Quickscan flora en fauna

Transcriptie

1 Quickscan flora en fauna In het kader van de Flora- en faunawet Plangebied Olympisch Trainings Centrum (OTC) te Amstelveen Opsteller(s): dhr. L. Boon

2

3 Quickscan flora en fauna In het kader van de Flora- en faunawet Ondertitel Opsteller(s) Plangebied Olympisch Trainings Centrum (OTC) te Amstelveen dhr. L. Boon Datum Versienummer 0,2 definitief Rapportnummer Aantal pagina's 32 Opdrachtgever Contactpersoon Collegiale toets Wijze van citeren FM Architecten dhr. F. Meijers dhr. F.A. van Meurs Boon, L., Quickscan flora en fauna. In het kader van de Flora- en faunawet. Plangebied Olympisch Trainings Centrum (OTC) te Amsterdam. Rapportnummer Ecoresult, Dordrecht copyright Ecoresult 2013 Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar worden gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of welke wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteursrechthebbende. Ecoresult kan door opdrachtgever niet aansprakelijk worden gesteld voor schade die voortvloeit uit gebruik van data of gegevens of door toepassing van aanbevelingen en conclusies, die zijn opgenomen in deze rapportage.

4 Inhoudsopgave 1 Inleiding Aanleiding Doel Werkwijze Weersomstandigheden Situatiebeschrijving Leeswijzer Resultaten bronnen- en verkennend veldonderzoek Bronnenonderzoek Verkennend veldbezoek Samenvatting resultaten bronnen- en verkennend veldonderzoek Effectbeoordeling Zoogdieren vleermuizen Vogels Toetsing Zoogdieren vleermuizen Vogels Overige soorten Conclusies en aanbevelingen Conclusies Aanbevelingen Bronnen Literatuur Internet...26 Bijlage 1 Toelichting Flora- en faunawet...27 Bijlage 2 Foto impressie plangebied

5 1 Inleiding In opdracht van FM Architecten heeft Ecoresult een quickscan flora en fauna uitgevoerd. Het onderzoek is gedaan in het plangebied Olympisch Trainings Centrum (OTC) te Amstelveen. Het plangebied maakt deel uit van het Amsterdamse Bos. De globale ligging van het plangebied is weergegeven in afbeelding Aanleiding Aanleiding van de quickscan flora en fauna is de renovatie van het huidige Olympisch Trainings Centrum (OTC), een uitbreiding aan het bestaande OTC-gebouw, de kap van een populier en het verplaatsen van een boom. Deze activiteiten kunnen schadelijke effecten hebben op beschermde planten en dieren. De Flora- en faunawet kan hierdoor worden overtreden. Deze quickscan flora en fauna zoomt in op de eventuele schadelijke effecten door de voorgenomen activiteiten op flora en fauna en op welke wijze in het kader van de Flora- en faunawet gehandeld dient te worden. 5

6 In de voorliggende rapportage worden de resultaten beschreven. 1.2 Doel Doel van de quickscan flora en fauna is: Door middel van een oriënterend onderzoek beoordelen of schadelijke effecten op door de Flora- en faunawet (zie bijlage 1) beschermde planten en dieren zijn te verwachten. 1.3 Werkwijze Het oriënterend onderzoek naar het voorkomen van beschermde soorten is gebaseerd op twee onderdelen: Bronnenonderzoek naar waarnemingen van beschermde soorten uit het (recente) verleden. Verkennend veldonderzoek om de potentiële geschiktheid van het plangebied voor beschermde soorten te bepalen Bronnenonderzoek Er zijn diverse bronnen geraadpleegd om een beeld te krijgen van de verspreiding en mogelijk voorkomen van beschermde soorten in en rond het plangebied. Aan de hand van deze informatie is een inschatting gemaakt of de betreffende soorten in het plangebied voor zouden kunnen komen, gezien de habitatvoorkeur van de betreffende soorten. Standaard bronnen (indien relevant) zijn: Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF) via Quickscanhulp.nl. Waarneming.nl, Diverse soortverspreidingsatlassen Verkennend veldonderzoek Naar aanleiding van de uitkomsten van voorgenoemd bronnenonderzoek wordt door het verkennend veldbezoek bepaald in hoeverre de aanwezigheid van beschermde soorten in het plangebied aannemelijk is op basis van het aanwezige habitat. Het gaat hier om een deskundigenoordeel op basis van de fysieke gesteldheid van het terrein (habitatonderzoek). Op 2 februari 2013 is door adviseur ecologie F.A. van Meurs van Ecoresult dit veldonderzoek uitgevoerd. Het veldonderzoek is gedaan met behulp van een verrekijker (Bushnell Nature View 10x42) en boomcamera. 6

