Samen verder. Samenwerkingsafspraken Centrum voor Jeugd en Gezin. Gemeente Utrechtse Heuvelrug

Transcriptie

1 Samen verder Samenwerkingsafspraken Centrum voor Jeugd en Gezin Gemeente Utrechtse Heuvelrug Datum: 1 januari 2012

2 Inhoudsopgave Inleiding 1 1 Samenwerkingsafspraken Centrum voor Jeugd en Gezin 4 2 Begripsbepalingen 5 Artikel 1 Begripsbepalingen 5 3 Wettelijk kader en beleid 7 Artikel 2 Wettelijk kader 7 Artikel 3 Doelstelling CJG 7 Artikel 4 Eisen 7 4 Regie en organisatie 9 Artikel 5 Organisatiestructuur 9 Artikel 6 Overlegstructuur 9 Artikel 7 Bestuurlijk overleg 9 Artikel 8 Netwerkoverleg 9 Artikel 9 Multidisciplinair casusoverleg 9 Artikel 10 Schakel Bureau Jeugdzorg 10 Artikel 11 Schakel Onderwijs 10 Artikel 12 Schakel Veiligheidshuis 10 5 Inzet professionals 11 Artikel 13 CJG-coördinator 11 Artikel 14 Coördinator van de zorg 11 Artikel 15 Positie medewerkers werkzaam in de werkorganisatie CJG 12 6 Werkprocessen 13 Artikel 16 Informatie- en adviesfunctie 13 Artikel 17 Opvoed- en opgroeipraktijk 13 Artikel 18 Sluitende aanpak 15 Artikel 19 Vastleggen van (persoons)gegevens 16 7 CJG-gebruiker 18 Artikel 20 Positie van de CJG-gebruiker 18 8 Overige bepalingen 19 Artikel 21 Toetreden van instellingen en uittreden van CJG-partners 19 Artikel 22 Looptijd, wijziging en intrekking van samenwerkingsafspraken19 9 Samenwerkende partners Centrum voor Jeugd en Gezin 20 Bijlagen 22 Artikel 1 Omvang van de samenwerkingsafspraken 22 i

3 Inleiding In dit document zijn de afspraken vastgelegd die het gemeentebestuur van de gemeente Utrechtse Heuvelrug met haar CJG-partners heeft gemaakt over de samenwerking in het Centrum voor Jeugd en Gezin Utrechtse Heuvelrug. Het doel van deze samenwerkingsafspraken is een effectieve en sluitende samenwerking in het bieden van (preventieve) zorg aan jeugdigen en hun gezin of het gezin waarin de jeugdige opgroeit. Bij de totstandkoming van dit document hebben de zes gemeenten: De Bilt, Bunnik, Renswoude, Rhenen, Utrechtse Heuvelrug en Wijk bij Duurstede, samengewerkt. Dit vanuit de wens bij de uitvoering van de CJG s een optimale kwaliteit voor de jeugdige en het gezin te bereiken. Daar waar de kwaliteit kan worden vergroot door in regionaal verband samen op te trekken, wordt dit nagestreefd. Door samen dezelfde afspraken te maken over begrippen en werkwijzen, is een goede voedingsbodem voor samenwerking verankerd. Elke gemeente maakt deze zelfde samenwerkingsafspraken met haar eigen CJGpartners. Dit wil echter niet zeggen, dat de zes gemeenten gelijk zijn. Er zijn grotere en kleinere gemeenten, verschillen in culturen, enkele CJG s zijn al operationeel en anderen nog in oprichting, en de coördinatie van de CJG s wordt op verschillende wijze belegd. Vanuit dit gegeven is voor elke gemeente maatwerk belangrijk. Daarom heeft elke gemeente, binnen de samenwerkingsafspraken zoals gezamenlijk afgesproken, de mogelijkheid eigen aanvullingen op te nemen. Door de gemeente Utrechtse Heuvelrug zijn de volgende aanvullingen/wijzigingen toegevoegd: Beleidskader Het CJG Utrechtse Heuvelrug is gebaseerd op een grotendeels niet-hiërarchische relatie tussen de autonome ketenpartners. De deelnemende organisaties hebben op dit moment een herkenbare eigen identiteit, maar ook een gemeenschappelijke identiteit in de vorm van het CJG. Het CJG Utrechtse Heuvelrug is gebaseerd op de volgende drie speerpunten: 1. gezinnen centraal; 2. bekendheid; 3. regie; En werkt volgens het principe 1 gezin-1 plan. Onderdeel van dit principe kan zijn dat op basis van een rondetafelgesprek een plan van aanpak wordt opgesteld. Aan de rondetafelgesprekken nemen zowel het gezin, betrokken professionals als eventuele andere betrokkenen deel. Het plan van aanpak dat wordt opgesteld, gaat uit van de eigen kracht gedachte. Hierbij wordt samen met de ouders en jongere(n) gekeken welke hulp tijdelijk nodig is om het daarna weer zelf te kunnen. Ook voorziet het rondetafelgesprek met bijbehorend plan van aanpak in het beleggen van de coördinatie van de zorg bij de meest geëigende organisatie, professional of betrokken derde. 1

