij een rv lager dan 0% geneveld. De planten zijn naar behoefte wijder gezet en per ras naar behoefte geremd. Tussen de KD-behandelingen is per ras geen verschil in remmen aangebracht. Voor aanvang van de KD-periode zijn eventuele zichtbare bloemen en knoppen verwijderd. Bij alle rassen waren echter weinig tot geen bloemen en knoppen aanwezig Waarnemingen Per proefveld is de bloeisnelheid van de planten bepaald vanaf start KD. Dit is gedaan door te noteren op welk tijdstip een plant drie open bloemen had. Tevens is hieruit de bloeigelijkheid berekend. Hiervoor is de periode genomen vanaf het moment dat % van het proefveld minimaal drie open bloemen had tot het moment dat 80% van het proefveld minimaal drie open bloemen had. Op het moment dat 80% van een ras drie open bloemen had, heeft een eindbeoordeling plaats gevonden. Hierbij is van tien planten 7

62 per proefveld de planthoogte en het vers- en drooggewicht van de vegetatieve en generatieve (bloemen en bloemstelen) delen bepaald. Om na te gaan in hoeverre de ingestelde temperatuur en relatieve luchtvochtigheid zijn gerealiseerd zijn deze gedurende de proef continu gemeten en vastgelegd via de meetboxen van het regelsysteem. Om na te gaan hoeveel PAR-licht op het gewas is gekomen is deze in beide kassen continu met P.A.R.-meters gemeten en vastgelegd op een datalogger Resultaten In Figuur 21 is de hoeveelheid licht op plantniveau in P.A.R. per KD-behandeling gedurende de KD-periode weergegeven. Bij de 1 x 7 dagen KD-behandeling is op 2 september (19.00 uur) gestart met de KD en in de nacht van 2 op 3 oktober weer overgegaan op een LD met aanvullende belichting tot achttien uur. Bij de 2 x KDbehandeling is eveneens op 2 september gestart met de KD-behandeling en is in de nacht van 30 september op 1 oktober en van 1 oktober op 2 oktober een korte nacht ( = lange dag) gegeven. Vervolgens is bij deze behandeling weer tot 7 oktober (8.00 uur) KD aangehouden. In de figuren 22 en 23 is het bloeiverloop per behandeling, per cultivar weergegeven. Bij beide KD-behandelingen bloeiden 'Rood '90', 'Netja dark' en 'Rosanna' het snelste. Daarna volgden 'Brit dark', 'Renaissance Karina' en 'Azotus'. 'Bellona' bloeide het laatste, en ook het minst uniform. Bij deze laatste cultivar was het aantal dagen tussen % en 80% bloeiende planten ruim twee weken bij de behandeling met 2x dagen KD en zelfs drie weken bij de behandeling met 1x7 korte dagen. Per cultivar waren er met uitzondering van 'Bellona' geen duidelijke verschillen in bloeisnelheid. Bij 'Bellona' was de teeltduur (aantal dagen tot 0% bloeiende planten) bij de 1 x 7 KD-behandeling een week langer dan bij de 2 x KD-behandeling. Ook de snelheid waarmee de gehele partij in bloei kwam bleef achter bij de 1 x 7 dagen-behandeling. In Bijlage 4 is het versgewicht per behandeling, per cultivar in g per plant weergegeven voor zowel het plant als bloemgewicht. Wat betreft het versgewicht was het plantgewicht bij 'Brit dark' en 'Karina' bij de 1 x 7 dagen behandeling circa 10% lager dan bij de behandeling met 2x KD. Bij de overige cultivars was het plantgewicht bij de 1 x 7 dagen KD-behandeling tussen de en 1% hoger dan bij de 2 x dagen KDbehandeling. Zeven dagen achter elkaar verduisteren gaf verder met uitzondering van 'Karina' planten die iets langer waren. 8

63 700 2/09/98 2/09/98 27/09/98 28/09/98 /09/98 30/09/98 01/10/98 02/10/98 03/10/98 04/10/98 0/10/98 0/10/98 07/10/98 Figuur 21 - Hoeveelheid P.A.R.-licht bij 1 x 7 dagen en 2 x dagen KD gedurende de KDperiode 9

64 Verloop procentuele bloei 1X7 dagen KD 100% Bellona Rosanna BrittDark Karina Azotus NetjaDark Rood Aantal dagen na start KD-periode Figuur 22 - Verloop procentuele bloei bij een KD-periode van 1x7 dagen Verloop procentuele bloei 2X dagen KD Bellona Rosanna BrittDark -Karina Azotus NetjaDark Rood90 0% I i i i i i i i i i Aantal dagen na start KD-periode Figuur 23 - Verloop procentuele bloei bij een KD-periode van 2x dagen 0

65 ORIËNTEREND ONDERZOEK NAAR INVLOED TEMPERATUUR GEDURENDE KD-PERIODE OP BLOEIEN PLANTOPBOUW 9.1 INLEIDING EN DOEL Uit de literatuur is gebleken dat de daglengtegevoeligheid afhankelijk is van de temperatuur. Om meer inzicht te verkrijgen in de invloed van de temperatuur op de daglengtegevoeligheid bij het huidige sortiment is op het PBG-Aalsmeer een oriënterend onderzoek verricht. Het doel van deze proef was na te gaan wat de invloed van temperatuur en daglengte is op de bloeminductie en bloemaanleg van Begonia. 9.2 PROEFOPZET Deze proef is uitgevoerd met Begonia (Elatior groep) 'Netja', in 13 cm-potten. Alle planten zijn twee keer teruggesneden. Hierbij zijn alle bloeiende scheuten op twee à drie goede ogen afgesneden, met als doel nieuwe scheuten te ontwikkelen. In week 33 zijn de planten voor de tweede maal teruggesneden en geplaatst in een kas bij 2 C en een lange dag (18 uur dag). Dit is gedaan om de planten zoveel mogelijk vegetatief te houden. Bij inzet van de proef in week varieerde het aantal scheuten per plant van vier tot negen scheuten. Tabel 9 - Proefopzet proeffactor aantal beschrijving niveaus temperatuur 2 18 C 2 C nacht- 4 4 uur nacht = dag lengte 8 uur nacht = 1 uur dag uur nacht = uur dag 1 uur nacht = 8 uur dag 1

66 In Tabel 9 zijn de proeffactoren met de bijbehorende niveaus weergegeven. Er zijn twee temperatuurniveaus aangehouden en vier nachtlengten. In totaal zijn 2x4 = 8 verschillende behandelingen gegeven. Per behandeling zijn zestien planten in het onderzoek betrokken. De behandelingen zijn gedurende drie weken aangehouden, van week tot en met week 39 (199). Na die drie weken zijn de planten onder gelijke omstandigheden verder geteeld. Hierbij is een dag/nacht temperatuur van C aangehouden, een RV van 70% en een langedag-behandeling van zestien uur dag en acht uur nacht. De proefbehandelingen zijn in enkelvoud uitgevoerd. De resultaten moeten dus met de nodige voorzichtigheid worden geïnterpreteerd. 9.3 ACCOMODATIE De proefbehandelingen zijn uitgevoerd in afdeling A21 en A22 van het fototron op het PBG-vestiging Aalsmeer. Een fototron is een ruimte waar de mogelijkheid is om de daglengte te variëren en waar met diverse belichtingsmogelijkheden gewerkt kan worden. Elke afdeling bestaat uit twee lichtdichte cellen, waarin bij deze proef de nacht werd nagebootst, en een teeltkas. De teeltkas en de cellen zijn van elkaar gescheiden door een lichtdicht rolluik. In elke cel is plaats voor twee karren. De karren kunnen automatisch van de teeltkas naar de cel en weer teruggereden worden. Per afdeling zijn vier karren aanwezig wat de mogelijkheid geeft om vier verschillende behandelingen per afdeling te geven. Zowel in de teeltkas als in de cellen is het mogelijk de temperatuur, de RV, het C0 2 -niveau en de lichtintensiteit te regelen. In de kas is assimilatiebelichting aanwezig van het type H.Q.I. Deze lampen hebben een spectrum dat gelijk is aan dat van daglicht. Het belichtingsniveau bedroeg ca. - 2 micromol/m 2.s groeilicht (P.A.R). Het watergeven en bemesten moeten handmatig verricht worden. 9.4 TEELTGEGEVENS De proef is uitgevoerd met planten afkomstig van de proef beschreven in hoofdstuk. Alle planten zijn twee keer teruggesneden. Hierbij zijn alle bloeiende scheuten op twee à drie goede ogen afgesneden. In week 33 zijn de planten voor de tweede maal teruggesneden en geplaatst in een kas bij 2 C. In deze kas is lange dag (18 uur) aangehouden met assimilatiebelichting (SON-T-agro / W/m 2 P.A.R.). Dit is gedaan om de planten zoveel mogelijk vegetatief te houden. Bij inzet van de proef in week varieerde het aantal scheuten per plant van vier tot negen. Bij aanvang van de behandelingen zijn de planten overgezet naar het fototron. De temperatuur is gedurende drie weken conform het proef schema ingesteld. Eén graad boven de ingestelde temperatuur is gestart met luchten. De daglengte is eveneens gedurende drie weken conform het proefschema ingesteld. De nacht heeft plaats gevonden in de cellen. De dag in de kas, eventueel aangevuld met assimilatiebelichting (H.Q.I.). Na drie weken is, bij alle behandelingen, de temperatuur op C ingesteld en een daglengte van achttien uur aangehouden. Lange dag is bereikt met zonlicht, aangevuld met assimilatiebelichting (H.Q.I.). Er is geschermd boven een stralingsintensiteit van 40 W/m 2, buiten gemeten met een Kipp-solari-meter. Overdag werd C0 2 gedoseerd tot een niveau van 700 ppm. Er is naar behoefte, handmatig op de pot, water met voeding gegeven. In de 2

67 voedingsoplossing is een EC van 1,7 aangehouden en een ph van,. Het voedingsschema staat weergegeven in Bijlage 1. De planten zijn niet geremd om eventuele invloed van remmiddelen op de bloei te voorkomen. 9. WAARNEMINGEN Bij aanvang van de proef is het totaal aantal scheuten geteld per plant, per behandeling. Op deze scheuten was geen duidelijke bloemvorming zichtbaar bij aanvang van de proefbehandelingen. Twee- tot driemaal per week zijn de planten en scheuten beoordeeld op bloei. Zodra een bloeiknopje (ca. 1 cm) zichtbaar was in een scheut is deze meegeteld. Uit deze waarnemingen is het percentage bloeiende scheuten per behandeling berekend. In week 49 is de proef beëindigd en is een eindbeoordeling gegeven. 9. RESULTATEN Gedurende de proef-behandeling is in de cellen de ingestelde temperatuur vrij goed gerealiseerd. Overdag in de kas is bij de lage temperatuur-behandeling (18 C) de gerealiseerde temperatuur iets hoger geweest. Gemiddeld is gedurende de proefbehandelingen bij een ingestelde temperatuur van 18 C een gemiddelde temperatuur van 19, C gerealiseerd. Bij een ingestelde temperatuur van 2 C is de gerealiseerde temperatuur ook gemiddeld 2,0 C geweest. Na afloop van de temperatuurbehandelingen is bij een ingestelde temperatuur van C een gemiddelde temperatuur van,4 C gerealiseerd. In de figuren 24 en 2 is het percentage scheuten met zichtbare bloemvorming per behandeling weergegeven. Op de foto's 1 en 1 zijn de planten weergegeven. Enkele dagen na start van de proef-behandelingen is in een zeer gering aantal scheuten reeds bloemvorming gesignaleerd. Deze scheuten waren al geïnduceerd bij aanvang van de proefbehandelingen. Vanaf dag 2 is bij de behandeling 2 C en zestien uur nacht een duidelijke toename in het percentage bloeiende scheuten waar te nemen. Bij een nachtlengte van twaalf uur en dezelfde temperatuur is dit na dagen. Na 40 dagen waren bij 2 C en een nachtlengte van vier en acht uur geen bloeiende scheuten zichtbaar (behoudens de reeds geïnduceerde scheuten bij aanvang van de proefbehandelingen). Bij de temperatuur-behandeling van 18 C zijn na dagen duidelijke bloeibare scheuten geconstateerd bij een nachtlengte van twaalf uur en zestien uur. Bij een nachtlengte van acht uur zijn na 3 dagen de eerste bloeiende scheuten geconstateerd. Na 40 dagen waren bij 18 C en een nachtlengte van vier uur geen bloeiende scheuten zichtbaar (behoudens de reeds geïnduceerde scheuten bij aanvang van de proefbehandelingen). In Tabel 10 is de bloeirespons na tien weken, per behandeling weergegeven in mate van ontwikkeling. De snelste bloei was zichtbaar bij de behandeling 2 C en een nachtlengte van zestien uur. Bij een temperatuur van 18 C bleek een nachtlengte van twaalf en zestien uur het snelste bloei te geven. De traagste bloei is, bij beide temperaturen, verkregen bij een nachtlengte van vier en acht uur. Bij een temperatuur van 2 C waren 3

