REPERTORIUM OP DE LENEN VAN CAPELLE AAN DEN IJSSEL,

Transcriptie

1 REPERTORIUM OP DE LENEN VAN CAPELLE AAN DEN IJSSEL, door C. Hoek Eerder gepubliceerd in Ons Voorgeslacht, jrg. 18 (1963), een uitgave van de Zuidhollandse Vereniging voor Genealogie Omstreeks 1282 maakt Capelle deel uit van een ambacht, dat zich uitstrekt van Kralingen tot de Gouwe langs de noordelijke oever van de IJssel. Ambachtsheer is een zekere Troveys, 1 die op 27 oktober 1285 voorkomt als Troveys van Moordrecht, knape, en dan zegelt met een achtpuntige ster. 2 Reeds voor 1296 is hij opgevolgd door Jan van Moordrecht 3 en omstreeks deze tijd is er ook sprake van heer Willem van Moordrecht, ridder. 4 Troveys schijnt op latere leeftijd de ridderslag ontvangen te hebben en een kasteel te Capelle te hebben bezeten. Op 30 november 1330 is er nog sprake van het huis, maar als heer Willem van Duvenvoorde het kort hierna aan zijn neef Phillips van Pollanen in leen geeft, is er nog slechts sprake van de hofstad van Cappelle op de IJssel, waar het huis op placht te staan, zodat het dan verdwenen is. 5 Waarschijnlijk heeft Philips of een van zijn opvolgers er een nieuw kasteel gebouwd, dat met de 24 viertel land, die er bij behoren, leenroerig blijft aan de heren van de Lek en Polanen. Het huis heeft echter zelf ook achterlenen, de administratieve bescheiden berusten op de gemeentesecretarie van Capelle aan de IJssel. Voor het hier volgende repertorium is gebruik gemaakt van de inventaris nummers A 2 en A 4 van het gemeentearchief aldaar, een lijst van leenmannen uit de jaren 1472/1474 in de leenkamer Holland in het register Valor Feudorum en van het weeskamerarchief van Rotterdam, inventaris no Opgemerkt moet worden, dat de serie leenregisters zich gedurende de achttiende eeuw voortzet; als eindjaar voor het hier gepubliceerde repertorium is het jaar 1700 aangehouden. Noten: 1. Leenkamer Holland, register E.L.5, fol. 48v. 2. Algemeen Rijksarchief, charter graaflijkheid Holland. 3. Leenkamer Holland, register E.L.1, fol Archief van het Hoogheemraadschap Schieland, register A 7, fol. 22v. 5. Het archief van de raad en rekenkamer te Breda tot 1581, inventaris no. 44, fol. 256 en 257. CAPELLE AAN DEN IJSSEL 1. Een hofstad op de dijk bij de kerkmuren, strekkende van de hofstad van Jacob die Weldige oostwaarts tot de hofstad van de kerk, welke bewoond wordt door Louwe Screvels : Groote Joost : Aechtge Ghijsbrecht Danielszoonsdochter, gehuwd met Vranck Arent Touwez., bij dode van Ghijsbrecht Danielsz., te versterven op haar oudste twee zonen, elk voor een helft : Ghijsbrecht Vrancken : Vranck Ghijsbrechtsz. en Meester Melis Ghijsbrechtsz., priester, elk voor een helft. De priester draagt zijn deel over aan zijn broer, die hem hieraan verlijftocht : Ghijsbrecht Vrancken met de helft. 1

2 : Cornelis Willemsz. en Bartolomeeus Jansz. dragen als voogden van Ghijsbrecht Vrancken de helft over aan Joost Willemsz. Molenaar, rentmeester te Nieuwerkerck, die ook met de andere helft beleend wordt, daar dit aan de leenheer vervallen is, doordat de erfgenamen van Vranck Ghijsbrechts verzuimd hebben het te verzoeken : Claes Ghijsbrechtsz., koster te Cappelle, na overdracht door Joost Willemsz. Molenaer : Ghijsbrecht Claesz. bij dode van zijn vader Claes Ghijsbrechtsz : Jacob Ghijsbrechtsz. bij dode van zijn vader Ghijsbrecht Claesz : Pieter Hubrechtsz. na overdracht door Jacob Ghijsbrechtsz. Het leen 1, omschreven als: de hofstede de Swan, gelegen buitendijks, strekkende uit de Issel noordwaarts tot op de binnenkant van de dijk, belend ten oosten: Pieter Hubrechtsz., ten westen: Adriaen Lenertsz. timmerman, in 2 delen gesplitst 1A en 1B. 1A. (1686: de hofstad de Swaen, belend ten oosten: Renger Willemsz. Creuckniet en ten westen: Cornelis Dircksz. Stolck) : Adriaen Lenertsz., timmerman te Cappelle, na overdracht door Pieter Hubrechtsz : Adriaen Lenertsz. met ledige hand : Adriaen Lenertsz. met ledige hand : Adriaen Lenertsz. met ledige hand Lenert Adriaensz., timmerman te Cappelle, bij dode van zijn vader Adriaen Lenertsz., timmerman : Lenert Adriaensz. met ledige hand : Marijtie Leenderts bij dode van haar vader Lenert Adriaensz., timmerman : Cornelis Dirksz. Stolck bij dode van zijn vrouw Marijtie Leenderts, bij testament : Adriaen Cornelisz. Stolck bij dode van zijn vader Cornelis Dirksz. Stolck. ( : Boedelscheiding tussen Ingetje Adriaens, weduwe van Cornelis Dircks Stolck enerzijds en diens zoons Dirck-, Jan-, Pieter- en Adriaen Cornelisz. Stolck anderzijds. Aan Ingetje wordt het leen toegewezen, zijnde huis, erf, 2 schuren met de bepoting en beplanting). 1B : Pieter Hubrechtsz. met ledige hand : Maritge Heyndrix, voogd: Goossen Ghijsbrechtsz., bij dode van haar schoonvader Pieter Hubrechtsz : Hubrecht Centen : Trijntje Senten, gehuwd met Arien Claesz., oudste zuster van Huybrecht Centen, bij dode van haar broeder : Adriaen Elandsz., na overdracht door Adriaen Claesz : Adriaen Claesz., na overdracht door Adriaen Eelandsz. te Cappelle : Adriaen Claesz. met ledige hand : Pieter Adriaensz., timmerman te Cappelle, na overdracht door Adriaen Claesz. te Rotterdam : Leendert Adriaensz., timmerman te Cappelle, bij dode van zijn broeder Pieter Adriaensz., timmerman, en draagt het over aan Vincent Huygensz. te Cappelle. 2. De hofstede gelegen tussen de hofstede de Swan en die van de kerk strekkende van de dijk tot in de Issele : Groote Joost. 2

