ONTWERP-OMGEVINGSVERGUNNING

Transcriptie

1 ONTWERP-OMGEVINGSVERGUNNING nr. Z-HZ-WABO als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, onder a, b, e en i en artikel 2.2, lid 1, onder d en e van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) Burgemeester en wethouders van Woensdrecht, gezien de aanvraag ingekomen d.d. : 28 mei 2014 van : Eneco Wind BV : Postbus 19020, 3001 BA ROTTERDAM om omgevingsvergunning als bedoeld in artikel; - 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo, voor het bouwen van 5 vijf windturbines; - 2.1, eerste lid, onder b, van de Wabo, voor het uitvoeren van graafwerkzaamheden; - 2.1, eerste lid, onder e, van de Wabo, voor het oprichten van een nieuwe inrichting; - 2.1, eerste lid, onder i, van de Wabo, omgevingsvergunning beperkte milieutoets; - 2.2, eerste lid, onder d, van de Wabo, voor het aanleggen van een weg; - 2.2, eerste lid, onder e, van de Wabo, voor het aanleggen van een in- of uitrit. op het perceel kadastraal bekend: gemeente Woensdrecht kern : Ossendrecht sectie : G nr(s) : 143, 147, 156, 239, 261, 239, 291, 177, 146, 157, 240, 197, 164 en 241 gelet op artikel 2.1, 2.2, 2.10, en 2.12 van de Wabo; besluiten: I de gevraagde omgevingsvergunning te verlenen, overeenkomstig bij dit besluit behorend en zodanig gewaarmerkte aanhangsel, aanvraag, tekeningen en in de bijlage genoemde voorwaarde(n). Hoogerheide, 9 augustus 2016 Burgemeester en wethouders Woensdrecht, namens dezen, mr. M.P. van Dort Afdelingshoofd Publiekszaken 1

2 Coördinatieregeling Met de gelijktijdige terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan en het ontwerp van de omgevingsvergunning, wordt toepassing gegeven aan de coördinatieregeling van afdeling 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening. Hiermee is het mogelijk dat diverse procedures gezamenlijk worden doorlopen. De gemeenteraad van de gemeente Woensdrecht heeft hiervoor op 26 juni 2013 een besluit genomen. De bovengenoemde besluiten worden als gevolg hiervan gecoördineerd behandeld en voorbereid. De gemeenteraad is het bevoegde gezag voor het vaststellen van het bestemmingsplan en het college van burgemeester en wethouders is het bevoegde gezag voor de omgevingsvergunning. Reageren Binnen de genoemde termijn van zes weken kan eenieder omtrent de ontwerpen zienswijzen inbrengen bij de Gemeenteraad van de gemeente Woensdrecht, Postbus 24, 4630 AA Hoogerheide onder vermelding van zienswijze windturbinepark Kabeljauwbeek en uw adresgegevens. Voor mondelinge zienswijzen kunt u een afspraak maken met mevrouw S. Brooijmans. Zij is bereikbaar via het telefoonnummer Voor zover de zienswijze zich richt op het ontwerpbestemmingsplan, zal deze ter behandeling worden voorgelegd aan de gemeenteraad bij het voorstel over vaststelling van het bestemmingsplan. Het besluit op de zienswijzen met betrekking tot de omgevingsvergunning zal genomen worden door het college van Burgemeester en wethouders. U wordt verzocht duidelijk aan te geven op welk onderdeel (bestemmingsplan of omgevingsvergunning) uw zienswijze betrekking heeft. 2

3 Aanhangsel De volgende voorschriften en overwegingen zijn onderdeel van de omgevingsvergunning nr. Z-HZ-WABO verleend op, aan Eneco Wind BV voor het project bouwen van een windpark "Kabeljauwbeek" met vijf windturbines en toebehoren. Inhoudsopgave Procedureel 4 Overwegingen 6 Voorschriften 11 Zienswijzen 3