68 de planten bij een nachtlengte van acht uur trager dan bij 18 C. Tabel 10 - Bloeirespons Daglengte Nachtlengte Temperatuur acht uur zestien uur (KD) Twaalf uur Twaalf uur zestien uur acht uur (LD) twintig uur vier uur (LD) 18 C xxxxx xxxxx XX XXX 2 C xxxxxx xxxxx X XX x xxxxxx = traag = snel Bij een nachtlengte van twaalf en zestien uur bloeiden de scheuten vrij gelijk. Bij een nachtlengte van vier en acht uur is duidelijk ongelijkheid in bloei tussen de scheuten geconstateerd. Deze planten vertoonden ook meer vegetatieve groei en waren daardoor ook duidelijk groter en forser dan de planten die een nachtlengte van twaalf of zestien uur hebben ontvangen. De planten die tijdens de proefperiode van drie weken bij een temperatuur van 2 C stonden vertoonden een iets lichtere bladkleur dan de planten die bij 18 C stonden. Tevens vormden deze planten grotere bladeren en langere scheuten. De planten bij 18 C waren iets compacter. Bij alle behandelingen is aan het einde van de proef bladafsplitsing in het groeipunt geconstateerd. De planten zijn dus niet in ruststoestand gegaan. Onder LD-omstandigheden (8 uur nacht) bleek bij een ingestelde temperatuur van 18 C het snelste bloei op te treden. Onder KD-omstandigheden (1 uur nacht) bleek dit bij 2 C het geval te zijn. Uit de voorlopige resultaten kan voorzichtig geconcludeerd worden dat bij Begonia de beste en snelste bloeireactie verkregen werd bij een behandeling van zestien uur nacht en acht uur dag (KD) bij 2 C. De bloeiontwikkeling verliep vrijwel gelijktijdig. In zeer korte tijd (14 dagen) werd in bijna alle scheuten bloeiontwikkeling waargenomen. De minste bloeireactie tijdens de uitvoering van deze proef bij Begonia werd verkregen door een LD-behandeling bij een temperatuur van 2 C. Daar het hier een oriënterend onderzoek op kleine schaal betreft is grootschalig vervolgonderzoek opgezet met grotere aantallen planten en meerdere cultivars. 4

69 LD uur dag 4 uur nacht LD 1 uur dag 8 uur nacht uur dag uur nacht KD 8 uur dag 1 uur nacht Foto 1 - Bloeirespons van verschillende nachtlengten en 18 C gedurende drie weken bij 'Netja' LD uur dag 4 uur nacht LD 1 uur dag 8 uur nacht uur dag uur nacht KD 8 uur dag 1 uur nacht Foto 1 - Bloeirespons van verschillende nachtlengten en 2 C gedurende drie weken bij 'Netja'

70 Percentage bloeiende planten bij 18 C c «0 S 0 g o oC» 18oC 18oC * 18oC 4 uurnacht 8 uurnacht uurnacht 1uurnacht = =*: Dagen vanaf «tart KD Figuur 24 - Percentage bloeiende scheuten bij 18 C Percentage bloeiende scheuten bij 2 C 2oC- 2oC- 2oC- * 2oC- 4 uurnacht 8 uurnacht uurnacht 1uurnacht Figuur 2 - Percentage bloeiende scheuten bij 2 C

71 10. INVLOED TEMPERATUUR TIJDENS KD-PERIODE OPBLOEI EN PLANTOPBOUW 10.1 INLEIDING EN DOEL Uit onderzoek bleek dat bij vrijwel alle rassen de bloeisnelheid, de uniformiteit en de verdeling van de bloemen over de plant positief kan worden beïnvloed door het geven van een korte dag (KD)-periode (hoofdstuk 7). Uit het oriënterende onderzoek met moerplanten dat op het PBG in Aalsmeer is uitgevoerd is gebleken dat een hoge temperatuur in combinatie met lange dag (LD) het minste bloei geeft. Bij een hogere temperatuur tijdens de KD-periode in de teelt lijkt het effect van het verduisteren groter te zijn (hoofdstuk 9). In deze proef is uitgebreider onderzocht wat de invloed is van de temperatuur tijdens de KD-periode op de bloei en de plantopbouw PROEFOPZET Bewortelde stekken zijn direct opgepot in een 13 cm-pot en geplaatst in vier verschillende afdelingen. Na oppotten kregen de planten eerst 3, week lange dag en vervolgens werd in alle afdelingen een KD-behandeling van twaalf dagen uitgevoerd. Er is verduisterd met een beweegbaar verduisteringsscherm van uur 's avonds tot 8.00 uur 's morgens. Gedurende deze KD-periode zijn vier verschillende temperaturen aangehouden, namelijk 17,, 23 of 2 C. Per afdeling is één temperatuur aangehouden. Per opplanting is de proef uitgevoerd in enkelvoud, er zijn echter wel twee proeven achter elkaar uitgevoerd (herhaling in de tijd). In Tabel 11 is een overzicht van de proefopzet weergegeven. Tabel 11 - Proefopzet Proeffactor Aantal Niveaus Beschrijving Seizoen 2 Najaar (oppotweek 39) temperatuur tijdens KD C periode C 23 C 2 C Winter (oppotweek 1) Rassen 11 'Azotus', 'Bellona'. 'Karina'. 'Netia dark'. ( rassen in beide 'Rosanna', 'Athen','Dardanos', 'Camilla', 'Pinto', oplantingen) 'Manifesto', 'Rood '90' 10.3 ACCOMMODATIE De proef is uitgevoerd in vier afdelingen op de PBG-vestiging Proeftuin Zuid-Nederland in Horst. Deze afdelingen zijn voorzien van twintig aluminium eb/vloed-roltafels. De regeling van het kasklimaat en het watergeef- en bemestingssysteem heeft plaatsgevonden met een Priva Integro klimaatcomputer. In alle kassen is een vernevelingsinstallatie 7

72 geïnstalleerd. In de kassen zijn twee schermen geïnstalleerd, een zonnescherm (ILS 0 Ultra schermdoek met een zonwering van 0%) en een verduisteringsscherm (LS Obscura). Het verduisteringsscherm is gebruikt om korte dag te verkrijgen en is tevens als energiescherm gebruikt. Met het zonnescherm is geschermd tegen te hoge instraling. De kassen zijn voorzien van assimilatiebelichting (SON-T-agro) met een belichtingsniveau van ca. W/m 2 groeilicht (PAR) TEELTGEGEVENS In week 39 en zijn bewortelde stekken opgepot in een 13 cm-pot. Als potgrond is een eb/vloed-mengsel met 0% Zweeds veenmosveen, 30% turfmolm en % perlite gebruikt 1 ; Als basisbemesting is 1,0 kg PG-mix per m 3 grond toegevoegd. Er is naar behoefte via een eb/vloedsysteem water met voeding gegeven. De eerste 3, week en na de KD-periode is aanvullend belicht tot achttien uur. Er werd één uur voor zonsondergang gestopt met belichten en de donkerperiode (zes uur) werd aangesloten aan de dag gegeven. Overdag is belicht indien de instraling buiten onder de 0 W/m 2 (buiten gemeten met een Kipp-solarimeter) kwam. Tijdens de KD-periode is in alle afdelingen alleen overdag belicht en is een daglengte van tien uur aangehouden. In de LD-periode is in alle kassen een dagtemperatuur van 19 en een nachttemperatuur van 21 C ingesteld. Eén graad boven de ingestelde temperatuur is gestart met luchten. Er is geschermd boven een stralingsintensiteit van 0 W/m 2, buiten gemeten met een Kippsolarimeter. De planten zijn naar behoefte wijder gezet en geremd. Een klein aantal planten is niet geremd om de verschillen na te gaan in lengtegroei en versgewicht tussen de temperatuur-behandelingen. 10. WAARNEMINGEN Per ras is de duur bepaald van start KD (3, week na oppotten) tot 0% van de planten drie open bloemen hadden. Als maat voor de gelijkheid van de bloei is het aantal dagen tussen en 80% planten met minimaal drie open bloemen aangehouden. Op het moment dat 80% van de (geremde) planten drie open bloemen hadden is het versgewicht en de lengte bepaald. Verder is er onderzoek gedaan naar de toename van het versgewicht en lengte tijdens de KD-periode. Hiervoor is bij iedere behandeling het gewicht bij start van de KD periode en na twaalf dagen bepaald. Verder zijn gedurende de teelt de temperatuur en de hoeveelheid PAR-licht (photosynthetic active radiation) geregistreerd. Bij de opplanting van week 39 is bij 'Netja dark' een aantal aanvullende waarnemingen verricht. Hierbij is het aantal en soort scheuten (vegetatief of generatief) per plant en de verdeling over de scheuten over de plant bepaald. Per plant is genoteerd hoeveel scheuten wel of geen bloemen en/of knoppen hadden. Daarnaast is dit ook per zijscheut aan de hoofdplant gedaan. In Figuur is schematisch weergegeven hoe dit is bepaald. Eerst is het aantal scheuten (1 e graad) en het soort scheuten (= plant vegetatief of plant generatief) bepaald. Vervolgens is van de vegetatieve zijscheuten (2 e graad) weer op dezelfde wijze het aantal vegetatieve en generatieve scheuten bepaald (scheut vegetatief of scheut generatief). De onderste vegetatieve scheut was hierbij scheut 1, die daarboven scheut 2 enzovoort. Indien een (zij)scheut geen bloemen en/of knoppen had is deze als vegetatief beoordeeld, indien een (zij)scheut wel (zichtbare) bloemen en/of knoppen had is deze als generatief beoordeeld. 8

73 10. RESULTATEN Klimaatrealisatie In Tabel zijn de gemiddelde gerealiseerde temperaturen per periode weergegeven. Hierbij is de gemiddelde temperatuur weergegeven voor de eerste 3, week (LD), voor de KD-periode en voor de LD-periode na de KD. Bij beide opplantingen was de gemiddelde gerealiseerde temperatuur over de gehele proef hoger naarmate een hogere temperatuur tijdens de KD werd aangehouden. Bij de opplanting in week 39 was de gerealiseerde temperatuur tijdens de KD bij de 17 en C-behandeling ongeveer 1 C hoger dan ingesteld. In de LD-periode is de temperatuurafwijking tussen de verschillende behandelingen binnen de meetafwijking van de temperatuurvoelers ( + /- 0, C) gebleven. Bij de opplanting van week 1 was de gerealiseerde temperatuur van de 2 Cbehandeling gedurende de KD-periode 1 C te laag. Voor en na de KD-periode lagen de afwijkingen binnen de grenzen van de normale meetafwijking. Tabel - Gemiddelde gerealiseerde etmaaltemperaturen per periode (voor KD, tijdens KD en na KD) Periode 17<> c 2 0 C 23 C 2 C Oppotweek 39 LD 3, weken KD ( dagen) LD na KD, Gemiddeld Oppotweek 1 LD 3, weken KD ( dagen) LD na KD Gemiddeld Bloeisnelheid en -gelijkheid In Tabel 13 is per temperatuur-behandeling het aantal dagen van start KD tot dat, 0 en 80% van de planten drie geopende bloemen ( = veilingrijp) hadden weergegeven. Wat betreft de teeltduur (dagen tot 0% veilingrijp) gaven de behandelingen, 23 en 2 C alle een significant kortere teeltduur dan de behandeling met 17 C gedurende de KDperiode. Een temperatuur van 2 C tijdens de KD-periode gaf daarnaast een significant kortere teeltduur dan C. De twee hoogste temperaturen leken een iets minder gelijke bloei (-80% veilingrijp) te geven, de verschillen waren echter niet significant. 9