3 : Gijsbrecht Vrancken, vermeld 1472/ : Michiel Ariensz. te Cappelle. Het leen 2 gesplitst in 2A en 2B. 2A. Een erf met een huis erop, belend ten westen: Michiel Adriaensz. (1556: Adriaen Michielsz.), ten oosten: de hofstede van de kerk, waarop Marijtge Tuenen woont, strekkende van de dijk tot in de Isele : Jacob Woutersz. te Cappelle, na overdracht door Michiel Ariensz : Adriaen Pietersz. te Cappelle, na overdracht door Jacop Woutersz : Pieter Adriaensz. te Cappelle bij dode van zijn vader Adriaen Pietersz : Steven Willemsz., na overdracht door Pieter Adriaensz : Tuenis Jansz., na overdracht door Steven Willemsz : Tuenis Jansz. met ledige hand : Macheltje Corssen, gehuwd met Jan Pietersz : Jan Pietersz. met ledige hand : Mr. Pieter Jansz. Latour : Pieter Latour met ledige hand : Mr. Adriaen Henricxz., chirurgijn te Cappelle, na overdracht door Mr. Pieter Latour te Cappelle : Lijntje Adriaens, voogd: Jacob Cornelisz., bij dode van haar vader Mr. Adriaen Henricxz : Hendrik Lindemans te Cappelle bij dode van zijn vrouw Lijntge Adriaens : Aryen Hendriksz. Lindemans na overdracht door zijn vader Hendrick Lindemans te Rotterdam. 2B. Een hofstede met 15 of 16 voet erf : Arien Michielsz. bij dode van zijn vader Michiel Ariensz : Michiel Ariensz. te Cappelle, onmondig, voogd: Hendrick Michielsz., bij dode van zijn vader Ariaen Michielsz : Michiel Adriaensz. met ledige hand : Michiel Adriaensz. met ledige hand : Adriaen Michielsz. te Rotterdam, onmondig, voogd: Michiel Hendricxz., bij dode van zijn vader Michiel Adriaensz : Michiel Henricxz. draagt als voogd van Adriaen Michielsz. te Cappelle het leen over aan de kerk aldaar : Franck van Dijk als kerkmeester. 3. Een viertel land : Vranck Arien Touwenz : Ghijsbrecht Vrancken. 4. De helft van 9 gaarden land, gemeen met Jan van der Duyn (1612: in een perceel van 25 morgen). Belend ten oosten: Thomas Dobbe, (1612: Arent Jansz. c.s., 1668: Willem Ariensz. Schoonder c.s., 1682: de kinderen van Dirck Willemsz. Schoonder), ten westen: de buren van Cappelle met de meente, (1668: het weeskind van Dirck Ariensz. c.s., 1682: Jan Pleunen c.s.), strekkende uit de Isel tot de Iselschen weg, (1612: tot de landscheiding, 1682: de achterweg). 3

4 : Thomas Dobbe na overdracht door Ghijsbrecht Oudtziersz. (hij komt nog als leenman voor 1472/74) : Coppen Blanckaert : Machtelt, weduwe van Jan Veen te Rotterdam, op verzoek van Joost Willemsz., nadat het leen door verzuim aan de leenheer vervallen is : Maritge Jan Venendochter, gehuwd met Willem Claes Jacobsz., bij dode van haar moeder Machtelt, weduwe van Jan Veen : Claes Willemsz. bij dode van zijn vader Willem Claes Jacobsz. en draagt het leen over aan Jonghe Huych alias Huych Hugez : Huych Huychz. en Joris Hugez : Dirck Pietersz. te Cappelle na overdracht door Huych Huygez : Anna Pietersdochter, voogd: Ariaen Gerritsz. te Cappelle, bij dode van haar broer Dirck Pietersz. en draagt het leen over aan Jacob Adriaensz. te Cappelle : Dirck Jacobsz. Snoey bij dode van zijn vader Jacob Adriaensz : Dirck Jacobsz. Snoey met ledige hand : Jacob Dircxsz., onmondig, voogd: Pieter Jacobsz. Snoy : Jacob Dircxz., stiefvader: Pieter Cornelisz : Pieter Cornelisz. van Berckel te Cappelle na overdracht door Jacob Dircxsz. te Voorburch : Jan Pietersz. te Berckel bij dode van zijn vader Pieter Cornelisz. van Berckel : Joris Jansz. Breghman bij dode van zijn vader Jan Pietersz. te Berckel. 5. Een half meer genaamd Iselremeer aan het noordeinde van het ambacht Cappelle, (1466: benevens 6 gaarden land, opgaande van de Isel tot de landscheiding, belend ten westen: de erfgenamen van Jacob die Weldige, ten oosten: de kerklaan van Cappelle) : Heynrick Huge : Adriaen die Weldigedochter, gehuwd met Hobbe Adriaensz., bij dode van haar moeder Aechte, weduwe van Jacob die Weldige : Jacob Hobbez., oudste zoon van Adriaen die Weldigedochter. Het leen 5 gesplitst in 5A en 5B. 5A. De helft van het Yselremeer : Adriane Jacob Hobbezoonsdochter, voogd: Jacob Mathijsz., bij dode van haar vader Jacob Hobbez : Jan Pietersz. te Nieuwerkerck na overdracht door Jacob Mathysz. als voogd van Adriane Jacob Hobbezoonsdochter : Claes Jan Pietersz. te Nieuwerkerk bij dode van zijn vader Jan Petersz : Maritge Claesdochter, gehuwd met Dirck Jan Cornelisz. te den Bergh, bij dode van haar vader Claes Jan Petersz : Cornelis Dircxsz. te den Bergh : Lenert Aertz. Clinckert te Hilgontsberch, onmondig, vader: Aert Petersz. Clinckert, na overdracht door Cornelis Dircxsz : Lenert Aertsz. Clinckert met ledige hand : Joris Dircxz. bij dode van zijn tante Maertge Claesdochter : Lenaert Aertsz. Clinckert met ledige hand : Lenaert Aertsz. Clinckert met ledige hand. 4

5 : Daniel van der Planken te Rotterdam, na overdracht door Lenert Aertsz. Clinckert te Rotterdam : Johan Symonsz. in der Velde te Dordrecht, na overdracht door Daniel van der Planken : Vincent Louwerisz., na overdracht door Dionys Willemsz., wonende in het IJselmeer, als gemachtigde van Johan Symonsz. in der Velde : Joris Dirckse bij dode van zijn vader Dirck Jorissen, die een zoon was van Joris Dirckse, als naaste leenvolger van Maritge Claes : Maerten Maertensz. Peecq te Catwijck op den Rijn, als gemachtigde van Jacob Dircksz. van der Does te Warmond namens de kinderen en kleinkinderen van Dirck Jorisz., zoon van Joris Dircksz. erfgenaam van Marritgen Claes. ( : Jacob Dircksz. van der Does, de zeven weeskinderen van wijlen Joris Dircksz. van der Does, Maritgen- en Grietge Dircx, Joris Hendricksz. van s Gravendyck als man van Annetgen Dircx, allen als kinderen van Dirck Jorisz. van der Does, geven volmacht voor notaris Nicolaes van der Boeckhorst te Leyden). Het leen 5A gesplitst in 5C, 5D, 5E, 5F en 5G. 5C. 12 Morgen en 228 roe land in het IJsselmeer : Adriaen Claes de Jongh te Nieuwerkerck en Dirck Adriaensz van Horde te Gouda, na overdracht door Cent Louwerissen buiten Dordrecht en dragen het leen weer over aan Frans Adriaens Gorisneel, wiens broeder Adriaen Adriaensz. Gorisneel het gekocht heeft, doch deze is overleden : Maerten Jansz. Hoge, na overdracht door Frans Adriaensz. Gorisneel : Cornelis Nieuwpoort, rentmeester en secretaris van Schieland, na overdracht door Gillis Jacobus Canter, baljuw van Cappelle, als gemachtigde van Maerten Jansz. Hoge. 5D. De helft van 8 morgen en 180 roe land in het IJsselmeer, belend ten oosten, westen en zuiden: Jacob Jacobsz. (1655: Jacob Jacobsz. Colff), ten noorden: Frans Adriaensz. Gorisneel : Wijvetge Claes, gehuwd met Maerten Jansz., na overdracht door Vincent Lourensz : Aelbrecht en Claes Pietersz. Cley, onmondig, vader: Pieter Aelbrechtsz. Cley, na overdracht door Jacob Gerritsz., die dd tot curator van Wijvetgen Claes door het gerecht van Nieuwerkerck is aangesteld : Mr. Johan van der Meyde, burgemeester van Rotterdam, na overdracht door Aelbrecht en Claes Pietersz. Cley. 5E. 4 morgen en 212 roe land in een kamp van ongeveer 13 morgen in het IJsselmeer, strekkende van Frans Adriaensz. Gorisneel tot aan het scheid van de Berge. Belend ten oosten: Rosvettien Claesdochter, ten westen: de erfgenamen van Willem Dirricksz : Jacop Jacopsz. te Hillegersbergh, na overdracht door Cent Lourensse : Jan Jacobsz. Kolff bij dode van zijn vader Jacob Jacobsz. Kolff. 5F. 2 morgen 5 hond 36 roede land in IJsselmeer. 5

