Besluit van de Deputatie

Transcriptie

1 8e Directie Dienst 82 Milieuhygiëne aanwezig André Denys, gouverneur-voorzitter Besluit van de Deputatie Alexander Vercamer, Peter Hertog, Jozef Dauwe, leden Frans Van Gaeveren, toegevoegd lid referte betreft verslaggever 082/44001/53/2/A/1/BL/MR DE KETELAERE Koen AALTER de heer Jozef Dauwe Albert De Smet, provinciegriffier Besluit van de Deputatie, houdende het deels verlenen, deels weigeren van de vergunning aan de heer De Ketelaere Koen, Vinktsestraat 3 te 9880 Aalter voor het verder exploiteren en veranderen van een gemengd veeteeltbedrijf, gelegen op de percelen, kadastraal bekend onder AALTER, Afdeling 6, Sectie A, Nrs. 940, 943/e, 950/h, 952/a, 953/a, 957, 958, 959 aan de Vinktsestraat 3 te 9880 Aalter. De Deputatie, Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning, met latere wijzigingen; Gelet op het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, met latere wijzigingen; Gelet op het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu van 21 oktober 1997, met latere wijzigingen; Gelet op het decreet betreffende het integraal waterbeleid van 18 juli 2003; Gelet op artikel 57 2 van het Provinciedecreet van 9 december 2005; Gelet op het besluit van 6 februari 1991 van de Vlaamse Regering, houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning (Vlarem I), met latere wijzigingen; Gelet op het besluit van 1 juni 1995 van de Vlaamse Regering houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (Vlarem II), met latere wijzigingen;

2 2 Gelet op de volgende, lopende vergunningen in verband met het exploiteren van deze hinderlijke inrichting: Milieuvergunningen: - Besluit van het College van Burgemeester en Schepenen op 19 april 1993 (tot en met 18 april 2012) houdende vergunning voor slachtkuikens, liter mazout; - Besluit van de Bestendige Deputatie op 10 november 1993 (tot en met 31 augustus 2011) houdende uitbreiding met 690 'andere' varkens, de opslag van m³ mest, de opslag van liter mazout en de lozing van huishoudelijk afvalwater; - Ministerieel Besluit op 11 mei 1994 (tot en met 31 augustus 2011) houdende beroepsprocedure: weigering voor de uitbreiding met 690 'andere' varkens en de opslag van m³ mest; - Besluit van de Bestendige Deputatie op 2 maart 1995 (tot en met 31 augustus 2011) houdende uitbreiding met slachtkuikens, de opslag van liter mazout, 40 m³ dierlijke mest en de lozing van huishoudelijk afvalwater; - Ministerieel Besluit op 31 juli 1995 (tot en met 31 augustus 2011) m.b.t. beroepsprocedure houdende bevestiging van het besluit van de Bestendige Deputatie van 2 maart 1995, opleggen van bijkomende voorwaarden; - Besluit van de Bestendige Deputatie op 16 januari 2003 (tot en met 31 augustus 2011) houdende de exploitatie van 25 stelplaatsen voor voertuigen, een grondwaterwinning met een debiet van 10 m³/dag en m³/jaar, weigering omvorming van 60 zeugen en 45 'andere' varkens tot parelhoenders; - Ministerieel Besluit op 3 juli 2003 (tot en met 31 augustus 2011) houdende bevestiging van het besluit van de Bestendige Deputatie van 16 januari 2003, maar aktename van 25 voertuigen; Aktenames: - Besluit van het College van Burgemeester en Schepenen op 10 december 1990 (tot en met 31 augustus 2011) houdende vergunning voor 120 runderen, 145 gespeende varkens, 835 m³ mestopslag; - Besluit van het College van Burgemeester en Schepenen op 19 juli 1993 (tot en met 31 augustus 2011) houdende het stallen van 4 landbouwvoertuigen, de opslag van 800 liter propaan en liter mazout; - Besluit van de Bestendige Deputatie op 3 april 1997 (tot en met 31 augustus 2011) houdende de opslag liter mazout, weigering aktename voor de omvorming van 100 zeugen tot 300 'andere' varkens; - Besluit van de Deputatie op 2 september 2008 (tot en met 31 augustus 2011) houdende overname door De Ketelaere Koen; Gelet op de milieuvergunningsaanvraag op 14 november 2008 ingediend door de heer De Ketelaere Koen, Vinktsestraat 3 te 9880 Aalter voor het verder exploiteren en veranderen van een gemengd veeteeltbedrijf,

3 3 gelegen aan de Vinktsestraat 3 te 9880 Aalter, op de percelen, kadastraal bekend onder AALTER, Afdeling 6, Sectie A, Nrs. 940, 943/e, 950/h, 952/a, 953/a, 957, 958, 959, met als voorwerp: rubrieken 9.5.c.2, b, , , 17.4, 28.2.c.1, 45.4.e.1, , , , , b, d; Gelet op de aangetekende brief van 27 november 2008, waarmee de milieuvergunningsaanvraag ontvankelijk en volledig werd verklaard; Gelet op de stukken, waarbij wordt geattesteerd dat de milieuvergunningsaanvraag de vereiste publiciteit verkreeg, conform artikel 17 van het Vlaams Reglement betreffende de Milieuvergunning; Gelet op het proces-verbaal van 5 januari 2009, houdende de tijdens het openbaar onderzoek ingediende schriftelijke en mondelinge bezwaren en opmerkingen, waaruit blijkt dat er geen bezwaren werden ingediend; Gelet op het gunstig advies van 12 januari 2009 van het College van Burgemeester en Schepenen van Aalter onder de toepasselijke algemene en sectorale milieuvergunningsvoorwaarden, en volgende bijzondere voorwaarden: - de aanleg van een functioneel groenscherm rondom de inrichting; - de lozing van het huishoudelijk afvalwater moet voldoen aan de toepasselijke lozingsnormen; - de exploitant dient te onderzoeken om op de site zelf (een deel van ) de elektriciteitsbehoefte te produceren door middel van duurzame systemen. Gelet op het deels gunstig, deels ongunstig advies van 19 januari 2009 van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie, Afdeling Milieuvergunningen dienst Oost-Vlaanderen (afgekort LNE; voorheen AMINAL- AMV), ongunstig voor: - een grondwaterwinning met een debiet van max. 20 m³/dag en m³/jaar, omdat het aangevraagde debiet een overschatting is van de benodigde waterbehoefte; en gunstig voor: - een grondwaterwinning met een debiet van max. 20 m³/dag en m³/jaar; - het overige; voor een vergunningstermijn van 20 jaar die aanvangt op de datum van de ondertekening van de vergunning, onder de toepasselijke algemene en sectorale milieuvergunningsvoorwaarden, en volgende bijzondere voorwaarden: - m.b.t. de visuele hinder; - m.b.t. de tankbeurten; - m.b.t. het gebruik van hemelwater; - m.b.t. de inkuiping van de enkelwandige houders; - m.b.t. de opslag van het dierlijk afval; - m.b.t. de grondwaterwinning; De bestaande vergunningen kunnen worden opgeheven. Gelet op het gunstig advies van 30 januari 2009 van het Intern Verzelfstandigd Agentschap, Vlaamse Milieumaatschappij, Afdeling