74 Tabel 13 - Tijdsduur (dagen) vanaf start KD tot % veilingrijpe planten (veilingrijp = minimaal drie open bloemen) Dagen tot % veilingrijp 17 C C 23 C 2 C %.2 a 3.7 ab 3.8 b 33. c 0% 41.4 a 39. b.9 be.4 c 80% 44. a 42.9 a 42.8 b 40.8 c - 80 %.4 a.2 a 7.0 a 7.3 a In de Figuren 2a tot en met 2q is per ras, per opplanting een overzicht gegeven van de bloei. In Bijlage is per opplanting en per ras een overzicht gegeven van het aantal dagen tot, 0 en 80% veilingrijp en het aantal dagen tussen en 80% veilingrijp. Niet alle rassen zijn echter in beide opplantingen onderzocht. Bij de opplanting in week 39 gaf 17 C bij alle rassen de langste teeltduur en bij 2 C de kortste teeltduur. Er waren echter wel verschillen tussen de rassen. Bij 'Azotus', 'Netja dark' en 'Rosanna' gaf een temperatuurbehandeling van 2 C duidelijk een snellere bloei ten opzichte van de andere temperatuurbehandelingen. Bij 'Dardanos' bleef de teeltduur duidelijk veel achter bij een temperatuur van 17 C. Bij 'Karina' waren de verschillen gering tussen de temperatuurbehandelingen. Ook in week 1 gaf 17 C bij de meeste rassen de langste teeltduur en 2 C de kortste. De verschillen waren nu echter kleiner en bij een aantal rassen leek er helemaal geen verschil te zijn in snelheid tussen de behandelingen zoals bij 'Azotus' en 'Manifesto'. Bij 'Athen' en 'Karina' gaf 2 C bij deze opplanting zelfs de langste teeltuur. 70

75 %plantenmetmin 3openbloemen S 8 %plantenmetmin 3openplanten o o S o o o %plantenmetmin 3openbloemen à -t i ro M N> -» O» U O M aaaa %plantenmetmin. 3openbloemen o ë à g s s %plantenmetmin. 3openbtoemen o S è S S S %plantenmetmin. 3openbloemen ( 3 S S S r~ s i S 3 g. la 7Z M 1*.- ^ ^»J ^ ^ i \ 8 «se 8 N N -> o> O -J aaaa I I I A U O N aaaa %plantenmetmin 3openbloemen o S è S S 8 %plantenmetmin. 3openbloemen K a s I Figuur 2 a tm h- Overzicht verloop bloei

76

77 %planten met min. 3 open bloemen o 8 ê g 8 8 %Dlanten met min. 3 open bloemen ro * 9 gj o o o o o o %planten met min. 3 open bloemen o S è g g 8 M I L ^: CD CU s- O û) Q) 2 CD M K) M -» O» O) O -J M M i i i n w o s %pianten met min. 3 open bloemen o H ê g g 8 %planten met min. 3 open bloemen o S è S S 8 %planten met min 3 open bloemen S ê 8 g 8!». 7) 2 - ~* CD O 0) * O I I I I O) GJ O -si M i l M W M - I O <*> O -J aa&r i i i i O) W O ^j %pianten met min. 3 open bloemen -i M O» * J o * w 2 3 0) %planten met min 3 open bloemen O o ô V 0) «S e/> %planten met min. 3 open bloemen 8 ft g S S 1 ' ' L S) W O -«4 M i l S W M H O -» -J RRRR Il M 0> W O ^ Figuur 2 i tm q- Overzicht verloop bloei

78

79 10..3 Toename gewicht en lengte tijdens KD-periode Bij de opplantingen in week 39 is zowel aan het begin als aan het einde van de KDperiode ( dagen) het gemiddelde versgewicht en de lengte van tien niet geremde planten per behandeling beoordeeld. De gewichts- en lengtetoename tijdens de KDperiode is weergegeven in de figuren 27 en 28. f 1 a 3 o w c <u ;o <D E 03 Ol7oC HoC D23oC Q2oC CD jf ^ ^ * ^ <tf S> <? J^ 4?',0 ^? ^ vö* Figuur 27 - Gemiddelde toename versgewicht tijdens de KD periode van dagen, oppotweek oC 02OoC D23oC H2oC Athen Azotus Bellona Karina Netja Dark Pinto Rosanna Figuur 28 - Gemiddelde toename lengte tijdens de KD-periode van dagen, oppotweek 39 73

80 Gemiddeld over alle cultivars was naarmate de temperatuur tijdens de KD-periode hoger was de toename van het versgewicht groter. Er waren echter wel verschillen tussen de cultivars. Bij 'Athen' en 'Netja dark' was het gewicht van de planten bij 2 C weer lager dan bij 23 C. Bij 'Pinto' waren de planten geteeld bij de laagste temperatuur tijdens de KD-periode het zwaarst en die bij de hoogste temperatuur het lichtst. De lengte nam gemiddeld over alle cultivars toe tot bij de behandeling 23 C, bij 2 C was het gewas weer iets korter. Ook hier waren weer verschillen tussen de cultivars Plantopbouw Naast de bloei is bij de partij 'Netja dark' van oppotweek 39 ook de plantopbouw onderzocht. In Tabel 14 is het gemiddelde aantal vegetatieve en generatieve scheuten en zijscheuten per behandeling weergegeven (zie Figuur voor beschrijving plantopbouw). Het totaal aantal 1e graad scheuten (plant totaal) was bij 17 C groter dan bij de andere temperatuur-behandelingen. Bij de 2e graad vertakking (scheut vegetatief en scheut generatief) waren bij de behandelingen 23 en 2 C bijna alle scheuten generatief. Bij 17 en C waren er ook nog enkele vegetatieve scheuten. Bij een hogere temperatuur nam het totaal aantal scheuten toe. Ondanks het feit dat de 1e graad vegetatieve vertakking (plant vegetatief) bij de hoogste temperatuur het kleinste was, had deze behandeling het grootste aantal zijscheuten (totaal scheut). Met name het aantal generatieve zijscheuten was veel groter, 1,8 bij 2 C tegenover 11,8 bij 17 C. Tabel 14 - Gemiddeld aantal vegetatieve en generatieve scheuten bij 'Netja dark', oppotweek 39 Behandeling plant vegetatief plant generatief totaal plant scheut vegetatief Scheut generatief Totaal scheut 17 C C 23 C 2 C In Figuur is de verdeling van het aantal vegetatieve een generatieve zijscheuten over de plant weergegeven. Bij een temperatuur van 17 of C tijdens de KD-periode waren een aantal van de zijscheuten van de onderste scheut (scheut 1 ) nog vegetatief (zie Figuur voor beschrijving plantopbouw). Bij een temperatuur van 23 of 2 C tijdens de KD waren alle zijscheuten van de onderste scheut al generatief. Bij de dagen KD die in deze opplanting gegeven is waren bij alle behandelingen de zijscheuten van scheut 2 al generatief. 74

81 Netja Dark aantal en soort zijscheuten vegetatief generatief temperatuur tijdens KD Figuur - Aantal en soort zijscheuten per behandeling 'Netja dark' oppotweek 39 7

82 11. INVLOED TEMPERATUUR EN KD-PERIODE OP BLOEIEN PLANTOPBOUW 11.1 INLEIDING EN DOEL Uit onderzoek is gebleken dat door het aanhouden van een hogere temperatuur tijdens, de KD-periode de teeltduur kan worden verkort. In deze proef is onderzocht of door het aanhouden van een hogere temperatuur tijdens de KD-periode kan worden volstaan met een kortere KD-periode 11.2 PROEFOPZET Dit onderzoek heeft plaats gevonden in zes kasafdelingen. In de verschillende afdelingen is gedurende een periode van zes en twaalf dagen korte dag (KD) gegeven. Tijdens de KD-periode is een temperatuur van 17 C, C of 23 C aangehouden. Bewortelde stekken zijn direct opgepot in een 13 cm-pot en geplaatst in de verschillende afdelingen. Na oppotten kregen de planten eerst 3, week lange dag en vervolgens werden de verschillende KD-behandelingen uitgevoerd. Er is verduisterd met een beweegbaar verduisteringsscherm van uur 'savonds tot 8.00 uur 'smorgens (daglengte 10 uur). In Tabel 1 is een overzicht van de proefopzet weergegeven. Tabel 1 - Proefopzet Proeffactor Aantal Niveau Beschrijving Temperatuur 3 17 C, C, 23 C KD-periode 2 dagen KD, dagen KD Rassen 7 'Azotus', 'Bellona', 'Britt dark', 'Rennaissance Karina', 'Netja dark', 'Rood '90', 'Rosanna' De proef is in enkelvoud uitgevoerd. Resultaten moeten daarom met de nodige voorzichtigheid worden geïnterpreteerd ACCOMODATIE De proef is uitgevoerd in zes afdelingen op de PBG-vestiging Proeftuin Zuid-Nederland in Horst. Deze afdelingen zijn voorzien van twintig aluminium eb/vloed-roltafels. De regeling van het kasklimaat en het watergeef- en bemestingssysteem heeft plaatsgevonden met 7

83 een Priva Integro klimaatcomputer. Alle kassen zijn voorzien van een vernevelingsinstallatie en van insectengaas voor de luchtramen. In de kassen zijn twee schermen geïnstalleerd, een zonnescherm (ILS 0 Ultra schermdoek met een zonwering van 0%) en een verduisteringsscherm (LS Obscura). Het verduisteringsscherm is gebruikt om korte dag te verkrijgen en is tevens als energiescherm gebruikt. Met het zonnescherm is geschermd tegen te hoge instraling. De kassen zijn voorzien van assimilatiebelichting (SON-T-agro) met een belichtingsniveau van ca. W/m 2 groeilicht (PAR) TEELTGEGEVENS In week zijn bewortelde stekken opgepot in een 13 cm-pot. Als potgrond is een eb/vloed-mengsel met 0% Zweeds veenmosveen, 30% turfmolm en % perlite gebruikt. Als basisbemesting is 1,0 kg PG-mix per m 3 grond toegevoegd. Er is naar behoefte via een eb/vloedsysteem water met voeding gegeven. De eerste 3, week na oppotten is LD (18 uur) aangehouden met assimilatiebelichting. Na 3, week zijn de KDbehandelingen ingezet. Gedurende de KD-behandelingen is een daglengte van tien uur aangehouden. Na de KD-behandelingen is weer LD aangehouden met assimilatiebelichting tot een daglengte van achttien uur. In alle kassen is tijdens de LD-periode een dagtemperatuur ingesteld van 19 C en een nachttemperatuur van 21 C. Tijdens de KD-periode is 17, of 23 C aangehouden conform de proefopzet. Eén graad boven de ingestelde temperatuur is gestart met luchten. Gedurende de gehele teelt is geschermd boven een stralingsintensiteit van 40 W/m 2 buiten gemeten met een Kipp-solarimeter. Overdag werd C0 2 gedoseerd tot een niveau van 700 ppm. Overdag is vanaf een rv lager dan 0% geneveld. De planten zijn naar behoefte wijder gezet en de rassen zijn naar behoefte geremd. Tussen de KDbehandelingen is per ras geen verschil in remmen aangebracht. Voor aanvang van de KDperiode zijn eventuele zichtbare bloemen en knoppen verwijderd. Bij alle rassen waren echter weinig tot geen bloemen en knoppen aanwezig. 11. WAARNEMINGEN Per proefveld (9 planten) is de bloeisnelheid van de planten bepaald vanaf start KD. Dit is gedaan door te noteren op welk tijdstip een plant drie open bloemen had. Tevens is hieruit de bloeigelijkheid berekend. Hiervoor is de periode genomen vanaf het moment dat % van het proefveld minimaal drie open bloemen had tot het moment dat 80% van het proefveld minimaal drie open bloemen had. Om na te gaan in hoeverre de ingestelde temperatuur en relatieve luchtvochtigheid zijn gerealiseerd zijn deze gedurende de proef continu gemeten en vastgelegd via de meetboxen van het regelsysteem. 11. RESULTATEN In Tabel 1 is een overzicht gegeven van het aantal dagen van start KD tot, 0, 80% bloei en de uniformiteit van de bloei (dagen van -80% veilingrijpe planten). In Bijlage 77

84 is het bloeiverloop per cultivar voor de verschillende behandelingen weergegeven. 'Rood '90', 'Netja dark' en 'Rosanna' hadden de kortste teeltduur (dagen van start KDbehandeling tot 0% veilingrijp). Daarna volgden 'Brit dark', 'Renaissance Karina' en 'Azotus'. 'Bellona' had een teeltduur die ongeveer een week langer was dan die van de overige cultivars. Tabel 1 - Aantal dagen van start KD-behandeling tot, 0, 80% veilingrijp en duur - 80% veilingrijp Azotus Azotus Azotus Azotus Azotus Azotus KD temperatuur C KD duur (dagen) Aantal dagen vanaf start KD tot veilingrijp % 0% 80% -80% Bellona Bellona Bellona Bellona Bellona Bellona Britt Dark Britt Dark Britt Dark Britt Dark Britt Dark Britt Dark Karina Karina Karina Karina Karina Karina Netja Dark Netja Dark Netja Dark Netja Dark Netja Dark Netja Dark

