PBO-blad. SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD 2 Verordeningen en besluiten 2

Transcriptie

1 PBO-blad Sociaal- Economische Raad M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e I n h o u d s o p g a v e jaargang mei 2004 num mer 30 Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD 2 Verordeningen en besluiten 2 Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD 3 Verordening tot intrekking van de Verordening toetsingscriteria voor regelen omtrent arbeidsvoorwaarden personeel bedrijfslichamen 1992 (RE 5) 3 Verordening opslagen en bijdragen 2004 (RE 6) 4 Verordening tot het opleggen van een heffing ter bevordering van de scholing en vorming van ondernemingsraadsleden 2004 (RE 7) 9 Verordening begroting 2004 (RE 8) 12 BEDRIJFSLICHAMEN Bedrijfschap voor het Natuursteenbedrijf (NAT 2 tot en met NAT 6) 14

2 Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD Verordeningen en besluiten De Bestuurskamer heeft op 13 mei 2004 ingestemd inct de besluiten tot vaststelling van de jaarrekening 2003 van het Productschap Vis, het Productschap Zuivel en het Bosschap. Tevens is goedgekeurd de Vergoedingsregeling voorzitter, bestuurs- en commissieleden Hooldbedrijfschap Detailhandel 2004.

3 De bestemmingsheffing creëert fondsen waarmee voorlichtings- en. informatieactiviteiten kunnen worden opgezet waarvoor de draagkracht van de private organisaties ontoereikend is. Te noemen zijn productcatalogi, de natuursteenstandaard ten behoeve van architecten, alsmede deelname aan beurzen. Tenslotte is het initiatief genomen tot het laten produceren van audiovisuals. De veelal kleinere natuursteenbedrijven kunnen de doelstellingen op het gebied van voorlichting en promotie evenmin op eigen kracht financieren. Naast voorlichting en promotie wordt uit de opbrengsten onderzoek bekostigd dat noodzakelijk is om verantwoorde voorlichting te kunnen geven. Opbrengst heffing De hoogte van deze bestemmingsheffing is ten opzichte van 2002 verlaagd om de reserves te verlagen en als compensatie voor de verhoging van de bestemmingsheffing SAA Naar verwachting zal de opbrengst van deze heffing bedragen. Steunmelding Uit de opbrengst van de algemene heffing Bedrijfschap Natuursteenbedrijf worden betaald de apparaatskosten van het bedrijfschap en de werkzaamheden en projecten die het hoofdbedrijfschap uitvoert of laat uitvoeren. Het betreft werkzaamheden en projecten die in het belang zijn van de sociaal-economische ontwikkeling van de aangesloten branches terwijl daarin niet of onvoldoende langs private weg kan worden voorzien. De werkzaamheden en projecten zijn niet selectief. Zij worden namelijk ten behoeve van alle ondernemingen in de onderhavige sectoren verricht. Naar het oordeel van het Bedrijfschap Natuursteenbedrijf vallen de werkzaamheden en projecten niet onder het begrip steun als bedoeld in artikel 87 van het EGverdrag. Verwezen zij naar de uitspraak van het Gerechtshof te Den Haag van 13 juli Zo dit wel het geval mocht zijn, zal de steun per onderneming nooit meer bedragen dan E over drie jaar. Melding kan op grond van "de minimis" steun achterwege blijven. Artikelgewijs. Artikel 9 In beginsel dient belastende wetgeving geen terugwerkende kracht te hebben. Vanwege de verplichting tot externe goedkeuring van de door het bestuur vastgestelde heffingsverordening in combinatie met het gelijktijdig kunnen overleggen van de begroting voor het betreffende heffingsjaar is reeds op voorhand duidelijk dat niet is te ontkomen aan inwerkingtreding met terugwerkende kracht tot l januari Utrecht, 8 april 2003 F.P. Cupenis voorzitter W.H.C. van Rooy secretaris

4 Wettelijk voorgeschreven uitgave van de Sociaal- Economische Raad met mededelingen, verordeningen en besluiten van de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie (pbo). Verschijnt wekelijks. ISSN Redactie: Bezuidenhoutseweg 60 Postbus LK Den Haag Telefoon: D Telefax: De SER heeft een eigen website op het Internet. Deze is te vinden op Opgave abonnementen, opzeggingen en adreswijzigingen uitsluitend schriftelijk bij de abonnementenadministratie van de SER. Abonnementsprijs 136,13 per jaar, losse nummers 3.40.

5 Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD RE 5 Verordening tot intrekking van de Verordening toefsingscriterin voor regelen ornfrenl arbeidsvoorwaarden personeel bedrijfsslikhamen 1992 Verordening van de Sociaal-Economische Raad van 21 maart 2003, houdende intrekking van de Verordening toetsingscriteria voor regelen omtrent arbeidsvoorwaarden personeel bedrij fslichanien 1992 De Sociaal-Economische Raad; Gelet op artikel 125, eerste lid, van de Wet op de hedrijfsorganisatic; Besluit: Artikel l De Verordening toetsingscriteria voor regelen omtrent arbeidsvoorwaarden personeel bedrijfslichamen 1992 wordt ingetrokken. Artikel 2 Deze verordening treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie waarin zij wordt geplaatst. Den Haag, 21 maart 2003 H.H.F. Wijffels voorzitter N.C.M. van Niekerk algemeen secretaris Toelichting Op grond van de Vcrordcning toetsingscriteiia voor regelen omtrent arbeidsvoorwaarden personeel bedrijfslichamen 1992 vindt door de raad toetsing van de arbeidsvoorwaardenverordeningen van de bedrijfslicharnen plaats. I k raad toetst op conformiteit met het GOA-advies, bij het ontbreken daarvan met de arbeidsvoorwaardenverordeningen van de SER en anders cip redelijkheid. Met deze verordening, die evenals de Verordening financiën bedrijfslichamen is gebaseerd op artikel 125 van de wet, wordt door de raad invulling gegeven aan zijn in artikel 86, derde lid, neergelegde goedkeuringsbevoegdheid. Na het overeenkomen van een cao in de pbo-sector ontstaat er een nieuwe situatie, die in de hand werkt dat de Verordening toetsingscriteria 1992 kan worden ingetrokken. Een inhoudelijke toetsing van de resultaten van cao-overleg staat dan op gespannen voet met de onderhandelingsvrij heid van sociale partners.

