Gerechtelijke dwalingen in het strafrecht

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Gerechtelijke dwalingen in het strafrecht"

Transcriptie

1 Gerechtelijke dwalingen in het strafrecht Kavish Ramdhan december 2010

2 Gerechtelijke dwalingen in het strafrecht Kavish Ramdhan Studentnummer Afstudeerscriptie Strafrecht Begeleider: Mr. A. van den Herik 2 de Begeleider: prof. dr. T. Blom december

3 Inhoudsopgave 1. Inleiding 4 2. Hoe is het Nederlands strafprocesrecht geregeld? 2.1 Voorbereidend onderzoek Het opsporingsonderzoek Het gerechtelijk vooronderzoek Het eindonderzoek Rechtsmiddelen Wat zijn de factoren die kunnen leiden tot een gerechtelijke dwaling? 3.1 Onbehoorlijk optreden van opsporingsambtenaren Valse bekentenissen Getuigenverklaringen Deskundigenverklaringen De advocaat De rechter Welke factoren hebben in de praktijk geleid tot gerechtelijke dwalingen? 4.1 De Puttense moordzaak De Schiedammer parkmoord De zaak Lucia de B De zaak Ina Post Welke maatregelen zijn in het Nederlandse rechtssysteem genomen om gerechtelijke dwalingen te voorkomen of te herstellen? 5.1 Beginselen en rechten Maatregelen na onderzoek en zelfreflectie Deskundigen Raadsman en politieverhoor Herziening 36 2

4 5.6 De CEAS Conclusie Literatuurlijst Jurisprudentielijst Bijlage I Oorzaken rechterlijke dwaling 51 3

5 1. Inleiding Het strafrecht heeft onder meer tot doel om personen te bestraffen, die de in het strafrecht beschreven normen overtreden. Nu alle zaken in het strafproces door mensen worden geregeld, kan aangenomen worden dat er ook menselijke fouten worden gemaakt. Daarnaast draait het in het strafrecht niet om iets met zekerheid vast te stellen, maar met een aan zekerheid grenzende mate van waarschijnlijkheid. Mogelijk kan het daardoor voorkomen dat een persoon veroordeeld en bestraft wordt voor een misdrijf dat hij niet heeft gepleegd. Hoewel dit moeilijk te verteren valt, zullen dergelijke onterechte veroordeling niet te voorkomen zijn. In het strafrecht is wel de mogelijkheid gegeven aan de verdachte en het OM om een zaak opnieuw te laten beoordelen door andere gerechtelijke instanties. Ondanks de gewone rechtsmiddelen komt het toch voor dat personen ten onrechte onherroepelijk veroordeeld worden. Men spreekt dan van een gerechtelijke dwaling. Wegens de grote gevolgen die een gerechtelijke dwaling kan hebben, lijkt het vanzelfsprekend dat maatregelen worden genomen om die te voorkomen. In deze scriptie zal dan ook onderzocht worden of in het Nederlandse rechtssysteem voldoende maatregelen zijn genomen die gerechtelijke dwalingen effectief voorkomen of herstellen. Ter afbakening zal, zoals hierboven al bleek, het onderzoek gericht zijn op gerechtelijke dwalingen in strafzaken. Het gaat dan om een onterechte veroordeling, waartegen geen gewone rechtsmiddelen meer open staan. Het gaat hier ook niet om onterechte uitspraken die in het voordeel zijn van de verdachte. Als laatste wat de afbakening betreft, zal de probleemstelling vanuit het perspectief van de veroordeelde onderzocht worden. Om tot mijn conclusie te kunnen komen zal ik allereerst onderzoeken hoe het strafprocesrecht in grote lijnen is geregeld. Hierdoor zal het tweede hoofdstuk in een beter context geplaatst kunnen worden. In dit hoofdstuk worden namelijk de factoren die leiden tot een gerechtelijke dwaling onderzocht. Vervolgens zal gekeken worden hoe die factoren in de praktijk hebben geleid tot vier grote gerechtelijke dwalingen. Daarna zal beschreven worden welke maatregelen genomen zijn om gerechtelijke dwalingen te voorkomen of te herstellen. Ten slotte zal mijn conclusie worden gevormd. 4

6 2. Hoe is het Nederlands strafprocesrecht in geregeld? In de Nederlandse wetgeving zijn het materieel en het formeel strafrecht afzonderlijk geregeld. Het formeel strafrecht, ook wel aangeduid als het strafprocesrecht, wordt geregeld in het Wetboek van Strafvordering. Hierin zijn de regels omtrent de opsporing, vervolging en berechting van verdachten opgenomen. Tevens wordt de tenuitvoerlegging van vonnissen en arresten erin geregeld. In dit hoofdstuk zal in grote lijnen het verloop van het Nederlandse strafproces worden beschreven. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen het voorbereidend onderzoek, het eindonderzoek en de gewone rechtsmiddelen. Het buitengewone rechtsmiddel herziening zal in het vierde hoofdstuk besproken worden. 2.1 Voorbereidend vooronderzoek Het opsporingsonderzoek Het opsporingsonderzoek vormt het eerste deel van het voorbereidend onderzoek. Artikel 132a Sv beschrijft de opsporing als het onderzoek dat in verband met strafbare feiten onder gezag van de officier van justitie wordt verricht, met als doel het nemen van strafvorderlijke beslissingen. Het opsporingsonderzoek is gericht op het opsporen van mogelijke strafbare feiten en verdachten. 1 Uit voornoemde wetsartikel blijkt verder dat het onderzoek wordt geleid door de officier van justitie. Het opsporingsonderzoek begint meestal naar aanleiding van een aangifte of een ander redelijk vermoeden van een strafbaar feit. 2 In andere gevallen begint het onderzoek met een proactief optreden van de politie. Dit houdt in dat de politie zelf erop uitgaat om strafbare feiten te ontdekken of om informatie te verzamelen over nog te begane strafbare daden. 3 Het komt ook voor dat het opsporingsonderzoek wordt voorafgegaan door een verkennend onderzoek. Hierbij wordt een onderzoek ingesteld, 1 Crombag e.a. 2006, p Corstens 2008, p Corstens 2008, p

7 ter voorbereiding van de opsporing, naar aanleiding van aanwijzingen dat binnen verzamelingen van personen, misdrijven worden beraamd of gepleegd. 4 Vanaf het moment dat het opsporingsonderzoek begint (soms al eerder), raken meerdere actoren erbij betrokken. In de eerste plaats een mogelijk slachtoffer, die hoogstwaarschijnlijk de aangifte heeft gedaan. Daarnaast de officier van justitie, die het opsporingsonderzoek zal leiden. 5 In veel gevallen zal de officier echter zijn werk uit laten voeren door opsporingsambtenaren onder leiding van hem. Indien ten aanzien van een persoon uit feiten en omstandigheden een redelijk vermoeden van schuld aan enig strafbaar feit voortvloeit, zal diegene als verdachte worden aangemerkt. 6 Naast deze personen zullen in de onderzoeksfase ook onder meer de raadsman en mogelijke getuigen betrokken raken. Is het onderzoek begonnen, dan geeft het Wetboek van Strafvordering de officier van justitie en andere opsporingsambtenaren bevoegdheden om de opsporing te verrichten. Is een opsporingsambtenaar een verdachte op het spoor, dan mag hij hem staande houden, op grond van artikel 52 Sv. Indien het nodig wordt geacht kan door of op bevel van de officier van justitie, de verdachte worden aangehouden voor verhoor. 7 Hiervoor is wel vereist dat er een verdenking bestaat van een strafbaar feit waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Wanneer de officier van justitie de verdachte in het belang van het onderzoek langer tot zijn beschikking wil hebben, dan zal de verdachte in verzekering worden gesteld. Naast deze bevoegdheden, heeft de officier van justitie nog talrijk andere tot zijn beschikking, zoals de bevoegdheden tot onderzoek aan lichaam of kleding, technisch onderzoek, inbeslagname en observatie. De bevindingen worden in de vorm van processen-verbaal opgenomen in een dossier. Gedurende het opsporingsonderzoek komt er doorgaans een moment dat de officier van justitie kan beslissen om een rechter-commissaris bij de zaak te betrekken. Men spreekt dan van vervolging. Het gerechtelijke vooronderzoek is dan gestart. De officier van justitie is echter niet verplicht een gerechtelijk vooronderzoek te starten. Hij kan ook van vervolging afzien, of direct een dagvaarding versturen naar de verdachte. 4 Artikel 126gg Sv. 5 Artikel 148 lid Sv. 6 Artikel 27 Sv. 7 Bij ontdekking op heterdaad is iedereen bevoegd tot aanhouding o.g.v. Artikel 53 Sv; Aanhouding buiten heterdaad geschiedt op grond van art 54 Sv. 6

8 2.1.2 Het gerechtelijke vooronderzoek Het gerechtelijk vooronderzoek vangt aan op het moment waarop de rechtercommissaris wordt ingeschakeld door middel van een schriftelijke vordering door de officier van justitie. 8 Meestal gebeurt dit wanneer de officier van justitie de rechtercommissaris verzoekt om de verdachte na de inverzekeringstelling, in voorlopig hechtenis te plaatsen. Tevens is de officier verplicht de verdachte binnen drie dagen en vijftien uur na zijn aanhouding bij de rechter-commissaris voor te geleiden, in geval van verdere vervolging. De rechter-commissaris is een onafhankelijke en onpartijdige actor in het gerechtelijk vooronderzoek. Zijn taak in het onderzoek, is het leiden van de verhoren, het hanteren van de dwangmiddelen en het uitvoeren van andere onderzoekshandelingen. 9 De centrale rol van de rechter- commissaris blijkt uit het vereiste van zijn machtiging bij diverse onderzoekshandelingen, zoals bij het opnemen van vertrouwelijke communicatie, het onderzoeken van communicatie via communicatiediensten en het doorzoeken van woningen. De officier van justitie schakelt de rechter-commissaris vaak in om gebruik te maken van de verregaande bevoegdheden, waarmee wettige bewijsmiddelen vergaard kunnen worden. De rechter-commissaris heeft de bevoegdheden toebedeeld gekregen voor een objectieve gerechtelijk vooronderzoek. 10 Hij zal na de instelling van het gerechtelijk onderzoek, zo spoedig mogelijk beginnen met het verhoren van verdachten, getuigen en deskundigen, aldus art 185 Sv. De officier van justitie en de raadsman van de verdachte zijn in beginsel bevoegd de verhoren bij te wonen. 11 De informatie die uit de verhoren en andere onderzoeksmethoden wordt verkregen, zal worden opgenomen in het dossier en gebruikt worden voor een eventuele strafrechtelijk eindonderzoek. Het gerechtelijk vooronderzoek sluit, op grond van art. 237 Sv, wanneer de rechter-commissaris van mening is dat het onderzoek is voltooid of dat er geen grond meer is voor de voortzetting daarvan. Het openbaar ministerie dient vervolgens te bepalen of een verdere vervolging dient plaats te vinden naar aanleiding van het 8 Artikel 181 Sv. 9 Corstens 2008, p Corstens 2008, p Artikel a Sv. 7