4 Aanvullingen/wijzigingen in de begripsbepalingen - Het Bestuurlijk overleg vindt eenmaal per jaar plaats. Aan dit overleg nemen de portefeuillehouder van de gemeente en de directeuren/managers van de samenwerkende ketenpartners deel. - Het CJG Utrechtse Heuvelrug kent niet alleen de functie van CJG-coördinator, maar ook de functie van CJG-procesregisseur. De CJG-procesregisseur is de belangrijkste schakel tussen de verschillende (zorg)partners en ziet toe op het werken volgens de afgesproken procedures. De procesregisseur begeleidt en enthousiasmeert de coördinatoren van zorg en bewaakt, met inachtneming van de handreiking coördinatie van zorg, het proces van samenwerking en afstemming tussen hulpverleners via de werkwijze één gezin/één kind- één plan. De CJG-procesregisseur draagt de procesverantwoordelijkheid voor de Netwerken 12- en 12+ en wordt inhoudelijk aangestuurd door de CJGcoördinator. - Voor de coördinatie van zorg binnen het CJG Utrechtse Heuvelrug geldt dat dit geen vrijblijvende rol is. Na toewijzing van coördinatie van zorg door de CJG-procesregisseur op basis van een netwerkoverleg of ronde tafel gesprek worden partners geacht de rol op zich te nemen. - Het Multidisciplinair casusoverleg zoals opgenomen in de begripsbepalingen wordt in het CJG Utrechtse Heuvelrug vormgegeven door middel van de Netwerkenoverleggen 12- en Het Netwerkoverleg in het CJG Utrechtse Heuvelrug komt bijeen onder de naam Adviesgroep CJG en wordt gevormd door de leden van de voormalige projectgroep CJG eventueel aangevuld met andere ketenpartners. Aanvullingen/wijzigingen in de artikelen Artikel 4 Naast afstemming met Bureau Jeugdzorg en het onderwijs wordt in de gemeente Utrechtse Heuvelrug, indien aan de orde, ook afgestemd met de kinderopvang, buitenschoolse opvang en peuterspeelzalen. Artikel 9, lid 1 De netwerken 12- en 12+ (multi-disciplinair casusoverleg) vallen onder procesverantwoordelijkheid van de CJG-procesregisseur. Artikel 9, lid 3 De CJG-procesregisseur/coördinator van de zorg stemt af met relevante andere casusoverleggen. Artikel 11 Naast de schakel met het onderwijs is er ook een schakel met de kinderopvang, buitenschoolse opvang en peuterspeelzalen gericht op een effectieve en sluitende samenwerking in het bieden van zorg aan jeugdigen. Artikel 13, lid 1 De gemeente Utrechtse Heuvelrug heeft er in afwijking van dit artikel voor gekozen om zelf invulling te geven aan de functie van CJG-coördinator en alle bijbehorende taken met betrekking tot de aansturing uit te voeren. 2

5 Artikel 13, lid 2 De CJG-coördinator vervult ook de functie van voorzitter van Adviesgroep CJG (Nertswerkoverleg). Artikel 16, lid 1 Tot de andere locaties waar medewerkers van de CJG-partners actief kunnen zijn behoren ook de kinderopvang, buitenschoolse opvang en peuterspeelzalen in de gemeente. Artikel 17, lid 2 Tot de andere locaties waar de opvoed- en opgroeipraktijk wordt gerealiseerd behoren ook de kinderopvang, buitenschoolse opvang en peuterspeelzalen in de gemeente. Artikel 18, Waar staat CJG-coördinator dient gelezen te worden CJG-procesregisseur. Artikel 18, lid 4 en lid 5 Het multi-disciplinair casusoverleg is in de gemeente Utrechtse Heuvelrug vormgegeven door de Netwerken 12- en 12+. Indien meerdere vormen van hulp nodig zijn organiseert de CJG-procesregisseur een ronde tafelgesprek en zorgt voor de uitwerking van deze gesprekken. Bij het ronde tafelgesprek zijn de ouders en de jongere(n) aanwezig, wordt uitgegaan van de eigen kracht van het gezin en wordt een samenhangend hulpplan uitgewerkt. Tijdens het ronde tafelgesprek wordt ook de coördinatie van zorg belegd. Artikel 18, lid 8 Indien een CJG-gebruiker verstoken blijft van de zorg die hij dringend behoeft, bestaat het escalatiemodel uit drie stappen. Deze drie stappen beslaan tot en met de aanwijzing van de burgemeester ten hoogste zeven werkdagen. 3

6 1 Samenwerkingsafspraken Centrum voor Jeugd en Gezin Het bevoegd gezag van de in de samenwerkende partners in het Centrum voor Jeugd en Gezin zoals genoemd in hoofdstuk 9 van dit document, 1 overwegende dat elke gemeente volgens de Wijziging van de Wet op de jeugdzorg de plicht heeft zorg te dragen voor de totstandkoming van een Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) en dat dit CJG nodig is om een samenhangend aanbod van lokale zorg en ondersteuning te organiseren; dat wordt gestreefd jeugdigen in Nederland en in de gemeente Utrechtse Heuvelrug in het bijzonder, goed, gezond en evenwichtig te laten opgroeien en toe te rusten om volwaardig te kunnen participeren in de samenleving; dat daartoe op vele terreinen inzet nodig is, vooral op lokaal niveau; dat de jeugdgezondheidszorg en de opvoed- en opgroeiondersteuning, die respectievelijk vanuit de Wet publieke gezondheid en de Wet maatschappelijke ondersteuning als gemeentelijke taken zijn verankerd, daarbij aan de basis staan; dat het Centrum van Jeugd en Gezin daarmee ook een belangrijk knooppunt is in een netwerk van organisaties die op basis van sluitende afspraken samenwerken; dat het Centrum voor Jeugd en Gezin een herkenbaar en bereikbaar, laagdrempelig fysiek inlooppunt realiseert; dat de partners in het Centrum voor Jeugd en Gezin samenwerkingsafspraken willen maken om zo een sluitend aanbod aan voorzieningen te kunnen bieden aan ouders en jeugdigen; dat deze samenwerkingsafspraken in dit document zijn vastgelegd. In aanmerking nemende: Wet maatschappelijke ondersteuning; Wet bescherming persoonsgegevens; Wet op de jeugdzorg, inclusief de voorgestelde wijziging van deze wet in verband met het Centrum voor Jeugd en Gezin; Wet publieke gezondheid; Wet inzake de geneeskundige behandelingsovereenkomst; Samenwerkingsovereenkomst Verwijsindex Maken de volgende afspraken: 1 Niet uitgesloten kan worden dat op termijn andere ketenpartners zich zullen aansluiten bij dit convenant. Zij kunnen zich aansluiten door dit convenant te laten ondertekenen door het bevoegde gezag van de instelling of organisatie. Aanvullende ondertekeningen worden als bijlage toegevoegd. 4