6 Toetsing op conformiteit aan eeri GOA-advies zal met het opheffen van het GOA overigens ook in praktische zin niet meer mogelijk zijn. Den Haag, 21 maart 2003 H.H.F. Wijffels voorzitter N.C.M. van Niekerk algemeen secretaris RE6 Verordening opslagen rrz bijclmgrn 2004 Verordening van de Sociaal-Economische Raad van 2 1 november 2003 tot vaststelling van de opslagcn en bijdragen voor 2004 De Sociaal-Economische Raad: Gelet op artikel 55, eerste en twecde lid van de Wet op de bedrijfsorgariisatie; Besluit: 5 l Opslagen Artikel 1 1. Voor 2004 worden de opslagen, bedoeld in artikel 54, onder a van de Wet op de bedrijfsorganisatie, vastgesteld voor ondernemingen in stand gehouden door: a. natuurlijke personen en Europese economische samenwerkingsverbanden b. verenigingen en stichtingen c. vennootschappen onder firma d. commanditaire vennootschappen e. coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen me t een aantal werkzanie personen tot 50 f. naamloze vennootschappen en besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid met een maatschappelijk kapitaal Lot 2,5 mil-jocn curci en eeri aantal werkzame personen tot 50 g. vennootschappen en rechtspersonen opgericht naar het recht van een ander land dan Nederland met een aantal werkzame personen tot 50 h. coöpcratics en onderlinge waarborgma&chappijen met een aantal werkzame personen van 50 tot 250 i. naamloze vennootschappen en besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid met een maatschappelijk kapitaal van 2,5 miljoen euro tot l O miljoen euro en een aantal werkzame personen van 50 tot ,50 j. vennootschappen en rechtspersonen opgericht naar het recht van een ander land dan Nederland met een aantal werkzame personen van 50 tot ,50 k. coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen met een aantal werkzame personen van 250 of meer 102,95

7 naaniloze vennootschappen en besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid met een maatschappelijk kapitaal van 10 miljoen euro of meer en een aantal werkzame personen van 250 of meer 102,95 vennootschappen en rechtspersonen opgericht naar het recht van een ander land dan Nederland met een aantal werkzame personen van 250 of meer 102,95 Indien van een vennootschap bedoeld onder de letters i. en I. van het eerste lid van dit artikel, het maatschappelijk kapitaal dan wel het aantal werkzame personen kleiner is dan de in die voorschriften aangegeven ondergrenzen. dan geldt voor die vennootschap het bedrag van de opslag van letter f. onderscheidenlijk i. Artikel 2 Van de opslagen zijn vrijgesteld de ondernemingen waarin uitsluitend landbouw wordt ~iitgeoeîend, oridernemingen waarin uitsluitend bosbouw wordt uitgeoefend en ondcmemingen in de sector groenten en fruit en bloemen en planten waarin uitsluicend de groot- en tussenhandel wordt uitgeoefend. fi 2 Bijdragen Artikel 3 Voor 2004 wordt ingevolge artikel 54, onder b van de Wet op de bedrijfsorganisatie een bijdrage geheven van: Hoofdproductschap Akkerbouw Productschap Tuinbouw Productschap Vee en Vlees Productschap voor Pluimvee en Eieren Productschap voor Zuivel Bosschap van het bedrag dat in totaal als baten uit heffingen in de gewone dienst van de begroting van de raad voor 2004 is opgenomen. 3 Slotbepalingen Artikel 4 Deze verordening wcirdt geplaatst in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. Artikel 5 Deze verordening treedt in werking op I januari Indien hct Vcrordeningenbhd Bedrijfsorganisatie waarin deze verordening wordt geplaatst word1 uitgcgcwn na 3 1 december 2003, treedt zij iri werking niet ingang van de tweede dag na de dagtekening van het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie waarin zij wordt geplaatst en werkt zij terug tot en met l januari 2004.

8 Artikel 6 Deze verordening wordt aangehaald als Verordening opslagen en bijdragen Den Haag, 21 november 2003 H.H.F. Wijffels voorzitter N.C.M. van Niekerk algemeen secretaris Goedgekeurd door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bij beschikking van 12 mei 2004, nummer AV/CAM/2004/ Toelichting Algemeen In de inkomten van de raad wordt voorzien door enerzijds een nominale opslag op de budragen die ondernemers aan de Kamers van Koophandel en Fabrickcn zijn ver3chuldigd voor hun inschrijving in het Handelsregister en anderzijds door een bijdrage te heffen van de primaire agrarische sector via de daarbij betrokken bedrijfslichamen, te weten het Hoofdproductschap Akkerbouw, het Productschap Tuinbouw, het Productschap Vee en Vlees, het Productschap voor Pluimvee en Eieren, het Productschap voor Zuivel en het Bosschap. De nominale opslag wordt vastgesteld per categorie van ondernemingen. Hierbij is voor de categorieën van ondernemingen en de onderlinge verhoudingen tussen die categorieën aangesloten bij het Besluit heffingen kamers van koophandel en fabrieken. De bijdrage van de primaire agrarische sector wordt periodiek afgemeten aan zijn aandeel in het nationaal inkomen. Artikelsgewijs Artikel 1 In dit artikel wordt mede op grond van het Besluit heffingen kamers van koophandel en fabrieken de opslag per soort onderneming bepaald. Het tarief sub a. is op te vatten als basistarief; de tarieven sub b. tot cn mct m. zijn veelvouden hiervan. Het basistarief is voor 2004 gesteld op C 335. Bijgevoegd is een overzicht van de hoogte van dc heffingen over de afgelopen jaren. Artikel 2 In dit artikel worden vrijgesteld van de nominale SER-opslag die ondernemingen, die voor de SER-bijdrage al worden aangeslagen door de betrokken bedrijfslichamen. Zou dit niet gebeuren, dan betalen landbouwers en bosbouwondernemers die tevens rechtspcrsoon zijn, dubbcl. Dit zou evenzeer gelden voor ondernemers in de groot- en tussenhandel door de gekozen systematiek bij het Productschap Tuinbouw (een algemene heffing in plaats van een standaard bedrijfseenhedenlieffing bij de primaire landbouwsector). Onder landbouw wordt verstaan: a. akker- en weidebouw; b. veehouderij en pluimveehouderij; c. tuinbouw, te weten groenteteelt, fruitteelt, bloembollenteelt, boomkwekerij, bloemkwekerij, tuinbouwzaadteelt en kruidenteelt; d. bijenteelt; e. cultuur van grond, riet en biezen; f. veenderij; g. landbouwambachten. Voor de omschrijving van het begrip bosbouwonderneming wordt verwezen naar de Instellingsverordening Bosschap van 20 september 1996 in de artikelen 2, lid 1 en 4, lid 2.

