Installatie- en gebruikershandleiding RoofVent

Transcriptie

1 1/23 Installatie- en gebruikershandleiding RoofVent 1. Inhoud 1. Inhoud Systeemopbouw Technische specificaties regelaars en kabelboom Aansluitschema s Bediening Plaatsing Onderhoud... 18

2 2/23 2. Systeemopbouw 2.1. Opbouw 1) Paneel 2) Buitenkopschot 3) Afsluitklep 4) Lineaire klepmotor 5) Aluminium buitenprofiel 6) Afdichting 7) Montagebouten en moeren 8) Ventilator 9) Scharnierbaar binnenprofiel 10) Montagesjabloon 1) Paneel 2) Ventilator 3) Lineaire klepmotor 4) Aluminium afsluitklep 5) Aluminium buitenprofiel 6) Montagebouten 7) Kopschotten 8) Scharnierbaar binnenprofiel 9) Schroeven kopschot 10) Montagesjabloon

3 3/ Technische specificaties RoofVent algemeen Aluminium profielen: AlMgSi 0.5 (50ST), F22 Gemoffeld op een gechromateerde ondergrond, laagdikte 60 µm Geanodiseerde met 20 µm Kunststofonderdelen: Kleurvast en weerbestendig Met CE-keurmerk Ventilatoren RV 400 RV 600 RV 700 Spanning (V-AC) Opgenomen vermogen (W) Type tangetiaalventilator 1 turbine 2 turbines 2 turbines Max. eigengeluidsniveau Elektrische connectoren Plug 6,3 x 0,8 mm (DIN 46247) Klepmotor Spanning: 240 V-AC Opgenomen vermogen: 4,5 W ± 1 W Max. temperatuur voor goede werking: 105 C Max. vochtigheid voor goede werking: tot 95 % Omgevingstemperatuur: -10 C tot +70 C Elektrische connectoren: Plug 6,3 x 0,8 mm (DIN 46247) Standaard- en referentiedocumenten: DIN VDE 0631, CEI Schuifmotor Spanning: 240 V-AC Opgenomen vermogen: 5,5 W ± 1 W Max. temperatuur voor goede werking: 105 C Max. vochtigheid voor goede werking: tot 95 % Omgevingstemperatuur: -10 C tot +70 C Elektrische connectoren: Plug 6,3 x 0,8 mm (DIN 46247) Standaard- en referentiedocumenten: DIN VDE 0631, CEI Panelen Aluminium sandwichpanelen: 1,5 mm + isolatie + 1,5 mm alu Standaarddikte: 23 mm Op aanvraag wordt RoofVent geleverd in panelen van 25, 28, 31 of 33 mm. 3. Technische specificaties regelaars en kabelboom 3.1. Aan-uitschakelaar met anticondensstand Spanning: AC 230 V 50 Hz Stroom bij AC 230 V: 10 A Schakelcontact: 2 x enkelpolig 1, 2 en 3 stand: Systeem af, Anti-condens, Mechanische ventilatie Universeel inbouw- / opbouwmodel IP30

4 4/ Manuele Thermostaat Spanning: AC V 50 Hz Stroom bij AC 250 V: 0,2 6 (2) A Schakelcontact: Enkelpolig omschakelcontact Omgevingstemperatuur: 0 50 C Omgevingsvochtigheid: < 95 % r.v. Setpunt: 8 30 C Contactdifferentieel: 1 K Met aan / af schakelaar Opbouwmodel IP Toerentalregelaar Spanning: AC 230 V 50Hz Imax ventilator permanent: 1,25 A Schakelcontact: Enkelpolig Met verklikkerlichtje Universeel inbouw- / opbouwmodel IP Hygrostaat Spanning: AC V 50 Hz Stroom bij AC 230 V: 1 5 A (cos ϕ = 1), 2 A (cos ϕ = 0,6) Schakelcontact: Enkelpolig omschakelcontact Omgevingstemperatuur: 0 50 C Setpunt: % r.v. Contactdifferentieel: 4 % r.v. Op wand of inbouwkast Ø 55 mm IP Hygrotherm combistaat Spanning: AC 230 V 50 Hz Stroom bij 230 V: 2 A (cos ϕ = 0,6) Setpunt thermostaat: C Schakelcontact thermo: Enkelpolig omschakelcontact Contactdifferentieel thermo: 0,6 K Setpunt hygrostaat: % r.v. Schakelcontact hygro: Enkelpolig omschakelcontact Contactdifferentieel hygro 4 % r.v. Omgevingstemperatuur: 0 50 C Op wand of inbouwkast Ø 55 mm IP30