4 4 Operationeel Waterbeheer (afgekort VMM-Afdeling Operationeel Waterbeheer; voorheen AMINAL-WATER) onder de toepasselijke algemene en sectorale milieuvergunningsvoorwaarden, en de volgende bijzondere voorwaarden: - Elke boorput moet voorzien zijn van een afzonderlijke rechte onvervormbare peilbuis, die toelaat steeds peilmetingen uit te voeren. De buitendiameter van deze peilbuis dient minimaal 25 millimeter te bedragen; Voor bestaande peilbuizen kan een binnendiameter van min. 18 mm nog worden aanvaard tot aan de vervanging van de betreffende peilbuis. - In afwijking van art van Vlarem II dient er per put een debietmeter geplaatst te worden. - Regenwater of recupwater dient prioritair gebruikt te worden voor laagwaardige toepassingen. - Er dient 1 kwaliteitsanalyse per jaar uitgevoerd te worden. Het grondwater van de boorput moet op kosten van de vergunninghouder worden geanalyseerd. Het staal boorputwater moet rechtstreeks uit de boorput worden genomen. Gemengde stalen zijn niet toegelaten. - De volgende parameters moeten worden bepaald: ph, elektrische geleidbaarheid (in µs/cm), temperatuur, totale hardheid (in F), tijdelijke hardheid (in F), alkaliniteit t.o.v. methyloranje, alkaliniteit t.o.v. fenolftaleïne, en tevens minstens de volgende ionen (in mg/l); de ionenbalans moet hierbij in evenwicht zijn: Anionen: SO 4 2- NO 3 - PO 4 3- OH - F - NO 2 - Cl - CO 3 2- HCO 3 - Kationen : Ca 2+ Na + NH 4 + Fe 2+ K + Mg 2+ Mn 2+ Fe 3+ De ionenbalans moet hierbij in evenwicht zijn; d.w.z. dat de fout op de ionenbalans maximum 5% mag bedragen. Deze fout kan als volgt berekend worden: (kationentotaal anionentotaal) / (kationentotaal + anionentotaal) < 0,05. Deze analyses dienen bovendien aangevuld te worden met een onderzoek inzake de bacteriologische kwaliteit op volgende parameters: totale kiemen bij 37 C/ml, totale colibacteriën/100ml, fecale colibacteriën/100ml, fecale streptokokken/100ml. - De resultaten van de grondwateranalyse moeten voor 15 maart van het volgende kalanderjaar overgemaakt worden aan VMM afdeling Operationeel Waterbeheer. - Het grondwaterpeil in werking in de boorput van de grondwaterwinning wordt jaarlijks 1 keer gemeten om de evolutie van het grondwaterpeil beter te kunnen volgen. Hierbij wordt het volume genoteerd dat onttrokken werd gedurende drie uur voorafgaand aan de meting. Indien de grondwaterwinning minder dan drie uur in werking was wordt tevens de effectieve werkingsduur meegedeeld; - Per jaar wordt 1 peilmeting in rust uitgevoerd in de boorput na het stilleggen van een grondwaterwinning gedurende ten minste 8 uur. De tijd van stilstand van de grondwaterwinning, het gewonnen volume gedurende acht uur voorafgaand aan de stilstand en de peilmetingen worden zorgvuldig genoteerd;

5 5 - De bovenstaande gegevens worden door de exploitant bijgehouden in een register, dat ter inzage wordt gehouden van de toezichthoudende ambtenaren; - De peilmetingen van het voorbije kalenderjaar worden jaarlijks voor 15 maart overgemaakt aan VMM afdeling Operationeel Waterbeheer, Elfjulistraat 43, 9000 Gent; - Uiterlijk 90 dagen na aanleg van nieuwe boorput dient de correcte boorstaat en boorschema van de boorput, met vermelding van de exacte diepte van de boorput, lengte en plaats van de filter, naam en adres van de boorfirma, datum van boring, alsook een plannetje met aanduiding van de boorlocatie en een meting van het peil in rust en in werking, meegedeeld te worden aan Afdeling Operationeel Waterbeheer O-Vl, Elfjulistraat 43 te 9000 Gent. - Wanneer de exploitant een grondwaterwinning buiten dienst stelt moet hij deze opvullen om het gevaar voor verontreiniging van het grondwater te beperken. De richtlijnen van afdeling Water voor het opvullen van grondwaterwinningen zijn vervat in de brochure Verlaten grondwaterwinningen. Gelet op het feit dat het Agentschap Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed, Ruimtelijke Ordening Oost-Vlaanderen (afgekort IVA-RO; voorheen AROHM) geen advies uitbracht; Gelet op het deels gunstig, deels ongunstig advies van 10 februari 2009 van de provinciale milieudeskundige, ongunstig voor: - een grondwaterwinning met een debiet van max. 20 m³/dag en m³/jaar uit 3 boorputten van 12 meter diep; en gunstig voor: - een grondwaterwinning met een debiet van max. 20 m³/dag en m³/jaar uit 3 boorputten van 12 meter diep; - het overige; voor een termijn van 20 jaar, onder de gecoördineerde milieuvergunningsvoorwaarden en overwegende: de ligging in 'landschappelijk waardevol agrarisch gebied'; een bestemming waarmee de inrichting planologisch verenigbaar is; tijdens het openbaar onderzoek werden er geen bezwaren ingediend; wat betreft de mestopslagcapaciteit wordt er voldaan aan de bepalingen van Vlarem II; er wordt voldaan aan de afstands- en verbodsbepalingen van Vlarem II; het aangevraagde debiet van de grondwaterwinning is een lichte overschatting van de reële waterbehoefte; mits het naleven van de opgelegde milieuvergunningsvoorwaarden is de kans op hinder voor mens en milieu tot een minimum beperkt; Gelet op de volgende vaststellingen door de Provinciale Milieuvergunningscommissie: " De voorzitter licht de adviezen en het openbaar onderzoek toe. Ter zitting worden geen verdere opmerkingen gemaakt"; Gelet op het deels gunstig, deels ongunstig advies van 17 februari 2009 van de Provinciale Milieuvergunningscommissie (afgekort PMVC), ongunstig voor: - een grondwaterwinning met een debiet van max. 20 m³/dag en m³/jaar uit 3 boorputten van 12 meter diep;