9 Voor wat onder groenten, fruit en siergewassen zijnde bloemen en planten wordt verstaan, wordt verwezen naar de Instellingsverordening Productschap Tuinbouw van 30 december 1996 in artikel 2. lid 1. Artikel 3 De bijdrage van de primaire agrarische sector wordt periodiek afgemeten aan zijn aandeel in het nationaal inkomen. Voor was het aandeel bepaald op 3,4%; op grond van de meest recente CBS-cijfers wordt voor de periode 2002 tot en met 2004 gerekend met een aandeel van 2,7%. De bijdrage van het Bosschap is gehandhaafd op 0,011 %. Voor de bepaling van het aandeel van elk van de betrokken bedrijfslichamen is gebruik gemaakt van onderlinge verhoudingen tussen de deelsectoren, afgemeten aan hun omvang in standaard bedrijfseenheden (sbe's). Dcn Haag, 2 1 november 2003 H.H. F. WijTTels voorzitter N.C.M. van Niekerk algemeen secretaris

10 Overzicht SER opslagen handelsregisters Kamers van Koophandel en Fabrieken natuurlijke personen en Europese economische samenwerkingsverbanden verenigingen en stichtingen vennootschappen onder firma commanditaire vennootschamen coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen met een aantal werkzame personen tot 50 naamloze vennootschappen en besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid met een maatschappelijk kapitaal tot 2,5 miljoen euro en een aantal werkzame personen tot 50 vennootschappen en rechtspersonen opgericht naar het recht van een ander land dan Nederland rnet een aantal werkzame personen van 50 tot 250 cniipcraticq en ondcrlinge waarborgniaatschappijcn met een aantal werkzame personen van 50 tot 250 naamlo7e vcrinootschappen en besloten vennoo~schappen rnct beperkie aansprakelijkheid mct een rnaatschappeli.jk kapitaal van 2.5 rriilloen euro tnt I O milioen - cnro cn ccn aantal werk~arne pcrstinen van 50 lot 250 vennootschappen cn rechtspersonen opgericht naar hct rccht van een andcr land dan Nederland met een aanlal werk~arne persnncn van 50 tot 250 coöperaties cn onderlinge ~.aarborgrriaatschappijen met een aantal werhmrne personen van 250 of rncer naarnlozc bcnnootschappen en besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid me1 een maatschappclijk kapitaal van l O ~nilloen euro of meer en een aantal werkzame personen van 250 of meer vennootschappen en rechtspersonen opgericht naar het recht van een ander land dan Nederland met een aantal werkzame personen van 250 of meer

11 RE7 Ver.or&rzing tot het opleggen vul eelt hefsing ter bevordering var2 rk ~dzoli~zg e17 i.vmnillg i.an orzderrzernirzgsraadslede~z 2004 Verordening van de Sociaal-Economische Raad van 21 november 2003 tot de vaststelling van een heffing ter bevordering van de scholing en vorming van ondernerningsraadsleden voor 2004 De Sociaal-Economische Raad; Gelet op artikel 46a van de Wet op de ondernemingsraden; Gehoord het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen; Gehoord de Raad voor het Overhcidspersoneelsbeleid; Besluit: S 1 Begripsbepalingen Artikel 1 In dezc verordening wordt vcrstaan onder: a. onderneming: elk in dc maatschappij als zelfstandige eenheid optredend organisatorisch verband waarin krachtens arbeidsovereenkomst of krachtens publiekrechtelijke aanstelling arbeid wordt verricht; b. ondernemer: de natuurlijke persoon of de rechtspersoon die een onderneming in stand houdt; c. raad: de Sociaal-Economische Raad; d. Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen: het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, genoemd in hoofdstuk 5 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen. 9 2 Heffing Artikel 2 1. Aan de ondernemer, op wie op grond van het bepaalde bij of krachtens de Wet op de ondernemingsraden de verplichting rust een ondernemingsraad in te stellen, wordt ter bevordering van de scholing en vorming van de ondernemingsraadsleden voor het jaar 2004 cen heffing opgclcgd. 2. De heffing bedraagt voor de ondernemer die een onderneming in stand houdt waarin uitsluitend of nagenoeg uitsluitend op arbeidsovcreenkornst arbeid wordt vcrricht 0,024 procent van het loon dat over hct jaar 2004 voor deze ondernemer oor preinieberekening krachtens de Werkloosheidswet in aanmerking komt dan wel in aanmerking zou komen, indien van hem premie krachtens die wet zou worden geheven. Ariikel 9, derde en vierde lid van dc Coördinatiewet Sociale Verzekering blijft buitcn toepassing. 3. De heffing bedraagt voor dc ondernemer die een onderneming in stand houdt waarin uitsluitend of nagenoeg uitsluitend krachtens publiekrechtelijke aanstelling arbeid wordt verricht 0,028 procent van het loon dat over het jaar 2004 voor deze ondernemer voor premieberekening krachtens de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering in aanmerking komt dan wel zou komen indien van hem premie krachtens die wet zou worden geheven. 3 Grondslagen en afdrachten Artikel 3 1. De heffing wordt namens de raad geïnd door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.

12 2. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen ontvangt daartoe van de raad een nominatieve opgave van de bij het instituut als werkgever geregistreerde, naar het oordeel van de raad heffingsplichtige ondernemers. 3. Ter inning van de door deze ondernemers verschuldigde heffingen zendt het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen hun een gespecificeerde heffingsaanslag, waarin mede zijn aangegeven de grond van de heffing alsmede de termijn binnen welke betaling moet geschieden. 4. De heffing wordt zo spoedig mogelijk in 2004 uitgebracht op basis van het geschatte loon voor premieberekening. De afrekening vindt plaats in 2005 op basis van het definitief vastgestelde loon voor bedoelde premieberekening. 5. Indien een premieheffingssystematiek van afdracht op aangifte wordt gehanteerd kan de heffing maandelijks worden uitgebracht. Artikel 4 I. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen doet zo spoedig mogelijk na het verstrijken van elke maand van het jaar 2004 aan de raad een opgave van het totaal van de in die maand verzonden heffingsunslagen, alsmede van het totaal van de in dic maand ontvangcii heffingsbedrugen. Tcvens doel het opgave van de in die maand wcgens oninhaarheid afgeboekte heffingsbedragen. 2. Tegelijk met de in het vorige lid bedocldc maandelijkse opgave draagt het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen hei gesaldeerde bedrag aan de raad af. 3. Na het verstrijken van het jaar 2004 legt het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan de raad een door een accountant als bedoeld in artikel 2:393, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek, gewaarmerkte rekening en verantwoording over. Deze gewaarmerkte rekening en verantwoording bevat ten minste een opgave van de ingevolge deze verordening in dat jaar verzonden heffingsnota's, de ontvangen heffingen, gesplitst naar dat jaar en de vorige jaren en de aan de raad afgedragen heffingsbedragen. 9 4 Slotbepalingen Artikel 5 Deze verordening wordt geplaatst in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie en in de Staatscourant. Artikel 6 Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari Indien het Verordcningcnblad Bedrijfsorganisatie waarin deze verordening wordt geplaatst wordt uitgegeven na 3 1 december 2003, treedt rij in werking met ingang van dc twccde dag na de dagtekening van het Verordeningenblad Redrijfwrganisatic waarin zij wordt geplaatst en werkt zij terug tot en met 1 januari Artikel 7 Deze verordening wordt aangehaald als Verordening tot het opleggen vali een heffing ter bevordering van de scholing en vornilnp van ondernemingsraadsleden Den Haag, 31 november 2003 H.H.F. Wijffels voorzitter N.C.M. van Niekerk algemeen secretaris Goedgekeurd door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bij beschikking van 12 mei 2004, nummer AVlCAMl