5 5/ Kabelboom Type: H05VV-F 5G0.75 Lengte: 6,5 m Kabeldiameter: 8 mm Min. buigradius kabel: 15 x diameter Geleiders: 0,75 mm², vol koper IEC 228-klasse 5 Isolatie: type TI 2, CENELEC 21.S2 Buitenafscherming: eti 2, CENELEC 21.S2 Nominaal spanningsniveau: 300 V Max. temperatuur geleider: 70 C bij normaal gebruik Linker uiteinde: 10 cm ontmanteld met adereindhulzen op ieder uiteinde Rechter uiteinde: 45 cm ontmanteld, 2 ingekorte draden op 10 cm, ieder uiteinde met geïsoleerde faston 6,3 mm.

6 6/23 4. Aansluitschema s 4.1. Waarschuwing De installatie en de aansluiting van de verschillende elektrische componenten mag enkel gebeuren door gekwalificeerd, bevoegd personeel overeenkomstig de geldende veiligheids- en andere regelgevingen RoofVent Aansluitingen klemmen: o 1 2: Elektromagneten afsluitsystemen o 3 4: Ventilator o PE: Aarding o Kleurcodes: 1: grijs (lange draad) 2: bruin (lange draad) 3: blauw (korte draad) 4: zwart (korte draad) PE: geel/groen aarding (lange draad) PE 4.3. Aan-uitschakelaar met anticondensstand 1. Verbind de aarding (PE) van het net met de aarding (PE) van de 2. Verbind de nullijn (N) van het net van het net met punten 2 en 4 van de 3. Verbind de lijn (L) van het net met 1 van de schakelaar. 4. Verbind L van de schakelaar met 1 van de 5. Verbind 2 van de schakelaar met 3 van de L 1 2 Schakelaar 4.4. Manuele thermostaat 1. Verbind de aarding (PE) van het net met de aarding (PE) van de 2. Verbind de nullijn (N) van het net met punt 2 en 4 van de 3. Verbind de lijn (L) van het net met L van de thermostaat. 4. Verbind Y2 van de thermostaat met van de L Y1 Y2 Thermostaat

7 7/ Toerentalregelaar 1. Verbind de aarding (PE) van het net met de aarding (PE) van de 2. Verbind de nullijn (N) van het net met punt 5 op de regelaar en met punt 2 en 4 van de 3. Verbind de lijn (L) van het net met 3 van de schakelaar. 4. Verbind 6 van de schakelaar met 1 van de 5. Verbind 4 van de schakelaar met 3 van de Regelaar Opmerking: Indien na aansluiting van de regelaar de motor niet op lage snelheid draait, ondanks de instelling op de laagste stand, regel dan bij zoals hierna beschreven. Draai de regelknop op de laagste stand en regel de schroef bij Vmin d.m.v. een kleine schroevendraaier totdat de motor draait. Regel maximaal ½ toer bij Hygrostaat 1. Verbind de aarding (PE) van het net met de aarding (PE) van de 2. Verbind de nullijn (N) van het net met punt 2 en 4 van de 3. Verbind de lijn (L) van het net met 1 van de hygrostaat. 4. Verbind 2 van de hygrostaat met 1 en 3 van de Hygrostaat 4.7. Hygrotherm combistaat 1. Verbind de aarding (PE) van het net met de aarding (PE) van de 2. Verbind de nullijn (N) van het net met N van de combistaat en met punt 2 en 4 van de 3. Verbind de lijn (L) van het net met 5 van de combistaat. 4. Verbind 3 en 7 van de combistaat met 1 en 3 van de N Combistaat