7 Op basis van de kenmerken van het plangebied is bepaald of er nog andere soorten te verwachten zijn die niet in de geraadpleegde bronnen zijn genoemd. Op basis van de resultaten van het verkennend veldbezoek kan worden bepaald of een vervolgonderzoek nodig is om beschermde soorten uit te sluiten en om te bepalen wat de effecten zijn. Tevens kan worden geadviseerd over de te volgen procedure inzake de Flora- en faunawet. 1.4 Weersomstandigheden Gedurende het verkennende veldbezoek was het gemiddeld 4 C en half bewolkt. De wind kwam uit NNW, 4 Bft. De onderzoeksomstandigheden waren voor het veldbezoek goed (bron voor gemiddelde weersomstandigheden: Weerstation Schiphol). 1.5 Situatiebeschrijving Huidige situatie Het plangebied is grofweg gelegen in de noordhoek van het Amsterdamse Bos gelegen in de gemeente Amstelveen. De oppervlakte van het plangebied bedraagt 1968 m2. Buitenterrein: grasveld, doorsneden door een asfaltweggetje naar het bestaande gebouw. In het plangebied staan twee hoge populieren en een kleinere boom. De ondergrond van het grasveld is zanderig. Onder het gras (met hierin onder meer madelief, straatgras, brandnetel) ten noorden van het gebouw ligt op enkele cm. diepte gaas met maaswijdte van nog geen cm. Dit gaas is vrij roestig en broos. Op deze locatie ontbreken molshopen. Het maaiveld ligt ruim 4 meter boven het waterpeil van de Bosbaan en meer dan een meter boven het waterpeil van de watergang ten noorden van het plangebied. Naar de bosbaan toe loopt het terrein direct af. Hier lijkt de bovengrond kleiiger en humeuzer. Hier zijn veel molshopen aanwezig. Het terrein is vrij open en zonnig. Direct ten noorden en westen begint bos. Naar het oosten is het vrij open. Ten zuiden van het plangebied ligt een brede watergang, de Bosbaan. E staan twee heggen aan weerszijden van het pad bij het gebouw. Vogelnesten zijn hierin niet aangetroffen. Op twee plekken zijn brandwaterputten aanwezig, één binnen het bouwvlak van de aanbouw, 7

8 de tweede er buiten. De brandwaterput binnen het bouwvlak is geïnspecteerd. Deze waterput van roestvrij staal is ongeschikt voor muurflora. De brandwaterput buiten het bouwvlak was op slot en kon dus niet nader worden bekeken. Voor de effectbeoordeling heeft dit geen consequenties. Het plangebied is weergegeven in afbeelding 2 (grens aangeduid als exploitatiegebied). Zie bijlage 2 voor een foto impressie van het plangebied Voorgenomen activiteiten De voorgenomen activiteiten zijn: Het huidige Olympisch Trainings Centrum (OTC) wordt gerenoveerd. Aan het bestaande OTCgebouw komt aan de noordzijde een uitbreiding. Start van de werkzaamheden is medio september De oplevering is gepland medio maart Voor de uitbreiding dienen 2 bomen te wijken. Een populier wordt gekapt en een kleinere boom wordt verplaatst Nieuwe situatie In de nieuwbouw, gelegen aan de noordzijde van het huidige OTC, zijn een roeibak, een ruimte voor kracht- en cardiotrainingen, een kantine en een kleedkamers voorzien. De nieuwbouw heeft een verdieping. Het huidige OTC-gebouw wordt gerenoveerd. De buitenruimte wordt niet extra/anders verlicht ten opzichte van de huidige situatie. Zie afbeelding 3 en 4 voor het schetsontwerp van de nieuwe situatie (respectievelijk een plattegrond en een dwarsdoorsnede). 1.6 Leeswijzer In deze rapportage worden achtereenvolgens de resultaten van het bronnen- en verkennend veldonderzoek beschreven, het effect door de voorgenomen activiteiten beoordeeld en vervolgens getoetst aan de wet. 8

9 Afbeelding 2 Het plangebied. De grens is aangeduid als exploitatiegebied. Kaartbron: FM Architecten. Afbeelding 3 Plattegrond schetsontwerp huidige OTC met uitbreiding. De rechter boom op de tekening wordt gerooid. Kaartbron: FM Architecten. 9

10 Afbeelding 4 Dwarsdoorsnede schetsontwerp huidig OTC met uitbreiding. Kaartbron: FM Architecten. 10

11 2 Resultaten bronnen- en verkennend veldonderzoek Op basis van de aanwezige habitats is een inschatting gemaakt van de beschermde 2 en 3 soorten welke in het plangebied voor kunnen komen. Omdat het een éénmalig veldbezoek betreft, is geen compleet beeld van alle aanwezige soorten ontstaan. Op basis van het bronnenonderzoek en de aanwezige habitats was echter een goede inschatting van de potenties te maken. Aangezien de voorgenomen activiteiten in de categorie ruimtelijke ingrepen valt (zoals bedoelt in het kader van de Flora- en faunawet), wordt in dit hoofdstuk van soorten uit tabel 2, 3 en vogels de onderzoeksresultaten beschreven. Voor ruimtelijke ingrepen zijn de soorten ingedeeld in 3 tabellen en vogels. Als alleen soorten in het plangebied leven uit de vrijstellingslijst tabel 1, dan is het aanvragen van een ontheffing niet nodig. Artikel 2 (Algemene zorgplicht) van de Flora- en faunawet blijft altijd van toepassing, ook voor tabel 1 soorten. Indien hieronder wordt gesproken over ' beschermde' soorten betekent dit altijd: beschermde tabel 2 en/of 3 soorten of vogels. 2.1 Bronnenonderzoek Op 1 februari 2013 is de Nationale Databank Flora en Fauna via Quickscanhulp.nl geraadpleegd. Ook zijn de database van Waarneming.nl en Amsterdam.nl geraadpleegd. Tevens is bij de Gemeente Amsterdam (op 4 februari 2013) en bij Ecoresult aanwezige informatie over vleermuizen verzameld Vaatplanten In de NDFF staan binnen een afstand van 1 km. 11 soorten vaatplanten als tabel 2 soorten vermeld. Dit betreffen bijenorchis, daslook, gele helmbloem, gulden sleutelbloem, klokjesgentiaan, rietorchis, steenbreekvaren, tongvaren, veldsalie, wilde marjolein en zomerklokje. Binnen een afstand van 5 km. worden nog 15 plantensoorten vermeld. Amsterdam.nl bevestigt het voorkomen van rietorchis binnen een afstand van 1 km. van het plangebied. 11

