Handleiding voor bevoegde vakmensen. Pompgroep zonne-installatie Basis- en cascademodule. 12/2008 Art. Nr

Transcriptie

1 Handleiding voor bevoegde vakmensen Pompgroep zonne-installatie Basis- en cascademodule /008 Art. Nr

2 Inhoud Productbeschrijving Inhoud... Overzicht Productbeschrijving... Leveringsomvang Pompgroep zonne-installatie 65 basismodule...3 Pompgroep zonne-installatie 65 cascademodule...3 Pompgroep zonne-installatie vertrekmodule...3 Technische gegevens...4 Speciaal toebehoren...4 Maattekening...4 Restpershoogte pompgroep...5 Varianten hydraulica Standaard: een collector; een warmtewisselaar...6 Variant : een collector; warmtewisselaarcascade... Montage Variant : collectorcascade, een warmtewisselaar...8 Volgorde van de uit te voeren stappen...9 Bevestiging aan de muur...9 Aansluiting hydraulica...9 Aansluiting hydraulica cascademodule...0 Expansievat... Inbedrijfstelling Overstortklep... Vullen van de zonne-installatie...3 Spoelen...4 Beproeving op druk van de zonne-installatie...4 Instellen van de installatiedruk...4 Instelling terugslagklep...5 Instellingen voor de strangdrukverschilregelaar...5 Productbeschrijving Pompgroep zonne-installatie 40/60 basismodule Pompgroep zonne-installatie 40/60 cascademodule Pompgroep zonne-installatie vertrekmodule Kenmerken Scheiding van de voor- en de basismodule maken variabele positionering van de zonneverwarmingskringen mogelijk. Compact ontwerp door multifunctionele onderdelen. Cascadewerking door combinatie van basis - en cascademodule m.b.v. aansluitingshydraulica in de cascademodule. Vertrekgroep met geïntegreerde permanente luchtafscheider. Toepassingen van speciale zonnepompen. Systeem voor snelle montage van de hydraulica met knelkoppelingen op 5 mm, 8 mm en mm buitendiameter leidingen. Temperatuurweergave geïntegreerd in alle modules. Vul- en spoelsysteem geïntegreerd in basis- en cascademodule. Alle weergave-instrumenten zijn toegankelijk zonder demontage van de isolatiedelen. Uitbreidbaar toepassingsbereik van tot ca. 30 m collectoroppervlak. Elektrotechnische aansluiting Alle elektrotechnische aansluitingen mogen uitsluitend door erkende elektrotechnisch geschoold personeel worden uitgevoerd.

3 Leveringsomvang pompgroep zonne-installatie Basismodule Cascademodule Vertrekmodule Pompgroep zonne-installatie 65 basismodule Pompgroep zonne-installatie 65 cascademodule Pompgroep zonne-installatie 65 vertrekmodule Isolatiedelen met wandbevestiging (niet afgebeeld) Veiligheidsgroep. Manometer. Zonne-veiligheidsventiel 6 bar/4 bar.3 Spoel-/vulkraan en afsluitdop 3 Afsluitkraan met thermometer 4 Zonnepomp Strangdrukverschilregelaar -6 l/min, met aansluiting voor expansievat, spoelkraan en afsluiter 6 Veerbelaste metalen terugslagklep Aansluiting voor leidingen zonne-installatie met aan beide kanten DN /8/5 knelkoppelingen 8 Flexibele slang voor aansluiting expansievat (niet afgebeeld) 9 Snelkoppeling voor aansluiting expansievat (niet afgebeeld) 8 6 Isolatiedelen met wandbevestiging (niet afgebeeld) Spoel- en vulkraan 3 Afsluitkraan met thermometer 4 Zonnepomp Strangdrukverschilregelaar -6 l/min, met aansluiting voor expansievat, spoel- en vulkraan, afsluitdop 6 Veerbelaste metalen terugslagklep Aansluiting voor leidingen zonne-installatie met aan beide kanten DN /8/5 knelkoppelingen 8 Cascadeaansluiting hydraulica, bestaande uit buisdelen, 90 -bocht en DN T-verloopstuk knelkoppeling Isolatiemateriaal met wandbevestiging (niet afgebeeld) Automatische ontluchter met afsluitkraan 3 Thermometer 4 Ontluchtingsbuis 5 Aansluiting voor leidingen zonne-installatie met aan beide kanten DN /8/5 knelkoppeling 5 3

