Uitwerking Integraal Veiligheidsbeleid (veiligheidsveld Integriteit en Veiligheid); Bibobbeleid

Transcriptie

1 gemeente Haarlemmermeer Nota van B&W Uitwerking Integraal Veiligheidsbeleid (veiligheidsveld Integriteit en Veiligheid); Bibobbeleid Portefeuillehouder drs. Th.L.N. Weterin S Collegevergadering q fl 200 B Inlichtingen P.B. Klaver ( ) Registratienummer Context Op 22 juni 2005 hebben wij de Beleidslijn met betrekking tot de gemeentelijke implementatie van de wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) vastgesteld. Er is toen besloten om in Ie instantie beperkt gebruik te maken van de in de wet geboden mogelijkheden (aanvragen om exploitatievergunning en aanvragen om vergunning voor een seksinrichting). Daarbij is dus buiten beschouwing gelaten de mogelijkheid van voorlegging aan het Landelijk Bureau Bibob (hierna te noemen: Bureau Bibob) van aanvragen om vergunning in het kader van de milieuwetgeving, de Drank- en Horecawet, de Wet op de kansspelen (speelautomatenhallen), de Woningwet (bouwvergunning), subsidies en aanbestedingen1. Aangezien publicatie van dit beleid nooit heeft plaatsgevonden is er formeel-juridisch geen rechtsbasis om dit beleid daadwerkelijk toe te passen. Wij stellen daarom voor het opnieuw vast te stellen. Het college en de burgemeester hebben op 6 februari 2007 de kadernota Bibob vastgesteld en daarmee bepaald dat het verder ontwikkeld moet worden ten aanzien van: 1. vergunningen voor seksinrichtingen en escortbedrijven; 2. exploitatievergunningen en vergunningen Drank- en Horecawet; 3. bouwvergunningen; 4. milieuvergunningen; 5. speelautomatenvergunnirlgen; 6. subsidies; 7. aanbestedingen. In de voorliggende nota wordt de beoogde uitwerking van het beschreven. Over het voorgestelde beleid heeft overleg met de politie plaatsgevonden. In het Driehoeksoverleg van 10 oktober 2007 is gesproken over de toepasbaarheid van op de Luchthaven Schiphol. In opdracht van de Officier van Justitie mr. M. Vos zal het Expertisecentrum Luchthavens van de Koninklijke Marechaussee een verkennend ' Het recht om toch Bibob-onderzoeken te doen in deze gevallen werd uitdrukkelijk voorbehouden, indien daarvoor zwaarwegende redenen zouden zln, zoals bijvoorbeeld een tip van het Openbaar Ministerie.

2 Volgvei 2 Ondeiwerp onderzoek omtrent deze toepasbaarheid uitvoeren. Bij dit onderzoek zal de gemeente worden betrokken. Het resultaat daarvan zal via de Driehoek worden teruggekoppeld. Doelstelling De gemeente Haarlemmermeer heeft veiligheid hoog in het vaandel staan. Op 6 februari 2007 werd de startnotitie Integraal veiligheidsbeleid in ons college besproken. Het doel van deze startnotitie is het versterken van het Integraal Veiligheidsbeleid in de gemeente Haarlemmermeer. Veiligheidsbeleid moet concreter en transparanter worden gemaakt. Het integraal veiligheidsbeleid is het kader waarbinnen aan veiligheid wordt gewerkt. Binnen de methode kernbeleid Veiligheid, volgens welke het integrale veiligheidsbeleid wordt uitgewerkt, gaan we uit van vijf veiligheidsvelden: e veilige woonomgeving; bedrijvigheid en veiligheid; jeugd en veiligheid; e fysieke veiligheid; integriteit en veiligheid. Onderliggende nota inzake de verdere ontwikkeling van het Bibob wordt beschouwd als de uitwerking van het veiligheidsveld integriteit en veiligheid. De Wet Bibob heeft zowel een preventieve als repressieve werking: toepassirlg van de Wet Bibob biedt bescherming tegen het risico dat criminele activiteiten worden gefaciliteerd door gebruik van diensten die gemeentelijke instellingen verlenen2. Doelstelling is te komen tot een implementatie van op alle daarvoor in aanmerking komende beleidsterreinen. Als gemeente willen we bereiken dat in die gevallen, waarin er sprake is van gevaar dat strafbare feiten zullen worden gepleegd of indien er een vermoeden is dat strafbare feiten zijn gepleegd, en indien door bedrijven niet (of niet meer) wordt voldaan aan de betrouwbaarheidsvereisten, subsidies en vergunningen zullen worden geweigerd dan wel ingetrokken. Het te implementeren is er dus op gericht zowel in de preventieve (bij de verlening van een vergunning) sfeer als in de repressieve sfeer (intrekking bij tussentijdse controle) te worden ingezet. In de nota van 21 juni 2005 is in een bijlage reeds een aantal criteria geformuleerd ten aanzien van welke aanvragen wel of niet worden beoordeeld. In deze nota wordt dat verder uitgewerkt voor alle beleidsterreinen. De voorstellen worden vervolgens verwerkt in een voorstel tot vaststelling van de Beleidsregel Wet Bibob 2007, welke als bijlage I aan de nota is toegevoegd. Algemeen Bij het voorgestelde hanteren wij de volgende algemene uitgangspunten: I. Voor het beleid is bewust gekozen om niet alles onder de werkingssfeer van de Bibobtoets te brengen. Dat heeft een aantal redenen: het instrument dient vooral te worden ingezet waar de kans dat zich criminele activiteiten voordoen het grootst is, In het coalitieakkoord van kabinet Balkenende-4 staat het volgende opgenomen: preventie en het voorkomen van witwassen van 'criminele middelen' (BIBOB) vormen een onderdeel van het integraal veiligheidsbeleid van gemeenten.