12 2.1.2 Zoogdieren vleermuizen In de NDFF staan binnen een afstand van 1 km. 3 soorten vleermuizen als tabel 3 soorten vermeld. Dit betreffen gewone dwergvleermuis, laatvlieger en watervleermuis. Binnen een afstand van 5 km. staan nog 3 andere soorten vleermuizen als tabel 3 soorten vermeld. Dit zijn meervleermuis, rosse vleermuis en ruige dwergvleermuis. Amsterdam.nl schrijft over watervleermuis en ruige dwergvleermuis het volgende: Voor de watervleermuis geldt hetzelfde als voor de ruige dwergvleermuis. In en om de stad, met uitzondering van het Amsterdamse Bos, is het aantal holle bomen voor een verblijfplaats te gering. In het Amsterdamse Bos heeft zich vermoedelijk een vaste populatie gevestigd, maar een kolonie is er nog niet gevonden. In de VLEN-Nieuwsbrief 35. blz 6. staat het volgende geschreven: Het Amsterdamse Bos is een verhaal apart. De oudste delen van dit bos zijn nu zo'n zeventig jaar oud. Op de vruchtbare kleigrond zijn de bomen hoog uitgegroeid en spechten doen hun werk, zodat er behoorlijk wat bomen zijn te vinden waarin vleermuizen een schuilplaats kunnen vinden. Vermoedelijk zijn er kolonies watervleermuizen en mogelijk komt de gewone grootoorvleermuis er voor. Het wachten is op de rosse vleermuis. Begin jaren negentig zijn er enkele exemplaren gevonden in een houtbetonnen vleermuiskast maar jagend is de soort niet waargenomen. Waarneming.nl maakt melding van een overvliegende rosse vleermuis over de bosbaan in Gemeente Amsterdam geeft aan dat In 2010 is er onderzoek gedaan naar vleermuizen langs de Ringvaart (afstand hemelsbreed ca. 3 km.). In totaal zijn hier zes soorten vleermuizen in Ecozone Ringvaart waargenomen: gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis, rosse vleermuis, laatvlieger, watervleermuis en meervleermuis. Tevens lieten twee jagende vleermuizen op 15 juli duidelijk kenmerken van baardvleermuis horen (wat later in het sonogram ook terug te zien was), maar in de boomkronen jagende watervleermuizen kunnen niet uitgesloten worden. In 2010 is ook het Schinkelbos nog onderzocht. De afstand van dit onderzoeksgebied is hemelsbreed ca. 5 km. Door de afstand is dit voor deze quickscan niet relevant. 12

13 2.1.3 Zoogdieren grondgebonden In de NDFF staat binnen een afstand van 1 km. 1 soort grondgebonden zoogdier als tabel 2 soort vermeld: eekhoorn. Ook wordt melding gemaakt van een tabel 3 soort: waterspitsmuis. Binnen een afstand van 5 km. staat nog een soort grondgebonden zoogdier vermeld: boommarter. Amsterdam.nl bevestigt het voorkomen van eekhoorn binnen een afstand van 1 km. van het plangebied Reptielen In de NDFF staat binnen een afstand van 1 km. 1 soort reptiel als tabel 3 soort vermeld: ringslang. Binnen een afstand van 5 km. is nog een reptielensoort vermeld: hazelworm. Amsterdam.nl bevestigt het voorkomen van ringslang binnen een afstand van 1 km. van het plangebied Amfibieën In de NDFF staat binnen een afstand van 5 km het voorkomen van rugstreeppad als enige beschermde tabel 3 amfibieënsoort vermeldt Dagvlinders In de NDFF staat binnen een afstand van 1 km. 1 soort dagvlinder als tabel 3 soort vermeld: keizersmantel Libellen Er zijn in de geraadpleegde databases geen waarnemingen van beschermde tabel 2 en 3 libellensoorten bekend binnen een afstand van 5 km Vissen In de NDFF zijn binnen een afstand van 1 km. 4 soorten vissen als tabel 2 soorten vermeld. Dit betreffen kleine modderkruiper, meerval, paling en rivierdonderpad. Binnen een afstand van 5 km. is nog een vissoort vermeld: bittervoorn. 13

14 Amsterdam.nl bevestigt het voorkomen van rivierdonderpad binnen een afstand van 1 km. van het plangebied. Eveneens wordt melding gemaakt van meerval op korte afstand van het plangebied. Deze soort geniet sinds kortere periode niet meer de bescherming van de Flora- en faunawet Kevers Er zijn in de geraadpleegde databases geen waarnemingen van beschermde tabel 2 en 3 keversoorten bekend binnen een afstand van 5 km Kreeftachtigen Er zijn in de geraadpleegde databases geen waarnemingen van beschermde tabel 2 en 3 kreeftensoorten bekend binnen een afstand van 5 km Weekdieren Er zijn in de geraadpleegde databases geen waarnemingen van beschermde tabel 2 en 3 weekdiersoorten bekend binnen een afstand van 5 km Vogels In de NDFF staan binnen een afstand van 1 km. 15 soorten vogels vallend onder het beschermingsregime van tabel 3 soorten vermeld. Dit betreffen boomvalk, buizerd, gierzwaluw, grote gele kwikstaart, havik, huismus, kerkuil, oehoe, ooievaar, ransuil, roek, slechtvalk, sperwer, steenuil en wespendief. Binnen een afstand van 5 km. staat nog een vogelsoort vermeld: zwarte wouw. 2.2 Verkennend veldbezoek Vaatplanten In het plangebied zijn geen potentieel geschikte vaste rust- en verblijfplaatsen voor beschermde vaatplanten aanwezig waardoor ze niet in het plangebied worden verwacht. Zo zijn bijvoorbeeld vochtige of kalkhoudende grond of kalkrijke, stenige plaatsen in het plangebied afwezig. Wel stond er onder andere madelief, grassen en brandnetel. 14