6 : Mr. Johan van der Meyde, burgemeester te Rotterdam, na overdracht door Sent Lourisz. 5G. De helft van 4 morgen 2 hond land in IJsselremeer : Verklaring ten behoeve van de kinderen en de erfgenamen van Cent Louwerisz., dat deze dit land in leen hield : Jan Centen bij dode van zijn vader Cent Louwerise. 5B. 6 gaarden land, groot 6 morgen : Joost Hobbez. na overdracht door zijn oudere broer, Jacob Hobbez : Arent Kerstantsz. na overdracht door Joost Willemsz. (!), jongere broer van Jacob Hobbez : Jan Oudtziersz : Adriaen Gerrit Snoyenz. na overdracht door Jan Oudtziersz : Gerrit Adriaensz. na overdracht door zijn vader Adriaen Gerrit Snoyenz : Gerrit Adriaensz. met ledige hand : Pieter Gerritsz. na overdracht door zijn vader Gerrit Adriaensz : Pieter Gerritsz. met ledige hand : Anneke Gerritsdochter, gehuwd met Willem Rengertsz., zuster van Pieter Gerritsz : Willem Rengertsz. met ledige hand. Het leen 5B gesplitst in 5H, 5I, 5J en 5K. 5H. 1½ morgen land : Gijsbert Gerritsz. te Cappelle : Gijsbert Henricksz. bij dode van Gijsbert Gerritsz. Het leen 5H gesplitst in 5L en 5M. 5L. 1 morgen land (1690: in de middenmolenpolder, strekkende van de s-gravenweg tot het eigen land van Aert van Esch, belend ten oosten: de Cappelse kerklaan, ten westen: de weduwe van Joost Verbrugge) : Neeltge Adriaensdochter, weduwe van Pieter Hendricksz., zoon: Jan Pieter Hendricksz., na overdracht door Gijsbert Henricksz : Pieter Pieter Henricksz. na overdracht door Neeltge Ariens, weduwe van Jan Pieter Henricksz : Adriaen Pieter Hendricksz. bij dode van zijn vader Pieter Pieter Hendricksz. 5M. ½ morgen land (1661: in een weer van 12 morgen in de middenmolenspolder, strekkende van de s-gravenweg tot de Achterweg langs de Cappelse kerklaan, belend ten westen: de nazaten van Jan Pieter Henricksz., ten oosten: Adriaen Adriaensz. c.s. met pastorieland) : Jan Pieter Henricksz. na overdracht door Gijsbert Henricksz : Jacob Jansz. te Cappelle bij dode van zijn vader Jan Pieter Hendricksz : Jacob Jansz. van der Laen te Cappelle neemt van mr. Huybertus van der Hoeve te Rotterdam een hypotheek van 3400 gulden op, verzekerd op de lenen 5I en 5M. 6

7 : Cornelis de Kemp te Rotterdam na overdracht door Jan Jacobsz. van der Laan. 5I. 2 gaarden land groot 2 morgen (1699: met de timmering erop van huis, berg en schuur in de middelmolen polder, strekkende van de s-gravenweg noordwaarts tot in de Veenwatering. Belend ten oosten: Jan Jacobsz. van den Laan, ten westen: juffrouw Verbrugge) : Jan Pieter Henricxsz. te Cappelle na overdracht door Willem Rengertsz : Jacob Jansz. bij dode van zijn vader Jan Pieter Hendricksz : Cornelis de Kemp te Rotterdam na overdracht door Jan Jacopsz. van der Laan. 5J. 1½ morgen land : Gerrit Tymansz., minderjarige zoon van wijlen Maritge Gerrits en Tymen Dircksz. Het leen 5J gesplitst in 5N en 5O. 5N. ½ morgen land (1675: in de Wolffoppenpolder) : Adriaen Gijsbertsz. te Cappelle : Sent Lourensz. steenbakker, Jan Jacobsz. c.s. krijgen als erfgenamen van Adriaen Gijsbertsz. het leen ten vrij eigen om het te vervenen. Leendert Ariensz. de Bruyn draagt in ruil hiervoor het leen no. 6 op. 5O. 1 morgen land : Leendert Govertsz., steenbakker te Cappelle : Maritge Leendertsdochter, gehuwd met Jan Aertsz. steenbakker, bij dode van haar vader Leendert Govertsz. steenbakker : Aert Jansz. van Esch, bij dode van zijn vader Jan Aertsz. steenbakker : Neeltje Aerts van Esch bij dode van haar vader Aert Jansz. van Esch. 5K. 1 morgen land : Jan Pietersz., cleermaker, na overdracht door Thyman Dircksz., weduwnaar van Marritge Gerritsdochter en draagt het leen over aan Jan Pietersz., genaamd Jan Pieter Henricksz : Pieter Pieter Hendricksz. 6. De achterlaan achter het huis van Cappelle, strekkende van de s-gravenweg tot de dwarslaan. Belend ten oosten: Jacob Pietersz. en ten westen: de kinderen van Ysbrant Jansz : Leendert Ariensz. de Bruyn na opdracht uit eigen in ruil voor het leen 5N. 7. Een half viertel land, strekkende van de Isel tot de landscheiding, belend ten oosten: Jan van Cattendyck, (1548: de heilige geest te Rotterdam), ten westen: de kerk van Cappelle : Jan van Cattendyck Traveysz : Traveys Jansz : Jan van Cattendyck Jansz. 7