9 voorbereidend onderzoek. 12 Op basis van het opportuniteitsbeginsel kan hiervan worden afgezien. 2.2 Het eindonderzoek De officier van justitie heeft bij het besluit tot verdere vervolging vaak twee mogelijkheden. Hij kan de zaak afdoen met een strafbeschikking of hij kan de verdachte dagvaarden. In het geval van de dagvaarding, wordt daarmee de zaak ter terechtzitting aanhangig maakt, op grond van artikel 258 Sv. De dagvaarding vermeldt aan de verdachte op welk tijdstip en plaats hij voor het genoemde gerecht moet verschijnen. Tevens wordt vermeldt waarvan de verdachte wordt beschuldigd en welke rechten hem toekomen. 13 Het rechtsgeding neemt met de betekening van de dagvaarding een aanvang, aldus artikel 258 lid Sv. De behandeling van de zaak ter terechtzitting geschiedt in principe door de meervoudige kamer. De rechters die de zaak behandelen, dienen onafhankelijk en onpartijdig te zijn. Het onderzoek ter terechtzitting wordt onder leiding van de voorzitter in het openbaar gevoerd, behoudens enkele uitzonderingen. Het onderzoek heeft tot doel materiaal te verzamelen om tot een rechterlijke beslissing te komen over de vragen van art. 348 en 350 Sv. 14 In de praktijk wordt het al samengestelde dossier van het OM, dat de bevindingen bevat van het vooronderzoek, meestal hiervoor gebruikt. 15 Het onderzoek ter terechtzitting begint wanneer de zaak wordt uitgeroepen tegen de verdachte. De rechter zal, indien de verdachte in persoon is verschenen, de verdachte identificeren aan de hand van bepaalde vragen. De voorzitter zal de verdachte vermanen oplettend te zijn op hetgeen hij zal horen en deelt hem mee dat hij niet tot antwoorden is verplicht, op grond van artikel 273 Sv. Daarna zullen de eventuele preliminaire verweren worden behandeld. 16 Vervolgens zal de officier van justitie de zaak voordragen. 12 Artikel 242 Sv. 13 Van Bemmelen & Van Veen 1993, p Cleiren & Nijboer 2007, p Garé 1994, p Artikel 283 Sv ; Artikel

10 Na de voordracht zal de verdachte ondervraagd worden door de voorzitter. Corstens beschrijft dat het verhoor is gericht op bewijsgaring. 17 Tevens stelt hij dat het bedoeld is om informatie te verkrijgen voor beslissingen over strafuitsluitingsgronden en eventuele op te leggen straffen. Op grond van artikel 286 lid 6 Sv, zal zo veel mogelijk onderzocht worden of de verklaring van de verdachte op eigen wetenschap berust. Naast de verdachte zullen in deze fase van het onderzoek zo nodig ook getuigen en deskundigen worden gehoord. Daarnaast bestaat er voor het slachtoffer ook een mogelijkheid om te spreken. Nadat iedereen is gehoord kunnen op verzoek van de rechters, de officier van justitie en in principe de verdachte stukken worden voorgelezen of worden samengevat. Het betreft hier processen- verbaal, verslagen van deskundigen of andere stukken, aldus artikel 301 Sv. Hierna zullen het requisitoir en het pleidooi worden gehouden. In het requisitoir betoogt de officier van justitie of er een strafbaar feit is begaan en of de verdachte daarvoor strafbaar is. Vervolgens zal de officier van justitie overgaan tot het formuleren van zijn eis. De verdachte of zijn raadsman krijgt de mogelijkheid in de vorm van een pleidooi tegen het requisitoir verweer te voeren. Deze besprekingen worden gevolgd door een repliek en dupliek van de officier van justitie en de raadsman. De verdachte heeft op grond van artikel 311 lid 4 Sv het recht op het laatste woord. Over het algemeen zal hierna het onderzoek ter terechtzitting worden gesloten en zal worden overgegaan tot beraadslaging en vervolgens een uitspraak. De beraadslaging dient te gaan over de voorvragen van artikel 348 Sv en de hoofdvragen van artikel 350 Sv. De rechter onderzoekt dus eerst de geldigheid van de dagvaarding, of hij als rechter in de zaak bevoegd is, de ontvankelijkheid van de officier van justitie en of er redenen zijn voor schorsing van de vervolging. Indien de rechtbank niet op onregelmatigheden stuit bij de beantwoording van de voorvragen, zal zij vervolgens de hoofdvragen na gaan. De eerste hoofdvraag die wordt behandeld, is de vraag of bewezen is dat het tenlastegelegde feit door de verdachte is begaan. Op grond van artikel 338 Sv, kan de rechter dit alleen bewezen achten, indien hij daarvan uit het onderzoek op de terechtzitting tot de overtuiging is gekomen op basis van wettige bewijsmiddelen. De wettige bewijsmiddelen zijn de eigen waarneming van de rechter, verklaringen van de verdachte, getuigen en 17 Corstens 2008, p

11 deskundigen en schriftelijke bescheiden. 18 Hierbij dient gezegd te worden dat enkel een verklaring van een verdachte, getuige of een anonieme getuige niet voldoende is om tot bewezenverklaring over te mogen gaan. De tweede hoofdvraag die beantwoordt dient te worden, is of de bewezenverklaring van de tenlastelegging een strafbaar feit volgens de wet oplevert. De rechter zal dan kijken of het tenlastegelegde feit valt te kwalificeren onder een delictsomschrijving van een strafrechtelijke bepaling. Als wordt aangenomen dat de verdachte en strafbaar feit heeft begaan, zal de rechter in de derde hoofdvraag nagaan of en in hoeverre de verdachte daarvoor strafbaar is. Er wordt dan gekeken naar de strafuitsluitingsgronden, te weten de schulduitsluitingsgronden en de rechtvaardigingsgronden. Voor de laatste hoofdvraag zal de rechter de op te leggen straf of maatregel moeten bepalen. Ten slotte zal na de beraadslaging van de voor- en hoofdvragen de rechtbank een gemotiveerd uitspraak doen. 2.3 Rechtsmiddelen In het strafrecht zijn aan de partijen rechtsmiddelen gegeven om te procederen tegen rechterlijke uitspraken bij een hogere rechter. Deze mogelijkheden zijn gegeven, omdat partijen het oneens kunnen zijn met de uitspraak. Zo kan een veroordeelde vinden dat hij ten onrechte is veroordeeld of vind hij zijn straf te hoog. Het dient ook de rechtseenheid, doordat een andere rechter een uitspraak kan doen in overeenstemming met andere uitspraken van soortgelijke zaken. Een belangrijk rechtsmiddel is het hoger beroep. Op grond van artikel 404 Sv, wordt in principe de officier van justitie en de verdachte die mogelijkheid geboden. Indien de verdachte is vrijgesproken, geldt voor hem die mogelijkheid niet. In het hoger beroep bij het gerechtshof wordt de zaak in zijn geheel opnieuw beoordeeld. Het staat de advocaat-generaal en de verdachte vrij om nieuwe bewijsmiddelen te presenteren. Het proces in hoger beroep komt overeen met de behandeling in eerste aanleg. 19 Het onderzoek ter terechtzitting zal zich wel vooral toespitsen op de bezwaren die zijn ingebracht tegen de uitspraak in eerste aanleg. Het gerechtshof 18 Artikel 339 Sv. 19 Artikel 415 Sv. 10

12 bepaalt na beraadslaging of hij het eerdere vonnis in zijn geheel bevestigt, gedeeltelijk bevestigt en gedeeltelijk vernietig of dat hij het vonnis in zijn geheel vernietigt. Het kan voorkomen dat partijen het ook oneens zijn met de uitspraak in hoger beroep. De wet geeft het openbaar ministerie en de verdachte de mogelijkheid te casseren tegen het arrest van het gerechtshof. De Hoge Raad beoordeelt de zaak niet in zijn geheel opnieuw. Er wordt slechts gekeken of de uitspraak van het gerechtshof in strijd is met de wet en of in de zaak sprake is geweest van vormverzuimen. Het beroep in cassatie heeft dus als functie, de rechtsvorming in rechtseenheid en controle op lagere rechters. 20 Op basis van artikel 440 Sv, verklaart de Hoge Raad het beroep in cassatie niet ontvankelijk, verwerpt het beroep of vernietig het vonnis geheel of gedeeltelijk. 20 Corstens 2008, p

13 3. Wat zijn de factoren die kunnen leiden tot een gerechtelijke dwaling? Ondanks dat een zaak meerdere keren behandeld wordt door verschillende rechters, komen gerechtelijke dwalingen voor. In dit hoofdstuk zal onderzocht worden welke en hoe de factoren kunnen leiden tot die gerechtelijke dwalingen. 21 Als eerst zal gekeken worden welke fouten in het voorbereidend onderzoek worden gemaakt. Daarna zal gekeken worden welke rol de verdachten, getuigen en deskundigen hebben. Als laatste zal gekeken worden hoe het mogelijk is dat de rechter de verdachte ten onrechte veroordeelt. 3.1 Onbehoorlijk optreden van opsporingsambtenaren Zoals uit het vorige hoofdstuk blijkt, draait het opsporingsonderzoek om het opsporen van strafbare feiten en verdachten. Bij de mens komen bepaalde cognitieve instincten voor, die kunnen zorgen voor fouten in het opsporingsonderzoek door opsporingsambtenaren. Enkele van die instincten zijn het magische oog, het eersteindruk- effect en de geloofsvolharding. 22 Het instinct van het magische oog houdt in, dat de mens zijn vermogen om de waarheid vast te stellen overschat. Het eerste- indruk- effect leidt er toe dat de eerste indruk bepalend is voor hoe men tegen iemand aankijkt. Een persoon dat bij een opsporingsambtenaar tijdens de eerste ontmoeting verdacht overkomt, zal waarschijnlijk ook altijd verdacht worden gevonden. Van die visie zal moeilijk afgeweken worden, doordat men van nature volhard in zijn geloof. Deze instincten werken dus behoorlijk in het nadeel van een verdachte, zodra hij in verband wordt gebracht met een strafbaar feit. Er zijn verder nog verschillende omstandigheden die er voor zorgen dat bij de politie onzorgvuldig wordt gewerkt. Overijverigheid blijkt daar veel voor te komen in grote zaken. Die overijverigheid kan gevoed zijn door publieke druk op de politie om 21 Bijlage I. 22 Derksen 2009, p