6 6 en gunstig voor: - een grondwaterwinning met een debiet van max. 20 m³/dag en m³/jaar uit 3 boorputten van 12 meter diep; - het overige; voor een termijn van 20 jaar die aanvangt op de datum van de ondertekening van de milieuvergunning, onder de gecoördineerde vergunningsvoorwaarden; Gelet op de beslissing van 15 januari 2009 van de Deputatie om de behandelingstermijn van de milieuvergunning te verlengen; Overwegende dat wat de aanvraag betreft het volgende kan gesteld worden: De milieuvergunningsaanvraag omvat de verandering en de hernieuwing van de milieuvergunning van een bestaand en vergund gemengd veeteeltbedrijf (runderen en slachtkippen). Het aantal stalplaatsen voor slachtkippen neemt toe van tot , het aantal stalplaatsen voor runderen neemt toe van 120 tot 144; de bijkomende runderen worden gestald in bestaande rundveestallen; voor de bijkomende slachtkippen wordt er een nieuwe pluimveestal gebouwd. Overzicht van de stalbezetting: De bestaande toestand omvat: Stal 1 (gewezen varkensstal) m³ opslag mengmest Stal 2 (melkveestal) - 42 runderen (los op stro en gebonden op rooster), 110 m³ opslag mengmest Stal 3 (rundveestal) - 78 runderen (los op stro en gebonden op rooster), 450 m³ opslag mengmest Stal 4 (pluimveestal) slachtkippen, 10 m³ opslag mengmest (kuiswater) Stal 5 (pluimveestal) slachtkippen, 10 m³ opslag mengmest (kuiswater) De gewenste toestand omvat: Stal 1 (gewezen varkensstall) - berging met behoud van 175 m³ opslag mengmest Stal 2 (melkveestal) - 40 melkkoeien, 11 'andere' runderen (los op stro en gebonden op rooster), 110 m³ opslag mengmest Stal 3 (rundveestal) - 36 runderen < 1 jaar, 35 runderen van 1 tot 2 jaar, 22 'andere' runderen (los op stro en gebonden op rooster), 450 m³ opslag mengmest Stal 4 (pluimveestal) slachtkippen, 10 m³ opslag mengmest (kuiswater) Stal 5 (pluimveestal) slachtkippen, 10 m³ opslag mengmest (kuiswater) Stal 6 (pluimveestal) slachtkippen, 10 m³ opslag mengmest (kuiswater)

7 7 Mestvaalten - opslag van 105 m³ vaste mest - opslag van 500 m³ vaste mest in een nieuwe mestvaalt 3 boorputten voor winning grondwater Groenvoederopslagplaats < m³ De exploitant beschikt over een basisvergunning die nog geldig is tot en met 31 augustus Voor milieuvergunningen die vervallen vóór 1 september 2011, kan de hernieuwing van de milieuvergunning 48 maanden vóór het verstrijken van de lopende vergunning worden aangevraagd (artikel 17 van het decreet van 19 mei 2006 m.b.t. artikel 45bis van het Milieuvergunningsdecreet). Overwegende dat de houder van liter bij de nieuwe stal een houder van liter wordt; dat het voorwerp van de aanvraag in die zin kan worden aangepast; Overwegende dat wat de planologische aspecten betreft het volgende kan gesteld worden: De inrichting is volgens de gewestplan 'Eeklo-Aalter' gelegen in een 'landschappelijk waardevol agrarisch gebied', op een afstand van ongeveer 570 meter van een 'woongebied met landelijk karakter' en 670 meter van een 'parkgebied', en op meer dan meter van hindergevoelige gebieden. De onmiddellijke omgeving van het veeteeltbedrijf is schaars bebouwd. Binnen een straal van 100 meter rondom de perceelsgrenzen van de inrichting bevinden er zich 3 vreemde woningen. De ligging van de inrichting in een landschappelijk waardevol agrarisch gebied, is in overeenstemming met de bepalingen van het KB van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de gewestplannen. Overwegende dat wat de milieuhygiënische aspecten betreft het volgende kan gesteld worden: Afvalwater Het adres Vinktsestraat 3 bevindt zich volgens het zoneringsplan van de gemeente in een rode cluster (zuiveringszone IBA), zijnde een individueel te optimaliseren buitengebied. Er moet dus worden overgegaan op de realisatie van een eigen verdergaande vorm van afvalwaterzuivering (individuele behandelingsinstallatie voor afvalwater) overeenkomstig de code van de goede praktijk en de lozingsnormen van Vlarem II. Het huishoudelijk afvalwater van de woning wordt thans via een septische put geloosd in oppervlaktewater (gracht).

8 8 Het reinigingswater van de roostervloeren van de rundveestallen wordt opgevangen in de onderliggende mestkelders. Het overige deel van de rundveestal betreft stroboxen; deze worden voornamelijk droog gereinigd. De stalvloer van de pluimveestallen bestaat uit een ondoordringbare gepolierde betonverharding die na elke vetmestronde wordt geruimd, gereinigd, ontsmet en opnieuw voorzien van een dikke strooisellaag; het reinigingswater van elke pluimveestal wordt opgevangen in een aparte opvangcisterne van 10 m³; derhalve kan er worden vanuit gegaan dat er zich geen bodem- en grondwaterverontreiniging voordoet. De mest van de pluimveestallen wordt na elke vetmestronde onmiddellijk afgevoerd door middel van containers; deze mest wordt door een gespecialiseerd bedrijf bewerkt en geëxporteerd. Bodem- en grondwaterverontreiniging De opslag van liter mazout gebeurt in 2 bovengrondse enkelwandige ingekuipte houders van liter en 2 bovengrondse dubbelwandige houders van respectievelijk liter en liter met verdeelslang. De aanwezige houders van liter en liter zijn nog niet gekeurd. De inkuiping van de bovengrondse enkelwandige ingekuipte houders moet nog worden aangepast (verhogen of aanbrengen van spatschermen). De exploitant overweegt om de 2 bovengrondse enkelwandige ingekuipte houders van liter te vervangen door een bovengrondse dubbelwandige houder van liter. Voor de nieuwe bovengrondse dubbelwandige houder van liter met verdeelslang is er een conformiteitsattest van fabricage voorhanden. De tankplaats moet nog worden voorzien van een ondoordringbare betonverharding. De exploitant zal de bovengrondse dubbelwandige houder van liter met verdeelslang verplaatsen naar de loods zodat er overdekt kan worden getankt op een ondoordringbare betonverharding. De nodige absorptiematerialen moeten aanwezig zijn om eventueel gemorste brandstof zorgvuldig te kunnen opruimen. De loods voor het opstellen van de landbouwvoertuigen is voorzien van een ondoordringbare betonverharding. Voor zover de mestkelders vloeistofdicht zijn uitgevoerd, valt er geen bodem- en grondwaterverontreiniging te vrezen. De opslag van de groenvoeders gebeurt in 3 sleufsilo's van in totaal minder dan m³ (niet ingedeelde activiteit). Het groenvoeder betreft hakselmaïs en gras die bij hoog drogestofgehalte worden geoogst waardoor er in principe geen uitloging optreedt. De bestaande mestvaalt van 105 m³ is driezijdig ommuurd; mestsappen worden opgevangen in een cisterne. De nieuwe mestvaalt van 530 m³ zal worden uitgevoerd overeenkomstig de bepalingen van Vlarem II; mestsappen zullen worden opgevangen in een cisterne van 10 m³. Afvalstoffen Kadavers van de runderen en slachtkippen worden afgesloten bewaard vooraleer ze worden opgehaald door het destructiebedrijf. De kadavers van de dieren worden op de ophaaldag op de daarvoor overeengekomen kadaverplaats gelegd. Deze plaats moet voorzien zijn van

