Documentatie. Windafhankelijke fonteinsturing WFA3/9. Art.n : Id.n : Windafhankelijke fonteinsturing WFA3/9

Transcriptie

1 Documentatie Windafhankelijke fonteinsturing WFA3/9 OASE-PUMPEN Art.n : Id.n : Windafhankelijke fonteinsturing WFA3/9 Art.n : Id.n : OASE PUMPEN Maschinenfabrik Wübker Söhne GmbH & Co Tecklenburger Straße 161 D Hörstel 05454/ /80322

2 DISCLAIMER Gelieve deze handleiding aandachtig te lezen voor ingebruikname van het toestel. Wij zijn niet verantwoordelijk voor eventuele schade voortvloeiend uit onvolkomenheden in de documentatie noch voor schade door onjuist gebruik en/of onderhoud van het toestel. 2

3 Inhoudsopgave 1 VEILIGHEIDSRICHTLIJNEN OPGELET: AANDACHTIG LEZEN! OPLEIDING EN KWALIFICATIES VAN HET PERSONEEL 5 2 BESCHRIJVING WINDAFHANKELIJKE FONTEINUITSCHAKELING WFA3/9 5 3 MONTAGE EN AANSLUITING ALGEMEEN WINDAFHANKELIJKE FONTEINSTURING WFA3/ WINDAFHANKELIJKE FONTEINSTURING WFA3/9-K DE INDIVIDUELE MODULE AANSLUITEN 7 4 ELEKTRISCHE AANSLUITING, BEDRIJFSMODI EN FUNCTIES ELEKTRISCHE AANSLUITING, MODE FUNCTIEBESCHRIJVING MODE FUNCTIEBESCHRIJVING MODE ELEKTRISCHE AANSLUITING MODE WEERGAVE OPERATIONELE STATUS, WIJZIGEN GEWENSTE WAARDEN WEERGAVE VAN DE OPERATIONELE STATUS MANUEEL BEDRIJF EN PARAMETREREN VAN DE BASISINSTELLINGEN NIVEAUS EN VERTRAGINGSTIJDEN INSTELLEN 16 6 STORINGSTABEL 18 3

4 1 Veiligheidsrichtlijnen De WFA3/9 behoort tot veiligheidsklasse 2 en is ontworpen voor een maximale wisselspanning van 230 Volt. De VDE reglementen en in het bijzonder DIN VDE 0100 zijn van toepassing; voor fonteininstallaties gelden Deel 738 en DIN EN Zelfs als het toestel uitgeschakeld is, kunnen de aansluitklemmen aan de zijkant van het toestel nog onder spanning staan. Het toestel moet buiten het bereik van kinderen gehouden worden. Voor industriële installaties gelden de voorschriften ter vermijding van ongevallen voor elektrische installaties. Bij het openen en/of verwijderen van bepaalde afschermingen en/of onderdelen kunnen spanningvoerende onderdelen blootgesteld worden. Aansluitingspunten kunnen eveneens spanningvoerend zijn. Vóór het afstellen, onderhouden, repareren of vervangen van onderdelen moet het toestel losgekoppeld worden van alle mogelijke spanningsbronnen. Als een onderhoud of een reparatie aan het toestel in spanningsloze toestand niet mogelijk is, dan mag dit uitsluitend door een BEVOEGD EN BEKWAAM ELEKTRICIEN uitgevoerd worden, die op de hoogte is van alle mogelijke gevaren en de bijbehorende werkvoorschriften. Bij werken onder spanning mag uitsluitend aangepast gereedschap gebruikt worden. Als het toestel van een koude naar een warme plaats overgebracht wordt, mag het nooit onmiddellijk ingeschakeld worden. Het condenswater kan de werking van het toestel negatief beïnvloeden. Laat altijd eerst het toestel op kamertemperatuur komen. Een goede ventilatie is onontbeerlijk voor een correcte werking van het toestel. Het toestel moet op een rail van 35 mm gemonteerd worden, zodat de lucht ongehinderd langs de behuizing kan circuleren. Het toestel wordt voornamelijk via convectie (circulatie van warme lucht) gekoeld. Als een gevarenloze werking van het toestel niet meer mogelijk is, bijvoorbeeld: als het toestel zichtbare schade vertoont als het toestel niet meer functioneert na een lange periode van opslag in ongunstige omstandigheden nadat het aan zware lasten blootgesteld is tijdens het transport moet het toestel onmiddellijk buiten werking gesteld worden en tegen onopzettelijk inschakelen beveiligd worden. Het toestel mag uitsluitend in droge, gesloten ruimtes of in behuizingen met de correcte beschermklasse gebruikt worden. De omgevingstemperatuur moet tussen de 0 en 50 C bedragen. 4

