AANVULLEND BRIEFRAPPORT FLORA- EN FAUNASCAN ELST CENTRAAL

Transcriptie

1 AANVULLEND BRIEFRAPPORT FLORA- EN FAUNASCAN ELST CENTRAAL Opdrachtgever: Uitgevoerd door: Gemeente Overbetuwe Consulmij Milieu b.v. Locatie Andelst Europaplein 1 3 e Industrieweg 2 Postbus 11 Postbus AA Elst 8050 AA Hattem Telefoonnr.: Telefoonnr.: Telefaxnr.: Telefaxnr.: info@overbetuwe.nl info@consulmij.nl paraaf opsteller Status Datum MDR 17 December 2009 paraaf controle Status Datum DZ 23 December 2009

2 1 INLEIDING Dit briefrapport is aanvulling op het eerder in 2009 door Consulmij Milieu uitgevoerde natuurwaardenonderzoek Actualisatie en uitbreiding flora- en faunascan Elst (rapportnummer HP ). Het onderzoek is uitgevoerd ten behoeve van het nieuwe bestemmingsplan Elst Centraal. In dat eerder uitgevoerde onderzoek was abusievelijk een klein gedeelte van het plangebied niet onderzocht, namelijk de noord-zuid watergang ten oosten van het spoor tot aan de toekomstige Zuidtangent. In het kader van de volledigheid is alsnog een aanvullend onderzoek naar de natuurwaarden in dit niet eerder onderzochte deel uitgevoerd. In dit briefrapport is, in combinatie met de resultaten van het eerder in 2009 uitgevoerde onderzoek, vastgesteld of er vanuit het oogpunt van natuurbescherming juridische en/of planologische belemmeringen zijn voor de bestemmingsplanwijziging. Het onderzoek dient door deskundigen te worden uitgevoerd. Het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit verstaat onder een deskundige een persoon die voor de situatie en soorten ten aanzien waarvan hij of zij gevraagd is te adviseren en/of te begeleiden, aantoonbare ervaring en kennis heeft op het gebied van soortspecifieke ecologie. De ervaring en kennis dienen te zijn opgedaan doordat de deskundige: op HBO-, dan wel universitair niveau een opleiding heeft genoten met als zwaartepunt (Nederlandse) ecologie; en/of als ecoloog werkzaam is voor een ecologisch adviesbureau, bijvoorbeeld een bureau dat is aangesloten bij het Netwerk Groene Bureaus; en/of zich aantoonbaar actief inzet op het gebied van de soortenbescherming en is aangesloten bij en werkzaam voor de daarvoor in Nederland bestaande organisaties (bijvoorbeeld Zoogdiervereniging VZZ, RAVON, Stichting Das en Boom, Vogelbescherming Nederland, Vlinderstichting, Natuurhistorisch Genootschap, KNNV, NJN, IVN, EIS Nederland, FLORON, SOVON, STONE, Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten, De Landschappen en Stichting Beheer Natuur en Landelijk gebied); en/of zich aantoonbaar actief inzet op het gebied van de soortenmonitoring en/of - bescherming. Dit onderzoek is uitgevoerd door ecologen op universitair en HBO-niveau van Consulmij Milieu. Consulmij is aangesloten bij het Netwerk Groene Bureaus (NGB). Consulmij Milieu beschikt over een ontheffing voor het verrichten van ecologisch veldonderzoek via het NGB. Het voorgaande onderzoek, Actualisatie en uitbreiding flora- en faunascan Elst van 2009, bevat: een analyse van de beschikbare literatuurgegevens (waaronder ook de door Consulmij Milieu opgestelde rapportage uit 2003); een analyse van de resultaten van het veldonderzoek; een (juridische) toetsing van de consequenties van de (eventueel) in het plangebied voorkomende beschermde soorten. In dit briefrapport is ook aangegeven, of de bevindingen van dit aanvullend onderzoek nog invloed hebben op de conclusies van dat voorgaande onderzoek (Consulmij Milieu, 2009). Rapportnr.: HP Pagina 2 van 8