3 Volgvei 3 vanuit het oogpunt deregulering en beperking van de administratieve lasten vanwege de extra werkzaamheden die de beoordeling van alle aanvragen (ca. 2000) voor de gemeente met zich zou meebrengen, vanwege de administratieve last en extra werkzaamheden voor de aanvrageriondernemer (invullen Vragenformulier Wet Bibob, Model A Natuurlijke Personen./Model B Rechtspersonen), om een verlenging van proceduretermijnen (voor aanvrager en gemeente) te beperken, een inschatting van de mogelijkheid dat de risico's die met de wet Bibob juist worden bedoeld te voorkomen, zich binnen de betreffende werksoort zullen voordoen. ll. Procesmatig bezien wordt Bibob-onderzoek niet alleen uitgevoerd in de fase van toekenningivergunningverlening, maar ook in de fase van de controle. Eerstgenoemd onderzoek kan leiden tot niet toekennen of verlenen, laatstgenoemde kan leiden tot intrekking. Waar hierna in deze nota gesproken wordt over situaties van vergunningverlening waarin de Bibob-toets wordt uitgevoerd, betekent dit eveneens dat in deze gevallen ook een Bibob-toets gedaan wordt bij tussentijdse controle op de (naleving van de) voorschriften verbonden aan de vergunning. III. Het Openbaar Ministerie heeft de mogelijkheid aan een bestuursorgaan een tip te geven om advies te vragen over de verlening of intrekking van een vergunning aan het Bureau Bibob (artikel 26 van de Wet Bibob). In die gevallen waarin het Openbaar Ministerie van deze bevoegdheid gebruik maakt, zullen wij dit advies ook te allen tijde aan het Bureau Bibob vragen. IV. Buiten de hierna beschreven beleidskaders om kan, bij zwaarwegende redenen c.q. ernstige twijfel, altijd een onderzoek worden gedaan (zie artikel 18 van de Beleidsregels Wet Bibob 2008). V. Bibob-onderzoek wordt niet uitgevoerd bij aanvragen die afkomstig zijn van: overheidsinstanties semi-overheidsinstanties onderwijsinstellingen toegelaten woning(bouw)corporaties (toegelaten door de Minister van Volkshuisvesting conform Woningbesluit 1932 middels een daartoe verstrekte vergunning) aanvragers die recent (minder dan 6 maanden) een andere vergunning hebben aangevraagd waarbij informatie is aangeleverd, het opnieuw vragen van informatie geen nieuwe informatie zal opleveren en de eerder verkregen informatie geen aanleidirlg gaf om een Bibob-toets uit te voeren BELEIDSKADER Bibob Specifiek stellen wij het volgende skader voor: 1. Veraunninaen voor seksinrichtinaen en escortbedrijven Er geldt in de gemeente Haarlemmermeer een maximumstelsel ten aanzien van prostitutievergunningen; er mogen maximaal zes prostitutievergunningen verleend worden

4 Volgvei 4 Er zijn thans vier vergunningen verleend, er is ékn iemand van de wachtlijst bezig om zijn aanvraag rond te krijgen en er is één vergunning gereserveerd. Voor escortvergunningen geldt geen maximumstelsel. Er is ooit één escortvergunning verleend, maar deze is op verzoek van de vergunninghouder weer ingetrokken omdat het bedrijf ophield te bestaan. Er zijn op dit moment derhalve geen vergunde escortbedrijven in de Haarlemmermeer gevestigd. Ten aanzien van prostitutie- en escortvergunningen wordt voorgesteld dat te allen tijde onderzocht wordt of zich een situatie voordoet als bedoeld in artikel 3, eerste of zesde lid van de Wet Bibob. Dit houdt feitelijk in dat de gemeente de aanvrager een Bibob-formulier laat invullen. Tevens is bepaald dat te allen tijde het Bureau Bibob om advies wordt gevraagd. 2. Exploitatieveraunningen en ver~unnincien Drank- en Horecawet Voorgesteld wordt om aanvragen om een exploitatievergunning voor een horecabedrijf als bedoeld in artikel 28, eerste lid van de APV, inclusief coffeeshops, onder het bereik van de Wet Bibob te brengen. Paracommerciële instellingen, die ingevolge artikel 28, eerste lid, van de APV exploitatievergunningplichtig zijn, worden buiten het bereik van de Wet BIBOB gehouden3. Dat geldt ook voor slijtersbedrijven, die op grond van artikel 3 van de DHW vergunningplichtig zijn. Ten aanzien van exploitatievergunningen wordt voorgesteld dat te allen tijde wordt onderzocht of zich een situatie voordoet als bedoeld in artikel 3, eerste of zesde lid van de Wet Bibob (dus Bibob-formulier laten invullen). Tevens wordt voorgesteld om advies aan het Bureau Bibob te vragen indien uit de open bronnen een daartoe een signaal komt of indien de kenmerken van de aanvrager of de houder van de vergunning daarvoor aanleiding geven (er wordt dus niet automatisch een advies bij het Bureau Bibob gevraagd). Als gevolg van een dereguleringsslag die in 2007 heeft plaatsgevonden zijn momenteel 82 bedrijven exploitatievergunningplichtig (dit waren er tot 1 januari 2007: 287). Onder de exploitatievergunningen zit één vergunning voor de coffeeshop in Hoofddorp. De 82 bedrijven zijn met name gevestigd in de kernen Hoofddorp en Nieuw-Vennep en betreffen hotels, restaurantbedrijven, eetcafés, snackbars, shoarmazaken, cafkbedrijven en discotheken. Exploitatievergunningen worden voor 3 jaar verleend. Het bovenstaande betekent dat de 82 horecaondernemers elke 3 jaar een Bibob-formulier moeten invullen bij hun exploitatievergunningaanvraag (en dat wij ze moeten beoordelen). Tevens moeten de andere 205 horecaondernemers bij hun aanvraag om een DHW-vergunning een Bibobformulier invullen. De vraag is of dat wenselijk en doelmatig is. Voorgesteld wordt om alleen repressief Bibob-onderzoek als daarvoor uit "een" bron een signaal komt. Voorbeeld van een signaal kan de mutatiefrequentie van een bepaald pand zijn. 3 Onder paracommerciële instellingen wordt verstaan: een rechtspersoon, niet zijnde een naamloze vennootschap of besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, die zich richt op activiteiten van recreatieve, sportieve, sociaal-culturele, educatieve, levensbeschouwelijke of godsdienstige aard. Ook de horeca bij landelijke winkelketens werd buiten bereik van de Wet Bibob gebracht.