9 9 een ondoordringbare betonverharding. De kadavers worden afgedekt middels een kadaverschulp zodat vogels, honden en katten er niet bij kunnen. Geurhinder - Vlarem - Verbods- en afstandsregels Het betreft een bestaand en vergund gemengd veeteeltbedrijf. De inrichting is volgens de gewestplan 'Eeklo-Aalter' gelegen in 'landschappelijk waardevol agrarisch gebied', op een afstand van meer dan meter van hindergevoelige gebieden. De onmiddellijke omgeving is schaars bebouwd. Binnen een straal van 100 meter rondom de perceelsgrenzen van de inrichting bevinden er zich 3 vreemde woningen. De meest nabijgelegen woning ligt op 15 meter afstand van één der twee bestaande stallen; het betreft de woning van de ouders van de exploitant. Een andere woning ligt op ongeveer 50 meter afstand van de nieuw te bouwen stal; beide woningen situeren zich ten zuidwesten van de inrichting. Volgende concepten worden toegepast: - rundveestal: ligboxen op rooster, stroboxen, natuurlijke verluchting; - pluimveestallen: volle vloer met strooisellaag, mechanische verluchting met verticale uitstoot (minder dan 0,5 meter boven nok zonder pet) + horizontale uitstoot door middel van ventilatoren in de kopgevel (weg van de bebouwing) als extra verluchting bij warm weer. Overeenkomstig artikel van Vlarem II zijn de afstands- en verbodsregels voor pluimveehouderijen van toepassing; er voltrekt zich immers een uitbreiding met meer dan 100 % op het niveau van het vergunde aantal stuks pluimvee. Voor een aantal waarderingspunten van de stalsystemen van 154, moet er op basis van het aantal stuks pluimvee (69.500) een minimale afstand worden gerespecteerd van meter t.o.v. hindergevoelige gebieden; hieraan wordt voldaan (afstandsregels van Vlarem II vanaf 1 maart 2009 : 250 meter). Per rundveecategorie wordt de volgende minimale staloppervlakte aanbevolen: - runderen < 1 jaar: 2 m²/dier; - runderen van 1 tot 2 jaar: 3 m²/dier; - 'andere' runderen: 5 m²/dier; In de rundveestallen is er een totale beschikbare oppervlakte van ongeveer 800 m²; de minimale oppervlaktebehoefte in de stallen voor de aangevraagde rundveesamenstelling bedraagt ongeveer 600 m²; derhalve kan er worden vanuit gegaan dat er voldoende stalruimte is voor de beoogde rundveesamenstelling. In de bestaande pluimveestallen bedraagt de bezettingsgraad momenteel ongeveer 16 dieren/m² ; in de nieuwe pluimveestal bedraagt de bezettingsgraad ongeveer 17,3 dieren/m². In de Europese richtlijn van 28 juni 2007 is er sprake van een bezettingsdichtheid van 33 kg/m², te verhogen tot 39 of zelfs 42 kg/m² indien er wordt voldaan aan een aantal voorwaarden (deze richtlijn moet worden omgezet in nationale wetgeving tegen 30 juni 2010). Om aan deze regelgeving te voldoen wordt er ongeveer ¼ van het aantal slachtkuikens na vijf weken afgevoerd, terwijl de overige dieren nog 4 à 5 dagen langer worden vetgemest. Voor de rundveehouderij zijn er in de gegeven omstandigheden geen afstands- en verbodsbepalingen van toepassing.

10 10 De verluchting van de rundveestallen gebeurt op natuurlijke wijze. Door de uitbreiding met 24 runderen kan er worden vanuit gegaan dat de toename van de geuremissie door de runderen te verwaarlozen zal zijn. De geuremissies van rundveehouderijen zijn daarenboven eerder beperkt te noemen. Door de uitbreiding met slachtkippen zal er bijna een verdubbeling optreden van de geuremissies t.o.v. de bestaande toestand. De bestaande pluimveestallen zijn naast de hoofdventilatie via het dak ook uitgerust met ventilatoren in de kopgevel weg van de woningen. Deze ventilatie wordt aangewend als de dieren nog jong zijn (geen dakventilatie), bij het einde van elke ronde en bij zeer warm weer. Hiermee wordt er voldaan aan de bijzondere voorwaarde 9 opgelegd in het Ministerieel Besluit van 31 juli Ook de nieuwe pluimveestal wordt voorzien van lengteventilatie weg van woningen. Voor slachtkippen bestaan er geen ammoniakemissiearme stalsystemen; de toegepaste staltechniek behoort tot de BBT. Na elke vetmestronde wordt de mest onmiddellijk verwijderd en afgevoerd door middel van containers. Momenteel wordt alle kippenmest verwerkt in een externe mestverwerkingsinstallatie, vroeger werd de mest vooral geëxporteerd. Hiermee wordt er voldaan aan de bijzondere voorwaarde 8 opgelegd in het Ministerieel Besluit van 31 juli In het verleden zijn er nooit klachten over geurhinder geweest. De meest nabijgelegen vreemde woningen situeren zich ten zuidwesten van de inrichting; door de overheersende zuidwestelijke windrichting kan er worden vanuit gegaan dat deze woningen gedurende het grootste deel van de tijd buiten de invloedsfeer van het bedrijf liggen. Tijdens het plaatsbezoek werd er geen abnormale geurhinder vastgesteld; door de resultaten van het openbaar onderzoek kan er worden vanuit gegaan dat geurhinder beperkt zal blijven tot normale burenhinder. Geluidshinder De verluchting van de pluimveestallen gebeurt mechanisch door middel van ventilatoren met verticale en horizontale uitstoot; het geproduceerde geluid uit zich onder de vorm van een zwak en laagfrequent gezoem. De verluchting van de rundveestal gebeurt natuurlijk. De overige geluidsbronnen op het bedrijf zijn het gebruik van de landbouwmachines en het transport van grondstoffen en dieren. Tijdens het plaatsbezoek werd er geen abnormale geluidshinder vastgesteld; door de resultaten van het openbaar onderzoek kan er worden van uitgegaan dat geluidshinder beperkt blijft tot normale burenhinder. Veiligheid De propaangastank met een waterinhoudsvermogen van 800 liter wordt gehuurd; het onderhoud en de controle van de tank gebeurt door de verhuurfirma. Mestproductie - Mestafzet Mestdecreet Sinds 1 januari 2008 is er een volledige loskoppeling van de milieuvergunning en het Mestdecreet. Bijgevolg zijn er voor het afleveren van