85 Rood 90 Rood 90 Rood 90 Rood 90 Rood 90 Rood 90 KD temperatuur C KD duur (dagen) % Aantal dagen vanaf start KD tot veilingrijp 0% % % Rosanna Rosanna Rosanna Rosanna Rosanna Rosanna KD temperatuur ( C) KD duur (dagen) Aantal % dagen vanaf start KD tot 0% 80% veilingrijp -80% gemiddeld gemiddeld Bij de verschillende temperatuurbehandelingen waren er geen grote verschillen tussen het aanhouden van of dagen KD. Als er al een verschil in teeltduur leek te zijn was dit meestal bij de behandeling met een temperatuur van 23 C en ging het slechts om een één of twee dagen kortere teeltduur. Een uitzondering hierop was 'Bellona' bij de Cbehandeling waar een KD-behandeling van twaalf dagen een verkorting van de teeltduur van vijf dagen gaf. Bij de trager bloeiende cultivars 'Azotus' en 'Bellona' leek een langere KD-behandeling wel een betere gelijkheid in de bloei te geven. Een langere KD-periode leidde tot een kortere tijd tussen en 80% veilingrijp, en dus tot een kortere raaptijd van de partij. Er zijn vrijwel geen verschillen in teeltduur tussen de verschillende temperatuurbehandelingen geconstateerd. Bij een KD-periode van zes dagen gaf een verhoging van 79

86 de temperatuur tijdens de KD van 17 C naar 23 C geen kortere teeltduur en ook bij een KD periode van twaalf dagen was de teeltduur bij 23 C maximaal drie dagen korter dan bij 17 C. Ook het verschil in aantal dagen tussen en 80% veilingrijp was per ras bekeken maximaal één à twee dagen. Een uitzondering hierop was 'Bellona'. Bij deze cultivar gaf een combinatie van een lage temperatuur ( 17 C ) en een korte KD-periode (zes dagen) een verlenging van de raaptijd met circa tien dagen. 80

87 . CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN.1 CONCLUSIES Begonia elatior is een kwantitatieve kortedag (KD) -plant. Dit betekent dat de bloeiinductie en -aanleg bevorderd wordt indien de daglengte korter is dan de kritieke daglengte ( uur). Er is echter een interactie met temperatuur. Bij een temperatuur van 24 C of hoger reageert de Elatior-begonia meer als een kwalitatieve kortedagplant. Er ontstaat weinig tot geen bloei als er geen KD wordt gegeven bij deze hoge temperatuur. Bij een lagere temperatuur ontstaat wel bloei bij LD maar de bloemaanleg verloopt beter en sneller bij KD (kwantitatieve kortedagplant). Oudere planten blijken ook makkelijker bij lange dag te gaan bloeien. Er blijken echter groter rasverschillen te zijn in bloeirespons. Bij lage lichthoeveelheden (winter) treedt minder bloei op dan bij hoge lichthoeveelheden. Voordat bij een Begonia de bloemen en knoppen zichtbaar zijn, vinden er al veranderingen plaats in het groeipunt en de okselknoppen. Middels knopstadiumonderzoek is in een vroeg stadium na te gaan in hoeverre de okselknoppen geïnduceerd zijn. Tevens kan hierdoor bij moerplanten nagegaan worden of deze vegetatief dan wel generatief zijn. Het vegetatieve groeipunt wordt gekenmerkt door een apicaal meristeem. De delende cellen van dit apicale meristeem splitsen afwisselend twee steunblaadjes en een blad af. Deze vliesachtige steunblaadjes omvatten het meristeem en het nieuwe blad, dat pas vrij komt als het ongeveer 1 cm groot is. Binnen het groeipunt zijn opvolgende generaties steunblaadjes zichtbaar, waarbij de oudere steeds de jongere, met het eigenlijke meristeem, omvatten. Al na zes korte dagen is bij 'Netja' een duidelijke generatieve ontwikkeling gaande in het groeipunt. Na achttien dagen in de KD is bij 'Netja', na het uiteenrafelen van het groeipunt, soms al een bloemknop zichtbaar met het oog (circal cm). Na 21 dagen is dit bij een groot deel van de planten het geval. Gemiddeld zes weken na start van de KD-periode is bij 'Netja' bij alle planten de eerste bloem geopend. De reactietijd van knopinductie tot aan eerste bloem open is dus circa zes weken bij dit ras. Bij veel gewassen is voor een aantal sturingsprocessen zoals scheutvorming, strekking en bloei, de verhouding tussen de hoeveelheid rood licht (R = - nm) en verrood licht (= FR = nm) van belang. Dit wordt de R:FR-verhouding genoemd. Op de meeste stek- en teeltbedrijven wordt aanvullend belicht met assimilatiebelichting. De hoeveelheid rood licht is hierbij veel groter dan de hoeveelheid verrood licht (R:FR = ca. 3,:1). In een onderzoek waarbij de invloed van de R:FR-verhouding is onderzocht op bloei, is geen duidelijk effect geconstateerd. Wel kan gesteld worden dat de raskeuze een duidelijke invloed heeft op de bloeisnelheid. 'Bellona' is middels een hoge temperatuur in combinatie met LD vrij goed vegetatief te houden. Na ruim dertig weken blijkt gemiddeld maar een kwart van de planten bloei te vertonen. Daarentegen bloeit 'Athen' al vrij snel en is dit ras moeilijk vegetatief te houden. Op de teeltbedrijven vormt het ontstaan van te vroege bloei een probleem. Uit het voorgaande kan afgeleid worden dat bloemen en knoppen die binnen twee à drie weken na oppotten zichtbaar zijn op de teeltbedrijven, vrijwel zeker al geïnduceerd waren voordat de jonge planten opgepot waren. Veelal moet zes weken na oppotten ook bloem 81

88 geplukt worden. De periode van inductie tot bloei is ongeveer zes weken. Dit zou erop duiden dat rondom het tijdstip van oppotten de inductie plaats heeft gevonden. In een onderzoek met 'Netja' waarbij de planten 1 tot 1 dagen KD hebben gehad direct na het oppotten, blijkt dat het bloeiverloop bij de behandeling met 1 of 2 dagen KD niet duidelijk afwijkt van de behandeling zonder KD. Een langere KD-periode leidt wel tot eerder en meer bloei. Ook de plantopbouw wordt door het aantal dagen KD beïnvloed. Indien een langere KD-periode wordt aangehouden, worden de planten kleiner met minder vegetatieve scheuten Het geven van KD om de bloei te sturen en om een gelijkmatige bloei te verkrijgen wordt op de meeste teeltbedrijven steeds meer toegepast. Indien echter een langere KD-periode dan noodzakelijk wordt aangehouden, gaat dit ten koste van de hoeveelheid licht. Met name in de winter zal hierdoor groei, scheutvorming en hoeveelheid bloei achterblijven. In meerdere onderzoeken is nagegaan hoe verschillende rassen reageren op de lengte van de KD-periode. Hierbij zijn verschillende KD-perioden aangehouden ten opzicht van geen KD. Ook uit deze onderzoeken blijkt dat de planten korter en minder zwaar worden indien een langere KD-periode aangehouden wordt. Het aantal vegetatieve scheuten neemt af en het aantal generatieve scheuten neemt toe. Daarnaast komen de planten eerder en gelijkmatiger in bloei bij een langere KD-periode. Naast de positieve invloed van het geven van een KD-periode op de bloei is ook een negatief effect geconstateerd. Naarmate de KD-periode langer aangehouden wordt neemt de hoeveelheid groeilicht op het gewas af en daarmee de groei. Er wordt minder gewicht aangemaakt en de scheutvorming neemt af. Er zal dus duidelijk naar een compromis gezocht moeten worden. Gemiddeld over de proeven en de rassen wordt geadviseerd een KD-periode aan te houden van zeven tot twaalf dagen. Er zijn echter grote verschillen in bloeirespons tussen de rassen. Een ras als 'Athen' reageert geheel niet op de KD-periode. Bij dit ras is geen duidelijk verschil in bloeirespons tussen de verschillende KD-behandelingen en de LD-behandeling. Andere rassen reageren wel duidelijker op de verschillende lengte van de KD-behandelingen. Toepassing van KD gaf over het algemeen een teeltduur die circa vijf dagen korter is. Bij 'Bellona' en 'Radiant' neemt de teeltduur bij verduisteren zelfs af met circa tien dagen. De verschillen in teeltduur tussen de diverse KD-behandelingen, variërend van zes tot aan twintig dagen, is gering. Wel blijkt met een langere KD-periode de planten gelijkmatiger te bloeien, waarmee de raaptijd verkort kan worden. Uit de proeven naar de optimale lengte van de KD-behandeling voor jaarrond-bloei is gebleken dat met een KD-periode van zeven tot twaalf dagen goede resultaten behaald kunnen worden. In de praktijk zijn er nog veel bedrijven die geen automatische verduisteringsinstallatie hebben. Op een groot deel van deze bedrijven wordt wel verduisterd, maar het verduisteringdoek wordt handmatig gesloten en geopend. In het weekend wordt dit veelal om praktische redenen, overgeslagen. In de praktijk wordt op deze bedrijven daarom 2x dagen KD aangehouden met daartussen twee LD-dagen, terwijl op de bedrijven met een geautomatiseerde verduisteringinstallatie veelal een periode van zeven dagen KD achterelkaar wordt aangehouden. In twee proeven, uitgevoerd in voor- en najaar zijn geen duidelijke verschillen in bloeisnelheid tussen de twee KD-behandelingen geconstateerd, met uitzondering van 'Bellona'. Bij 'Bellona' was de teeltduur in het najaar bij de 1 x 7 KD-behandeling een week langer dan bij de 2 x KD-behandeling. Het versgewicht van de meeste rassen was bij de KD-behandeling van zeven dagen hoger dan bij de KD-behandeling van 2x dagen. Dit wordt veroorzaakt doordat bij een KD-behandeling van 1 x 7 dagen meer groeilicht wordt gegeven dan bij een KD-behandeling van 2x dagen. De resultaten van dit onderzoek zijn dus ook sterk 82

89 afhankelijk van de lichtomstandigheden. Uit de literatuur is gebleken dat de daglengtegevoeligheid afhankelijk is van de temperatuur. Om meer inzicht te verkrijgen in de invloed van de temperatuur op de daglengtegevoeligheid bij het huidige sortiment zijn meerdere proeven uitgevoerd. In een eerste oriënterende proef met 'Netja' met verschillende daglengtes van 8 tot uur en twee temperaturen (18 en 2 C) blijkt dat de beste en snelste bloeireactie verkregen wordt bij een behandeling van 1 uur nacht en 8 uur dag (KD) bij 2 C. De bloeiontwikkeling verliep vrijwel gelijktijdig. In zeer korte tijd (14 dagen) is in bijna alle scheuten bloeiontwikkeling waargenomen. De minste bloeireactie tijdens de uitvoering van deze proef is verkregen door een LD-behandeling bij een temperatuur van 2 C. Bij een hogere temperatuur tijdens de KD-periode in de teelt lijkt het effect van het verduisteren groter te zijn. In vervolgonderzoek met verschillende temperaturen (17,, 23 en 2 C) tijdens een KD-periode van twaalf dagen, bleek zowel in de najaars- als in de winterproef 17 C over het algemeen de langste en 2 C de kortste teelduur te geven. In de winterproef leken de verschillen echter kleiner. Ook hier blijkt echter weer een verschil in respons te zijn tussen de rassen. De twee hoogste temperaturen lijken echter een iets minder gelijke bloei te geven, maar de verschillen zijn niet significant. Gemiddeld over alle cultivars is naarmate de temperatuur tijdens de KD-periode hoger is, de toename van het versgewicht groter. Er zijn echter wel verschillen tussen de cultivars. De lengte neemt gemiddeld over alle cultivars toe tot bij de behandeling 23 C. Bij 2 C is het gewas weer iets korter. Ook hier zijn weer verschillen tussen de cultivars. De temperatuur tijdens de KD-periode heeft ook invloed op de plantopbouw. Bij een hogere temperatuur neemt het totaal aantal scheuten toe. Deze toename zit met name in de toename van het aantal generatieve scheuten. Bij 23 of 2 C tijdens de KD waren vrijwel alle zijscheuten van de onderste scheut al generatief, terwijl er bij een lagere temperatuur meestal nog één vegetatieve zijscheut aanwezig was. Uit onderzoek is gebleken dat door het aanhouden van een hogere temperatuur tijdens de KD-periode de teeltduur kan worden verkort. In een vervolgproef is onderzocht of door het aanhouden van een hogere temperatuur tijdens de KD-periode kan worden volstaan met een kortere KD-periode. Verschillende temperaturen (17, en 23 C) zijn gedurende twee KD-perioden van en dagen aangehouden. Bij de verschillende temperatuurbehandelingen zijn er geen grote verschillen tussen het aanhouden van of dagen KD geconstateerd. Als er al een verschil in teeltduur leek te zijn was dit meestal bij de behandeling met een temperatuur van 23 C en ging het slechts om een één of twee dagen kortere teeltduur. Een uitzondering hierop is 'Bellona'. Bij een temperatuur van C blijkt dagen KD ten opzichte van dagen KD een verkorting van de teeltduur van circa vijf dagen te geven. Bij de trager bloeiende cultivars 'Azotus' en 'Bellona' leek een langere KD-behandeling wel een betere gelijkheid in de bloei te geven. Een langere KD-periode leidde tot een kortere tijd tussen en 80% veilingrijp, en dus tot een kortere raaptijd van de partij. Wat betreft de teeltduur waren tussen de verschillende temperaturen tijdens de KD-behandeling vrijwel geen verschillen. Bij een KD-periode van zes dagen gaf een verhoging van de temperatuur tijdens de KD van 17 C naar 23 C geen kortere teeltduur en ook bij een KD-periode van twaalf dagen was de teeltduur bij 23 C maximaal drie dagen korter dan bij 17 C. Ook het verschil in aantal dagen tussen en 80% veilingrijp was per ras bekeken maximaal één à twee dagen. 83

