OVER DE VERGUNNINGSAANVRAAG VAN DE HEER JOHAN ROMBOUTS MET BETREKKING TOT EEN SLACHTKUIKENHOUDERIJ, GELEGEN TE 2960 BRECHT, LEGEHEIDEWEG 11.

Transcriptie

1 Besluit /HS/gvda Departement Leefmilieu Dienst Milieuvergunningen BESLUIT VAN DE DEPUTATIE VAN DE PROVINCIE ANTWERPEN OVER DE VERGUNNINGSAANVRAAG VAN DE HEER JOHAN ROMBOUTS MET BETREKKING TOT EEN SLACHTKUIKENHOUDERIJ, GELEGEN TE 2960 BRECHT, LEGEHEIDEWEG 11. De deputatie van de provincie Antwerpen Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (Milieuvergunningsdecreet), zoals gewijzigd bij latere decreten; Gelet op het besluit van 6 februari 1991 van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van het Vlaams Reglement betreffende de milieuvergunning (Vlarem), zoals gewijzigd bij latere besluiten; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (Vlarem II), zoals gewijzigd bij latere besluiten; Gelet op het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, inzonderheid artikel 8; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2006 tot vaststelling van nadere regels voor de toepassing van de watertoets, tot aanwijzing van de adviesinstantie en tot vaststelling van nadere regels voor de adviesprocedure bij de watertoets; Gelet op de milieuvergunningsaanvraag, op 21 april 2011 ingediend door de heer Johan Rombouts, wonende Legeheideweg 11 te 2960 Brecht, strekkende tot het verkrijgen van een milieuvergunning om een slachtkuikenhouderij, gelegen te 2960 Brecht, Legeheideweg 11, kadastergegevens (afdeling-sectie-perceelnummer) 4-E-280g, 4-E-280k, verder te exploiteren en te veranderen door wijziging en uitbreiding als volgt: 2 stallen met in totaal plaatsen voor slachtkuikens (2x dieren) (d.i. uitbreiding met dieren c d) het stallen van 5 landbouwvoertuigen (d.i. verplaatsing van een aantal voertuigen ) de opslag van liter petroleum in één bovengrondse tank (d.i. ter vervanging van 2 tanks van liter ) de opslag van liter mazout in een bovengrondse tank ( b) een brandstofverdeelslang horend bij de tank van liter ( ) de opslag van 21 ton stro en houtkrullen ( a) de opslag van 40 m³ reinigingswater ) (d.i. vermindering met 20 m³ c.1) een dieselnoodstroomgenerator met een nominaal vermogen van 32 kw (= vermogen teruggebracht tot 50% wegens minder van 360 bedrijfsuren per kalenderjaar in werking (d.i. een uitbreiding b) 6 warmtekanonnen, elk met een warmtevermogen van 61 kw en met een gezamenlijk warmtevermogen van 366 kw (d.i. een uitbreiding b) een grondwaterwinning op een diepte van 129 m en met een opgepompt debiet van 35 m³/dag en m³/jaar (d.i. een uitbreiding met 21 m³/dag en m³/jaar ) Vlarem-rubricering volgens aanvrager: c d b a 28.2.c b b Gelet op het feit dat de aanvrager met brief van 29 juni 2011 op vraag van de AMV bijkomende berekeningen heeft bezorgd met betrekking tot geur en ammoniak; Koningin Elisabethlei Antwerpen 1 T F

2 2 / 14 Gelet op de volgende vergunningstoestand met betrekking tot de exploitatie van de inrichting op de datum van de indiening van de voormelde milieuvergunningsaanvraag: besluit nr. MLAV1/ d.d. 20 december 2007 van de deputatie, houdende vergunning voor het verder exploiteren en veranderen door toevoeging, uitbreiding en wijziging van een pluimveehouderij voor een termijn verstrijkend op 20 december 2027; Gelet op het feit dat deze aanvraag voor de eerste maal werd ingediend op 21 april 2011; op het feit dat op datum van 5 mei 2011 de milieuvergunningsaanvraag ontvankelijk en volledig werd verklaard; Gelet op de stukken, waarbij wordt geattesteerd dat de milieuvergunningsaanvraag de vereiste publiciteit verkreeg, conform artikel 17 van het Vlarem; Gelet op het proces-verbaal betreffende het openbaar onderzoek d.d. 14 juni 2011 waaruit blijkt dat er noch schriftelijke, noch mondelinge bezwaren en/of opmerkingen werden ingediend; Gelet op het gunstig advies d.d. 20 juni 2011 van het college van burgemeester en schepenen van Brecht (kenmerk M ); op volgende elementen uit dit advies: 1. In het kader van het openbaar onderzoek werden geen bezwaren ingediend. 2. De intergemeentelijke milieudienst IGEAN heeft op 7 juni 2011 een gunstig subadvies uitgebracht; Gelet op het gunstig advies d.d. 4 juli 2011 van de afdeling van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie (LNE), bevoegd voor Milieuvergunningen (AMV) (kenmerk AMV/A/11/7260); op volgende elementen uit dit advies: 1. Het voorwerp van onderhavige aanvraag betreft in hoofdzaak de vroegtijdig hernieuwing en verandering van een pluimveehouderij. a) De exploitant vraagt een vroegtijdige hernieuwing aan gelet op de investeringskost voor het verbouwen van de kippenstallen. Gelet op deze investering kan een termijn van 20 jaar toegestaan worden. b) Het vergunde stallen van geiten zal niet worden gerealiseerd. c) De twee bestaande kippenstallen worden beide verlengd zodat er in elke stal slachtkuikens kunnen worden gestald. 2. Om te voldoen aan de dierenwelzijnsnormen voor slachtkuikens zullen de kippen op geregelde tijdstippen uitgeladen worden zodat op geen enkel ogenblik de norm overschreden wordt. Met dit systeem wordt er steeds voldaan aan de dierenwelzijnsnormen, maar kunnen er meer slachtkuikens opgezet worden. De slachtkuikens worden opgezet met een gewicht van ca. 50 g. Na 4 weken (ca. 1,8 kg) worden ze deels uitgeladen zodat er maar kippen verder afgemest worden naar 2,4 kg. 3. De stallen worden voorzien van het ammoniakemissiearm systeem P-6.4 (warmtewisselaar met luchtmengsysteem voor droging strooisellaag). Dit is een systeem dat nog niet op de lijst van ammoniakemissiearme systemen staat. De procedure om dit op de lijst te zetten is echter lopend. Dit systeem zorgt voor een snellere droging van de mest door het creëren van een luchtbeweging over de mest. De warme uitgaande ventilatielucht warmt via de warmtewisselaar de verse lucht op. Deze opgewarmde lucht wordt door het ventilatiesysteem in de stallen verspreid waardoor de strooisellaag wordt gedroogd. Hierdoor wordt het gistingsproces van de mest vertraagd. Door dit systeem zal ondanks de verhoging in het aantal dieren, de totale geuremissie niet in dezelfde mate toenemen. 4. De slachtkuikens worden gehouden op een strooiselvloer zodat een droge mest wordt verkregen. De inrichting beschikt over 160 waarderingspunten (strooiselvloer, onmiddellijke afvoer van mest, mechanische verluchtingssystemen niet aangesloten op een installatie ter bestrijding van geurhinder met uitlaat >0,5 m boven de nok zonder pet). Aangezien de inrichting op meer dan