8 8/ Combinaties met aan-uitschakelaar met anticondensstand Anti-condensatieschakelaar met manuele thermostaat Werking schakelaar prioritair 1. Verbind de aarding (PE) van het net met de aarding (PE) van de 2. Verbind de nullijn (N) van het net met punten 2 en 4 van de 3. Verbind de lijn (L) van het net met 1 van de anticondensatieschakelaar. 4. Verbind L van de anti-condensatieschakelaar met 1 van de 5. Verbind 2 van de anti-condensatieschakelaar met L van de thermostaat. 6. Verbind Y2 van de thermostaat met 3 van de L 1 2 L Y1 Y2 Thermostaat Schakelaar Werking thermostaat prioritair 1. Verbind de aarding (PE) van het net met de aarding (PE) van de 2. Verbind de nullijn (N) van het net met 2 en 4 van de 3. Verbind de lijn (L) van het net met L van de thermostaat. 4. Verbind Y2 van de thermostaat met 1 van de anticondensatieschakelaar. 5. Verbind L van de anti-condensatieschakelaar met 1 van de 6. Verbind 2 van de anti-condensatieschakelaar met 3 van de L 1 2 Schakelaar L Y1 Y2 Thermostaat Anti-condensatieschakelaar met toerentalregelaar 1. Verbind de aarding (PE) van het net met de aarding (PE) van de 2. Verbind de nullijn (N) van het net met 5 van de toerentalregelaar en met punten 2 en 4 van de 3. Verbind de lijn (L) van het net met 1 van de anticondensatieschakelaar. 4. Verbind L van de anti-condensatieschakelaar met 1 van de 5. Verbind 2 van de anti-condensatieschakelaar met 3 van de toerentalregelaar. 6. Verbind 4 van de toerentalregelaar met 3 van de L Regelaar Schakelaar

9 9/ Anti-condensatieschakelaar met hygrostaat Werking schakelaar prioritair 1. Verbind de aarding (PE) van het net met de aarding (PE) van de 2. Verbind de nullijn (N) van het net met punten 2 en 4 van de 3. Verbind de lijn (L) van het net met 1 van de anticondensatieschakelaar. 4. Verbind L van de anti-condensatieschakelaar met 1 van de 5. Verbind 2 van de anti-condensatieschakelaar met 1 van de hygrostaat. 6. Verbind 2 van de hygrostaat met 3 van de Hygrostaat L 1 2 Schakelaar Werking hygrostaat prioritair 1. Verbind de aarding (PE) van het net met de aarding (PE) van de 2. Verbind de nullijn (N) van het net met punten 2 en 4 van de 3. Verbind de lijn (L) van het net met 1 van de hygrostaat. 4. Verbind 2 van de hygrostaat met 1 van de anticondensatieschakelaar. 5. Verbind L van de anti-condensatieschakelaar met 1 van de 6. Verbind 2 van de anti-condensatieschakelaar met 3 van de L 1 2 Schakelaar Hygrostaat Anti-condensatieschakelaar met hygrotherm combistaat Werking schakelaar prioritair 1. Verbind de aarding (PE) van het net met de aarding (PE) van de 2. Verbind de nullijn (N) van het net met N van de combistaat en met punten 2 en 4 van de 3. Verbind de lijn (L) van het net met 1 van de anti-condensatieschakelaar. 4. Verbind L van de anti-condensatieschakelaar combistaat met 1 van de 5. Verbind 2 van de anti-condensatieschakelaar met 5 van de combistaat N Combistaat L 1 2 Schakelaar

10 10/23 6. Verbind 3 en 7 van de combistaat met 3 van de Werking hygrotherm combistaat prioritair 1. Verbind de aarding (PE) van het net met de aarding (PE) van de 2. Verbind de nullijn (N) van het net met N van de combistaat en punten 2 en 4 van de 3. Verbind de lijn (L) van het net met 5 van de combistaat. 4. Verbind 3 en 7 van de combistaat met 1 van de anti-condensatieschakelaar. 5. Verbind L van de anti-condensatieschakelaar met 1 van de 6. Verbind 2 van de anti-condensatieschakelaar met 3 van de L 1 2 Schakelaar N Combistaat 4.9. Combinaties met toerentalregelaar Toerentalregelaar met manuele thermostaat 1. Verbind de aarding (PE) van het net met de aarding (PE) van de 2. Verbind de nullijn (N) van het net met 5 van de toerentalregelaar en met punt 2 en 4 van de 3. Verbind de lijn (L) van het net met L van de thermostaat. 4. Verbind Y2 van de thermostaat met 3 van de toerentalregelaar. 5. Verbind 4 van de toerentalregelaar met 3 van de 6. Verbind 6 van de toerentalregelaar met 1 van de Regelaar L Y1 Y2 Thermostaat