8 : Simon Herpersz. na overdracht door Jan van Cattendyck : Maritge Simon Herperszoonsdochter bij dode van haar vader Simon Herpersz. en draagt het leen over aan Dirck Cornelisz. aan de Cleywech : Joost Dirck Cornelisz., onmondig, voogd: Fop Willemsz., bij dode van zijn vader Dirck Cornelisz : Annetje Joosten, oom: Jan Dircxsz. te Naeltwyckerbrouck, bij dode van haar vader Dirck Cornelisz : Jan Dircxz., oom van -, en bij dode van zijn nicht Annetje Joosten : Dirck Jansz., onmondig, oom: Boon Dircxsz., bij dode van zijn vader Jan Dircxz : Maertie Jansdochter, voogden: Dirck Boonsz. in de Lier en Dirck Cornelisz. van der Houff te Maeslant, bij dode van haar broer Dirck Jansz : Dirck Boonsz. in de Lier als naaste neef - en bij dode van Maertie Jansdochter : Gijsbert Henricxsz. te Cappelle na overdracht door Dirck Boonsz. in de Lier : Gijsbert Henricxz. met ledige hand. 8. Een viertel land, (1528: groot 6 morgen) in de hoefslach, waarop Mathijs Maertensz. gewoond heeft, strekkende van de halve Isel tot de landscheiding, belend ten oosten: de graaf van Nassauwen en Dirck Claesz., (1671: Gerrit Jansz. en Cornelis Cornelisz.), ten westen: de erfgenamen van Jonge Huych, (1671: Gerrit Jansz. en de armen van Cappelle) : Hugo Willemsz : Jan Hugez : Jan die Witte, baljuw van Rotterdam : Mr. Martin Doe Jansz. bij dode van zijn grootvader Jan die Witte : Claes Gerritsz. na overdracht door Mr. Martin, op verzoek van Ghijsbrecht van Zoelen en Joost Willemsz., schout en rentmeester van Nierekerck, daar Claes Gerritsz. verzuimd heeft het leen op tijd te verzoeken : Meyns Claes Gerritsdochter, gehuwd met Jan Dircxsz., bij dode van haar vader Claes Gerritsz. en draagt het leen over aan Jonge Jan Doez., wiens vader Doe Jansz. het verheft : Pieter Jacobsz. te Cappelle na overdracht door Doe Jansz : Adriaen Gerrits Snoy na overdracht door Pieter Jacobsz : Jacob Ariens Gerritsz. Snoey bij dode van zijn vader Arien Gerritsz. Snoey : Dirck Jacobsz. Snoey te Cappelle bij dode van zijn vader Jacob Arien Gerritsz. Snoey : Dirck Jacobsz. Snoey met ledige hand : Adriaen Gijsbrechtsz., onmondig, vader: Gijsbrecht Heyndricksz : Gijsbrecht Heyndricksz. voor zijn onmondige zoon Adriaen met ledlige hand : Adriaen Gijsbrechtsz. met ledige hand : Jacob Jacobsz. van de Berge, wonende ten Berge, na overdracht door Adriaen Gijsbertsz. te Cappelle : Jacob Jacobsz. van den Berghe mag de achterste 3 morgen land vervenen gelijk de buurlanden en draagt in ruil 3 morgen land op ten westen van het leen. Het gehele complex strekt van de boezemkade tot aan de s-gravenweg en is belend ten oosten: Jacob Jacobsz. voornoemd, ten westen: dezelfde c.s gaarden land, strekkende van de halve IJsel tot aan de landscheiding, belend ten oosten: Hugo Jacobsz. en ten westen: Allert Danelsz : Hugo Jacobsz. 8

9 10. Een vierde deel van het IJsselremeer : Oudzier Daemsz : Daem Oudtziersz : Daem Oudtziersz. bij dode van zijn vader : Jan Fincken (vermeld 1472/74) : Mr. Claes Finck Aelbrechtsz. van der Goude bij dode van zijn moeder Kerstine Jan Claes Finckendochter : Pieter Jansz. te Nieuwerkerck na overdracht door Mr. Claes Finck : Aert Pietersz. Clinckert te Nieuwerkerck bij dode van zijn vader Pieter Jansz : Aert Pieters Clincquert met ledige hand : Cornelis Aerts Clincquert bij dode van zijn vader Aert Pieters Clincquert als oudste zoon : Cornelis Aertsz. Clincquert met ledige hand : Daniel van der Planken na overdracht door Cornelis Aertsz. Clincquert te Zevenhuyzen : Johan Symonsz. in der Velde te Dordregt na overdracht door Daniel van der Planken : Vincent Louwerisz. na overdracht door Dionys Willemsz., wonende in de IJselremeer, als gemachtigde van Johan Symonsz. in der Velde : Adriaen Willemsz. hopcooper, oudste zoon van Willem Dircksz. hopcooper te Nieuwerkerck ten behoeve van diens erfgenamen na overdracht door Vincent Lourisz. ( : Adriaen Pietersz. Jongebroer, gehuwd met Stijntgen Willems, Arien Ariens Zeeuw, gehuwd met Marritgen Willems, Frans Ariensz. Gorisseneel, gehuwd met Adriaentgen Willems, Adriaen Cornelis Aertsz., gehuwd met Neeltgen Willems, allen wonende te Nieuwerkerck, machtigen voor notaris Willem de Jonge te Moordrecht Adriaen Willemsz. hopcooper, secretaris te Nieuwerkerck. Getuigen: Gerrit Barthoutsz. Ridderslaen en Adriaen Jacopsz. cleermaecker) : Mr. Johan van der Meyde, burgemeester van Rotterdam, na overdracht door Adriaen Willemsz. Hopcooper gaarden land, (1694: in 9 morgen land), strekkende van de halve IJsel tot de landscheiding (1694: van Cralingen). Belend ten oosten: Gijsbrecht Oudziersz. gemeen met Jan van der Duyne en Jacob van der Duyne (1610: van ouds Dirck Joostenz. en nu Gerrit Pietersz., 1693: Jacob Olislager en Hendrick Pieter Hendricksz. en over de s-gravenweg de weduwe van Gerrit Brakel), ten westen: Allert Danielsz. met zijn stiefkinderen, (1610: de erfgenamen van de pater van het St. Ursulenconvent te Delff, 1693: Dirck Cornelisz. Stolck en anderen) : Willem Pietersz : Ghijsbrecht Willemsz : Jan Ghijsbrechtsz : Pieter Jansz. bij dode van zijn vader Jan Ghijsbrechtsz : Vranck Pietersz. op de Schie buiten Delff bij dode van zijn vader Pieter Jansz : Tonis Pietersz. te Cralingen na overdracht door Vranck Pietersz : Jan Thonisz. Bregman te Cralingen bij dode van zijn vader Thonis Pietersz : Jan Adriaensz. te Cappelle na overdracht door Jan Thonisz. Bregman te Cralingen : Louris Jansz. te Cappelle bij dode van zijn vader Jan Adriaensz. te Cappelle en draagt het leen over aan Ghijsbrecht Adriaensz. Hout te Pijnacker : Quirijn Jacobsz. te Cappelle na overdracht door Ghijsbrecht Adriaensz. Hout. 9

10 : Jacob Quirijnsz. te Cappelle bij dode van zijn vader Quirijn Jacobsz : Cornelis Pleunisz. na overdracht door Jacob Quirijnsz : Cors Pleunisz. te Cappelle na overdracht door zijn broer Cornelis Pleunisz : Cors Pleunisz. met ledige hand : Cors Pleunisz. met ledige hand : Christiaen Pleunisz. met ledige hand : Pleun Corsten bij dode van zijn vader Corstiaan Pleunen : Jan Centen Koevoet aan de Ouden Dyck te Cralingen, oudste zoon van wijlen Maritgen Corssen, dochter van Corstiaen Plonen, bij dode van zijn oom Pleun Corstiaensz : Adriaen Centen Koevoet aan de s-gravenweg te Cappelle bij dode van zijn broer Jan Centen Koevoet : Arij Centen Koevoet krijgt het leen ten vrij eigen en draagt in ruil hiervoor op de lenen no. 12 en morgen 5 hond land, sitrekkende van de halve IJssel tot de middelwatering. Belend ten oosten: Jacob Jansz. Olislager, ten westen: Dirck Cornelisz. Stolck : Arij Centen Koevoet na opdracht uit eigen in ruil voor het leen no. 11 en draagt het leen over aan Pleun Crijnen van Dijck in de Ketenpolder morgen 1 hond land, strekkende van de middelwatering tot aan de s-gravenweg. Belend ten oosten: Jacob Jansz. Olislager met anderen, ten westen: Dirck Cornelisz. Stolck met anderen :: Ary Centen Koevoet na opdracht uit eigen in ruil voor het leen no. 11 en draagt het leen over aan Dirck Crijnen van Dijck en Pieter Poste, beiden in de Ketenpolder. 14. Een viertel land (sedert 1544 een half viertel land), (1671: 3 morgen met het halve huis erop staande in een hofstad van 6 morgen in de Ketense polder), strekkende van de halve IJsel tot de landscheiding, (1671: tot de Cralingse kade). Belend ten westen: Claes Hugez., (1612: Cornelis Dircxz., 1694: Dirck Ariensz. de Jongh, 1700: Dirck Pietersz. molenaer), ten oosten: Pieter Pietersz. de cuper, (1612: Inge Adriaensdochter, 1671: Adriaen Eeuwitsz., Willem Ariensz. Schoonder c.s., 1694: de erfgenamen van Dirck Claesse van der Wegh, 1700: Claes Hubrechtsz.) : Adriaen Jan Oudtziersz. na overdracht door Adriaen Jansdochter, gehuwd met Dirck Pieter Hugez : Adriaen Oudziersz : Adriaen Adriaen Oudziers : Marijke Adriaensdochter, voogd: Cornelis Herpersz : Jacob Dircxz. na overdracht door Marijke Adriaensdochter, gehuwd met Jacob Martijnsz : Cornelis Jacobs Dircxz. bij dode van zijn vader Jacob Dircxsz : Cornelis Jacobsz. ontvangt de helft van het leen ten vrij eigen : Ploen Jacobsz. te Cappelle bij dode van zijn grootvader Cornelis Jacobsz : Ploen Jacobsz. met ledige hand : Pleun Jacobsz. met ledige hand : Plonis Jacobsz. met ledige hand : Jacob Plonisz. te Cappelle bij dode van zijn vader Plonis Jacobsz : Evert Maes, secretaris van Cappelle, namens Cornelis Plonen bij dode van zijn broer Jacob Plonen en draagt het leen over aan Dirck Claesz., schepen te Cappelle. (