14 een zaak opgelost te krijgen. 23 Daarnaast komt het voor dat veel moeite in een opsporingsonderzoek is gestoken, waardoor het noodzakelijk wordt gevoeld om spoedig een verdachte te vinden en te vervolgen. In dergelijke situaties staan opsporingsambtenaren vaak ook niet open voor kritiek. Zodra een opsporingsambtenaar bekend wordt met een strafbaar feit, probeert hij te achterhalen wat de toedracht van het strafbare feit is. Crombag, Van Koppen en Wagenaar stellen dat de opsporingsambtenaren, aan de hand van de voor hen bekende informatie, hypothesen hanteren over hoe het strafbare feit heeft plaatsgevonden. Hierdoor kunnen zij beslissingen nemen over hoe het opsporingsonderzoek moet verlopen. 24 De hypothesen zijn, volgens Crombag, Van Koppen en Wagenaar, niet alleen gebaseerd op de bekende informatie, maar ook op algemene regels. Een nadere uitleg hierover zal verderop behandeld worden. Hier wel alvast een fictief voorbeeld: Op klaarlichte dag wordt door een onbekende man een gewapende overval gepleegd op een tankstation. De overvaller is niet herkenbaar op de videobeelden. Na enkele dagen worden toch twee verdachten aangehouden. Zowel verdachte A als verdachte B ontkennen de overal gepleegd te hebben. Verdachte A komt uit een welvarend gezin en is nooit in aanraking geweest met politie en justitie. Verdachte B is echter al meerdere keren veroordeeld voor gewapende overvallen, mishandelingen en vernielingen. De politie gaat ervan uit dat verdachte B de overval gepleegd heeft, op basis van de algemene regel dat een recidivist eerder een misdrijf pleegt dan een welgestelde persoon. Later blijkt dat niet B, maar A het misdrijf heeft gepleegd. Uit het voorbeeld kan worden afgeleid dat de opsporingsambtenaar op basis van algemene regels de bekende feiten interpreteert en zo de verkeerde als verdachte kan aanzien. Dit heeft te maken met de opsporingsambtenaar die geen of niet voldoende rekening heeft gehouden met uitzonderingen op de algemene regel. Door overijverigheid en urgentie kan het voorkomen dat de politie verkeerde hypothesen najaagt en volhoudt. 25 Een overijverig opsporingsapparaat kan met zich mee brengen, dat bewijsmateriaal over het hoofd wordt gezien, het onbruikbaar wordt 23 Van Koppen e.a. 2002, p Crombag e.a. 2006, p. 123, 25 Crombag e.a. 2006, p

15 gemaakt of verkeerd wordt geïnterpreteerd of gewaardeerd. Voorbeelden hiervan zijn een onvolledig sporenonderzoek, het verkeerd toepassen van Oslo- confrontaties en het niet voldoende relativeren van verklaringen. Overijverigheid leidt ook tot een grotere uitoefening van druk tijdens de verhoren om bij de verdachte een bekentenis los te krijgen. Een ander gevaar ligt in het feit dat na het verifiëren van de hypothesen, de opsporingsambtenaren vaak nalaten om te proberen die hypothesen te falsificeren. Door het proberen te falsificeren van de bedachte hypothese aan de hand van de beschikbare informatie, kan achterhaald worden of een ander hypothese mogelijk is. Zo zal ook getoetst kunnen worden of de uitzonderingen op de algemene regels, die de basis vormen van de hypothesen, van toepassing zijn. Hierdoor kan een hypothese met een andere verdachte waarschijnlijker blijken dan het eerder bedachte hypothese. Steunt een hypothese van een opsporingsambtenaar op minder betrouwbaar bewijsmateriaal, dan verdient het proberen te falsificeren van de hypothesen des te meer aanbeveling. Dat opsporingsambtenaren vaak niet hun eigen hypothese proberen te falsificeren, heeft volgens Van Koppen, te maken met dat zij geneigd zijn alleen bewijzen te zoeken die hun hypothesen bevestigen. Dit wordt de confirmation bias genoemd. Hierbij negeren zij vaak bewijsmateriaal die de hypothese kan ontkrachten. Zo gebeurt het dat een opsporingsteam onderzoeken, waarvan de uitslag in tegenstrijd is met de verwachtingen, niet opneemt in het dossier. De confirmation bias kan dus ook leiden tot willekeur. De confirmation bias heeft ook tot gevolg dat het opsporingsonderzoek geregeld wordt afgesloten zodra het bewijs rond is, zonder dat voldoende naar tegenbewijs is gezocht. Ernstigere fouten in het opsporingsonderzoek zijn, opsporingsambtenaren die opzettelijk onwaarheden opnemen in processen- verbaal of opzettelijk ontlastende bewijsmateriaal achterhouden. Het is namelijk voorgekomen dat het bewijs tegen een verdachte niet rond werd gekregen en er daarom valse bewijsmateriaal werd toegevoegd aan het dossier. 26 Ook komt het voor dat vals bewijsmateriaal wordt toegevoegd, om gemaakte fouten door opsporingsambtenaren te verbergen. Het is vanzelfsprekend dat dergelijke fouten in het opsporingsonderzoek verregaande gevolgen kunnen hebben. 26 Crombag e.a. 2006, p

16 Ook het optreden van de officier van justitie tijdens de behandeling van de strafzaak, kan verregaande gevolgen met zich mee brengen. Derksen is wetenschapsfilosoof en heeft diverse onderzoeken gedaan naar gerechtelijke dwalingen. Hij stelt dat, misleidende formuleringen de rechter misleidt tot een misvatting aangaande de ware toedracht. 27 In ieder geval kan aangenomen worden dat bepaalde bewoordingen of omschrijvingen van de officier van justitie, enige feiten en omstandigheden voor de rechters en de verdediging onduidelijk kunnen maken. Een fictief voorbeeld hiervan is: A staat terecht voor drie brandstichtingen. De officier van justitie beschrijft in zijn requisitoir dat de drie branden in de zeer nabije omgeving van de woning van de verdachte hebben plaatsgevonden. De officier van justitie laat echter achterwege dat rond dezelfde periode andere minder bekende brandstichtingen zijn gepleegd in andere wijken en zelfs in andere steden. Voor de rechter en de verdediging worden in het fictieve voorbeeld de feiten en omstandigheden onduidelijk gemaakt. De hiervoor beschreven gedragingen van opsporingsambtenaren kunnen een gerechtelijke dwaling in de hand werken. 3.2 Valse bekentenissen Als een persoon als verdachte in een zaak wordt aangemerkt, zal vrijwel meteen overgegaan worden tot het verhoren van de verdachte. Bekennende verklaringen die de verdachte aflegt, worden namelijk gezien als sterk bewijsmateriaal. Hoewel alleen een bekennende verklaring van een verdachte niet voldoende is, zal een veroordeling in de praktijk wel grotendeels daarop gebaseerd zijn. Het is dan belangrijk om te weten hoe geloofwaardig een bekennende verklaring is. Aangenomen kan worden dat een gemiddeld persoon geen valse verklaring aflegt omtrent een misdrijf dat hij niet gepleegd heeft. 28 Onder bepaalde omstandigheden kan het echter voorkomen dat een dergelijk persoon een valse 27 Derksen 2009, p Rassin 2005, p

17 bekennende verklaring aflegt. Een verdachte kan in de pas willen lopen met de denkwijze van een groep (opsporingsambtenaren). Dit verschijnsel wordt aangeduid met de term conformiteit. Daarnaast bestaan de verschijnselen 'obdience' en 'acquiescence'. 29 Als de verdachte de neiging heeft om te verklaren wat de verhoorder wilt horen, is er sprake van 'obdience'. Van acquiescence is sprake als de verdachte de neiging heeft vragen bevestigend te beantwoorden. De valse bekentenissen kunnen opgedeeld worden in vrijwillige valse bekentenissen en gedwongen valse bekentenissen. Bij de vrijwillige bekentenissen moet men denken aan valse verklaringen die zijn gelegd om een ander persoon te beschermen, het vervolg van het opsporingsonderzoek te vermijden of om aandacht te trekken. 30 Bij gedwongen valse bekentenissen gaat het erom dat zij onder druk zijn afgelegd. De gedwongen valse verklaringen kunnen afgelegd zijn in verschillende situaties. Een verdachte kan zich tijdens een verhoor zo onder druk gezet voelen dat hij een valse bekentenis aflegt, om bijvoorbeeld van het verhoor af te zijn. Het komt ook voor dat de verdachte door suggesties van de verhoorders beïnvloed wordt, waardoor hij is gaan geloven dat hij het strafbare feit heeft begaan. Dit heeft te maken met dat bij de verdachte pseudo- herinneringen worden gecreëerd. Ook kunnen de suggestieve vragen ervoor zorgen dat de verdachte daderkennis verkrijgt, wat bij de rechter zeer verdacht kan overkomen. Een belangrijke oorzaak van vals afgelegde verklaringen zijn de verhoortechnieken die worden gebruikt door opsporingsambtenaren. Die verhoortechnieken kunnen voor de verdachte misleidend zijn en bedreigend overkomen. Het is belangrijk te onderkennen wat het gevaar is van dergelijke valse bekentenissen. Er zijn namelijk gevallen bekend waarin een verdachte ten onrechte is veroordeeld, mede op basis van een valse bekentenis. Enkele voorbeelden, als de zaken Ina Post en de Schiedammer parkmoorden, zullen in het volgende hoofdstuk besproken worden. 29 Rassin 2005, p Crombag e.a. 2006, p