15 2.2.2 Zoogdieren vleermuizen Potentiële vaste rust- en verblijfplaatsen in gebouwen Het gebouw is modern en er ontbreken plaatsen voor gebouwbewonende vleermuizen om te verblijven. Op één zone na. In het dak (onderzijde) zit een reep van 2 cm. (geschat) waar vleermuizen mogelijk kunnen verblijven. Deze locatie lijkt geschikt (voor gebouwbewonende vleermuizen) om te fungeren als winter,- kraam,- zomer- en paarverblijfplaats welke alle jaarrond zijn beschermd. De ruimte kon tijdens het veldonderzoek niet van dichtbij worden onderzocht. Te verwachten soorten zijn gewone dwergvleermuis, laatvlieger en ruige dwergvleermuis. Potentiële vaste rust- en verblijfplaatsen in bomen De te kappen populier heeft op ca. 17 m. hoogte twee spechtengaten. Op ca. 18 m. hoogte is loszittend schors aanwezig. Deze gaten en de ruimte achter het loszittende schors lijken in potentie geschikt te zijn als verblijfplaats voor boombewonende vleermuizen. De boom is geschikt om te fungeren als winter,- kraam,- zomer- en paarverblijfplaats welke alle jaarrond zijn beschermd. De gebruikte boomcamera gaat tot een hoogte van max. 12 m. Hierdoor konden de betreffende ruimtes niet worden geïnspecteerd. Te verwachten soorten zijn ruige dwergvleermuis, watervleermuis, rosse vleermuis en baardvleermuis. Potentieel foerageergebied Het plangebied kan fungeren als (onderdeel van) een foerageergebied. Het plangebied heeft daarentegen (naar verwachting) geen functie als essentieel foerageergebied. Binnen het plangebied ontbreken hiervoor karakteristieke elementen zoals open water, natuurvriendelijke oevers en ruigte. Op deze locaties is voedsel (insecten) doorgaans (ruim) te vinden. In de directe omgeving zijn daarbij veel (betere) alternatieven. Potentiële vliegroutes Het plangebied kan fungeren als (onderdeel van) een essentiële vliegroute. Het is niet uit te sluiten dat vleermuizen gebruik maken van het gebouw en de populier als verblijfplaats waardoor er essentiële vliegroutes aanwezig kunnen zijn Zoogdieren grondgebonden In het plangebied zijn geen potentieel geschikte vaste rust- en verblijfplaatsen voor beschermde grondgebonden zoogdieren aanwezig waardoor ze niet in het plangebied worden verwacht. Het 15

16 habitat van eekhoorn, waterspitsmuis en boommarter zoals open water is in het plangebied afwezig. Er zijn ook geen nesten binnen het plangebied aangetroffen voor eekhoorn Reptielen In het plangebied zijn geen potentieel geschikte vaste rust- en verblijfplaatsen voor beschermde reptielen aanwezig waardoor ze niet in het plangebied worden verwacht. Het habitat van (de in de directe omgeving voorkomende) ringslang zoals open water en mesthopen zijn in het plangebied afwezig Amfibieën In het plangebied zijn geen potentieel geschikte vaste rust- en verblijfplaatsen voor beschermde amfibieën aanwezig waardoor ze niet in het plangebied worden verwacht. Zo is open water, als voorplantingswater, in het plangebied afwezig. Ook typische overwinteringslocaties zijn binnen het plangebied afwezig, zoals hagen, groensingels of open, ruderale zanderige plaatsen Dagvlinders In het plangebied zijn geen potentieel geschikte vaste rust- en verblijfplaatsen voor beschermde dagvlinders aanwezig waardoor ze niet in het plangebied worden verwacht. De keizersmantel die in de nabije omgeving is waargenomen is een zwerver. Van deze soort wordt niet verwacht dat die zich voortplant in deze regio. De waardplant van deze soort zijn verschillende viooltjes. Deze zijn niet in het plangebied aanwezig Libellen In het plangebied zijn geen potentieel geschikte vaste rust- en verblijfplaatsen voor beschermde libellen aanwezig waardoor ze niet in het plangebied worden verwacht. Zo is open water in het plangebied afwezig Vissen In het plangebied zijn geen potentieel geschikte vaste rust- en verblijfplaatsen voor beschermde vissen aanwezig waardoor ze niet in het plangebied worden verwacht. Open water is in het plangebied afwezig. 16