7 2 Begripsbepalingen Artikel 1 Begripsbepalingen Andere instelling: de organisatie niet zijnde een CJG-partner, die betrokken is bij het opvoeden en opgroeien van jeugdigen. Bestuur: het college van burgemeester en wethouders. Bestuurlijk overleg: het overleg tussen het bestuur van de gemeente en de opdrachtnemende organisatie voor de uitvoering van het CJG wat tot doel heeft de prestaties en doelen van de samenwerking tussen de partners in het CJG vast te stellen. Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG): bundelt lokale functies en taken op de terreinen gezondheid, opvoeden en opgroeien is een fysiek en laagdrempelig inlooppunt is in elke gemeente/wijk te vinden onder dezelfde naam heeft een positieve uitstraling gericht op preventie en signalering biedt advies en hulp coördineert/schakelt met alle mogelijke voorzieningen op jeugdbeleid, gezondheidszorg en jeugdzorg zou mogelijkerwijs, indien nodig, bemoeizorg kunnen arrangeren is van en voor een doelgroep van kinderen en jongeren van -9 maanden tot 23 jaar en hun ouders is voor alle culturen even laagdrempelig is tevens vraagbaak voor professionals en maakt gebruik van verwijsindex en digitaal dossier JeugdGezondheidsZorg. CJG-coördinator: de functionaris die leiding geeft aan het Centrum voor Jeugd en Gezin. CJG-gebruiker: de jeugdige, zijn (aanstaande) opvoeder of de professional en iedereen die vragen heeft over opvoeden en opgroeien. CJG-partner: instelling of organisatie die binnen het Centrum voor Jeugd en Gezin samenwerkt en deze samenwerkingsafspraken heeft ondertekend. Coördinatie van de zorg: de afstemming van de zorg en ondersteuning die vanuit verschillende instanties aan een jeugdige en diens gezin of het gezin waarin de jeugdige opgroeit, wordt geboden. Coördinator van de zorg: de persoon die de coördinatie van de zorg uitvoert en er daarmee voor verantwoordelijk is, dat de jeugdige, diens gezin of het gezin waarin de jeugdige opgroeit, ook echt wordt geholpen. Informatie- en adviesfunctie: het deel van de CJG-structuur waar informatie en advies over opvoeden en opgroeien wordt gebundeld en beschikbaar wordt gesteld aan CJG-gebruikers. 5

8 Jeugdige: persoon tot 23 jaar. Multidisciplinair casusoverleg: het overleg tussen professionals waarin vanuit verschillende disciplines de problematiek van de jeugdige en/of zijn opvoeder wordt geanalyseerd en waarin op basis van deze analyse één samenhangend hulpplan door de betrokken professionals wordt vastgesteld. Netwerkoverleg: het overleg tussen managers van de CJG-partners, de ambtelijke vertegenwoordiger van de gemeente en de CJG-coördinator wat tot doel heeft de samenwerking tussen de partners te optimaliseren. Opdrachtnemende organisatie: de organisatie die de opdracht tot coördinatie van het CJG uitvoert. Opvoed- en opgroeipraktijk: het deel van de CJG-structuur waar de uitvoering van zorg plaatsvindt. Opvoeder: de persoon die een jeugdige, al dan niet als ouder, in zijn gezin verzorgt en opvoedt. Sluitende aanpak: het deel van de CJG-structuur waar (risico)jeugdigen in beeld zijn, de betrokken hulpverleners met elkaar samenwerken en waar zo nodig snel kan worden geïntervenieerd. Zorg: alle dienstverlening die een CJG-gebruiker ten goede komt bij het opvoeden en opgroeien. Zorg- en adviesteam (ZAT): het multidisciplinaire team waarin professionals, die zorg en ondersteuning bieden aan leerlingen (jeugdigen) en hun ouders, samenwerken met scholen om problemen van die leerlingen op te lossen. Het ZAT zorgt voor snelle en passende hulp voor leerlingen met complexe zorgvragen en draagt bij aan het vroegtijdig signaleren van problemen van leerlingen. 6

9 3 Wettelijk kader en beleid Artikel 2 Wettelijk kader In de wijziging van de Wet op de jeugdzorg in verband met het opnemen van een gemeentelijke verantwoordelijkheid voor de jeugdketen (nr ) zijn twee beleidssporen nauw met elkaar verbonden: het geven van meer aandacht aan preventieve ondersteuning van jeugdigen en gezinnen. Om dit te realiseren krijgen de gemeenten de plicht zorg te dragen voor de totstandkoming van Centra voor Jeugd en Gezin (CJG s). Via deze CJG s wordt de opvoed- en opgroeiondersteuning door bundeling van dienstverlening breed beschikbaar gesteld. Doel is de eigen kracht van jeugdigen en hun ouders te versterken ten behoeve van een goede ontwikkeling van de jeugdige. Tevens is het doel risico s eerder op te sporen en problemen eerder en beter aan te pakken; het komen tot een betere en niet vrijblijvende samenwerking binnen de jeugdketen. Gemeenten krijgen de taak hierop regie te voeren. Zij dienen zorg te dragen dat alle betrokken partijen op het terrein van de zorg voor jeugdigen efficiënt en effectief met elkaar samenwerken. Doel is dat een jeugdige zich goed kan ontwikkelen dan wel om in actie te komen als er signalen zijn dat een kind of gezin in de problemen verkeert of dreigt te raken. Eén gezin, één plan wordt het uitgangspunt voor de hulpverlening aan gezinnen die de regie niet zelf kunnen voeren. Artikel 3 Doelstelling CJG Elk CJG is een laagdrempelige en bereikbare voorziening, die op preventie is gericht, die informatie en advies biedt over opvoeden en opgroeien, die samenhang brengt in de lokale jeugdketen en die schakels maakt met hulp en zorg in andere domeinen, om zo (aanstaande) ouders/opvoeders en jeugdigen tot 23 jaar toegang te bieden tot een geïntegreerd aanbod. Artikel 4 Eisen Het CJG bestaat minimaal uit taken, functies en activiteiten die gebundeld moeten worden om te kunnen spreken van een CJG. Het gaat hierbij om het: aanbieden van jeugdgezondheidszorg (Wet publieke gezondheid); aanbieden van maatschappelijke ondersteuning, prestatieveld 2 (5 preventieve functies); afstemmen met Bureau Jeugdzorg (schakel); afstemmen met het onderwijs (schakel). Een kenmerk van het CJG is één of meerdere goed bereikbare en herkenbare locaties (laagdrempelig inlooppunt, brede beschikbaarheid, het bereiken van alle jeugdigen en opvoeders via laagdrempelig aanbod). 7

10 Aanvullenden eisen zijn: samenwerking moet sluitend, effectief en efficiënt zijn; het college van burgemeester en wethouders maakt schriftelijke afspraken met de instanties die jeugdgezondheidszorg (Wpg) en maatschappelijke ondersteuning (Wmo) verlenen en de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen instanties die behoren tot de domeinen gezondheidszorg, jeugdzorg, onderwijs, welzijn, werk en inkomen of politie en justitie. 8