11 11/ Toerentalregelaar met hygrostaat 1. Verbind de aarding (PE) van het net met de aarding (PE) van de 2. Verbind de nullijn (N) van het net met 5 van de toerentalregelaar en met punt 2 en 4 van de 3. Verbind de lijn (L) van het net met 1 van de hygrostaat. 4. Verbind 2 van de hygrostaat met 3 van de toerentalregelaar. 5. Verbind 4 van de toerentalregelaar met 3 van de 6. Verbind 6 van de toerentalregelaar met 1 van de Regelaar Hygrostaat Toerentalregelaar met hygrotherm combistaat 1. Verbind de aarding (PE) van het net met de aarding (PE) van de 2. Verbind de nullijn (N) van het net met N van de combistaat, met 5 van de toerentalregelaar en met punt 2 en 4 van de Regelaar N Verbind de lijn (L) van het net met 5 van de combistaat. 4. Verbind 3 en 7 van de combistaat met 3 van de toerentalregelaar. 5. Verbind 4 van de toerentalregelaar met 3 van de 6. Verbind 6 van de toerentalregelaar met 1 van de Combistaat

12 12/23 5. Bediening 5.1. Aan-uitschakelaar met anticondensstand Als de linker drukknop (1L) in de onderste positie (Syst OFF) staat, is het systeem volledig uitgeschakeld en volledig gesloten, ongeacht de stand van de rechter drukknop (1R). Wanneer de linker drukknop in de bovenste positie (Nat ON) staat, is het rooster open en hangt het ventilatieprincipe af van de stand van de rechter drukknop. Met de rechter knop (1R) in de onderste stand (Vent OFF) staat RoofVent open, maar is de ventilator niet ingeschakeld en is er dus natuurlijke ventilatie. Met de rechter knop in de bovenste positie (Vent ON) staat RoofVent open en is de ventilator in werking, de ventilatie is nu mechanisch Manuele thermostaat Schakel de spanning aan d.m.v. schuifknop (1) en stel de gewenste temperatuur in met draaiknop (2). Als de binnentemperatuur hoger is dan de ingestelde temperatuur, wordt RoofVent ingeschakeld. De temperatuur in het vertrek dient wel ten minste 1 C hoger zijn dan de ingestelde waarde vooraleer RoofVent begint te werken. Als de temperatuur lager is dan 5 C is het m.a.w. onmogelijk de ventilator te laten draaien. Nat ON 1L Syst OFF Vent ON 1R Vent OFF Toerentalregelaar Schakel het RoofVent rooster in en regel het gewenste toerental van de ventilator d.m.v. draaiknop (1). De ventilator wordt ingeschakeld bij maximum toerental. Het verklikkerlichtje geeft aan wanneer RoofVent is ingeschakeld Hygrostaat Stel de gewenste relatieve vochtigheidsgraad in met draaiknop (1). Als de relatieve vochtigheid hoger is dan de ingestelde relatieve vochtigheid, wordt RoofVent ingeschakeld. De relatieve vochtigheid in het vertrek dient wel ten minste 4% hoger zijn dan de ingestelde waarde vooraleer RoofVent begint te werken. Als de relatieve vochtigheid lager is dan 30% is het m.a.w. onmogelijk de ventilator te laten draaien Hygrotherm combistaat Schakel de spanning aan d.m.v. schuifknop (1), stel de gewenste temperatuur in met draaiknop (2) en relatieve vochtigheid d.m.v. draaiknop (3). Als de binnentemperatuur of de relatieve vochtigheid voldoende hoger is dan de ingestelde waarde, wordt RoofVent ingeschakeld. 1 De relatieve vochtigheid in het vertrek dient wel ten minste 4% hoger zijn dan de ingestelde waarde vooraleer RoofVent begint te werken. Als de relatieve vochtigheid lager is dan 30% is het m.a.w. onmogelijk de ventilator te laten draaien. De temperatuur in het vertrek dient ten minste 1 C hoger zijn dan de ingestelde waarde vooraleer RoofVent begint te werken. Als de temperatuur lager is dan 5 C is het m.a.w. onmogelijk de ventilator te laten draaien. 3 2