11 11 een milieuvergunning geen limiterende bepalingen meer met betrekking tot de mestproductie, bewezen mestafzet, e.d.. De exploitant dient er - overeenkomstig de bepalingen van het Mestdecreet - over te waken dat er beschikking is over voldoende nutriëntenemissierechten (NER-D) voor het aanhouden van de te vergunnen veestapel. De uitbreiding gebeurt deels door de inzet van eigen nutriëntenemissierechten en deels door mestverwerking (NER-Dm). Mestopslagcapaciteit Op basis van de richtlijnen van bijlage 5.9. van Vlarem II moet er een potentiële opslagcapaciteit van mengmest aanwezig zijn om minstens 6 maanden te kunnen stockeren. Uitgaande van de inrichtingsplannen moet er een mestopslagcapaciteit voor mengmest worden voorzien van ongeveer 365 m³ (voor 9 maanden: 490 m³); aangezien de opslagcapaciteit 735 m³ bedraagt, wordt er voldaan aan de bepalingen van artikel van Vlarem II. Uitgaande van de inrichtingsplannen moet er een mestopslagcapaciteit van vaste mest worden voorzien van minimaal 360 m³; aangezien er twee mestvaalten worden voorzien met een totale opslagcapaciteit van 635 m³, er niet-vergunningsplichtige mestopslagcapaciteit aanwezig is in de ingestrooide stallen en tussentijdse opslag van vaste mest op de kopakker ook tot de mogelijkheden behoort, kan er worden van uitgegaan dat er ruimschoots wordt voldaan aan artikel , 5 van titel II van het VLAREM. Ammoniakemissie In artikel bis., 1 van titel II van het VLAREM, wordt gesteld dat voor inrichtingen voor pluimvee en varkens - hetzij een nieuwe inrichting hetzij een verandering waarbij één of meerdere nieuwe stallen worden gebouwd - de nieuwe stallen emissiearm moeten zijn conform een techniek die is opgenomen in de lijst vast te stellen door de Vlaamse minister bevoegd voor het Leefmilieu. Er wordt een nieuwe pluimveestal gebouwd. Voor slachtkippen bestaan er geen ammoniakemissiearme stalsystemen; de toegepaste staltechniek behoort tot de BBT. Visuele hinder Het bedrijf is thans omzeggens niet voorzien van een groenscherm. Ter bevordering van de landschappelijke integratie is de aanleg van een groenscherm mogelijk en wenselijk. De aanleg van het groenscherm moet gebeuren in overleg met het gemeentebestuur. Grondwaterwinning De inrichting is vergund voor een grondwaterwinning met een totale capaciteit van max. 10 m³/dag en m³/jaar uit een boorput van 12 meter diep die water onttrekt uit de watervoerende laag van het Ieperiaan (HCOVcode: 0800). Momenteel zijn er twee boorputten in gebruik waarvan er slechts één vergund is. Bij de nieuwe stal wordt er nog een derde boorput voorzien.

12 12 Het voorwerp van de aanvraag heeft betrekking op het vermeerderen van de capaciteit van de grondwaterwinning tot max. 20 m³/dag en m³/jaar uit dezelfde put en twee nieuwe boorputten van dezelfde diepte. Gelet op de ondiepe winningen en de hoge grondwaterstand in de betrokken watervoerende laag van het Ieperiaan (HCOV-code: 0800), verzoekt de exploitant om geen peilbuis te moeten plaatsen. Volgens artikel van Vlarem II kan in de milieuvergunning vrijstelling van de aanleg van een peilbuis worden verleend indien het grondwaterpeil zonder gevaar voor beschadiging van de peilmeetapparatuur kan worden gemeten; in de praktijk is dit enkel het geval voor langs boven bereikbare steenputten. Het gebruik van het grondwater betreft een in hoofdzaak hoogwaardige toepassing (drink- en reinigingswater dieren + huishoudelijk gebruik). Het aangevraagde debiet van max. 20 m³/dag en m³/jaar is een lichte overschatting van de benodigde waterbehoefte; op basis van het gewenste aantal dieren wordt de waterbehoefte voor de dieren (drink- en reinigingswater) geschat op ongeveer m³/jaar (enkel hoogwaardige toepassingen: m³/jaar). Voor het huishoudelijk gebruik wordt er 90 m³/jaar in rekening gebracht. Verder wordt er volgens het aanvraagdossier ook hemelwater gebruikt voor de reiniging van stallen. Het totaaldebiet voor hoogwaardige toepassingen bedraagt dus max m³/jaar. Met betrekking tot de bestaande boorput werden op basis van het plaatsbezoek volgende vaststellingen gemaakt: - pomp grondwaterwinning 1: in het melkhuis; - pomp grondwaterwinning 2: in de stal; - debietmeting grondwaterwinning 1: niet aanwezig; - debietmeting grondwaterwinning 2: aanwezig; - afwerking putten: afgedekt; - waterbehandeling: geen. In het kader van het advies van de provinciale deskundige grondwater werd de waterbalans van het bedrijf nagezien, werd het effect beoordeeld van de aangevraagde grondwaterwinning op de watervoerende laag (kwantitatief en kwalitatief), alsook op de (natuurlijke) omgeving en op naburige winningen, werden de risico's op zettingen ingeschat, werd de hoogwaardigheid van de toepassingen geëvalueerd samen met de reeds geleverde inspanningen en verdere mogelijkheden inzake watersparende maatregelen en alternatieve waterbevoorrading. Deze beoordeling geeft aanleiding tot het opleggen van bijzondere voorwaarden bovenop de algemene en sectorale vergunningsvoorwaarden. Dit kan de aantasting van de watervoerende laag en de daaruit voortvloeiende hinder en risico's tot een aanvaardbaar niveau herleiden. Hemelwater De dakoppervlakte van de bedrijfsgebouwen bedraagt ongeveer m 2. Van een dergelijke dakoppervlakte kan jaarlijks theoretisch ongeveer m³ hemelwater worden opgevangen; uit berekeningen blijkt dat met een hemelwaterberging van 110 m³ er, bij een leegstand van 1 %, dagelijks ongeveer 4,4 m³ hemelwater ter beschikking is voor laagwaardige toepassingen.

13 13 Naar aanleiding van de bouw van de nieuwe pluimveestal wordt er een hemelwaterberging voorzien van 100 m³; het hemelwater zal worden ingezet als reinigingswater. De watertoets Het bedrijf is volgens de informatie op gelegen in het Bekken Gentse Kanalen. In deze bespreking wordt nagegaan of de inrichting gelegen is in een overstromingsgebied en of de inrichting nadelige effecten zou kunnen veroorzaken op het overstromingsrisico voor de omgeving. De watertoets beslaat evenwel een ruimer toepassingsgebied. De afweging van de overige effecten op het aquatisch milieu gebeurt in de daartoe bedoelde bespreking; de impact van de lozing werd besproken onder het aspect afvalwater, de impact van de hemelwaterberging werd besproken onder het aspect hemelwater, de impact van de grondwaterwinning werd besproken onder het aspect grondwaterwinning. Deze specifieke afwegingen worden hier niet meer herhaald. Het voorliggende project heeft een redelijke overdekte en verharde oppervlakte, ligt niet in een recent overstroomd gebied en niet in een vanuit de waterloop overstroombaar gebied, maar wel in de nabijheid van een recent overstroomd gebied vanuit de Poekebeek; er kan evenwel in alle redelijkheid worden geoordeeld dat er geen schadelijk effect wordt veroorzaakt. De totale dakoppervlakte en de totale verharde oppervlakte nemen toe met ongeveer m²; er kan evenwel worden vanuit gegaan dat de effecten van de inrichting op het overstromingsrisico voor de omgeving quasi niet wijzigen. De aanvraag gaat gepaard met infrastructuurwerken waarvoor een stedenbouwkundige vergunning is vereist. De verenigbaarheid van de uitvoering van de stedenbouwkundige vergunning met het watersysteem moet worden beoordeeld in het kader van de stedenbouwkundige vergunningsaanvraag. GPBV-inrichting Door de toevoeging met een nieuwe pluimveestal voor slachtkippen bedraagt het totaal aantal dieren waardoor het bedrijf tot een GPBV-inrichting wordt gerekend (vanaf meer dan dieren). Bijlage 12 van het aanvraagdossier betreft de X-bijlage met een omstandige omschrijving van het geheel der activiteiten. Jaarlijks worden ongeveer ééndagskuikens aangevoerd op het bedrijf. Per ronde wordt het voederverbruik geraamd op gemiddeld 250 ton. Het waterverbruik bedroeg in 2008: 2.450m³. Om de stallen na iedere ronde te reinigen wordt er ongeveer 10 liter reinigingsmiddel per stal gebruikt. Het verbruik aan houtkrullen wordt geschat op 26 ton per jaar. De belangrijkste afvalstromen zijn de dierlijke mest (gemiddeld 640 ton/jaar) en het dierlijk afval (7,5 ton kadavers/jaar). De dierlijke mest wordt ofwel geëxporteerd ofwel afgevoerd voor verwerking. Voor het ophalen van het dierlijk afval heeft de exploitant een overeenkomst met Rendac waarbij de krengen worden opgehaald binnen een termijn van twee dagen.