13 Toelichting Algemeen De Wet op de ondernemingsraden (WOR), hoofdstuk VII-A, artikel 46a, eerste lid, biedt de raad de mogelijkheid om een heffing op te leggen aan de ondernemers op wie op grond van het bepaalde bij of krachtens die wet de verplichting rust een ondernemingsraad in te stellen. De SER is bevoegd om de heffing op te leggen bij de marktsector en sinds 2001 ook bij de overheidssector. De raad subsidieert uit de heffingsopbrengst de activiteiten van de Stichting Gemeenschappelijk Begeleidingsinstituut Ondernemingsraden (GBIO) te Utrecht. Dit instituut is in 1975 opgericht door de Stichting van de Arbeid. Hct besh~ur van het GR10 bestaat uit leden benoemd op voordracht van de centrale organisaties van ondernemers en van werknemers. Het instituut wendt de subsidie aan voor de bevordering van de vorming cn scholing van ondernemingsraadsleden in dienst van genoemde ondcr-emers. Artikelsgewijs Artikel 2 Artikel 46a, tweede lid, van de WOR bepaalt dat als heffingsgrondslag het premieplichtig loon in het kader van de Wet op de arbeidsongcschiktheidsverzckering (WAO) of van de Werkloosheidswet (WW) wordt genomen. Als heffingsgrondslag voor 2004 wordt voor de marktsector wederom het premieplichtig loon WW gehanteerd en voor de overheidssector het loon in de zin van de WAO. Grondslag voor de berekening van de heffing is het loonbedrag vóór aftrek van franchise. Het heffingspercentage voor de markt- en de overheidssector wordt jaarlijks vastgesteld. Het percentage voor de marktsector wordt voor 2004 wederom extra verlaagd als onderdeel van het beleid gericht op een stapsgewijze vermindering van de WOR-reserve. Hiertoe is eerder besloten gelet op de onvoorziene groei die de heffingsopbrengsten in de marktsector de afgelopen jaren te zien hebben gegeven. Dit heeft tot een onnodig hoge liquiditeitsreserve geleid. De huidige hoogte van deze reserve rechtvaardigt een tijdelijke verdere verlaging van het percentage van 0,026 tot 0,024. In meerjarenpcrspectief wordt zowel gestreefd naar een bedrijfseconomisch verantwoorde omvang van de WOR-reserve als naar een door stabiliteit gekenmerkte ontwikkeling van de hoogte van de heffingsperccntages. Naar het zich thiins laat aanzien zal ook de komende jaren sprake kunnen zijn van di: tijdelijke extra verlaging van het heffingsperccntage voor de marktsector. Het percentiige voor de overheid wordt ongew!izigci bastgesteld op Uiteindelijk zal het percentage voor de ovcrheidsszctor zoveel mogelijk aansluiten bij het heffiiigspercentage in dc marktsector. Het is thans nog niet mogelijk om hetzelfde pcrccntage te hanteren, omdat de scholingsbehoefte van beide sectorcn nog uiteen loopt. De exploitatie van beide sectoren vindt gescheiden plaats. Voor 2004 wordt een heffingsopbrengst begroot voor de markt- en overheidssector van respectievelijk en f: Den Haag, 21 november 2003 H.H.F. Wijffels voorzitter N.C.M. van Niekerk algemeen secretaris

14 RE8 Verordening begroting 2004 Verordening van de Sociaal-Economische Raad van 21 november 2003 tot vaststelling van de begrotinj van baten en lasten voor 2004 De Sociaal-Economische Raad; Gelet op artikel 47 van de Wet op de bedrijfsorganisatie; Artikel 1 De begroting van baten en lasten van de Sociaal-Economische Raad voor 2004 is als volgt: A. GEWONE DIENST A. l Baten 1. Heffingen 2. Diensten aan derden 3. Vergoeding opgedragen taken 4. Overige baten A. 2 Lasten l. Vergaderingen organen en commissies 2. Personeelskosten (inclusief voorzitter) 3. Huisvestingskosten 4. Bureaukosten 5. Reis-, verblijf- en representatiekosten 6. Diensten door derden 7, Financiering overlegorganen 8. Overige kosten/onvoorzien A. 3 Saldo van baten en lasten Voordelig saldo 2004

15 B. DIENST UITVOERING WET ASSURANTIEBEMIDDELINGSBEDRIJF B. 1 Baten 1. Heffingen 2. Retributies 3. Overige baten Lasten Vergaderingen commissies Personeelskostcn Huisvestingskosten Bureaukosten Rek, verblijf- en representatiekosten Diensten door derden Overige kosten/onvoorzien B. 3 Saldo van baten en lasten Voordelig saldo 2004 C. DIENST UITVOERING WET ONDERNEMINGSRADEN C. l Baten 1. Heffingen 2. Interest en overige baten C. 2 Lasten l. Stichting Gemeenschappelijk Begeleidingsinstituut Ondernemingsraden o00 2. Tnnings- en beheerkosten Overige kosten 5.O00 C. 3 Saldo van baten en lasten Nadelig saldo 2004

16 D. INVESTERINGSBEGROTING Investeringen tot een totaal van E. VOORZIENING VOOR GROOT ONDERHOUD Onttrekkingen tot een totaal van Artikel 2 Deze verordening wordt geplaatst in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. Artikel 3 Deze verordening treedt in werking op l januari Artikel 4 Dit besluit wordt aangehaald als Verordening begroting 2004 Den Haag, 2 1 november 2003 H.H.F. Wijffels voorzitter N.C.M. van Niekerk algemeen secretaris Goedgekeurd door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bij beschikking van 12 mei 2004, nummer AV/CAM/2004/ BEDRIJFSLICHAMEN Bedrijfschap voor het Natuurstccnbedrijf NAT 2 V~roniming besfernrrringsh~fing Voorlichting 2000 VERORDENING van het Bedrijfschap Natuursteenbedrijf houdende vaststelling van een bestemmingsheffing ten behoeve van de voorlichting over en voor de natuursteenbranche in het jaar 2000 (Verordening bestemmingsheffing Voorlichting 2000). HET BESTUUR VAN HET BEDRIJFSCHAP NATUURSTEENBEDRIJF, Gelet op artikel 93 en 126 van de Wet op de bedrijfsorganisatie, artikel 8 van de l nstellingsverordening Bedrijfschap Natuursteenbedrijf en artikel 5 van de Algemene Heffingsverordening,