13 13/ Combinaties met anti-condensatieschakelaar Anti-condensatieschakelaar met manuele thermostaat Voor een goede werking van de thermostaat dient de temperatuur in het vertrek ten minste 1 C hoger zijn dan de ingestelde waarde vooraleer RoofVent begint te werken. Als de temperatuur lager is dan 5 C is het m.a.w. onmogelijk de thermostaat te laten schakelen Werking schakelaar prioritair Als de linker drukknop (1L) in de onderste positie (Syst OFF) staat, is het systeem volledig uitgeschakeld en volledig gesloten, ongeacht de stand van de rechter drukknop (1R). Wanneer de linker drukknop in de bovenste positie (Nat ON) staat, is het rooster open en hangt het ventilatieprincipe af van de stand van de rechter drukknop. Nat ON 1L Syst OFF Vent ON 1R Vent OFF Met de rechter knop in de onderste stand (Vent OFF) staat RoofVent open, maar is de ventilator niet ingeschakeld en is er dus natuurlijke ventilatie. Voor mechanische ventilatie zet u de rechter knop in de bovenste positie (Vent ON), de schuifknop (2) op ingeschakelde stand en stelt u de gewenste temperatuur in met draaiknop (3). Als de binnentemperatuur hoger is dan de ingestelde temperatuur, wordt RoofVent ingeschakeld Werking thermostaat prioritair Zet de schuifknop (2) op ingeschakelde stand en stel de gewenste temperatuur in met draaiknop (3). Als de binnentemperatuur hoger is dan de ingestelde temperatuur, wordt RoofVent ingeschakeld volgens het met de anti-condensatieschakelaar gekozen principe, de linker drukknop (1L) moet in de bovenste stand (Nat ON) staan. Met de rechter knop (1R) in de onderste stand (Vent OFF) werkt RoofVent op natuurlijke wijze, het rooster staat open, maar de ventilator is niet ingeschakeld. Met de rechter knop (1R) in de bovenste positie (Vent ON) werkt RoofVent op mechanische wijze. Het rooster staat open en de ventilator draait Anti-condensatieschakelaar met toerentalregelaar Als de linker drukknop (1L) in de onderste positie (Syst OFF) staat, is het systeem volledig uitgeschakeld en volledig gesloten, ongeacht de stand van de rechter drukknop (1R). Wanneer de linker drukknop in de bovenste positie (Nat ON) staat, is het rooster open en hangt het ventilatieprincipe af van de stand van de rechter drukknop. Voor enkel natuurlijk ventilatie zet u de rechter knop (1R) in de onderste stand (Vent OFF). RoofVent gaat open, maar is de ventilator niet ingeschakeld en is er dus natuurlijke ventilatie. Voor mechanische ventilatie zet u de rechter knop in de bovenste positie (Vent ON). RoofVent gaat open en is de ventilator in werking. U kan het gewenste toerental regelen d.m.v. draaiknop (2). Het verklikkerlichtje geeft aan wanneer de ventilator is ingeschakeld. Nat ON Vent ON 2 1L 1R Syst OFF Vent OFF

