PROVINCIERAAD VAN VLAAMS-BRABANT

Transcriptie

1 PROVINCIERAAD VAN VLAAMS-BRABANT Vergadering van 7 oktober 2014 Voorzitterschap van mevrouw An HERMANS De vergadering wordt om uur geopend Verontschuldigingen Mevrouw Lieve Van Linthout, mevrouw Chris Kindekens, de heer Johan De Haes, de heer Joris Van den Cruijce, en de heer Jo De Clercq, provincieraadsleden; Afwezigen / Mededelingen Mevrouw de voorzitter deelt mee dat bij brief van 1 oktober 2014 een antwoord werd verstrekt op de schriftelijke vraag van 6 september 2014 van de heer Joris Van den Cruijce in verband met het PRUP kleinstedelijk gebied Asse. Bij brief van 1 oktober 2014 werd een antwoord verstrekt op de schriftelijke vraag van 7 september 2014 van de heer Joris Van den Cruijce in verband met de OMA-B fietsroute. Ze vermeldt eveneens dat gezien de verschuivingen van de vertegenwoordigingen van de N-VAfractie binnen de verschillende raadscommissies, de heer Diederik Dunon van rechtswege deel uitmaakt van de raad van bestuur van de POM omdat hij ook lid is van de raadscommissie regionaal beleid en economie. Indiening van de verslagen Mevrouw de voorzitter zegt dat de voorstellen met nrs. 107 tot en met 112 werden neergelegd op het bureau. De voorstellen met nrs. 113 en 114 werden op 2 oktober 2014 toegevoegd aan de agenda van de provincieraad van 7 oktober Notulen Mevrouw de voorzitter meldt dat de notulen van de vergadering van 16 september 2014 beschikbaar zijn. Voor de goedkeuring ervan verwijst ze naar artikel 33 van het Provinciedecreet. Ze zegt dat het beknopt verslag van die vergadering evenals de lijst van de op die vergadering genomen besluiten beschikbaar zijn op het extranet. 1

2 Vragenuur (toepassing van art. 32 van het Provinciedecreet) Mevrouw de voorzitter deelt mee dat er twee mondelinge vragen werden geformuleerd over het afschakelplan van het elektriciteitsnet. Ze stelt voor de vraagstellers na elkaar aan bod te laten komen en nadien het woord te geven aan de heer De Witte, provinciegouverneur, voor een gebundeld antwoord. Mondelinge vraag van mevrouw De Dobbeleer Van den Eede in verband met het afschakelplan van het elektriciteitsnet in Vlaams-Brabant. Mevrouw De Dobbeleer Van den Eede zegt dat dit land nog steeds tot de meest welvarende landen ter wereld behoort en dat we toch voor een winter staan waar mogelijks het licht uitgaat. Ze stelt dat in een ontwikkeld land als het onze dat uiteraard niet zou mogen maar dat wij als provinciebestuur niet verantwoordelijk zijn voor deze toestand. Als het zou gebeuren dan moeten we klaar zijn om de nodige voorzieningen te treffen daar waar nodig. Ze zegt dat we eind vorige maand uit berichten in diverse media konden vernemen dat in een noodsituatie door de regering aan een afschakelplan wordt gedacht. Bij een afschakelplan wordt een groep verdelingspunten, die samen een afschakelingsschijf vormen, gedurende enkele uren afgekoppeld. In België bestaan er 6 schijven die niet met regionale of plaatselijke entiteiten overeenkomen. Daardoor ontstaan er verschillende situaties in naburige gemeenten en zelfs in één en dezelfde gemeente. De verdelingspunten uit schijf 6 zouden als eerste aan de beurt komen. Ze stelt enkele dagen later uit een persbericht van de provinciegouverneur te vernemen dat de berichten, die toen werden verspreid, niet strookten met de werkelijkheid. Blijkbaar zou er intussen wel een definitief plan zijn opgesteld. In deze context stelt ze de volgende vragen: 1. Wat is de correcte en actuele stand van zaken betreffende dit dossier voor onze provincie? 2. Wanneer, hoe en door wie worden de burgers concreet op de hoogte gebracht wanneer een afschakeling zich dreigt voor te doen? 3. Waar kunnen inwoners van onze provincie die problemen en of schade ondervinden omwille van het afschakelplan terecht? Mondelinge vraag van de heer Jan Laeremans in verband met het afschakelplan van het elektriciteitsnet in Vlaams-Brabant. De heer Laeremans zegt dat de omkadering reeds gegeven werd door mevrouw De Dobbeleer Van den Eede. Hij stelt vervolgens volgende vragen. 1. Hebben onze gemeenten alles moeten aanvaarden zoals dat van hogerhand werd opgelegd, of hebben zij correcties kunnen aanbrengen? 2. Zijn er door dit scenario geen grotere bedrijven in landelijke gemeenten die ernstige schade kunnen oplopen? Wie betaalt in dat geval de kosten? 