17 Besluit vast te stellen de navolgende VERORDENING l Begripsbepalingen Artikel q In deze verordening wordt verstaan onder: Bedrijfschap : Bedrijfschap voor het Natuursteenbedrijf; Onderneming : onderneming waarvoor het bedrijfschap is ingesteld; Omzet : omzet behaald met de onderneming in het kalenderjaar dat twee jaar vooraf gaat aan het tijdvak waarover wordt geheven. 5 2 Onderwerpen Artikel 2 Ten behoeve van de voorlichting en promotie op het gebied van natuursteen en natuursteenwerken wordt aan degene die een onderneming drijft een heffing opgelegd. 5 3 Heffingen Artikel 3 Het tarief van de in artikel 2 bedoelde heffing bedraagt f 1,40 per duizend gulden omzet voor omzetten tot f en voor de meerdere omzet boven f f 0,30 per duizend gulden omzet, een en ander met een minimum van f 100,--. Artikel 4 Ten aanzien van de verstrekking van gegevens, de oplegging van een ambtshalve aanslag indien deze gegevens niet worden verstrekt, de geheimhouding van deze gegevens en de bevoegdheid tot inzage van boeken en bescheiden, zijn van toepassing de bepalingen van de Algemene hefingsverordening 1993 en van de Registratieverordening. Artikel 5 De in artikel 2 bedoelde heffing wordt rechtstreeks door het bedrijfschap door middel van een op te leggen aanslag geïnd. Artikel 6 Het bestuur van het bedrijfschap is bevoegd om op een daartoe strekkend verzoek gehele of gedeeltelijke ontheffing te verlenen van de plicht tot betaling van een overeenkomstig deze verordening opge!egde heffing, indien het dit als gevolg van bijzondere omstandigheden redelijk dan wel billijk voorkomt.

18 5 4 Slotbepalingen Artikel 7 Deze verordening kan worden aangehaald als Verordening bestemmingsheffing Voorlichting Artikel 8 Deze verordening wordt bekendgemaakt in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. Artikel 9 Deze verordening treedt in werking op l januari Rijswijk, 7 februari 2000 F.P. Cupenis voorzitter W.H.C. van Rooy secretaris Goedgekeurd door de Bestuurskamer van de Sociaal-Economische Raad bij besluit van 9 november 2000 en door de Minister van Economische Zaken bij beschikking van 10 november 2000, nr. ESíMW I Toelichting Algemeen De bestemmingsheffing Voorlichting 2000 biedt een identificeerbare financieringsstructuur voor alle collectieve voorlichting en informatie die wordt gegeven over en rond de natuursteenbranche. In zekere zin wordt hiermee bijgedragen aan bevordering van het imago van de bedrijfstak als geheel. Een slechte voorlichting straalt immers af op de branche, zodat een goede kwaliteit daarvan bijdraagt aan een positieve beeldvorming ten behoeve van ondernemers en (potentiele) werknemers. Teneinde een en ander op een goede manier aan te sturen bestaat sinds langere tijd de vanuit het bestuur samengestelde Commissie Voorlichting Natuursteen. Deze commissie is een artikel 88-commissie. De bestemmingsheffing creëert fondsen waarmee voorlichtings- en infomratieactiviteiten kunnen worden opgezet waarvoor de draagkracht van de private organisaties ontoereikend is. Te noemen zijn productcatatogi, de natuursteenstandaard ten behoeve van architecten, alsmede deelname aan beurzen (Vloer 2000, Bouwbeurs, Uitvaart 2000). Tenslotte is het initiatief genomen tot het laten produceren van audiovisuals. De veelal kleinere natuursteenbedrijven kunnen de doelstellingen op het gebied van voorlichting en promotie evenmin op eigen kracht financieren. Naast voorlichting en promotie wordt uit de opbrengsten onderzoek bekostigd dat noodzakelijk is om verantwoorde voorlichting te kunnen geven.

19 De totale verwachte opbrengst van de Bestemmingsheffing Voorlichting is f Het Bestemmingsheffing Vooriichting is in 2000 voor het eerst afgesplitst van de Algemene heffing. Het tarief is ongewijzigd ten opzichte van Artikel 7 In beginsel dient belastende wetgeving geen terugwerkende kracht te hebben. Vanwege de verplichting tot externe goedkeuring van de door het bestuur vastgestelde heffingsverordening in combinatie met het gelijktijdig kunnen overleggen van de begroting voor het betreffende heffingsjaar is reeds op voorhand duidelijk dat niet is te ontkomen aan inwerkingtreding met terugwerkende kracht tot 1 januari Rijswijk, 7 februari 2000 F.P. Cuperus voorzilter W.H.C. van Rooy secretaris NAT 3 Verorclenirzg bestemmingshrffing Voorlichtirtg 2002 VERORDENING van het Bedrijfschap Natuursteenbedrijf houdende vaststelling van een bestemmingsheffing ten behoeve van de voorlichting over en voor de natuursteenbranche in het jaar 2002(Verordening bestemmingsheffing Voorlichting 2002). HET BESTUUR VAN HET BEDRIJFSCHAP NATUURSTEENBEDRIJF, Gelet op artikel 93 en 126 van de Wet op de bedrijfsorganisatie, artikel 8 van de Instellingsverordening Bedrijfschap Natuursteenbedrijf en artikel 5 van ck Algemene Heffingsverordening, Besluit vast te stellen de navolgende VERORDENING l Begripsbepalingen Artikel l In deze verordening wordt verstaan onder: Bedrijfschap : Bedrijfschap voor het Natuursteenbedrijf; Onderneming : onderneming waarvoor het bedrijfschap is ingesteld; Omzet : omzet behaald met de onderneming in het kalenderjaar dat twee jaar vooraf gaat aan het tijdvak waarover wordt geheven.

20 9 2 Onderwerpen Artikel 2 Ten behoeve van de voorlichting en promotie op het gebied van natuursteen en natuursteenwerken wordt aan degene die een onderneming drijft een heffing opgelegd. 53 Heffingen Artikel 3 Het tarief van de in artikel 2 bedoelde heffing bedraagt 0,63 per duizend gulden omzet voor omzetten tot en voor de meerdere omzet boven ,13 per duizend gulden omzet, een en ander met een minimum van 50,-. Artikel 4 Ten aanzien van de verstrekking van gegevens, de oplegging van een ambtshalve aanslag indien deze gegevens niet worden verstrekt, de geheimhouding van deze gegevens en de bevoegdheid tot inzage van boeken en bescheiden, zijn van toe- passing de bepalingen van de Algemene heffingsverordening 1993 en van de Registratieverordenim. Artikel 5 De in artikel 2 bedoelde heffing wordt rechtstreeks door het bedrijfschap door middel van een op te leggen aanslag geïnd. Artikel 6 Het bestuur van het bedrijfschap is bevoegd om op een daartoe strekkend verzoek gehele of gedeeltelijke ontheffing te verlenen van de plicht tot betaling van een overeenkomstig deze verordening opgelegde heffing, indien het dit als gevolg van bijzondere omstandigheden redelijk dan wel billijk voorkomt. 9 4 Slotbepalingen Artikel 7 Deze verordening kan worden aangehaald als Verordening bestemmingsheffing Voorlichting Artikel 8 Deze verordening wordt bekendgemaakt in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie.