4 Technische gegevens Speciaal toebehoren Maattekening Technische gegevens Veiligheidsventiel 4 bar / 6 bar Manometer 0-0 bar Aansluiting voor exp.vat 3/4" buitendraad vlakdichtend Max. toelaatbare druk zie druk-/temperatuurdiagram Max. toelaatbare temp. zie druk-/temperatuurdiagram Min. toelaatbare temp. -0 C weergavebereik: -6 l/min Strangdrukverschilregelaar weergaveprecisie: +/- 0% van de actuele meetwaarde Buisaansluitingen 5, 8, mm knelkoppeling Zwaartekrachtrem openingsdruk: 00 mm WK inbouwlengte: 30 mm Zonnepomp 5-65 toerentalniveaus Niveau = P 49W, Niveau 3 = P 5W Min. druk pompaanvoer bar bij 00 C temp. warmtedrager Temperatuur warmtedrager -0 C 0 C, kortstondig 40 C Materialen Appendages messing MS58 Buizen precisiebuizen Kunststoffen slagvast en temperatuurbestendig Dichtingen EPDM-elastomeren resp. AFM 34 Bedrijfsdruk PB [bar] Druk-/temperatuurdiagram De bedrijfsparameters druk/ temperatuur moeten binnen de grenzen blijven. Bedrijfstemperaturen boven 00ºC (gemarkeerd veld) in continubedrijf voorkomen. Bedrijfstemperatuur TB [ºC] Speciaal toebehoren Veiligheidsventiel 4 bar/6 bar - Voor toepassing van de pompgroep bij ASTRON-installaties Zonnepomp Voor toepassing van de pompgroep bij collectorvelden van meer dan 6 m collectoroppervlak en/of bij collectorinstallaties met groot drukverlies door lange leidingen. Strangdrukverschilregelaar 0,5- l/ min; 4-34 l/min - Voor buiscollectorinstallaties t/m 3 m absorptieoppervlak en vlakkecollector-installaties t/m 4 m absorptieoppervlak is een strangdrukverschilregelaar met weergavebereik 0,5- l/min verplicht. Voor buiscollectorinstallaties vanaf tot ca. 30 m en vlakke-collectorinstallaties vanaf 8 tot ca. 40 m absorptieoppervlak is een strangdrukverschilregelaar met 4-34 l/min verplicht (toebehoren). Microbellen-luchtafscheider Spirovent - Vanaf een buiscollectoroppervlak van 6 m absorptieoppervlak en vlakke-collector-installaties vanaf 0 m collectoroppervlak adviseren wij toepassing van een microbellenluchtafscheider Spirovent. De vertrekgroep is dan voor luchtafscheiding niet meer nodig. Flexibele slang met overstortklep voor expansievat - Bij gebruik van de cascademodule als collectorcascade. 4

5 Restpershoogte Max. restpershoogte pompgroep Solar Toevoer- en retourloop-module, hoogste pompniveau (niveau 3), water 0 C komt overeen met Tyfocor LS 60 Pomp 5-80 Restpershoogte [mbar] Pompe 5-45 Pomp 5-65 Doorstroming [l/h] * Speciale accessoire (niet ingebouwd in de Solarpompgroep) Doorstroomhoeveelheden De in de retourloop geïntegreerde circulatiepomp moet de noodzakelijke hoeveelheid water van de zonneenergiekring compenseren vanwege het drukverlies van de collector en de buizen. Uit het bovenstaande diagram kan de restpershoogte van de pomp na aftrek van de weerstand en toevoermodule worden afgeleid. Om de doorstroomhoeveelheid in te stellen moet de betreffende gebruikshandleiding van het gebruikte collectortype in acht worden genomen. 5