3. Wordt er aan al wie het vraagt advies verstrekt, ook over mogelijke alternatieven met stroomgeneratoren? 4. Is er geen risico dat het uitschakelen van verschillende zones tot gevolg kan hebben dat bij het heropstarten een grotere panne kan ontstaan? 5. Wie moet de bevolking uiteindelijk informeren over een nakende uitval, op welke manier zal dat gebeuren en wie draagt de kosten daarvoor? 6. Is Vlaams-Brabant mee de dupe geweest van de correcties die de Waalse regering in laatste instantie nog verkregen heeft? De heer De Witte, provinciegouverneur, antwoordt op beide mondelinge vragen en licht toe dat het afschakelplan een noodplan is om te voorkomen dat een black-out zou ontstaan. Hij benadrukt dat er aan de Federale regering duidelijk werd gemaakt alle mogelijke maatregelen te treffen opdat dit afschakelplan niet nodig is. De kaarten die oorspronkelijk werden gepubliceerd waren niet correct. Hij zegt dat in de media verschillende versies zijn verschenen die bijgevolg niet accuraat konden zijn. Het officieel plan is nu wel bekend. Hij zegt dat de laattijdige wijzigingen van het afschakelplan die de Waalse regering heeft verkregen, geen nadelig effect heeft gehad op Vlaams-Brabant. De afschakelingsschijven zijn bekend. Indien een stroomtekort zich zou voordoen, zullen de gemeentes in schijf zes het eerst worden afgeschakeld. 2

3 Hij begrijpt de bezorgdheid van de bedrijven wanneer een dergelijk afschakelingsplan in werking zou treden maar wijst op de voorzieningen die deze bedrijven sowieso zelf zouden moeten treffen om een eventuele gewone stroompanne, los van het afschakelplan, te overbruggen. Zo dienen bijvoorbeeld ziekenhuizen, rusthuizen of Belgocontrol technisch gewapend te zijn tegen een gewone stroompanne door te voorzien in noodgeneratoren. Hij vult aan dat een dergelijk afschakelplan pas in werking zal treden bij een dreigend elektriciteitstekort. Dit zou bijvoorbeeld kunnen bij extreem koud weer. De mogelijke afschakeling zal gebeuren in samenspraak met de Federale regering, de Gewestregering en Elia, beheerder van het Belgische transmissienet voor elektriciteit. Hij zegt dat er vanuit de Federale regering aan een grote informatiecampagne wordt gesleuteld waarbij alle betrokken actoren zullen worden geïnformeerd over de mogelijke impact van een afschakeling. Hij deelt mee dat er de afgelopen weken overlegmomenten hebben plaatsgevonden met de verschillende noodplanambtenaren van alle gemeenten die zich in een afschakelingsschijf bevinden. Tijdens deze overlegmomenten werd concreet bekeken welke bedrijven er zich in welke gemeenten of sectoren bevinden. Daarnaast is er op 17 oktober 2014 eveneens een overleg gepland met alle betrokken burgemeesters. Hij zegt dat er getracht wordt te anticiperen. Er worden afspraken gemaakt met de gemeentes om vragen rond het afschakelplan of de gevolgen ervan zo veel mogelijk op te vangen. Hij zegt dat het niet bekend is of er zich problemen zullen voordoen wanneer de stroom weer wordt ingeschakeld maar dat de distributienetbeheerder wel verantwoordelijk is om de inschakeling geleidelijk aan te doen. De heer Laeremans vraagt of de gemeentes nog correcties hebben kunnen aanbrengen aan het afschakelplan. De heer De Witte, provinciegouverneur, zegt dat er voor Vlaams-Brabant geen wijzigingen meer gebeurden en dat de bepaling van de afschakelschijven steunt op een KB van Het doel is om 500 megawatt te kunnen afschakelen. Hij legt uit dat, om deze 500 megawatt te kunnen bereiken, er voor het hele land werd bekeken hoe men op de beste manier deze afschakeling kan inrichten. Er werd evenwel een marge voorzien waarbij 10% opnieuw kan ingeschakeld worden op kritieke punten. Met de gemeentes wordt overlegd waar de meest kritieke punten zich bevinden. De heer Laeremans stelt zich ook vragen bij de verkeersveiligheid bij het afschakelen van het elektriciteitsnet. De heer De Witte, provinciegouverneur, antwoordt dat het noodplan ook hier rekening mee zal houden. Dit punt wordt verder opgenomen met de betrokken gemeentes en het agentschap voor Wegen en Verkeer. Daarnaast wordt er, bij een mogelijke afschakeling, ook voorzien in politionele versterking daar waar nodig. Dit wordt situatie per situatie bekeken. Mondelinge vraag van mevrouw Fatima Lamarti in verband met de afschaffing van persoonsgebonden materies door