5 Volgvei 5 Ten aanzien van coffeeshops willen wij voorstellen dat er te allen tijde wordt onderzocht of zich een situatie voordoet als bedoeld in artikel 3, eerste of zes lid Wet Bibob, en dat te allen tijde het Bureau Bibob om advies wordt gevraagd. 3. Bouwvergunninaen Op jaarbasis worden er in de gemeente Haarlemmermeer rond de 1800 aanvragen ingediend. Gezien dit aantal is er gekeken naar criteria om, daarbij het doel van de wet in het achterhoofd houdend, het volume aan aanvragers aan wie verzocht wordt om het Bibobformulier in te vullen, te beperken. Voorgesteld wordt om het college gebieden dan wel locaties aan te laten wijzen waarvan bekend is dat daar mogelijk niet gewenste ontwikkelingen plaatsvinden. Als voorbeeld denken wij daarbij aan het bedrijventerrein "De Liede". Voorts wordt voorgesteld om behoudens bovenstaande gevallen niet in de aanvraagfase onderzoek te doen tenzij daar aanleiding voor is (signaal), maar alleen repressief onderzoek te doen als daarvoor uit een bron een signaal komt. 4. Milieuvergunningen Op 1 januari 2008 is het Activiteitenbesluit in werking getreden met als gevolg een sterke afname van het aantal aanvragen om milieuvergunning (veel inrichtingen worden meldingplichtig). Een milieuvergunning is veelal ook gekoppeld aan de noodzaak van een bouwvergunning. Voor de overgebleven aanvragen om milieuvergunning (10-20) wordt, net als bij aanvragen om bouwvergunning, voorgesteld dat het college gebieden dan wel locaties aanwijst waar mogelijk ongewenste ontwikkelingen plaatsvinden en Bibob-onderzoek nodig is. Bij de overige aanvragen wordt preventief of repressief Bibob-onderzoek gedaan indien daarvoor een signaal uit een bron komt. 5. Speelautomatenvergunningen Ten aanzien van de speelautomatenvergunningen is de verwachting dat minder dan 40 aanvragen jaarlijks worden ingediend. Een potentieel risico wordt (alleen) gevormd door kansspelautomaten. Deze staan in de zgn. hoogdrempelige inrichtingen (cafés en restaurants) waar ook al een exploitatievergunning c.q. een Drank- en Horecavergunning voor benodigd is. Voorgesteld wordt om bij aanvragen voor een vergunniug voor een kansspelautomaat te allen tijde te onderzoeken of zich een situatie voordoet als bedoeld in artikel 3. eerste of zesde lid van de Wet Bibob. 6. Subsidies aan aesubsidieerde organisaties Een groot deel van het op de begroting begrote bedrag met betrekking tot subsidies gaat naar een klein aantal gerenommeerde organisaties (de Stichting Meerwaarde en de Openbare Bibliotheek krijgen 46% van het totale subsidiebudget, als we daar de 4 aansluitend grootste Stichting Pier K, Stichting Kinderopvang Haarlemmermeer, Schouwburg De Meerse en de Schoolbegeleidingsdienst aan toevoegen ontvangen die 6 organisaties samen ruim 80% van het totale subsidiebudget). De overige organisaties (wat vaak kleine organisaties zijn) krijgen over het algemeen veel kleinere bedragen. Overigens dienen al de aanvragers de nodige (financiële) gegevens in te dienen en is het met betrekking tot de organisaties vaak mogelijk open bronnen te onderzoeken, indien

6 Volgvei 6 noodzakelijk. Het lijkt dan ook niet noodzakelijk om met betrekking tot subsidies aan door ons gesubsidieerde organisaties op te stellen. 7. Aanbestedinaen De trend is dat Bibob-onderzoeken voor aanbestedingen nog een lage prioriteit hebben. Dat vindt zijn oorzaak, zeker in het kader van de Europese regelgeving, in het feit dat er natuurlijk al een aantal instrumenten zijn, waarmee we enigszins kunnen voorkomen dat criminelen aanbestedingen gebruiken voor de uitvoering van hun praktijken. Zo hebben we de mogelijkheid via uitsluitingscriteria en geschiktheidcriteria bewijzen te vragen, zoals een verklaring omtrent het gedrag voor natuurlijke personen, nonfaillissementsverklaring, verklaringen van de belastingdienst (belastingen en sociale lasten), bankverklaringen, accountantsverklaringen etc. Ook is via het vragen van referentieprojecten over de afgelopen jaren in ieder geval vast te stellen, of een onderneming al langere tijd bestaat en niet wordt opgericht louter om bepaalde onoirbare activiteiten uit te voeren. Dit is zeker niet waterdicht (zie de parlementaire enquete over de bouw), maar het werpt wel een drempel op. Derhalve, een aantal zaken die in het kader van een Bibob-onderzoek worden onderzocht kunnen wij op basis van het aanbestedingsrecht ook al boven water krijgen. Dit geldt overigens niet alleen voor aanbestedingen op basis van de Europese regelgeving, maar ook voor nationale aanbestedingen voor werken, indien het ARW 2005 van toepassing is verklaard. Deze lijn willen wij ook gaan doortrekken in het in ontwikkeling zijnde nieuwe aanbestedingsbeleid m.b.t. leveringen en diensten. Gezien deze mogelijkheden en mede ook in het licht van de gewenste administratieve lastenverlichting wordt de lijn ingezet in principe geen Bibob-formulieren bij aanbestedingen mee te sturen, tenzij uit enige bron toch een signaal tot twijfel naar voren komt. Bibob-onderzoek intern Een intern onderzoek wordt ingesteld om te beoordelen of van een situatie als bedoeld in artikel 34 van de Wet Bibob sprake is. Dit onderzoek behelst in ieder geval de controle en analyse van: de door de aanvrager beantwoorde vragen die zijn opgenomen in het aanvraagformulier; de door hemlhaar aangeleverde documenten die moeten worden meegestuurd op grond van het aanvraagformulier; eventuele extra, op verzoek van de ambtenaar, overgelegde documenten of informatie; open bronnen (Handelsregister, Kadaster etc.). Irlgevolge artikel 3 van de Wet Bibob kunnen wij een vergunning of een subsidie weigeren of intrekken wanneer er sprake is van: een ernstig gevaar dat de beschikking (mede) gebruikt zal worden voor het benutten van voordelen uit strafbare feiten en het plegen van strafbare feiten; of een redelijk vermoeden dat ter verkrijging van de aangevraagde dan wel gegeven beschikking een strafbaar feit is gepleegd.