6 Varianten hydraulica Standaard: een collector, een warmtewisselaar Het expansievat wordt aangesloten op de strangdrukverschilregelaar TC collectorvoeler TSP boilervoeler TSR retourvoeler P zonnepomp MAG expansievat VL vertrek RL retour Z circulatie WW warm water KW koud water TWM thermisch mengventiel DR doorstroomregeling SV veiligheidsventiel SuB spoel- en vulsysteem LA luchtafscheider LT luchtpot 6

7 Varianten hydraulica Variant : een collector, warmtewisselaarcascade Het expansievat wordt aangesloten op de veiligheidsgroep. TC collectorvoeler TSP / boilervoeler TSR / retourvoeler P / zonnepomp / MAG expansievat VL vertrek RL Z WW KW TWM retour circulatie warm water koud water thermisch mengventiel DR SV SuB LA LT doorstroomregeling veiligheidsventiel spoel- en vulsysteem luchtafscheider luchtpot

8 Varianten hydraulica Variant : collectorcascade, een warmtewisselaar Voor elk colllectorveld is een expansievat met correcte capaciteit nodig. De expansievaten worden aangesloten op de strangdrukverschilregelaars van de twee retourgroepen. TC / collectorvoeler TSP boilervoeler TSR retourvoeler P / zonnepomp / MAG expansievat VL vertrek RL retour Z circulatie WW warm water KW koud water TWM thermisch mengventiel DR doorstroomregeling SV veiligheidsventiel SuB spoel- en vulsysteem LA luchtafscheider LT luchtpot 8

9 Montage Volgorde van de uit te voeren stappen Bevestiging aan de muur Aansluiting hydraulica Volgorde van de uit te voeren stappen Bepaling van de montagelocatie voor het zonnestation en het expansievat (rekening houden met de lengte van de aansluitslang); zonnestation monteren Alle leidingen van de installatie monteren en het zonnestation aansluiten 30 0 Aansluiting hydraulica Vereist gereedschap: x steeksleutel 3/36 mm x waterpomptang 0 Voor de hydraulische aansluiting van de modules op de leidingen van de installatie en de aansluiting tussen de cascademodule en de basismodule worden knelkoppelingen gebruikt. Verloopstukken van mm naar 8 mm en 5 mm zijn bijgevoegd. Voor de montage met knelkoppelingen moeten de schroefverbindingen gedemonteerd worden. De aansluitbuizen moeten recht en braamvrij zijn. 4 5 Ø5 Expansievat aansluiten Elektrotechnische aansluiting van de installatie (regeling, pomp, voelers etc.) Installatie vullen, spoelen en op druk controleren (zie inbedrijfstelling) Installatie in bedrijf stellen De isolatiedelen aan de achterkant sluiten niet op elkaar aan. Ze sluiten pas op elkaar aan na montage van de isolatiedelen aan de voorkant. Schuif de wartelmoer () op de aansluitbuis () die verbonden moet worden. Schuif bij een buis met Ø de messing snijring (3) op de aansluitbuis () en bij een buis met Ø 5 het verloopstuk (5). Om te zorgen voor een goede krachtoverdracht en afdichting, moet de aansluitbuis minstens 3 mm uit de snijring steken. Gebruik voor aansluitbuizen van zacht koper de bijgevoegde steunhuls. Duw de aansluitbuis met de aangebrachte onderdelen (, 3) zo ver mogelijk in het koppelstuk (4). Draai de wartelmoer met de hand vast. Draai de wartelmoer vervolgens met een steeksleutel 3 mm minstens een hele slag vast. Bevestiging aan de muur Vereist gereedschap: boor Ø 0 mm; steeksleutel 3 mm; rolmaat. De zonnepompgroep is ontworpen voor bevestiging aan de muur. De vertrekmodule, de basismodule en de cascademodule worden apart aan de muur bevestigd. De bevestigingsafstand is 0 mm. Werkwijze: Markeer de bevestigingspunten met een tussenafstand van 0 mm en boor voor elke module een gat met Ø 0 mm. Plaats de meegeleverde pluggen in de gaten. Bevestig met de meegeleverde schroef een wandbevestiging (6) voor elke module. Plaats het achterste isolatiedeel over de wandbevestiging. Plaats de module op de wandbevestiging en maak de module vast met de meegeleverde splitpen (). Duw het achterste isoleerdeel stevig tegen de module totdat het deel vastklikt Ø