11 1670 en Cornelis Plonen te Cappelle geeft volmacht voor schout en schepenen aldaar) Wigger Pietersz. Croon te Cappelle bij dode van zijn oom Dirck Claesz. van de Wegh en draagt het leen over aan Aryen Huygen Zeeuw aldaar : Arij Pietersz. Zeeuw aan de s-gravenweg na overdracht door Arij Huygen Zeeuw te Cappelle. 15. Niet omschreven : Jan Jan Oudziersz. 16. Een viertel land in Keten, belend ten oosten: Floris van Velthuysen, ten westen: Ghijsbrecht Symonsz : Willem van Hodenpijl, bij gebrek aan wettige nakomelingen te versterven op zijn bastaardzoon Willem en indien deze zonder wettige nakomelingen sterft op Hildegonde, de oudste zuster van Willem van Hodenpijl. Het leen 16 gesplitst in 16A en 16B. 16A. De helft van een viertel land, groot 3 morgen, vanouds genaamd Hughe Alsens zaet, vanouds belend ten oosten: Pieter Jacob Gysse, ten westen: Jan Jansz. of dat Meente land : Claes Ariensz. te Cappelle : Jan Claesz. bij dode van zijn vader Claes Ariensz : Cornelis Dirxsz. te Cappelle na overdracht door Jan Claesz. van Leyden : Dirck Cornelisz. bij dode van zijn vader Cornelis Dircxz. en draagt het leen over aan zijn broer Lenert Cornelisz., secretaris te Cappelle : Lenert Cornelisz. met ledige hand : Leendert Cornelisz. met ledige hand : Cornelis Leendertsz. bij dode van zijn vader Leendert Cornelisz : Pieter Cornelisz. te Ommoorden, onmondig, voogden: Pieter Pietersz. Pas en Dirck Jansz. Coppert, bij dode van zijn vader Cornelis Lenertsz. en draagt het leen over aan Hendrick Pietersz. te Cappelle : Pieter Hendrijxe bij dode van zijn vader Hendryk Pietersz : Cornelis Gerritsz. Brakel te Rotterdam na koop door zijn vader Gerrit Brakel van Pieter Wiggersz. te Cappelle als curator van de boedel van Pieter Hendricks Homes, weduwnaar van Niesgen Cornelis Tas, en als voogd van zijn minderjarige kinderen, en van Everard Maes, als curator van de boedel van Niesie Cornelis Tas, aangesteld dd , wat betreft haar drie minderjarige kinderen uit haar huwelijk met Dirck Pietersz. Hobbe. ( Everard Maes, schout, Cornelis Adriaensz. Zeeuw en Willem Adriaensz. Zeeuw, schepen te Cappelle, oorkonden dat Jan Cornelisz. bij den Veer, Adriaen Huygen Schoonder, Annetje Cornelis, Jan Jansz., Ariaen Cornelisz. van der IJssel, Jan Hendricksz. Homes, Lijntje Hendricks Homes, Cornelis Willemsz. Kerckhoff, Pieter Cornelisz. Tas en Pieter Davidtsz., crediteuren van Pieter Hendricksz. Homes, verzoeken een curator aan te stellen over de insolvente boedel); ( Arien Leendertsz. Bleyswyck, door het Hof van Holland aangesteld als voogd over de drie minderjarige kinderen van Niesgen Cornelis Tas en Dirck Pietersz. Hobbe, compareert voor Everard Maes, schout, Govert van Esch, Willem Willemsz. Hoogendyck, Adriaen Willemsz. Zeeuw, Leendert Centen Bosch, Adriaen Hendricks Biesevelt, Willem Adriaensz. Zeeuw en Willem Jansz. van der Meer, schepenen te Cappelle). 11

12 : Cornelia Hensbergen, weduwe van Gerrit Brakel, coopman te Rotterdam, mag uit een complex van 15 morgen land in de Ketenpolder aan de s Gravenweg, waarvan haar zoon Cornelis er 6 van in leen houdt, 1 morgen 4 hond verkopen als eigen aan Arien Huyghen Zeeuw, daar het land door het water afslaat, mits er in totaal 6 morgen leenroerig blijven. Het land strekt van de boezemkade tot de achterweg en is belend ten oosten: Sinieur Lockhorst, ten westen: Pleun Hubrechts : Samuel de Back de Jonge na overdracht door Cornelis Gerrits Brakel. 16B. De helft van een viertel land, groot 3 morgen, in een weer van 15 morgen, waarvan 6 morgen leenland zijn : Leentge Zentendochter, vader Zent Znoeysz : Dirck Dircxz. te Cappelle na overdracht door Zent Znoeyen namens Leentgen Zenten : Dirck Cornelisz. te Cappelle, onmondig, vader Cornelis Dircksz., na overdracht door Dirck Dircxz : Lenert Cornelisz., secretaris te Cappelle, na overdracht door zijn broer Dirck Cornelisz. De overige beleningen van het leen 16B zijn gelijk aan die van 16A morgen land, strekkende van de halve IJsel tot de landscheiding. Belend ten oosten: Pieter Ghysbrechtsz., ten westen: de erfgenamen van Willem van Hodenpil : Hughe Jacobsz. (vermeld 1472/74) : Arent Korstantsz. na overdracht door Elsvie Jacob Hugezoonsdochter, voogd: Ynge Dircxz ½ morgen land, (1544: belend ten westen: de buren van Cappelle, ten oosten: Aert Jansz., strekkende van de achterweg tot in het meer) : Gijsbrecht Symonsz : Cornelis Dircxsz : Jan Cornelisz. bij dode van zijn vader Cornelis Dircxsz. Het leen 18 gesplitst in 18A en 18B. 18A. De helft van 4½ morgen land, (1671: gelegen in de Hoochdorpse polder, strekkende van de achterweg tot het IJsselmeer). Belend ten oosten: Huych Huyghensz. (1671: Willem Adriaensz. Schoon of Schoor), ten westen: (1671: de gemene buren van Cappelle) : Ghijsbrecht Goossensz. te Cappelle na overdracht door Jan Cornelisz. aldaar : Henrick Ghijsbrechtsz. te Cappelle bij dode van zijn vader Ghijsbrecht Goossensz : Ghijsbrecht Hendricsz. bij dode van zijn vader Henric Ghijsbrechtsz : Ghijsbrecht Heyndricxsz. met ledige hand : Adriaen Pietersz. Zeeuw te Cappelle na overdracht door Gijsbrecht Henricxsz. aldaar : Adriaen Pietersz. Zeeuw met ledige hand : Pieter Adriaens Zeeuw te Cappelle bij dode van zijn vader Adriaen Pietersz. Zeeuw. 12