de nieuwe Vlaamse Regering. Mevrouw Lamarti stipt aan dat het plan van de nieuwe Vlaamse Regering om de provincies verder af te slanken en de persoonsgebonden materies af te schaffen de gemoederen blijft beroeren. Ze zegt dat haar collega Johan De Clerq tijdens de zitting van 16 september 2014 reeds zijn bezorgdheid heeft geuit over het verdwijnen van het Provinciefonds, waardoor de provincie Vlaams-Brabant het met 7 miljoen euro minder moet stellen, en er de intentie is om de opcentiemen af te schaffen. Ze stelt dat ondertussen de bezorgdheid bij de lokale besturen enorm toeneemt. In haar eigen stad Vilvoorde bijvoorbeeld, maakt de dienst cultuur, en meer bepaald de bibliotheek, zich grote zorgen. De bibliotheek is namelijk voor bepaalde zaken in haar dienstverlening, zoals het provinciale bibliotheeksysteem en het aanbod aan bepaalde lezingen, helemaal afhankelijk van de know-how, logistieke en financiële middelen uit de provincie. In deze context stelt ze de volgende vragen: 1. Kan de deputatie ondertussen een beter beeld geven van de wijzigingen op het vlak van subsidies ten gevolge van het regeerakkoord van de nieuwe Vlaamse Regering? 2. In welke beleidsdomeinen zal er het hardst gesnoeid worden? Sommige domeinen hebben als gevolg van de zesde staatshervorming reeds hard moeten inleveren. 3. Wat met de timing betreffende het afschaffen of terugschroeven van bepaalde subsidies? Wordt deze gespreid over de volledige legislatuur? 3

4 De heer Dehaene, gedeputeerde, licht toe dat er ongerustheid leeft bij alle actoren in de culturele sector. Momenteel is er nog niet veel bijkomende informatie beschikbaar buiten het feit dat minister Homans ondertussen heeft laten weten dat het afbouwen van de persoonsgebonden aangelegenheden voor 2017 zou zijn en niet voor 2016 zoals eerder aangekondigd. Hij zegt dat in een overleg met minister Gatz is gebleken dat er nog heel wat onduidelijkheden zijn maar dat een overdracht pas kan voltooid worden wanneer alle betrokken partijen akkoord zijn met de voorwaarden. Hij vult aan dat de verdere uitwerking van de overdracht voor de komende maanden is, maar dat de continuïteit hoog in het vaandel wordt gedragen. Daarnaast vermeldt hij dat het Provinciefonds effectief op nul zal worden gezet en dat de gevolgen hiervan nog niet helemaal duidelijk zijn. De besparingen zullen pas blijken uit het budget en de nieuwe meerjarenplanning die aan de provincieraad zullen worden voorgelegd. Mondelinge vraag van mevrouw Sonia Van Laere in verband met een te organiseren vorming ruimtelijke ordening voor leken. Mevrouw Van Laere zegt dat de deputatie op 7 augustus 2014 besliste om, op vraag van een provincieraadsfractie, een vorming ruimtelijke ordening voor leken te organiseren. Ze zegt hier sindsdien niets meer van vernomen te hebben. Ze vraagt waar en wanneer deze vorming wordt georganiseerd, en wie daarvoor zal uitgenodigd worden. De heer Dekeyser, gedeputeerde, antwoordt dat deze opleiding op vraag van de provincieraadsfractie van Groen! werd georganiseerd op 23 september 2014 in het PIVO. Hij zegt dat deze opleiding reeds volzet was. De Groen-fractie heeft de kosten voor deze opleiding op zich genomen. Als de provincieraad het wenselijk acht, kan er steeds voor een toelichting of een opleiding worden gezorgd. De heer Laeremans vraagt of dit niet kan besproken worden op het bureau van 14 oktober Mevrouw Van Laere leest in de notulen dat de deputatie budget had voorzien voor deze opleiding en vraagt of het bijgevolg niet wenselijk is om dit voor alle fracties te organiseren. De heer Dekeyser, gedeputeerde, zegt dat dit mogelijk is maar dat de Groen-fractie de kosten voor deze opleiding volledig op zich heeft genomen. Mevrouw de voorzitter vult aan dat de financiering van deze opleiding binnen de fractie-werking van Groen valt. Ze stelt dat als de vraag leeft dit in de toekomst anders te organiseren, dit ten gepaste tijden kan besproken worden. Mondelinge vraag van de heer Stephan Boogaerts over de Regionale Landschappen en de Bosgroepen. De heer Boogaerts zegt dat tijdens het weekend van 27 en 28 september hij, als voorzitter van het Regionaal Landschap Dijleland, zowel door mensen van zijn eigen Regionaal Landschap als door mensen van de Regionale Landschappen Noord-Hageland en Zuid-Hageland gecontacteerd werd over hun toekomst. Hij zegt