21 Artikel 9 Deze verordening treedt in werking op 1 januari Rijswijk, F.P. Cupenis voorzitter W.H.C. van Rooy secretaris Goedgekeurd door de Bcstuurskamer van de Sociaal-Economische Raad bij besluit van 17 oktober 2002 cn door de Minister van Economische Zaken bij beschikking van 20 november 2002, nr. MEíMW Toelichting Algemeen De bestemmingsheffing Voorlichting 2002 biedt een identificeerbare financieringsstructuur voor alle collectieve voorlichting en informatie die wordt gegeven over-en rond de natuursteenbranche. In zekere zin wordt hiermee bijgedragen aan bevordering van het imago van de bedrijfstak als geheel. Een slechte voorlichting straalt immers af op de branche, zodat een goede kwaliteit daarvan bijdraagt aan een positieve beeldvorming ten behoeve van ondernemers en (potentiële) werknemers. Teneinde een en ander op een goede manier aan te sturen bestaat sinds langere tijd de vanuit het bestuur samengestelde Commissie Voorlichting Natuursteen. Deze commissie is een artikel 88-commissie. De bestemmingsheffing creëert fondsen waarmee voorlichtings- en informatieactiviteiten kunnen worden opgezet waarvoor de draagkracht van de private organisaties ontoereikend is. Te noemen zijn productcatalogi, de natuursteenstandaard ten behoeve van architecten, alsmede deelname aan beurzen. Tenslotte is het initiatief genomen tot het laten produceren van audiovisuals. De veelal kleinere natuursteenbedrijven kunnen de doelstellingen op het gebied van voorlichting en promotie evenmin op eigen kracht financieren. Naast voorlichting en promotie wordt uit de opbrengsten onderzoek bekostigd dat noodzakelijk is om verantwoorde voorlichting te kunnen geven. De totale verwachte opbrengst van de Bestemrningsheffing Voorlichting is

22 Artikel 7 In beginsel dient belastende wetgeving geen terugwerkende kracht te hebben, Vanwege de verplichting tot externe goedkeuring van de door het bestuur vastgestelde heffingsverordening in combinatie met het gelijktijdig kunnen overleggen van de begroting voor het betreffende heffingsjaar is reeds op voorhand duidelijk dat niet is te ontkomen aan inwerkingtreding met terugwerkende kracht tot 1 januari Rijswijk, F.P. Cupcrus voorzitter W.H.C. van Rooy secretaris NAT 4 Algernerze Hej/ïng,sverorde~zirzg Verordening van het Bedrijfschap Natuursteenbedrijf houdende algemene regels inzake het opleggen van heffingen (Algemene Heffingsverordening). HET BESTUUR VAN HET BEDRIJFSCHAP NATUURSTEENBEDRIJF; Gelet op artikel 93 en 126 van de Wet op de bedrijfsorganisatie en artikel 6 van het Instellingsbesluit Bedrijfschap Natuursteenbedrijf; Besluit vast te stellen de navolgende VERORDENING Artikel Begripsbepalingen Deze verordening en de daarop gebaseerde regelingen verstaat onder: bedrijfschap : Bedrijfschap voor het Natuursteenbedrijf onderneming : een onderneming waarvoor het bedrijfschap is ingesteld. ondernemer : de natuurlijke of rechtspersoon die een onderneming drijft omzet : omzet in euros uitgedrukt, behaald met de onderneming op de Nederlandse markt in het kalenderjaar dat twee jaar vooraf gaat aan het tijdvak waarover wordt geheven voorzitter : de voorzitter van het bedrijfschap Artikel 2 52 Heffingen l. Voor ieder kalenderjaar wordt aan de ondernemer een algemene heffing opgelegd op grondslag van de met de onderneming bereikte omzet. 2. Onverminderd het in het eerste lid bepaald, kan een algemene heffing ook worden opgelegd tot een bedrag dat voor alle ondernemingen gelijk is.

23 Artikel 3 1. Het bedrag van de in artikel 2, eerste lid, bedoelde heffing wordt berekend op grondslag van de omzet die met de onderneming k behaald. 2. Ten aanzien van een onderneming, gevestigd na de aanvang van het begrotingstijdvak bedoeld in het vorige lid, geldt als de omzet, bedoeld in dat lid, de omzet bereikt in een door de voorzitter van het bedrijfschap aan te wijzen tijdvak van twaalf maanden, dan wel de omzet, welke volgens ambtshalve schatting door de voorzitter in een tijdvak van twaalf maanden zal worden bereikt. Artikel 4 Voor de berekening van de heffing op grondslag van de omzet wordt de omzet of de geschatte omzet afgerond op een veelvoud van 1000,-, waarbij bedragen tot 500,- naar beneden worden afgerond en bedragen van 500,- en meer naar boven worden afgerond. Artikel Bijzondere hemg 1. Aan de ondernemer kan een heffing worden opgelegd waarvan de opbrengst een bijzondere bestemming heeft. 2. Heffingen als bedoeld in het eerste lid worden vastgesteld op grondslag van de met de onderneming bereikte omzet dan wel op een andere grondslag, voor zover het bestuur van het bedrijfschap deze in verband met die bestemming beter passend acht. 3. Voor berekening van de in dit artikel bedoelde heffing op grondslag van de met de onderneming bereikte omzet is het bepaalde in artikel 3 en 4 van overeenkomstige toepassing. Arki kel Algemene bepalingen Het tarief van de heffing wordt bij door de Sociaal-Economische Raad goed te keuren verordening vastgesteld. Artikel 7 1. De ondernemer is gehouden binnen veertien dagen na een daartoe strekkend verzoek van de voorzitter de gegevens voor de berekening van de op te leggen heffing te verstrekken. 2. De voorzitter is bevoegd te verlangen dat de opgave wordt gestaafd door de verklaring van een naar zijn oordeel bevoegd persoon of bevoegde instantie.