18 3.3 Getuigenverklaringen Evenals dat de verdachte niet veroordeeld mag worden enkel op basis van zijn bekennende verklaring, mag hij ook niet veroordeeld worden uitsluitend op basis van een verklaring van één getuige. 31 De verklaring van een getuige is namelijk niet altijd geloofwaardig. Immers, getuigen kunnen ook liegen of zich iets onjuist herinneren. Deze verklaringen kunnen derhalve de waarheidsvinding in de weg staan. Getuigen kunnen om diverse redenen liegen, zelfs onder ede. Vaak zullen zij dat doen uit eigen belang. Zo kan het zijn dat zij een valse verklaring afleggen om een verdenking tegen zichzelf te voorkomen. Ook is het mogelijk dat de getuige een medeverdachte is en zijn schuld probeert te verschuiven naar de andere verdachten door te liegen. Het komt echter ook voor dat een getuige liegt in het belang van een andere verdachte. Men kan hier bijvoorbeeld denken aan het geven van een vals alibi. 32 Het gevolg hiervan kan zijn dat een andere onschuldige persoon als verdachte wordt gezien. Het liegen door een getuige gebeurt vrijwel altijd met opzet. Een getuige kan echter ook een onjuiste verklaring afleggen, waarbij van opzet geen sprake is. Het kan voorkomen dat getuigen een verkeerd persoon herkennen als de dader of een gebeurtenis niet goed meer herinneren. Het gaat hier om getuigen die verklaren op basis van onjuiste of pseudo- herinneringen. Die ondeugdelijke herinneringen kunnen in drie fases tot stand komen. Deze fases zijn 'waarneming', 'retentie' en 'reproductie'. 33 Bij de eerste fase gaat het om waarnemingen van een gebeurtenis die de basis vormen van een herinnering. Het probleem bij de waarneming is dat een gebeurtenis verkeerd of onvolledig kan worden waargenomen. Zo zullen optische illusies zorgen voor een onjuiste waarneming. Daarnaast maken onze hersenen automatisch een selectie van wat wordt opgenomen, waardoor de waarnemingen onvolledig zijn. Wordt een waarneming opgeslagen in het geheugen, dan kunnen er in de herinneringen ook fouten optreden in de loop van de tijd. Het kan voorkomen dat een persoon die herinnering volledig of gedeeltelijk vergeet. Tevens kunnen herhaalde 31 Artikel 342 lid 2 Sv. 32 Crombag e.a. 2006, p Rassin 2005, p

19 imaginaties leiden tot pseudo- herinneringen. 34 Die herhaalde imaginaties kunnen opgewekt zijn door het gebruik van verhoortechnieken, waarbij door opsporingsambtenaren suggestieve uitlatingen worden gedaan. Deze fouten kunnen ook optreden tijdens het ophalen van herinneringen in de reproductie- fase. Uit het voorgaande blijkt dus dat het geheugen van een getuige in meerdere fases gebrekkig kan worden. Dit heeft te maken met het feit dat het geheugen 'reconstructief' is en niet 'reproductief'. 35 Daarnaast is gebleken dat getuigen opzettelijk valse verklaringen afleggen. Daarom is het raadzaam dat de geloofwaardigheid van getuigenverklaringen kritisch worden beoordeeld. Er moet dus ook rekening mee worden gehouden dat getuigen het risico nemen om meineed te plegen. 3.4 Deskundigenverklaringen Het strafrecht kent de mogelijkheid om verklaringen van deskundigen te gebruiken als wettige bewijsmiddelen. 36 Vooral in complexe strafzaken, waarin het moeilijk wordt geacht bepaalde feiten vast te stellen, wordt van de forensische expertise gebruik gemaakt. Er zijn zaken geweest waarin een onschuldige is veroordeeld mede op basis van verklaringen van deskundige. 37 We zullen hier dan ook kijken hoe betrouwbaar de verklaring van een deskundige is. In de wet wordt er geen duidelijke criteria gegeven voor wat wordt verstaan onder een deskundige. In artikel 343 Sv is alleen opgenomen dat de deskundige een verklaring aflegt over hetgeen zijn wetenschap en kennis hem leert omtrent datgene wat aan zijn oordeel is onderworpen. In de wet is echter ook niet bepaald wat die wetenschap moet inhouden. Nijboer stelt dat een deskundige op basis van zijn expertise en ervaring een eigen subjectieve opvatting vormt over de aan hen voorgelegde kwestie. 38 De deskundige uit zijn gevoelens dan ook niet in mate van zekerheid, maar in mate van waarschijnlijkheid. 34 Rassin 2005, p Rassin 2005, p Artikel 339 Sv. 37 Bijvoorbeeld de zaak Lucia de B. 38 Nijboer 2006, p

20 Het Bayesiaanse model kan in het strafrecht gebruikt worden om die mate van waarschijnlijkheid uit te drukken, door bewijs te combineren met de expertise van deskundigen. 39 Het model van Bayes ziet er als volgt uit: prior odds x Likelihood Ratio (LR)= posterior odds De LR staat hier voor een vergelijking van twee onverenigbare hypothesen. Bijvoorbeeld de kans dat een kogel uit pistool A komt, wordt vergeleken met de kans dat de kogel uit een ander pistool dan A komt. De taak van de deskundige is om die vergelijking in de vorm van een kansverhouding uit te drukken, op basis van zijn kennis en ervaring. De rechter zal de prior odds aan de hand van alle overige bewijsmiddelen moeten afwegen tegen de LR, om te kunnen bepalen hoe waarschijnlijk het is dat de kogel uit pistool a komt (posterior odss). Het gevolg is dat ook al stelt de deskundige dat de LR heel groot is, de posterior waarschijnlijkheid klein kan zijn, wanneer de overige bewijsmiddelen leiden tot een a prior groot onwaarschijnlijkheid. Het voordeel van het Bayesiaanse model is dat de mate van waarschijnlijkheid wordt bepaald aan de hand van deskundigenverklaringen in samenhang met alle andere bewijsmiddelen. Daardoor kan het Bayesiaanse model geschikter zijn voor strafzaken dan modellen van de klassieke leer. In de klassieke leer is het product van de modellen de kans dat iets voorkomt, indien het experiment oneindig voortduurt. 40 In een strafzaak is dat echter minder relevant. In strafzaken draait het namelijk slechts om enkele gebeurtenissen. Het Bayesiaanse model kent ook enkele nadelen, maar hier zal het slechts worden gebruikt om aan te geven welke fouten worden gemaakt met betrekking tot deskundigenverklaringen. Het Bayesiaanse model is zo geformuleerd dat rekening gehouden kan worden met alle feiten en omstandigheden. In strafzaken is dat hetgeen wat wellicht wordt vergeten door de advocaten, officieren van justitie en rechters. Hierdoor kan het zijn dat zij de statistische bewijzen uit de context halen en verkeerd interpreteren. Wanneer deskundigen meer dan noodzakelijk, feiten en omstandigheden gebruiken voor hun verklaringen, zullen zij daardoor teveel andere 39 Sjerps 2008, p Sjerps 2008, p

21 bewijsmiddelen kunnen waarderen. Hierdoor zal de deskundige mogelijk een onjuiste of een te subjectieve verklaring afleggen. Ook de wetenschap is dus niet in staat om alles met zekerheid vast te stellen. Het fenomeen van wetenschappelijke fouten is geen uitzondering in de praktijk. 41 Knoops geeft aan dat ook fouten in de forensische expertise kunnen ontstaan, doordat verwachtingen van de politie aan de deskundigen worden overgedragen. Dit kan er toe leiden dat een deskundige (ten onrechte) gaat redeneren in overeenstemming met die verwachting. De oorzaak van de overdracht kan een te grote betrokkenheid van de deskundige in een zaak zijn. Andere oorzaken zijn beïnvloedingen door de confirmation bias bij de politie en de praktijkgewoontes van deskundigen en opsporingsambtenaren. Het komt voor dat deskundigen te beperkt rapporteren. Aangenomen kan dus worden dat deskundigenverklaringen subjectief, foutief en onvolledig kunnen zijn. 3.5 De advocaat In het strafrecht heeft de verdachte het recht, om zich te laten verdedigen door een advocaat. Dit recht is zeer belangrijk, omdat een behoorlijke verdediging in strafzaken zeer specialistische kennis vereist. De advocaat zorgt ervoor dat alle rechten van de verdachte gerespecteerd worden en geeft de rechter zijn eigen visie op de strafzaak. De advocaat dient er ook voor te vechten om te voorkomen dat een onschuldige verdachte ten onrechte wordt veroordeeld. Uit de tabel in Bijlage I blijkt dat de rol van advocaten bij een gerechtelijke dwaling klein is. Toch dient rekening mee te worden gehouden dat de niveauverschillen tussen advocaten groot zijn. Het is algemeen bekend dat de zeer specialistische advocaten vaak duur zijn. Om toch een goede verdediging te krijgen, is het belangrijk dat advocaten hun werk naar behoren moeten voldoen. Derksen stelt dat ook advocaten fouten maken, waardoor de verdachte benadeeld wordt. 42 Advocaten kunnen net als opsporingsambtenaren leiden aan tunnelvisie, zo stelt hij. De advocaten moeten dus er voor waken dat zij niet te snel hun cliënt schuldig achten, op basis van het dossier. 41 Knoops 2002, p Derksen p.1. 20

22 3.6 De rechter Hiervoor zijn al enkele factoren besproken die kunnen leiden tot een gerechtelijke dwaling. De rechters zijn diegene die uiteindelijke in een strafzaak oordelen. De rechter moet dus in gedachte hebben dat er mogelijk fouten in het voorbereidend onderzoek zijn gemaakt. Door onbehoorlijk optreden kan de rechter zelf ook fouten maken. In het vorige hoofdstuk is al besproken dat de rechter een verdachte slechts kan veroordelen, indien wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het strafbare feit heeft begaan. Crombag e.a. stellen in hun onderzoek naar dubieuze zaken, dat rechters bewijsmiddelen in samenhang met elkaar toetsen aan het 'verhaal' van de tenlastelegging als geheel. 43 Zij stellen dat tot bewezenverklaring wordt overgegaan, wanneer het verhaal van de tenlastelegging juist wordt gepresenteerd en wordt verankerd met wettige bewijsmiddelen. Die verankering geschiedt door het verhaal via een of meerdere tussenstappen te verankeren in feiten en omstandigheden van algemene bekendheid. 44 Een voorbeeld van een regel van algemene bekendheid is een fiets, dat voor 15 in Amsterdam op straat te koop wordt aangeboden, als gestolen kan worden aangemerkt. Zoals eerder vermeld zijn er uitzonderingen op die algemene regels, waarmee niet altijd rekening wordt gehouden. De rechters moeten in het vonnis de genomen beslissingen wel met redenen omkleden. Lid 3 van artikel 359 Sv vermeldt dat de beslissing dat het feit door de verdachte is begaan, moet steunen op de inhoud van de in het vonnis opgenomen bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden. Dit betekent echter enkel dat de gebruikte bewijsmiddelen geen feiten dienen te bevatten, die geenszins in relatie staan tot de bewezenverklaring of die zich verzetten tegen de bewezenverklaring. Het probleem bij de beslissingen van rechters is, dat rechters net als opsporingsambtenaren, geneigd zijn een voorkeur te hebben voor bewijzen die hun stelling bevestigen. Het gevaar ligt daarin, dat de rechter overtuigt raakt van het verhaal en dan daarvoor wettige bewijsmiddelen gaat zoeken. Het kan zelfs gebeuren dat een rechter het verhaal van de tenlastelegging zonder voldoende verankeringen als 43 Crombag e.a. 2006, p Crombag e.a. 2006, p