11 4 Regie en organisatie Artikel 5 Organisatiestructuur De organisatiestructuur van het CJG kent drie niveaus: bestuurlijk, hier worden visie en beleid vastgesteld; netwerk, hier worden afspraken gemaakt over samenwerking tussen de partners; uitvoerend, hier voeren de professionals hun werk uit. Artikel 6 Overlegstructuur Het Centrum voor Jeugd en Gezin kent drie verschillende overleggen: bestuurlijk overleg (overleg op bestuurlijk niveau); netwerkoverleg (overleg op netwerkniveau); multidisciplinair casusoverleg (overleg op casusniveau). Artikel 7 Bestuurlijk overleg 1. Het overleg tussen het bestuur van de gemeente en de opdrachtnemende organisatie voor de uitvoering van het CJG. 2. In het bestuurlijk overleg worden te behalen prestaties en doelen vastgelegd (in aanvulling op de wettelijke eisen). 3. De opdrachtnemende organisatie is verantwoordelijk voor het behalen van de doelen en kan desgewenst partners ter verantwoording roepen indien prestaties niet worden gerealiseerd. Artikel 8 Netwerkoverleg 1. De CJG-partners richten een overleg in dat als doel heeft de samenwerking tussen de partners te optimaliseren. Het netwerkoverleg heeft als taken: het bevorderen van de samenwerking tussen de partners; het elkaar aanspreken op de naleving van deze samenwerkingsafspraken; 2. Het netwerkoverleg bestaat in ieder geval uit één vertegenwoordiger per betrokken CJG-partner, een ambtelijk vertegenwoordiger van de gemeente en de CJG-coördinator. De betrokken CJG-partners zijn opgenomen in de bijlage. 3. Iedere CJG-partner verleent aan zijn vertegenwoordiger in het netwerkoverleg mandaat om, op basis van deze samenwerkingsafspraken, in het netwerkoverleg namens zijn instelling overleg te voeren en besluiten te nemen over de samenwerking. Artikel 9 Multidisciplinair casusoverleg 1. In het multidisciplinair casusoverleg wordt, onder procesverantwoordelijkheid van de CJG-coördinator, de problematiek van de jeugdige en/of zijn opvoeder besproken. 2. De bespreking in het overleg heeft tot doel om, op basis van een probleemanalyse, één samenhangend hulpplan vast te stellen. 9

12 3. De CJG-coördinator/coördinator van de zorg stemt af met relevante andere casusoverleggen. 4. In het multidisciplinair casusoverleg zijn in ieder geval de volgende sectoren vertegenwoordigd: jeugdgezondheidszorg en (school)maatschappelijk werk. Afhankelijk van de situatie nemen andere partijen zoals Bureau Jeugdzorg, onderwijs, leerplichtambtenaar, geestelijke gezondheidszorg of gehandicaptenzorg deel. Artikel 10 Schakel Bureau Jeugdzorg 1. Het Bureau Jeugdzorg maakt als partner deel uit van het CJG. Door Bureau Jeugdzorg wordt een vast contactpersoon aangewezen. 2. De samenwerkingsafspraken zijn gericht op een effectieve en sluitende samenwerking in het bieden van zorg aan jeugdigen. Artikel 11 Schakel Onderwijs 1. Het onderwijs maakt als partner deel uit van het CJG. 2. De samenwerkingsafspraken zijn gericht op een effectieve en sluitende samenwerking in het bieden van zorg aan jeugdigen. 3. Afhankelijk van de lokale situatie kunnen het casusoverleg van het CJG en het ZAT vanwege effectiviteit en efficiëntie in elkaar worden geschoven. Artikel 12 Schakel Veiligheidshuis 1. Het Veiligheidshuis is een netwerkstructuur van bestuurlijke, strafrechtelijke en zorginstellingen onder regie van het gemeentebestuur en het Openbaar Ministerie. 2. De samenwerkingsafspraken zijn gericht op het afstemmen van activiteiten, zodat ze elkaar versterken en recidive worden teruggedrongen. 10

13 5 Inzet professionals Artikel 13 CJG-coördinator 1. De opdrachtnemende organisatie voor de uitvoering van het CJG maakt een voordracht voor de benoeming van de CJG-coördinator. De CJG-coördinator wordt, na instemming van de gemeente, door de opdrachtnemende organisatie benoemd. 2. De opdrachtnemende organisatie voor de uitvoering van het CJG levert een voorzitter voor het netwerkoverleg. 3. De CJG-coördinator geeft, onder verantwoordelijkheid en op aanwijzing van de opdrachtnemende organisatie, leiding aan de werkorganisatie van het CJG. 4. De CJG-coördinator heeft een adviserende stem in het bestuurlijk overleg. 5. De CJG-coördinator kan niet tevens als vertegenwoordiger van een CJGpartner aan het netwerkoverleg optreden. 6. Het bestuurlijk overleg stelt de functieomschrijving van de CJG-coördinator vast. 7. Functioneringsgesprekken en beoordelingsgesprekken met de CJGcoördinator worden gevoerd door de opdrachtnemende organisatie voor de uitvoering van het CJG. Artikel 14 Coördinator van de zorg 1. In principe wordt de coördinator van de zorg aangewezen via het schema dat ook voor de regievoering is opgenomen in het samenwerkingsconvenant van de Verwijsindex Midden Nederland en in de bijlagen bij deze samenwerkingsafspraken is gevoegd. Indien het in het belang van de jeugdige of het gezin beter is dat een andere instelling de coördinatie van de zorg uitvoert, kan hiervan worden afgeweken. 2. Indien er sprake is van geïndiceerde jeugdzorg, van (voorlopige) ondertoezichtstelling, (voorlopige) voogdij en jeugdreclassering berust de verantwoordelijkheid voor de coördinatie van de zorg op gezinsniveau altijd bij het Bureau Jeugdzorg. Als het om praktische redenen beter is dat de uitvoering van de coördinatie van de zorg door een andere instelling wordt uitgevoerd, regelen het Bureau Jeugdzorg en de betreffende instelling dit in onderling overleg. 3. De coördinator van de zorg valt onder de procesverantwoordelijkheid van de CJG-coördinator. 4. De coördinator van de zorg is verantwoordelijk voor: - het bijeenbrengen van bestaande inhoudelijke informatie over de betreffende jeugdige of het gezin en door middel van een risicotaxatie het bepalen of er sprake is van een (dreigende) balansverstoring, alsmede het waarborgen dat alle betrokkenen over relevante informatie kunnen beschikken. - ervoor zorgen dat alle betrokken zorgverleners tijdig met elkaar afstemmen en afspreken wie wat moet doen om in kaart te krijgen welke ondersteuning nodig is. - ervoor zorgen dat het hulpplan optimaal de eigen kracht van en het draagvlak bij het gezin en zijn sociale omgeving benut. - ervoor zorgen dat zo nodig ook voorzieningen die buiten het zorgdomein 11