14 14/ Anti-condensatieschakelaar met hygrostaat Voor een goede werking van de hygrostaat dient de relatieve vochtigheid in het vertrek ten minste 4% hoger zijn dan de ingestelde waarde vooraleer RoofVent begint te werken. Als de relatieve vochtigheid lager is dan 30% is het m.a.w. onmogelijk de hygrostaat te laten schakelen. Nat ON Vent ON Werking schakelaar prioritair Als de linker drukknop (1L) in de onderste positie (Syst OFF) staat, is het systeem volledig uitgeschakeld en volledig gesloten, ongeacht de stand van de rechter drukknop (1R). Wanneer de linker drukknop in de bovenste positie (Nat ON) staat, is het rooster open en hangt het ventilatieprincipe af van de stand van de rechter drukknop. Met de rechter knop in de onderste stand (Vent OFF) staat RoofVent open, maar is de ventilator niet ingeschakeld en is er dus natuurlijke ventilatie. Voor mechanische ventilatie zet u de 1L Syst OFF 1R Vent OFF rechter knop in de bovenste positie (Vent ON) en stelt u de gewenste relatieve vochtigheid in met draaiknop (2). Als de relatieve vochtigheid hoger is dan de ingestelde waarde, wordt RoofVent ingeschakeld Werking hygrostaat prioritair Stel de gewenste relatieve vochtigheid in met draaiknop (2). Als de relatieve vochtigheid hoger is dan de ingestelde waarde, wordt RoofVent ingeschakeld volgens het met de anticondensatieschakelaar gekozen principe, de linker drukknop (1L) moet in de bovenste stand (Nat ON) staan. Met de rechter knop (1R) in de onderste stand (Vent OFF) werkt RoofVent op natuurlijke wijze, het rooster staat open, maar de ventilator is niet ingeschakeld. Met de rechter knop (1R) in de bovenste positie (Vent ON) werkt RoofVent op mechanische wijze. Het rooster staat open en de ventilator draait Anti-condensatieschakelaar met hygrotherm combistaat Voor een goede werking van de Hygrotherm combistaat dient de relatieve vochtigheid in het vertrek dient ten minste 4% of de temperatuur ten minste 1 C hoger te zijn dan de ingestelde waarde vooraleer RoofVent begint te werken. Als de relatieve vochtigheid lager is dan 30% en de temperatuur lager is dan 5 C, is het m.a.w. onmogelijk voor de hygrotherm combistaat om de RoofVent aan te schakelen. Nat ON Vent ON Werking schakelaar prioritair Als de linker drukknop (1L) in de onderste positie (Syst OFF) staat, is het systeem volledig uitgeschakeld en volledig gesloten, ongeacht de stand van de rechter drukknop (1R). Wanneer de linker drukknop in de bovenste positie (Nat ON) staat, is het rooster open en hangt het ventilatieprincipe af van de stand van de rechter drukknop. Met de rechter Syst OFF Vent OFF knop in de onderste stand (Vent OFF) staat RoofVent open, maar is de ventilator niet ingeschakeld en is er dus natuurlijke ventilatie. Voor mechanische ventilatie zet u de rechter knop in de bovenste positie (Vent ON), de schuifknop (2) op ingeschakelde stand en stelt u de gewenste relatieve vochtigheid in met draaiknop (3) en de gewenste temperatuur d.m.v. draaiknop (4). Als de relatieve vochtigheid of de binnentemperatuur hoger is dan de ingestelde waarde, wordt RoofVent ingeschakeld. 1L 1R Werking hygrotherm combistaat prioritair Zet de schuifknop (2) op ingeschakelde stand en stel de gewenste relatieve vochtigheid in met draaiknop (3), alsook de gewenste temperatuur d.m.v. draaiknop (4). Als de relatieve vochtigheid of de binnentemperatuur hoger is dan de ingestelde waarde, wordt RoofVent ingeschakeld volgens het met de anticondensschakelaar gekozen principe, de linker drukknop (1L) moet in de bovenste stand (Nat ON) staan. 2 Met de rechter knop (1R) in de onderste stand (Vent OFF) werkt RoofVent op natuurlijke wijze, het rooster staat open, maar de ventilator is niet 3 4