23 waar gaat aannemen. Dit is mogelijk, doordat maar weinig bewijsregels in het strafrecht zijn opgenomen. Zoals eerder is vermeld, moet de rechter zijn overtuiging baseren op wettige bewijsmiddelen en kan hij niet tot veroordeling overgaan op basis van slechts een bekentenis van de verdachte, een getuigenverklaring of een verklaring van een anonieme persoon. Echter, in de meeste zaken zal het dossier meerdere wettige bewijsmiddelen bevatten, omdat de officier van justitie anders niet overgegaan zou zijn tot vervolging. Daarnaast wordt hetgeen dat onder getuigenverklaring wordt verstaan ruim geïnterpreteerd, waardoor de- auditu verklaringen kunnen dienen als bewijs. De rechter heeft dus veel vrijheid bij het gebruik van bewijsmiddelen om te bepalen of wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan. Wat precies de gedachten van de rechters zijn bij een veroordeling is ook niet bekend, doordat de beraadslaging achter gesloten deuren plaatsvindt. Hoewel de beslissing van de rechter in hoger beroep gecorrigeerd kan worden, blijft de mogelijkheid bestaan dat om dezelfde redenen, ook in hoger beroep een verdachte ten onrechte wordt veroordeeld. De Hoge Raad heeft niet de bevoegdheid om een zaak volledig opnieuw te behandelen. Eerder is vermeld dat hij alleen controleert of de wet correct is toegepast en of zich geen vormverzuimen hebben voorgedaan in de zaak. Dit heeft als gevolg dat de Hoge Raad niet altijd in staat is om gerechtelijke dwalingen te voorkomen. 22

24 4. Welke factoren hebben in de praktijk geleid tot gerechtelijke dwalingen? In dit hoofdstuk zullen enkele strafzaken behandeld worden, waarin is vast komen te staan dat er sprake is geweest van een gerechtelijke dwaling. Hierdoor zal het mogelijk zijn om te bepalen hoe in de praktijk gerechtelijke dwalingen tot stand komen. Hier zullen de Puttense moordzaak, de Schiedammer parkmoord, de zaak Lucia de B. en de zaak van Ina Post besproken worden. 4.1 De Puttense moordzaak Christel Ambrosius verblijft in de periode van begin januari 1994 bij haar moeder in Putten. Op zondag 9 januari maakt ze met de fiets een rit naar het huis van haar oma, dat ongeveer 5 minuten duurt. Ten tijde van Christel s aankomt bij het huis, is haar oma niet aanwezig. Wanneer de oma van Christel thuis komt, doet zij een verschrikkelijke ontdekking. Christel ligt onder het bloed levenloos op de grond in de woonkamer. Na onderzoek blijkt dat zij verkracht is en met geweld om het leven is gebracht. In het onderzoek ter plaatse worden op het lichaam van Christel steek -en snijwonden aan getroffen, waarvan enkele aan de hals. 45 Verder worden er (schaam)haren en een druppel sperma gevonden op haar lichaam. Tijdens het opsporingsonderzoek verklaren meerdere getuigen dat zij, ten tijde van het misdrijf, een groene Mercedes hebben zien rijden in de omgeving. Na nader onderzoek worden G. Schuchard (eigenaar van een groene Mercedes), W. Bettink, W. Viets en H. Dubois aangemerkt als verdachten in de zaak. In eerste instantie draait het in de verhoren om de vraag of het viertal met de Mercedes in de omgeving van de plaats van misdrijf is geweest. Hier worden valse verklaringen over afgelegd, om de eerder veroordeelde W. Bettink te beschermen. In latere verhoren leggen Wilco Viets en Herman Dubois verschillende zowel bekennende als ontkennende verklaringen af. G. Schuchard en W. Bettink leggen 45 Blaauw 2009, p

25 eveneens verschillende verklaringen af. Zij verklaren onder andere dat zij toeschouwers zijn geweest van het misdrijf, waarbij zij Wilco en Herman als daders aanwijzen. Uit forensisch onderzoek is gebleken dat het DNA-profiel van de spermadruppel niet overeenkomt met die van het tweetal. De officier van justitie stelt echter dat de spermadruppel afkomstig is van een eerder seksueel contact, dat door de verkrachting uit de vagina van het slachtoffer moet zijn gekomen. 46 Op een broek van Herman wordt een vezel aangetroffen, waarvan slechts wordt gezegd dat het mogelijk afkomstig is van de plaats delict. Ook zouden de verschillende afgelegde verklaringen twijfels bij de officier van justitie moeten opwekken. Desalniettemin wordt toch overgegaan tot de vervolging van Wilco Viets en Herman Dubois. Na de behandeling in eerste aanleg acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat Wilco en Herman zich schuldig hebben gemaakt aan het medeplegen van doodslag en het medeplegen van poging tot verkrachting. De rechtbank baseert zijn overtuiging grotendeels op de bekennende verklaringen van Wilco en Herman en op de belastende verklaringen van G. Schuchard en W. Bettink. In hoger beroep worden beide eveneens schuldig bevonden, waarbij ze een gevangenisstraf opgelegd krijgen van 10 jaar. 47 Zowel tijdens de behandeling in eerste aanleg, als tijdens de behandeling in hoger beroep, hebben Wilco en Herman volgehouden onschuldig te zijn. In respectievelijk 1996, 1997 en 2000 worden de cassatieberoepen en herzieningsverzoeken door de Hoge Raad verworpen en afgewezen. Oud- hoofdcommissaris J.A. Blauw deed onderzoek naar de Puttense moordzaak en concludeerde dat sprake was van Nederlands grootste gerechtelijke dwaling. Hij stelt dat de bekennende en belastende verklaringen gebaseerd waren op fantasie en niet op werkelijke feiten. 48 De oorzaak hiervan zijn de suggestieve verhoorvragen en imaginaties, die door de verhoorders opgedrongen werden. Uit zijn onderzoek blijkt dat de verklaringen op veel punten tegenstrijdig waren en dat exclusieve daderwetenschap ontbrak. Blauw verklaart, dat de bekennende verklaringen van de vier verdachten onder ontoelaatbare druk zijn afgelegd. 49 Hij verwijt de politie niet professioneel gehandeld te hebben, waarbij de politiële en 46 Ook wel de sleeptheorie genoemd. 47 Hof Arnhem 3 oktober 1995, LJN AE Blaauw 2009, p Blaauw 2009, p

26 justitiële scoringsdrift heeft geleid tot justitiële dwalingen. Verder neemt Blauw de opsporingsambtenaren kwalijk, dat zij op de plaats delict geen reconstructie hebben gemaakt van het misdrijf. De opsporingsambtenaren hebben het ontlastende bewijs van het DNA-profiel van de spermadruppel genegeerd en zijn met oogkleppen op gaan doorrechercheren, aldus raadsman G.G.J Knoops. 50 In 2001 wordt een nieuw herzieningsverzoek van raadsman Knoops gegrond verklaart. Daarin is belangrijk geweest dat prof. Eskes terug is gekomen op zijn verklaring omtrent de sleeptheorie. In 2002 worden Wilco Viets en Herman Dubois vrijgesproken. Het hof overweegt dat niet aangenomen kan worden dat de veroordeelden met het slachtoffer in aanraking zijn geweest en dat het onwaarschijnlijk is dat zij haar hebben verkracht en gedood. 51 In 2008 wordt een nieuwe verdachte aangehouden, nadat zijn DNA-profiel overeenkomend bleek te zijn met die van het sporenmateriaal. 4.2 De Schiedammer parkmoord Op 22 juni 2000 worden een 10-jarige meisje en haar 11-jarige vriendje in het Beatrixpark in Schiedam slachtoffers van een misdrijf. Beiden worden door een man onder bedreiging van een mes, meegenomen in de bosjes. Daar wordt het 10-jarige meisje verkracht en om het leven gebracht. Haar 11-jarige vriendje overleeft het misdrijf met ernstige verwondingen. Al snel wordt Kees B. als verdachte aangewezen. Kees B. fietste ten tijde van het misdrijf in het park en belde ook het alarmnummer, nadat het slachtoffer werd gevonden door omstanders. Hij bekent, maar trekt zijn verklaringen later in. Kees B. wordt door de rechtelijke instanties schuldig bevonden aan het Schiedamse parkmoord. Tijdens de zittingen heeft Kees B. verklaard onschuldig te zijn. Hij stelt dat hij onder druk van de verhoorders vals is gaan bekennen. Kees B. zou tijdens de verhoren zijn gevraagd om zich voor te stellen hoe het misdrijf is verlopen. Door deze manier van verhoren en door de vele gestelde suggestieve vragen zou hij de realiteit uit het oog zijn verloren. Daarnaast blijken zijn verklaringen op belangrijke punten niet 50 Blaauw 2009, p Hof Leeuwarden 24 april 2002, LJN AE

27 overeen te komen met die van het overlevende slachtoffer. 52 Het slachtoffer blijkt Kees B. bovendien niet te herkennen als de dader. Ook de getuigen leggen verschillende verklaringen af over het herkennen van Kees B. en zijn fiets. Verder waren er ook geen sporen van Kees B. gevonden op het plaats delict. In het evaluatieonderzoek naar de Schiedammer parkmoord wordt geconcludeerd dat het opsporingsteam te weinig kritisch heeft gekeken naar de bekentenissen en dat tegenspraak in het team ontbrak.. Vanaf de bekentenis van Kees B. werd het onderzoek geheel verdachtegeleid. 53 De onwaarheden in de bekentenissen en mogelijke andere scenario s werden niet verder onderzocht. Het blijkt ook dat het onderzoek niet gestructureerd was opgebouwd. Tijdens het voorbereidend onderzoek hebben de opsporingsambtenaren nog meer grote fouten gemaakt. Zo worden bepaalde verklaringen, waarin de verdachte het misdrijf ontkend gepleegd te hebben, niet opgenomen in processen- verbaal. 54 Daarnaast was het technisch onderzoek onbehoorlijk uitgevoerd, waardoor niet alle sporen waren veiliggesteld. In het sporenonderzoek worden wel sporen gevonden op de schoenveter (waarmee het meisje is gewurgd), op het lichaam van het meisje, in haar nagelvuil en op haar laarzen. In een uitzending van Netwerk wordt onthuld dat uit die sporen, na een DNA-onderzoek, een daderprofiel is gevonden. 55 Dit bleek niet overeen te komen met het DNA-profiel van Kees B. Deze informatie is echter door justitie 'doelbewust' achtergehouden voor de rechters en de verdediging. 56 Ook de twijfels die door het NFI werden uitgesproken, werden voor de rechter verzwegen. De officier van justitie is dus overgegaan tot vervolging, terwijl hij wist of had kunnen weten dat Kees B. niet de dader kon zijn. In 2004 wordt dan Wik H. aangehouden in een andere strafzaak. Hij bekent tijdens de verhoren de Schiedamse parkmoord gepleegd te hebben. Uit DNAonderzoek blijkt dat zijn profiel overeenkomt met het dader- profiel. Na gegrond verklaring van het herzieningsverzoek, wordt de zaak van Kees B. terug verwezen naar het hof. Het hof acht dat in rechte vast is komen te staan dat Kees B. onschuldig 52 Van Koppen 2003, p Posthumus 2005, p Van Koppen 2003, p 'Netwerk' 'Netwerk'