4 Procedureel Gegevens aanvrager Op 28 mei 2014 hebben wij een aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) ontvangen. Het betreft een aanvraag van: Eneco Wind BV. Het project waarvoor vergunning wordt gevraagd is als volgt te omschrijven: bouwen van een windpark "Kabeljauwbeek" met vijf windturbines en toebehoren op de percelen, kadastraal bekend: kern : Ossendrecht sectie : G nr(s) : 143, 147, 156, 239, 261, 239, 291, 177, 146, 157, 240, 197, 164 en 241 Gelet op bovenstaande omschrijving wordt vergunning gevraagd voor de volgende in de Wabo omschreven omgevingsaspecten: - 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo, voor het bouwen van 5 vijf windturbines; - 2.1, eerste lid, onder b, van de Wabo, voor het uitvoeren van graafwerkzaamheden; - 2.1, eerste lid, onder e, van de Wabo, voor het oprichten van een nieuwe inrichting; - 2.1, eerste lid, onder i, van de Wabo, omgevingsvergunning beperkte milieutoets; - 2.2, eerste lid, onder d, van de Wabo, voor het aanleggen van een weg; - 2.2, eerste lid, onder e, van de Wabo, voor het aanleggen van een in- of uitrit. Op 16 september 2015 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State de omgevingsvergunning van 7 november 2014 vernietigd voor het Windturbinepark Kabeljauwbeek. Door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is geoordeeld dat de proactieve aanwijzing strijdig was met het wettelijk systeem van de Wro. Omdat de omgevingsvergunning was gebaseerd op de proactieve aanwijzing is de omgevingsvergunning vernietigd. Inmiddels is het provincie Noord-Brabant besloten om de Verordening Ruimte 2014 aan te passen. Dit betekent dat de ontwerp omgevingsvergunning opnieuw ter inzage kan worden gelegd. Procedure De voorbereiding van de beschikking op de aanvraag heeft plaatsgevonden overeenkomstig het bepaalde in paragraaf 3.3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en loopt tegelijk met de Bestemmingsplan procedure Windpark Kabeljauwbeek. Op 26 juni 2013 is de door de gemeenteraad vastgestelde coördinatieverordening Wro gemeente Woensdrecht in werking getreden die het mogelijk maakt om bestemmingsplannen en daarmee samenhangende omgevingsvergunningen gecoördineerd voor te bereiden op een besluit. Al dan niet met aan de omgevingsvergunning en/of aan het bestemmingsplan gerelateerde vergunningen en ontheffingen. Bevoegd gezag Bij besluit van 13 mei 2014 heeft Gedeputeerde Staten besloten dat artikel 9f, eerste lid, Elektriciteitswet 1998 niet van toepassing is op het windpark Kabeljauwbeek. Met dit besluit vervalt artikel 9f, tweede lid Elektriciteitwet 1998 waardoor de bevoegdheid voor 4

5 het afgeven van een omgevingsvergunning voor het windpark Kabeljauwbeek bij het college van de gemeente Woensdrecht ligt. Gelet op bovenstaande, alsmede op het bepaalde in hoofdstuk 3 van het Besluit omgevingsrecht (Bor) en de daarbij horende bijlage zijn wij het bevoegd gezag om de integrale omgevingsvergunning te verlenen. Daarbij zijn wij er procedureel en inhoudelijk voor verantwoordelijk dat in ons besluit alle relevante aspecten aan de orde komen met betrekking tot de fysieke leefomgeving, zoals ruimte, milieu, natuur en aspecten met betrekking tot bouwen, monumenten en brandveiligheid. Verder dienen wij ervoor zorg te dragen dat de aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften op elkaar zijn afgestemd. Ontvankelijkheid Artikel 2.8 van de Wabo biedt de grondslag voor een geharmoniseerde regeling van de indieningsvereisten. Dit betreft de gegevens en bescheiden die bij een aanvraag om een omgevingsvergunning moeten worden gesteld om tot een ontvankelijke aanvraag te komen. De regeling is uitgewerkt in paragraaf 4.2 van het Bor, met een nadere uitwerking in de Ministeriële regeling omgevingsrecht (Mor). Advies In het Wabo en Bor worden bestuursorganen vanwege hun specifieke deskundigheid of betrokkenheid aangewezen als adviseur. Gelet op het bepaalde in artikel 2.14 Wabo alsmede artikel van het Bor, hebben wij het de aanvraag ter advies aan de volgende instanties/bestuursorganen gezonden: - Omgevingsdienst Midden-West Brabant 5