24 Artikel 8 1. Indien ondanks herhaald verzoek van de voorzitter gegevens, als bedoeld in artikel 7, niet worden verstrekt, worden de verlangde gegevens van de onderneming ambtshalve door de voorzitter geschat. In dat geval geldt de geschatte omzet als de omzet, bedoeld in artikel 2 eerste lid. 2. De voorzitter doet de ondernemer van zijn voornemen om de verlangde gegevens ambtshalve vast te stellen schriftelijk en gemotiveerde mededeling. 3. Gedurende een termijn van veertien dagen na verzending van de in het tweede lid bedoelde kennisgeving heeft de ondernemer de gelegenheid alsnog de vereiste opgave te doen. Artikel 9 l. Het bedrag van de heffing moet zijn voldaan binnen een maand nadat het bedrag aan de ondernemer bekend is gemaakt. 2. De heffingsaanslag vermeldt de betalingsregeling en bevat aanwijzingen ten aanzien van de wijze van betaling. Artikel 10 l. De ondernemer is verplicht te gedogen dat vanwege het bedrijfschap, voor zover nodig voor het uitoefenen van toezicht op de naleving van deze verordening of voor het verkrijgen van gegevens, welke in strijd met deze verordening niet zijn verstrekt, inzage wordt genomen van de boeken en bescheiden van de onderneming. Hij is gehouden aan de inzage de nodige medewerking te geven. 2. De inzage vindt slechts plaats door personen die daaftoe een schriftelijke opdracht van de voorzitter kunnen overleggen. De opdracht vermeldt het doel, waarvoor de inzage plaatsvindt. 3. De voorzitter geeft opdrachten als bedoeld in het voorgaande lid, uitsluitend aan leden van het personeel van het secretariaat of aan door het bestuur van het bedrijfschap daartoe aangewezen andere personen. Artikel li l. De krachtens deze verordening ter beschikking van het bedrijfschap komende gegevens mogen uitsluitend worden gebruikt voor de uitvoering van deze verordening. Tot deze gegevens hebben uitsluitend toegang de voorzitter en de in artikel 10, derde lid, bedoelde personen alsmede, ten behoeve van de controle op de inkomsten en uitgaven van het bedrijfschap, leden van het personeel van een door het bestuur of het dagelijks bestuur aangewezen accountantorganisatie die lid

25 is van een organisatie, die haar leden aan tuchtrecht kan onderwerpen 2. De voorzitter en de in artikel 10, derde lid, bedoelde personen zijn verplicht tot geheimhouding van de gegevens tegenover een ieder met uitzondering van de leden van het personeel van vorenbedoeld accountantskantoor. Artikel 12 $5 Slotbepalingen l. Deze verordening wordt aangehaald als Algemene Heffingsverordening 2. Deze verordening treedt in werking op 10 april 2003 en werkt terug tot 1 januari Utrecht, 8 april 2003 F.P. Cuperus voorzitter W.H.C. van Rooy secretaris Goedgekeurd door de Bestuurskamer van de Sociaal-Economische Raad bij besluit van 12 juni 2003 en door de Minister van Economische Zaken bij beschikking van 20 juli 2003, nr. MEIMW TOELICHTING Algemeen Het Bedrijfschap Natuursteenbedrijf is een krachtens de Wet op de bedrijfsorganisatie ingesteld openbaar lichaam. Het heeft tot taak een het belang van het Nederlandse volk dienende bedrijfsuitoefening door de ondernemingen waarvoor het is ingesteld te bevorderen, alsmede het gemeenschappelijk belang van die ondernemingen en van de daarbij betrokken personen te behartigen. De leden van het bestuur van het hoofdbedrijfschap worden benoemd door de ondernemersorganisatie ABN, de ondernemersorganisatie VNNI en de werknemersorganisaties FNV Bouw en Hout- en Bouwbond CNV. De algemene werkzaamheden van het Bedrijfschap Natuursteenbedrijf worden betaald uit de opbrengst van jaarlijks aan de onder het bedrijfschap ressorterende ondernemers opgelegde heffingen. Deze algemene heffingsverordening vormt de grondslag voor het opleggen van heffingen. Naast de Algemene heffing Bedrijfschap Natuursteenbedrijf kunnen aan ondernemers bestemmingsheffingen worden opgelegd. Hieruit worden projecten voor branchespecifieke doelen bekostigd. Deze bestemmingsheffingen zijn gebaseerd op aparte heffingsverordeningen.

26 Het Bedrijfschap Natuursteenbedrijf bevordert dat de aangesloten ondernemingen zich aanpassen aan een steeds veranderende markt en aan actuele eisen, onder andere op het gebied van kwaliteit, milieu, arbeidsomstandigheden en technologische vernieuwing. Het wil de positie van de ambachten versterken en de daarmee gemoeide werkgelegenheid bevorderen. Het bedrijfschap vervult zijn taak door onder meer onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten, advisering van branches, voorlichting over het ambacht, profilering van het ambacht door middel van collectieve branchepromotie, advisering aan en overleg met overheid en andere instanties. Belangrijke aandachtspunten van het Bedrijfschap zijn: voorlichting en promotie van natuursteen, arbeidsomstandigheden, arbeidsmarkt en scholing en maatschappelijk verantwoord ondernemen met als focus op kwaliteitszorg in brede zin. De projecten die van de Algemene heffing en de besternmingsheffingen worden gefinancierd zijn opgenomen in het jaarplan 2003 van het Bedrijfschap Natuursteenbedrijf. Het bestuur is van oordeel dat met deze activiteiten zowel het gemeenschappelijk belang van het bij het bedrijfschap natuursteenbedrijf aangesloten ambacht, als het algemeen belang is gediend. Voorts verdient hier opmerking dat alle activiteiten van het Bedrijfschap Natuursteenbedrijf zijn c.q. worden beoordeeld aan de hand van de zgn. PBO-toets (is er sprake van een gemeenschappelijk belang, is er sprake van een complementaire activiteit, dus aanvullend enlof versterkend, en voorziet de activiteit in een duidelijke behoefte, dus vraag-gestuurd). Financiering van deze activiteiten uit publieke middelen, in casu de opbrengst van de heffing 2003, acht het bestuur nodig omdat het hier om een collectief belang van de gehele bij het Bedrijfschap Natuursteenbedrijf aangesloten ambacht gaat, waaraan alle ondernemers behoren bij te dragen. Steunmelding Uit de opbrengst van de heffingen van het Bedrijfschap Natuursteenbedrijf worden betaald de apparaatskosten van het bedrijfschap en de werkzaamheden en projecten die het bedrijfschap uitvoert of laat uitvoeren. Het betreft werkzaamheden en projecten die in het belang zijn van de sociaal-economische ontwikkeling van de aangesloten bedrijven terwijl daarin niet of onvoldoende langs private weg kan worden voorzien. De werkzaamheden en projecten zijn niet selectief. Zij worden namelijk ten behoeve van alle ondernemingen in de onderhavige sectoren verricht. Naar het oordeel van het Bedrijfschap Natuursteenbedrijf vallen de werkzaamheden en projecten niet onder het begrip steun als bedoeld in artikel 87 van het EGverdrag. Verwezen zij naar de uitspraak van het Gerechtshof te Den Haag van l3 juli Zo dit wel het geval mocht zijn, zal de steun per onderneming nooit meer bedragen dan over drie jaar. Melding kan op grond van "de minimis" steun achterwege blijven. Utrecht, 8 april 2003 F.P. Cuperus voorzitter W.H.C. van Rooy secretaris