3 3 / m van hindergevoelig gebied ligt, voldoet ze aan de afstandsregels. Tijdens het plaatsbezoek kon worden vastgesteld dat de geurhinder beperkt is. Volgens bijkomende informatie zal in de nieuwe toestand geureenheden (OU e/s) worden geproduceerd t.o.v OU e/s in de vergunde toestand. Er worden dan ook geen extra gehinderde verwacht. De productie van ammoniak zal dalen met kg tot een totaal van kg. 5. De stalmest wordt gedurende de rondes gestockeerd in de stal zelf. Na iedere ronde wordt deze uitgemest en onmiddellijk afgevoerd. De mest van de geiten wordt eveneens in de potstallen zelf opgeslagen, waar de mest gedurende 3 maanden kan opgeslagen blijven [sic stallen van geiten werd niet in gebruik genomen]. Er wordt een opslag van 40 m³ mest aangevraagd, die dient voor de opvang van het reinigingswater van de stallen (4x 10 m³). Dit wordt echter niet als mest beschouwd zodat deze rubriek zonder voorwerp is. 6. Er zal een bovengrondse petroleumtank van liter geplaatst worden ter vervanging van de twee petroleumtanks van liter. De tank wordt dubbelwandig en zal volgens de exploitant voorzien worden van een overvulbeveiliging en een lekdetectiesysteem. De petroleumtank staat buiten tussen de 2 kippenstallen. De petroleum wordt gebruikt voor de 6 warmtekanonnen, elk met een warmtevermogen van 61 kw. Deze verwarmen de lucht in de stallen rechtstreeks. 7. Er is een bovengrondse mazouttank die zal vervangen worden door een dubbelwandige tank van liter die wordt voorzien van een overvulbeveiliging en een lekdetectiesysteem. Bij deze tank hoort een verdeelslang. Het tanken gebeurt in de loods op een verharde vloer. In de loods staan 5 landbouwvoertuigen gestald. 8. De dieselnoodstroomgenerator van 32 kw staat ook in de loods. Gelet op het beperkt vermogen, de plaatsing en het kleine aantal uren in werking, zal de geluidshinder zeer beperkt zijn. 9. De grondwaterwinning situeert zich in een pluimveehouderij en heeft als bestemming drink- en reinigingswater voor de dieren en huishoudelijk gebruik. De beoogde kwaliteit is drinkwater en er wordt een debiet van maximaal 35 m³/dag en m³/jaar aangevraagd. Het betreft een verbuisde boorput met een diepte van 129 m. De berekening van het benodigde debiet kan op onderstaande manier gebeuren: Bestemming Drinkwater per dier Reinigingswater per dier Aantal dieren Verbruik m³ per jaar Drink Reiniging Slachtkuikens 0,072 m³/jaar 0,012 m³/jaar Huishoudelijk verbruik (6 30 m³/persoon/jaar 180 personen) Totaal Een deel van het regenwater wordt opgevangen in een regenwaterput van 20 m³ en wordt gebruikt als reinigingswater voor de stallen. Gelet op bovenstaande berekening kan een gunstig advies verleend worden voor het gevraagde debiet. Voor wat betreft het effect van deze grondwaterwinning op het grondwaterpeil in de omgeving van de inrichting wordt verwezen naar het advies van de afdeling Water van VMM. 10. De inrichting ligt binnen een straal van 600 m van het habitatrichtlijngebied Het Blak, Kievitsheide, Ekstergoor en nabijgelegen Kamsalamanderhabitats. Er is geen subadvies door het Agentschap voor Natuur en Bos uitgebracht. Het advies van het Agentschap voor Natuur en Bos wordt geacht gunstig te zijn. 11. GPBV-evaluatie a) Afvalstoffen (productieafval, ander bedrijfsafval, verpakkingsafval, voorkoming, ) - De belangrijkste afvalstof geproduceerd op de inrichting is mest van de kippen. Het beheer en het afvoeren van de mest wordt geregeld via het meststoffendecreet. Kippenmest wordt na elke ronde direct afgevoerd. Regelmatig worden de kadavers verzameld en opgeslagen in een kadaverkoeling en afgevoerd. Het aantal kadavers wordt