15 15/23 ingeschakeld. Met de rechterknop (1R) in de bovenste positie (Vent ON) werkt RoofVent op mechanische wijze. Het rooster staat open en de ventilator draait Combinaties met toerentalregelaar Toerentalregelaar met manuele thermostaat Schakel het RoofVent rooster in en regel het gewenste toerental van de ventilator d.m.v. draaiknop (1). De ventilator wordt ingeschakeld bij maximum toerental. Het verklikkerlichtje geeft aan wanneer RoofVent is ingeschakeld. Zet de schuifknop (2) op ingeschakelde stand en stel de gewenste temperatuur in met draaiknop (3). Als de binnentemperatuur hoger is dan de ingestelde temperatuur, wordt RoofVent ingeschakeld en draait de ventilator met eerder ingesteld toerental. De temperatuur in het vertrek dient wel ten minste 1 C hoger zijn dan de ingestelde waarde vooraleer RoofVent begint te werken. Als de temperatuur lager is dan 5 C is het m.a.w. onmogelijk de ventilator te laten draaien Toerentalregelaar met hygrostaat Schakel het RoofVent rooster in en regel het gewenste toerental van de ventilator d.m.v. draaiknop (1). De ventilator wordt ingeschakeld bij maximum toerental. Het verklikkerlichtje geeft aan wanneer RoofVent is ingeschakeld. Stel de gewenste relatieve vochtigheidsgraad in met draaiknop (2). Als de relatieve vochtigheid hoger is dan de ingestelde relatieve vochtigheid, wordt RoofVent ingeschakeld en draait de ventilator met eerder ingesteld toerental. De relatieve vochtigheid in het vertrek dient wel ten minste 4% hoger zijn dan de ingestelde waarde vooraleer RoofVent begint te werken. Als de relatieve vochtigheid lager is dan 30% is het m.a.w. onmogelijk de ventilator te laten draaien. 1 2

16 16/ Toerentalregelaar met hygrotherm combistaat Schakel het RoofVent rooster in en regel het gewenste toerental van de ventilator d.m.v. draaiknop (1). De ventilator wordt ingeschakeld bij maximum toerental. Het verklikkerlichtje geeft aan wanneer RoofVent is ingeschakeld. Schakel de spanning aan d.m.v. schuifknop (4), stel de gewenste temperatuur in met draaiknop (2) en relatieve vochtigheid d.m.v. draaiknop (3). Als de binnentemperatuur of de relatieve vochtigheid voldoende hoger is dan de ingestelde waarde, wordt de RoofVent ingeschakeld. De relatieve vochtigheid in het vertrek dient wel ten minste 4% hoger te zijn dan de ingestelde waarde vooraleer de RoofVent begint te werken. Als de relatieve vochtigheid lager is dan 30% is het m.a.w. onmogelijk de ventilator te laten draaien. De temperatuur in het vertrek dient ten minste 1 C hoger te zijn dan de ingestelde waarde vooraleer de RoofVent begint te werken. Als de temperatuur lager is dan 5 C is het m.a.w. onmogelijk de ventilator te laten draaien

17 17/23 6. Plaatsing RoofVent 6.1. Samenstelling RoofVent Afmeting RV 400 RV 600 RV 700 Buitendeel 200 x 85 (h x d) 1 x x x 700 Binnendeel 182 x 41 (h x d) 1 x x x 700 Binnenkopschot 182 x 5 (h x d) Montagesjabloon 182 x 2 (h x d) 1 x x x 700 Montageschroeven kopschot M5 x 40 of M5 x Montagebouten M5 x 40 of M5 x Montagemoeren M Montageringen M Aansluitingskabel 6 m 1 1 1

18 18/ Paneel op maat maken Indien u een RoofVent gemonteerd in een paneel kocht, is het mogelijk dat u het op andere afmetingen op maat wenst te brengen. Dit is uiteraard mogelijk, maar draag er zorg voor dat de kabel steeds uit de weg en niet over de scherpe randen ligt, of op een andere manier kan beschadigd worden. Het is om die reden enkel toegestaan om het paneel aan de zijkanten en de onderkant in te korten. Aralco NVS kan GEEN garantie geven op de elektrische isolatie van de kabel, indien de bovenzijde van het paneel werd ingekort. Hou bij het verzagen rekening met: 1. Het snijgereedschap dient aangepast te zijn voor verwerking van aluminium 2. Het paneel dient, waar men wil verzagen, tegen beschadiging beschermd te worden d.m.v. kleefband. 3. Het is aangeraden om een aanslag te gebruiken bij het verzagen. 4. Hou rekening met de minimale afmetingen waarop het paneel mag ingekort worden. Aralco raadt evenwel aan om in de breedte minimaal 50 mm langs beide zijden te laten staan. Dit om een maximale afwatering van de gevel te bewaren Plaatsing paneel Plaats het paneel op volledig dezelfde manier als de beglazing wordt geplaatst. 7. Onderhoud 7.1. Waarschuwing Voor eender welk onderhoud, of andere activiteit waarbij RoofVent of één van zijn bedieningen geopend dient te worden, moet de zekering uitgeschakeld worden.!!! TOESTELLEN ONDER SPANNING MOGEN NIET GEOPEND WORDEN!!! 7.2. Reiniging van de RoofVent 1. Open het binnendeel m.b.v. een schroevendraaier. Het binnendeel scharniert aan de onderzijde, dus het rooster dient aan de bovenzijde geopend te worden.