10 Montage Aansluiting hydraulica cascademodule De aansluiting tussen de cascademodule en de retourmodule wordt tot stand gebracht met een knelkoppeling en de bijgevoegde verbindingsbuizen. De buisdelen zijn precisiebuizen en zijn overeenkomstig de montageafstand van 0 mm tussen cascademodule en basismodule tot die maat ingekort. De montageafstand van 0 mm moet daarom absoluut worden aangehouden. Cascademodule Basismodule Cascade met verscheidene zonne-warmtewisselaars Cascade met meerdere warmtewisselaars Voor het tot stand brengen van de verbinding worden buisdelen (kort/ lang), een 90 -bocht en een DN T-verloopstuk knelkoppeling meegeleverd. Voor het tot stand brengen van de verbinding tussen de cascademodule en de basismodule gebruikt u het korte buisdeel (). Voor het tot stand brengen van de verbinding tussen de eerste en de tweede cascademodule gebruikt u het lange buisdeel (). Plaats de buisdelen in de koppelstukken. Draai de bocht eerst vast aan het uiteinde dat naar beneden is gericht. Pas op dat de bocht daarbij niet uit positie draait. Als de bocht vastgedraaid is, moet deze op een lijn liggen met de overige leidingen. Sluit vervolgens alle andere knelkoppelingen drukdicht aan; begin met de onderste en werk naar boven. Sluit de pompgroep aan op het leidingsysteem van de zonneinstallatie. Cascademodule Cascademodule Basismodule Cascade met meerdere collectoren Cascademodule Basismodule 0 Cascade met meerdere collectoren Voor het tot stand brengen van de verbinding tussen de cascademodule en de basismodule gebruikt u het korte buisdeel (). Plaats de buisdelen in de koppelstukken. Draai de bocht eerst drukdicht vast aan het uiteinde dat naar boven is gericht. Pas op dat de bocht daarbij niet uit positie draait. Als de bocht vastgedraaid is, moet deze op een lijn liggen met de overige leidingen. Sluit vervolgens alle andere knelkoppelingen drukdicht aan; begin met de bovenste en werk naar beneden. Sluit de pompgroep aan op het leidingsysteem van de zonneinstallatie.

11 Montage Expansievat Al naar gelang de aansluitvariant moet het expansievat met de erbij liggende flexibele slang en overstortklep aan volgende aansluitposities worden aangesloten. Houd bij de keuze van de montagelocatie voor het expansievat rekening met de lengte van de flexibele slang (480 mm). Opmerking: Installeer de flexibele slang aflopend naar het expansievat met het oog op ontluchting. Standaard: een collector, een warmtewisselaar Het expansievat wordt aangesloten op de strangdrukverschilregelaar (). Variant : een collector, warmtewisselaarcascade Het expansievat wordt aangesloten op de veiligheidsgroep (). Verwijder hiervoor de afsluitdop van de veiligheidsgroep en sluit de aansluiting van de strangdrukverschilregelaar () af. Variant : collectorcascade, een warmtewisselaar Elk collectorveld heeft een expansievat nodig waarvan de capaciteit is afgesteld op de omvang van het veld. De expansievaten worden aangesloten op de strangdrukverschilregelaar () van de basis- en cascademodule. Hiervoor heeft u een extra flexibele slang met overstortklep nodig.