13 : Maritgen Michiels, gehuwd met Joris Adriaensz. de Groote te Cappelle, bij dode van haar eerste man Pieter Adriaens Zeeuw : Maritge Michiels bij dode van haar man Joris Adriaensz. de Groot : Maertje Michiels laatst weduwe van Joris Adriaensz. de Groot en eerder van Pieter Adriaensz. Zeeuw te Cappelle draagt het leen in twee gelijke delen over aan respectievelijk Arij Teunis Tas, als man van Aefje Joris, en Arij Arijensz. Back, als man van Yefje Joris, een en ander volgens de boedelscheiding d.d voor notaris Willem Romeyn van de goederen nagelaten door Joris Adriaensz. Notitie op los blad: Arij Arijensz. Back, overleden te Krimpen, laat enige broer na, Pieter Ariensz. Back aldaar. 18B. De helft van 4½ morgen land, (1676: in de Hoochdorppolder, strekkende van de achterweg tot aan het IJsselmeer. Belend ten oosten: Annetje Jans Hommes, weduwe, ten westen: Maritgen Michiels, weduwe) : Cornelis Jansz. te Cappelle bij dode van zijn vader Jan Cornelisz : Pieter Adriaensz. Zeeuw te Cappelle na overdracht door Cornelis Jansz : Jan Pietersz. Zeeu te Cappelle bij dode van zijn vader Pieter Adriaensz. Zeeu : Jan Pietersz. Zeeu met ledige hand : Adriaen Pietersz. Zeeu na overdracht door zijn broer Jan Pietersz. Zeeu : Pieter Adriaensz. Zeeuw te Cappelle bij dode van zijn vader Adriaen Pietersz. Zeeuw en draagt het leen over aan zijn zwager Willem Adriaensz. Schoonder : Neeltge Adriaens, weduwe van Willem Adriaensz. Schoonder te Cappelle : Joris Jansz. Breghman na overdracht door Neeltge Adriaens, weduwe van Willem Adriaensz. Schoonder te Cappelle. 19. Het vierde gedeelte van 13½ gaarde land, van de westzijde in, gemeen met Jan Pietersz. (1540: de heilige geest te Rotterdam). Belend ten zuiden: (1540: de pastorie van Cappelle), ten westen: Hughe Ockersz., ten oosten: Dirck Geerlofsz., (1540: de buren van Cappelle), strekkende uit de IJssel tot aan het IJselremeer, (1645: met huis, berg en geboomten, gelegen in Hoghdorp) : Jan Pietersz. na opdracht uit eigen, te versterven bij gebrek aan wettige erfgenamen op zijn bastaardzoon Pieter en bij gebreke van deze op Pieter Mathijs Loermanszoonsz : Pieter Cornelisdochter, gehuwd met Claes van Noorden Jan mitten Doytenz. te Rotterdam, bij dode van haar vader Cornelis Pietersz : Jan Claesz. van Noorden : Dirck Pietersz. te Cappelle na overdracht door Jan Claesz. van Noorden : Mr. Bonifaes Jan van Noordenz., rector te Rotterdam, bij dode van zijn vader Jan Claesz. van Noorden. (Dit ten onrechte, daar het leen reeds in 1531 is verkocht) : Anna Pietersdochter te Cappelle, voogd: Adriaen Gerritsz. aldaar, bij dode van haar broer Dirck Pietersz : Adriaen Adriaensz. Vos te Cappelle bij dode van zijn nicht Anna Pietersdochter en draagt het leen over aan de heilige geest te Rotterdam, hulde door Allert Anthonisz. Muys, heilige geestmeester : Jan Jacobsz. Verlou te Rotterdam, namens de heilige geest aldaar, bij dode van Allert Anthonisz. Muys : Symon Ockersz. Pesser, heilige geestmeester, bij dode van Jan Jacobsz. Verlou te Rotterdam. 13

14 : Willem Visch, heilige geestmeester, bij dode van Symon Ockersz. Pesser, heilige geestmeester, en draagt het leen over aan Ewoudt Ewoudtsen Prins te Rotterdam. NIEUWERKERK AAN DEN IJSSEL 20. (1606: 4 morgen) land met het huis, belend ten zuiden: Hugo Vrancke, ten westen: (1606: Pieter Lenaertsz.), ten noorden: Lijsbet Geerlofs en Jan Hessel, ten oosten: (1606: Pieter Lenertsz. met leenland, 1660: Frans Adriaensz. Gorisenneel). Strekkende van de weg die voor het huis gelegen is, (1606: de achterweg), tot aan de Sevenhuyserweg, (1660: de dwarskade watering) : Claes Jansz. van Woerden bij dode van zijn oom Daniel Gerritsz. van Woerden : Willem van Hodenpijl bij dode van Lijsbet Claes Janszoonsdochter : Willem van Hodenpijl bij dode van zijn moeder Lijsbet Claes Janszoonsdochter : Wolfaert van Hodenpijl Willemsz. bij dode van zijn broer Willem van Hodenpijl : Heer Dirck Claes, priester, na overdracht door Wolfaert van Hodenpijl : Dirck Eeuwoutsz., neef van- en na overdracht door heer Dirck Claesz., priester : Cornelis Adriaensz. te Rotterdam na overdracht door Dirck Euwoutsz : Feijs Cornelisz : Adriaen Feijsz., onmondig, oom: Jan Cornelisz., bij dode van zijn vader Feijs Cornelisz : Nanne Dircxsz. na overdracht door Adriaen Feijsz : Adriaen Nannez. bij dode van zijn vader Nanne Dircxz : Jan Nannez. bij dode van zijn broer Adriaen Nannez : Lenert Nannez., schout te Nieuwerkerck, bij dode van zijn broer Jan Nannesz : Pieter Lenertsz : Cornelis Isbrantsz. na overdracht door Joris Gerritsz. als voogd van Pieter Lenertsz : Pieter Lenertsz. te Nieuwerkerck na overdracht door zijn stiefvader Cornelis Isbrantsz : Pieter Lenertsz. met ledige hand : Pieter Lenertsz. krijgt het leen ten vrij eigen en draagt in ruil hiervoor op het leen morgen land in de Essepolder, strekkende van de achterweg zuidwaarts tot in de dwarskadewatering. Belend ten oosten: Floris Adriaen Damesz. met leenland, ten westen: de kinderen van Cornelis Gerritsz. Slim : Pieter Lenaertsz. na opdracht uit eigen in ruil voor het leen : Pieter Lenertsz. met ledige hand : Gerrit Dircxz. laeckenkoper te Nyewerkerck na overdracht door Pieter Lenertsz. Bos te Nyewerkerck : Dirck Gerritsz. van Nieuwerck te Sevenhuysen bij dode van zijn vader Gerrit Dircxz : Dirck Gerritsz., secretaris van Nieuwerkerck tegen betaling van 100 karolus gulden het leen ten vrij eigen en draagt in ruil hiervoor op het leen Een huis en erf, strekkende van de watering en Jacob Francken Slim (1685: de dorpswatering) (1699: en Adriaen Hopcoper), noordwaarts tot de heerstraat (1685: Pieter de Winter en de boomgaard van Cornelis Claesen). Belend ten oosten: Jan Francken Slim, (1685: Jan Pietersz. van Kasten), ten westen: Dirck Gerritsz., (1675: de kinderen van Gerrit Dircksz. laeckenkoper, 1685: Maerten Dircksz. Broeder, 14