4 4 / 14 beperkt door de goede bedrijfsvoering. Verpakkingsafval wordt naar het containerpark afgevoerd. - Voor de aangehaalde BBT in de BREF betreffende mestopslag en aanwending wordt doorverwezen naar het compartiment lucht en geur. - In Vlarem I artikel 43ter staat vermeld dat overeenkomstig het decreet van 2 juli 1981 betreffende de voorkoming en het beheer van afvalstoffen en het Vlaams reglement inzake afvalvoorkoming en -beheer het ontstaan van afvalstoffen wordt voorkomen; waar dit niet gebeurt, moeten die stoffen nuttig worden toegepast of aangewend worden als secundaire grondstof of, wanneer dat technisch en economisch onmogelijk is, zodanig worden verwijderd dat milieueffecten worden voorkomen of beperkt. - Naast artikel 43ter in Vlarem I zijn er tevens de algemene voorwaarden van Vlarem II, waarin voorwaarden worden opgelegd naar het beheer van afvalstoffen (afdeling 4.1.6). - Uit het bovenstaande kan geconcludeerd worden dat er geen bijzondere voorwaarden in de milieuvergunning dienen te worden opgelegd voor het milieucompartiment afvalstoffen. b) Lucht & geur (geleide, diffuse atmosferische emissies, Benchmarking Convenant, ) - Dieren gebruiken voeder en scheiden via de mest het grootste deel van de nutriënten terug uit. Deze nutriënten kunnen via verdamping in de lucht terechtkomen (NH 3, N 2O, CH 4) of via de bodem in het grond- en oppervlaktewater. - In de BREF worden volgende BBT aangehaald voor het reduceren van de emissies van nutriënten naar water, bodem en lucht: het opstellen van een nutriëntenbalans; toepassen van precisievoeding; vloerbevuiling zoveel mogelijk voorkomen; voldoende mestopslagcapaciteit voorzien; optimaliseren van stallen en/of mestopslagplaatsen binnen de bedrijfslocatie; toepassen van ammoniakemissiearme stalsystemen voor varkens en pluimvee; mestaanwending afstemmen op de betrokken landbouwgrond, gewasbehoefte en klimatologische omstandigheden; mest emissiearm aanwenden, nauwkeurig doseren en gelijkmatig uitspreiden; stallucht afzuigen en behandelen met een gaswasser. - De kippen worden gehouden in ingestrooide stallen. Na elke ronde wordt de mest afgevoerd. Er is een kadaverhut met koeling aanwezig. - Aan de inrichting worden 160 waarderingspunten toegekend, er dient een minimumafstand van 300 m t.o.v. hindergevoelig gebied gerespecteerd te worden. Hieraan kan worden voldaan - Buitendeuren die geen functie hebben bij de luchtverversing zijn enkel geopend voor doorgang van personen, dieren, goederen of in geval van overmacht. Door het voer aan te passen aan de noden van de dieren wordt de ammoniakemissie gereduceerd. - Het beheer en het afvoeren van de mest wordt geregeld via het Mestdecreet. - Het toepassen van ammoniakemissiearme stalsystemen is volgens de BBT-studie enkel Best Beschikbare Techniek bij nieuwbouwstallen voor varkens en pluimvee. Gelet op artikel bis 1 van Vlarem II dat aantoont dat de nieuw te bouwen stallen ammoniakemissiearm dienen te worden gebouwd indien er voor de betreffende diercategorie een techniek is opgenomen in de lijst van ammoniakemissiearme stallen vastgesteld bij besluit van de Vlaamse minister bevoegd voor Leefmilieu. Ondanks dat er nog geen technieken voor slachtkuikens zijn opgenomen in deze lijst, zal er een ammoniakemissiearm stalsysteem worden voorzien (mechanische verluchting met warmtewisselaars) voor zowel het nieuwe als bestaande gedeelte van de stallen. - Met betrekking tot mestopslag en aanwending wordt er beroep gedaan op het Mestdecreet en zijn uitvoeringsbesluiten (o.a. uitrijregeling, ). In het Mestdecreet artikel 47 1 staat vermeld: De landbouwer dient de meststoffen op een milieukundig