6 Overwegingen Aan het besluit liggen de volgende inhoudelijke overwegingen ten grondslag: Activiteit Bouwen Het (ver)bouwen van een bouwwerk (artikel 2.1, lid 1, sub a Wabo): - het bouwplan is gelegen binnen het bestemmingsplan Windturbinepark Kabeljauwbeek ; - het bouwplan in overeenstemming is met het bestemmingsplan Windturbinepark Kabeljauwbeek ; - voor de activiteit een melding in het kader van het Activiteitenbesluit is ingediend; - de welstandscommissie op 18 juni 2014 positief advies heeft uitgebracht; - het uiterlijk of de plaatsing van het bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft niet in strijd is met redelijke eisen van welstand; - de aanvraag aannemelijk maakt dat het bouwen voldoet aan de voorschriften van het Bouwbesluit; - de aanvraag aannemelijk maakt dat het bouwen voldoet aan de voorschriften van de bouwverordening; - het bouwen niet in strijd is met het bestemmingsplan, de beheersverordening of het exploitatieplan, of de regels die zijn gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid van de Wet ruimtelijke ordening; - het bouwen niet betreft een wegtunnel als bedoeld in Wet aanvullende regels veiligheid wegtunnels; Activiteit Werk of werkzaamheden uitvoeren Werk of werkzaamheden uitvoeren (artikel 2.1, lid 1, sub b Wabo): - het bouwplan is gelegen binnen het geldende bestemmingsplan Windturbinepark Kabeljauwbeek ; - ter plaatse de bestemming Bedrijf Windturbinepark geldt; - het verboden is om in gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren; - dat de werkzaamheden verband houden met de omschrijving die aan de desbetreffende bestemming is toegekend; - door de werken of werkzaamheden hetzij direct hetzij indirect de bestaande waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast; - door de werken of werkzaamheden hetzij direct hetzij indirect de gewenste waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast; Activiteit het oprichten van een inrichting Het (oprichten/veranderen/veranderen van de werking/het inwerking hebben) van een inrichting (artikel 2.1 lid 1 sub e Wabo): - voor een aantal milieurelevante activiteiten, waarvoor het Activiteitenbesluit milieubeheer algemene regels stelt, is eerst toestemming van het bevoegd gezag 6