14 op het terrein van huisvesting, onderwijs, veiligheid, werk en inkomen liggen, worden ingeschakeld. - het afspreken en vastleggen in één samenhangend hulpplan wat het voor het gezin te behalen resultaat is en wie wat moet doen om bij te dragen aan het behalen van dit resultaat. - ervoor zorgen dat de uitvoering van het hulpplan coherent en volgens afspraak verloopt. - het bewaken van de kwaliteit van de (coördinatie van de) zorg, met name als in een individueel geval het zwaartepunt bij een andere hulpverlener ligt en nagaan of met de uitvoering van het hulpplan het gewenste resultaat wordt bereikt. - ervoor zorgen dat na uitvoering van het hulpplan goede overdracht plaatsvindt ten behoeve van verdere nazorg (warme overdracht) en expliciet vastleggen dat de coördinatie van de zorg beëindigd wordt. - indien nodig: ervoor zorgen dat het escalatiemodel in gang wordt gezet (met als laatste stap de aanwijzing van de burgemeester) als de voorgaande stappen niet goed dan wel niet snel genoeg worden uitgevoerd vanwege onvoldoende medewerking van een instantie. - indien nodig: ervoor zorgen dat het Bureau Jeugdzorg (of het Advies en Meldpunt Kindermishandeling) wordt ingeschakeld als de voorgaande stappen niet goed of niet snel genoeg worden uitgevoerd vanwege onvoldoende medewerking van de betreffende jeugdige of het gezin (start traject kinderbeschermingsmaatregel). Artikel 15 Positie medewerkers werkzaam in de werkorganisatie CJG 1. De medewerkers van de CJG-partners die hun werkzaamheden uitvoeren in het CJG, blijven als werknemer in dienst van de betreffende partner. Aanwijzingen voor de dagelijkse en praktische uitvoering van hun taken en voor de afstemming van hun taken op de taken van andere medewerkers ontvangen zij van de CJG-coördinator. Aanwijzingen over de inhoud van hun taken ontvangen zij van hun werkgever. 2. Functioneringsgesprekken en beoordelingsgesprekken worden uitgevoerd door de werkgever. Ter voorbereiding op deze gesprekken vraagt de werkgever aan de CJG-coördinator of hij aandachtspunten voor deze gesprekken wenst in te brengen. 12

15 6 Werkprocessen De werkprocessen zijn onderverdeeld in de drie functionaliteiten van het CJG: de informatie- en adviesfunctie; de opvoed- en opgroeipraktijk; de sluitende aanpak. Artikel 16 Informatie- en adviesfunctie 1. De informatie- en adviesfunctie van het CJG is langs drie wegen beschikbaar: fysiek, telefonisch en virtueel. Voor de fysieke bereikbaarheid heeft het CJG een inlooppunt, maar medewerkers van de CJG-partners zijn ook op andere locaties, zoals scholen en consultatiebureaus, actief. Voor de virtuele bereikbaarheid heeft het CJG een website. Via de website heeft de CJGgebruiker toegang tot de sociale kaart. 2. De informatie- en adviesfunctie is vraaggericht: de vragen van opvoeders, jeugdigen en professionals zijn leidend. Het CJG registreert de vragen. Zo wordt duidelijk wat de vraagpatronen zijn. 3. De informatie- en adviesfunctie is laagdrempelig. Dit betekent dat de CJGgebruiker zo kan binnenlopen, kan opbellen of kan inloggen om inlichtingen of een advies in te winnen. De informatie- en adviesfunctie heeft een positieve uitstraling. 4. Om versnippering te voorkomen en overzichtelijkheid te bevorderen, worden de volgende onderdelen gebundeld in de informatie- en adviesfunctie van het CJG: voorlichting, advies en instructie uit het basispakket JGZ: zowel ouders/verzorgers als jongeren kunnen individueel of in groepsverband voorlichting en advies krijgen; informatie en advies als WMO-functie prestatieveld 2: het gaat hierbij zowel om ongevraagde informatie over opvoeden en opgroeien (voorlichting) als om het beantwoorden van specifieke vragen van ouders en jeugdigen; toeleiding naar hulp als WMO-functie prestatieveld 2: de toeleiding naar het totale lokale en regionale hulpaanbod. 5. Om reden van klantvriendelijkheid wordt de informatie- en adviesfunctie ingevuld door generalistische functionarissen met een brede kennis. Zij zijn in staat om veel vragen direct te beantwoorden. 6. Doorgeleiden naar passende zorg: indien bij de informatie- en adviesfunctie blijkt dat de vraag van de CJG-gebruiker niet voldoende kan worden beantwoord, wordt de CJG-gebruiker doorgeleid (indien hij dit wil) naar de opvoed- en opgroeipraktijk van het CJG of een andere instelling die de CJGgebruiker wel passende zorg kan bieden. Artikel 17 Opvoed- en opgroeipraktijk 1. Bij meer complexe opvoed- en opgroeivragen vindt doorgeleiding plaats vanuit de informatie- en adviesfunctie naar de opvoed- en opgroeipraktijk. Tevens vervult de opvoed- en opgroeipraktijk een schakelfunctie met de sluitende aanpak (waar onder de coördinatie van de zorg). 2. De activiteiten van de opvoed- en opgroeipraktijk kunnen plaatsvinden in de fysieke locatie(s) van het CJG, andere locaties (o.a. scholen, cultuurhuizen) en de eigen kantoorruimten van de CJG-partners. 13