7 Volgvel 7 Onderzoek Bureau Bibob Als wij op basis van het eigen onderzoek genoeg aanwijzingen hebben dat er sprake is van een ernstig vermoeden, kunnen wij de vergunning weigeren. Hierbij dient in acht te worden genomen dat in artikel 4 van de Wet Bibob is opgenomen, dat de weigering het vragenformulier als bedoeld in artikel 30 van de Wet Bibob volledig in te vullen reeds als een ernstig gevaar wordt aangemerkt. Indien na dit eigen onderzoek vragen blijven bestaan over de bedrijfsstructuur, de financiering enlof omstandigheden in de persoon van de aanvrager kunnen wij krachtens artikel 9 van de Wet Bibob een advies vragen bij het Bureau Bibob. Een toetsing aan de Wet Bibob met behulp van een advies geldt in beginsel als een uiterste middel om de integriteit van een betrokken (rechts)persoon te controleren. Het betekent een zware inbreuk op de privacy en derhalve dient voldaan te zijn aan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit. Wij moeten daarom eerst gebruik maken van minder ingrijpende maatregelen. Belangrijk is dat een aanvraag van een advies bij het Bureau Bibob slechts gerechtvaardigd is indien het gaat om een voldoende verdenking of een kwetsbaar voor misbruik vatbaar besluit met redelijke financiële of maatschappelijke belangen. Openbaar Ministerie Indien het Openbaar Ministerie de tip geeft advies te vragen over de verlening of intrekking van een vergunning aan het Bureau Bibob (artikel 26 van de Wet Bibob), zullen wij dit advies te allen tijde vragen. Het onderzoek door het Bureau Bibob Het Bureau Bibob zal een nader onderzoek instellen en een advies uitbrengen over de mate van gevaar, als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob. Het Bureau Bibob ressorteert onder het Ministerie van Justitie en heeft inzage in een aantal openbare en gesloten bronnen (bijvoorbeeld de belastingdienst, politie, justitie, Immigratie en Naturalisatie Dienst (IND), het Ministerie van Economische Zaken, het Uitvoeringsinstituut Werknemers Verzekeringen (UW), de Centrale Justitiële Documentatie Dienst (C,IDD) etc.) en kan hierdoor een meer diepgaand onderzoek doen. Welke personen en bedrijven worden in het onderzoek betrokken? Uiteraard wordt de betrokkene zelf onderzocht. Daarnaast wordt onderzocht of deze misschien een relatie heeft tot strafbare feiten. Dit betekent dat ook andere personen kunnen worden betrokken in het onderzoek. In de door de aanvrager in te vullen aanvraagformulieren wordt onder meer gevraagd wie de leidinggevenden dan wel vermogensverschaffers van betrokkene zijn en wat de wijze van financiering is. Al deze personen moeten er rekening mee houden dat zij onderworpen kunnen worden aan een onderzoek. Procedure onderzoek Bureau Bibob Als er een advies wordt aaugevraagd, zal de aanvragerlhouder van de vergunning door ons worden geïnformeerd. Het Bureau Bibob zal in beginsel binnen vier weken adviseren. Deze termijn kan met nog eens vier weken worden verlengd. Het Bureau Bibob zal ons hiervan in kennis stellen. Wij zullen de aanvrager in kennis stellen. De beslistermijn wordt opgeschort gedurende de adviestermijn.