7 nodig voordat ze kunnen worden ondernomen. Deze "toestemming vooraf" wordt omgevingsvergunning beperkte milieutoets (OBM) genoemd.; - de OBM bestaat uit een instemming of een weigering; - er volgens artikel 2.17 Wabo dient te worden getoetst aan artikel 5.13b Bor. Een toetsing aan dit artikel heeft plaatsgevonden. - de aanvraag om omgevingsvergunning beperkte milieutoets is ingediend voor het oprichten van een windturbinepark, bestaande uit 5 windturbines; - In artikel 2.1, lid 1, onder i van de Wabo is aangegeven dat het verboden is om zonder een omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dit geheel of gedeeltelijk bestaat uit een aangewezen categorie van activiteiten die van invloed kan zijn op de fysieke leefomgeving. Deze activiteiten worden aangewezen in artikel 2.2a, eerste lid, onder a van het Bor. De activiteit staat namelijk in categorie 22.2 van onderdeel D van de bijlage van het Besluit milieueffectrapportage; - dit betekent dat voor deze activiteit (ook al valt deze onder de werking van het Activiteitenbesluit milieubeheer (hierna Activiteitenbesluit)) een omgevingsvergunning beperkte milieutoets aangevraagd moet worden; - Voor de overige activiteiten is bij de onderhavige aanvraag als bijlage tevens een melding op grond van artikel 1.10 van het Activiteitenbesluit ingediend; - de aanvraag om een omgevingsvergunning beperkte milieutoets is getoetst aan de toetsingscriteria die zijn genoemd in artikel 5.13b van het Bor. De activiteit waar vergunning voor wordt aangevraagd, wordt genoemd in artikel 2.2a, eerste lid, onder a van het Bor. Een omgevingsvergunning voor de categorieën activiteiten, bedoeld in artikel 2.2a, eerste lid, onder a tot en met i, wordt geweigerd indien het bevoegd gezag op grond van artikel 7.17, eerste lid, van de Wet milieubeheer, heeft beslist dat een milieueffectrapport moet worden gemaakt; Vormvrije Mer-beoordeling Op grond het Besluit milieueffectrapportage moet het bevoegd gezag, voor alle activiteiten die beneden de mer.-beoordelingsdrempel liggen, bepalen of de activiteit daadwerkelijk geen aanzienlijke milieugevolgen heeft. Dit dient te gebeuren op grond van de criteria genoemd in bijlage III bij de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. De criteria van bijlage III van de richtlijn omvatten: de kenmerken van de activiteit (onder andere omvang en cumulatie); de plaats waar de activiteit wordt verricht (de kenmerken van het plangebied in relatie met kwetsbaarheid omgeving); de kenmerken van de gevolgen van de activiteit (mogelijke effecten van de activiteit, onder andere bereik, waarschijnlijkheid en omkeerbaarheid). Deze bijzondere omstandigheden worden hierna ten aanzien van de activiteit nader beschouwd. In het aanvraagformulier wordt verwezen naar diverse uitgevoerde studies in relatie tot de procedure voor wijziging van het bestemmingsplan Windturbinepark Kabeljauwbeek. De resultaten van een aantal van deze studies is meegenomen bij de beoordeling OBM. Het betreft de volgende rapportages: 7

8 - Windpark Kabeljauwbeek Bestemmingsplan, uitgevoerd door Bosch & Van Rijn; - Bijlage A Vormvrije m.e.r.- beoordeling, d.d. juli 2013, uitgevoerd door Bosch & Van Rijn; - Bijlage D Ecologie, Windpark Kabeljauwbeek en de effecten op beschermende natuurgebieden, uitgevoerd door Bosch & Van Rijn; - Effecten op Natura 2000-doelen; - Beoordeling van effecten op beschermende soorten van Windpark Kabeljauwbeek, Woensdrecht, Quick scan in het kader van de Flora- en faunawet. Uitgevoerd door Bureau Waardenburg BV, d.d. 28 februari De kenmerken van de activiteit De activiteit betreft het realiseren van 5 windturbines (totaal maximaal vermogen van 14,5 MW met bijbehorende inkoopstation. De opgewekte energie wordt via het inkoopstation geleverd aan het bestaande elektriciteitsnet. In het kader van de ontwikkeling van het windpark Kabeljauwbeek is op dit moment (nog) geen keuze gemaakt voor het type windturbine. Deze keuze wordt mede ingegeven door de resultaten uit het geluid- en slagschaduwonderzoek. De plaats waar de activiteit wordt verricht De inrichting is gelegen op het perceel plaatselijk bekend als Kabeljauwbeek in Ossendrecht. Het windpark Kabeljauwbeek is geprojecteerd nabij de rijksweg A4 (in België A12). Natura 2000 De voorgenomen activiteit is niet gelegen in een gebied dat is aangewezen als speciale beschermingszone in het kader van Natura 2000 (Westerschelde & Saeftinghe, Markiezaat, Brabantse Wal en Schorren en polders van de Beneden-Schelde). De afstand tot de dichtstbijzijnde aangewezen gebieden bedraagt ten minste 2,5 km. Uit eerder door Bosch & Van Rijn verricht onderzoek in relatie tot het bestemmingsplan (rapport Windpark Kabeljauwbeek Bestemmingsplan ), volgt dat er geen significant negatieve effecten op beschermende natuurgebieden in de omgeving zijn. Er is geen ontheffing nodig op grond van de Flora- en faunawet. De kenmerken van de gevolgen van de activiteit Aspect externe veiligheid In het rapport Risicoanalyse (QRA) windpark Kabeljauwbeek van Ecofys (WIENL13660, versie 2, d.d. 29 april 2014 worden alle objecten binnen de effectafstand van de windturbines geïnventariseerd en beschreven. Het Activiteitenbesluit geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Uit het Besluit volgt dat het plaatsgebonden risico als gevolg van een windturbine of een combinatie van windturbines ter plaatse van kwetsbare objecten niet meer mag bedragen dan 10-6 per jaar. Voor beperkt kwetsbare objecten bedraagt deze norm 10-5 per jaar. In het besluit is aangegeven dat het plaatsgebonden risico geldt voor een buiten de inrichting gelegen (beperkt) kwetsbaar object. De Risicoanalyse Windpark Kabeljauw geeft geen aanleiding tot inhoudelijke op- of aanmerkingen. Eventuele toename van de risico s leiden niet tot knelpunten. 8