dat hij op maandag 29 september aanwezig was op de ondertekening van de officiële samenwerkingsovereenkomst tussen de Bosgroepen en de provincie Vlaams-Brabant. En ook daar hoorde hij bij de voorzitters, secretarissen en coördinatoren van de Vlaams-Brabantse Bosgroepen dezelfde bezorgdheden. Hij stelt dat dit ook niet hoeft te verbazen. Op 1 januari van dit jaar werden de Regionale Landschappen en de Bosgroepen naar de provincies overgeheveld, wat heel veel vergaderingen later tot een samenwerkingsovereenkomst met de provincie heeft geleid. Het geld dat Vlaanderen tevoren besteedde aan de Regionale Landschappen en de Bosgroepen werd vanuit Vlaanderen naar de provincies verevend, zij het dat dat ook toen niet het volledige bedrag was. Die verevening gebeurde concreet via het Provinciefonds. We zijn nauwelijks een jaar later en nu wordt door de Vlaamse Regering aangekondigd dat het Provinciefonds in 2015 wordt afgeschaft. En dus vragen de mensen van de Bosgroepen en de Regionale Landschappen zich heel terecht af hoe het zit met hun verdere, levensnoodzakelijke financiering. 4

5 In deze context stelt hij de volgende vragen: 1. Wordt de financiële verevening door Vlaanderen via een ander financieringsmechanisme toch aan de provincies bedeeld of vallen deze middelen gewoon weg? 2. Heeft de deputatie al acties ondernomen om de bevoegde minister hierover aan te spreken? 3. Zijn de verwachte inkomsten die via het provinciefonds zouden komen opgenomen in de budgetopmaak ? 4. Heeft de deputatie al nagedacht over de mogelijkheid om dit tekort op te vangen wanneer er door Vlaanderen geen alternatief financieringsmechanisme wordt opgesteld? 5. Is er al overleg geweest of gepland tussen de Regionale Landschappen, de Bosgroepen en de provincie? Mevrouw Roefs, gedeputeerde, antwoordt dat met de Vlaamse overheid werd afgesproken dat de middelen voor de financiering van de werking van de Regionale Landschappen en Bosgroepen met ingang van 1 januari 2014 zouden worden verevend via het Provinciefonds. Daarbij besliste Vlaanderen onder andere om slechts 70% van de initieel beschikbare middelen voor de basisfinanciering van de Regionale Landschappen en Bosgroepen over te hevelen. Ze zegt dat er in feite dus van bij het begin al sprake was van een besparing. De resterende 30% wordt nog steeds in een projectfonds gehouden bij het Agentschap voor Natuur en Bos. Ze deelt mee dat op vrijdag 3 oktober 2014 de gedeputeerden voor leefmilieu, landbouw en ruimtelijke ordening een overleg hadden met minister Schauvliege. Ook de kwestie van de Regionale Landschappen en de Bosgroepen werd daar besproken. De vraag was of er, gegeven de afspraken, sprake zou kunnen zijn van een positieve verevening voor de Regionale Landschappen en de Bosgroepen wanneer het Provinciefonds wordt afgeschaft. Ze vult aan dat minister Schauvliege negatief antwoordde in die zin dat zij geen middelen had binnen haar budget en hierbij verwees naar minister Homans, die het eerste aanspreekpunt is voor de uitvoering van de consequenties van het regeerakkoord en de afschaffing van het Provinciefonds. Ze zegt dit uiteraard heel jammer te vinden en hoopt ten stelligste dat Vlaanderen het probleem dat ze doen ontstaan zullen oplossen. Vlaanderen vraagt ons om verantwoordelijkheid te nemen, maar claimt de centen als we nog geen vol jaar verder zijn. Ze vindt dit niet getuigen van goed bestuur. Ze voegt toe dat er op dit ogenblik nog geen oplossing is voor dit probleem. De deputatie moet zich hierover nog verder beraden. Raadsvoorstellen Mevrouw de voorzitter gaat over tot de bespreking van voorstel nr. 107 Vaststelling van arbeidsreglement voor het niet-onderwijzend provinciepersoneel van de provincie Vlaams-Brabant. Goedkeuring van de bijlagen bij het arbeidsreglement. Wijziging van een aantal artikelen uit de rechtspositieregeling voor het niet-onderwijzend provinciepersoneel van de provincie Vlaams-Brabant. Dit voorstel werd op 23 september 2014 behandeld in de raadscommissie financiën, fiscaliteit, personeel, vorming en informatica. De heer Dekeyser, gedeputeerde, licht toe dat de huidige regeling toe is aan vernieuwing. Er werd een poging gedaan om het geheel te moderniseren en de provincie, als werkgever, aantrekkelijker te maken. Hij deelt mee dat er een 15-tal punten gewijzigd werden in het reglement. Er zijn o.a. de afschaffing van teller 1 en teller 2, een aftopping van de meeruren en een overgangsbepaling om de nieuwe regeling zijn ingang te laten vinden. De heer Fonteyne zegt dat er in het proces-verbaal van 19 augustus 2014 van het Bijzonder Overlegcomité gesproken wordt over de case Hanenbos. Hij vermoedt dat er een miscommunicatie moet geweest zijn met het personeel en wil graag weten waarover dit precies gaat. 5