8 Volgvei 8 Wij zullen, indien het voornemen bestaat een negatieve beslissing te nemen op grond van een Bibob-advies, de betrokkene in de gelegenheid stellen zijn zienswijze naar voren te brengen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 4:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Betrokkene wordt in de gelegenheid gesteld het Bibob-advies in te zien. Eventuele derden-belanghebbenden - natuurlijke of rechtspersonen die genoemd zijn in de conceptbeschikking - moeten op grond van artikel 4:8 Awb tevens in de gelegenheid worden gebracht om hun zienswijze naar voren te brengen. Derden-belanghebbenden hebben in verband met de privacywetgeving niet het recht om het advies in zijn geheel in te zien. Slechts de delen van het Bibob-advies waarin de derde-belanghebbende wordt genoemd, mogen door deze derde-belanghebbende worden ingezien. Tegen de uiteindeluke beslissing waarin een Bibob-advies is verwerkt, kan bezwaar en beroep worden ingesteld. Geheimhoudingsplicht Het advies van het Bureau Bibob wordt gebruikt ter onderbouwing van het uiteindelijke besluit omtrent de verlening, dan wel intrekking van de vergunning. Het Bibob-advies wordt geheim gehouden. Slechts de gegevens die noodzakelijk zijn ter motivering van het besluit worden bekend gemaakt. Als gegevens worden verkregen uit bronnen waarop de Wet Bibob bescherming persoonsgegevens respectievelijk de Wet Politieregisters van toepassing is - gesloten bronnen - dient degene die deze gegevens aan het Bureau Bibob verstrekt aan te geven dat zij niet aan de desbetreffende persoon ter kennis mogen worden gebracht. Drie soorten adviezen Het Bureau Bibob kan drie soorten adviezen afgeven, te weten: er is geen sprake van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob; of er is sprake van een ernstige mate van gevaar; of er is sprake van een mindere mate van gevaar. In het eerste geval kan de vergunning niet geweigerd worden op grond van de Wet Bibob. In het tweede en derde geval dienen wij zelf een afweging te maken of de vergunning geweigerd c.q. ingetrokken wordt op grond van de Wet Bibob. Ook kunnen wij er voor kiezen om extra voorwaarden te verbinden aan de vergunning, zoals het periodiek overleggen van de boekhouding om beter te kunnen controleren. Uiteraard zal de belangenafweging bij een ernstige mate van gevaar eerder negatief uitvallen voor de vergunningaanvrager dan in het geval dat er sprake is van een mindere mate van gevaar. Elk geval wordt op zijn eigen merites beoordeeld.

9 Volgvei 9 Schematisch overzicht procedure Bibob advies intern onderzoek vergunningverlener controleert ingediende gegevens en raadpleegt open bronnen, 4-ogen check door collega onvoldoende aanwijzingen, maar wel vragen: advies vragen aan Bureau Bibob ogv artikel 9 Wet Bibob (bij tip van het OM altijd advies ogv artikel 26 Wet Bibob) genoeg aanwijzingen van ernstig vermoeden: vergunning weigeren ogv artikel 3 Wet Bibob Drie mogelijke adviezen Bureau Bibob /+ \ geen sprake van ernstige mate ernstige mate van gevaar mindere mate van van gevaar gevaar vergunning verlenen door vergunningverlener afweging college om al dan niet vergunning te weigeren Afspraken met het Bureau Bibob Door de gemeente zijn met het Bureau Bibob afspraken gemaakt, de Werkafspraken gemeente Haarlemmermeer en Bureau Bibob. Hierin worden algemene afspraken beschreven over hoe een verzoek moet worden aaugeboden, en specifiek is vastgelegd in welke gevallen wij beleidsmatig zaken willen voorleggen. Met name de specifieke afspraken zullen na vaststelling van deze nota moeten worden herzien en ter ondertekening aan de burgemeester en het hoofd Bureau Bibob worden voorgelegd. Middelen Op basis van de bovenbeschreven beleidsinvulling wordt ingeschat, dat jaarlijks in 2 d 3 gevallen advies zal worden gevraagd aan het Bureau Bibob. Kosten van een adviesaanvraag bedragen momenteel E 500,=. Dit betekent dat in 2008 moet worden uitgegaan van een kostenpost van E 1.500,=. Voor het uitvoeren van intern Bibob-onderzoek is uitsluitend personele inzet benodigd. In 2005 is, na overleg met de raad, besloten om eventuele kosten niet ten laste van de aanvrager maar ten laste van de algemene middelen te brengen. Gelet op het verwachte (lage) aantal adviesaanvragen zien wij geen reden om op dit moment anders te oordelen (en de kosten ten laste te brengen van Programma 21 Ruimte, product 824 bouw en woningtoezicht). Gegeven de in deze nota voorgestelde beleidslijn, en de daarmee gepaard gaande verwachte beperkte werklast, is uitbreiding van personele capaciteit niet noodzakelijk.

10 voigvei 10 Evaluatie Evaluatie van het te ontwikkelen beleid zal jaarlijks worden verzorgd door en gecoördineerd worden vanuit de Groep Beleid en Uitvoering, cluster Dienstverlening. Als beoogd effect wordt gezien het voorkomen van vestiging van ondernemers en het voorkomen van afgeven van vergunningen in situaties, waarin twijfels bestaan over de integriteit van betrokkene. Meting van behalen van het beoogde resultaat kan achteraf worden gedaan aan de hand van getallen omtrent niet-verleende vergunningen, 'geweigerde' aanbestedingen, aantallen ingetrokken vergunningen en gegevens op basis van door het Bureau Bibob gegeven adviezen (verhouding adviesaanvragen vs. afgegeven negatieve adviezen); deze gegevens zullen input vormen voor een eventuele bijstelling van beleid. Om deze evaluatie goed te kunnen uitvoeren, zal aan de betrokken medewerkers verzocht worden om alle gevallen, waarin een (intern) Bibob-onderzoek plaatsvindt alsmede alle gevallen waarin aan het Bureau Bibob advies wordt gevraagd, te melden aan de contactpersoon Bibob. Communicatie Voor de bekendmaking van het besluit richten we ons extern op inwoners van de gemeente Haarlemmermeer en ondernemers in Haarlemmermeer; meer specifiek op ondernemers die te maken krijgen met het Bibob-instrumentarium. Ook worden belangenvertegenwoordigers (winkeliers en ondernemersverenigingen in Haarlemmermeer, Koninklijke Horecabond Nederland, VAN Speelautomaten brancheorganisatie, alsmede de omliggende gemeenten, de Politie, de Provincie en de KvK geïnformeerd. Intern richt de communicatie zich op alle bestuurders en alle betrokken medewerkers van de gemeente. De toonzetting van communicatie is met name informerend. De volgende communicatiemiddelen worden hiertoe ingezet: informatiebrief als begeleidende brief bij aanvraagformulier exploitatievergunningen (incl. aanvraagformulieren Model A Natuurlijke personen en Model B Rechtspersonen); een persbericht; de gemeentelijke internetsite (aanvraagformulieren en een begeleidende informatiebrief als link opnemen bij het aanvraagformulier); de gemeentekrant (publicatie Beleidsregels); het vergunningenloket van de gemeente Intranet. Besluit Op grond van het voorgaande hebben wij het volgende besloten: I. Altijd Bibob-onderzoek uit te voeren in de volgende gevallen: wanneer het Openbaar Ministerie van de tipbevoegdheid gebruik maakt; bij een prostitutie- of escortvergunning; bij een exploitatievergunning voor een coffeeshop; bij aanvragen om speelautomatenvergunning indien het een aanvraag voor een kansspelautomaat betreft; bij bouwvergunningen in door het college aangewezen gebieden dan wel locaties; bij milieuvergunningen in door het college aangewezen gebieden dan wel locaties;