15 1699: de kinderen van Dirck Gerritsz. van Nieuwerkerck). Het huis wordt bewoond door Anna Jans, stiefmoeder van Dirck Gerritsz : Dirck Gerritsz. na opdracht uit eigen in ruil voor het leen : Jan Gerritsz. van Nieuwerkerck bij dode van zijn broer Dirck Gerritsz. van Nieuwerkerck. ( : Jan Gerritsz. van Nieuwerkerck, wonende aldaar, mag bij testament over zijn leen beschikken) : Cornelis Leendertsz. Bos te Nieuwerkerck na overdracht door Jan Gerritsz. van Nieuwerkerck, waartoe deze een lening verstrekt van 600 gulden van 40 groten het stuk tegen een rente van 4 %, verzekerd op het leen en de volgende goederen: een boomgaard achter in de Essepolder, strekkende van de lage achterweg zuidwaarts tot de erfgenamen van Aryen Andriesen. Belend ten oosten: de erfgenamen van Aryen Andriesen, ten westen: Maerten Dircksz. Broeder; een derde part van een bleekveld, gemeen met Cornelis Dircksz. Heemskerck en de crediteuren van de nagelaten boedel van Cornelis Jansz. Vermeul, gelegen in de Kortlantse polder, strekkende naar het noorden van Arien Dircksz. van Nieuwerkerck tot Thomas Dircksz. Vrijhoevesteyn. Belend ten oosten: Jochum Michielsz. Levelangh c.s., ten westen: Claes Pietersz. Cley : Arij Joosten Torn, oud 30 jaar, na overdracht door Jan Geritsz. van Nieuwerkerck te Nieuwerkerck. 23. Een half viertel land, belend ten oosten: Gerrit Hugez., ten westen: Mathijs Lorymansz : Gerrit Hugez : Claes Jansz., schout van Nieuwerkerck en neef van Pieter Cornelisz., na overdracht door deze. Het leen 23 gesplitst in 23A en 23B. 23A. De helft van een half viertel land, (1541: strekkende van de IJsel tot de weg van het cortelant. Belend ten oosten: de erfgenamen van Neel Cornelisz., ten westen: Dirck Willemsz.) : Neel Cornelisz. nadat het leen door verzuim van hulde aan de leenheer is vervallen : Jan Cornelisz. te Nieuwerkerck bij dode van zijn vader Neel Cornelisz : Jan Willemsz. te Nieuwerkerck na overdracht door Jan Cornelisz. aldaar : Frans Dircxz. te Nieuwerkerck na overdracht door Jan Willemsz : Cornelis Heyndricxz. na overdracht door Frans Dircxz. Volgens een laat zestiende eeuwse aantekening zouden de volgende beleningen eveneens het leen 23A betreffen : Bouwen Goessensz. te Nieuwerkerck : Barbara Bouwensdochter, gehuwd met Pieter Jorisz., bij dode van haar vader Bouwen Goessensz : Bouwen Cornelisz. na overdracht door Barbara Bouwensdochter, gehuwd met Pieter Jorisz : Cornelis Heyndricxz. te Nieuwerkerck na overdracht door Bouwen Cornelisz. 15

16 23B. De helft van een half viertel land (1685: doorgaand land), (1578: strekkende van de achterweg tot de landscheiding. Belend ten westen: vanouds Cornelis Dirck Willemsz. en nu Dirck Cornelisz., ten oosten: vanouds de erfgenamen van Cornelis Dircxsz., nu Claes Petersz. c.s.). Belend ten westen: (1685: Arien Claesz. Beelt, 1693: Leendert Leendertsz. Ouweleen), ten oosten: (1685: Dirck Centen Koyman) : Plonis Jansz. te Nieuwerkerck, nadat het door wanverzoek aan de leenheer is vervallen : Jan Plonisz. bij dode van zijn vader Plonis Jansz : Cornelis Dircxz. te Nieuwerkerck na overdracht door Jan Plonisz : Claeuwert Cornelisz. te Nieuwerkerck : Bouwen Cornelisz. te Nieuwerkerck na overdracht door Claeuwert Cornelisz : Dirck Bouwensz. te Nieuwerkerck bij dode van zijn vader Bouwen Cornelisz : Dirck Bouwensz. te Nieuwerkerck bij dode van zijn vader Bouwen Cornelisz : Bouwen Dircxz., onmondig, zwager: Anthonis Heyndricxz., bij dode van zijn vader Dirck Bouwensz : Bouwen Dircxz., mondig, met ledige hand : Bouwen Dircxz. met ledige hand : Bouwen Dircxz. met ledige hand : Bouwen Dircxz. met ledige hand : Dirck Bouwensz. na overdracht door zijn vader Bouwen Dircxz. te Nyewerkerck : Bouwen Dircxz. in het Cortelandt te Nyewerkerck bij dode van zijn vader Dirck Bouwensz : Willem Jansz. Mammesuyger de Jonge en Hendrickge Bouwensdochter na overdracht door Bouwen Dircxz. in het Cortelandt : Willem Willemsz. de Bleyker te Nieuwerkerk in het Cortelant na overdracht door Willem Jansz. Mammesuyger de Jonge en Henrickje Bouwensdochter : Willem Willemsz. Bleycker, voogden: Maerten Wiliemsz. Bleycker en Cornelis Huygen Backer, bij dode van zijn vader Willem Willemsz. Bleycker te Nieuwerkerck en draagt het leen over aan Adriaantje Jacobsdochter, weduwe van Willem Willemsz. Bleycker. (Acte dd in het register van uitkopen en cavelcedulen van Nieuwerkerk, fol. 28v) : Mr. Simon van Middelgeest, stadhouder van de lenen van Cappelle, Jan Jan Mathijsz. en Dirck Gerritsz. van Nieuwerkerck, leenmannen, Leonard van Zijl, schout, Adriaen Jacobsz., en Jan Fransz., schepenen te Nieuwerkerck, oorkonden dat Jan Claesz. van der Chys, gehuwd met Aeriaentje Jacobsdochter, verklaart schuldig te zijn aan Bartholomeus van Muyen te Rotterdam 1700 karolus gulden, verzekerd op een partij slagturfland, ten dele leenroerig, met huis en erf in de Cortelantse polder, strekkende vanuit Schielands landscheixding tot Pieter Jansz. Schaep. Belend ten noordoosten: Jan Claesz. van der Chys, Cornelis Pietersz. van der Vliet, Maerten Pietersz. Bloet, Pieter Cornelisz. de Jonge, ten zuidwesten: Dirck Gysen Broeder, Claes Jansz. van Alphen, Henrick Vincenten Kooyman en Claes Cornelisz. Beelt. Verder op het waarnemersschap van de dam of overtocht in Schielandslandscheiding, waartoe dd Bouwen Dircxz. Zeeman door de burgemeesters van Rotterdam is benoemd en dd Jan Claesz. van der Chys : De burgemeesters van Goude als ambachtsheren van Cappelle doen uitspraak in de kwestie tussen Willem Willemsz. Bleycker en Marritie Claes, weduwe van Jan Claesz. van der Chys. De eerste zal ermee beleend worden en het direct hierna overdragen aan de tweede partij, die de kosten zal dragen. 16