16 3. Om versnippering te voorkomen en overzichtelijkheid te bevorderen, worden de volgende taken gebundeld in de opvoed- en opgroeipraktijk van het CJG: monitoring en signalering: het systematisch volgen van ontwikkelingen in de gezondheidstoestand van een jeugdige en/of groepen jeugdigen en het signaleren van risico s; inschatten zorgbehoefte: onderzoeken in welke mate de opvoeders en de jeugdige worden belast en/of de opvoeders de opvoeding en verzorging van hun jeugdige aan kunnen en inschatten in welke mate opvoeders en jeugdigen behoefte hebben aan voorlichting en het doen van een risicotaxatie; screening en vaccinaties: bijvoorbeeld gehoor- en visusscreening en de DKTP-prik; beïnvloeden van gezondheidsbedreigingen, zoals preventie van psychosociale problematiek, overmatig alcoholgebruik en overgewicht; signalering: het zowel vroegtijdig signaleren van problemen van jeugdigen en opvoeders, als het met elkaar in verband brengen van signalen van verschillende instellingen; toeleiding naar hulp: voordat de CJG-gebruiker wordt doorgeleid, overtuigt de medewerker van het CJG (doorgeleider) zich ervan dat doorgeleiding tot resultaat heeft dat passende zorg binnen een redelijke termijn kan worden geboden. Tevens draagt hij er zorg voor dat mogelijke drempels die de CJG-gebruiker zouden kunnen weerhouden om zich in verbinding te stellen met de opvoed- en opgroeipraktijk of de andere instelling, worden weggenomen. Bij het beoordelen van de maatregelen die daarvoor nodig zijn, is leidend: - de ernst van de problematiek van de CJG-gebruiker; - de mogelijkheden van de CJG-gebruiker; - de motivatie van de CJG-gebruiker; - de gevolgen die het voor de CJG-gebruiker en zijn gezinsleden kan hebben indien hem geen passende zorg wordt geboden. De ontvanger zendt een bericht van aankomst aan de doorgeleider nadat hij een eerste contact met de CJG-gebruiker heeft gehad. Blijkt uit het contact dat de ontvanger passende zorg kan bieden, maar dat enige tijd op deze zorg zal moeten worden gewacht, dan beoordelen de doorgeleider en de ontvanger samen of, en zo ja welke, zorg bij wijze van overbrugging moet worden geboden. Als zij van mening zijn dat zorg ter overbrugging noodzakelijk is, is de doorgeleider daarvoor verantwoordelijk, totdat hij een bericht van aankomst van de CJGgebruiker van de instelling die de overbruggende zorg zal gaan bieden, heeft ontvangen; licht pedagogische hulp en versterken preventieve voorveld: het bieden van opvoed- en opgroeiondersteuning aan jeugdigen, opvoeders en gezinnen waar lichte problemen zijn of dreigen te ontstaan, en schoolmaatschappelijk werk. 4. Signaleren: vanuit de intentie om alle jeugdigen en hun opvoeders in regio Zuid-Oost de zorg te bieden die zij nodig hebben, zijn de CJG-partners in hun contacten attent op opvoed- en opgroeivragen en problemen, op signalen dat jeugdigen het risico lopen in hun ontwikkeling te worden belemmerd en op signalen van kindermishandeling en huiselijk geweld; signaleert een CJG-partner vragen, problemen, risico s of signalen, dan draagt hij er zorg voor dat de CJG-gebruiker passende zorg wordt 14

17 geboden en spant hij zich zo nodig in de CJG-gebruiker te motiveren voor deze zorg; signaleert de CJG-partner een risico dat de jeugdige wordt belemmerd in zijn ontwikkeling, dan maakt hij daarnaast gebruik van de verwijsindex, conform het samenwerkingsconvenant Verwijsindex Midden Nederland; bestaat bij de CJG-partner het vermoeden dat er sprake zou kunnen zijn van kindermishandeling of van huiselijk geweld tussen meerderjarigen, dan doet hij daarnaast een melding bij het Advies en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) of bij het Advies en Steunpunt Huiselijk Geweld (ASHG) conform het basismodel meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling, die in de bijlagen van deze samenwerkingsafspraken is gevoegd. 5. Opvoed- en opgroeiondersteuning: Deze hulp betreft een preventief en vrijwillig aanbod voor advieshulp of steun aan jeugdigen en/of gezinnen waar de opvoeding stagneert en gaat verder dan alleen het geven van informatie en advies. Belangrijk is dat er een doorlopende lijn is van lichtere vormen van hulp tot meer intensieve steun aan gezinnen. Binnen de opvoed- en opgroeipraktijk wordt deze ondersteuning gestroomlijnd, laagdrempelig en gebundeld aangeboden. Artikel 18 Sluitende aanpak 1. Bij de sluitende aanpak wordt uitgegaan van het beginsel één gezin, één plan, zodat de begeleiding van de bij de jeugdige/het gezin betrokken CJGpartners van elkaar weten wat zij doen en zij hun interventies op elkaar afstemmen. 2. Instrumenten die de sluitende aanpak faciliteren, zijn de Verwijsindex Midden Nederland en het Digitale Dossier JGZ. 3. Om versnippering te voorkomen en overzichtelijkheid te bevorderen, worden de volgende taken gebundeld in de sluitende aanpak van het CJG: multidisciplinaire casusoverleggen en samenwerking; coördinatie van de zorg. 4. In het multidisciplinair casusoverleg worden, op verzoek van de CJG-partners en onder procesverantwoordelijkheid van de CJG-coördinator, CJGgebruikers besproken met diffuse en complexe problematiek. De bespreking in het multidisciplinair casusoverleg heeft tot doel om op basis van een probleemanalyse, een samenhangend hulpplan vast te stellen. 5. Wanneer er voor jeugdigen of gezinnen meerdere vormen van hulp nodig zijn en de jeugdige en het gezin niet in staat zijn om zelf het overzicht te houden, moet er afstemming zijn tussen de betrokken hulp- en zorgverleners. Het uitgangspunt is ook hier zoveel mogelijk de eigen verantwoordelijkheid van het gezin. Voor die gevallen waarin de afstemming door professionals nodig is, wordt dit geregeld door coördinatie van de zorg en wordt per gezin één samenhangend hulpplan uitgewerkt door de coördinator van de zorg. 6. In geval er door meer partners zorg wordt geboden, volgt de coördinator van de zorg de geboden zorg en de effecten daarvan. Daartoe informeren de partners die onderdelen van het samenhangend hulpplan uitvoeren, de coördinator van de zorg over: de start, de afsluiting en de effecten van de geboden zorg; het tussentijds afbreken van de geboden zorg en de oorzaak daarvan; het stelselmatig niet verschijnen van de CJG-gebruiker op momenten dat hem zorg zou worden geboden en de mogelijke oorzaken daarvan; 15