12 Inbedrijfstelling Expansievat Overstortklep Installatie hoogte in m Vuldruk installatie in bar Voordruk expansievat 3 t/m 0,5,3,3,4,4,6,3,4,5,5,,4,5,6,6 3,8,5,6,6, 4,9,6,,,8 5,0,,8,8,9 Expansievat in l tot 00 Dimensionering expansievat Voor een storingsvrije werking van de zonne-installatie is de juiste dimensionering van het expansievat van groot belang. Controleer deze Let hierbij op de gebruikshandleiding van de betreffende ELCO collector. Voorinstellingen voor het expansievat Controleer de voordruk bij het expansievat; hiervoor moet de installatie leeg zijn. Stel indien nodig de voordruk in aan de hand van de tabel hiernaast. Overstortklep KAV Conform DIN 480 deel moeten membraanexpansievaten jaarlijks worden onderhouden. Bij gebruik van membraanexpansievaten is de montage van een afsluiter in de uitzettingsleiding voor het expansievat toegestaan, wanneer deze armatuur voldoende is beveiligd tegen het per ongeluk sluiten (bijv. overstortklep met draad en loodje). Na installatie, klep geheel openen, beschermingskap monteren en loodje aanbrengen. Expansievaten, waarvan water- en gasruimte door een membraan van elkaar zijn gescheiden, moeten alleen aan de waterzijde een aftap- en ontluchtingsmogelijkheid hebben. Door montage van de overstortklep voor het expansievat is de controle zonder aftappen van de installatie en zonder demontage van het expansievat mogelijk. Hiervoor als volgt handelen: Loodje openen Afsluiter sluiten Door het openen van de aftapkraan aan de zijkant waterdruk in het expansievat verminderen. Expansievat aan de kant van het water drukloos maken, daarvoor water uit het vat laten lopen (toevoordruk in het vat controleren eventueel stikstof bijvullen). Aftapkraan aan overstortklep sluiten. Afsluitklep open en verzegelen. Mocht de controle in verwarmde toestand plaatsvinden, dan is het noodzakelijk voor de demontage van het expansievat de druk van de installatie af te lezen. De toevoerdruk moet altijd overeenkomen met het hoogste en laagste punt van de verwarmingsinstallatie. Bij toevoerdrukverlies via de gasklep verschil controleren.

13 Inbedrijfstelling Vullen van de zonne-installatie Vullen van de zonne-installatie De installatie mag alleen gevuld worden als de collectoren in afgedekte en koude toestand zijn. De zonne-installatie moet direct met het anti-vriesmiddel worden gevuld. Let al gedurende het vullen op lekkages in de buizen van de zonneinstallatie en repareer die onmiddellijk. Gedurende het vulproces moeten de Gedurende het vullen moeten de veiligheidsvoorziening en het expansievat aangesloten en gebruiksklaar zijn. De overstortklep voor het expansievat moet geopend zijn. 3 Draai het/de ontluchtingsventiel(en) op het hoogste punt van de installatie open (4). Zet de zwaartekrachtrem (3) open. (positie OPEN" afbeelding pag. 5) Afsluiter () sluiten Toevoer van het spoel- en vulstation (6) bij de bovenste vul- en spoelkraan () aansluiten. Slangstuk aan de aftapkraan van de zonne-installatie aansluiten en naar een lege tank (5) voeren. Vulpomp (6) starten en installatie langzaam vullen. Ontluchtingsklep op het hoogste punt van de installatie sluiten, zodra er vloeistof uitstroomt (4). Aftapkraan (5) sluiten zodra er heldere (fluorescerende rode) vloeistof uitkomt. Vuil dat zich in de buizen of in de warmtewisseling van de boiler bevindt wordt daardoor afgevoerd. Vulpomp (6) uitschakelen, Afsluiter () openen en spoelen van de installatie voorbereiden. Vullen van de zonne-installatie 4 6 Spoel- en vulstation (met vulpomp) 5 Tank 3