19 19/23 2. Draai het binnendeel volledig open, zodat u toegang krijgt tot het inwendige van 3. De binnenzijde van het binnendeel en het sluitmechanisme kunnen nu eenvoudig gereinigd worden. U kan eveneens m.b.v. een verfkwast de schoepen van de ventilator reinigen. 4. Na het onderhoud kan u het binnenprofiel eenvoudig dichtklappen Onderhoud aan elektrische componenten in de RoofVent Waarschuwing De installatie, herstellingen, onderhoud en reparaties, alsook de elektrische aansluiting van de verschillende componenten mag enkel gebeuren door gekwalificeerd, bevoegd personeel overeenkomstig de geldende veiligheids- en andere regelgevingen Vervangen van de ventilator 1. Open het binnendeel m.b.v. een schroevendraaier. Het binnendeel scharniert aan de onderzijde, dus het rooster dient aan de bovenzijde geopend te worden.

20 20/23 2. Draai het binnendeel volledig open, zodat u toegang krijgt tot het inwendige van 3. Verwijder de aansluitingsklemmen van de ventilator. 4. De ventilator kan losgeschroefd en uit het rooster gehaald worden. 5. Plaats de nieuwe ventilator en schroef deze vast. 6. Breng de klemmen 3 en 4 terug aan op de ventilator. 7. Sluit het binnendeel door het dicht te klappen.

21 21/ Vervangen van de klepmotor 1. Open het binnendeel m.b.v. een schroevendraaier. Het binnendeel scharniert aan de onderzijde, dus het rooster dient aan de bovenzijde geopend te worden. 2. Draai het binnendeel volledig open, zodat u toegang krijgt tot het inwendige van 3. Verwijder de aansluitingsklemmen van de klepmotor en maak de veer bij de motorhouder los. 4. De motorhouder kan losgeschroefd en uit het rooster gehaald worden. 5. Vervang de klepmotor. 6. Plaats de motorhouder met de nieuwe motor en schroef deze vast. 7. Bevestig de veer terug aan de motorhouder. 8. Breng de klemmen 1 en 2 terug aan op de klepmotor. 9. Sluit het binnendeel door het dicht te klappen.

22 22/ Vervangen van de schuifmotor 1. Open het binnendeel m.b.v. een schroevendraaier. Het binnendeel scharniert aan de onderzijde, dus het rooster dient aan de bovenzijde geopend te worden. 2. Draai het binnendeel volledig open, zodat u toegang krijgt tot het inwendige van 3. Verwijder de aansluitingsklemmen van de schuifmotor. 4. Schroef 1 binnenkopschot aan de onderzijde los en draai het kopschot lichtjes. 5. Schuif het binnendeel van het tweede kopschot en haal het van het rooster weg. 6. De motorhouder kan losgeschroefd en van het binnendeel gehaald worden. 7. Vervang de klepmotor. 8. Plaats de motorhouder met de nieuwe motor en schroef deze vast.

23 23/23 9. Schuif het binnendeel terug op het tweede kopschot en draai het eerste kopschot terug op het binnendeel. 10. Schroef het eerste kopschot terug vast en controleer de afdichting aan de buitenzijde. 11. Breng de klemmen 1 en 2 terug aan op de schuifmotor. 12. Sluit het binnendeel door het dicht te klappen.