6 De heer Dekeyser, gedeputeerde, zegt dat er over alle entiteiten wel werd gesproken maar dat er niets specifiek over Hanenbos werd gezegd. In het kader van het Vlaams regeerakkoord werd hier wel over gesproken. De heer Fonteyne zegt dat er in het verslag wordt vermeld dat er hierover iets werd gecommuniceerd naar het personeel toe. De heer Dekeyser, gedeputeerde, zegt niet onmiddellijk te weten waarover het precies gaat. De heer Fonteyne antwoordt de passage te zullen bezorgen. Er worden geen bijkomende vragen of opmerkingen meer geformuleerd. Mevrouw de voorzitter legt het voorstel nr. 107 ter stemming voor. Het voorstel nr. 107 wordt bij hoofdelijke stemming eenparig aangenomen met 63 stemmen zoals weergegeven in de bijlage met de resultaten van de stemming. Mevrouw de voorzitter gaat over tot de bespreking van voorstel nr. 108 Visienota Bestek Globale ondersteuningsopdracht Dit voorstel werd op 23 september 2014 behandeld in de raadscommissie ruimtelijke ordening, verkeer en mobiliteit. De heer Dekeyser, gedeputeerde, legt uit dat de visienota ruimte o.a. over de ondersteuning inzake de opmaak van kaarten, ontwerpend onderzoek en inhoudelijke expertise gaat. Er wordt voorgesteld een studiebureau aan te stellen om de eigen medewerkers, daar waar de noodzakelijke know-how intern onvoldoende aanwezig is, verder te ondersteunen. De kosten voor deze opdracht werden voorzien in het budget, verspreid over drie jaar. De heer Laeremans vraagt in hoeverre dat de Vlaamse regering gevraagd heeft nu reeds een dergelijke visienota te ontwikkelen. Het lijkt wel een eigen initiatief terwijl het volgens hem aan de Vlaamse regering is om opdracht te geven om te werken aan een beleidsplan binnen een op voorhand bepaald tijdsbestek. De heer Dekeyser, gedeputeerde, zegt dat Vlaanderen hierin een eigen initiatief neemt. In principe zou de provincie moeten wachten tot Vlaanderen richtlijnen geeft maar het verleden leert ons dat dit niet altijd even voordelig is. Hij vult aan dat er aandacht wordt geschonken aan de ruimtelijke ontwikkeling van het mobiliteitsplan, ruimte voor duurzame energie en de ruimtelijke economische agenda. Volgens hem kan de provincie hier reeds best mee starten om niet achterop te hinken. Vandaar dat werd beslist, in samenspraak met Vlaanderen, toch reeds zelf het initiatief te nemen. De heer Laeremans heeft een vraag over de regisseursrol inzake duurzame energie. Hij wil graag meer informatie over het opstellen van energiekansenkaarten die resulteren in een energieatlas. De heer Dekeyser, gedeputeerde, antwoordt dat dit kaarten zijn waarin wordt bepaald waar er energie kan opgewekt worden. Zo zal er bijvoorbeeld onderzocht worden waar er eventueel windmolenparken kunnen voorzien worden en onder welke voorwaarden deze kunnen gerealiseerd worden. De heer Laeremans vraagt hoe dit zich verhoudt met de huidige situatie waarbij de deputatie een milieuvergunning moet afleveren. Hij wil weten hoe dit op termijn zal behandeld worden. De heer Dekeyser, gedeputeerde, zegt hier niet op vooruit te willen lopen maar ziet op termijn wel een afgebakende regeling die de behandeling van dergelijke dossiers moet vergemakkelijken o.a. inzake de omgevingsvergunningen. De heer Laeremans vraagt of de gemeentebesturen hier dan niet meer in kunnen beslissen en of de provincie dit allemaal wel naar zich toe mag trekken. De heer Dekeyser, gedeputeerde, antwoordt dat het niet de bedoeling is dat de provincie dit helemaal naar zich toe trekt maar dat er wel wordt getracht een kader te creëren voor de gemeentebesturen zodat zij een gefundeerde beslissing kunnen nemen. De provincie Vlaams-Brabant is de enige provincie die op dit vlak nog wat achterstand heeft. Hij vindt het dus belangrijk hier werk van te maken. Er worden geen bijkomende vragen of opmerkingen meer geformuleerd. Mevrouw de voorzitter legt het voorstel nr. 108 ter stemming voor. Het voorstel nr. 108 wordt bij hoofdelijke stemming eenparig aangenomen met 63 stemmen zoals weergegeven in de bijlage met de resultaten van de stemming. 6