90 Een uitzondering hierop was 'Bellona'. Bij deze cultivar gaf een combinatie van een lage temperatuur (17 C) en een korte KD periode (zes dagen) een verlenging van de raaptijd met circa tien dagen..2 AANBEVELINGEN Om moerplanten vegetatief te houden moeten ze geteeld worden onder lange dag (LD) met behulp van assimilatiebelichting. Bij hoge temperaturen ontstaan minder geïnduceerde scheuten. Tevens ontwikkelen de planten zich dan sneller, waardoor de vegetatieve stekproductie verhoogd wordt. Daarnaast blijkt ook dat hoe hoger de temperatuur is tijdens de teelt van moerplanten, hoe later de stekken in bloei komen. De internodiënlengte neemt dan echter ook toe, wat nadelig is voor de uiteindelijke plantopbouw. Voor het kiezen van een temperatuur voor de opkweek van de moerplanten zal daarom naar een compromis gezocht moeten worden om enerzijds voldoende vegetatief stek te produceren en anderzijds om de negatieve na-effecten zo gering mogelijk te houden. Door het aanhouden van temperaturen tussen de en 2 C tijdens de teelt van moerplanten in combinatie met lange dag kan de bloei onderdrukt worden. Hoe hoger de temperatuur is, hoe meer de moerplanten en stekken vegetatief blijven, maar hoe groter de negatieve na-effecten zijn. Eenmaal geïnduceerde planten blijven vaak lang generatieve scheuten geven. Ook na lang terugsnijden zal een jonge moerplant scheuten met geïnduceerde knoppen geven. Middels 'diep snijden' kan mogelijk het geïnduceerde materiaal weggesneden worden. Nadeel is echter dat een groot wondvlak gemaakt wordt en mogelijk een waardevolle scheut verloren gaat. Een verandering van de R:FRverhouding blijkt geen effect te hebben op de bloei. In de periode van stek oprapen op de stekbedrijven en het wegzetten van de opgepotte planten op de bloeiende plantenbedrijven is het aan te bevelen de planten LD te geven, ook in de schuur of andere opslagruimte. Een KD-periode van één à twee dagen lijkt geen duidelijk effect te hebben. Een langere KD-periode leidt wel tot eerder en meer vroegbloei. Door het geven van een langere KD-periode komen de planten eerder en gelijkmatiger in bloei. Het aantal vegetatieve scheuten neemt af en het aantal generatieve scheuten neemt toe. Daarnaast worden de planten korter en minder zwaar indien een langere KDperiode aangehouden wordt. Naast de positieve invloed van het geven van een KDperiode op de bloei is ook een negatief effect geconstateerd. Naarmate de KD-periode langer aangehouden wordt neemt de hoeveelheid groeilicht op het gewas af en daarmee de groei. Er wordt minder gewicht aangemaakt en de scheutvorming neemt af. Met name in de winter zal hierdoor groei, scheutvorming en hoeveelheid bloei achterblijven. Er zal dus duidelijk naar een compromis gezocht moeten worden. Gemiddeld over de proeven en de rassen wordt geadviseerd een KD-periode aan te houden van zeven tot twaalf dagen. Er zijn echter grote verschillen in bloeirespons tussen de rassen. De verschillen tussen een KD-behandeling van 1 x 7 dagen ten opzichte van 2x dagen zijn gering. Een hogere temperatuur tijdens de KD-periode geeft een iets betere bloeirespons. De temperatuur mag echter niet veel hoger oplopen. Uit (pot)temperatuur-onderzoek bij Begonia is namelijk gebleken dat bij te hoge teelttemperaturen de bloemproductie achter blijft. In zeer warme zomers is dit ook in de praktijk duidelijk te zien. Gezien de effecten 84

INVLOED TOPPEN OPGROEI ENONTWIKKELING VAN POT- CHRYSANT EN KALANCHOE

INVLOED TOPPEN OPGROEI ENONTWIKKELING VAN POT- CHRYSANT EN KALANCHOE Proefstation voor Bloemisterij en Glasgroente ISSN 185-015 Vestiging Aalsmeer Linnaeuslaan 2a, 11 JV Aalsmeer Tel. 0297-52525, fax 0297-52270 INVLOED TOPPEN OPGROEI ENONTWIKKELING VAN POT- CHRYSANT EN

Nadere informatie

1 Dagverlenging met LED-belichting bij chrysant in de teelt van moederplanten

1 Dagverlenging met LED-belichting bij chrysant in de teelt van moederplanten Verslag Doormeting LED-belichting Auteur: Bert Schamp 1 Dagverlenging met LED-belichting bij chrysant in de teelt van moederplanten Samenvatting In deze proef werden de Focus LED daglengtelamp + verrood

Nadere informatie

INVLOED VAN DIF OP DE GROEI VAN KUIPPLANTEN

INVLOED VAN DIF OP DE GROEI VAN KUIPPLANTEN Proeftuin Zuid-Nederland INVLOED VAN DIF OP DE GROEI VAN KUIPPLANTEN een oriënterend onderzoek r 1 K P P no \ 5 Horst, december 1997 Ing. C.A. de Beer Rapport Z10 «< s m i Ç0 ^

Nadere informatie

Bloem en vruchtvorming

Bloem en vruchtvorming //9 Bloem en vruchtvorming Leo Marcelis & Ep Heuvelink Wageningen UR: Leerstoel Plantenteelt in energiezuinige kassen & WUR Glastuinbouw (Leo.Marcelis@wur.nl) Leerstoelgroep Tuinbouwketens (Ep.Heuvelink@wur.nl)

Nadere informatie

LED licht bij zonlicht

LED licht bij zonlicht LED licht bij zonlicht Resultaten Alstroemeria 7-3-2019, Anja Dieleman, Kees Weerheim, Nieves Garcia Inleiding Sterke toename areaal belichting en geïnstalleerd vermogen Onder SON-T: warmte overschot,

Nadere informatie

yvtsd^s.usdid f-lt Pt 05" H V- BIBLIOTHEEK PROEFSTATION VOOR TUINBOUVV ONDER GLAS TE NAALDWIJK hm/pap/wvrandijv

yvtsd^s.usdid f-lt Pt 05 H V- BIBLIOTHEEK PROEFSTATION VOOR TUINBOUVV ONDER GLAS TE NAALDWIJK hm/pap/wvrandijv cv Bibliotheek Proefstation Naaldwijk Pt 05" H V- BIBLIOTHEEK PROEFSTATION VOOR TUINBOUVV ONDER GLAS TE NAALDWIJK hm/pap/wvrandijv yvtsd^s.usdid f-lt PROEFSTATION VOOR TUINBOUW ONDER GLAS TE NAALDWIJK

Nadere informatie

1 Bloeisturing met LED-belichting in de teelt van ranonkel

1 Bloeisturing met LED-belichting in de teelt van ranonkel Verslag Doormeting LED-belichting Auteur: Bert Schamp 1 Bloeisturing met LED-belichting in de teelt van ranonkel Samenvatting In deze proef werd een LED-groeilamp van de firma FocusLED getest in vergelijking

Nadere informatie

1 Belichting tijdens beworteling van Buxus

1 Belichting tijdens beworteling van Buxus 1 Belichting tijdens beworteling van Buxus 1.1 Doel van de proef Er wordt een snellere beworteling van Buxus beoogd door extra licht in de donkere wintermaanden toe te dienen. 1.2 Administratieve gegevens

Nadere informatie

1995 Proefstation voor Bloemisterij en Glasgroente

1995 Proefstation voor Bloemisterij en Glasgroente 1995 Proefstation voor Bloemisterij en Glasgroente Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een automatisch gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze,

Nadere informatie

1 Hpkklk. Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. 268

1 Hpkklk. Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. 268 1 Hpkklk 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. 268 14 Broei Muscari latifolium 14.1 Inleiding De afgelopen jaren nam de vraag naar bollen op pot toe. Naast de 'gewone' blauwe

Nadere informatie

De minimale lichtbehoefte van Zantedeschia. P.J. van Leeuwen en J.P.T. Trompert

De minimale lichtbehoefte van Zantedeschia. P.J. van Leeuwen en J.P.T. Trompert De minimale lichtbehoefte van Zantedeschia P.J. van Leeuwen en J.P.T. Trompert Praktijkonderzoek Plant & Omgeving Bloembollen, Boomkwekerij & Fruit 085 PPO 32 360851 00 PT 13637 Juni 2011 2011 Wageningen,

Nadere informatie

Voorkomen van voortakken bij Phalaenopsis

Voorkomen van voortakken bij Phalaenopsis Voorkomen van voortakken bij Phalaenopsis Invloed kastemperatuur op voortakken Phalaenopsis (Project 42 527) Arca Kromwijk Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Sector Glastuinbouw maart 23 PPO GT125

Nadere informatie

Gialte (E20B.0132) Teeltrichtlijnen. enzazaden.nl. Raseigenschappen

Gialte (E20B.0132) Teeltrichtlijnen. enzazaden.nl. Raseigenschappen Teeltrichtlijnen Gialte (E20B.0132) Raseigenschappen Lichtgeel geblokte paprika Tm:0-3 resistent Niet gevoelig voor gedegenereerde planten Vrij open, maar relatief compact gewas Eenvoudige zetting Uniforme

Nadere informatie

Voorkomen bloemmisvorming en bloemverdroging in Zantedeschia

Voorkomen bloemmisvorming en bloemverdroging in Zantedeschia Voorkomen bloemmisvorming en bloemverdroging in Zantedeschia Effect van kasklimaat op bloemmisvorming P.J. van Leeuwen en J.P.T. Trompert Praktijkonderzoek Plant & Omgeving, Bloembollen, Boomkwekerij &

Nadere informatie

Verbranding bladranden Hortensia

Verbranding bladranden Hortensia Verbranding bladranden Hortensia Project 417.17033 Rapport fase 1 F. van Noort Praktijkonderzoek Plant en Omgeving H. Verberkt DLV-Facet Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Sector glastuinbouw december

Nadere informatie

Gialte (E20B.0132) enzazaden.nl. Teeltrichtlijnen. Raseigenschappen

Gialte (E20B.0132) enzazaden.nl. Teeltrichtlijnen. Raseigenschappen Gialte (E20B.0132) Teeltrichtlijnen Raseigenschappen Lichtgeel geblokte paprika Tm:0-3 resistent Niet gevoelig voor gedegenereerde planten Vrij open, maar relatief compact gewas Eenvoudige zetting Uniforme

Nadere informatie

Knoponderzoek Lisianthus

Knoponderzoek Lisianthus Knoponderzoek Lisianthus Knoponderzoek ten behoeve van de sturing van de oogst van Lisianthus Caroline Labrie, Monica Kersten en Gerrit Heij Wageningen UR Glastuinbouw Januari 2008 2008 Wageningen, Wageningen

Nadere informatie

D. Klapwijk. Vergelijking groei- en ontwikkelingssnelheid van tomaat, komkommer, paprika en chrysant,

D. Klapwijk. Vergelijking groei- en ontwikkelingssnelheid van tomaat, komkommer, paprika en chrysant, Vergelijking groei- en ontwikkelingssnelheid van tomaat, komkommer, paprika en chrysant, 1976-1978 D. Klapwijk Naaldwijk, mei 1978 Intern verslag no. 23 PROEFSTATION VOOR DE GROENTEN- EN FRUITTEELT ONDER

Nadere informatie

17/10/2013. Vermeerdering van boomkwekerijgewassen onder LED in een meerlagensysteem. Planten en licht. Invloed lichtkleuren (i.c.m.