11 Volgvei 1 1 in afwijking van de onder beslispunt ll. en III. bedoelde gevallen bij zwaarwegende redenen c.q. ernstige twijfel. Geen Bibob-onderzoek uit te voeren bij aanvragen van: overheidsinstanties; semi-overheidsinstanties; onderwijsinstellingen; toegelaten woning(bouw)corporaties (toegelaten door de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer conform het Woningbesluit 1932 middels een daartoe verstrekte vergunning); aanvragers die recent (minder dan 6 maanden) een andere vergunning hebben aangevraagd waarbij informatie is aangeleverd, het opnieuw vragen van informatie geen nieuwe informatie zal opleveren en de eerder verkregen informatie geen aanleiding gaf om een Bibob-toets uit te voeren; een paracommerciële instelling voor een exploitatievergunning; horeca bij de landelijke winkelketens voor een exploitatievergunning; slijtersbedrijven, die op grond van artikel 3 van de DHW vergunningplichtig zijn; subsidies aan door ons gesubsidieerde organisaties. III. IV. Bibob-onderzoek uit te voeren wanneer daarvoor uit een bron een signaal komt: bij exploitatievergunningen alsmede DHW-vergunningen als daarvoor uit een bron een signaal komt; bij bouwvergunningen indien daarvoor uit een bron een signaal komt; bij milieuvergunningen indien daarvoor uit een bron een signaal komt; bij aanbestedingen indien uit enige bron toch een signaal tot twijfel naar voren komt. Vast te stellen de "Beleidsregels Wet Bibob 2008" (bijlage I). V. Bovenstaande nieuwe beleidslijn te doen verwerken in de Werkafspraken gemeente Haarlemmermeer en Bureau Bibob. Vl. VII. Dit nieuwe beleid in te laten gaan met ingang van de datum van publicatie ervan. Deze nota ter informatie aan de raad toe te zenden. leder voor zover het zijn bevoegdheden betreft: Burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer, namens de@

12 Volgvel 12 Bijlage(n) Beleidsregels Wet Bibob 2008

13 Uitwerking Integraal Veiligheidsbeleid (veiligheidsveld Integritieit en Veiligheid); voigvei 13 Beleidsregels Wet Bibob 2008 Het college van Burgemeester en Wethouders en de burgemeester van de gemeente Haarlemmermeer, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft; gelet op artikel 7, tweede lid, van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur juncto artikel 4 van het Besluit bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur; besluiten: vast te stellen de navolgende regels met betrekking tot de gemeentelijke implementatie van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur Hoofdstuk 1 Definities en toe~assing Artikel 1 In dit artikelsgewijze overzicht wordt verstaan onder: a. Wet: Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, Stb. 2002,347; b. Bureau: het Bureau Bibob, als bedoeld in de artikel 8 en 9 van de Wet; c. Strafbaar feit: feit dat aanleiding kan zijn tot strafvervolging en is bedreigd met een strafrechtelijke sanctie; d. advies: een advies als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Wet. Artikel 2 1. Ingeval van een aanvraag om een exploitatievergunning voor een seksinrichting of escortbedrijf, als bedoeld in artikel 70c van de Algemene Plaatselijke Verordening, wordt te allen tijde onderzocht of zich een situatie voordoet als bedoeld in artikel 3, eerste of zesde lid, van de Wet. 2. Ingeval van een aanvraag om een exploitatievergunning voor een horecabedrijf, als bedoeld in artikel 28, eerste lid, van de Algemene Plaatselijke Verordeniqg wordt te allen tijde onderzocht of zich een situatie voordoet als bedoeld in artikel 3, eerste of zesde lid, van de Wet indien de aanvraag betrekking heeft op de exploitatie van een coffeeshop. 3. Ingeval van een aanvraag als bedoeld in het eerste lid en tweede lid wordt, onverminderd het bepaalde in artikel 12, te allen tijde het Bureau om een advies gevraagd. Artikel 3 1. Ingeval van een aanvraag om een exploitatievergunning voor een horecabedrijf, als bedoeld in artikel 28, eerste lid, van de Algemene Plaatselijke Verordeniqg anders dan het bepaalde in artikel 2, tweede lid, wordt onderzocht of zich een situatie voordoet als bedoeld in artikel 3, eerste of zesde lid, van de Wet, indien op basis van de kenmerken genoemd in artikel 13, onder a, b, c of d daar aanleiding toe gevonden wordt.