7 Mevrouw de voorzitter gaat over tot de bespreking van voorstel nr. 109 Provinciaal reglement ter ondersteuning van de opmaak van een netwerk trage wegen. Dit voorstel werd op 23 september 2014 behandeld in de raadscommissie ruimtelijke ordening, verkeer en mobiliteit. De heer Dehaene, gedeputeerde, zegt dat er een subsidie wordt voorzien voor de gemeenten die werken aan een netwerk van trage wegen. De gemeenten worden aangezet om op basis van dat netwerk voetwegen opnieuw open te stellen of herin te richten. In het reglement worden twee bedragen voorzien. Een bedrag van euro voor gemeenten kleiner dan 30 km² en euro voor gemeenten groter dan 30 km². Hij zegt dat de aanvraag van de subsidie met terugwerkende kracht (3 jaar) kan worden aangevraagd. Dat betekent dat gemeenten die reeds gestart zijn met een netwerk de subsidie alsnog kunnen aanvragen. Hij duidt op een materiële rechtzetting die moet gebeuren in het reglement. In artikel 5 2. Van het reglement staat: De aanvraag moet uiterlijk 3 jaar na de start van het project ingediend zijn. De start van het project is de eerste infovergadering rond de terreininventarisatie. In artikel 10 3 staat: Alle bewijsstukken moeten uiterlijk 6 maanden na het einde van het project ingediend worden via de wijze beschreven in artikel 5 3 en 5. Het einde van het project is de collegebeslissing van de betreffende gemeente. Dit zijn 2 verschillende termijnen die tot verwarring kunnen leiden. Daarom werd paragraaf 3 in artikel 10 geschrapt. Hij zegt dat het aangepaste reglement terug te vinden is op de banken. Mevrouw Van De Wiele zegt dat ze op de raadscommissie van 2 september 2014 de vraag heeft gesteld wat de samenwerking is met de vzw Trage wegen. Ze wil weten of de gemeenten die nu reeds samenwerken met de vzw Trage wegen eveneens in aanmerking komen voor deze subsidies. De heer Dehaene, gedeputeerde, antwoordt bevestigend. De heer Fonteyne vraagt of de provincie voorziet in toezicht op de gemeenten die de subsidie krijgen inzake de toegankelijkheid van die trage wegen. Hij zegt vernomen te hebben dat deze wegen vaak overwoekerd zijn. De heer Dehaene, gedeputeerde, zegt dat dit net één van de redenen is waarom de provincie de gemeenten willen aanmoedigen om een netwerk voor trage weten uit te werken. Op die manier is het duidelijk welke voetwegen worden behouden, wat uiteindelijk de beste garantie is om ze toegankelijk te houden. Hij geeft toe dat hier inderdaad klachten over bestaan maar dat het provinciebestuur hier verder niet kan in tussenkomen. Mevrouw Van Laere vraagt wat er precies is aangepast in het reglement. De heer Tom Dehaene herhaalt de inhoud van de materiële rechtzetting. Er worden geen bijkomende vragen of opmerkingen meer geformuleerd. Mevrouw de voorzitter legt het voorstel nr. 109 ter stemming voor met inbegrip van de technische aanpassing. Het voorstel nr. 109 wordt bij hoofdelijke stemming eenparig aangenomen met 66 stemmen zoals weergegeven in de bijlage met de resultaten van de stemming. Mevrouw de voorzitter gaat over tot de bespreking van voorstel nr. 110 VERA: jaarrekening 2013, controleverslag van de bedrijfsrevisor, jaarverslag 2013, budget Goedkeuring en kwijting van de jaarrekening 2013 en kennisneming Dit voorstel werd op 23 september 2014 behandeld in de raadscommissie financiën, fiscaliteit, personeel, vorming en informatica. Mevrouw Roefs, gedeputeerde, zegt dat dit dossier op de raadscommissie positief werd geadviseerd. Ze stelt dat 2013 een succesvol jaar was voor VERA. Het jaarverslag vermeldt hoe de samenwerkingsverbanden toenamen, een nieuw type consultancy op de kaart werd gezet en de statuten werden geactualiseerd. Daarnaast werd ook de beheersovereenkomst met de provincie vernieuwd en de begroting in de BBC verwerkt. Ze legt uit dat een recente studie uitwijst dat de lokale besturen VERA zeer waarderen. De aangesloten besturen zagen, door de samenwerking met VERA, hun kosten optimaliseren, de professionaliteit verhogen en de innovatiekracht versterken. Ze vult aan dat de verankering van VERA in de provincie wordt geregeld door de statuten en de beheersovereenkomst enerzijds en door de vertegenwoordiging van alle fracties in de raad van bestuur anderzijds. VERA ontvangt een subsidie van de provincie Vlaams-Brabant. In 2013 bedroeg die euro. Daarnaast geeft de provincie Vlaams-Brabant ook projectsubsidies voor welomschreven opdrachten. De subsidies zullen echter in de volgende jaren gradueel verminderen met 2%. 7