18 het doorgeleiden van een CJG-gebruiker naar een andere CJG-partner of naar een andere instelling. 7. Bij coördinatie van de zorg hoort de bevoegdheid om CJG-partners en andere instellingen die zorg leveren aan een jeugdige/gezin, aan te spreken op hun bijdrage aan de samenwerking en de bestuurlijke verantwoordelijkheid om hen tot medewerking te verplichten als de gebruikelijke afstemming onvoldoende lukt en de zorg stagneert of wanneer er sprake is van een ernstig bedreigende situatie voor de jeugdige. 8. Escalatiemodel: indien een CJG-gebruiker verstoken blijft van de zorg die hij dringend behoeft, omdat de CJG-partners niet goed samenwerken of omdat één of meer CJG-partners weigeren de noodzakelijke zorg te bieden, treedt de coördinator van de zorg binnen twee werkdagen in overleg met de betrokken partner(s). In dit overleg onderzoekt de coördinator van de zorg de oorzaken van de stagnatie en maakt hij afspraken over de uitvoering van de zorg. In dit overleg wordt vastgelegd: wie, op welke termijn, welke onderdelen van het (al dan niet gewijzigde) hulpplan zal uitvoeren. Indien het overleg tot een oplossing leidt, informeert de coördinator van de zorg de CJG-coördinator over de stagnatie en de gemaakte afspraken binnen één werkdag na het overleg; leidt het overleg niet tot afspraken over het direct uitvoeren van de zorg die de CJG-gebruiker dringend behoeft, dan legt de coördinator van de zorg de stagnatie van de zorg binnen één werkdag voor aan de CJG-coördinator. Indien de CJG-coördinator en/of de coördinator van de zorg geen mogelijkheid zien/ziet binnen twee dagen een adequate oplossing te bereiken, meldt de CJG-coördinator en/of de coördinator van de zorg de stagnatie aan de burgemeester; na deze melding wijst de burgemeester binnen twee dagen een instelling aan als verantwoordelijk voor de coördinatie van de zorg en daarmee voor het oplossen van het geconstateerde knelpunt. Het effect van de aanwijzing is dat de instelling die wordt belast met de coördinatie van de zorg ervoor verantwoordelijk is dat de zorg daadwerkelijk wordt verleend. Dit kan bijvoorbeeld zover gaan dat de coördinator van de zorg bij zware problemen noodopvang regelt. Deze aanwijzing kan worden gegeven aan een instelling voor (school)maatschappelijk werk, een instelling die jeugdgezondheidszorg uitvoert of aan het Bureau Jeugdzorg. De andere instellingen die bij de hulpverlening een rol spelen, zijn uiteraard gehouden om vanuit hun eigen professionele rol nauw samen te werken met de coördinator van de zorg. Artikel 19 Vastleggen van (persoons)gegevens 1. Iedere CJG-partner draagt er zorg voor dat hij de voor de zorg noodzakelijke (persoons)gegevens van de CJG-gebruiker op een zorgvuldige wijze en conform de Wet bescherming persoonsgegevens vastlegt. 2. Iedere CJG-partner draagt er daarnaast zorg voor dat hij conform de Wet bescherming persoonsgegevens ook gegevens vastlegt over: de doorverwijzing van de CJG-gebruiker; de ontvangstbevestiging van doorverwijzing door de ontvangende partner; de registratie die hij heeft gedaan in de Verwijsindex Midden Nederland en het signaal dat hij na een match heeft ontvangen; 16

19 de samenwerking met één of meer partners in de geboden zorg aan een CJG-gebruiker; het in werking stellen van het escalatiemodel zoals bedoeld in artikel 18, lid Indien een CJG-gebruiker, in verband met zijn hulpvraag, door een CJGpartner naar een andere partner of instelling wordt doorgeleid, draagt de doorgeleidende partner er zorg voor dat de relevante (persoons)gegevens over de CJG-gebruiker voor de ontvangende instelling beschikbaar komt. 4. De CJG-partner die in verband met een doorgeleiding (persoons)gegevens van een CJG-gebruiker van de doorgeleidende partner ontvangt, baseert zich, behoudens correcties en bezwaren van een CJG-gebruiker, op de van de doorgeleidende partner ontvangen (persoons)gegevens, inclusief door deskundigen en bevoegden opgestelde analyses, beoordelingen en diagnoses. De (persoons)gegevens worden door de ontvangende CJGpartner niet opnieuw verzameld, geanalyseerd of beoordeeld, tenzij er gerede twijfel rijst bij de ontvangende CJG-partner over de juistheid van deze gegevens. In dit laatste geval voeren de twee betrokken CJG-partners eerst overleg over de juistheid van de gegevens, voordat de ontvangende CJGpartner zelf opnieuw gegevens gaat verzamelen, analyseren en beoordelen. 5. CJG-partners die CJG-gebruikers naar elkaar doorgeleiden, of via doorgeleiding van elkaar ontvangen, informeren elkaar nauwgezet over de (persoons)gegevens die zij van elkaar nodig hebben. Zij voorkomen dubbele intakes en extra informatieronden in verband met indicaties en andere wettelijke eisen verbonden aan de zorg. 6. In verband met de monitorende taak van de jeugdgezondheidszorg, maken CJG-partners, waar mogelijk en noodzakelijk, afspraken over het informeren van de jeugdgezondheidszorg over CJG-gebruikers aan wie zij zorg bieden. 7. De verwerking van persoonsgegevens van CJG-gebruikers op basis van deze samenwerkingsafspraken vindt plaats conform de Wet bescherming persoonsgegevens. Aanvullend hierop zal een privacyreglement CJG s Zuid-Oost worden opgesteld. 17

20 7 CJG-gebruiker Artikel 20 Positie van de CJG-gebruiker 1. De CJG-partners spannen zich in de CJG-gebruiker vanaf 12 jaar, en of zijn wettelijke vertegenwoordiger indien de CJG-gebruiker nog geen 16 jaar oud is, vroegtijdig te betrekken bij het ontwikkelen van een gezamenlijke aanpak van zijn problematiek en zoveel mogelijk in te spelen op zijn wensen en behoeften. 2. Indien de gezamenlijke aanpak wordt geboden in een vrijwillig kader, vraagt de coördinator van de zorg namens de betrokken CJG-partners, voordat de aanpak wordt uitgevoerd, toestemming voor deze aanpak aan de CJGgebruiker vanaf 12 jaar en aan zijn wettelijke vertegenwoordiger, indien hij nog geen 16 jaar oud is. Wordt deze toestemming niet gegeven, dan wordt bezien of, en zo ja op welke wijze, in de gezamenlijke aanpak tegemoet kan worden gekomen aan de bezwaren van de CJG-gebruiker en of zijn wettelijke vertegenwoordiger. 3. De CJG-partners dragen er zorg voor dat de CJG-gebruiker en of zijn wettelijke vertegenwoordiger over de uitkomsten van het overleg over de (wijzigingen van de) gezamenlijke aanpak zo spoedig mogelijk wordt of worden geïnformeerd. 4. De CJG-partners dragen er zorg voor dat er laagdrempelige, goed toegankelijke vormen van medezeggenschap zijn, zodat CJG-gebruikers mee kunnen spreken over en invloed kunnen uitoefenen op de wijze waarop de CJG-partners hun samenwerking organiseren. 5. De CJG-partners dragen er zorg voor dat hun klachtenprocedures zo worden aangepast dat de CJG-gebruiker met zijn onvrede over de samenwerking tussen twee of meer partners, of over zorg die door twee of meer partners gezamenlijk wordt geboden, zich tot de klachtencommissie kan wenden van de instelling bij wie de coördinator van de zorg werkzaam is. 6. De CJG-partners dragen er daarnaast zorg voor dat informeel door CJGgebruikers geuite onvrede over de samenwerking tussen de CJG-partners en over de door de CJG-partners gezamenlijk geboden zorg wordt geanalyseerd met het doel de samenwerking en de gezamenlijke zorg te verbeteren. 18