17 2.2.9 Kevers In het plangebied zijn geen potentieel geschikte vaste rust- en verblijfplaatsen voor beschermde kevers aanwezig waardoor ze niet in het plangebied worden verwacht. Zo is open water in het plangebied afwezig (voor gestreepte waterroofkever) Kreeftachtigen In het plangebied zijn geen potentieel geschikte vaste rust- en verblijfplaatsen voor beschermde kreeftachtigen aanwezig waardoor ze niet in het plangebied worden verwacht Weekdieren In het plangebied zijn geen potentieel geschikte vaste rust- en verblijfplaatsen voor beschermde weekdieren aanwezig waardoor ze niet in het plangebied worden verwacht. Zo is bijvoorbeeld open water in het plangebied afwezig (voor platte schijfhoren) Vogels Categorie 1-4 vaste rust- en verblijfplaatsen in gebouwen Het gebouw is modern en er ontbreken plaatsen voor gebouwbewonende vogels om te verblijven waardoor ze niet in het plangebied worden verwacht. Specifieke aandacht is uitgegaan naar de huismus. Naast dat deze soort tijdens het veldbezoek niet is aangetroffen is ook de ligging van het plangebied voor deze soort ongeschikt. Categorie 1-4 vaste rust- en verblijfplaatsen in bomen In beide bomen in het plangebied zijn nesten/locaties geschikt als vaste rust- en verblijfplaats voor deze vogelsoorten niet aangetroffen waardoor ze niet in het plangebied worden verwacht. Categorie 5 vaste rust- en verblijfplaatsen In de drie bomen, de hagen en het gebouw binnen het plangebied zijn geen nesten/locaties geschikt als vaste rust- en verblijfplaats voor deze vogelsoorten. Deze soorten worden eveneens niet in het plangebied verwacht. Algemene broedvogels In de drie bomen, de hagen en het gebouw in het plangebied zijn geen nesten/locaties geschikt als 17

18 vaste rust- en verblijfplaats voor deze vogelsoorten aangetroffen. Echter zijn de bomen en de hagen potentieel matig geschikt voor vogelsoorten waarvan de nesten alleen gedurende het broedseizoen beschermd zijn (het moment dat het nest in gebruik is). De soorten kunnen onder andere zijn: houtduif en ekster. 2.3 Samenvatting resultaten bronnen- en verkennend veldonderzoek De samenvatting van het bronnen- en verkennend veldonderzoek is te vinden in tabel 1. In de kolom bronnenonderzoek en veldonderzoek is door middel van ja/nee aangegeven of de soort door betreffend onderzoek binnen het plangebied is te verwachten. Soortgroep Soort Bronnenonderzoek Veldonderzoek Vaatplanten Bijenorchis Ja Nee Vaatplanten Daslook Ja Nee Vaatplanten Gele helmbloem Ja Nee Vaatplanten Gulden sleutelbloem Ja Nee Vaatplanten Klokjesgentiaan Ja Nee Vaatplanten Rietorchis Ja Nee Vaatplanten Steenbreekvaren Ja Nee Vaatplanten Tongvaren Ja Nee Vaatplanten Veldsalie Ja Nee Vaatplanten Wilde marjolein Ja Nee Vaatplanten Zomerklokje Ja Nee Zoogdieren vleermuizen Gewone dwergvleermuis Ja Ja Zoogdieren vleermuizen Laatvlieger Ja Ja Zoogdieren vleermuizen Watervleermuis Ja Ja Zoogdieren vleermuizen Meervleermuis Ja Nee Zoogdieren vleermuizen Rosse vleermuis Ja Ja Zoogdieren vleermuizen Ruige dwergvleermuis Ja Ja Zoogdieren vleermuizen Gewone grootoorvleermuis Ja Nee Zoogdieren vleermuizen Baardvleermuis Ja Ja Zoogdieren grondgebonden Waterspitsmuis Ja Nee Zoogdieren grondgebonden Boommarter Ja Nee Reptielen Rugstreeppad Ja Nee Dagvlinders Keizersmantel Ja Nee Vissen Kleine modderkruiper Ja Nee Vissen Rivierdonderpad Ja Nee Vissen Paling Ja Nee Vissen Bittervoorn Ja Nee Vogels Boomvalk Ja Nee Vogels Buizerd Ja Nee Vogels Gierzwaluw Ja Nee Vogels Grote gele kwikstaart Ja Nee Vogels Havik Ja Nee Vogels Huismus Ja Nee Vogels Kerkuil Ja Nee Vogels Oehoe Ja Nee Vogels Ooievaar Ja Nee Vogels Ransuil Ja Nee Vogels Roek Ja Nee Vogels Slechtvalk Ja Nee Vogels Sperwer Ja Nee Vogels Steenuil Ja Nee Vogels Wespendief Ja Nee Vogels Zwarte wouw Ja Nee Tabel 1 Samenvatting resultaten bronnen- en verkennend veldonderzoek 18

19 3 Effectbeoordeling In dit hoofdstuk worden de effecten van de voorgenomen activiteiten en nieuwe situatie getoetst aan de resultaten van het bronnen- en veldonderzoek. Vanwege het ontbreken van geschikt habitat of de afwezigheid door verspreiding is het plangebied potentieel ongeschikt voor beschermde tabel 2 en 3-soorten van de volgende soortgroepen: Vaatplanten. Zoogdieren grondgebonden. Reptielen. Amfibieën. Dagvlinders. Libellen. Vissen. Kevers. Kreeftachtigen. Weekdieren. Effecten worden op beschermde tabel 2 en/of 3 soorten behorend bij deze soortgroepen worden niet verwacht. Vanwege de aanwezigheid van geschikt habitat of door verspreiding is het plangebied potentieel geschikt voor de volgende soortgroepen: Zoogdieren -vleermuizen. Vogels. Er kunnen schadelijke effecten op beschermde tabel 2 en/of 3 soorten behorend bij deze soortgroepen optreden. Hieronder zijn de schadelijke effecten per soort uitgewerkt alsmede de vraag of deze effecten te voorkomen zijn. 19