5 5 / 14 verantwoorde wijze en overeenkomstig de bepalingen van dit decreet en zijn uitvoeringsbesluiten af te zetten. - In de algemene voorwaarden van Vlarem II worden voorwaarden opgelegd inzake de hygiëne, risico- en hinderbeheersing (afdeling 4.1.3). Daarnaast zijn er de sectorale voorwaarden van Vlarem II, waarin voorwaarden worden opgelegd met betrekking tot constructievoorschriften voor stallen en mestopslagplaatsen (afdeling 5.9.2), met betrekking tot de ligging van varkensstallen (afdeling 5.9.4) en pluimveestallen (afdeling 5.9.5), met betrekking tot de beperking van milieuhinder (voorkoming van geur- en stofhinder, dierlijke mest en algemene milieuhygiënische maatregelen artikel & 2.& 3 & 4) en met betrekking tot bestaande stallen en mestopslagplaatsen (afdeling ). - Uit het bovenstaande kan geconcludeerd worden dat er geen bijzondere voorwaarden in de milieuvergunning dienen te worden opgelegd voor het milieucompartiment lucht en geur. c) Geluid en trillingen - Over geluid wordt in de BREF o.a. het volgende vermeld: voorafgaand werd er niet veel aandacht geschonken aan geluidshinder, dit zou wel eens kunnen veranderen aangezien het platteland populairder wordt en geluidshinder meer relevant wordt. Er worden enkele voorstellen gedaan om geluidsemissies te reduceren: plannen van activiteiten in bedrijfslokalen, gebruikmaken van natuurlijke barrières, toepassen van geluidsarme apparatuur, opvragen van technische metingen van apparaten, opvragen van extra geluidsvermindering metingen. - Specifieke maatregelen ter voorkoming/beperking van hinder door geluid en trillingen in de veehouderij kwamen niet aan de orde in het kader van de BBT-studie. - Hinder door trillingen is niet te verwachten. Ramen en deuren blijven gesloten voor zover ze geen functie hebben. Er zijn geen volwassen hanen aanwezig. De kippen hebben continu beschikking over vers voer zodat ze rustig zijn. Het geluid afkomstig van de dieren wordt zo tot een minimum beperkt. - Voor geluid en trillingen dient voldaan te worden aan de voorwaarden en geluidsrichtwaarden van Vlarem II. d) Energie (energieverbruik, thermisch, elektrisch, beperking, ) - In de BREF worden volgende BBT aangehaald voor het reduceren van energie: opstellen van een energiebalans; gebruikmaken van natuurlijke ventilatie waar mogelijk; optimaliseren van het ontwerp van het ventilatiesysteem in mechanisch geventileerde stallen; regelmatig controle en reiniging van leidingen en ventilatoren in mechanisch geventileerde stallen; isoleren van pluimveestallen in gebieden met lage omgevingstemperatuur. - De belangrijkste energievergende activiteiten op de inrichting zijn: verlichting, reiniging en het sturen van het voerproces. De verluchting wordt in functie van het stalklimaat optimaal geregeld. De warmtewisselaar zal een positieve weerslag op het energieverbruik hebben. - In Vlarem I artikel 43ter staat vermeld dat de energie op doelmatige wijze wordt gebruikt. Naast artikel 43ter in Vlarem I zijn er tevens de algemene voorwaarden van Vlarem II, waarin voorwaarden worden opgelegd naar de hygiëne, risico- en hinderbeheersing (afdeling 4.1.3) en naar de meet- en registratieverplichtingen (afdeling 4.1.4). - Uit het bovenstaande kan geconcludeerd worden dat er geen bijzondere voorwaarden in de milieuvergunning dienen te worden opgelegd voor het milieucompartiment energie. e) Grondstoffenverbruik - Wat betreft de grondstoffen, staat er in de BREF niks vermeld.

6 6 / 14 - De voederconversie wordt laag gehouden (kg voederverbruik/kg gewichtinzet) om economische redenen en de samenstelling van het voer is afgesteld op de behoeften van de dieren. Op het bedrijf wordt mazout gebruikt ter bevoorrading van de machines. Petroleum wordt gebruikt voor de verwarming. - Specifieke maatregelen ter beperking van het chemicaliëngebruik in de veehouderij kwamen niet aan de orde in het kader van deze BBT-studie. f) Water Verbruik - Het meeste water wordt gebruikt als drinkwater en voor het reinigen van stallen. - In de BREF worden volgende BBT aangehaald voor het reduceren van waterverbruik: een waterbalans opmaken; grof vuil verwijderen door droog reinigen; goed gebruikmaken van drinkwatervoorzieningen; gebruikmaken van alternatieve waterbronnen; gebruikmaken van hogedrukreinigers na elke productie; afvalwater dat mestdeeltjes bevat, opvangen en uitrijden op het land. - Het waterverbruik wordt onder controle gehouden door het meestal droog reinigen van de stallen, de stallen voldoende laten inweken en gebruik te maken van een hogedrukreiniger. - Het drink- en reinigingswater is afkomstig van de grondwaterwinning. Het waterverbruik wordt onder controle gehouden, men heeft dan ook een debietmeter geplaatst. Er wordt regenwater gebruikt bij het reinigen van de stallen. Lozing - In het productieproces wordt er geen afvalwater geproduceerd. Het reinigingswater van de stallen wordt opgevangen in de citernes en afgevoerd volgens de regels van het geldende Mestdecreet. - In de algemene voorwaarden van Vlarem II worden voorwaarden opgelegd inzake de hygiëne, risico- en hinderbeheersing (afdeling 4.1.3) en qua meet- en registratieverplichtingen (afdeling 4.1.4). Daarnaast zijn er de sectorale voorwaarden van Vlarem II, waarin voorwaarden worden opgelegd naar de algemene milieuhygiënische maatregelen (artikel ), naar afvalwater (artikel en artikel ) en naar de voorwaarden met betrekking tot het toezicht (artikel ). - Hieruit blijkt dat er geen extra bijzondere voorwaarden in de milieuvergunning dienen te worden opgelegd. g) Bodem - In de BREF worden verschillende BBT aangehaald voor het reduceren van de emissies van nutriënten naar water, bodem en lucht. Hiervoor wordt terug verwezen naar het compartiment lucht en geur. - De opslag van gevaarlijke producten moet voldoen aan de bepalingen van hoofdstuk 5.17 van Vlarem II. Hierin worden de nodige maatregelen getroffen naar verontreiniging van de bodem, zoals dubbelwandige houders. De exploitant gaat op korte termijn de bestaande houders vervangen door nieuwe dubbelwandige houders, voorzien van lekdetectie en overvulbeveiliging. Tanken gebeurt steeds boven een vloeistofdicht oppervlak. - De verharde oppervlakten worden gereinigd en onderhouden. - De krengen worden bewaard op een gemakkelijk te reinigen krengenplaats, uitgevoerd in harde materialen, onder een passende, gesloten afdekking uit duurzaam en goed onderhoudbaar materiaal. Kuiswater wordt opgevangen in een citerne. - Uit het bovenstaande kan geconcludeerd worden dat er geen bijzondere voorwaarden in de milieuvergunning dienen opgelegd te worden voor het milieucompartiment bodem. h) Preventie tegen ongevallen