5 1.1 Opgelet: aandachtig lezen! Lees deze handleiding aandachtig. Schade door niet-naleving van deze handleiding valt niet onder de waarborg. Wij aanvaarden geen aansprakelijkheid voor eventuele restschade door onjuist gebruik en/of onderhoud van het toestel. Veiligheidsrichtlijnen die in geval van niet-naleving een gevaar voor het toestel of zijn werking kunnen opleveren, worden door het woord Opgelet! Voorafgegaan. 1.2 Opleiding en kwalificaties van het personeel Het personeel dat verantwoordelijk is voor de bediening, het onderhoud, de inspectie en de montage van het toestel moet over de nodige kwalificaties voor dit soort werk beschikken. De verantwoordelijkheden, de bevoegdheden en het toezicht op het personeel moet door de exploitant nauwkeurig georganiseerd worden. Als het personeel niet over de nodige kennis beschikt, kan de fabrikant op vraag van de exploitant een opleiding voorzien. Bovendien moet de exploitant zich ervan verzekeren dat zijn personeel deze handleiding volledig gelezen heeft en begrijpt. 2 Beschrijving 2.1 Windafhankelijke fonteinuitschakeling WFA3/9 De controller werd ontworpen voor de windafhankelijke uitschakeling van fonteininstallaties. Via een windmeter wordt de windsnelheid in impulsen geanalyseerd en aan de WFA3/9 overgedragen. Als de vooraf ingestelde windsnelheden overschreden worden, wordt de pomp uitgeschakeld. 5

6 3 Montage en aansluiting algemeen 3.1 Windafhankelijke fonteinsturing WFA3/9 Als individuele module leent zij zich voor inbouw in de sturing. Zij kan eveneens in installatieverdelers ingebouwd worden; in dit geval moet zij in een behuizing op een NS35 rail met een kapmaat van 45 mm bij 4 TE gemonteerd worden. Voor de spanningstoevoer mag uitsluitend een elektrische voeding NT230/24-18VA of een andere spanningsbron van 24V DC gebruikt worden. 3.2 Windafhankelijke fonteinsturing WFA3/9-K Als WFA3/9-K is de WFA3/9 in combinatie met de voedingseenheid NT230/24V-18VA in een kleine verdeler met beschermklasse IP54 gemonteerd en bekabeld. De windafhankelijke fonteinsturing WFA3/9-K moet geïnstalleerd worden in een goed verluchte ruimte die beveiligd is tegen overstroming. De maximale kamertemperatuur bedraagt 30 C. De regelaar moet met vier schroeven aan een wand bevestigd worden, zodat de operator hem probleemloos kan bereiken en bedienen. De elektrische aansluiting mag uitsluitend door een vakbekwaam elektricien en conform de plaatselijke, nationaal en internationaal geldende elektrische voorschriften uitgevoerd worden. 6

7 3.3 De individuele module aansluiten De sensorkabel mag niet langer dan 250 m zijn! Aansluiting en bekabeling waterstandregelaar EWR-5 Klem Functie Klem Functie 11/ V DC 12/22-0V DC 17 Windmeter + 27 Windmeter - Relaisaansluitingen: mode 3 31/41 Niveau 1 P-contact relais Maakcontact Verbreekcontact 33/43 Niveau 2 P-contact relais Maakcontact Verbreekcontact 35/45 Niveau 3 36 Maakcontact P-contact relais 1 37/47 Reserve P-contact relais 1 Relaisaansluitingen mode 9 31/41 Installatie stop P-contact relais1 33/43 Binaire code bit 1 P-contact relais 1 35/45 Binaire code bit 2 P-contact relais 2 37/47 Binaire code bit 3 P-contact relais Verbreekcontact Maakcontact Verbreekcontact Maakcontact Verbreekcontact Maakcontact Verbreekcontact Maakcontact Verbreekcontact Maakcontact Verbreekcontact 7

8 Decimaal Start/stop Binair relais 1 Binair relais 2 Binair relais 3 relais Klem Functie Klem Functie 13/14 230V 50/60 Hz 15/16 0V 50/60 Hz 9/ V DC 11/12-0V DC Bij alle elektrische aansluitingen moet in ieder geval de aardleider (groengele ader) correct aangesloten worden. De hiervoor vermelde veiligheidsvoorschriften moeten altijd nageleefd worden. 8

9 4 Elektrische aansluiting, bedrijfsmodi en functies 4.1 Elektrische aansluiting, mode 3 9