14 14 Het reinigingswater van de stallen wordt opgevangen in verzamelputten van telkens 10 m³ per stal en wordt overeenkomstig de bepalingen van het Mestdecreet uitgespreid. Het energieverbruik is vooral toe te schrijven aan het elektriciteitsverbruik van de ventilatoren (verluchting van de stallen) en het mazoutverbruik voor de verwarming van de stallen. Het jaarlijks verbruik wordt geschat op kwh en liter mazout (na uitbreiding). De emissies op het bedrijf betreffen vooral lucht en geluid. De luchtemissies zijn afkomstig van de ventilatielucht van de stallen en van het vullen van de voedersilo s; bij deze laatste activiteit worden wel stofzakken gebruikt aan de ontluchtingsbuis. Geluidsemissies zijn afkomstig van de ventilatoren op het dak van de stallen, de voedertransporten, de aanvoer van de ééndagskuikens en de afvoer van de slachtrijpe dieren. Overwegende dat de exploitant, overeenkomstig artikel van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning steeds alle maatregelen dient te nemen om schade en hinder te voorkomen; Overwegende dat de vergunningverlenende overheid, overeenkomstig artikel 20 van het milieuvergunningsdecreet, onverminderd de bepalingen van dezelfde wetten, decreten en uitvoeringsbesluiten bij het verlenen van een vergunning bijzondere voorwaarden kan opleggen, met het oog op de bescherming van de mens en het leefmilieu; Overwegende dat, wat voorafgaat in acht genomen, kan gesteld worden dat de risico's voor de externe veiligheid, de hinder, de effecten op het leefmilieu, op de wateren, op de natuur en op de mens buiten de inrichting, mits naleving van de in onderhavig besluit opgelegde milieuvoorwaarden tot een aanvaardbaar niveau kunnen worden beperkt; Overwegende dat de gevraagde exploitatie milieuhygiënisch, stedenbouwkundig en planologisch verenigbaar is met de onmiddellijke omgeving; dat bijgevolg de gevraagde vergunning kan worden verleend; besluit: Artikel 1. Aan de heer De Ketelaere Koen, Vinktsestraat 3 te 9880 Aalter wordt de vergunning geweigerd voor het verder exploiteren en veranderen van een gemengd veeteeltbedrijf aan de Vinktsestraat 3 te 9880 Aalter, op de percelen, kadastraal bekend onder AALTER, Afdeling 6, Sectie A, Nrs. 940, 943e, 950/h, 952/a, 953/a, 957, 958, 959 met als voorwerp: (2) het vermeerderen van de capaciteit van de grondwaterwinning met een debiet van max. 10 m³/dag en m³/jaar tot een totaaldebiet van max. 20 m³/dag en m³/jaar uit een bestaande boorput van 12 meter diep en twee nieuwe boorputten van 12 meter diep die water onttrekken uit de watervoerende laag van het Ieperiaan (HCOV-code: 0800)

15 15 Art.1bis. Aan de heer De Ketelaere Koen, Vinktsestraat 3 te 9880 Aalter wordt de vergunning verleend voor het verder exploiteren en veranderen van een gemengd veeteeltbedrijf aan de Vinktsestraat 3 te 9880 Aalter, op de percelen, kadastraal bekend onder AALTER, Afdeling 6, Sectie A, Nrs. 940, 943e, 950/h, 952/a, 953/a, 957, 958, 959 met als voorwerp: - de hernieuwing van de milieuvergunning voor: 9.5.c)2. (1) een gemengd veeteeltbedrijf met stalplaatsen voor het houden van: runderen, waarvan: - 25 runderen < 1 jaar, - 22 runderen van 1 tot 2 jaar, - 27 melkkoeien, - 46 runderen > 2 jaar slachtkippen 28.2.c)1. (3) de vergunde opslagcapaciteit van 765 m³ dierlijke mest (2) een grondwaterwinning met een capaciteit van max. 10 m³/dag en m³/jaar uit een boorput van 12 meter diep die water onttrekt uit de watervoerende laag van het Ieperiaan (HCOV-code: 0800) - de uitbreiding met/door: d) (1) een intensieve pluimveehouderij. 9.5.c)2. (1) stalplaatsen voor het houden van: - 24 runderen, waarvan: - 11 runderen < 1 jaar, - 13 runderen van 1 tot 2 jaar, slachtkippen (3) 15 stelplaatsen voor landbouwvoertuigen en/of aanhangwagens (3) de opslag van propaangas in een bovengrondse houder met een waterinhoudsvermogen van max. 800 liter b) (3) het vermeerderen van de opslagcapaciteit van mazout met liter tot een totale opslagcapaciteit van liter (3) de opslag van max. 800 liter smeeroliën in vaten (3) een brandstofverdeelslang (3) de opslag van max. 980 kg gevaarlijke stoffen (sproeistoffen en reinigingsmiddelen) in kleine verpakking

16 c)1 (3) het vermeerderen van de opslagcapaciteit van dierlijke mest met 635 m³ tot een totale opslagcapaciteit van m³ b) (2) diverse stookinstallaties met een totaal warmtevermogen 372 kw 45.4.e)1. (3) de opslag van max liter melk in een melkkoeltank (2) het vermeerderen van de capaciteit van de grondwaterwinning met een debiet van max. 10 m³/dag en m³/jaar uit een bestaande boorput van 12 meter diep en twee nieuwe boorputten van 12 meter diep die water onttrekken uit de watervoerende laag van het Ieperiaan (HCOV-code: 0800) - de toevoeging door: d) (1) stalplaatsen voor slachtkippen op nieuwe kadastrale percelen, als onderdeel van de uitbreiding 9.5.c)2. (1) stalplaatsen voor slachtkippen op nieuwe kadastrale percelen, als onderdeel van de uitbreiding b) (3) de opslag van liter mazout op nieuwe kadastrale percelen, als onderdeel van de uitbreiding 28.2.c)1 (3) de opslag van 530 m³ dierlijke mest op nieuwe kadastrale percelen, als onderdeel van de uitbreiding b) (3) een vast opgestelde motor met een nominaal vermogen van 80 kw voor de aandrijving van een elektrische generator b) (2) een stookinstallatie met een warmtevermogen 186 kw (2) een nieuwe boorput van 12 meter diep die water onttrekt uit de watervoerende laag van het Ieperiaan (HCOV-code: 0800) op nieuwe kadastrale percelen, als onderdeel van de uitbreiding - de wijziging door: 9.5.c)2. (1) het herindelen van de rundveesamenstelling door het omvormen van 13 stalplaatsen voor runderen > 2 jaar tot 13 stalplaatsen voor melkkoeien Met deze hernieuwing van de milieuvergunning en verandering is de inrichting globaal vergund voor: d) (1) een intensieve pluimveehouderij met stalplaatsen voor slachtkippen 9.5.c)2. (1) een gemengd veeteeltbedrijf met stalplaatsen voor het houden van: runderen, waarvan:

17 17-36 runderen < 1 jaar, - 35 runderen van 1 tot 2 jaar, - 40 melkkoeien, - 33 runderen > 2 jaar, slachtkippen (3) 15 stelplaatsen voor landbouwvoertuigen en/of aanhangwagens (3) de opslag van propaangas in een bovengrondse houder met een waterinhoudsvermogen van max. 800 liter b) (3) de opslag van max liter mazout in twee bovengrondse dubbelwandige houders van respectievelijk liter en liter en 2 bovengrondse enkelwandige ingekuipte houders van liter (3) de opslag van max. 800 liter smeeroliën in vaten (3) een brandstofverdeelslang (3) de opslag van max. 980 kg gevaarlijke stoffen (sproeistoffen en reinigingsmiddelen) in kleine verpakking 28.2.c)1 (3) de opslag van max m³ dierlijke mest b) (3) een vast opgestelde motor met een nominaal vermogen van 80 kw voor de aandrijving van een elektrische generator b) (2) diverse stookinstallatie met een totaal warmtevermogen 558 kw 45.4.e)1. (3) de opslag van max liter melk in een melkkoeltank (2) een grondwaterwinning met een totale capaciteit van max. 20 m³/dag en m³/jaar uit drie boorputten van 12 meter diep die water onttrekken uit de watervoerende laag van het Ieperiaan (HCOV-code: 0800) Art. 2. De milieuvergunning wordt verleend voor een termijn van 20 jaar vanaf de datum van ondertekening van onderhavig besluit. Art. 3. Deze milieuvergunning is afhankelijk van de strikte naleving van de volgende uitbatingsvoorwaarden: 1. Algemene milieuvoorwaarden 1. VLAREM.V01: Algemene milieuvoorwaarden - Algemeen 2. VLAREM.V02: Algemene milieuvoorwaarden - Geluid 3. VLAREM.V03: Algemene milieuvoorwaarden Oppervlaktewater 4. VLAREM.V109: Algemene milieuvoorwaarden Licht

18 18 2. Sectorale milieuvoorwaarden 5. VLAREM.V32: Dieren 6. VLAREM.V37: Garages, parkeerplaatsen en herstellingswerkplaatsen voor motorvoertuigen 7. VLAREM.V38: Gassen gemeenschappelijke bepalingen 8. VLAREM.V45: Gassen opslag in vaste reservoirs voor samengeperste vloeibaar gemaakte of in oplossing gehouden gassen 9. VLAREM.V46a: Opslag van gevaarlijke stoffen algemene bepalingen 10. VLAREM.V46c: Opslag van gevaarlijke stoffen opslag van gevaarlijke vloeistoffen in bovengrondse houders 11. VLAREM.V57: Brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen 12. VLAREM.V69: Motoren met inwendige verbranding 13. VLAREM.V83: Voedingsnijverheid en -handel - Algemeen 14. VLAREM.V93: Winning van grondwater 15. VLAREM.V107A: Niet in rubriek 2 en 28 begrepen verbrandingsinrichtingen Algemene bepalingen en Immissiecontroleprocedures 16. VLAREM.V107D: Niet in rubriek 2 en 28 begrepen verbrandingsinrichtingen Stookinstallaties, met uitzondering van gasturbines en stoom- en gasturbine-installaties Kleine stookinstallaties 3. Bijzondere milieuvoorwaarden 17. M.b.t. de grondwaterwinning In afwijking van de artikels en van VLAREM II dient elke winningsput te worden uitgerust met een debietmeter, geplaatst voor het eerste aftappunt van het gewonnen grondwater. Voor winningsputten voorzien van een dompelpomp wordt de debietmeter geplaatst in de toezichtskamer van de pompput, voor winningsputten met een bovengrondse pomp onmiddellijk na de pomp. Maandelijks dient de tellerstand van elke debietmeter genoteerd te worden in een register. In afwijking van artikel moet in de winningsput een rechte peilbuis worden voorzien, met een diameter van minstens 25 mm, waarin een peillood of logger kan neergelaten worden voor het meten van het grondwaterpeil In afwijking van artikel van VLAREM II moet de kwaliteit van het opgepompte ruwe grondwater minstens 1 x per jaar worden geanalyseerd. Het grondwaterstaal wordt rechtstreeks uit de boorput genomen. Gemengde stalen zijn niet toegelaten. De stalen grondwater worden door het laboratorium zelf genomen. Op het analyseformulier moet eveneens worden vermeld uit welke boorput het staal afkomstig is. De volgende parameters moeten worden bepaald: ph, elektrische geleidbaarheid (in µs/cm), temperatuur, totale hardheid (in F), tijdelijke hardheid (in F), alkaliniteit t.o.v. methyloranje, alkaliniteit t.o.v. fenolftaleïne, en tevens minstens de volgende ionen (in mg/l): Anionen: SO 4 2- NO 3 - PO 4 3- OH - F - NO 2 - Cl - CO 3 2- HCO 3 - Kationen : Ca 2+ Na + NH 4 + Fe 2+ K + Mg 2+ Mn 2+ Fe 3+