7 7 / 14 - De stallen zijn afgesloten buiten de werkuren, zodat deze ontoegankelijk zijn voor onbevoegden. De toegang tot de inrichting blijft eveneens afgesloten. De stallen zijn enkel toegankelijk voor personen die noodzakelijk aanwezig moeten zijn in de stallen. Derden worden vermeden. Besmettelijke ziektes worden voorkomen door de krengen onmiddellijk af te zonderen van de gezonde dieren. - In Vlarem I artikel 43ter staat vermeld dat de nodige maatregelen worden getroffen om ongevallen te voorkomen en de gevolgen daarvan te beperken. - Artikel 22 van het milieuvergunningendecreet stelt daarenboven: De exploitant van een inrichting is verplicht de milieuvoorwaarden na te leven. Ongeacht de verleende vergunning moet hij steeds de nodige maatregelen treffen om schade, hinder en zware ongevallen te voorkomen en, om bij ongeval de gevolgen ervan voor de mens en het leefmilieu zo beperkt mogelijk te houden. i) Preventieve maatregelen tegen verontreiniging - De inrichting wordt zorgvuldig en vakkundig bedreven. Ramen en deuren blijven gesloten voor zover zij geen functie hebben bij de luchtverversing. Buitendeuren die conceptueel geen functie hebben bij de luchtverversing zijn enkel open voor doorgang van personen, dieren of goederen in geval van overmacht. - Doeltreffende bestrijdingsmaatregelen worden getroffen ter voorkoming van ongedierte zoals ratten, muizen en insecten. - Naast bovenstaande maatregelen zijn er de specifieke maatregelen die vermeld worden in ieder milieucompartiment. - Buiten de algemene en sectorale voorwaarden inzake preventieve maatregelen, die in Vlarem opgelegd zijn, staat in Vlarem I artikel 43ter vermeld dat alle passende preventieve maatregelen tegen verontreiniging worden getroffen, met name door toepassing van de beste beschikbare technieken. - Hieruit blijkt dat er geen bijzondere voorwaarden in de milieuvergunning dienen te worden opgelegd. j) Maatregelen bij abnormale bedrijfsomstandigheden - In de BREF wordt aangehaald om een noodprocedure voor onvoorziene emissies en incidenten te voorzien. - Gelet op de algemene voorwaarden van Vlarem II, waarin voorwaarden worden opgelegd naar de Hygiëne, risico- en hinderbeheersing (afdeling 4.1.3). - Hieruit blijkt dat er geen bijzondere voorwaarden in de milieuvergunning dienen opgelegd te worden k) Maatregelen bij stopzetting - Er wordt een hervergunning met uitbreiding aangevraagd zodat van een eventuele stopzetting van het bedrijf momenteel geen sprake is. - In Vlarem I artikel 43ter staat vermeld dat bij de definitieve stopzetting van de activiteiten de nodige maatregelen worden getroffen om het gevaar van verontreiniging te voorkomen en het exploitatieterrein weer in een bevredigende toestand te brengen. - Naast artikel 43ter in Vlarem I zijn er tevens de algemene voorwaarden van Vlarem II, waarin voorwaarden worden opgelegd naar het buiten gebruik stellen van installaties (afdeling 4.1.6). - Hieruit kan geconcludeerd worden dat er geen bijzondere voorwaarden in de milieuvergunning dienen te worden opgelegd. 12. Gelet op de preventieve voorzieningen opgesomd in de aanvraag kan de hinder van de inrichting tot een aanvaardbaar niveau beperkt worden; Gelet op het stilzwijgend gunstig advies van het agentschap Ruimte en Erfgoed (ARE); Gelet op het gunstig advies d.d. 4 juli 2011 van de afdeling Operationeel Waterbeheer van de VMM (AOW) (kenmerk WAT/A/GW1/2777/vl); op volgende elementen uit dit advies:

8 8 / De aanvraag betreft de hernieuwing van een vergunde inrichting met verandering door uitbreiding van de grondwaterwinning. 2. De grondwaterwinning bestaat uit 1 winningsput die op een diepte van 129 m grondwater onttrekt uit het Zand van Berchem (HCOV-code: 0254). De grondwaterwinning werd door de deputatie bij besluit MLAV1/ d.d. 20 december 2007 vergund voor een maximaal debiet van 14 m³/dag en m³/jaar voor een termijn van 20 jaar. 3. Het grondwater wordt hoofdzakelijk aangewend voor de drinkwatervoorziening van dieren en als reinigingswater voor de stallen. Rekening houdend met de gemiddelde gebruikswaarden voor veeteelt, inclusief reinigingswater en water voor huishoudelijk gebruik, zoals gepubliceerd door het Bestuur Land- en Tuinbouw van het Ministerie van Landbouw (1990) en de brochure Melkveehouderij van VMM (2006), kan het verbruik worden geraamd op m³/jaar. Het aangevraagde debiet is bijgevolg realistisch. 4. Onder verwijzing naar artikel 8 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid werd voor deze aanvraag onderzocht of er een schadelijk effect door de grondwaterwinning wordt veroorzaakt. Er werd vastgesteld dat het schadelijk effect op het grondwatersysteem beperkt is en dat gunstig kan worden geadviseerd; Gelet op het gunstig advies d.d. 26 juli 2011 van de Provinciale Milieuvergunningscommissie (PMVC); op volgende elementen uit dit advies: 1. Omschrijving en rubrieken De omschrijving en rubrieken werden correct aangevraagd en kunnen behouden blijven. 2. Stedenbouwkundige verenigbaarheid De PMVC stelt vast dat zij nog geen beschikking heeft over het advies van het ARE. Dit wordt geacht stilzwijgend gunstig te zijn. De inrichting is volgens het gewestplan Turnhout gelegen in agrarisch gebied, op ruime afstand van andere gebieden. Het college van burgemeester en schepenen heeft in het verleden voor de exploitatie reeds diverse bouw- en stedenbouwkundige vergunningen verleend. De PMVC is dan ook van oordeel dat de inrichting principieel stedenbouwkundig verenigbaar is. De stedenbouwkundige vergunning voor de verlenging van de 2 slachtkuikenstallen, het voederlokaal, 2 warmtewisselaars en erfverharding moet wel nog verkregen worden. 3. Openbaar onderzoek bezwaren Er werden in het kader van het openbaar onderzoek geen schriftelijke of mondelinge bezwaren en opmerkingen ingediend. 4. Milieutechnische evaluatie In het Belgisch Staatsblad van 8 juli 2011 verscheen het ministerieel besluit van 31 mei 2011 tot wijziging van het ministerieel besluit van 19 maart 2004 houdende vaststelling van ammoniakemissiearme stalsystemen. In die lijst is het stalsysteem P-6.4 (warmtewisselaar met luchtmengsysteem voor droging strooisellaag) opgenomen dat de exploitant via deze milieuvergunningsaanvraag op de 2 slachtkuikenstallen wenst te implementeren, zowel op de bestaande stalgedeelten, alsook op de verlenging die aan beide stallen wordt voorzien. De PMVC volgt de gunstige adviezen. De PMVC adviseert om in de overwegingen van het besluit op te nemen dat het Mestdecreet veronderstelt dat de exploitant de nodige nutriëntenemissierechten heeft verkregen alvorens hij kan exploiteren. 5. Watertoets Uit de toepassing van de beoordelingsschema s met betrekking tot de watertoets blijkt dat voor de aspecten met betrekking tot de grondwaterwinning naar het Vlarem wordt verwezen. Zoals vermeld in het advies van de AOW werd door haar, onder verwijzing naar artikel 8 van het Decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, voor deze aanvraag onderzocht of er een schadelijk effect door de grondwaterwinning wordt veroorzaakt. Er werd vastgesteld dat het schadelijk effect op het grondwatersysteem beperkt is.