8 Ze voegt toe dat VERA ondertussen een reserve heeft opgebouwd. In 2013 steeg de reserve met een winst van euro. In 2014 zal die reserve echter worden aangewend om een eenmalige besparing te kunnen opvangen. Ze vermeldt nog dat Véronique Janssens in 2013 werd aangesteld als directeur. Mevrouw D Haese vraagt of er een nieuwe bedrijfsrevisor werd aangesteld en in welke zitting de provincieraad deze revisor heeft aangesteld? Mevrouw Roefs, gedeputeerde, zegt dat het antwoord zal opgezocht worden. n.v.d.r. De provincieraad heeft op 8 januari 2013 met eenparigheid van stemmen de firma BB&B uit Herent aangeduid als revisor voor VERA. Deze gunning loopt over een periode van 3 boekjaren, eenmaal verlengbaar voor eenzelfde periode. BB3 Revisoren behoort tot BB&B Bedrijfsrevisoren bvba. De heer Dunon zegt dat het jaarverslag een goede uitleg geeft en dat de optimalisering van de diensten hierin duidelijk naar voor komt. Hij stelt echter vast dat er winst werd gemaakt en een reserve werd opgebouwd, maar dat die reserve hoofdzakelijk afkomstig is van subsidies. Daarnaast leest hij dat de eigenlijke omzet sterk gedaald is en dat het een hele uitdaging moet zijn om break-even te draaien. Hij wil dan ook weten in hoeverre die break-even gerealiseerd zal worden als de subsidies in de komende jaren gradueel worden afgebouwd met 2 procent. Daarenboven stelt hij vast dat de jaarrekening opnieuw laattijdig wordt voorgelegd. Artikel 46 vermeldt echter dat de jaarrekening sowieso als goedgekeurd wordt beschouwd wanneer de provincieraad er zich niet tijdig over uitspreekt. Hij wil dan ook weten wanneer de termijn van vijftig dagen voorbij is. Mevrouw Roefs, gedeputeerde, antwoordt dat subsidies in de omzet niet onmiddellijk als pure winst moeten worden beschouwd. Tegenover subsidiëring staan projecten en staan er bijgevolg ook onkosten. Streven naar break-even kan worden gerealiseerd door een toename van meer commerciële projecten, projecten waarin derden betalen voor de dienstverlening van VERA. Ze zegt dat de jaarrekening werd ingediend op 8 september 2014 waardoor de termijn van 50 dagen niet overschreden is. De heer Dunon merkt op dat op in de provincieraad van 24 juni 2014 werd aangekondigd dat de jaarrekening zou besproken worden in de raad van bestuur van die dag en op 3 juli 2014 de stukken werden voorgelegd aan de deputatie. Mevrouw Roefs, gedeputeerde, antwoordt dat het wellicht gaat over de stukken van de subsidiëring en niet over de volledige jaarrekening. De heer Dunon betwist dit. Er worden geen verdere vragen of opmerkingen meer geformuleerd. Mevrouw de voorzitter legt het voorstel nr. 110 ter stemming voor. Het voorstel nr. 110 wordt bij hoofdelijke stemming eenparig aangenomen met 64 stemmen, zoals weergegeven in de bijlage met de resultaten van de stemming. Mevrouw de voorzitter gaat over tot de bespreking van voorstel nr. 111 Wijziging samenstelling van de raad van bestuur van het autonome provinciebedrijf VERA. Aanstelling van een nieuw lid. Dit voorstel werd op 23 september 2014 behandeld in de raadscommissie financiën, fiscaliteit, personeel, vorming en informatica. Er worden geen vragen of opmerkingen geformuleerd. Mevrouw de voorzitter legt artikel 1 van het voorstel nr. 111 ter stemming voor. Artikel 1 van het voorstel nr. 111 wordt bij geheime stemming aangenomen met 52 stemmen voor, 3 tegenstemmen en 7 onthoudingen, zoals weergegeven in de bijlage met de resultaten van de stemming. Aldus wordt de heer Luc Debraekeleer aangesteld als effectief lid en de heer Luc Robijns plaatsvervangend lid van de raad van bestuur van VERA. Mevrouw de voorzitter legt artikel 2 van het voorstel nr. 111 ter stemming voor. Artikel 2 van het voorstel nr. 111 wordt bij hoofdelijke stemming eenparig aangenomen met 65 stemmen, zoals weergegeven in de bijlage met de resultaten van de stemming. 8