9 De aard van de activiteiten zijn niet van dien aard dat zij, bij een normale bedrijfsvoering, extra risico op ongevallen herbergen. Calamiteiten worden beperkt door voorschriften die staan vermeld in het Activiteitenbesluit. Buisleidingen (ondergrondse leidingstraat) Indien een windturbine in de nabijheid van een buisleiding is geplaatst kan er bij bladworp, mastbreuk of gondelval sprake zijn van een domino-effect. Voor buisleidingen geldt dat alleen de zogenaamde high-impact zone van mastbreuk rotor-/gondelval wordt beschouwd. De bijdrage van bladworp kan worden verwaarloosd. De Gasunie definieert de zogenaamde high impact zone als de ashoogte + 1/3 wieklengte. Dat wil zeggen dat buisleidingen gelegen binnen deze afstand beschouwd dienen te worden. Indien de afstand van een windturbine tot aan buisleidingen groter is, wordt ervan uitgegaan dat er geen sprake is van een verhoogd risico. Omdat de high impactzone in dit geval ca. 145 meter bedraagt kan worden geconcludeerd dat er geen sprake is van een (relevant) verhoogd risico. Aspect geluid en slagschaduwhinder De studie naar geluid en slagschaduw is uitgevoerd door ECOFYS in opdracht van Eneco Wind BV. De resultaten hiervan zijn neergelegd in rapport WIENL13660 d.d. 29 april 2014, addendum d.d. 9 mei 2014 en rapport WIENL13660 d.d. 9 mei Het rapport gaat in op de geluidbelasting en slagschaduw in relatie met de eisen uit het Activiteitenbesluit en de bijbehorende ministeriele regeling. De aanvulling gaat in op de cumulatie-effecten met overige nabijgelegen windparken Rilland en BASF. Er zijn 30 varianten met 20 verschillende windturbines (variërend in vermogen van 2 MW tot 3,3 MW) uitgewerkt. In het Activiteitenbesluit zijn normen opgenomen, waaraan de opstelling van een windturbine moet voldoen om hinder als gevolg van slagschaduw te voorkomen. De melding Activiteitenbesluit dient een overzichtstekening te bevatten waarop de slagschaduwcontouren en de dichtstbijgelegen gevoelige objecten zijn weergegeven. Het op te richten windturbinepark zal, zowel qua techniek als afstanden moeten voldoen aan de eisen zoals opgenomen in het Activiteitenbesluit. Een rapport van een akoestisch onderzoek dient op grond van artikel 1.11, derde lid onder a. van dat besluit, deel uit te maken van de melding Activiteitenbesluit. Het onderzoek moet worden uitgevoerd overeenkomstig de bij ministeriële regeling te stellen eisen, zoals opgenomen in Bijlage 4 van de bij het Activiteitenbesluit behorende ministeriële regeling. Aspect bodem en water Het windpark is gelegen in het beheersgebied van het Waterschap Brabantse Delta. Het waterschap is verantwoordelijk voor de waterkwaliteit en de waterkwantiteit in het gebied. De windturbines worden niet aangesloten op het riool. Het hemelwater dat op de funderingsplaten valt, stroomt direct af naar de omliggende bodem. 9