17 : Willem Willemsz. Bleyker bij dode van zijn moeder Adriaentie Jacobs, weduwe van Willem Willemsz. Bleycker, en draagt het leen over aan Marritie Claes, weduwe van Jan Claessen van der Chys : Maria Jans Boon te Nieuwerkerck na overdracht door haar moeder Marritie Claes, weduwe van Jan Claesen van der Chys. 24. De helft van een half viertel land, waarvan de andere helft eveneens in leen gehouden wordt van de heerlijkheid van Cappelle, strekkende van de achterweg tot de landscheiding, belend ten westen: Adriaen Lenertsz., ten oosten: Willem Willemsz. (1653: in de Cortelandse polder, belend ten noorden: Aert Pieter Aertsz., ten zuiden: de kinderen van Cornelis Pieter Aertsz. en ten westen: Cornelis Adriaensz. Broeder en Claes Adriaensz. schipper) : Maritgen Henricxdochter, zoon van haar oom: Henrick Gerrebrantsz., die procuratie geeft aan Jan Pietersz. te Nieuwerkerck, bij dode van haar grootvader Henrick Cornelisz. en draagt het leen over aan Maritge Cornelisdochter, gehuwd met Piter Aertsz. te Nieuwerkerck : Peter Aertsz. te Nieuwerkerck na overdracht door Jan Petersz. aldaar als gemachtigd door Henrick Gerrebrantsz : Pieter Aertsz. met ledige hand : Pieter Aersen met ledige hand : Aert Pieter Aertsz. te Nieuwerkerck bij dode van zijn vader Pieter Aertsz. ( : Aert Pieter Aertsz. krijgt octrooy om over zijn lenen te disponeren) : Aert Pieter Aertsz. met ledige hand : Jan Pieter Aertsz. te Nieuwerkerck : Jan Pieter Aertsz. te Nieuwerkerck krijgt octrooy om over zijn lenen, die hij geërfd heeft van zijn vader (sic!) Aert Pieter Aertsz., te disponeren. Hij krijgt het leen ten vrij eigen en draagt in ruil hiervoor het leen 25 op. N.B. Volgens een zestiende eeuwse aantekening zou het leen 24 hetzelfde zijn als 23B. Van het leen 24 zijn afgesplitst de lenen 24A en 24B. 24A. 200 roede land benoorden de Cortelantse weg (1654: strekkende van de turfschuur of de heyninge van het huis dat er voor staat noordwaarts). (1687: een stuk land, lang 80 roede en breed 5 roede, rondom in het water gelegen, strekkende van het leen 26 noordwaarts tot de achterassche watering. Belend ten oosten: Jan Cornelisz. Huygen, ten westen: Floris Leendertsz. Broeder, gelegen in de Cortlantsche polder) : Jan Pieter Aertsz. in t Cortelant bij dode van zijn broer Aert Pieter Aertsz. en draagt het als vrij eigen over aan Dirck Adriaensz. Broeder in het Cortelant en draagt hiervoor 200 roede eigen land in ruil op, gemeen met het leen en ten oosten ervan gelegen : Cornelis Dircksz. Broeder, onmondig, voogden: Cornelis Adriaensz. Broeder en Jan Pieter Aertsz., bij dode van zijn vader Dirck Adriaensz. Broeder te Nieuwerkerck : Cornelis Adriaensz. als enig overgebleven voogd van Cornelis Dircksz. Broeder draagt het leen over aan Jan Claes van Alphen als voogd van Adriaen Leendertsz. Buyck, wiens vader Leendert Adriaensz. Buyck het bij zijn leven gekocht heeft : Maritge Adriaensdochter, weduwe van Leendert Adriaensz. Buyck na overdracht door Adriaen Leenderfsz. Buyck, oom en voogd: Jan Claesz. van Alphen, schepen van Sevenhuysen, volgens contract van uitkoop voor schepenen van Nieuwerkerck dd

18 : Maerten Pietersz. Bloet, wonende in het Cortlant van Nieuwerkerck, na overdracht, door Jan Adriaensz. Groen, gehuwd met Maertgen Adriaensdochter, weduwe van Leendert Adriaensz. Buyck : Maerten Pietersz. Bloet te Nieuwerkerck krijat octrooy om bij testament over zijn lenen te mogen disponeren : Ingetje Maertens Bloet, gehuwd met Floris Leendertsz. Broeder, dochter van wijlen Maerten Pietersz. Bloet te Nieuwerkerck krijgt het leen ten vrij eigen in ruil voor het leen 26. ( : Ariaentje Cornelisdochter, weduwe van Maerten Pietersz. Bloet met haar gecoren voogd Pieter Jansz. Schaep, en haar kinderen Heymen-, Cornelis-, Jan-, Neeltje-, gehuwd met Cornelis Barents Berkouwer, Ingetje-, gehuwd met Floris Leendertsz. Broeder, en Pietertje Maertens Bloet, allen te Nieuwerkerck behalve Jan, die te Sevenhuysen woont, scheiden voor notaris Joris van Buyck de boedel. Getuigen: Pieter Louweris Verbrugge en Johannes van Berckel). 24B. 3 hond land (1654: in een viertel land, waarvan het westelijk deel leenland is, breed wesende een viertel in de Cortlantse polder, in de woning van Pieter Aertsz. Strekkende uit de dwarssloot, daar het land van de weduwe van Jan Pieter Aertsz. aankomt, zuidwaarts tot in de veldewatersloot, belend ten westen: Cornelis Adriaensz. Broeder) : Dirck Anthonisz. na overdracht door Aert Pieter Aertsz : Dirck Willemsz. de Jonge te Nieuwerkerck na overdracht door Dirck Anthonisz. aldaar en krijgt het leen ten vrij eigen in ruil voor het leen De helft van een heel viertel in het Cortelant, belend ten noorden: de kinderen van Pieter Aertsz:, ten zuiden: de noord bansloot van de Cortlantse Besemkade, ten westen: Adriaen Aertsz. timmerman, ten oosten: Pieter Jorisz. Vuych : Jan Pieter Aertsz. na opdracht uit eigen in ruil voor het leen Een huis, erf, berg en twee schuren, strekkende van de Cortlantse hoge weg noordwaarts 15 schielandse roeden 6 voet. Belend ten oosten: Jan Cornelisz. Huygen, ten westen: Floris Leendertsz. Broeder : Ingetje Maertens Bloet, gehuwd met Floris Leendertsz. Broeder, na opdracht uit eigen, in ruil voor het leen 24A. 27. Een stuk boezemland omtrent de Cortlantse Bosemkade. Belend ten oosten: Adriaen van der Leeuw, ten westen: Marichjen Adriaens (Vuylne?) : Dirck Willemsz. de Jonge te Nieuwerkerck na opdracht uit eigen in ruil voor het leen 24B. 28. Een vertel land, genaamd Oude Coppynszate, te weten 1 viertel tussen de kerkweg en de landscheiding en 4 gaarde 10½ voet tussen de kerkweg en de dijk. Belend ten westen: heer Philips van Polanen (1437: Willem van Naeldwyck) en Geertruyt Pietersdochter, ten oosten: Clemeyns van der Duyn : Claes Jansz. van Woerden, te versterven op zijn zoon Jan : Daniël Joostenz. namens Willem die Weldige na overdracht door Arent Boninck : Adriaen Jacob die Weldige dochter na haar broer Willem die Weldige. (1472/74 wordt als leenman voor dit leen vermeld Hobbe Andriesz.). 18