9 Mevrouw de voorzitter gaat over tot de bespreking van voorstel nr. 112 Vervanging gedeputeerde Luc Robijns in de raad van bestuur van de VVP Dit voorstel werd op 11 september 2014 behandeld door de deputatie. Mevrouw de voorzitter zegt dat er voor deze vertegenwoordiging vier kandidaturen werden ingediend. Vanuit hun fractie werden de heer Fonteyne, de heer Petit, mevrouw Roefs en mevrouw Van Laere voorgedragen. Mevrouw de voorzitter legt artikel 1 van het voorstel nr. 112 ter stemming voor. Artikel 1 van het voorstel nr. 112 wordt bij geheime stemming voorgelegd. De heer Fonteyne behaalt 5 stemmen, de heer Petit behaalt 5 stemmen, mevrouw Roefs behaalt 40 stemmen en mevrouw Van Laere behaalt 17 stemmen zoals weergegeven in de bijlage met de resultaten van de stemming. Aldus wordt mevrouw Tie Roefs aangesteld als vertegenwoordiger in de raad van bestuur van de VVP Mevrouw de voorzitter legt artikel 2 (termijn) van het voorstel nr. 112 ter stemming voor. Artikel 2 van het voorstel nr. 112 wordt bij hoofdelijke stemming aangenomen met 39 stemmen voor, geen tegenstemmen en 27 onthoudingen, zoals weergegeven in de bijlage met de resultaten van de stemming. Mevrouw de voorzitter vraagt bij handopsteking het gehele voorstel goed te keuren. De provincieraad keurt bij meerderheid het gehele voorstel nr. 112 goed. Mevrouw de voorzitter gaat over tot de bespreking van voorstel nr. 113 Vervanging van een vertegenwoordiger binnen RESOC Halle-Vilvoorde Dit voorstel werd op 2 oktober 2014 behandeld door de deputatie en toegevoegd aan de agenda van de provincieraad. Mevrouw de voorzitter zegt dat bij nazicht is gebleken dat ook voor dit voorstel kandidaturen dienen opgevraagd te worden. Het agendapunt wordt dan ook verdaagd naar de volgende provincieraadsvergadering. Mevrouw de voorzitter gaat over tot de bespreking van voorstel nr. 114 Bekrachtiging van de fusie van CRKC vzw en de vzw Museum Parkabdij en vereffening van vzw Museum Parkabdij Dit voorstel werd op 2 oktober behandeld in de deputatie en toegevoegd aan de agenda van de provincieraad. De heer Dehaene, gedeputeerde, legt uit dat dit niet op de commissie werd behandeld omdat de leden van de raadscommissie in dat geval moesten samen geroepen worden voor slechts één agendapunt. Hij zegt dat dit voorstel handelt over de fusie van de vzw Museum Parkabdij en de vzw Centrum voor Religieuze Kunst en Cultuur. Door te opteren voor een fusie dient echter één vzw te worden vereffend maar zijn er ook voldoende stukken om te spreken over een collectie. Hij stelt dat er de afgelopen jaren een subsidie van euro werd toegekend aan de vzw Museum Parkabdij waarbij er telkens werd geadviseerd werk te maken van een collectie. Door deze samenwerking is er effectief een mooie collectie beschikbaar en kan er een tentoonstelling worden opgebouwd. Hij vult aan dat de provincie ook na de fusie aanwezig blijft in de vzw. Vandaar dat de fusie moet bekrachtigd worden door de provincieraad. De vertegenwoordigers van de vzw Museum Parkabdij en de vzw Centrum voor Religieuze Kunst en Cultuur zullen zetelen in de nieuwe vzw. Mevrouw Van Laere vraagt of ze mag concluderen dat er vanaf nu geen raadscommissies meer zullen samengeroepen worden voor één agendapunt. De heer Laeremans maakt hierbij een kanttekening en zegt dat voor een zwaar agendapunt waarvoor een grondige bespreking nodig is, bijvoorbeeld de goedkeuring van het budget, nog steeds een commissie mag samengeroepen worden, ook al is het dan maar één agendapunt. 9

10 Mevrouw Van de Wiele stelt vast dat in de notulen van de deputatie te lezen is dat de fusie reeds bekrachtigd werd op 2 oktober De heer Dehaene, gedeputeerde, zegt dat de eigenlijke fusie ondertussen inderdaad heeft plaatsgevonden. Gezien de fusie een verbetering is voor de positie van de provincie, is dit zeer snel gegaan. Er worden geen verdere vragen of opmerkingen geformuleerd. Mevrouw de voorzitter legt het voorstel nr. 114 ter stemming voor. Het voorstel nr. 114 wordt bij hoofdelijke stemming aangenomen met 61 stemmen voor, geen tegenstemmen en 6 onthoudingen, zoals weergegeven in de bijlage met de resultaten van de stemming. Mevrouw de voorzitter meldt dat de volgende vergadering van de provincieraad zal plaatsvinden op 21 oktober Ze geeft het woord aan de heer Lodewijk De Witte, provinciegouverneur, voor zijn jaarlijkse toespraak. De vergadering wordt gesloten om 15.25u. Academische zitting De heer Lodewijk De Witte, provinciegouverneur, geeft zijn toespraak Vlaams-Brabant en Brussel - autonomie vs. samenwerking. 10