28 is in deze zaak. 57 Na onderzoek wordt geconcludeerd dat tunnelvisie een belangrijke rol heeft gespeeld bij de dwaling van het OM. 4.3 De zaak Lucia de B. Lucia de B. was een verpleegster in het Juliana Kinderziekenhuis. In september 2001 overlijdt Amber, een ernstig ziek geboren baby, tijdens haar dienst. Er blijken meer sterfgevallen en reanimaties tijdens haar diensten te zijn, dan tijdens diensten van andere verplegers. De directeur van het ziekenhuis doet aangifte tegen Lucia de B, omdat hij die verhouding te verdacht vind. Dit ondanks dat in eerste instantie gerapporteerd was dat het natuurlijke doden waren. Lucia de B. wordt uiteindelijk door het hof veroordeeld voor zeven moorden en drie pogingen tot moord. Het hof bouwt de veroordeling voornamelijk op de dood van Amber en de intoxicatie van Ahman, eveneens een zeer ziek kind. Het hof stelt dat het hier om een plotseling en onverwacht overlijden en een levensbedreigend incident gaat met onnatuurlijke oorzaken. 58 De rechtbank heeft de berekening van deskundige Effers van 1 op gebruikt, om aan te geven dat de kans zeer klein is dat een verpleegkundige per toeval zoveel veel incidenten meemaakt. 59 Het hof gebruikt dat getal niet direct, maar neemt wel aan dat de incidenten tijdens de diensten van Lucia de B. geen toeval kunnen zijn. Daarnaast beschrijft Lucia in haar dagboek, op de dag van een overlijden, dat zij zich heeft toegegeven aan een compulsie. Door het hof wordt geconcludeerd dat het gaat om een compulsie tot het begaan van moorden. Vervolgens beschouwt het hof dat de andere gevallen van overlijden en reanimatie in andere ziekenhuizen tijdens de diensten van Lucia, ook niet- natuurlijke oorzaken hebben. Om dit bewezen te achten, koppelt het hof de bewijzen van de incidenten van Amber en Ahman aan de overige gevallen. Verder gebruikt het hof voor de veroordeling de tegenstrijdige verklaringen van Lucia. T. Derksen stelt dat 'fatale denkinstincten' er mede toe hebben geleid dat Lucia de B. ten onrechte als verdachte is aangemerkt. Tijdens het ontstaan van de verdenkingen tegen Lucia viel het verpleegkundigen op dat in korte tijd veel 57 Hof Amsterdam 4 mei 2006, LJN AW Knigge 2008, p Rb. 's-gravenhage 24 maart 2003, LJN AF

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 3 november 2016 TEGENSPRAAK

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 3 november 2016 TEGENSPRAAK ECLI:NL:GHAMS:2016:5390 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 03-11-2016 Datum publicatie 21-12-2016 Zaaknummer 23-003117-15 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Werkstuk Maatschappijleer putterse moordzaak

Werkstuk Maatschappijleer putterse moordzaak Werkstuk Maatschappijleer putterse moordzaak Werkstuk door een scholier 2339 woorden 19 januari 2009 6,5 13 keer beoordeeld Vak Maatschappijleer Verslag van de Puttense moordzaak Op 9 januari 1994 wordt

Nadere informatie

ECLI:NL:RBASS:2011:BQ1377

ECLI:NL:RBASS:2011:BQ1377 ECLI:NL:RBASS:2011:BQ1377 Instantie Rechtbank Assen Datum uitspraak 15-04-2011 Datum publicatie 15-04-2011 Zaaknummer 19.605555-10 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman)

arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman) arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman) Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis

Nadere informatie

Leidraad voor het nakijken van de toets

Leidraad voor het nakijken van de toets Leidraad voor het nakijken van de toets STRAFPROCESRECHT 14 OKTOBER 2011 (Uit het antwoord moet blijken dat de cursist de stof heeft begrepen en juist heeft toegepast; een enkel ja of nee is niet voldoende)

Nadere informatie

Zoekresultaat - inzien document. ECLI:NL:RBOBR:2015:5776 Permanente link: Uitspraak. Rechtbank Oost-Brabant

Zoekresultaat - inzien document. ECLI:NL:RBOBR:2015:5776 Permanente link: Uitspraak. Rechtbank Oost-Brabant Zoekresultaat - inzien document ECLI:NL:RBOBR:2015:5776 Permanente link: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ec Instantie Datum uitspraak 07-10-2015 Datum publicatie 07-10-2015 Rechtbank Oost-Brabant

Nadere informatie

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Datum uitspraak: 1 november TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Datum uitspraak: 1 november TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman) ECLI:NL:GHAMS:2016:5673 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 01-11-2016 Datum publicatie 30-12-2016 Zaaknummer 23-003159-15 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 10-11-2016 Datum publicatie 29-12-2016 Zaaknummer 23-000872-16 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420

ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420 ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420 Instantie Gerechtshof Arnhem Datum uitspraak 05-04-2011 Datum publicatie 07-04-2011 Zaaknummer 21-002244-10 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

Parketnummer: /17 Uitspraak: 2 november 2018 Tegenspraak

Parketnummer: /17 Uitspraak: 2 november 2018 Tegenspraak vonnis GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO Parketnummer: 500.00480/17 Uitspraak: 2 november 2018 Tegenspraak Vonnis van dit Gerecht in de strafzaak tegen de verdachte: R.M.C., geboren op Curaçao, wonende

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2011:BT1675

ECLI:NL:RBUTR:2011:BT1675 ECLI:NL:RBUTR:2011:BT1675 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 07-09-2011 Datum publicatie 15-09-2011 Zaaknummer 16-600572-11 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2010:BN2158

ECLI:NL:RBUTR:2010:BN2158 ECLI:NL:RBUTR:2010:BN2158 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 14-07-2010 Datum publicatie 22-07-2010 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 16-711123-09 [P] Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2015:2029

ECLI:NL:GHSHE:2015:2029 ECLI:NL:GHSHE:2015:2029 Instantie Datum uitspraak 03-06-2015 Datum publicatie 03-06-2015 Gerechtshof 's-hertogenbosch Zaaknummer 20-000203-14 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

ARRESTANTENVERZORGING. Juridische aspecten De politie Het strafproces Verzorging Ethiek

ARRESTANTENVERZORGING. Juridische aspecten De politie Het strafproces Verzorging Ethiek ARRESTANTENVERZORGING Juridische aspecten De politie Het strafproces Verzorging Ethiek januari 2013 Doel van het strafproces / strafvordering = het nemen van strafvorderlijke beslissingen Bestaat uit =

Nadere informatie

Inhoudsopgave. 3 Materieel strafrecht: opzet en schuld Inleiding 45

Inhoudsopgave. 3 Materieel strafrecht: opzet en schuld Inleiding 45 Inhoudsopgave 1 Algemene inleiding: wat is strafrecht? 15 1.1 Inleiding 15 1.2 Strafrecht: begripsvorming 16 1.2.1 Materieel en formeel strafrecht 16 1.2.2 Commuun en bijzonder strafrecht 17 1.2.3 Wat

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMNE:2016:5688

ECLI:NL:RBMNE:2016:5688 ECLI:NL:RBMNE:2016:5688 Instantie Datum uitspraak 26-10-2016 Datum publicatie 22-12-2016 Zaaknummer 16/703291-13 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Midden-Nederland Strafrecht

Nadere informatie

Grondtrekken van het Nederlandse strafrecht

Grondtrekken van het Nederlandse strafrecht Grondtrekken van het Nederlandse strafrecht Mr. J. Kronenberg Mr. B. de Wilde Vijfde druk Kluwer a Kluwer business Deventer - 2012 Inhoudsopgave Voorwoord 13 Aanbevolen literatuur 15 Afkortingenlijst 17

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012

ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012 ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012 Instantie Datum uitspraak 11-06-2003 Datum publicatie 12-08-2003 Zaaknummer 2200326602 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-gravenhage

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2017:2188

ECLI:NL:GHARL:2017:2188 ECLI:NL:GHARL:2017:2188 Instantie Datum uitspraak 15-03-2017 Datum publicatie 15-03-2017 Zaaknummer 21-006632-16 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2011:BR2992

ECLI:NL:RBUTR:2011:BR2992 ECLI:NL:RBUTR:2011:BR2992 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 14-07-2011 Datum publicatie 26-07-2011 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 16/600081-11; 16/600434-10 (tul)

Nadere informatie

Uitspraak. Parketnummer: Datum uitspraak: 17 november 2016 VERSTEK

Uitspraak. Parketnummer: Datum uitspraak: 17 november 2016 VERSTEK ECLI:NL:GHAMS:2016:5593 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 17-11-2016 Datum publicatie 29-12-2016 Zaaknummer 23-001668-16 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken

GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken parketnummer : 20.001938.96 uitspraakdatum : 29 april 1997 verstek dip GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken A R R E S T gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis

Nadere informatie

ECLI:NL:RBASS:2007:BB8355

ECLI:NL:RBASS:2007:BB8355 ECLI:NL:RBASS:2007:BB8355 Instantie Rechtbank Assen Datum uitspraak 20-11-2007 Datum publicatie 21-11-2007 Zaaknummer 19.830186-07 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2010:BO2558

ECLI:NL:HR:2010:BO2558 ECLI:NL:HR:2010:BO2558 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 02-11-2010 Datum publicatie 03-11-2010 Zaaknummer 09/00354 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BO2558

Nadere informatie

Strafprocesrecht Bijzondere kenmerken: Hoger beroep Wetsverwijzingen: Wetboek van Strafrecht 197a, geldigheid: 2014-05-11

Strafprocesrecht Bijzondere kenmerken: Hoger beroep Wetsverwijzingen: Wetboek van Strafrecht 197a, geldigheid: 2014-05-11 ECLI:NL:GHSHE:2015:3566 Instantie: Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak: 16-09-2015 Datum publicatie: 17-09-2015 Zaaknummer: 20-002514-14 Rechtsgebieden: Materieel strafrecht Strafprocesrecht Bijzondere