9 9 / 14 Uit de toepassing van de beoordelingsschema s met betrekking tot de watertoets blijkt dat de overige gevraagde activiteiten van die aard zijn dat ze niet relevant zijn voor wat betreft de invloed op het watersysteem, zodanig dat geen bijkomend wateradvies vereist is en dat derhalve de aanvraag voldoet aan de in artikel 5 opgesomde doelstellingen van het decreet integraal waterbeleid. 6. Termijn De vergunning kan worden verleend voor een termijn van 20 jaar met een termijn voor ingebruikname van 3 jaar voor de realisatie van de veranderingen. Vanaf de realisatie van de veranderingen dient de lopende vergunning opgeheven te worden. 7. Voorwaarden a. Algemene voorwaarden Algemeen: hoofdstukken 4.1 (algemene voorschriften), 4.6 (licht), 4.7 (beheersing van asbest) en 4.9 (energieplanning) Geluid: hoofdstuk 4.5 (beheersing van geluidshinder) b. Sectorale voorwaarden Dieren: hoofdstuk 5.9 Garages, parkeerplaatsen en herstellingswerkplaatsen voor motorvoertuigen: hoofdstuk 5.15 Opslag van gevaarlijke stoffen - algemene bepalingen: afdeling Opslag van gevaarlijke vloeistoffen in bovengrondse houders: afdeling Brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen: afdeling Hout - algemene bepalingen: afdeling Motoren met inwendige verbranding: hoofdstuk 5.31 Niet in rubriek 2 en 28 begrepen verbrandingsinrichtingen - algemene bepalingen en immissiecontroleprocedures: afdelingen en Winning van grondwater: hoofdstuk 5.53 c. Bijzondere voorwaarden De PMVC adviseert om de implementatie van het ammoniakemissiearme stalsysteem in de 2 slachtkuikenstallen vast te leggen in een bijzondere voorwaarde: Het stalsysteem P-6.4 (warmtewisselaar met luchtmengsysteem voor droging strooisellaag) moet geïmplementeerd worden op de 2 slachtkuikenstallen. De uitvoering en het gebruik van het stalsysteem moet gebeuren volledig conform het ministerieel besluit van 31 mei 2011, tot wijziging van bijlage 1 van het ministerieel besluit van 19 maart 2004, houdende vaststelling van de lijst van ammoniakemissiearme stalsystemen. De PMVC adviseert om terzake volgende overwegingen in het besluit op te nemen: Overwegende dat de 2 slachtkuikenstallen volledig zullen uitgerust worden met het stalsysteem P-6.4 (warmtewisselaar met luchtmengsysteem voor droging strooisellaag); Overwegende dat overeenkomstig artikel bis 2 van titel II van het Vlarem na afwerking van de ombouw tot een ammoniakemissiearme stal een attest moet worden afgeleverd dat aantoont dat de bouwwerken werden uitgevoerd conform de ammoniakemissiearme staltechnieken; dat dit attest moet zijn afgeleverd voor er opnieuw slachtkuikens in de stal worden gehouden; dat dit attest ter inzage moet liggen van de toezichthoudende overheid; De PMVC volgt het advies van de AMV en stelt voor volgende bijzondere voorwaarde eveneens op te leggen: De exploitant zorgt ervoor dat de dierenwelzijnsnormen steeds worden gerespecteerd door indien nodig kippen uit de stal te laden. De PMVC adviseert om ter zake volgende overwegingen in het besluit op te nemen: Overwegende dat de exploitant aangeeft dat hij de nodige maatregelen zal nemen om ervoor te zorgen dat er steeds voldaan is aan de dierenwelzijnsnormen voor slachtkuikens; dat er op geregelde tijdstippen kippen zullen worden uitgeladen zodat