14 Uitwerking Integraal Veiligheidsbeleid (veiligheidsveld Integritieit en Veiligheid); Volgvei 14 Ondenruerp 2. Ingeval van een situatie als bedoeld in het eerste lid wordt een advies gevraagd indien sprake is van een situatie als bedoeld in artikel Het in het eerste en tweede lid bepaalde geldt niet voor paracommerciële instellingen alsmede voor een horecabedrijf bij landelijke winkelketens. Artikel 4 1. Ingeval van een aanvraag tot het verkrijgen van een vergunning als bedoeld in artikel 3 van de Drank- en Horecawet wordt onderzocht of zich een situatie voordoet als bedoeld in artikel 3, eerste of zesde lid, van de Wet indien op basis van de kenmerken genoemd in artikel 13, onder a, b, c of d daar aanleidirlg toe gevonden wordt. 2. Het bepaalde in artikel 3, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing. 3. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid en tweede lid wordt bij een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 3 van de Drank- en Horecawet ten behoeve van een slijtersbedrijf, die op grond van artikel 3 van de DHWvergunningplichtig is, geen onderzoek uitgevoerd of zich een situatie voordoet als bedoeld in artikel 3, eerste of zesde lid, van de Wet. Artikel 5 Ingeval van een aanvraag om een bouwvergunning als bedoeld in artikel 40 van de Woningwet, wordt onderzocht of zich een situatie voordoet als bedoeld in artikel 3, eerste of zesde lid, van de Wet, indien het betreft een aanvraag voor een gebied dan wel een locatie welke door het college van burgemeester en wethouders als zodanig is aangewezen, en voorts indien op basis van de kenmerken genoemd in artikel 13, onder a, b, c of d daar aanleiding toe gevonden wordt. Artikel 6 Ingeval van een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer (milieuvergunning) wordt onderzocht of zich een situatie voordoet als bedoeld in artikel 3, eerste of zesde lid, van de Wet, indien het betreft aanvragen milieuvergunning voor een gebied dan wel een locatie welke door het college van burgemeester en wethouders als zodanig is aangewezen, en voorts indien op basis van de kenmerken genoemd in artikel 13, onder a, b, c of d daar aanleiding toe gevonden wordt. Artikel 7 1. Ingeval van een aanvraag tot het verkrijgen van een vergunning voor een kansspelautomaat als bedoeld in de Verordening Speelautomaten 2000 wordt te allen tijde onderzocht of zich een situatie voordoet als bedoeld in artikel 3, eerste of zesde lid, van de Wet. 2. Ingeval van een situatie als bedoeld in het eerste lid wordt een advies gevraagd indien sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 18. Artikel 8 Bij een aanbesteding als bedoeld in artikel 5 van de Wet, wordt onderzocht of zich een situatie voordoet als bedoeld in artikel 3, eerste of zesde lid, van de Wet, indien op basis van de kenmerken genoemd in artikel 13 onder a, b, c of d daar aanleiding toe gevonden wordt.

15 Uitwerking Integraal Veiligheidsbeleid (veiligheidsveld Integritieit en Veiligheid); voigvei 15 Artikel 9 Bij een aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 6 van de Wet door een door ons gesubsidieerde organisatie wordt geen onderzoek uitgevoerd of zich een situatie voordoet als bedoeld in artikel 3, eerste of zesde lid, van de Wet. Artikel In afwijking van het gestelde in de artikelen 2 tot en met 9 en in aanvulling op artikel 18 wordt te allen tijde het Bureau advies gevraagd bij een tip van het openbaar ministerie als bedoeld in artikel 26 van de Wet. 2. In afwijking van het gestelde in de artikelen 2 tot en met 9 wordt te allen tijde onderzocht of zich een situatie voordoet als bedoeld in artikel 3, eerste of zesde lid, van de Wet bij zwaarwegende redenen c.q. ernstige twijfel. 3. In afwijking van het gestelde in de artikelen 2 tot en met 9 en het gestelde in lid 2 van dit artikel, wordt geen onderzoek uitgevoerd of zich een situatie voordoet als bedoeld in artikel 3, eerste of zesde lid, van de Wet, bij aanvragen die afkomstig zijn van: - overheidsinstanties; - semi-overheidsinstanties; - onderwijsinstellingen; - toegelaten woning(bouw)corporaties (toegelaten door de Minister van Volkshuisvesting conform Woningbesluit 1932 middels een daartoe verstrekte vergunning); - aanvragers die recent (minder dan 6 maanden) een andere vergunning hebben aangevraagd waarbij informatie is aangeleverd, het opnieuw vragen van informatie geen nieuwe informatie zal opleveren en de eerder verkregen informatie geen aanleiding gaf om een Bibob-toets uit te voeren. Artikel 11 Voor het vaststellen of er sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 3, eerste of zesde lid, van de Wet wordt onder meer gebruik gemaakt van: a. het door het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester vastgestelde Vragenformulier Wet Bibob, Model A Natuurlijke personen voor natuurlijke personen en Vragenformulier Wet Bibob, Model B Rechtspersonen voor rechtspersonen ; b. de documenten die moeten worden meegestuurd met het onder a bedoelde vragenformulier; c. het onderzoek van open bronnen, als bedoeld in artikel 15, eerste lid. Hoofdstuk 2 Aanvraaa van een advies Artikel 12 Alvorens het college van burgemeester en wethouders, onderscheidenlijk de burgemeester, een advies aanvraagt, maakt hij redelijkerwijze gebruik van andere, bij of krachtens de Algemene Plaatselijke Verordening, de Algemene wet bestuursrecht alsmede overige wet- of regelgeving vervatte toegestane middelen om te toetsen of er feiten of omstandig heden aanwezig zijn die kunnen leiden tot toepassing van artikel 3, eerste of zesde lid, van de Wet.