20 3.1 Zoogdieren vleermuizen Potentiële vaste rust- en verblijfplaatsen in gebouwen Op één locatie in het dak (onderzijde) zit een reep van 2 cm. (geschat) waar vleermuizen kunnen verblijven. Dit op basis van een visuele inspectie met behulp van een verrekijker vanaf de grond. Door de uitbreiding aan het huidige OTC kan deze locatie verdwijnen en/of de aanvliegroute versperd raken. Potentiële vaste rust- en verblijfplaatsen in bomen De te kappen populier heeft op ca. 17 m. hoogte twee spechtengaten. Op ca. 18 m. hoogte is loszittend schors aanwezig. Deze gaten en de ruimte achter het loszittende schors lijken in potentie geschikt te zijn als verblijfplaats. Dit op basis van een visuele inspectie met behulp van een verrekijker vanaf de grond. Onderzoek met de boomcamera is niet gelukt. De camera komt tot een hoogte van max. 12 m. Door de kap kunnen de mogelijke verblijfplaatsen in de boom verdwijnen. Potentiële vliegroutes Het plangebied kan fungeren als (onderdeel van) een essentiële vliegroute. Het is niet uit te sluiten dat vleermuizen gebruik maken van het gebouw en de populier als verblijfplaats waardoor er essentiële vliegroutes aanwezig kunnen zijn. Door de uitbreiding kunnen deze vliegroutes worden versperd. 3.2 Vogels Algemene broedvogels Het plangebied is potentieel geschikt voor vogelsoorten waarvan de nesten alleen gedurende het broedseizoen beschermd zijn (het moment dat het nest in gebruik is). Tijdens het veldbezoek zijn geen vogelnesten aangetroffen. Maar het plangebied is geschikt voor onder andere houtduif en ekster. Schadelijke effecten kunnen worden voorkomen door de werkzaamheden buiten de gevoelige periode van deze soortgroep te werken. Deze periode is 15 maart 1 september. Indien in deze periode wordt gewerkt dient voorafgaand hieraan een deskundige op het gebied van vogels de werklocaties alsmede de omgeving vallend binnen de invloedssfeer van de werkzaamheden te onderzoeken op de aanwezigheid van in gebruik zijnde nesten. 20

21 4 Toetsing In dit hoofdstuk worden de (mogelijke) schadelijke effect van de voorgenomen activiteiten op het (potentieel) voorkomen van beschermde flora en fauna (tabel 2, 3 en vogels) in het plangebied getoetst aan de wet. 4.1 Zoogdieren vleermuizen Het effect door de kapwerkzaamheden is dat potentieel geschikte vaste rust- en verblijfplaatsen in een boom (2 spechtengaten en loszittend schors) en het gebouw worden verwijderd of versperd. Dit betekent een mogelijke overtreding van in ieder geval artikel 11 van de Flora- en faunawet, te weten het beschadigen, vernielen, wegnemen en/of verstoren van voortplantings-, rust of verblijfplaatsen van dieren. De ruimtelijke ingreep valt tenminste onder het wettelijke belang Ruimtelijke inrichting of ontwikkeling (belang j). Dit belang is in dezen geen grond voor het verlenen van een ontheffing van de Flora- en faunawet. Of de spechtengaten, de ruimte achter het loszittend schors en het gebouw daadwerkelijk geschikt zijn, en zo ja welke schadelijke effecten door de kap op deze jaarrond beschermde vaste rust- en verblijfplaatsen optreden is met de nu beschikbare gegevens niet te bepalen. De spechtengaten, de ruimte achter het loszittend schors en het gebouw dienen alsnog met een (boom)camera vanaf een hoogwerker te worden onderzocht. Indien hieruit blijkt dat locaties potentieel geschikt zijn dient aanvullend onderzoek te worden verricht naar het daadwerkelijk gebruik. Vervolgonderzoek conform het vleermuisprotocol 2012 dient dan te worden uitgevoerd, zodat de daadwerkelijk effecten kunnen worden bepaald. Indien hieruit blijkt dat het plangebied een functie voor vleermuizen vervult, dienen door het treffen van voorzorgsmaatregelen effecten te worden voorkomen. Indien mitigatie niet mogelijk is, zal een (plan)alternatief moeten worden uitgewerkt. Het is overigens mogelijk het mitigatieplan voor te leggen aan het ministerie van EL&I, met als doel het aanvragen van een ontheffing in de vorm van een positieve afwijzing. 4.2 Vogels Het effect door de geplande kapwerkzaamheden is dat mogelijk nesten van algemene vogelsoorten (onder andere ekster en houtduif ) kunnen worden verwijderd. Dit betekent een overtreding van artikel 21