14 Inbedrijfstelling Spoelen/beproeving op druk van de zonne-installatie Instellen van de installatiedruk Gedurende het spoelproces moeten de veilighieidsinstallatie en het expansievat aangesloten en bedrijfsklaar zijn. De overstortklep voor het expansievat moet zijn geopend. Draai de kogelafsluiter dicht (). Bovendien de retourloop van het spoel- en vulstation aan de onderste vul- en spoelkraan () aansluiten. Spoelpomp (6) inschakelen. Eerst onderste spoelkraan aan de zuigzijde (), daarna bovenste spoelkraan () openen. Spoeldruk op de spoelpomp (6) op 3,5 bar instellen en installatie luchtledig spoelen. Het spoelproces duurt tenminste 30 minuten. Controleer gedurende het spoelproces of de installatie lek is. Bij het beëindigen van het spoelproces eerst de bovenste drukzijdige () daarna onderste spoelkraan () sluiten en spoelpomp (6) afzetten. Kogelafsluiter () openen. 3 Toevoer van het spoel- en vulstation (6) op de bovenste vul- en spoelkraan () aansluiten. Retourloop van de spoel- en vulpomp (6) op de onderste vul- en spoelkraan () aansluiten. Kogelafsluiter () openen. Zwaartekrachtrem (3) openen (positie OPEN") Vul- en vulpomp (6) inschakelen. Bovenste spoelkraan () langzaam openen en installatiedruk tot aan 90 % van de openingsdruk van de veiligheidsklep verhogen. Na het bereiken van de testdruk, spoelkraan () sluiten. Let erop, dat voldoende vloeistof in de voorraadtank van het spoel- en vulstation (6) aanwezig is, omdat het expansievat bij de druktest vloeistof opneemt en daarom nog eens wordt gevoed. Bevindt zich te weinig vloeistof in de voorraadtank, wordt eventueel lucht toegevoegd. Dit moet worden vermeden. 4 Dichtheid van de installatie controleren. Na succesvolle drukproef onderste spoelkraan () openen en zoveel vloeistof laten weglopen tot de voorgeschreven installatiedruk ontstaat. Toevoer- en retour van de spoelen vulstation verwijderen. Zwaartekrachtrem activeren, op functie zetten (zie pag. 5). De installatie is bedrijfsklaar Aftappen van de zonne-installatie De installatie hoeft alleen afgetapt te worden als er met water is gespoeld of als er componenten vervangen moeten worden. Zet de zwaartekrachtrem open (3). Draai de aftapkraan op het laagste punt van de installatie open (5). Zet de ontluchting op het hoogste punt van de installatie open (4). Spoelen van de zonne-installatie 6 Drukcontrole van de zonne-installatie en instellen van de installatiedruk Gedurende de drukinstallatie moeten de veiligheidsinstallatie en het expansievat aangesloten en bedrijfsklaar zijn. De overstortklep voor het expansievat moet zijn geopend. Let op de aanwijzingen m.b.t. de maximale bedrijfsdruk in de gebruikshandleiding van het betreffende collectortype. Controleer de drukaanduiding op de veiligheidsklep. 5 4

15 Inbedrijfstelling Instellingen terugslagklep Instellingen voor de strangdrukverschilregelaar Instelling van de terugslagklep positie Open (4) Terugslagklep is altijd open. 4 5 Positie functie" (5) Bij uitgeschakelde circulatiepomp is de terugslagklep gesloten. Foutieve circulaties gedurende stilstand worden vermeden. Indicatie voor aflezen van het debiet Instellingen voor de strangdrukverschilregelaar Het debiet wordt ingesteld op de strangdrukverschilregelaar () met een inbussleutel 4 mm (). Volg hierbij de instructies uit de handleiding van het toegepaste collectortype op. 3 Ontluchten van de zonne-installatie In de vertrekmodule is een permanente ontluchter geïntegreerd. De gassen die door de warmtedrager worden afgescheiden, worden opgevangen in de luchtbeker. De luchtbeker moet regelmatig (na de inbedrijfstelling dagelijks, vervolgens afhankelijk van de hoeveelheid lucht wekelijks of maandelijks) worden ontlucht. Ga als volgt te werk: Draai de afsluitkraan (3) open en laat de lucht ontsnappen 5

16 Service: ELCO GmbH D Mörfelden-Walldorf ELCO Austria GmbH A Leobersdorf ELCOTHERM AG CH - 34 Vilters ELCO-Rendamax B.V. NL - 40 AB Naarden ELCO Belgium n.v./s.a. B - 3 Zellik