3 2 PLANGEBIED De aanvulling op het plangebied (het nog niet onderzochte deel) is weergegeven in figuur 1. In de rest van dit briefrapport wordt dit gebiedt aangeduid met additioneel plangebied. N Figuur 1 Het additionele plangebied Het additionele plangebied omvat het gedeelte van de noord-zuid watergang ten oosten van het spoor tot aan de Zuidtangent. Het sluit aan op deelgebied D uit het onderzoek Actualisatie en uitbreiding flora- en faunascan Elst van Dat deelgebied ligt ten noorden van dit additionele plangebied. Het additionele plangebied heeft ongeveer dezelfde structuur en eigenschappen als deelgebied D en bestaat uit een braakliggend terrein met een watergang. Het veldbezoek is uitgevoerd op 1 december Tijdens het veldbezoek stond de watergang droog. Ook was de oever van de watergang kortgeleden gemaaid, waardoor de soorten van de daar voorkomende oeverplanten niet goed kon worden vastgesteld. Rapportnr.: HP Pagina 3 van 8

4 3 BESCHERMDE EN/OF BEDREIGDE PLANTEN EN DIEREN 3.1 Mossen en korstmossen Tijdens het veldonderzoek zijn enkel algemene mossoorten aangetroffen in de vegetatie en aan de oever van de watergang. Er zijn geen korstmossen aangetroffen. Tijdens de veldonderzoeken zijn geen bijzondere soorten aangetroffen. Het additionele plangebied is niet erg geschikt voor bijzondere mos of korstmosvegetaties. Nader onderzoek is niet noodzakelijk. 3.2 Paddestoelen Paddestoelen worden niet beschermd op basis van de Flora- en faunawet. Er is wel een Rode lijst voor paddestoelen. Deze Rode lijst Paddestoelen is zeer uitgebreid. Van de soorten paddestoelen die in 1995 in ons land bekende zijn, komen er op de Rode lijst voor. In het plangebied zijn de volgende paddestoelsoorten waargenomen: Gewone zwavelkop Bundelmycena Helmmycena In het additionele plangebied zijn enkel algemeen voorkomende soorten aangetroffen. Aangezien in het additionele plangebied geen bos of bijzondere habitats voorkomen is de kans gering dat bijzondere of bedreigde soorten worden aangetroffen. Nader onderzoek is niet noodzakelijk. 3.3 Vaatplanten De vaatplanten die tijdens het veldonderzoek in het additionele plangebied zijn aangetroffen: Akkerdistel Biezen (diverse soorten) Fluitekruid Gekroesde melkdistel Gewone barbarakruid Glad walstro Grassen (diverse soorten) Grote weegbree Harig wilgenroosje Jacobskruiskruid Kaardenbol Kantige bastaardwederik Koninginnekruid Koningskaars Riet Roos Smalle weegbree Speerdistel Teunisbloem Vijfvingerkruid Vlinderstruik Wilde peen Wilg Zachte berk Zandraket Zandzegge Zilverschoon Tijdens het veldonderzoek zijn in het additionele plangebied geen beschermde soorten en/of soorten van de Rode lijst aangetroffen. Deze worden hier op basis van gebiedskenmerken (braakliggend terrein met opgespoten zand in het stedelijk gebied met een afwateringskanaal) ook niet verwacht. Nader onderzoek is niet noodzakelijk. Rapportnr.: HP Pagina 4 van 8