22 11 en 12 van de Flora- en faunawet, te weten respectievelijk het vernielen van voortplantings-, rust- of verblijfplaatsen van dieren en eieren. De ruimtelijke ingreep valt tenminste onder het wettelijke belang Ruimtelijke inrichting of ontwikkeling (belang j). Dit belang is in dezen geen grond voor het verlenen van een ontheffing van de Flora- en faunawet. Daarbij zal in principe nooit ontheffing worden verleent voor het vernietigen van bezette vogelnesten. Voor de nesten van algemene broedvogels is de zorgplicht (artikel 2 van de Flora- en faunawet) van kracht. Dit houdt hier in dat bezette nesten nooit mogen worden verstoord. Zodra de nesten verlaten zijn kunnen de voorgenomen werkzaamheden in relatie tot deze nesten worden uitgevoerd. Schadelijke effecten kunnen worden voorkomen door de werkzaamheden buiten de gevoelige periode van deze soortgroep te werken. Deze periode is 15 maart 1 september. Indien wel in deze periode wordt gewerkt dient voorafgaand hieraan een deskundige op het gebied van vogels de werklocaties alsmede de omgeving vallend binnen de invloedssfeer van de werkzaamheden te onderzoeken op de aanwezigheid van in gebruik zijnde nesten. Uitvoering van de voorgenomen activiteiten heeft geen effect op andere beschermde flora en fauna (tabel 2, 3 en vogels). 4.3 Overige soorten Naast de eerder vermelde soorten is het plangebied geschikt voor meerdere tabel 1 soorten. Het plangebied of de directe omgeving is redelijk geschikt voor onder meer mol, veldmuis en gewone pad. Tabel 1-soorten van de Flora- en faunawet zijn vrijgesteld van een ontheffing. Artikel 2 (Algemene zorgplicht) van de Flora- en faunawet blijft altijd van toepassing. Door de naar verwachting lage aantallen hoeven extra voorzorgsmaatregelen voorafgaand, tijdens of na de werkzaamheden niet te worden getroffen. 22

23 5 Conclusies en aanbevelingen 5.1 Conclusies In opdracht van FM Architecten heeft Ecoresult een quickscan flora en fauna uitgevoerd binnen het plangebied Olympisch Trainings Centrum (OTC) te Amstelveen. Het plangebied maakt deel uit van het Amsterdamse Bos. Deze quickscan flora en fauna is een oriënterend onderzoek naar het voorkomen van beschermde soorten en is gebaseerd op een bronnenonderzoek en een verkennend veldonderzoek. Het veldonderzoek is 2 februari 2013 uitgevoerd Zoogdieren vleermuizen De te kappen populier heeft op ca. 17 m. hoogte twee spechtengaten en op 18 m. hoogte loszittend schors. Deze ruimtes lijken in potentie geschikt te zijn als verblijfplaats voor boombewonende vleermuizen. In het dak van het gebouw (onderzijde) zit een reep van 2 cm. (geschat) waar vleermuizen mogelijk kunnen verblijven. Dit op basis van een visuele inspectie met behulp van een verrekijker vanaf de grond. Onderzoek van de spechtengaten en het loszittend schors met de boomcamera is tijdens het veldonderzoek niet gelukt. De camera komt tot een hoogte van max. 12 m. De boom en het gebouw zijn potentieel geschikt om te fungeren als winter,- kraam,- zomer- en paarverblijfplaats welke alle jaarrond zijn beschermd. Te verwachten soorten zijn gewone dwergvleermuis, laatvlieger, ruige dwergvleermuis, watervleermuis, rosse vleermuis en baardvleermuis. De spechtengaten, de ruimte achter het loszittend schors en het gebouw dienen alsnog met een boomcamera vanaf een hoogwerker te worden onderzocht. Indien hieruit blijkt dat de gaten potentieel geschikt zijn dient aanvullend onderzoek te worden verricht naar het daadwerkelijk gebruik van deze gaten door vleermuizen. NB: het onderzoek naar de geschiktheid van de ruimtes in de boom en het gebouw wordt week 7 (11 tot ) door Ecoresult in opdracht van FM Architecten uitgevoerd. De resultaten worden in notitievorm opgeleverd. 23

24 5.1.2 Vogels Het plangebied is potentieel geschikt voor vogelsoorten waarvan de nesten alleen gedurende het broedseizoen beschermd zijn (het moment dat het nest in gebruik is). Tijdens het veldbezoek zijn geen vogelnesten aangetroffen. Maar het plangebied is echter wel geschikt voor onder andere houtduif en ekster. Schadelijke effecten kunnen worden voorkomen door de werkzaamheden buiten de gevoelige periode van deze soortgroep te werken. Deze periode is 15 maart 1 september. Indien in deze periode wordt gewerkt dient voorafgaand hieraan een deskundige op het gebied van vogels de werklocaties alsmede de omgeving vallend binnen de invloedssfeer van de werkzaamheden te onderzoeken op de aanwezigheid van in gebruik zijnde nesten. De werkplanning geeft geen in principe geen aanleiding om voor vogels extra voorzorgsmaatregelen te treffen Overige soorten Uitvoering van de voorgenomen activiteiten hebben geen effect op andere beschermde flora en fauna (tabel 2, 3 en vogels). Naast de eerder vermelde soorten is het plangebied geschikt voor meerdere tabel 1 soorten. Het plangebied of de directe omgeving is redelijk geschikt voor onder meer mol, veldmuis en gewone pad. Tabel 1-soorten van de Flora- en faunawet zijn vrijgesteld van een ontheffing. Artikel 2 (Algemene zorgplicht) van de Flora- en faunawet blijft altijd van toepassing. Door de naar verwachting lage aantallen hoeven extra voorzorgsmaatregelen voorafgaand, tijdens of na de werkzaamheden niet te worden getroffen. 5.2 Aanbevelingen Zoogdieren vleermuizen Indien de spechtengaten, de ruimtes achter het schors en/of het gebouw na onderzoek (zie paragraaf 5.1.1) potentieel geschikt zijn dient vervolgonderzoek conform het vleermuisprotocol 2012 te worden uitgevoerd. De onderzoeksperiode zijn: 15 mei juli 2013 voor kraamkolonies en zomerverblijfplaatsen. 2 veldonderzoeken met behulp van een batdetector; 24