Nadere informatie

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 26 augustus 2008 in de strafzaak tegen de verdachte:

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 26 augustus 2008 in de strafzaak tegen de verdachte: Gerechtshof te s-gravenhage meervoudige kamer voor strafzaken Arrest gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 26 augustus 2008 in de strafzaak tegen de verdachte: (naam

Nadere informatie

ECLI:NL:RBHAA:2006:AZ5994

ECLI:NL:RBHAA:2006:AZ5994 ECLI:NL:RBHAA:2006:AZ5994 Instantie Rechtbank Haarlem Datum uitspraak 22-12-2006 Datum publicatie 11-01-2007 Zaaknummer 15/645076-06 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061

ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061 ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061 Instantie Datum uitspraak 03-02-2009 Datum publicatie 05-02-2009 Gerechtshof 's-gravenhage Zaaknummer 22-002670-08 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBNNE:2017:1473

ECLI:NL:RBNNE:2017:1473 ECLI:NL:RBNNE:2017:1473 Instantie Datum uitspraak 20-04-2017 Datum publicatie 21-04-2017 Rechtbank Noord-Nederland Zaaknummer 18/830019-17 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2011:BU1518

ECLI:NL:GHLEE:2011:BU1518 ECLI:NL:GHLEE:2011:BU1518 Instantie Datum uitspraak 17-10-2011 Datum publicatie 25-10-2011 Gerechtshof Leeuwarden Zaaknummer 24-003332-09 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ8372

ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ8372 ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ8372 Instantie Datum uitspraak 23-04-2013 Datum publicatie 24-04-2013 Zaaknummer 02-666988-11 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Zeeland-West-Brabant Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2009:BK2993

ECLI:NL:GHLEE:2009:BK2993 ECLI:NL:GHLEE:2009:BK2993 Instantie Datum uitspraak 11-11-2009 Datum publicatie 11-11-2009 Gerechtshof Leeuwarden Zaaknummer 24-002029-08 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

Voorwoord. Materieel strafrecht. Inleiding. 2 Bronnen van strafrecht 3 Voorwaarden voor strafbaarheid. De menselijke gedraging

Voorwoord. Materieel strafrecht. Inleiding. 2 Bronnen van strafrecht 3 Voorwaarden voor strafbaarheid. De menselijke gedraging Inhoud Voorwoord 9 Deel I Materieel strafrecht 11 1 Strafrecht 2 Bronnen van strafrecht 3 Voorwaarden voor strafbaarheid 13 13 14 18 I 4 5 II 6 7 8 9 10 11 De menselijke gedraging De gedraging Causaal

Nadere informatie

Inhoudsopgave. Voorwoord 13. Aanbevolen literatuur 15. Afkortingenlijst 17. Hoofdstuk 1 Inleiding 19

Inhoudsopgave. Voorwoord 13. Aanbevolen literatuur 15. Afkortingenlijst 17. Hoofdstuk 1 Inleiding 19 Inhoudsopgave Voorwoord 13 Aanbevolen literatuur 15 Afkortingenlijst 17 Hoofdstuk 1 Inleiding 19 1.1 Eerste kennismaking 19 1.2 Plaats van het strafrecht 19 1.3 Doelen van straffen 22 1.4 Materieel strafrecht,

Nadere informatie

ECLI:NL:OGEAA:2016:411

ECLI:NL:OGEAA:2016:411 ECLI:NL:OGEAA:2016:411 Instantie Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba Datum uitspraak 05-02-2016 Datum publicatie 22-06-2016 Zaaknummer 426 van 2015, P-2015/06927 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2013:CA1193

ECLI:NL:GHARL:2013:CA1193 ECLI:NL:GHARL:2013:CA1193 Instantie Datum uitspraak 12-02-2013 Datum publicatie 28-05-2013 Zaaknummer 21-004366-12 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692 ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692 Instantie Datum uitspraak 19-03-2013 Datum publicatie 19-03-2013 Zaaknummer 21-000368-12 Formele relaties Rechtsgebieden Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGRO:2009:BH3578,

Nadere informatie

Samenvatting strafzaken die in 2008 zijn aangemeld bij/afgedaan door de Toegangscommissie

Samenvatting strafzaken die in 2008 zijn aangemeld bij/afgedaan door de Toegangscommissie Samenvatting strafzaken die in 2008 zijn aangemeld bij/afgedaan door de Toegangscommissie Van onderstaande zaken zijn nummer 0038 t/m 0052 in 2008 onder de aandacht gebracht. Zaak 0031 is zowel in 2006,

Nadere informatie

ECLI:NL:RBALK:2010:BO9234

ECLI:NL:RBALK:2010:BO9234 ECLI:NL:RBALK:2010:BO9234 Instantie Rechtbank Alkmaar Datum uitspraak 07-12-2010 Datum publicatie 29-12-2010 Zaaknummer 14.701344-10 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOVE:2016:1480. Datum uitspraak: Datum publicatie: Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg - meervoudig.

ECLI:NL:RBOVE:2016:1480. Datum uitspraak: Datum publicatie: Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg - meervoudig. ECLI:NL:RBOVE:2016:1480 Instantie: Rechtbank Overijssel Datum uitspraak: 26-04-2016 Datum publicatie: 26-04-2016 Zaaknummer: 08.910038-15 (P) Rechtsgebieden: Strafrecht Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg

Nadere informatie

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 maart 2013 in de zaak tegen: thans gedetineerd in de.

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 maart 2013 in de zaak tegen: thans gedetineerd in de. vonnis RECHTBANK NOORD-HOLLAND Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf Locatie Schiphol Meervoudige strafkamer Parketnummer: Uitspraakdatum: 8 april 2013 Tegenspraak Strafvonnis Dit vonnis is gewezen naar

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2014:3775

ECLI:NL:GHAMS:2014:3775 ECLI:NL:GHAMS:2014:3775 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 01-07-2014 Datum publicatie 05-12-2014 Zaaknummer 23-004323-13 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2012:BW5999

ECLI:NL:GHSHE:2012:BW5999 ECLI:NL:GHSHE:2012:BW5999 Instantie Datum uitspraak 16-05-2012 Datum publicatie 16-05-2012 Zaaknummer 20-002733-11 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch Strafrecht

Nadere informatie

De zaak Caelius naar Nederlands strafrecht

De zaak Caelius naar Nederlands strafrecht De zaak Caelius naar Nederlands strafrecht Klaas Rozemond (universitair hoofddocent strafrecht Vrije Universiteit Amsterdam, rechter-plaatsvervanger in de Rechtbank Amsterdam) De feiten Uit het pleidooi

Nadere informatie

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 29 november 2016 TEGENSPRAAK

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 29 november 2016 TEGENSPRAAK ECLI:NL:GHAMS:2016:5286 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 29-11-2016 Datum publicatie 13-12-2016 Zaaknummer 23-000227-16 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2014:264

ECLI:NL:GHAMS:2014:264 ECLI:NL:GHAMS:2014:264 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 14-01-2014 Datum publicatie 22-04-2014 Zaaknummer 23-003557-13 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO7907

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO7907 ECLI:NL:GHLEE:2010:BO7907 Instantie Datum uitspraak 30-11-2010 Gerechtshof Leeuwarden Datum publicatie 20-12-2010 Zaaknummer 24-001016-10 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2016:10161

ECLI:NL:RBROT:2016:10161 ECLI:NL:RBROT:2016:10161 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 04-11-2016 Datum publicatie 13-01-2017 Zaaknummer 10/710336-16 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld. arrest GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN locatie Arnhem Afdeling strafrecht Parketnummer: X Uitspraak d.d.: 15 juni 2016 TEGENSPRAAK Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken gewezen op het hoger

Nadere informatie

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht. arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM parketnummer: X uitspraak: 21 juli 2016 TEGENSPRAAK Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2005 2006 30 320 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering met betrekking tot het hoger beroep in strafzaken, het aanwenden van gewone rechtsmiddelen

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZUT:2004:AO7273

ECLI:NL:RBZUT:2004:AO7273 ECLI:NL:RBZUT:2004:AO7273 Instantie Rechtbank Zutphen Datum uitspraak 31-03-2004 Datum publicatie 08-04-2004 Zaaknummer 06/060115-03 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2015:5213 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2015:5213 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2015:5213 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 16-12-2015 Datum publicatie 16-12-2015 Zaaknummer 23-000433-15 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA ZITTINGSPLAATS BONAIRE STRAFVONNIS

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA ZITTINGSPLAATS BONAIRE STRAFVONNIS GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA ZITTINGSPLAATS BONAIRE STRAFVONNIS in de zaak tegen de verdachte: [verdachte]., geboren op [geboortedatum] 1994 in Curaçao, wonende te [adres]

Nadere informatie

Parketnummer: /19 Uitspraak: 8 april 2019 Tegenspraak

Parketnummer: /19 Uitspraak: 8 april 2019 Tegenspraak vonnis GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO Parketnummer: 500.00067/19 Uitspraak: 8 april 2019 Tegenspraak Vonnis van dit Gerecht in de strafzaak tegen de verdachte: N. S., geboren op te Aruba, wonende

Nadere informatie

ECLI:NL:RBASS:2011:BR5599

ECLI:NL:RBASS:2011:BR5599 ECLI:NL:RBASS:2011:BR5599 Instantie Rechtbank Assen Datum uitspraak 23-08-2011 Datum publicatie 23-08-2011 Zaaknummer 19.810178-11 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2005:AU7293

ECLI:NL:RBUTR:2005:AU7293 ECLI:NL:RBUTR:2005:AU7293 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 01-12-2005 Datum publicatie 01-12-2005 Zaaknummer 16/501029-05 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBBRE:2009:BH5369

ECLI:NL:RBBRE:2009:BH5369 ECLI:NL:RBBRE:2009:BH5369 Instantie Rechtbank Breda Datum uitspraak 05-03-2009 Datum publicatie 10-03-2009 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 02/628386-08 [P] Strafrecht Eerste

Nadere informatie

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 24 augustus 2016.