5 3.4 Insecten en overige ongewervelden Tijdens het veldonderzoek zijn in het additionele plangebied geen insecten of andere ongewervelde aangetroffen, dit valt vanwege de tijd van het jaar ook te verwachten. In het naast gelegen terrein (deelgebied D) zijn bij het veldonderzoek eerder in het jaar uitsluitend algemene soorten aangetroffen. De meeste beschermde soorten komen voor in gebieden met speciale habitats (zoals droge of vochtige hei, veengebied, droog of vochtig loofbos of schaal grasland). Op grond van deze gegevens wordt nader onderzoek niet nodig geacht. 3.5 Reptielen Tijdens het veldonderzoek zijn in het additionele plangebied geen reptielen aangetroffen, dit valt vanwege de tijd van het jaar ook te verwachten. In de regio komen geen beschermde soorten voor volgens de verspreidingsgegevens van RAVON en de Provincie. Het voorkomen van beschermde soorten in het plangebied wordt niet waarschijnlijk geacht. Er is geen nader onderzoek nodig naar de mogelijke aanwezigheid van reptielen. 3.6 Amfibieën en vissen Tijdens het veldonderzoek zijn in het additionele plangebied geen amfibieën of vissen aangetroffen. De watergang stond namelijk droog. Het is niet bekend, hoe vaak en hoe lang deze watergang per jaar droog staat. Het is daarom niet uitgesloten dat als de watergang weer water bevat, een geschikt biotoop is voor amfibieën en/of vissen. Ten aanzien van de vissen kan echter wel worden vastgesteld, dat het gebied geen wezenlijk onderdeel van het habitat van beschermde soorten is (door het periodiek droogvallen). Als de watergang wel water bevat en het kader van de ruimtelijke ontwikkeling wordt gedempt, dan dienen alsnog de (mogelijk) aanwezige amfibieën en vissen in kaart gebracht te worden. 3.7 Vogels Tijdens het veldonderzoek zijn in het additionele plangebied de volgende vogelsoorten waargenomen: Huismus Merel Pimpelmees Daarnaast zijn de volgende overvliegende vogelsoorten waargenomen: Zilvermeeuw Ekster Houtduif De tijdens het veldonderzoek in het additionele plangebied waargenomen soorten betreffen algemeen in Nederland voorkomende soorten, dit wil zeggen niet zeldzaam of bedreigd. De in het additionele plangebied aanwezige bomen en struiken zouden kunnen dienen als broedgebied voor deze soorten. Voor het verstoren van broedende vogels kan geen vrijstelling worden verleend. De werkzaamheden moeten zodanig worden gepland dat deze plaatsvinden buiten het broedseizoen, of er moet voorafgaand aan de werkzaamheden door middel van een inspectie worden vastgesteld dat geen broedende vogels aanwezig zijn. Rapportnr.: HP Pagina 5 van 8

6 3.8 Zoogdieren Tijdens het veldonderzoek zijn in het additionele plangebied meerdere konijnen en sporen van konijnen waargenomen. Er zijn bij het veldonderzoek geen andere zoogdieren of sporen van zoogdieren aangetroffen. Konijn is een lichtbeschermde soort (categorie 1). Tijdens het veldbezoek is s avonds met behulp van een batdetector de aanwezigheid van vleermuissoorten onderzocht. Er zijn echter geen vleermuizen waargenomen. Dit is mogelijk mede veroorzaakt door het feit dat het veldonderzoek laat in het seizoen is uitgevoerd. Vleermuizen zijn in deze periode meestal in winterslaap. Tijdens het veldonderzoek van 2003 is de Gewone dwergvleermuis (Pipistrellus pipistrellus) wel waargenomen in het naastgelegen deelgebied D. De Gewone dwergvleermuis gebruikt dat gebied voornamelijk als foerageergebied en mogelijk als vliegroute naar andere foerageerlocaties. Mogelijk wordt het additionele plangebied voor dezelfde functies gebruikt. Waarschijnlijk komen in het additionele plangebied, (mogelijk) op vleermuizen na, geen strikt beschermde soorten voor. Dit is niet verwonderlijk, aangezien deze soorten niet in dit gedeelte van Nederland voorkomen en/of het additionele plangebied voldoet niet aan de eisen van deze soorten. Voor licht beschermde soorten geldt op basis van artikel 75.4 een vrijstelling bij reguliere werkzaamheden of ruimtelijke ontwikkelingen. Er hoeft daarom voor deze soorten geen ontheffing te worden aangevraagd. Bij het realiseren van het nieuwe bestemmingsplan zal een deel van het open karakter en de bosschages verdwijnen. Hierdoor zullen mogelijk een deel van de foerageermogelijkheden verdwijnen. Door de aanleg van nieuwe bosschages en sloten zullen echter nieuwe foerageergebieden ontstaan voor de Gewone dwergvleermuis. Als verblijfplaats gebruikt de Gewone dwergvleermuis voornamelijk gebouwen. (Atlas van de Nederlandse vleermuizen, 1997) In het plangebied zijn geen gebouwen aanwezig. De in het plangebied aanwezige bomen zijn jong, zodat kan worden uitgesloten dat hierin verblijfplaatsen voor vleermuizen aanwezig zijn. Er is geen nader onderzoek nodig naar de mogelijke aanwezigheid van zoogdieren. Rapportnr.: HP Pagina 6 van 8