19 19 De ionenbalans moet hierbij in evenwicht zijn; d.w.z. dat de fout op de ionenbalans maximum 5% mag bedragen. Deze fout kan als volgt berekend worden: (kationentotaal anionentotaal) / (kationentotaal + anionentotaal) < 0,05. Deze analyses dienen bovendien aangevuld te worden met een onderzoek inzake de bacteriologische kwaliteit op volgende parameters: totale kiemen bij 37 C/ml, totale colibacteriën/100ml, fecale colibacteriën/100ml, fecale streptokokken/100ml. De resultaten van de grondwateranalyse worden jaarlijks vóór 15 maart overgemaakt aan VMM AOW, Dienst Grondwaterbeheer Oost- Vlaanderen, Elfjulistraat 43 te 9000 Gent. Wanneer de exploitant een grondwaterwinning buiten dienst stelt moet deze worden opgevuld om het gevaar voor verontreiniging van het grondwater te beperken. De richtlijnen van afdeling Water voor het opvullen van grondwaterwinningen zijn vervat in de brochure Verlaten grondwaterwinningen. 18. M.b.t. visuele hinder Tijdens het eerstvolgende plantseizoen wordt er in overleg met en volgens de richtlijnen van het gemeentebestuur een verbeterde winterharde en landschappelijk geïntegreerde groenaanleg gerealiseerd. Deze aanplant is voldoende dicht van structuur en bestaan uit streekeigen hoogstammige bomen, struiken en heesters. 19. M.b.t. de opvang van hemelwater Het hemelwater wordt opgevangen in een of meerdere hemelwaterbergingen met een gezamenlijk volume van minstens 100 m³. Het opgevangen hemelwater wordt maximaal gebruikt voor o.a. de spoeling van toiletten, voor de reiniging van de stallen en voertuigen, als sproeiwater voor gewasbehandeling en andere laagwaardige toepassingen. 20. M.b.t. de brandveiligheid Het bepalen en het aanbrengen van de noodzakelijke brandpreventie- en brandbestrijdingsmiddelen gebeurt in overleg met en volgens de richtlijnen van de plaatselijke brandweer. 21. M.b.t. het stationair draaien van motoren Om geluidshinder en luchtverontreiniging te voorkomen worden de motoren van de bedrijfsvoertuigen tijdens wachtperioden en laad- en losoperaties stilgelegd, tenzij het noodzakelijk is voor de aandrijving van pompen, kranen, hefbruggen, e.d. 22. M.b.t. de opslag en verwerking van afvalstoffen a) Het is verboden afvalstoffen in brand te steken of te verwijderen door lozing. b) Het is verboden zich van afvalstoffen te ontdoen anders dan door afvoer door erkende overbrengers en verwerking door vergunde verwerkers van afvalstoffen. c) De kadavers van de slachtkippen worden gekoeld bewaard ter afwachting van de ophaling door het destructiebedrijf. 23. M.b.t. de loods Landbouwvoertuigen met eigen motor worden gestald op een ondoordringbare verharding. 24. M.b.t. de tankbeurten a) Het tanken gebeurt op een vloeistofdichte vloerplaat.

20 20 b) Tijdens het tanken worden de nodige voorzieningen getroffen om morsen te voorkomen waarbij de nodige absorptiemiddelen voorradig zijn om gemorste vloeistoffen te neutraliseren zodat bodem- en grondwaterverontreiniging wordt vermeden. Art. 3bis. De exploitant wordt gewezen op de volgende aandachtspunten: De lozing van het huishoudelijk afvalwater gebeurt via een bijkomende biologische zuivering, bv. door middel van een bacteriefilter, een zandfilter, een plantenzuivering of om het even welke andere zuivering. De aanleg van de kleinschalige waterzuiveringsinstallatie wordt uitgevoerd conform de Code van Goede Praktijk zoals omschreven in Vlarem II omzendbrief van 31 juli De exploitant wordt aangeraden om het plaatsen van duurzame energiesystemen (zoals fotovoltaïsche zonnepanelen) voor het produceren van elektriciteit te onderzoeken. De bovengrondse dubbelwandige houder van liter met verdeelslang moet worden verplaatst naar de loods zodat er overdekt kan worden getankt op een ondoordringbare betonverharding. De inkuiping van de bovengrondse enkelwandige houders van liter moet worden aangepast (verhogen of aanbrengen van spatschermen); of de houders worden vervangen door (een) bovengrondse dubbelwandige houder(s). Art. 4. De volgende lopende vergunningen worden opgeheven: Milieuvergunningen: - Besluit van het College van Burgemeester en Schepenen op 19 april 1993 (tot en met 18 april 2012) houdende vergunning voor slachtkuikens, liter mazout; - Besluit van de Bestendige Deputatie op 10 november 1993 (tot en met 31 augustus 2011) houdende uitbreiding met 690 'andere' varkens, de opslag van m³ mest, de opslag van liter mazout en de lozing van huishoudelijk afvalwater; - Ministerieel Besluit op 11 mei 1994 (tot en met 31 augustus 2011) houdende beroepsprocedure: weigering voor de uitbreiding met 690 'andere' varkens en de opslag van m³ mest; - Besluit van de Bestendige Deputatie op 2 maart 1995 (tot en met 31 augustus 2011) houdende uitbreiding met slachtkuikens, de opslag van liter mazout, 40 m³ dierlijke mest en de lozing van huishoudelijk afvalwater; - Ministerieel Besluit op 31 juli 1995 (tot en met 31 augustus 2011) m.b.t. beroepsprocedure houdende bevestiging van het besluit van de Bestendige Deputatie van 2 maart 1995, opleggen van bijkomende voorwaarden; - Besluit van de Bestendige Deputatie op 16 januari 2003 (tot en met 31 augustus 2011) houdende de exploitatie van 25 stelplaatsen voor voertuigen, een grondwaterwinning met een debiet van 10 m³/dag en

21 m³/jaar, weigering omvorming van 60 zeugen en 45 'andere' varkens tot parelhoenders; - Ministerieel Besluit op 3 juli 2003 (tot en met 31 augustus 2011) houdende bevestiging van het besluit van de Bestendige Deputatie van 16 januari 2003, maar aktename van 25 voertuigen; Aktenames: - Besluit van het College van Burgemeester en Schepenen op 10 december 1990 (tot en met 31 augustus 2011) houdende vergunning voor 120 runderen, 145 gespeende varkens, 835 m³ mestopslag; - Besluit van het College van Burgemeester en Schepenen op 19 juli 1993 (tot en met 31 augustus 2011) houdende het stallen van 4 landbouwvoertuigen, de opslag van 800 liter propaan en liter mazout; - Besluit van de Bestendige Deputatie op 3 april 1997 (tot en met 31 augustus 2011) houdende de opslag liter mazout, weigering aktename voor de omvorming van 100 zeugen tot 300 'andere' varkens; Art De in artikel 1 vergunde inrichting dient uiterlijk in gebruik te worden genomen binnen een termijn van 3 jaar, te rekenen vanaf de datum van onderhavige milieuvergunning. 2. In de mate dat voor de inrichting, die het voorwerp uitmaakt van de in artikel 1 bedoelde vergunning, krachtens het decreet houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening van 18 mei 1999, een stedenbouwkundige vergunning nodig is, wordt onderhavige milieuvergunning geschorst, zolang de stedenbouwkundige vergunning niet definitief is verleend. De aanvangsdatum van de vergunningstermijn van onderstaande milieuvergunning wordt verdaagd tot de dag dat deze stedenbouwkundige vergunning definitief verleend is. De exploitant dient de datum waarop de stedenbouwkundige vergunning werd verleend bij ter post aangetekende zending mee te delen aan de overheid die de milieuvergunning heeft verleend. 3. Wordt de in 2. bedoelde stedenbouwkundige vergunning geweigerd, dan vervalt de in artikel 1 bedoelde milieuvergunning van rechtswege op de dag van de weigering van de stedenbouwkundige vergunning in laatste aanleg. Art. 6. Onderhavige vergunning doet geen afbreuk aan de rechten van derden. Art Een bijkomende vergunning moet worden aangevraagd voor elke verandering van de vergunde inrichting. 2. Elke overname van de inrichting door een andere exploitant, dient uiterlijk tien kalenderdagen voor de datum van overname gemeld aan de vergunningverlenende overheid, overeenkomstig de bepalingen van artikel 42 van het Vlaams Reglement betreffende de Milieuvergunning. 3. Een hernieuwing van de vergunning moet worden aangevraagd, overeenkomstig de bepalingen van het Vlaams Reglement betreffende de Milieuvergunning, tussen de achttiende en de twaalfde maand voor het verstrijken van de vergunningstermijn van de lopende vergunning.