10 4.1.1 Functiebeschrijving mode 3 Bij bedrijfsmodus WFA3 (mode 3) werken de drie schakelcontacten volledig onafhankelijk van elkaar. Naargelang van de ingestelde windsnelheid schakelen de individuele relais de fonteinen uit. De windsnelheid wordt constant bewaakt en als het ingestelde niveau onderschreden wordt, wordt de inschakelvertraging voor ieder contact afzonderlijk gestart. Overschrijdt de windsnelheid tijdens de vertragingstijd de ingestelde waarde opnieuw, dan wordt de tijd opnieuw gestart. Hierdoor wordt gewaarborgd dat de fontein uitgeschakeld blijft en dat de wind het water niet uit het bekken kan blazen. Pas als de windsnelheid tijdens de ingestelde vertragingstijd onderschreden is, wordt de fontein opnieuw ingeschakeld Functiebeschrijving mode 9 Bedrijfsmodus WFA9 (mode 9) werd ontworpen voor het aansturen van frequentieomvormers met binair gecodeerde digitale ingangen. Er kunnen maximaal 8 windsnelheden geprogrammeerd en via drie relais aan de omvormer overgedragen worden. Vervolgens krijgen de binaire waarden in de frequentieomvormer verschillende toerentallen van de pomp toegewezen. Bij WFA9 moeten de windsnelheden van niveau 1-7 in oplopende volgorde geprogrammeerd worden, zoniet verschijnt de foutmelding Level Err.. Het niveau en de tijdwaarden worden zoals in mode 3 geparametreerd. 10

11 4.2 Elektrische aansluiting mode 9 11

12 5 Weergave operationele status, wijzigen gewenste waarden De stuurmodule is operationeel en wordt in de fabriek op mode 3 ingesteld. 5.1 Weergave van de operationele status Functie en bediening: Beschrijving: 12

13 Diagnose DIAG: De schakelsymbolen bij DIAG: geven de relaisposities van de potentiaalvrije contacten weer. De contacten hebben de volgende functie bij mode 3: 1. Niveau 1 2. Niveau 2 3. Niveau 3 4. vrij Functie bij mode 9: 1. Start/stop 2. Niveau binair (4) 3. Niveau binair (2) 4. Niveau binair (1) De symbolen : = gesloten = geopend Schakelpunten niveau: Onder niveau worden de huidige gewenste waarden waarbij het desbetreffende installatiegedeelte uitgeschakeld wordt, weergegeven. Vertragingstijden: Bij de vertragingstijden worden de gewenste waarde inschakelvertraging TS, de werkelijke waarden T1 Tn tijdens de afloop en de gewenste waarde van de inschakelvertraging tussen de niveaus weergegeven. 13

14 5.2 Manueel bedrijf en parametreren van de basisinstellingen Functie en bediening 14

15 Beschrijving Manueel bedrijf: In manueel bedrijf kunnen de relais individueel geschakeld worden. De desbetreffende schakeltoestanden blijven ook bij een stroomuitval behouden. Na terugkeer in automatisch bedrijf wordt de manuele functie opgeheven. Parametreren van de basisinstellingen van de regelaar Men kan het manueel bedrijf verlaten door in parametreermode de Time toets ingedrukt te houden. Hier kunnen de operationele statussen van de 3- en de 9-traps variante, mode 3 of mode 9 ingesteld worden. Windmeter type De diameter van het type windmeter kan tussen de 80 en 240 mm gekozen worden. CT-waarde meetcyclustijd De CT-waarde is de tijd waarin de windsnelheid gemeten wordt, voordat de installatie uitgeschakeld wordt (gevoeligheid). Via RESET kan de regelaar opnieuw op de fabrieksinstellingen ingesteld worden. Fabrieksinstellingen: Niveau 6,0 m/s Operationele status mode 3 Inschakelvertraging CT-waarde 2,5 s Inschakelvertraging tussen de niveaus 5 s 15

16 5.3 Niveaus en vertragingstijden instellen Functie en bediening 16

17 Beschrijving: Gewenste waarden niveau: Mode 3 De gewenste waarden voor de maximale windsnelheid kunnen onafhankelijk van elkaar tussen 0,5 en 33 m/s ingesteld worden. Mode 9 De gewenste waarden voor de maximale windsnelheid worden oplopend in volgorde van de schakelniveaus vastgelegd. Inschakelvertragingen: Voor alle schakelpunten wordt een gewenste waarde voor de vertragingstijd, tussen TS = 5 s 30 min ingesteld. Vertraging tussen de niveaus De vertragingstijd tussen de afzonderlijke niveaus verhindert dat meerdere pompen gelijktijdig aflopen in geval van een gelijktijdige vrijgave. De tijd kan tussen 1 30 s ingesteld worden. 17

18 6 Storingstabel N Beschrijving Mogelijke oorzaken Remedie 1 De installatie is uitgeschakeld ondanks de windstilte Geen toevoerspanning aanwezig voor de WFA3 Zekering in de voeding en de stuurzekering testen 2 De installatie schakelt niet uit, hoewel het winderig is. De installatie werd door een windvlaag uitgeschakeld De verbinding tussen de windmeter en de regelaar is onderbroken of er worden geen impulsen gegenereerd. De vertragingstijd voor herinschakelen is nog niet verstreken. Windmeter en verbindingskabel testen 18