16 Uitwerking Integraal Veiligheidsbeleid (veiligheidsveld Integritieit en Veiligheid); Volgvei 16 Artikel 13 De feiten en omstandigheden die kunnen leiden tot een aanvraag van een advies kunnen blijken uit: a. de kenmerken van de aanvrager of houder van een vergunning of de omgeving waarbinnen deze activiteiten zijn verricht; b. gegevens uit gesloten of open bronnen; c. de gedragingen van de aanvrager of houder van een vergunning: of, d. objectieve kenmerken. Artikel 14 Onder de in artikel 13, onder a, genoemde kenmerken van de aanvrager of houder van een vergunnirlg of de omgeving waarbinnen deze activiteiten zijn verricht wordt verstaan: a. de kwetsbaarheid van de sector of branche waarbinnen wordt geopereerd; b. de kwetsbaarheid van het gebied van waaruit wordt geopereerd; c. samenwerking met bedrijven of personen met een aantoonbare criminele d. achtergrond; e. zakelijke contacten met risicogebieden; f. zakelijke contacten met van overheidswege geboycotte landen; of g. onduidelijke eigendom van in gebruik genomen panden, gronden en bedrijfsmiddelen; Artikel Onder de in artikel 13, onder b, genoemde gegevens uit open bronnen wordt verstaan: a. berichten uit de onderzoeksjournalistiek omtrent betrokkenheid bij criminaliteit; b. een tip van het openbaar ministerie, als bedoeld in artikel 26 van de Wet; c. de aard van de gegevens uit formele aanvraagformulieren; d. onjuiste of onduidelijke gegevens uit de registers bij de Kamer van Koophandel; e. een ontbrekende verklaring van geen bezwaar voor oprichten van een vennootschap; f. onjuiste of onduidelijke gegevens uit de registers van de dienst Kadaster; g. opgelegde bestuursrechtelijke maatregelen in de laatste twee jaar; h. delicten blijkend uit handhavingsdocumenten; i. gebleken faillissementen in het verleden; j. verplichte bedrijfsdocumenten die gemanipuleerd of verouderd zijn; k belastende gegevens van toezichthouders inzake het Kredietwezen; I. veelvuldige personeels- en bestuurswisselingen; of m. ontvangen klachten van klanten, leveranciers, afnemers en omwonenden van het bedrijf die duiden op een verband met strafbare feiten; n. informatie van opsporingsambtenaren, openbaar ministerie en toezichthouders van andere overheden waarmee wordt samengewerkt. 2. Onder de in artikel 13, onder b, genoemde gegevens uit gesloten bronnen wordt verstaan: a. een aanwezig strafblad; b. een gestart strafrechtelijk onderzoek door het openbaar ministerie in verband met verdenking van strafbaar feit; c. de aanvaarding van een schikking of transactie voor een strafbaar feit; d. gegevens uit een verklaring omtrent het gedrag van niet meer dan twee jaar oud waaruit een strafbaar feit blijkt.

17 Uitwerking Integraal Veiligheidsbeleid (veiligheidsveld Integritieit en Veiligheid); voigvei 17 Artikel 16 Onder de in artikel 13, onder c, genoemde gedragingen van de aanvrager of houder van een vergunning wordt verstaan: a. tegenwerking bij toezicht op de naleving van op het bedrijf van toepassing zijnde fiscale, bedrijfseconomische, technische of veiligheidseisen; b. ontwijkend gedrag bij intakegesprekken of bevraging; c. tegenwerking bij toezicht op de naleving; d. onjuiste of afwijkende antwoorden uit ingevulde formulieren ten behoeve van een besluit omtrent de vergunning; e. contante betalingswijze in gevallen waarbij girale transacties gebruikelijk zijn; of f. herhaald uitstel vragen bij het overleggen van bewijs ter voldoening aan eisen. Artikel 17 Onder de in artikel 13, onder d, genoemde objectieve kenmerken wordt in ieder geval verstaan: a. een hoge met de activiteiten waarvoor een vergunning is aangevraagd gemoeide omzet; b. een hoge waarde van de bedrijfsmiddelen van de onderneming; c. een groot aantal werknemers; d. afwijkende bruto winstmarges; e. een overheersende marktmacht in het afzetgebieden van de kernactiviteit; of f. één of meerdere buitenlandse vestigingen. Artikel 18 Onverminderd het bepaalde in artikel 12 wordt een advies in ieder geval aangevraagd indien op een aanvrager of houder van een vergunning: a. ten minste drie kenmerken, gegevenssoorten of gedragingen van toepassing zijn, waarbij deze uit ten minste twee van de artikelen 13, 14, 15, of 16 afkomstig zijn; of b. ten minste 6én van de in artikel 15, eerste lid, onder a en b, of artikel 15, tweede lid, genoemde gegevens van toepassing zijn. Artikel 19 Burgemeester en wethouders, onderscheidenlijk de burgemeester, kunnen advies vragen indien: a. vragen blijven bestaan over de bedrijfsstructuur of de activiteiten van de onderneming; b. vragen blijven bestaan over de activiteiten in de directe omgeving van de onderneming; c. vragen blijven bestaan over de omstandigheden in de persoon van de aanvrager, de financier van de onderneming of de eigenaar van het pand enlof inventaris van de onderneming; d. (andere) omstandigheden hen doen vermoeden dat er sprake is van een ernstig gevaar dat de vergunning zal worden gebruikt om uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten, of strafbare feiten te plegen.

18 Uitwerking Integraal Veiligheidsbeleid (veiligheidsveld Integritieit en Veiligheid); voigvei 18 Hoofdstuk 3 Citeertitel en inwerkingtreding Artikel 20 Deze beleidsregels treden in werking met ingang van de dag na de dag waarop zij zijn bekendgemaakt. Per gelijke datum wordt de Beleidsregel Wet bibob, 2005 ingetrokken. Artikel 21 Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als: "Beleidsregels Wet Bibob 2008" Aldus vastgesteld in de collegevergadering van 4 maart Het college van burgemeester en wethouders De secretaris L drs. P.J. Buijtels - ster en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer en de burgemeester van de gemeente Haarlemmermeer d.d. 4 maart 2008