21 8 Overige bepalingen Artikel 21 Toetreden van instellingen en uittreden van CJG-partners 1. Toetreding van een instelling tot de samenwerkingsafspraken is mogelijk indien de instelling: zorg biedt aan CJG-gebruikers in regio Zuid-Oost; instemt met de doelstelling van het CJG; bereid is deze samenwerkingsafspraken na te leven. 2. Toetreding van een instelling gebeurt op basis van een schriftelijk verzoek aan het bestuur. De instelling wordt toegelaten indien uit onderzoek blijkt dat de verzoekende instelling aan de voorwaarden voldoet zoals omschreven in lid 1. Het bestuur beslist hierover. Het bestuur informeert het netwerkoverleg hierover. 3. De instelling treedt toe door ondertekening van de toetredingsverklaring van deze samenwerkingsafspraken. 4. Een CJG-partner die de samenwerkingsafspraken wenst op te zeggen, informeert het bestuur schriftelijk over deze opzegging met vermelding van redenen van de opzegging. Het bestuur informeert het netwerkoverleg hierover. De opzegtermijn bedraagt drie maanden. Artikel 22 Looptijd, wijziging en intrekking van samenwerkingsafspraken 1. Deze samenwerkingsafspraken treden in werking op donderdag 19 april 2012 en worden aangegaan voor een periode van twee jaar. 2. Het netwerkoverleg en het bestuurlijk overleg evalueren de werking van de samenwerkingsafspraken uiterlijk vijf maanden voor het einde van de duur van deze afspraken. Van deze evaluaties worden schriftelijke verslagen gemaakt. Indien het netwerkoverleg en het bestuurlijk overleg uiterlijk drie maanden voor het einde van de duur van deze afspraken geen besluit omtrent de voortzetting of beëindiging van de samenwerkingsafspraken hebben genomen, worden de samenwerkingsafspraken voor alle CJG-partners geacht stilzwijgend te zijn verlengd voor een periode van twee jaar. 3. Tussentijdse wijziging of intrekking van deze samenwerkingsafspraken geschiedt door een besluit van het bestuur. Het bestuur neemt dit besluit niet dan na overleg met het netwerkoverleg. 4. Deze samenwerkingsafspraken kunnen worden aangehaald als Samen verder; samenwerkingsafspraken Centrum Jeugd en Gezin, gemeente Utrechtse Heuvelrug. 19

22 9 Samenwerkende partners Centrum voor Jeugd en Gezin 1. De Gemeente Utrechtse Heuvelrug, gevestigd aan Kerkplein 2, 3941 HV te Doorn, te dezen op grond van artikel 171 Gemeentewet rechtsgeldig vertegenwoordigd door de wethouder, mevrouw E. J. van Oostrum. Hierna te noemen: "Gemeente" 2. Stichting Vitras/CMD, gevestigd aan Krijtwal 17-23, 3432 ZT te Nieuwegein. Rechtsgeldig vertegenwoordigd door mevrouw W.S.A. Huibregtsen in haar functie als divisiemanager JMD Vitras/CMD. Hierna te noemen: "Vitras/CMD" 3. GGD Midden - Nederland, gevestigd aan De Dreef 5, 3706 BR te Zeist. Rechtsgeldig vertegenwoordigd door mevrouw J. Ludding in haar functie als hoofd Jeugdgezondheidszorg GGD Midden - Nederland. Hierna te noemen: "GGD 4. SKDD, gevestigd aan Austerlitzseweg 1, 3941 WJ te Doorn. Rechtsgeldig vertegenwoordigd door mevrouw R. Neuteboom in haar functie als directeur van SKDD. Hierna te noemen: SKDD 5. Bureau Jeugdzorg Utrecht, gevestigd aan Goeman Borgesiuslaan 77, 3515 ET te Utrecht. Rechtsgeldig vertegenwoordigd door de mevrouw E. van Haarlem in haar functie als unitleider TGJ van Bureau Jeugdzorg Utrecht. Hierna te noemen: "Bureau Jeugdzorg" 6. Stichting Welnúh, gevestigd aan Kampweg 20-22, 3941 HH te Doorn. Rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer S. Blenk in zijn functie als directeur van Welnúh. Hierna te noemen: Welnúh 7. MEE Utrecht, Gooi & Vecht, gevestigd aan Pallas Athenedreef 10, 3561 PE te Utrecht. Rechtsgeldig vertegenwoordigd door mevrouw G. van Leijenhorst in haar functie als regiomanager van MEE Utrecht, Gooi & Vecht. Hierna te noemen: MEE 20

23 Dit convenant is in achtvoud getekend te Doorn op 1. De Gemeente, Wethouder E.J. van Oostrum (plaats en datum) 2. Vitras / CMD, Mevrouw W.S.A. Huibregtsen (plaats en datum) 3. GGD, Mevrouw J. Ludding (plaats en datum) 4. SKDD, Mevrouw R. Neuteboom (plaats en datum) 5. Bureau Jeugdzorg Mevrouw E. van Haarlem (plaats en datum) 6. Welnúh, De heer S. Blenk (plaats en datum) 7. MEE, Mevrouw G. van Leijenhorst (plaats en datum) 21

24 Bijlagen Artikel 1 Omvang van de samenwerkingsafspraken 1. De volgende bijlagen maken integraal deel uit van deze samenwerkingsafspraken: a. CJG-partners b. Samenwerkingsconvenant Verwijsindex Midden Nederland c. Basismodel meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling (RAAK). 2. Voor zover de bovengenoemde documenten met elkaar in tegenspraak zijn, prevaleert het eerder genoemde document boven het later genoemde. 3. Met het tekenen van deze samenwerkingsafspraken en het paraferen van de bijlagen verklaren partijen kennis te hebben genomen van alle stukken zoals genoemd in de Bijlagen Omvang van de samenwerkingsafspraken. 22