10 10 / 14 de norm op geen enkel ogenblik overschreden wordt; dat deze werkwijze toelaat om meer slachtkuikens op te zetten, namelijk stuks met een gewicht van ca. 50 g; dat er na 4 weken wanneer de dieren een gewicht hebben van ca. 1,8 kg een deel wordt uitgeladen zodat er maar kippen verder afgemest worden naar 2,4 kg; Gelet op de ligging van de inrichting in een gebied van het gewestplan Turnhout, waarop de voorschriften voor agrarisch gebied van toepassing zijn; Overwegende dat gesteld kan worden dat de exploitatie van de inrichting, die het voorwerp van de voormelde milieuvergunningsaanvraag uitmaakt, verenigbaar is met voormelde ruimtelijke en stedenbouwkundige voorschriften; Overwegende dat voor de evaluatie van de tijdens het openbaar onderzoek uitgebrachte bezwaren en opmerkingen en van de elementen die de aanvrager heeft aangebracht tijdens het horen door de PMVC, kan worden verwezen naar het advies van de PMVC; Overwegende dat de gunstige adviezen in aanmerking worden genomen; Overwegende dat het Mestdecreet veronderstelt dat de exploitant de nodige nutriëntenemissierechten heeft verkregen alvorens hij kan exploiteren; Overwegende dat de 2 slachtkuikenstallen volledig zullen worden uitgerust met het stalsysteem P-6.4 (warmtewisselaar met luchtmengsysteem voor droging strooisellaag); Overwegende dat overeenkomstig artikel bis 2 van titel II van het Vlarem na afwerking van de ombouw tot een ammoniakemissiearme stal een attest moet worden afgeleverd dat aantoont dat de bouwwerken werden uitgevoerd conform de ammoniakemissiearme staltechnieken; dat dit attest moet zijn afgeleverd voor er opnieuw slachtkuikens in de stal worden gehouden; dat dit attest ter inzage moet liggen van de toezichthoudende overheid; Overwegende dat de exploitant aangeeft dat hij de nodige maatregelen zal nemen om ervoor te zorgen dat er steeds voldaan is aan de dierenwelzijnsnormen voor slachtkuikens; dat er op geregelde tijdstippen kippen zullen worden uitgeladen zodat de norm op geen enkel ogenblik overschreden wordt; dat deze werkwijze toelaat om meer slachtkuikens op te zetten, namelijk stuks met een gewicht van ca. 50 g; dat er na 4 weken wanneer de dieren een gewicht hebben van ca. 1,8 kg een deel wordt uitgeladen zodat er maar kippen verder afgemest worden naar 2,4 kg; Overwegende dat uit de toepassing van de beoordelingsschema s met betrekking tot de watertoets blijkt dat voor de aspecten met betrekking tot de grondwaterwinning naar het Vlarem wordt verwezen; dat, zoals vermeld in het advies van de AOW door haar, onder verwijzing naar artikel 8 van het Decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, voor deze aanvraag werd onderzocht of er een schadelijk effect door de grondwaterwinning wordt veroorzaakt; dat werd vastgesteld dat het schadelijk effect op het grondwatersysteem beperkt is; Overwegende dat uit de toepassing van de beoordelingsschema s met betrekking tot de watertoets blijkt dat de overige gevraagde activiteiten van die aard zijn dat ze niet relevant zijn voor wat betreft de invloed op het watersysteem, zodanig dat geen bijkomend wateradvies vereist is en dat derhalve de aanvraag voldoet aan de in artikel 5 opgesomde doelstellingen van het decreet integraal waterbeleid; Overwegende dat gesteld kan worden dat de risico s voor de externe veiligheid, de hinder, de effecten op het leefmilieu, op de wateren, op de natuur en op de mens buiten de inrichting veroorzaakt

11 11 / 14 door de gevraagde exploitatie mits naleving van de in onderhavig besluit opgelegde milieuvergunningsvoorwaarden tot een aanvaardbaar niveau kunnen worden beperkt; Overwegende dat er bijgevolg aanleiding toe bestaat de gevraagde vergunning volledig toe te staan voor een termijn van 20 jaar; ARTIKEL 1 - Voorwerp B E S L U I T: 1 Aan de heer Johan Rombouts, wonende Legeheideweg 11 te 2960 Brecht wordt onder de voorwaarden bepaald in onderhavig besluit vergunning verleend om een slachtkuikenhouderij, gelegen te 2960 Brecht, Legeheideweg 11, kadastergegevens (afdeling-sectie-perceelnummer) 4-E-280g, 4-E-280k, verder te exploiteren en te veranderen door wijziging en uitbreiding zodat ze voortaan zal omvatten: 2 stallen met in totaal plaatsen voor slachtkuikens (2 x dieren) (9.3.1.c d) het stallen van 5 landbouwvoertuigen (15.1.1) de opslag van liter petroleum in één bovengrondse tank ( ) de opslag van liter mazout in een bovengrondse tank ( b) een brandstofverdeelslang horend bij de tank van liter ( ) de opslag van 21 ton stro en houtkrullen ( a) de opslag van 40 m³ reinigingswater (28.2.c.1) een dieselnoodstroomgenerator met een nominaal vermogen van 32 kw (= vermogen teruggebracht tot 50% wegens minder van 360 bedrijfsuren per kalenderjaar in werking ( b) 6 warmtekanonnen, elk met een warmtevermogen van 61 kw en met een gezamenlijk warmtevermogen van 366 kw ( b) een grondwaterwinning op een diepte van 129 m en met een opgepompt debiet van 35 m³/dag en m³/jaar (53.8.2). Vlarem-rubricering: c d b a 28.2.c b b De lopende vergunning wordt opgeheven vanaf realisatie van de verandering. ARTIKEL 2 Koppeling aan de stedenbouwkundige vergunning 1 Deze milieuvergunning is geschorst indien voor de verandering die er het voorwerp van uitmaakt ook een stedenbouwkundige vergunning of melding als bedoeld in artikel en artikel van de Vlaamse Codex RO, vereist is en deze stedenbouwkundige vergunning niet definitief werd verleend of de melding niet is gedaan. Deze schorsing duurt tot de stedenbouwkundige vergunning definitief is verleend of is geweigerd in laatste aanleg of zolang de handelingen waarvoor de stedenbouwkundige melding is verricht, niet mogen worden aangevat op grond van artikel 4.2.2, 4 van de Vlaamse Codex RO. De vergunninghouder dient het definitief verkrijgen van de stedenbouwkundige vergunning te melden aan de deputatie bij ter post aangetekende zending. 2 De geschorste milieuvergunning vervalt van rechtswege op de dag waarop de stedenbouwkundige vergunning in laatste aanleg definitief zou geweigerd worden.