7 4 CONCLUSIE De bevindingen van dit aanvullend onderzoek leiden niet tot wijzigingen in de conclusies van het eerder in 2009 uitgevoerde natuurwaardenonderzoek Actualisatie en uitbreiding flora- en faunascan Elst (Consulmij Milieu, rapportnummer HP ). Volledigheidshalve worden de relevante conclusies hier nogmaals weergegeven: Als er ingrepen in het slootprofiel plaats zullen vinden, dan zal door middel van een nader onderzoek vastgesteld moeten worden of in de sloten van het plangebied vissen en amfibieën voorkomen die beschermd zijn. Afhankelijk van die resultaten is een ontheffing mogelijk noodzakelijk. In het kader van de soortbescherming (Flora- en faunawet (Ffw)) hoeft er voor de overige soorten geen ontheffingsaanvraag ex artikel 75 Ffw worden aangevraagd omdat: - de in het plangebied aanwezige soorten planten en dieren niet wettelijk zijn beschermd; - voor de mogelijk aanwezige beschermde soorten (muizen) een vrijstelling van de ontheffingsplicht geldt (categorie 1); - de (mogelijk) in het plangebied voorkomende beschermde soorten die onder een strenger beschermingsregime vallen (categorie 2 en 3), i.c. de vogels en de vleermuizen, niet worden verstoord. In de aanbevelingen van het eerder uitgevoerde onderzoek (Consulmij Milieu, 2009), is reeds aangegeven, op welke wijze bij de uitvoering kan worden gewaarborgd dat geen verstoring van deze soorten optreedt. Rapportnr.: HP Pagina 7 van 8

8 5 LITERATUUR / BRONNEN Bongers, W., H. Limpens, K. Mostert, Atlas van de Nederlandse vleermuizen. Stichting Uitgeverij Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging. Broekhuizen, S., B. Hoekstra, V. van Laar, C. Smeenk, J.B.M. Thissen, Atlas van de Nederlandse Zoogdieren. Stichting Uitgeverij Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging Utrecht. Consulmij Milieu B.V., Natuurwaardenonderzoek ten behoeve van vernieuwing stationslocatie Elst bij Elst. Rapportnummer ZP DZ. Consulmij Milieu B.V., Actualisatie en uitbreiding flora- en faunascan Elst. Rapportnummer HP Eggelte, Henk, Veldgids Nederlandse flora. KNNV uitgeverij, Zeist. Geijskes, D.C., J. van Tol, De libellen van Nederland. Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging,Hoogwoud. Limpens, H., K. Mostert, W. Bongers Atlas van de Nederlandse vleermuizen, Onderzoek van verspreiding en ecologie. Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging, Utrecht. Singer, Detlef, Welke vogel is dat? Veldgids vogels van Europa. Fontaine uitgevers B.V., s Graveland. Stichting RAVON ( Ecologische en algemene verspreidingsgegevens amfibieën. Stichting RAVON. RAVON Reptielen, Amfibieën, Vissen. December 2001, jaargang 4, nummer 3. Sovon Atlas van de Nederlandse vogels. Vereniging voor Zoogdierkunde en Zoogdierbescherming, Vleermuizen, bomen en bos. Brochure. Zoogdierdatabank (2004). Vereniging voor Zoogdierkunde en Zoogdierbescherming. Rapportnr.: HP Pagina 8 van 8