17/10/2013. Vermeerdering van boomkwekerijgewassen onder LED in een meerlagensysteem. Planten en licht. Invloed lichtkleuren (i.c.m. Vermeerdering van boomkwekerijgewassen onder LED in een meerlagensysteem Planten en licht Technopool Sierteelt Destelbergen 10 oktober 2013 Pieter van Dalfsen en Leo Slingerland Groeilicht (PAR): fotosynthese

Nadere informatie

Optimale moment voor dompelen Zantedeschia in gibberellinezuur (GA) voor bloemaanleg. P.J. van Leeuwen en J.P.T. Trompert

Optimale moment voor dompelen Zantedeschia in gibberellinezuur (GA) voor bloemaanleg. P.J. van Leeuwen en J.P.T. Trompert Optimale moment voor dompelen Zantedeschia in gibberellinezuur () voor bloemaanleg. P.J. van Leeuwen en J.P.T. Trompert Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Sector Bollen, Boomkwekerij & fruit PPO nr.

Nadere informatie

VERSLAG. Invloed van lichtintensiteit en daglengte op de productie van Gerbera. Uitgevoerd door: DLV Facet

VERSLAG. Invloed van lichtintensiteit en daglengte op de productie van Gerbera. Uitgevoerd door: DLV Facet VERSLAG Facet Invloed van lichtintensiteit en daglengte op de productie van Gerbera Uitgevoerd door: DLV Facet Wageningen, Oktober 2005 Gerben Wessels Helma Verberkt Proeftuin Zwaagdijk Hans Meester Gefinancierd

Nadere informatie

Mogelijkheden van belichting door teeltsturing in jaarrondteelten paprika

Mogelijkheden van belichting door teeltsturing in jaarrondteelten paprika Mogelijkheden van belichting door teeltsturing in jaarrondteelten paprika R. Maaswinkel B. Berkhout M. Raaphorst Praktijkonderzoek Plant & Omgeving Sector Glastuinbouw December 2003 Projectnummer 41704606

Nadere informatie

Stuurlicht: wat kunnen we ermee 2. Licht Event 10 december 2014 Arca Kromwijk, Wageningen UR Glastuinbouw

Stuurlicht: wat kunnen we ermee 2. Licht Event 10 december 2014 Arca Kromwijk, Wageningen UR Glastuinbouw Stuurlicht: wat kunnen we ermee 2 Licht Event 10 december 2014 Arca Kromwijk, Wageningen UR Glastuinbouw arca.kromwijk@wur.nl Stuurlicht Freesia Normaal assimilatielicht (SON-T 35 µmol/m 2 /s) met stuurlicht

Nadere informatie

Projekt onderzoek CAMBRIA Verbeteren van het groei & bloei proces

Projekt onderzoek CAMBRIA Verbeteren van het groei & bloei proces Projekt onderzoek CAMBRIA Verbeteren van het groei & bloei proces Mijdrecht 1 december 2006 In opdracht van: LTO groeiservice potorchidee De nederlandse telers van Cambria. Gefinancieërd door: Productschap

Nadere informatie

4 Belichting Licht en straling Belichten Onderhoud aan de assimilatielampen Afsluiting 97

4 Belichting Licht en straling Belichten Onderhoud aan de assimilatielampen Afsluiting 97 Inhoud Voorwoord 5 Inleiding 6 1 Plantmateriaal en planning 9 1.1 Beoordelen en kiezen van uitgangsmateriaal 9 1.2 Kosten uitgangsmateriaal 18 1.3 Planning met behulp van planttijden 23 1.4 Planning bij

Nadere informatie

LED licht bij zonlicht. LED licht bij zonlicht. Lichtkleuren: effecten op planten. Lichtkleuren: effecten op planten IDC-LED.

LED licht bij zonlicht. LED licht bij zonlicht. Lichtkleuren: effecten op planten. Lichtkleuren: effecten op planten IDC-LED. LED licht bij zonlicht LED licht bij zonlicht Gewasbijeenkomst komkommer Bleiswijk, 28 maart 2019 Anja Dieleman, Kees Weerheim en Jan Janse Doel: komen tot goede basisspectra voor LED licht als aanvulling

Nadere informatie

Invloed van ventilatie-instellingen op vochtverliezen en kwaliteit in zand aardappelen

Invloed van ventilatie-instellingen op vochtverliezen en kwaliteit in zand aardappelen Invloed van ventilatie-instellingen op vochtverliezen en kwaliteit in zand aardappelen Ing. D. Bos en Dr. Ir. A. Veerman Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Sector AGV PPO 5154708 2003 Wageningen,

Nadere informatie

De basis van de doordrager nader beschreven

De basis van de doordrager nader beschreven De basis van de doordrager nader beschreven Relatie tussen plantarchitectuur en fysiologie (review) Remco van Endschot Delphy Aardbeiendag 2017 Inhoud Inleiding Doordragers Bloemaanleg Rankaanleg Nachtonderbreking

Nadere informatie

Licht, belichting & kwaliteit. Tom Dueck, Wageningen UR Glastuinbouw KCB, 16 febr 2011

Licht, belichting & kwaliteit. Tom Dueck, Wageningen UR Glastuinbouw KCB, 16 febr 2011 Licht, belichting & kwaliteit Tom Dueck, Wageningen UR Glastuinbouw KCB, 16 febr 2011 Licht en Belichting Waarom belichten wij? Jaarrond teelt Productieverhoging -> groeilicht Kwaliteitverbetering -> stuurlicht

Nadere informatie

PROJECTVERSLAG. Teeltsturing Spathiphyllum. Uitgevoerd door: DLV Facet en PPO Glastuinbouw. Wageningen, oktober 2004

PROJECTVERSLAG. Teeltsturing Spathiphyllum. Uitgevoerd door: DLV Facet en PPO Glastuinbouw. Wageningen, oktober 2004 PROJECTVERSLAG Facet Teeltsturing Spathiphyllum Uitgevoerd door: DLV Facet en PPO Glastuinbouw Wageningen, oktober 24 In samenwerking met de landelijke Spathiphyllum commissie van LTO Groeiservice Gefinancierd

Nadere informatie

PROEFSTATION YOOR DE GROENTE- EN FRUITTEELT ONDER GLAS TE NAALDWIJK. Invloed van al of niet herhaalde toepassingen van de groeiregulator

PROEFSTATION YOOR DE GROENTE- EN FRUITTEELT ONDER GLAS TE NAALDWIJK. Invloed van al of niet herhaalde toepassingen van de groeiregulator PROEFSTATION YOOR DE GROENTE- EN FRUITTEELT ONDER GLAS TE NAALDWIJK Invloed van al of niet herhaalde toepassingen van de groeiregulator CCC bij de opkweek van tomateplanten. I. Proj. no. III - 49 Plaats:

Nadere informatie

Vroege scheutontwikkeling bij tomaat

Vroege scheutontwikkeling bij tomaat Vroege scheutontwikkeling bij tomaat Eindrapportage van onderzoek uitgevoerd in opdracht van Productschap Tuinbouw PT project 14247 Steven P.C. Groot en Marco Busscher, Plant Research International, Wageningen,

Nadere informatie

Bloemknopsturing Snijhortensia. Uitgevoerd door: DLV Facet Teake Dijkstra Helma Verberkt. Wageningen, Februari 2006

Bloemknopsturing Snijhortensia. Uitgevoerd door: DLV Facet Teake Dijkstra Helma Verberkt. Wageningen, Februari 2006 Facet Bloemknopsturing Snijhortensia Uitgevoerd door: DLV Facet Teake Dijkstra Helma Verberkt Wageningen, Februari 2006 In samenwerking met de landelijke Hortensia commissie LTO Groeiservice Gefinancierd

Nadere informatie

Visie kleinfruit Actie is Reactie Door: Hans Puijk 15 februari 2017

Visie kleinfruit Actie is Reactie Door: Hans Puijk 15 februari 2017 Inhoud Visie kleinfruit Actie is Reactie Door: Hans Puijk 15 februari 2017 Framboos Zomerteeltvan Kwanza Opkweek herfstframbozen Rodebes Teelt van Rode bes Rovada en de bewaring daarvan, wat doe ik eigenlijk?

Nadere informatie

Energiemanagement Alstroemeria

Energiemanagement Alstroemeria Energiemanagement Alstroemeria Energie-efficiënte temperatuurstrategie in relatie tot belichting voor de teelt van Alstroemeria Monica Kersten, Edwin Rijpsma en Gerrit Heij Wageningen UR Glastuinbouw november

Nadere informatie

Intrinsieke plantkwaliteit Anthurium

Intrinsieke plantkwaliteit Anthurium Intrinsieke plantkwaliteit Anthurium Ad Schapendonk Dr ir A.H.C.M. Schapendonk Plant Dynamics BV Gefinancierd door Productschap Tuinbouw Juli 2005 2005 Wageningen, Plant Dynamics BV Alle rechten voorbehouden.

Nadere informatie

Toepassing van belichting in de tuinbouw

Toepassing van belichting in de tuinbouw Toepassing van belichting in de tuinbouw Liesbet Blindeman Destelbergen 18 januari 2012 Inhoud Wat is licht? Hoe kunnen we licht meten? Omrekeningsfactoren Toepassingen kunstlicht in de praktijk Licht:

Nadere informatie

Energiebesparing in de teelt van Cyclamen

Energiebesparing in de teelt van Cyclamen Energiebesparing in de teelt van Cyclamen Met behoud van kwaliteit Jeroen van der Hulst Claudia Jilesen Marleen Esmeijer Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Sector Glastuinbouw Projectnummer 413070

Nadere informatie

SUCCESS in 11cm pot : Kwaliteit EN Rentabiliteit

SUCCESS in 11cm pot : Kwaliteit EN Rentabiliteit SUCCESS in 11cm pot : Kwaliteit EN Rentabiliteit Resultaten van een teeltproef met 2 cultuur technieken Het doel van de proef is het kweken van een kwaliteitsproduct, met hoge commercie le waarde op een

Nadere informatie

Inventarisatie stadiumonderzoek Cymbidium

Inventarisatie stadiumonderzoek Cymbidium Inventarisatie stadiumonderzoek Cymbidium Consultancy-onderzoek Arca Kromwijk Rapport GTB-1111 Referaat NL In een oriënterend consultancy-onderzoek is informatie over stadiumonderzoek bij Cymbidium verzameld

Nadere informatie

Vermeerdering van boomkwekerijgewassen onder LED in een meerlagensysteem. Themabijeenkomst LED in de boomkwekerij

Vermeerdering van boomkwekerijgewassen onder LED in een meerlagensysteem. Themabijeenkomst LED in de boomkwekerij Vermeerdering van boomkwekerijgewassen onder LED in een meerlagensysteem Themabijeenkomst LED in de boomkwekerij Kennis & Innovatie Impuls regio Boskoop 23 januari 2014 Pieter van Dalfsen en Johan van

Nadere informatie

LED verlichting in kassen:

LED verlichting in kassen: LED verlichting in kassen: met minder energie meer bloemen en groenten van betere kwaliteit Leo Marcelis Hoogleraar Tuinbouw en Productfysiologie Glastuinbouw: Nederland is wereldleider. Teelt van groenten,

Nadere informatie

SNIJBOON ONDER GLAS 2015

SNIJBOON ONDER GLAS 2015 SNIJBOON ONDER GLAS 215 1. Snijboon - vergelijking stengelheid en frequentie TOAGLA15SJB_TT1 Doel van de proef Bepalen wat de invloed is van de stengelheid en de frequentie van ken op de arbeidsduur en

Nadere informatie

Opbrengstverhoging snij amaryllis. Arca Kromwijk en Steven Driever, Wageningen UR Glastuinbouw Marc Grootscholten, Improvement Centre

Opbrengstverhoging snij amaryllis. Arca Kromwijk en Steven Driever, Wageningen UR Glastuinbouw Marc Grootscholten, Improvement Centre Opbrengstverhoging snij amaryllis Arca Kromwijk en Steven Driever, Wageningen UR Glastuinbouw Marc Grootscholten, Improvement Centre Onderzoek opbrengstverhoging snij amaryllis Op verzoek amarylliscommissie

Nadere informatie

Bladvlekken bij belichte potplanten

Bladvlekken bij belichte potplanten Bladvlekken bij belichte potplanten Onderzoek of de gele vlekken in belichte potplanten ontstaan door zetmeelophoping G.J.L. van Leeuwen N. Marissen M. Warmenhoven Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V.