25 15 augustus oktober 2013 voor winterverblijfplaatsen en paarverblijfplaatsen. 2 veldonderzoeken met behulp van een batdetector. 25

26 6 Bronnen 6.1 Literatuur Dietz C., NIll D., 2009, Vleermuizen, alle soorten van Europa en Noordwest-Afrika, Zoogdiervereniging, Tirion Natuur 6.2 Internet KNMI, Daggegevens van het weer in Nederland day=document.forms[invoer].day.value&month=document.forms[invoer].month.value&year=documen t.forms[invoer].year.value Quickscanhulp.nl Waarneming.nl, waarnemingen van soorten in Nederland Amsterdam.nl, Beschermde Flora en Fauna 26

27 Bijlage 1 Toelichting Flora- en faunawet Bron: Soortenbescherming door Flora- en faunawet De Flora- en faunawet is gemaakt om planten- en diersoorten die vrij in het wild leven te beschermen. Ongeveer 500 van de soorten die in Nederland voorkomen vallen onder de bescherming van deze wet. Om deze kwetsbare soorten te beschermen bevat de Flora- en faunawet een aantal verbodsbepalingen. Onder bepaalde voorwaarden mogen de activiteiten wel doorgaan. U heeft dan een ontheffing of vrijstelling nodig. Voor wie De Flora- en faunawet geldt voor iedereen in Nederland. Wat is verboden Gaat u bouwen, slopen, dempen, saneren, aanleggen of andere activiteiten voor ruimtelijke ontwikkeling uitvoeren? Dan moet u zich eerst afvragen of er beschermde inheemse soorten aanwezig zijn. Dan is de kans groot dat u te maken krijgt met onderstaande verboden. Het is verboden: Beschermde inheemse plantensoorten: te plukken, te verzamelen, af te snijden, uit te steken, te vernielen, te beschadigen, te ontwortelen of op enig andere wijze van hun groeiplaats te verwijderen. Beschermde inheemse diersoorten: te doden, te verwonden, te vangen, te bemachtigen of met het oog daarop op te sporen. opzettelijk te verontrusten. Van beschermde inheemse diersoorten: de nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen te beschadigen, te vernielen, uit te halen, weg te nemen of te verstoren. de eieren te zoeken, te rapen, uit het nest te nemen, te beschadigen of te vernielen. 27

28 Welke soorten zijn beschermd Er is veel informatie over soorten beschikbaar op internet. Hieronder staat een opsomming van informatie die u nodig heeft. U bepaalt zelf of u wel of niet met een beschermde soort te maken heeft. Soortendatabase In deze database staat informatie over soorten die in Nederland in het wild voorkomen en op welke manier ze worden beschermd. Soortenregister Deze database geeft inhoudelijke informatie over Nederlandse planten- en diersoorten. Bij elke soort staat een uitgebreide beschrijving van onder meer verspreiding, biotoop en levenswijze. Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF) In deze databank vindt u informatie over waar Nederlandse planten- en diersoorten voorkomen. Deze is beschikbaar voor bedrijven en overheden. U kunt zich hiervoor aanmelden op de website van de Gegevensautoriteit natuur. Zorgplicht flora en fauna In de Flora- en faunawet is een zorgplicht opgenomen. Deze zorgplicht houdt in dat u nadelige gevolgen voor flora en fauna zoveel mogelijk moet voorkomen. De zorgplicht geldt voor iedereen en voor alle planten en dieren, beschermd of niet. Bij beschermde planten of dieren geldt de zorgplicht ook als er een ontheffing of vrijstelling is verleend. Wet- en regelgeving Om de in het wild levende planten- en diersoorten te beschermen is de Flora en faunawet gemaakt. In de wet zijn een aantal verboden opgenomen. Van deze verboden kan alleen onder voorwaarden worden afgeweken. Hiervoor is vrijstelling of ontheffing mogelijk. Het verschilt wel per activiteit, verbodsbepaling of soort. Verschil vrijstelling en ontheffing Een vrijstelling is een uitzondering op een verbod. Deze geldt voor iedereen die aan de voorwaarden van de vrijstelling voldoet. Een ontheffing is een besluit waarbij in een individueel concreet geval een uitzondering op een wettelijk verbod wordt gemaakt.kaderwet De Flora- en faunawet is een 'kaderwet'. In de wet staan alleen algemene principes en verantwoordelijkheden. De details zijn geregeld in een groot aantal algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen. Sommige bepalingen uit de Flora- en faunawet komen voort uit afspraken 28

29 over biodiversiteit die op internationaal en Europees niveau zijn gemaakt. Zoals: Vogelrichtlijn > Europese richtlijn voor het behoud van de vogelstand. Habitatrichtlijn > Europese richtlijn voor de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna. De bepalingen over soortenbescherming die in deze richtlijnen staan, zijn opgenomen in de Flora- en faunawet. Ook bepalingen van het CITES-verdrag staan in de Flora- en faunawet. Voor meer informatie hierover gaat u naar CITES. Waar vindt u de wet- en regelgeving Alle wet- en regelgeving rond de Flora- en faunawet is te vinden op Overheid.nl. Bij 'Wettechnische informatie' vindt u ook alle actuele informatie over afgeleide regelgeving en wijzigingen van de Floraen faunawet. 29

30 Bijlage 2 Foto impressie plangebied 30

31 31

32 32