10 Door de beperkte toename van verhard oppervlak worden geen waterhuishoudkundige functies aangetast. Er wordt voldaan aan de in acht te nemen afstanden ten aanzien van sloten, wegen en waterkeringen. CONCLUSIE Samengevat kan worden gesteld dat: gezien de kenmerken van de activiteit; de plaats waar de activiteit wordt verricht; de kenmerken van de gevolgen van de activiteit. er geen sprake is van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zoals bedoeld in het Besluit milieueffectrapportage. Gezien de omvang van de aangevraagde activiteiten, in relatie tot de omgeving, beoordelen wij dat geen milieueffectrapport hoeft te worden opgesteld. - uit de beoordeling van de OBM blijkt dat de gevraagde bedrijfsactiviteiten meldingsplichtig zijn. De benodigde milieumelding op grond van het activiteitenbesluit milieubeheer is reeds bij deze aanvraag gevoegd. De aanvraag voor het oprichten van een inrichting, op grond van artikel 2.1, lid, onder e Wabo, wordt buiten behandeling gelaten; Activiteit weg aanleggen of veranderen Het aanleggen van een weg of het veranderen van de wijze van aanleg van een weg. (artikel 2.2. lid 1 sub d Wabo en artikel 2:11 APV): - het verboden is zonder of in afwijking van een vergunning een weg aan te leggen, de verharding daarvan op te breken, in een weg te graven of te spitten, de aard of breedte van de wegverharding te veranderen of anderszins verandering te brengen in de wijze van aanleg van een weg; - op grond van artikel 1:8 van de Algemene Plaatselijke Verordening kan de vergunning worden geweigerd in het belang van: a) de openbare orde; b) de openbare veiligheid; c) de volksgezondheid; d) de bescherming van het milieu. - de aanvraag is getoetst aan de hiervoor genoemde artikelen van de APV; - er geen sprake is van een weigeringsgrond als bedoeld in artikel 1:8 van de APV. Activiteit Uitweg Het maken, hebben of veranderen van een uitweg of het gebruik daarvan veranderen. (artikel 2.2. lid 1 sub e Wabo) - Dat op grond van artikel 2.12, lid 3 van de Algemene Plaatselijke Verordening kan de vergunning worden geweigerd in het belang van: a. de bruikbaarheid van de weg; b. het doelmatig en veilig gebruik van de weg; 10

11 c. de bescherming van het uiterlijk aanzien van de gemeente; d. de bescherming van de groenvoorziening in de gemeente. - het college op 28 januari 2014 beleidsregels ten aanzien van uitwegvergunningen heeft vastgesteld; - de aanvraag is getoetst aan de hiervoor genoemde beleidsregels; - er geen strijd is met de hiervoor genoemde beleidsregels; - er geen sprake is van een weigeringsgrond als bedoeld artikel 2.12, lid 3 van de APV; 11

12 Voorschriften Aan de omgevingsvergunning zijn de volgende voorschriften verbonden: Het verbouwen van een bouwwerk (artikel 2.1, lid 1 sub a Wabo) 1. Het bouwen moet geschieden overeenkomstig het bepaalde in en krachtens het bouwbesluit; 2. Het bouwen moet geschieden overeenkomstig de bepalingen van de bouwverordening en de krachtens deze verordening gestelde nadere regels; 3. Constructiegegevens dienen uiterlijk binnen een termijn van drie weken voor de start van de werkzaamheden te worden overlegd; 4. De maximale hoogte van het inkoopstation mag niet meer dan 3 meter bedragen; 5. De maximale hoogte van het hekwerk mag niet meer dan 2,50 meter bedragen. 6. Ter plaatse van de aanduiding hartlijn leiding-riool is het niet toegestaan om te bouwen binnen een zone van 5 meter aan beide zijden van de hartlijn. 7. Ter plaatse van de aanduiding hartlijn leiding-water is het niet toegestaan om te bouwen binnen een zone van 5 meter aan beide zijden van de hartlijn; 8. Het type op te richten windturbine dient vooraf op radarverstoring te zijn beoordeeld indien het een type betreft waarbij dit nog niet is gebeurd. De types waarvoor reeds een beoordeling is afgegeven behoeven niet opnieuw getoetst te worden. 12

13