Nadere informatie

Sortimentsvergelijking Freesia

Sortimentsvergelijking Freesia Sortimentsvergelijking Freesia Resultaten herfstteelt R. Elgersma G. Heij Praktijkonderzoek Plant & Omgeving Business Unit Glastuinbouw maart 2004 PPO 4704609 2004 Wageningen, Praktijkonderzoek Plant &

Nadere informatie

Optimaliseren van de Nerineteelt

Optimaliseren van de Nerineteelt Optimaliseren van de Nerineteelt Onderzoek aan Nerine van 2001 t/m 2005 P.J. van Leeuwen, N.P.A. Groen en N. Paardekooper Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Sector Bloembollen november 2005 PPO nr.

Nadere informatie

TEELTHANDLEIDING INTICANCHA

TEELTHANDLEIDING INTICANCHA TEELTHANDLEIDING INTICANCHA Inticancha Na enkele jaren succesvolle veredeling in potalstroemeria s is HilverdaKooij in 2006 gestart met de verkoop van uitgangsmateriaal van potalstroemeria s. De veredelingslijn

Nadere informatie

PROEFSTATION VOOR TUINBOUW ONDER GLAS. Boriumopname bij paprika in steenwol (teelt 1984). C. Sonneveld

PROEFSTATION VOOR TUINBOUW ONDER GLAS. Boriumopname bij paprika in steenwol (teelt 1984). C. Sonneveld PROEFSTATION VOOR TUINBOUW ONDER GLAS Boriumopname bij paprika in steenwol (teelt 98). C. Sonneveld Naaldwijk, maart, 986. Intern Verslag 986, no. PROEFSTATION VOOR TUINBOUW ONDER GLAS Boriumopname bij

Nadere informatie

c\? Z o SZ PROEFSTATION VOOR TUINBOUW ONDER GLAS De boriumvoorziening van trosanjers in steenwol bij verschillende ph niveau's

c\? Z o SZ PROEFSTATION VOOR TUINBOUW ONDER GLAS De boriumvoorziening van trosanjers in steenwol bij verschillende ph niveau's c\? Bibliotheek Proefstation Naaldwijk Z 5 7* PROEFSTATION VOOR TUINBOUW ONDER GLAS De boriumvoorziening van trosanjers in steenwol bij verschillende ph niveau's C. Sonneveld D. Theune Intern verslag nr.

Nadere informatie

Minimale temperatuurgrenzen courgette

Minimale temperatuurgrenzen courgette Minimale temperatuurgrenzen courgette Onderzoek 2002 Jan Janse & Marcel Raaphorst Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Sector Glastuinbouw Projectnummer 415143 Januari 2003 Intern Rapportnummer GT 13058

Nadere informatie

Invloed van Stuurlicht op het gewas. Tom Dueck, Wageningen UR Glastuinbouw Maart 26, 2015

Invloed van Stuurlicht op het gewas. Tom Dueck, Wageningen UR Glastuinbouw Maart 26, 2015 Invloed van Stuurlicht op het gewas Tom Dueck, Wageningen UR Glastuinbouw Maart 26, 2015 Deze projecten zijn gefinancierd vanuit het programma Kas als Energiebron, het innovatie- en actieprogramma van

Nadere informatie

HET TOETSEN VAN DE GEVOELIGHEID VAN KOMKOMMERRASSEN VOOR ECHTE MEELDAUW (SHAEROTHECA FULIGINEA)

HET TOETSEN VAN DE GEVOELIGHEID VAN KOMKOMMERRASSEN VOOR ECHTE MEELDAUW (SHAEROTHECA FULIGINEA) Proefstation voor Bloemisterij en Glasgroente Vestiging Naaldwijk Kruisbroekweg 5, Postbus 8, 2670 AA Naaldwijk Tel. 0174-636700 ISSN 0921-71OX HET TOETSEN VAN DE GEVOELIGHEID VAN KOMKOMMERRASSEN VOOR

Nadere informatie

Belichtingsmogelijkheden bij éénjarige zomerbloeiers

Belichtingsmogelijkheden bij éénjarige zomerbloeiers Belichtingsmogelijkheden bij éénjarige zomerbloeiers DLV Plant Postbus 71 67 CA Wageningen Agro Business Park 6 678 PV Wageningen T 317 49 1 78 F 317 46 4 In opdracht van Landelijke commissie éénjarige

Nadere informatie

Praktijkproef Super FK in Paprika 2010 bij de start van de teelt.

Praktijkproef Super FK in Paprika 2010 bij de start van de teelt. Praktijkproef Super FK in Paprika 20 bij de start van de teelt. Inleiding: Het doseren van Super FK zorgt primair voor een actiever/vegetatiever gewas, een betere en vollere gewasstand, met een betere

Nadere informatie

Licht en planten (onder glas)

Licht en planten (onder glas) Licht en planten (onder glas) Tom Dueck, Wageningen UR Glastuinbouw Masterclass workshop, 17 april 2008 Inhoud Licht en straling Stuurlicht LEDs Diffuus Licht Zonlichtspectrum Straling Golflengte Opmerking

Nadere informatie

Alternatieve groeiremming kuipplanten

Alternatieve groeiremming kuipplanten Alternatieve groeiremming kuipplanten Alternatieven voor chemische groeiremming bij Solanum en Heliotropium Dik Krijger, Hans Schüttler. Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Sector Glastuinbouw Projectnummer

Nadere informatie

Invloed van zaadfractionering op de uniformiteit van bloeitijdstip en kwaliteit van Lisianthus

Invloed van zaadfractionering op de uniformiteit van bloeitijdstip en kwaliteit van Lisianthus Invloed van zaadfractionering op de uniformiteit van bloeitijdstip en kwaliteit van Lisianthus Resultaten herfstteelt 2004 G. Heij en R. Elgersma Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Business Unit Glastuinbouw

Nadere informatie

Gerbera: maximale isolatie & lichtonderschepping

Gerbera: maximale isolatie & lichtonderschepping Gerbera: maximale isolatie & lichtonderschepping Eindstand, BCO, 26-09-2017 Nieves García, Frank Kempkes, Arie de Gelder, Eugenie Dings Proef doel en looptijd Doel Het energie- en CO 2 gebruik bij gerbera

Nadere informatie

Bloemknopaanleg bij Trachelium

Bloemknopaanleg bij Trachelium Bloemknopaanleg bij Trachelium Bloemknopaanleg en ontwikkeling tijdens de teelt van Trachelium caeruleum in de zomer Dik Krijger, Johan van der Eijk, Hendrik-Jan van Telgen Praktijkonderzoek Plant & Omgeving

Nadere informatie

Invloed van CO 2 -doseren op de productie en kwaliteit bij Alstroemeria

Invloed van CO 2 -doseren op de productie en kwaliteit bij Alstroemeria Invloed van CO 2 -doseren op de productie en kwaliteit bij Alstroemeria F. van Noort Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Sector glastuinbouw januari 2004 PPO 411724 2003 Wageningen, Praktijkonderzoek

Nadere informatie

landbouw en natuurlijke omgeving 2010 plantenteelt gesloten teelten CSPE KB minitoets bij opdracht 19

landbouw en natuurlijke omgeving 2010 plantenteelt gesloten teelten CSPE KB minitoets bij opdracht 19 landbouw en natuurlijke omgeving 2010 plantenteelt gesloten teelten CSPE KB minitoets bij opdracht 19 variant a Naam kandidaat Kandidaatnummer Meerkeuzevragen Omcirkel het goede antwoord (voorbeeld 1).

Nadere informatie

WERKING VAN DE HULPSTOF ELASTO G5 IN COMBINATIE MET DE GROEIREGULATOR DAMINOZIDE IN SIERGEWASSEN INHOUD

WERKING VAN DE HULPSTOF ELASTO G5 IN COMBINATIE MET DE GROEIREGULATOR DAMINOZIDE IN SIERGEWASSEN INHOUD WERKING VAN DE HULPSTOF ELASTO G5 IN COMBINATIE MET DE GROEIREGULATOR DAMINOZIDE IN SIERGEWASSEN INHOUD IN EEN NOTEDOP. 2 Pag. PROEVEN. 2 -Hortensia. 3 -Petunia.. 4 -Verbena. 4 -Sutera. 4 -Campanula. 4

Nadere informatie

Is het invriezen van narcissen cv. Tête-à-Tête op potjes tijdens of na de koeling risicovol?

Is het invriezen van narcissen cv. Tête-à-Tête op potjes tijdens of na de koeling risicovol? Is het invriezen van narcissen cv. Tête-à-Tête op potjes tijdens of na de koeling risicovol? Voortgezet diagnostisch onderzoek in 2006 Peter Vink en Peter Vreeburg Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V.

Nadere informatie

Teelt van Zaaiaster en Delphinium op water

Teelt van Zaaiaster en Delphinium op water Teelt van Zaaiaster en Delphinium op water In opdracht van Productschap Tuinbouw, Ball Holland, Bulbfust en Bloemenveiling Aalsmeer Onderzoek 2002 en 2003 Ing. H. Meester Maart 2004 SAMENVATTING Een aantal

Nadere informatie

Temperatuuronderzoek in relatie tot energiebesparing en bloei bij Guzmania. J. P. van der Hulst N. A. Straver

Temperatuuronderzoek in relatie tot energiebesparing en bloei bij Guzmania. J. P. van der Hulst N. A. Straver Temperatuuronderzoek in relatie tot energiebesparing en bloei bij Guzmania J. P. van der Hulst N. A. Straver Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Sector Glastuinbouw augustus 2003 2003 Wageningen, Praktijkonderzoek

Nadere informatie

April 1990 Intern verslag nr 27

April 1990 Intern verslag nr 27 d? Bibliotheek Proefstation Naaldwijk f\ TAT'IOH VOOR TUINBOUW R GLAS T NAALDWIJK 1 S /27 n PROEFSTATION VOOR TUINBOUW ONDER GLAS TE NAALDWIJK Stikstofvormen bij intensieve bemestingssystemen voor kasteelten

Nadere informatie

Sortimentsvergelijking Freesia

Sortimentsvergelijking Freesia Sortimentsvergelijking Freesia Resultaten Voorjaarsteelt R. Elgersma G. Heij Praktijkonderzoek Plant & Omgeving Sector Glastuinbouw mei Publicatienummer GT 308 Wageningen, Praktijkonderzoek Plant & Omgeving

Nadere informatie

monitoringsproef: Verhoogde daglichtbenutting Alstroemeria door gebruik diffuuscoating?

monitoringsproef: Verhoogde daglichtbenutting Alstroemeria door gebruik diffuuscoating? monitoringsproef: Verhoogde daglichtbenutting Alstroemeria door gebruik diffuuscoating? Govert Trouwborst Sander Hogewoning Reinder van der Spek 9 maart 2017 Team: Dr. ir. Sander Hogewoning, Dr. ir. Govert

Nadere informatie

HOUDBAARHEID VAN ROZEN OP STEK EN OP ONDERSTAM. Proef Rapport 211. Pfcetsiaiicn I, v.d. Blüorrilitötij J

HOUDBAARHEID VAN ROZEN OP STEK EN OP ONDERSTAM. Proef Rapport 211. Pfcetsiaiicn I, v.d. Blüorrilitötij J Q8- Proefstation voor de Bloemisterij in Nederland Iiinnaeuslaana 43 JV Aalsmeer 977-555 ISSN 9-7X HOUDBAARHEID VAN ROZEN OP STEK EN OP ONDERSTAM Proef 3-5 Rapport Prijs f,- Pfcetsiaiicn I, v.d. Blüorrilitötij

Nadere informatie

Waterbroei tulp: Afbroei zuurproeven uit teelt 2003

Waterbroei tulp: Afbroei zuurproeven uit teelt 2003 Waterbroei tulp: Afbroei zuurproeven uit teelt 2003 In opdracht van Productschap Tuinbouw juli 2004 Ing. H. Meester SAMENVATTING In 2003 zijn door de Zuurgroep West-Friesland een aantal teeltproeven uitgevoerd