12 12 / 14 3 De stedenbouwkundige vergunning die verkregen is voor de verandering die het voorwerp is van de voormelde milieuvergunningsaanvraag wordt geschorst zolang de milieuvergunning niet definitief is verleend. Als het gaat om met toepassing van artikel van de Vlaamse Codex RO meldingsplichtige handelingen wordt de uitvoerbaarheid van de stedenbouwkundige melding opgeschort. 4 Deze geschorste stedenbouwkundige vergunning vervalt van rechtswege op de dag waarop de milieuvergunning in laatste aanleg definitief zou geweigerd worden. ARTIKEL 3 Voorwaarden De in artikel 1 bedoelde vergunning is afhankelijk van de strikte naleving van de volgende voorwaarden: 1. Algemene: Algemeen: hoofdstukken 4.1 (algemene voorschriften), 4.6 (licht), 4.7 (beheersing van asbest) en 4.9 (energieplanning) Geluid: hoofdstuk 4.5 (beheersing van geluidshinder) 2. Sectorale: Dieren: hoofdstuk 5.9 Garages, parkeerplaatsen en herstellingswerkplaatsen voor motorvoertuigen: hoofdstuk 5.15 Opslag van gevaarlijke stoffen - algemene bepalingen: afdeling Opslag van gevaarlijke vloeistoffen in bovengrondse houders: afdeling Brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen: afdeling Hout - algemene bepalingen: afdeling Motoren met inwendige verbranding: hoofdstuk 5.31 Niet in rubriek 2 en 28 begrepen verbrandingsinrichtingen - algemene bepalingen en immissiecontroleprocedures: afdelingen en Winning van grondwater: hoofdstuk Bijzondere: Het stalsysteem P-6.4 (warmtewisselaar met luchtmengsysteem voor droging strooisellaag) moet geïmplementeerd worden op de 2 slachtkuikenstallen. De uitvoering en het gebruik van het stalsysteem moet gebeuren volledig conform het ministerieel besluit van 31 mei 2011, tot wijziging van bijlage 1 van het ministerieel besluit van 19 maart 2004, houdende vaststelling van de lijst van ammoniakemissiearme stalsystemen. De exploitant zorgt ervoor dat de dierenwelzijnsnormen steeds worden gerespecteerd door, indien nodig, kippen uit de stal te laden. De opgesomde algemene en sectorale milieuvoorwaarden kunnen teruggevonden worden in Vlarem II. Deze zijn evenwel louter indicatief; bij wijzigingen van Vlarem II wordt de exploitant immers steeds geacht de meest actuele versie van de van toepassing zijnde bepalingen na te leven. De integrale en geconsolideerde tekst van Vlarem II is te raadplegen op de website van de provincie Antwerpen, via onderstaande link: reglementering/milieuvergunningende/recente_wijzigingen ARTIKEL 4 - Termijn voorafgaand aan ingebruikname De in artikel 1 vergunde verandering dient in gebruik genomen te worden binnen 3 jaar vanaf de datum van deze vergunning, zoniet vervalt deze vergunning van rechtswege voor wat de verandering betreft.

13 13 / 14 ARTIKEL 5 - Vergunningstermijn De in artikel 1 bedoelde vergunning wordt verleend voor een termijn: 1. die aanvangt op, behoudens wanneer: a) Deze milieuvergunning is geschorst omdat de stedenbouwkundige vergunning voor de verandering op datum van deze milieuvergunning niet definitief is verleend; in dat geval vangt de vergunningstermijn aan op de datum waarop de stedenbouwkundige vergunning definitief is verleend; de exploitant dient deze datum bij aangetekende brief te melden aan de deputatie; b) Onderhavige milieuvergunning overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, 2 van rechtswege vervalt; in dat geval is geen enkele vergunningstermijn toegestaan. 2. die eindigt op 11 augustus ARTIKEL 6 - Onderhavige vergunning doet geen afbreuk aan de rechten van derden. ARTIKEL 7-1. Voor elke verandering van de vergunde inrichting gelden de bepalingen van hoofdstuk III-bis van titel I van het Vlarem. 2. Elke overname van de inrichting door een andere exploitant dient vóór de datum van inwerkingtreding van de overname gemeld aan de vergunningsverlenende overheid, overeenkomstig de bepalingen van artikel 42 van het Vlarem. 3. Een hernieuwing van de vergunning moet worden aangevraagd overeenkomstig de bepalingen van het Vlarem uiterlijk tussen de 18 de en de 12 de maand vóór het verstrijken van de vergunningstermijn van de lopende vergunning. ARTIKEL 8 - Tegen de beslissing m.b.t. de vergunningsaanvraag kan beroep worden aangetekend binnen een termijn van dertig dagen na de eerste dag van bekendmaking van de bestreden beslissing bij de Vlaamse minister van Leefmilieu, Graaf de Ferraris-gebouw, Koning Albert II-laan 20 bus 8, 1000 Brussel, overeenkomstig artikel 51 van het Vlarem. Tot staving van de ontvankelijkheid van het eventuele beroep dient bij het beroepschrift het hierbij gevoegde attest van betekening evenals het bewijs van betaling van de voorgeschreven dossiertaks gevoegd te worden. Antwerpen, in zitting van 11 augustus Aanwezig: de heer L. Helsen, voorzitter, de heer R. Röttger, mevrouw I. Verhaert, de heer B. De Nijn, leden en de heer P. Sommen, vervangend provinciegriffier. Verslaggever: Rik Röttger In opdracht: De vervangend provinciegriffier, De Voorzitter,

14 14 / 14 P. Sommen L. Helsen