27 NA 1' 5 Verordening hefingen 2003 VERORDENING van het Bedrijfschap Natuursteenbedrijf van 8 april 2003, houdende regels ter zake van het vaststellen van het tarief, als bedoeld in artikel 3 van de Algemene heffingsverordening, voor het jaar 2003 (Verordening heffingen 2003). HET BESTUUR VAN HET BEDRIJFSCHAP NATUURSTEENBEDRIJF, Gelet op artikel 93 en 126 van de Wet op de bedrijfsorganisatie, artikel 8 van de Jnstellingsverordening Bedrijfschap Natuursteenbedrijf en artikel 6 van de Algemene Heffingcverordening, Besluit vast te stellen de navolgende VERORDENING 1 Begripsbepalingen Artikel l In deze verordening wordt verstaan onder: Bedrijfschap : Bedrijfschap voor het Natuursteenbedrijf; Onderneming : onderneming waarvoor het bedrijfschap is ingesteld; Omzet: : omzet in euros uitgedrukt, behaafd met de onderneming op de Nederlandse markt in het kalenderjaar dat twee jaar vooraf gaat aan het tijdvak waarover wordt geheven 9 2 Heftïngen Artikel 2 Aan degene die een onderneming drijft wordt een heffing opgelegd op grondslag van de omzet. Het tarief bedraagt: over de omzet tot en met 1 l5.000: é 2,75 per duizend euro omzet; i over het gedeelte van de omzet vanaf l en tot en met : 1,60 per duizend euro omzet; O over het gedeelte van de omzet vanaf E en tot en met E : 1,O5 per duizend euro omzet; over het gedeelte van de omzet vanaf en tot en met E : E 0,70 per duizend euro omzet; over omzetten vanaf : nihil, een en ander met een minimum van 50,--. Artikel 3 l. Aan de ondernemers die lid zijn van de Algemene Nederlandse Bond van Natuursteenbedrijven (ABN) en van de Vereniging van Nederlandse Natuursteenimporteurs (VNNI) alsmede van andere ondernemersorganisaties wordt een aftrek toegestaan van een deel van het bedrag dat zij als contributie aan deze organisaties hebben betaald voor het jaar voorafgaand aan het jaar waarop de heffing betrekking heeft.

28 De aftrek bedraagt 50% van het bedrag dat als contributie is betaald. doch niet meer dan de helft van het krachtens deze verordening op basis van artikel 1 verschuldigde. De in lid 1 bedoelde aftrek wordt toegestaan, mits degene die de onderneming drijft aan de secretaris op eerste verzoek gegevens overlegt of doet overleggen waaruit het bedrag en de betaling van de contributie blijkt. De aftrek wordt slechts toegepast als de contributie ter zake waarvan aftrek wordt toegestaan, daadwerkelijk is voldaan voor het verstrijken van het betreffende contributiejaar. Artikel 4 Ten aanzien van de verstrekking van gegevens, de oplegging van een ambtshalve aanslag indien deze gegevens niet worden verstrekt, de geheimhouding van deze gegevens en de bevoegdheid tot inzage van boeken en bescheiden, zijn van toepassing de bepalingen van de Algemene heffingsverordening en van de Registratieverordening. Artikel 5 De in artikel 2 bedoelde heffing wordt rechtstreeks door het bedrijfschap door middel van een op te leggen aanslag geïnd. Artikel 6 Het bestuur van het bedrijfschap is bevoegd om op een daartoe strekkend verzoek gehele of gedeeltelijke ontheffing te verlenen van de plicht tot betaling van een overeenkomstig deze verordening opgelegde heffing, indien het dit als gevolg van bijzondere omstandigheden redelijk dan wel billijk voorkomt. 5 3 Slotbepalingen Artikel 7 Deze verordening wordt aangehaald als Verordening heffingen Artikel 9 Deze verordening treedt in werking op verordening treedt in werking op 10 april 2003 en werkt terug tot 1 januari Rijswijk, N april 2003 F.P. Cuperus voorzitter W.H.C. van Rooy secretaris Goedgekeurd door de Bestuurskamer van de Sociaal-Economische Raad bij besluit van 12 juni 2003 en door de Minister van Economische Zaken bij beschikking van 20 juli 2003, nr. MHIMW

29 TOELICHTING Algemeen Het Bedrijfschap Natuursteenbedrijf is een krachtens de Wet op de bedrijfsorganisatie ingesteld openbaar lichaam. Het heeft tot taak een het belang van het Nederlandse volk dienende bedrijfsuitoefening door de ondernemingen waarvoor het is ingesteld te bevorderen, alsmede tiet gemeenschappelijk belang van die ondernemingen en van de daarbij betrokken personen te behartigen. De leden van het bestuur van het hoofdbedrijfschap worden benoemd door de ondernemersorganisatie ABN, de ondernemersorganisatie VNNI en de werknemersorganisaties F NV Bouw en Hout- en Bouwbond CNV. De algemene werkzaamheden van het Bedrijfschap Natuursteenbedrijf worden betaald uit de opbrengst van jaarlijks aan de onder het bedrijfschap ressorterende ondernemers opgelegde heffingen. Naast de Algemene heffing Bedrijfschap Natuursteenbedrijf worden aan ondernemers bestemmingsheffingen opgelegd. Hieruit worden projecten voor branchespecifieke doelen bekostigd. Deze bestemmingsheffingen zijn gebaseerd op aparte heffingcverordeningen. Het Bedrijfschap Natuursteenbedrijf bevordert dat de aangesloten ondernemingen zich aanpassen aan een steeds veranderende markt en aan actuele eisen, onder andere op het gebied van kwaliteit, milieu, arbeidsomstandigheden en technologische vernieuwing. Het wil de positie van de ambachten versterken en de daarmee gemoeide werkgelegenheid bevorderen. Het bedrijfschap vervult zijn taak door onder meer onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten, advisering van branches, voorlichting over het ambacht, profilering van het ambacht door middel van collectieve branchepromotie, advisering aan en overleg met overheid en andere instanties. Belangrijke aandachtspunten van het bedrijfschap zijn: voorlichting en promotie van natuursteen, arbeidsomstandigheden, arbeidsmarkt en scholing en maatschappelijk verantwoord ondernemen met als focus op kwaliteitszorg in brede zin. De projecten in van de Algemene heffing en de bestemmingsheffingen worden gefinancierd zijn opgenomen in het jaarplan 2003 van het Bedrijfschap Natuursteenbedrijf. Specifieke kosten die met de Algemene heffing worden gefinancierd zijn: bestuurs- en personeelskosten, huisvestingskosten, kosten voor drukwerk en brochures rondom beleid en automatiseringskosten en kwaliteitszorg. Het bestuur is van oordeel dat met deze activiteiten zowel het gemeenschappelijk belang van het bij het bedrijfschap aangesloten ambacht, als het algemeen belang is gediend. Voorts verdient hier opmerking dat alle activiteiten van het Bedrijfschap Natuursteenbedrijf zijn c.q. worden beoordeeld aan de hand van de zgn. PBO-toets (is er sprake van een gemeenschappelijk belang, is er sprake van een complementaire activiteit, dus aanvullend enlof versterkend, en voorziet de activiteit in een duidelijke behoefte, dus vraag-gestuurd).