Nadere informatie

Emissieloos Telen 2017 Update 31/08/2017 nummer 4

Emissieloos Telen 2017 Update 31/08/2017 nummer 4 Emissieloos Telen 17 Update 31/8/17 nummer 4 De overheid en de sector hebben afspraken gemaakt over het verminderen van de lozingen van drainwater, met als eindpunt een (nagenoeg) emissieloze glastuinbouw

Nadere informatie

Belichting in de Glastuinbouw. Tom Dueck, Wageningen UR Glastuinbouw energiek2020, 17 maart 2011

Belichting in de Glastuinbouw. Tom Dueck, Wageningen UR Glastuinbouw energiek2020, 17 maart 2011 Belichting in de Glastuinbouw Tom Dueck, Wageningen UR Glastuinbouw energiek2020, 17 maart 2011 Eén integrale aanpak met 7 transitiepaden: Programma Kas als Energiebron Energie besparen Duurzame energiebronnen

Nadere informatie

Stuurlicht in potplantenteelt DLV Plant

Stuurlicht in potplantenteelt DLV Plant DLV Plant Postbus 7001 6700 CA Wageningen Agro Business Park 65 6708 PV Wageningen T 0317 49 15 78 F 0317 46 04 00 Gefinancierd door: Productschap Tuinbouw Postbus 280 2700 AG Zoetermeer E info@dlvplant.nl

Nadere informatie

Teeltbeschrijving Floripot en Flori Line potgerbera. Inhoudsopgave

Teeltbeschrijving Floripot en Flori Line potgerbera. Inhoudsopgave Teeltbeschrijving Floripot en Flori Line potgerbera Inhoudsopgave 1. Introductie 2 2. Basisprincipes voor de teelt van potgerbera 3 2.1 Kas omstandigheden 3 2.1.1 Benodigdheden 2.1.2 Klimaat 2.2 Te gebruiken

Nadere informatie

Luchtbevochtiging in de zomerperiode: Wat wil de plant?

Luchtbevochtiging in de zomerperiode: Wat wil de plant? Luchtbevochtiging in de zomerperiode: Wat wil de plant? Leo Marcelis & Ep Heuvelink Wageningen UR: WUR Glastuinbouw Leerstoel Tuinbouwproductieketens Met medewerking van: Peter van Weel, Hendrik Jan van

Nadere informatie

Samenvatting. 07 sam+.indd :23:49

Samenvatting. 07 sam+.indd :23:49 Samenvatting Planten zijn sessiel, met andere woorden, zij brengen hun hele leven door op één plek. Om te overleven moeten planten direct kunnen inspelen op een constant veranderend leefmilieu, wat betreft

Nadere informatie

ÎFSTATION VOOR DE GROENTEN- EN FRUrTTEECT ONDER GLAS, Invloed van het stikstofgehalte van de voedingsoplossing op de geslachtsbepaling

ÎFSTATION VOOR DE GROENTEN- EN FRUrTTEECT ONDER GLAS, Invloed van het stikstofgehalte van de voedingsoplossing op de geslachtsbepaling ÎFSTATION VOOR DE GROENTEN- EN FRUrTTEECT ONDER GLAS, NAAIDWIJK. Invloed van het stikstofgehalte van de voedingsoplossing op de geslachtsbepaling van komkommerbloemen. door: ir.a.a.m.sweep Naaldwijk,1966.

Nadere informatie

augustus 1985 Intern verslag nr. 35

augustus 1985 Intern verslag nr. 35 cb Bibliotheek Proefstation Naaldwijk A 00 R. 2 ' 2 ' PROEFSTATION VOOR TUINBOUW ONDER GLAS TE NAALDWIJK Bloemknopaanleg bij Leoriotis leonurus W. van Ravestijri augustus 1985 Intern verslag nr. 35 Bloemknopaanleg

Nadere informatie

Onderzoekers: Ing. Monic M. Tomassen, Dr. Wouter G. van Doorn; ATO, Wageningen UR. Subsidie verstrekt door Productschap Tuinbouw

Onderzoekers: Ing. Monic M. Tomassen, Dr. Wouter G. van Doorn; ATO, Wageningen UR. Subsidie verstrekt door Productschap Tuinbouw 1 Eindverslag Onderzoek aan breekstelen bij anjers. Onderzoekers: Ing. Monic M. Tomassen, Dr. Wouter G. van Doorn; ATO, Wageningen UR. Subsidie verstrekt door Productschap Tuinbouw Doel van het onderzoek

Nadere informatie

Beknopte snoeiinstructie door Leo van Mierlo voor Boomgaard De Steenen Camer, januari 2015

Beknopte snoeiinstructie door Leo van Mierlo voor Boomgaard De Steenen Camer, januari 2015 1 Snoeien doet groeien Beknopte snoeiinstructie door Leo van Mierlo voor Boomgaard De Steenen Camer, januari 2015 Botanische termen De STAM is de hoofdstengel van een boom. Een SCHEUT (of LOOT) is een

Nadere informatie

Proef ammoniumdosering tomaat op water

Proef ammoniumdosering tomaat op water Proef ammoniumdosering tomaat op water Oktober 2015 Alle rechten voorbehouden, verspreiden en/of kopiëren is niet toegestaan zonder uitdrukkelijke toestemming van de auteur. NovaCropControl is niet aansprakelijk

Nadere informatie

Mogelijkheden om vroeg tijdig bladrandproblemen te signaleren met MIPS bij Hortensia

Mogelijkheden om vroeg tijdig bladrandproblemen te signaleren met MIPS bij Hortensia Mogelijkheden om vroeg tijdig bladrandproblemen te signaleren met MIPS bij Hortensia Filip van Noort, Henk Jalink Rapport GTB-1027 2010 Wageningen, Wageningen UR Glastuinbouw Alle rechten voorbehouden.

Nadere informatie

A 2. B 7$ Proefstation voor de Tuinbouw onder Glas te Naaldwijk

A 2. B 7$ Proefstation voor de Tuinbouw onder Glas te Naaldwijk do Bibliotheek Proefstation Naaldwijk A 2. B 7$ Proefstation voor de Tuinbouw onder Glas te Naaldwijk De invloed van ammonium en calcium op het optreden van chlorose bij komkommer in steenwol (voorjaar

Nadere informatie

Bouw zaadplanten. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Bouw zaadplanten. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie. Auteur VO-content Laatst gewijzigd 16 December 2016 Licentie CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie Webadres http://maken.wikiwijs.nl/87623 Dit lesmateriaal is gemaakt met Wikiwijs Maken van Kennisnet.

Nadere informatie

Checklist gedrag ph in Organische Substraten

Checklist gedrag ph in Organische Substraten Checklist gedrag ph in Organische Substraten Met deze checklist kan inzicht worden gekregen hoe de ph zich gedraagt in een organisch substraat in een teeltsituatie en waarom deze eventueel afwijkt van

Nadere informatie

De Meerwaarde van Diffuus Licht voor Gewas & Tuinder

De Meerwaarde van Diffuus Licht voor Gewas & Tuinder De Meerwaarde van Diffuus Licht voor Gewas & Tuinder Zicht op Licht, 29 oktober 2013, Wageningen Tom Dueck, Wageningen UR Glastuinbouw Inleiding Natuurlijk zonlicht is gratis! Gratis licht voor groei,

Nadere informatie

Wat is stuurlicht? Wat kunnen we ermee?

Wat is stuurlicht? Wat kunnen we ermee? Wat is stuurlicht? Wat kunnen we ermee? Govert Trouwborst, Plant Lighting B.V. govert@plantlighting.nl www.plantlighting.nl 10 december 2014 Dr. ir. Sander Hogewoning & Dr. ir. Govert Trouwborst Expertise

Nadere informatie

Invloed UV-licht op bol blad bij chrysant PT projectnummer:

Invloed UV-licht op bol blad bij chrysant PT projectnummer: Invloed UV-licht op bol blad bij chrysant PT projectnummer: 13645.02 In opdracht van de landelijke commissie Chrysant van LTO Groeiservice Gefinancierd door Productschap Tuinbouw Postbus 280 2700 AG Zoetermeer

Nadere informatie

Zuiniger met CO 2 bij gelijkblijvende of hogere productie?

Zuiniger met CO 2 bij gelijkblijvende of hogere productie? Zuiniger met CO 2 bij gelijkblijvende of hogere productie? Sander Pot (Plant Dynamics BV) i.s.m. Govert Trouwborst (Plant Lighting BV) Sander Hogewoning (Plant Lighting BV) Stefan Persoon (Inno Agro BV)

Nadere informatie

s 98 c-b Temperatuur- en gietproef bij herfstkomkommers. door: Ir.A.A.M.Sweep, Naaldwijk,1966. Z2J5.303I

s 98 c-b Temperatuur- en gietproef bij herfstkomkommers. door: Ir.A.A.M.Sweep, Naaldwijk,1966. Z2J5.303I c-b Bibliotheek» PROEFSTATION VOOR DE GROENTEN- EN FRUITTEELT ONDER GLAS, Naaldwijk È. TE NAALDWIJK. 1 s 98 Proefstation Temperatuur- en gietproef bij herfstkomkommers. door: Ir.A.A.M.Sweep, Naaldwijk,1966.

Nadere informatie

Inhoud. Voorwoord 5. Mag ik u een paar vragen stellen? 6

Inhoud. Voorwoord 5. Mag ik u een paar vragen stellen? 6 Inhoud Voorwoord 5 Mag ik u een paar vragen stellen? 6 9 Steeds meer planten! 13 9.1 Geslachtelijke variaties 13 9.2 Van eicel tot zaad 16 9.3 Allemaal gelijk 20 9.4 De juiste behandeling 27 9.5 Verschillende

Nadere informatie

Onderzoek naar risico van bollenmijt in Zantedeschia

Onderzoek naar risico van bollenmijt in Zantedeschia Onderzoek naar risico van bollenmijt in Zantedeschia Welke mijt geeft schade in Zantedeschia P.J. van Leeuwen, C. Conijn, M. Breedeveld, J.P.T. Trompert Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Sector Bloembollen

Nadere informatie

PRODUCTSPECIFICATIE PHALAENOPSIS IN POT

PRODUCTSPECIFICATIE PHALAENOPSIS IN POT PRODUCTSPECIFICATIE PHALAENOPSIS IN POT februari 2012 Aanvullend op de Algemene Specificaties Kamerplanten gelden voor Phalaenopsis in pot de eisen genoemd in deze productspecificatie. De Productspecificatie

Nadere informatie

2. Het gewas. Voedergewassen

2. Het gewas. Voedergewassen 2. Het gewas Voedergewassen De plant Vegetatief - wortelstelsel - stengel - bladeren Generatief - kolf - pluim 2 Vegetatief (stengel en blad) Begint met bladeren stengel Lengte tot 4 meter Weinig zijstengels

Nadere informatie

Waterlepeltje (Ludwigia)

Waterlepeltje (Ludwigia) Waterlepeltje (Ludwigia) LPW-Florasleutel samengesteld door Veerle Cielen Ludwigia Kleine waterteunisbloem (Ludwigia peploides) Waterteunisbloem (Ludwigia grandiflora) kroonbladen 7-17 mm (12-)15-25 mm

Nadere informatie

Bemesting van tulp in de broeierij

Bemesting van tulp in de broeierij Bemesting van tulp in de broeierij M.F.N. van Dam, A.J.M. van Haaster, H.P. Pasterkamp, S. Marinova, N.S. van Wees, e.a. Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Sector bloembollen december 2003 PPO 330

Nadere informatie

Biologische en chemische bestrijding van de gegroefde lapsnuitkever (Otiorhynchus sulcatus) (4102).

Biologische en chemische bestrijding van de gegroefde lapsnuitkever (Otiorhynchus sulcatus) (4102). 1 PROJECT Biologische en chemische bestrijding van de gegroefde lapsnuitkever (Otiorhynchus sulcatus) (4102). INTERN VERSLAG PROEF Deelprocessen van de parasitering van larven van de lapsnuitkever (0.

Nadere informatie

Bloeikwaliteit bij azalea: 4 jaar onderzoek in een notendop

Bloeikwaliteit bij azalea: 4 jaar onderzoek in een notendop Bloeikwaliteit bij azalea: 4 jaar onderzoek in een notendop In september 2008 werd het IWT-landbouw project Bloeiregulatie en kwaliteit bij azalea: interactie tussen genetische, fysiologische en teeltgebonden

Nadere informatie