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 24 augustus 2016. ECLI:NL:GHAMS:2016:5663 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 07-09-2016 Datum publicatie 30-12-2016 Zaaknummer 23-000259-16 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2011:BU5011

ECLI:NL:RBAMS:2011:BU5011 ECLI:NL:RBAMS:2011:BU5011 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 16-11-2011 Datum publicatie 18-11-2011 Zaaknummer 13/656781-11 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - meervoudig

Nadere informatie

STRAFRECHTELIJKE VERANTWOORDELIJKHEID VAN MINISTERS. Wet van 25 juni 1998 tot regeling van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van ministers 1

STRAFRECHTELIJKE VERANTWOORDELIJKHEID VAN MINISTERS. Wet van 25 juni 1998 tot regeling van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van ministers 1 STRAFRECHTELIJKE VERANTWOORDELIJKHEID VAN MINISTERS Wet van 25 juni 1998 tot regeling van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van ministers 1 TITEL I TOEPASSINGSGEBIED Artikel 1 Deze wet regelt een

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO8408 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO8408 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHLEE:2010:BO8408 Instantie Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak 17-12-2010 Datum publicatie 22-12-2010 Zaaknummer 24-002079-08 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2014:1006

ECLI:NL:RBDHA:2014:1006 ECLI:NL:RBDHA:2014:1006 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 29-01-2014 Datum publicatie 29-01-2014 Zaaknummer 09/818467-13 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2015:738

ECLI:NL:GHSHE:2015:738 ECLI:NL:GHSHE:2015:738 Instantie Datum uitspraak 09-03-2015 Datum publicatie 09-03-2015 Gerechtshof 's-hertogenbosch Zaaknummer 20-003525-14 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Als er sprake is van een incident op heterdaad (tijdens of kort na plegen) en het gaat om een mishandeling of een bedreiging met mishandeling:

Als er sprake is van een incident op heterdaad (tijdens of kort na plegen) en het gaat om een mishandeling of een bedreiging met mishandeling: 1-2-3 Aangiftewijzer Geweld, bedreiging en belediging tegen de gerechtsdeurwaarder Soms heeft de gerechtsdeurwaarder te maken met agressie en geweld. Helaas worden strafbare feiten niet altijd en automatisch

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMNE:2016:4569

ECLI:NL:RBMNE:2016:4569 ECLI:NL:RBMNE:2016:4569 Instantie Datum uitspraak 16-08-2016 Datum publicatie 17-08-2016 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Midden-Nederland 16/652521-15 (P) Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2014:381. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:2556, Gevolgd

ECLI:NL:HR:2014:381. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:2556, Gevolgd ECLI:NL:HR:2014:381 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 18-02-2014 Datum publicatie 19-02-2014 Zaaknummer 13/02084 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:2556,

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2015:84

ECLI:NL:GHDHA:2015:84 ECLI:NL:GHDHA:2015:84 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 27-01-2015 Datum publicatie 27-01-2015 Zaaknummer 22000511-14 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBARN:2001:AD4391

ECLI:NL:RBARN:2001:AD4391 ECLI:NL:RBARN:2001:AD4391 Instantie Rechtbank Arnhem Datum uitspraak 10-10-2001 Datum publicatie 10-10-2001 Zaaknummer 05.096060-01 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - meervoudig

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2012:BZ3733

ECLI:NL:RBAMS:2012:BZ3733 ECLI:NL:RBAMS:2012:BZ3733 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 07-06-2012 Datum publicatie 11-03-2013 Zaaknummer 13/666528-11 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMNE:2016:7744

ECLI:NL:RBMNE:2016:7744 ECLI:NL:RBMNE:2016:7744 Instantie Datum uitspraak 22-11-2016 Datum publicatie 07-08-2017 Rechtbank Midden-Nederland Zaaknummer 16.705352.15 en 16.702009.13 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2016:2091 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2016:2091 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2016:2091 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 03-06-2016 Datum publicatie 16-08-2016 Zaaknummer 23-003649-15 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZUT:2007:BB4499

ECLI:NL:RBZUT:2007:BB4499 ECLI:NL:RBZUT:2007:BB4499 Instantie Rechtbank Zutphen Datum uitspraak 25-09-2007 Datum publicatie 28-09-2007 Zaaknummer 06/580261-07 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBNHO:2015:7578

ECLI:NL:RBNHO:2015:7578 ECLI:NL:RBNHO:2015:7578 Instantie Datum uitspraak 03-09-2015 Datum publicatie 04-09-2015 Rechtbank Noord-Holland Zaaknummer 15/871690-14 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2009:BH4974 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHLEE:2009:BH4974 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHLEE:2009:BH4974 Instantie Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak 05-03-2009 Datum publicatie 05-03-2009 Zaaknummer 24-002073-08 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2010:BM4290 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHLEE:2010:BM4290 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHLEE:2010:BM4290 Instantie Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak 12-05-2010 Datum publicatie 12-05-2010 Zaaknummer 24-002146-08 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

De enkelvoudige kamer: de politierechter

De enkelvoudige kamer: de politierechter 3 De enkelvoudige kamer: de politierechter 3.1 Inleiding Dit hoofdstuk beschrijft de procedure bij de politierechter. Deze is niet totaal verschillend van die bij de meervoudige strafkamer. Integendeel.

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOVE:2015:1985

ECLI:NL:RBOVE:2015:1985 ECLI:NL:RBOVE:2015:1985 Instantie Rechtbank Overijssel Datum uitspraak 17-04-2015 Datum publicatie 20-04-2015 Zaaknummer 08/951389-13 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

LJN: BM6944, Gerechtshof Leeuwarden, 24-000403-09 Print uitspraak

LJN: BM6944, Gerechtshof Leeuwarden, 24-000403-09 Print uitspraak Het LJN nummer is belangrijk om terug te zoeken voor derden. +++++ LJN: BM6944, Gerechtshof Leeuwarden, 24-000403-09 Print uitspraak Datum uitspraak: 04-06-2010 Datum publicatie: 07-06-2010 Rechtsgebied:

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZUT:2010:BL3511

ECLI:NL:RBZUT:2010:BL3511 ECLI:NL:RBZUT:2010:BL3511 Instantie Rechtbank Zutphen Datum uitspraak 10-02-2010 Datum publicatie 10-02-2010 Zaaknummer 06/800866-09 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2017:2291

ECLI:NL:GHDHA:2017:2291 ECLI:NL:GHDHA:2017:2291 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 24-05-2017 Datum publicatie 09-08-2017 Zaaknummer 22-005150-16 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:OGEAA:2015:384

ECLI:NL:OGEAA:2015:384 ECLI:NL:OGEAA:2015:384 Instantie Datum uitspraak 02-07-2015 Datum publicatie 05-10-2015 Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba Zaaknummer P-2014/15112, 134 van 2015 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2011:BP4388

ECLI:NL:GHLEE:2011:BP4388 ECLI:NL:GHLEE:2011:BP4388 Instantie Datum uitspraak 10-02-2011 Datum publicatie 14-02-2011 Gerechtshof Leeuwarden Zaaknummer 24-001943-10 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2016:3674

ECLI:NL:GHAMS:2016:3674 ECLI:NL:GHAMS:2016:3674 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 12-09-2016 Datum publicatie 12-09-2016 Zaaknummer 23-004422-15 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARN:2007:208

ECLI:NL:GHARN:2007:208 ECLI:NL:GHARN:2007:208 Instantie Gerechtshof Arnhem Datum uitspraak 25-05-2007 Datum publicatie 11-04-2016 Zaaknummer 21-004591-06 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:RBGEL:2014:6552

ECLI:NL:RBGEL:2014:6552 ECLI:NL:RBGEL:2014:6552 Instantie Rechtbank Gelderland Datum uitspraak 16-10-2014 Datum publicatie 16-10-2014 Zaaknummer 05/840573-14 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSGR:2008:BO1540

ECLI:NL:GHSGR:2008:BO1540 ECLI:NL:GHSGR:2008:BO1540 Instantie Datum uitspraak 16-07-2008 Datum publicatie 25-10-2010 Gerechtshof 's-gravenhage Zaaknummer 22-006152-07 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2018 2019 35 116 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering en de Overleveringswet ter implementatie van richtlijn nr. 2016/800/EU van het Europees Parlement

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMAA:2011:BP5002

ECLI:NL:RBMAA:2011:BP5002 ECLI:NL:RBMAA:2011:BP5002 Instantie Rechtbank Maastricht Datum uitspraak 16-02-2011 Datum publicatie 17-02-2011 Zaaknummer 03-702714-08 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - meervoudig

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ1390

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ1390 ECLI:NL:GHARL:2013:BZ1390 Instantie Datum uitspraak 18 02 2013 Datum publicatie 18 02 2013 Zaaknummer 21 003023 12 Formele relaties Rechtsgebieden Gerechtshof Arnhem Leeuwarden Eerste aanleg: ECLI:NL:RBUTR:2012:BX0829,

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2016:935

ECLI:NL:GHDHA:2016:935 ECLI:NL:GHDHA:2016:935 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 31-03-2016 Datum publicatie 06-04-2016 Zaaknummer 22-004068-15 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over het arrondissementsparket te Rotterdam. Datum: 3 augustus Rapportnummer: 2011/226

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over het arrondissementsparket te Rotterdam. Datum: 3 augustus Rapportnummer: 2011/226 Rapport Rapport naar aanleiding van een klacht over het arrondissementsparket te Rotterdam. Datum: 3 augustus 2011 Rapportnummer: 2011/226 2 Feiten Verzoekers hebben bij de politie aangifte gedaan jegens

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2014:2785 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2014:2785 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2014:2785 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 22-04-2014 Datum publicatie 31-10-2014 Zaaknummer 23-003653-11 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2011:BQ9715

ECLI:NL:RBUTR:2011:BQ9715 ECLI:NL:RBUTR:2011:BQ9715 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 26-05-2011 Datum publicatie 29-06-2011 Zaaknummer 16-504228-10 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2017:6331

ECLI:NL:RBROT:2017:6331 ECLI:NL:RBROT:2017:6331 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 09-08-2017 Datum publicatie 18-08-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 10/049808-15 en 10/231146-15

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARN:2008:BG4042

ECLI:NL:GHARN:2008:BG4042 ECLI:NL:GHARN:2008:BG4042 Instantie Gerechtshof Arnhem Datum uitspraak 11-11-2008 Datum publicatie 12-11-2008 Zaaknummer 21-001909-07 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO3296

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO3296 ECLI:NL:GHLEE:2010:BO3296 Instantie Datum uitspraak 05-11-2010 Datum publicatie 08-11-2010 Gerechtshof Leeuwarden Zaaknummer 24-000669-10 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2017:4588

ECLI:NL:RBROT:2017:4588 ECLI:NL:RBROT:2017:4588 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 23-05-2017 Datum publicatie 16-06-2017 Zaaknummer 10/740469-15 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2017:1213

ECLI:NL:GHAMS:2017:1213 ECLI:NL:GHAMS:2017:1213 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 28-03-2017 Datum publicatie 10-04-2017 Zaaknummer 23-000918-16 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2017:978

ECLI:NL:GHSHE:2017:978 ECLI:NL:GHSHE:2017:978 Instantie Datum uitspraak 17-02-2017 Datum publicatie 10-03-2017 Gerechtshof 's-hertogenbosch Zaaknummer 20-003836-13 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie