Workshop Studiedag d.d. 3 november 2015: Juridische update voor de praktijk van schuldhulpverleners.

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Workshop Studiedag d.d. 3 november 2015: Juridische update voor de praktijk van schuldhulpverleners."

Transcriptie

1 Workshop Studiedag d.d. 3 november 2015: Juridische update voor de praktijk van schuldhulpverleners. INHOUDSOPGAVE 1. Uitspraak inzake datum zorgbehandeling in relatie tot datum vordering en SR, veeg uit de pan zorgverzekeraar 2. Uitspraak inzake datum fraudevordering en schone lei of niet 3. CJIB en hun (volgens rechtbanken en gerechtshoven) oneigenlijke voorrangspositie, uitspraak Arnhem en gevolgen minnelijk, aangepast beleid CJIB op komst 4. uitspraken alimentatieplicht en samenloop loonbeslag (geen middelen voor verlaging): zeer verschillende uitspraken inzake directe toelating Wsnp 5. prejudiciële vragen HR inzake status nw KGB als eenouderkop (nog steeds geen arrest; veel zaken in de wacht, tegengestelde uitspraken gerechtshoven) 6. uitspraak inzake status telefoonabonnementen 7. uitspraak inzake ontbinding huurovereenkomst waarna gehele vordering betaald werd; gevolgen 8. uitspraak respecteren beslagvrije voet bij bankbeslag 9. hoger beroep bevestigt correctie toeslagen bij beslag op toeslagen 10. verkorte looptijd 15 mnd nu min of meer verplicht als de situatie daarnaar is 11. Fraude Wgs is niet gelijk fraude in fraudewet. 12. Geen minnelijk traject nodig voor omzetting faillissement naar Wsnp

2 1.Te betalen eigen risico zorgbehandeling valt binnen werking Wsnp wanneer behandeling plaatsvond voor datum toepassing Wsnp ECLI:NL:RBOVE:2015:1633 Instantie Rechtbank Overijssel Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer CV EXPL Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - enkelvoudig Inhoudsindicatie Vordering verplicht eigen risico zorgverzeking en wettelijke schuldsanering. Onderhavige vordering is naar het oordeel van de kantonrechter een schoolvoorbeeld van misbruik van procesrecht. De kantonrechter wijst de vordering af met veroordeling van eiser in de proceskosten. Vindplaatsen Rechtspraak.nl Uitspraak RECHTBANK OVERIJSSEL Team kanton en handelsrecht Zittingsplaats Enschede Zaaknummer : CV EXPL Uitspraak : 31 maart 2015 (mjw) Vonnis in de zaak van: de naamloze vennootschap Menzis Zorgverzekeraar N.V. gevestigd en kantoorhoudende te Wageningen eiseres in conventie, verweerster in reconventie, hierna ook wel Menzis te noemen gemachtigde: GGN Mastering Credit te Almelo - tegen - [gedaagde] wonende in de gemeente [woonplaats] 2

3 gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, hierna ook wel [gedaagde] te noemen gemachtigde: mr. D. van den Berg, advocaat te Enschede 1procedure Deze blijkt uit de navolgende stukken: - de dagvaarding van 19 augustus 2014; - de conclusie van antwoord in conventie, tevens houdende een eis in reconventie; - de akte houdende doorhaling in conventie, antwoord in reconventie; - de antwoordakte in conventie, repliek in reconventie; - de conclusie van dupliek in reconventie. het vonnis is bepaald op heden. 2feiten 2.1 Tussen partijen staat, als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of niet voldoende betwist, het navolgende vast. 2.2 [gedaagde] heeft bij Menzis een zorgverzekering en/of een aanvullende zorgverzekering afgesloten. 2.3 Indien een zorgverzekerde aanspraak maakt op vergoeding van de aan hem/haar verleende zorg, dan geldt ingevolge artikel 19 van de Zorgverzekeringswet een verplicht eigen risico. 2.4 [gedaagde] heeft in 2012 aanspraak gemaakt op vergoeding van aan haar verleende zorg op grond waarvan Menzis bij factuur d.d. 24 januari 2013 in totaal aan verplicht eigen risico bij [gedaagde] een bedrag van 176,69 in rekening heeft gebracht. 2.5 [gedaagde] is op 17 juli 2012 toegelaten tot de WSNP met aanstelling van mevrouw [bewindvoerder] tot bewindvoerder. 2.6 De gemachtigde van [gedaagde] staat met toestemming van de bewindvoerder en de rechtercommissaris [gedaagde] bij in onderhavige procedure. 3geschil in conventie en reconventie de vordering in conventie 3.1 Menzis vordert zakelijk weergegeven de veroordeling van [gedaagde] tot betaling van een bedrag van 186,33, vermeerderd met de wettelijke rente over 176,69 vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening. Tevens vordert zij veroordeling van [gedaagde] in de kosten van het geding. 3.2 Menzis baseert haar vordering op de vaststaande feiten zoals hiervoor weergegeven onder 2.2 t/m 2.4 waarbij zij het navolgende nog heeft aangevoerd. Omdat van [gedaagde] geen betaling viel te verkrijgen, zag Menzis zich genoodzaakt haar vordering ter incasso uit handen te geven. De kosten 3

4 daarvoor bedragen 48,40 en komen, evenals de op voorhand tot 19 augustus 2014 berekende wettelijke rente ad 8,11, voor rekening van [gedaagde]. 3.3 Menzis is bekend met het verweer van [gedaagde], inhoudende dat het in casus een vordering betreft welke materieel is ontstaan voor de toelating van de [gedaagde] tot de WSNP en derhalve binnen de werking van de WSNP valt. Menzis betwist dit verweer. De eerste aanbiedingsbrief van Menzis is leidend om te bepalen of de vordering binnen de WSNP valt. Aangezien de eerste aanbiedingsbrief dateert van 13 januari 2013, valt de vordering niet onder de WSNP en dient volledig voldaan te worden. het verweer in conventie en de eis in reconventie 3.4 [gedaagde] voert in haar verweer aan dat zij op 1 februari 2012 behandeld is in het ziekenhuis. Op dat moment was zij zorgverzekerd bij Menzis. Niet het moment waarop de eerste aanbiedingsbrief wordt aangeboden is bepalend voor het moment waarop de vordering met betrekking tot het verplicht eigen risico is ontstaan maar het moment waarop de zorgbehandeling is uitgevoerd. [gedaagde] staat op het standpunt dat de verbintenis op grond waarvan zij het verplichte eigen risico moet betalen te beschouwen is als een voorwaardelijke verbintenis in de zin van artikel 6:21 BW. De werking van deze verbintenis tot betaling van het verplicht eigen risico is afhankelijk gesteld van het al dan niet plaatsvinden van een toekomstige onzekere gebeurtenis, namelijk of [gedaagde] zorg nodig heeft. Met het ondergaan van de behandeling op 1 februari 2012 is de voorwaarde van deze verbintenis vervuld en is tevens de vordering terzake het verplicht eigen risico ontstaan. Nu de vordering materieel ontstaan is vóór de toelating tot de WSNP, valt de vordering in de WSNP en is het een verifieerbare concurrente vordering. 3.4 Nadat Menzis in haar reactie op het verweer erkend heeft dat haar vordering bij de bewindvoerder had moeten worden ingediend en daarbij verzocht heeft om de procedure door te halen, verzoekt [gedaagde] om Menzis te veroordelen in de daadwerkelijke proceskosten Rv ten bedrage van 2.200,00 ex btw. Met de rechter-commissaris in de schuldsanering van [gedaagde] is dit bedrag als een vaste prijs afgesproken voor het voeren van verweer in deze procedure. 3.5 In reconventie vordert [gedaagde] veroordeling van Menzis tot (terug)betaling van 46,87 aan [gedaagde]. Dit bedrag is door Menzis in conventie in mindering gebracht op de hoofdsom. Dat is niet toegestaan nu de gehele vordering bij de bewindvoerder ingediend had moeten worden. Van verrekening kan geen sprake zijn nu [gedaagde] geen achterstanden heeft in de betaling van haar premie. Onduidelijk is of Menzis anderszins in de toekomst nog een vordering op [gedaagde] zal krijgen. het verweer in reconventie: Menzis erkent dat er sprake is geweest van een deelbetaling van 46,87. Menzis wijst erop dat, nu er sprake is van een doorlopende zorgverzekeringsovereenkomst met [gedaagde], dit bedrag aangewend zal worden ter voldoening van de lopende premies. 4de beoordeling in conventie en reconventie conventie: 4.1 Het standpunt zoals dat bij dagvaarding door Menzis (lees: GGN) terzake het moment van ontstaan van de vordering ter zake het verplicht eigen risico is onbegrijpelijk. Gelet op de latere erkenning van Menzis dat zij haar vordering bij de bewindvoerder had moeten indienen, volstaat de kantonrechter met het onderschrijven van het standpunt van [gedaagde] dat voormelde vordering 4

5 niet eerder en niet later is ontstaan dan op het moment van behandeling in het ziekenhuis, 1 februari Dat betekent, nu [gedaagde] op 17 juli 2012 is toegelaten tot de WSNP, dat de vordering ingediend had moeten worden bij de bewindvoerder. De vordering wordt afgewezen onder veroordeling van Menzis in de proceskosten. Het verzoek van [gedaagde], de kantonrechter interpreteert dit als een vordering, om de proceskosten vast te stellen op de daadwerkelijk gemaakte proceskosten zal gehonoreerd worden. De kantonrechter is niet verplicht om het liquidatietarief te volgen; het is een niet bindende richtlijn. Een vordering tot vergoeding van de volledige proceskosten is namelijk toewijsbaar in geval van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen. Van misbruik van procesrecht is volgens de Hoge Raad in zijn arrest van 29 juni 2007 (ECLI:NL:HR:2007:BA3516) sprake als de vordering, gelet op de evidente ongegrondheid achterwege had moeten blijven, namelijk als eiser op voorhand had moeten begrijpen dat de vordering geen kans van slagen had. Onderhavige vordering van Menzis is daarvan naar het oordeel van de kantonrechter een schoolvoorbeeld. Menzis betitelt de prijsafspraak tussen het advocatenkantoor Damsté en de rechter-commissaris als vermeend, met andere woorden Menzis betwist de juistheid van de handgeschreven toestemming namens de rechter-commissaris van de rechtbank Overijssel. Het is de kantonrechter ambtshalve bekend dat van vermeendheid geen sprake is en dat de rechter-commissaris de toestemming heeft gegeven als door [gedaagde] gesteld. Het verweer van Menzis op dit punt dient dan ook gepasseerd te worden. Het gevorderde bedrag aan daadwerkelijke proceskosten, 2.200,00 ex btw zijnde het bedrag dat ten laste van de boedel komt, is dan ook toewijsbaar. reconventie: 4.2 De vordering in reconventie zal worden toegewezen. Menzis wenst de ontvangen deelbetaling te verrekenen met de lopende premie. Verrekening kan alleen dan aan de orde zijn ingeval van wederkerig schuldeiserschap. Daarvan is geen sprake, immers onweersproken staat vast dat de lopende premie door Menzis automatisch geïncasseerd wordt, er dienaangaande geen achterstand bestaat en het nog maar de vraag is of er in de toekomst een achterstand c.q. vordering zal ontstaan. Het beroep op verrekening faalt derhalve. 4.3 Menzis zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure met dien verstande dat deze kosten worden geacht te zijn begrepen in het in conventie toegewezen bedrag aan proceskosten 5De beslissing: In conventie: Wijst de vordering af. Veroordeelt Menzis in de kosten van deze procedure tot op deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] begroot op 2.662,00 inclusief btw. Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad. In reconventie: Veroordeelt Menzis om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [gedaagde] te betalen het bedrag van 46,87. Veroordeelt Menzis in de kosten van deze procedure, welke kosten worden geacht te zijn begrepen in de in conventie uitgesproken kostenveroordeling. Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad. 5

6 Aldus gewezen te Enschede door mr. M.H. van Rhijn, kantonrechter en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dinsdag 31 maart 2015, in tegenwoordigheid van de griffier.! ᐧ 6

7 2 Fraudevordering valt onder werking Wsnp en onder schone lei ECLI:NL:HR:2015:1693 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 14/02113 Formele relaties Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:418, Gevolgd In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2014:522, (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen Rechtsgebieden Insolventierecht Bijzondere kenmerken Cassatie Inhoudsindicatie WSNP. Valt vordering gemeente tot terugbetaling teveel ontvangen bijstandsuitkering onder schone lei van art. 358 lid 1 Fw? Datum ontstaan vordering terugbetaling; intrekkingsbesluit met werking voor verleden (art. 54 lid 3 en 58 Wwb). Analoge toepassing art. 299 lid 1 onder b Fw. Vindplaatsen Rechtspraak.nl NJB 2015/1258 Uitspraak 19 juni 2015 Eerste Kamer 14/02113 EE Hoge Raad der Nederlanden Arrest in de zaak van: [eiser], wonende te [woonplaats], EISER tot cassatie, advocaat: mr. M.E. Bruning, t e g e n 7

8 de GEMEENTE HAARLEM, zetelende te Haarlem, VERWEERSTER in cassatie, advocaat: mr. S. Kousedghi. Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en de Gemeente. 1Het geding in feitelijke instanties Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken: a. het vonnis in de zaak C/15/201270/KG ZA van de voorzieningenrechter in de rechtbank Noord-Holland van 3 mei 2013; b. het arrest in de zaak /01 van het gerechtshof Amsterdam van 18 februari Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht. 2Het geding in cassatie Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Gemeente heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De zaak is voor de Gemeente toegelicht door haar advocaat. De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekt tot vernietiging van het bestreden arrest. De advocaat van de Gemeente heeft bij brief van 10 april 2015 op die conclusie gereageerd. 3Beoordeling van het middel 3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan. ( i) [eiser] ontving sinds 12 november 2004 van de Gemeente een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand (hierna: Wwb). (ii) Ten aanzien van [eiser] is op 23 mei 2006 de schuldsaneringsregeling van toepassing verklaard. (iii) Bij besluit van 24 januari 2008 heeft de Gemeente van [eiser] een bedrag van ,36 teruggevorderd vanwege volgens de Gemeente door [eiser] ten onrechte genoten Wwb-uitkeringen en -toeslagen. Volgens de Gemeente heeft hij zonder daarvan melding te maken over de periode van 21 februari 2005 tot en met 22 juli 2007 voor zijn broer werkzaamheden verricht die economische waarde vertegenwoordigen. (iv) Tegen dit besluit heeft [eiser] bezwaar gemaakt. Het bezwaar is voor een deel gegrond verklaard. De bestuursrechter heeft het besluit op bezwaar vernietigd en de Gemeente opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen omdat de Gemeente niet voldoende concreet heeft aangevoerd over welke perioden de bijstand wordt herzien en teruggevorderd. ( v) In het nieuwe besluit op bezwaar, van 5 augustus 2010, heeft de Gemeente het bedrag dat zij van [eiser] over de genoemde periode terugvordert, verlaagd tot 8.632,19. (vi) De rechtbank Haarlem heeft het beroep tegen dit nieuwe besluit op bezwaar bij uitspraak ongegrond verklaard. Deze uitspraak is door de Centrale Raad van Beroep bevestigd. (vii) De rechtbank Haarlem heeft op 2 augustus 2011 de schuldsaneringsregeling tussentijds beëindigd zonder [eiser] een schone lei te verlenen. [eiser] heeft, zo stelt de rechtbank vast, 8

9 gedurende de schuldsaneringsregeling een nieuwe schuld doen ontstaan (art. 350 lid 3, aanhef en onder d, Fw). De rechtbank doelt daarmee op de schuld aan de Gemeente. (viii) Naar aanleiding van het door [eiser] ingestelde hoger beroep daartegen heeft het hof in rov. 2.4 onder meer overwogen: Gelet op de stukken en het verhandelde ter terechtzitting overweegt het hof het volgende. De schuld aan de gemeente Haarlem is ontstaan op de datum van het terugvorderingsbesluit, te weten 24 januari 2008 (herzien bij besluit van 5 augustus 2010), zodat sprake is van een nieuwe schuld in de zin van artikel 350 lid 3 onder d Fw. Mede gelet op het tijdsverloop sinds de periode waarop de terugvordering betrekking heeft (februari 2005 tot en met oktober 2007) en de omstandigheid dat de gemeente Haarlem de vordering al drastisch heeft verminderd, is het hof van oordeel dat het verwijt dat [eiser] ten aanzien van het laten ontstaan van deze schuld kan worden gemaakt, onvoldoende zwaar is om de voor [eiser] zeer ingrijpende consequentie van het onthouden van een schone lei te kunnen rechtvaardigen. Het hof weegt hierbij mee dat, voor zover het hof op basis van de beschikbare gegevens heeft kunnen vaststellen, geen sprake is geweest van opzettelijk en/of bewust frauderen door [eiser], met het oogmerk zich te bevoordelen. Voorts neemt het hof in aanmerking dat [eiser] gedurende het verloop van de schuldsaneringsregeling zijn uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen steeds naar behoren is nagekomen en dat die schuldsaneringsregeling reeds is verlengd tot vijf jaar. In het licht van het voorgaande is het hof van oordeel dat [eiser] de schuldsaneringsregeling toch tot een goed einde heeft gebracht en dat deze met toekenning van de zogenoemde schone lei dient te worden beëindigd. De beslissing waarvan beroep zal worden vernietigd." (ix) Het hof heeft de zaak voor verdere afdoening teruggewezen en de rechtbank heeft vervolgens als volgt beslist: - stelt vast dat de schuldenaar niet in de nakoming van één of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen is tekortgeschoten; - bepaalt dat de toepassing van de schuldsaneringsregeling eindigt op het moment dat de slotuitdelingslijst verbindend is geworden; - verstaat dat door de beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling de vorderingen ten aanzien waarvan de schuldsaneringsregeling werkt, voor zover deze onvoldaan zijn gebleven, niet langer afdwingbaar zijn. ( x) Blijkens een uittreksel uit het Centraal Insolventieregister is op 2 mei 2012 het einde van de schuldsanering met uitdeling aan de schuldeisers en met schone lei per 27 april 2012 gepubliceerd. 3.2 De Gemeente heeft ter incassering van de ten onrechte genoten Wwb-uitkeringen en toeslagen beslag gelegd op de uitkering die [eiser] uit hoofde van de Wwb verkrijgt. [eiser] heeft in de onderhavige procedure onder meer opheffing van dat beslag gevorderd, stellende dat de vordering van de Gemeente onder de werking van de schone lei-verklaring valt en dus niet meer afdwingbaar is. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van [eiser] afgewezen. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bekrachtigd. Naar het oordeel van het hof is de vordering van de Gemeente tot terugbetalen van de ten onrechte uitbetaalde uitkeringen en toeslagen ontstaan met het nemen van het terugvorderingsbesluit en daarmee na het van toepassing worden op [eiser] van de schuldsaneringsregeling. 3.3 De klachten van onderdeel 1 betogen dat het hof van een onjuiste rechtsopvatting is uitgegaan met zijn oordeel dat de vordering van de Gemeente is ontstaan met het nemen van het terugvorderingsbesluit. Daartoe voeren de klachten onder 1b aan dat de terugvordering van een ten onrechte ontvangen bijstandsuitkering voortvloeit uit een weliswaar beëindigde maar 9

10 voorafgaand aan de schuldsanering reeds bestaande rechtsbetrekking, als bedoeld in art. 299 lid 1, onder b-e, Fw, waardoor die vordering onder de werking van de schone lei van art. 358 lid 1 Fw valt Art. 58 Wwb, dat de terugvordering door de Gemeente van ten onrechte of tot een te hoog bedrag ontvangen bijstand regelt, sluit blijkens zijn redactie aan bij de regels van de onverschuldigde betaling. De onderhavige zaak stelt de vraag aan de orde of in dit geval van onverschuldigde betaling kan worden gesproken, en zo ja met ingang van welk tijdstip, nu het enkele genieten van bijstand zonder dat wordt voldaan aan de wettelijke vereisten voor het ontvangen daarvan, nog niet meebrengt dat die bijstand moet worden terugbetaald. Voor terugvordering is immers een besluit tot intrekking vereist (art. 54 lid 3 Wwb). Voor zover het intrekkingsbesluit meebrengt dat aan het besluit tot toekenning werking wordt ontnomen met ingang van een tijdstip in het verleden, moet de vanaf dat tijdstip ten onrechte genoten bijstand worden aangemerkt als onverschuldigd betaald Vervolgens rijst de vraag of de vordering tot terugbetaling van bijstand die in de periode voorafgaand aan het van toepassing worden van de schuldsaneringsregeling ten onrechte is genoten, valt onder de werking van de schuldsaneringsregeling, indien het terugvorderingsbesluit pas na het van toepassing worden van de schuldsaneringsregeling is genomen. Die vraag dient bevestigend te worden beantwoord. Art. 299 lid 1, aanhef en onder b, Fw bepaalt dat de schuldsaneringsregeling werkt ten aanzien van vorderingen op de schuldenaar die na de uitspraak tot de toepassing van de schuldsaneringsregeling ontstaan uit hoofde van onder meer vernietiging van een vóór die uitspraak met de schuldenaar gesloten overeenkomst. Een besluit tot intrekking van ten onrechte genoten bijstand met ingang van een in het verleden gelegen tijdstip dient, wat betreft de daaruit voortvloeiende verplichting tot terugbetaling, op één lijn te worden gesteld met de vernietiging van een overeenkomst met terugwerkende kracht. Daarom dient daarop de bepaling van art. 299 lid 1, aanhef en onder b, Fw overeenkomstig te worden toegepast. Het hof heeft dit miskend. De klachten van onderdeel 1b slagen derhalve en de overige klachten van het middel behoeven geen behandeling. 4Beslissing De Hoge Raad: vernietigt het arrest van het gerechtshof Amsterdam van 18 februari 2014; verwijst het geding naar het gerechtshof Den Haag ter verdere behandeling en beslissing; veroordeelt de Gemeente in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [eiser] begroot op 493,98 aan verschotten en 2.600,-- voor salaris. Dit arrest is gewezen door de vice-president E.J. Numann als voorzitter en de raadsheren C.A. Streefkerk, A.H.T. Heisterkamp, C.E. Drion en G. de Groot, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op 19 juni

11 3 CJIB en hun (volgens rechtbanken en gerechtshoven) oneigenlijke voorrangspositie, uitspraak Arnhem en gevolgen minnelijk, aangepast beleid CJIB op komst InstantieRechtbank: Midden-Nederland Datum uitspraak: Datum publicatie: Zaaknummer: C/16/ / FT RK 15/194 Rechtsgebieden: Insolventierecht Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg - enkelvoudig Inhoudsindicatie: Aangehouden beslissing op verzoek dwangakkoord. In de huidige regeling ontbreekt voor het CJIB de verplichting om finale kwijting te verlenen. Het CJIB wordt aldus bevoordeeld ten opzichte van de andere schuldeisers, die wel afstand doen van het restant van hun vorderingen en niet is gebleken dat de andere schuldeisers hiervan op de hoogte zijn gebracht. De schuldhulpverlener dient een nieuwe, voor alle schuldeisers met dezelfde rang gelijkluidende regeling, op te stellen en aan te bieden. Deze nieuwe regeling behoeft niet voor alle schuldeisers van gelijke rang gelijkluidend te zijn, indien die ongelijkheid maar voor alle schuldeisers kenbaar is en alle schuldeisers met die ongelijkheid (schriftelijk) instemmen. Uitspraak RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND Afdeling Civiel recht locatie Utrecht zaaknummer: C/16/ / FT RK 15/194 uitspraakdatum: 23 april 2015 enkelvoudige kamer in de zaak van [verzoeker sub 1], geboren op [1960] te [geboorteplaats], en [verzoeker sub 2], geboren op [1962] te [geboorteplaats], beide wonende te [adres] [postcode] [woonplaats], hierna tezamen ook genoemd: verzoekers, tegen [verweerder sub 1] gevestigd te [vestigingsplaats], hierna te noemen: schuldeiser 1, gemachtigde: De Klerk en Vis, [verweerder sub 2] gevestigd te [vestigingsplaats], hierna te noemen: schuldeiser 2, [verweerder sub 3], 11

12 gevestigd te [vestigingsplaats], hierna te noemen: schuldeiser 3, gemachtigde: Collactive Incasso, [verweerder sub 4] kennelijk woonplaats kiezende ten kantore van haar gemachtigde, hierna te noemen: schuldeiser 4. gemachtigde: Vesting Finance. 1 De procedure 1.1. Verzoekers hebben op 21 januari 2015, tegelijk met een verzoek tot het van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling, een verzoek (hierna: het verzoek) ingediend tot het uitspreken van een dwangakkoord als bedoeld in artikel 287a van de Faillissementswet (hierna: Fw). Het verzoek richt zich tegen de schuldeisers 1, 2, 3 en Bij faxbericht van 23 maart 2015 heeft schuldeiser 1 kenbaar gemaakt alsnog akkoord te gaan met het hierna nader te omschrijven voorstel van verzoekers, zodat het verzoek voor zover het zich richt tegen schuldeisers 1 geen verdere behandeling behoeft. De schuldeisers 2, 3 en 4 worden hierna gezamenlijk ook verweerders genoemd Op 16 april 2015 is het verzoek ter zitting behandeld en hierbij zijn verschenen verzoekers en mevrouw [A], schuldhulpverlener van Werk en Inkomen [naam]. Hoewel behoorlijk opgeroepen, is geen van verweerders verschenen. 2 De feiten De volgende feiten staan vast Verzoekers zijn 55 en 52 jaar oud en zijn gehuwd in gemeenschap van goederen. Zij hebben een inwonende zoon van 22 jaar. Hun inkomsten bestaan uit een WIA-uitkering ten behoeve van mevrouw, aangevuld met een bijstandsuitkering. Het budget van verzoekers wordt sinds 15 januari 2013 beheerd De schuldenlast van verzoekers bestaat uit één preferente en 21 concurrente vorderingen en heeft een totaal beloop van , Verzoekers hebben op 5 januari 2015 een schuldregeling aangeboden aan hun schuldeisers. Dit akkoord houdt samengevat in dat verzoekers gedurende 36 maanden hun afloscapaciteit reserveren. Doorbetaling van het gereserveerde bedrag vindt plaats op grond van een pondspondsgewijze verdeling. Dat zal kunnen resulteren in een uitkering van 5,01 % aan de concurrente schuldeisers. Aan de preferente schuldeiser wordt het dubbele geboden. Het aanbod is gebaseerd op een prognose: stijgt het inkomen van verzoekers gedurende de regeling, dan zal een hoger bedrag worden uitgekeerd aan de crediteuren, daalt het inkomen, dan wordt een lager bedrag uitgekeerd

13 De regeling omvat voor alle schuldeisers behalve het Centraal Justitieel Incassobureau (hierna te noemen: CJIB) de verplichting van de schuldeisers om na ontvangst van de onder 2.3 bedoelde uitkering aan verzoekers finale kwijting te verlenen voor hun restantvorderingen De brief van 4 november 2014 waarmee de algemeen directeur van het CJIB namens het CJIB het aanbod heeft aanvaard luidt namelijk voor zover voor de beoordeling van het verzoek relevant als volgt: Op 29 september 2014 heb ik uw voorstel tot minnelijke schuldregeling op naam van ( ) ontvangen. Ik ga hiermee akkoord. Het restant van de vordering blijft na afloop van de minnelijke schuldregeling opeisbaar. Dit is overeengekomen in artikel 14.1 van het convenant tussen NVVK en het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) De vordering van het CJIB bedraagt 5.300,-. Het betreft, volgens verklaring van verzoekers, boetes voor het onverzekerd hebben van scooters. De boetes zijn derhalve saneerbaar : zouden verzoekers het wettelijke schuldsaneringstraject met goed gevolg doorlopen en aldus een schone lei verkrijgen, dan zou het CJIB de mogelijkheid verliezen om voldoening van deze boetes, althans het onbetaalde deel daarvan, van verzoekers af te dwingen Verzoekers hebben, bij monde van hun schuldhulpverlener, ter zitting verklaard dat de overige schuldeisers niet op de hoogte zijn van de met het CJIB op basis van het in de brief van 4 november 2014 bedoelde NVVK-convenant gemaakte afspraken De onder 2.3. bedoelde schuldregeling is door alle schuldeisers behalve verweerders aanvaard. De redenen voor weigering zijn niet bekend. Verweerders hebben niet gereageerd op het voorstel. 3 Het verzoek tot het vaststellen van een dwangakkoord 3.1. Verzoekers hebben in het verzoek de rechtbank verzocht verweerders te bevelen in te stemmen met de onder 2.3. bedoelde schuldregeling. Verzoekers hebben zich hierbij op het standpunt gesteld dat de schuldeisers bij toepassing van de wettelijke schuldsanering geen uitkering kunnen verwachten, nu in een wettelijke schuldsanering de kosten van bewindvoering en het griffierecht voor de deponering van de uitdelingslijst in mindering worden gebracht op het aan de schuldeisers uit te keren bedrag. De kosten gemoeid met de wettelijke schuldsanering zijn dermate hoog dat deze het uit te keren bedrag overstijgen, aldus verzoekers. 4 De beoordeling van het verzoek tot het vaststellen van een dwangakkoord 4.1. Uitganspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat zijn vordering, vermeerderd met rente, volledig wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vorderingen van verweerders, staat het belang van verweerders bij weigering van die regeling in beginsel vast. Dit kan anders worden wanneer verweerders in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling hebben kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat verweerders hebben bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoekers of van de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad

14 De rechtbank is van oordeel dat de in 4.1. genoemde belangenafweging op basis van de nu beschikbare gegevens ten nadele van verzoekers uitvalt. De rechtbank stelt vast dat de aan de schuldeisers voorgehouden beschikbare som op een onjuiste wijze is berekend, dat niet alle schulden en/of schuldeisers bij het aanbod zijn betrokken en dat voorts niet aan alle concurrente schuldeisers hetzelfde aanbod is gedaan. De rechtbank overweegt daartoe het volgende. Ten aanzien van de beschikbare som 4.3. Ter zitting hebben verzoekers, bij monde van de schuldhulpverlener, verklaard dat bij de berekening van de spaarcapaciteit van verzoekers tijdens de minnelijke regeling geen rekening is gehouden met een (fictieve) bijdrage van de inwonende zoon. Ter toelichting hebben zij gesteld dat pas sinds 1 januari 2015 eigen inkomsten verwerft en dat wat hij daarvan afdraagt ( 300,- per maand) net voldoende is om de kosten van zijn inwoning te dekken. Deze redenering gaat er aan voorbij dat in de wettelijke schuldsaneringsregeling bij de berekening van de afdrachtplicht/spaarcapaciteit op basis van het VTLB-rapport wel degelijk een positieve correctie op het inkomen zou plaatsvinden in verband met de (fictieve) inkomsten van de zoon. De berekening van het inkomen verzoekers is derhalve niet juist, waardoor ook (de prognose van) hun spaarcapaciteit niet juist is. Dat betekent dat de in de regeling aan de schuldeisers voorgelegde spaarcapaciteit niet kan worden vergeleken met de spaarcapaciteit van verzoekers in het wettelijke traject. Ten aanzien van de bij het aanbod betrokken schulden en schuldeisers 4.4. Ter zitting hebben verzoekers, door de rechtbank gevraagd naar het bestaan van eventuele vorderingen uit hoofde van de zorgverzekering die door het CJIB worden geïncasseerd, bij monde van hun schuldhulpverlener verklaard dat deze vorderingen niet op de schuldenlijst zijn opgenomen omdat deze worden kwijtgescholden na een geslaagde regeling. Die verklaring is, zonder nadere toelichting, welke toelichting ter zitting niet kon worden gegeven, onbegrijpelijk: gesteld noch gebleken is dat het CJIB afstand heeft gedaan van deze vordering. Daarbij komt dat op grond van artikel 285 lid 1 sub a Fw jo. 96 Fw in of bij het verzoekschrift tot toepassing van de schuldsaneringsregeling een staat van de schulden des boedels (cursivering rechtbank) te worden opgenomen. Op die staat dienen dus alle bestaande schulden te worden opgenomen: of die schulden al dan niet saneerbaar zijn, is niet relevant. Het aanbod dient immers te worden gedaan aan alle schuldeisers en een juiste berekening van het aangeboden bedrag is alleen dan mogelijk indien de (verwachte) beschikbare som wordt verdeeld over alle schulden Daarbij komt dat de beantwoording van de in het kader van de beoordeling van het verzoek om toepassing van schuldsaneringsregeling te stellen vraag of verzoekers bij het ontstaan of onbetaald laten van hun schulden te goeder trouw zijn geweest (art. 288 lid 1 aanhef en sub b Fw) niet mogelijk is, indien geen inzage wordt verstrekt in de totale schuldenlast. Ten aanzien van de inhoud van het aanbod 4.6. Verzoekers hebben twee verschillende regelingen aangeboden. De eerste regeling, hiervoor onder 2.3 en 2.4. uitvoeriger weergegeven, is tegen finale kwijting aangeboden aan één preferente en 20 concurrente schuldeisers. De tweede regeling is aangeboden aan het CJIB en betreft de saneerbare boetes van verzoekers. Deze tweede regeling heeft dezelfde inhoud als de eerste, maar de verplichting voor het CJIB om finale kwijting te verlenen ontbreekt. 14

15 4.7. Het CJIB wordt aldus bevoordeeld ten opzichte van de andere schuldeisers, die wel afstand doen van het restant van hun vorderingen. Uit de overgelegde stukken blijkt niet dat de andere schuldeisers op de hoogte zijn gebracht van de bevoorrechte positie van het CJIB. De schuldhulpverlener heeft ter zitting desgevraagd ook bevestigd dat de andere schuldeisers hiervan niet door de schuldhulpverlening op de hoogte zijn gebracht Die, de andere schuldeisers onbekende, bevoordeling van het CJIB maakt, los van de eerder geconstateerde gebreken in het aanbod, dat de onderhavige regeling niet dwingend kan worden opgelegd aan verweerders. De rechtbank zoekt bij de beoordeling van deze regeling aansluiting bij de dwingend voorgeschreven regels voor de homologatie van een tijdens de schuldsaneringsregeling aangeboden akkoord: artikel 338 lid 2 jo. 153 lid 2 aanhef en sub 2 Fw bepaalt dat de rechtbank de homologatie van een dergelijk akkoord zal weigeren indien het akkoord door begunstiging van een of meer schuldeisers tot stand is gekomen. Dat de onderhavige begunstiging van het CJIB plaats vindt op grond van afspraken die door de NVVK (de Vereniging voor schuldhulpverlening en sociaal bankieren) met het CJIB in het convenant zijn gemaakt, doet daar niet aan af. Bij de totstandkoming van dat convenant zijn de andere schuldeisers van verzoekers immers niet betrokken geweest, laat staan dat zij daarmee hebben ingestemd. Aanhouding van de beslissing 4.9. Verzoekers hebben zich bij het opstellen van het aanbod moeten verlaten op de door hun gemeente kwantitatief en (daarmee) kwalitatief beschikbaar gestelde schuldhulpverlening. Zij mochten erop vertrouwen dat het aanbod procedureel en inhoudelijk op de juiste wijze tot stand zou zijn gekomen. De onderhavige regeling vertoont echter, zoals hiervoor is overwogen, vele gebreken. Het gaat de rechtbank gelet op de bijzondere omstandigheden van dit geval dan ook te ver om verzoekers nu al op die gebreken af te rekenen en het verzoek af te wijzen. Verzoekers verdienen de kans om de gebreken te herstellen en aldus binnen het bestaande traject een nieuw aanbod op te stellen De rechtbank zal de beslissing op het verzoek dan ook aanhouden tot 23 juli 2015 teneinde verzoekers in de gelegenheid te stellen om de hiervoor onder 4.3. tot en met 4.8 genoemde gebreken in het aanbod te herstellen door het nemen van de volgende stappen: a. herberekening van de (verwachte) spaarcapaciteit op basis van een juiste lezing van het VTLBrapport en dus - onder meer - rekening houdend met de inwonende zoon; b. aanvulling van de schuldenlijst zodat deze alle bestaande schulden en schuldeisers vermeldt; c. opstellen van een nieuwe, voor alle schuldeisers met dezelfde rang gelijkluidende regeling en het aanbieden van die regeling aan die schuldeisers De hiervoor in 4.10 onder c bedoelde regeling behoeft niet voor alle schuldeisers van gelijke rang gelijkluidend te zijn, indien die ongelijkheid maar voor alle schuldeisers kenbaar is en alle andere schuldeisers met die ongelijkheid (schriftelijk) instemmen Een gelijkluidende regeling wordt natuurlijk het meest eenvoudig verkregen indien het CJIB alsnog finale kwijting verleend voor de saneerbare boetes/schulden. Bij weigering door het CJIB staat verzoekers ook ten aanzien van deze schuldeiser in beginsel de weg van het dwangakkoord open. 15

16 5 De beslissing De rechtbank houdt de beslissing op het verzoek aan tot 23 juli 2015 teneinde verzoekers in de gelegenheid te stellen de stappen te nemen als omschreven onder Dit vonnis is gewezen door mr. M.H.F. van Vugt en in het openbaar uitgesproken op 23 april Deze uitspraak heeft groot opzien gebaard, aanleiding voor a.s. herziening CJIB convenant, talloze vergelijkbare uitspraken. 16

17 Instantie Rechtbank Gelderland Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer FT RK 15/635 ls Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - enkelvoudig Inhoudsindicatie Verzoek dwangakkoord. Het is aan de verzoeker om te onderbouwen waarom de schuldeiser in redelijkheid niet tot weigering van het gedane aanbod heeft kunnen komen. Verzoeker heeft dit onderbouwd door een vergelijking te maken met de uitkering die de schuldeiser zou ontvangen bij toepassing van de wettelijke schuldsanering. Omdat verzoeker niet in aanmerking komt voor toelating tot de schuldsanering, is deze vergelijking niet reëel. Daarnaast dienen de schuldeisers zodanig te worden geïnformeerd dat zij weloverwogen op het gedane aanbod kunnen beslissen. Uitspraak vonnis RECHTBANK GELDERLAND Team insolventie rekestnummer: FT RK 15/635 ls uitspraakdatum: 22 april 2015 Verzoek gedwongen schuldregeling ex artikel 287a Faillissementswet in de zaak van: [verzoeker], geboren te [plaats]op [1975], wonende te [plaats, adres], verzoeker. 1De procedure 1.1. Verzoeker heeft bij de rechtbank op 16 maart 2015 een verzoekschrift ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Daarbij is tevens verzocht om de weigerachtige schuldeisers, te weten het Centraal Justitieel Incassobureau (hierna: CJIB) en de ABN Amro Bank te bevelen in te stemmen met een vóór indiening van het verzoekschrift aangeboden schuldregeling als bedoeld in artikel 287a Faillissementswet [Gerechtsdeurwaarderskantoor] heeft bij brief van 10 april 2015 bericht dat de naamloze vennootschap ABN Amro Bank N.V. alsnog akkoord is gegaan met het voorstel van verzoeker Verzoeker is door de rechtbank gehoord ter terechtzitting van 15 april 2015, vergezeld van [naam], schuldhulpverleenster bij de gemeente Apeldoorn. Namens het CJIB is niemand verschenen. 2De feiten

18 Bij vonnis van de rechtbank Zutphen van 22 september 2010 is verzoeker toegelaten tot de schuldsaneringsregeling. Bij vonnis van 14 mei 2012 is deze regeling zonder toekenning van de schone lei tussentijds beëindigd, omdat verzoeker inkomsten uit arbeid niet had gemeld aan de bewindvoerder en het UWV Verzoeker heeft volgens het verzoekschrift een totale schuldenlast van , Het verzoek betreft het opleggen van een schuldregeling aan de schuldeiser(s), inhoudende een betaling van 17,2 % aan de concurrente schuldeisers en een betaling van 34,4 % aan de preferente schuldeisers van de totale vordering tegen finale kwijting Het aanbod betreft een prognose en houdt in dat verzoeker drie jaar lang zijn inkomen ter beschikking stelt aan de Stadsbank Apeldoorn, waarbij maandelijks het meerdere boven het (conform de uniforme rekenmethode van Recofa) vastgestelde vrij te laten bedrag wordt gereserveerd voor de schuldeisers. Het gereserveerde bedrag wordt elk jaar (drie keer in totaal) aan de schuldeisers uitgekeerd. Voor deze werkzaamheden wordt door de Stadsbank Apeldoorn 9% van de gereserveerde bedragen aan bemiddelingskosten ingehouden en wordt voorts 6,- per maand voor financieel beheer in rekening gebracht Uiteindelijk is één schuldeiser van de in totaal negen schuldeisers niet met genoemd voorstel akkoord gegaan, te weten het CJIB met een vordering van 592,00 (3,8 % van de totale schuld). 3Het verzoek en de standpunten van partijen 3.1. Verzoeker verzoekt de rechtbank het CJIB te gelasten in te stemmen met de onder 2.2 bedoelde schuldregeling. Verzoeker heeft zich hierbij op het standpunt gesteld dat, ondanks hetgeen tot op heden is gespaard voor de schuldeisers in het minnelijk traject, de WSNP alsnog onvoordeliger is voor de schuldeisers Het CJIB heeft de Stadsbank Apeldoorn laten weten dat zij slechts akkoord gaat met het saneringsvoorstel wanneer het restant van de vordering na afloop van de minnelijke schuldregeling opeisbaar blijft overeenkomstig artikel 14.1 van het convenant tussen de NVVK en het CJIB. 4De beoordeling van het verzoek 4.1. De rechtbank stelt voorop dat het een schuldeiser in beginsel vrij staat om een aangeboden akkoord dat inhoudt dat hij slechts een deel van zijn vordering betaald krijgt te weigeren. Alleen wanneer een schuldeiser in redelijkheid niet tot deze weigering heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat hij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoeker of van de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad, kan de schuldeiser worden gedwongen om alsnog met het aanbod in te stemmen. Het is aan de schuldenaar om te stellen en te onderbouwen dat deze situatie zich voordoet In dit kader heeft verzoeker, bij monde van de Stadsbank Apeldoorn, alleen aangevoerd dat in vergelijking met het geweigerde aanbod de weigerende schuldeiser nog minder zou ontvangen bij toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling. Gelet op de onder 2.1 genoemde tussentijdse beëindiging van de eerdere schuldsaneringsregeling en gelet op het bepaalde in artikel 288, tweede lid, onder d, van de Faillissementswet, komt verzoeker echter thans voor een (nieuwe) schuldsaneringsregeling niet in aanmerking. Een vergelijking met de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling is in dit geval dan ook niet reëel en kan zodoende niet bijdragen aan een 18

19 beoordeling van de redelijkheid van de weigering. Een andere onderbouwing voor de gestelde onredelijkheid is door verzoeker niet gegeven. Reeds hierom kan de rechtbank niet tot het oordeel komen dat het CJIB in redelijkheid het gedane aanbod niet heeft kunnen weigeren Ten overvloede overweegt de rechtbank nog het volgende. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is de rechtbank niet gebleken dat verzoeker de tussentijdse beëindiging van de eerdere schuldsaneringsregeling heeft gemeld aan de Stadsbank Apeldoorn. De rechtbank heeft hierdoor twijfels over de vraag of het voorstel wel goed is onderbouwd en gedocumenteerd. In ieder geval stelt de rechtbank vast dat geen van de schuldeisers in kennis zijn gesteld van de omstandigheid dat verzoeker reeds eerder in de WSNP heeft gezeten en dat die regeling wegens een toerekenbare tekortkoming tussentijds is beëindigd. Evenmin zijn de schuldeisers voldoende geïnformeerd over de inkomenspositie van verzoeker. De Stadsbank Apeldoorn heeft de schuldeisers weliswaar voorgehouden dat verzoeker een uitkering op grond van de werkloosheidswet zou ontvangen, maar daarbij is niet vermeld dat die uitkering slechts tot en met 13 maart 2015 liep. Ter zitting heeft verzoeker verklaard dat hij nu een bijstandsuitkering ontvangt. Hierdoor is het inkomen van verzoeker drastisch gedaald en is de nakoming van het aanbod niet meer gegarandeerd. Doordat de schuldeisers op deze punten niet volledig en juist zijn geïnformeerd, zijn zij naar het oordeel van de rechtbank niet in staat gesteld om weloverwogen op het aanbod te beslissen. Ook hierom kan niet worden geoordeeld dat het CJIB in redelijkheid niet tot zijn weigering heeft kunnen komen Tot slot overweegt de rechtbank nog ten overvloede dat het aanbod aan de schuldeisers niet het uiterste is waartoe verzoeker in staat moet worden geacht. Dit oordeel is met name ingegeven door het feit dat verzoeker niet fulltime werkt, maar slechts een bijstandsuitkering heeft. Met een fulltime baan is de verwachting dat verzoeker meer kan bijeenbrengen voor de schuldeisers. De Stadsbank Apeldoorn heeft slechts beperkte middelen om te controleren of verzoeker zich voldoende inspant om fulltime betaald werk te verkrijgen. Hierdoor heeft de rechtbank er, mede gelet op de tussentijdse beëindiging van de eerdere schuldsaneringsregeling, onvoldoende vertrouwen in dat de nakoming van de op verzoeker rustende inspanningsverplichting voldoende is gewaarborgd. Ook dit maakt dat niet kan niet worden geoordeeld dat het CJIB in redelijkheid niet tot zijn weigering heeft kunnen komen 4.5. Gelet op het voorgaande zal het verzoek om het CJIB te bevelen in te stemmen met de schuldregeling worden afgewezen Op het verzoek van verzoeker tot toepassing van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen zal bij afzonderlijk vonnis per gelijke datum worden beslist. 5De beslissing De rechtbank 5.1. wijst het verzoek af; 5.2. bepaalt dat op het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen per gelijke datum bij afzonderlijk vonnis wordt beslist. Dit vonnis is gewezen door mr. E. Schippers, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 22 april

20 5 prejudiciële vragen HR inzake status nw KGB als eenouderkop Arrest HR: Kindgebonden budget vermindert niet behoefte kind aan alimentatie geplaatst op 13 oktober 2015 Bij de vaststelling van de door de ouders verschuldigde alimentatie voor hun minderjarige kinderen moet het kindgebonden budget, inclusief alleenstaande ouderkop', niet in aanmerking worden genomen bij de bepaling van de behoefte van het kind. Dat was de uitspraak van de Hoge Raad op 9 oktober Dit heeft tot gevolg dat op deze grond geen verzoek tot vermindering van de (kinder)alimentatie zal worden toegewezen. Op andere gronden kan dat mogelijk wel, bijvoorbeeld op grond van het wegvallen van de fiscale aftrekbaarheid van deze vorm van alimentatie/onderhoudsverplichting, met overigens meestal veel beperktere gevolgen voor de hoogte van de alimentatie. Het kindgebonden budget telt overigens wel mee bij de vaststelling van de inkomsten voor de VTLB-berekening van de alleenstaande ouder die het kind verzorgt, maar die gevolgen zijn meestal beperkt. Het afgelopen jaar is er onduidelijkheid ontstaan over de invloed van het kindgebonden budget op de hoogte van de kinderalimentatie. Veel verzoeken tot alimentatieherziening zijn de afgelopen maanden on hold gezet in afwachting van het antwoord van de Hoge Raad. Kindgebonden budget vermindert niet behoefte kind aan alimentatie Den Haag, Bij de vaststelling van de door de ouders verschuldigde alimentatie voor hun minderjarige kinderen moet het kindgebonden budget, inclusief alleenstaande ouderkop, niet in aanmerking worden genomen bij de bepaling van de behoefte van het kind. Het kindgebonden budget moet worden meegeteld in de berekening van de draagkracht van de ouder die het kindgebonden budget ontvangt. Dat heeft de Hoge Raad vandaag beslist in antwoord op een prejudiciële vraag van het gerechtshof Den Haag. Wet Op 1 januari 2015 is de Wet Hervorming Kindregelingen in werking getreden. Bij deze wet zijn de regelingen met betrekking tot de bijdrage van de overheid in de kosten van verzorging en opvoeding van kinderen herzien. In dat kader is de alleenstaande ouderkop geïntroduceerd als onderdeel van het kindgebonden budget. De alleenstaande ouderkop vervangt de voorheen bestaande alleenstaande oudertoeslag en alleenstaande ouderkorting. Dat zijn (inkomensafhankelijke) toeslagen waarop een alleenstaande ouder aanspraak kan maken wanneer hij of zij één of meer kinderen verzorgt. Expertgroep In verband met een uitlating van de minister bij de totstandkoming van de wet had de landelijke expertgroep van familierechters die richtlijnen opstelt voor de berekening van alimentatie, geadviseerd het kindgebonden budget af te trekken van het bedrag dat nodig is om in de kosten van de kinderen te voorzien (de behoefte van het kind). Dat kon ertoe leiden dat de alimentatieplichtige ouder niets of bijna niets meer hoefde te betalen. In latere berichten had de minister al vermeld dat zijn eerdere uitlating verkeerd was begrepen. 20

21 Uitspraak De Hoge Raad heeft nu dus beslist dat bij de berekening van kinderalimentatie wel rekening moet worden gehouden met de ontvangst van het kindgebonden budget, maar alleen bij de vaststelling van de inkomsten van de alleenstaande ouder die het kind verzorgt. Dit antwoord schept duidelijkheid in een groot aantal lopende procedures. ECLI:NL:HR:2015:3011 Permanente link: Instantie Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 15/02543 Formele relaties Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:1711 Prejudiciële beslissing op vraag van: ECLI:NL:GHDHA:2015:1288 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Cassatie Prejudiciële beslissing Inhoudsindicatie Prejudiciële vraag (art. 392 Rv). Personen- en familierecht. Kinderalimentatie; kindgebonden budget en alleenstaande ouderkop in aanmerking nemen bij behoefte of bij draagkracht? Uitspraak 9 oktober 2015 Eerste Kamer 15/02543 EE/AS Hoge Raad der Nederlanden Prejudiciële beslissing in de zaak van: [de man], wonende te [woonplaats], VERZOEKER in hoger beroep, niet verschenen in de prejudiciële procedure, t e g e n [de vrouw], wonende te [woonplaats], VERWEERSTER in hoger beroep, advocaat in de prejudiciële procedure: mr. M.A.J.G. Janssen. Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de man en de vrouw. 1Het geding in feitelijke instanties 21

22 Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken: a. de beschikking in de zaak C/09/461341/FA RK van de rechtbank Den Haag van 30 september 2014; b. de beschikking in de zaak /01 van het gerechtshof Den Haag van 3 juni De beschikking van het hof is aan deze beslissing gehecht. 2De prejudiciële procedure Bij laatstgenoemde beschikking heeft het hof op de voet van art. 392 Rv de volgende prejudiciële vragen aan de Hoge Raad gesteld: 1. Moet bij de bepaling van de ingevolge artikel 1:397 BW jo 1:404 BW door de ouders verschuldigde onderhoudsbijdrage voor hun minderjarige kinderen rekening worden gehouden met het kindgebonden budget, inclusief de alleenstaande ouderkop, door dit: i) in mindering te brengen op de behoefte van de kinderen; dan wel ii) in aanmerking te nemen bij het vaststellen van de draagkracht van de ouder die het kindgebonden budget ontvangt? 2. Bij vraag 1 is geen onderscheid gemaakt tussen de alleenstaande ouderkop en het overige deel van het kindgebonden budget. Indien dat onderscheid wel moet worden gemaakt, op welke wijze moet dan ter bepaling van de verschuldigde onderhoudsbijdrage rekening worden gehouden met de alleenstaande ouderkop en op welke wijze met het overige deel van het kindgebonden budget? De vrouw heeft schriftelijke opmerkingen als bedoeld in art. 393 lid 1 Rv ingediend. De vereniging van Familierecht Advocaten Scheidingsmediators (vfas) heeft schriftelijke opmerkingen als bedoeld in art. 393 lid 2 Rv ingediend. De conclusie van de waarnemend Advocaat-Generaal A. Hammerstein strekt ertoe dat de vragen als volgt worden beantwoord: 1. Bij de bepaling van de ingevolge artikel 1:397 BW jo 1:404 BW door de ouders verschuldigde onderhoudsbijdrage voor hun minderjarige kinderen moet rekening worden gehouden met het kindgebonden budget, inclusief de alleenstaande ouderkop, door dit in aanmerking te nemen bij het vaststellen van de draagkracht van de ouder die het kindgebonden budget ontvangt. 2. Er dient geen onderscheid te worden gemaakt tussen de alleenstaande ouderkop en het overige deel van het kindgebonden budget nu beide toeslagen dezelfde aard en strekking hebben. 3Beantwoording van de prejudiciële vragen 3.1 Het gaat in deze procedure om vaststelling van de door de man te betalen bijdragen in de kosten van verzorging en opvoeding van de twee minderjarige kinderen uit het door echtscheiding ontbonden huwelijk tussen hem en de vrouw Op 1 januari 2015 is de Wet Hervorming Kindregelingen (WHK, Wet van 25 juni 2014, Stb. 2014, 227) in werking getreden. Bij deze wet zijn de regelingen met betrekking tot de bijdrage van de overheid in de kosten van verzorging en opvoeding van kinderen herzien. In dat kader is de zogenoemde alleenstaande ouderkop geïntroduceerd als onderdeel van het kindgebonden budget (zie hierna in 3.3.2) In hoger beroep is in verband met deze herziening de vraag gerezen of bij de vaststelling van kinderalimentatie voor de periode vanaf 1 januari 2015 de alleenstaande ouderkop en het overige deel van het kindgebonden budget in aanmerking moeten worden genomen bij de berekening van de behoefte van de kinderen, dan wel bij de draagkracht van de verzorgende ouder. Het hof heeft berekend dat, afhankelijk van de zojuist vermelde keuze, de door de man met ingang van 1 januari 2015 te betalen kinderalimentatie uitkomt op 23,--, respectievelijk 134,-- per maand. In de eerste berekening wordt het kindgebonden budget inclusief de alleenstaande ouderkop in zijn geheel in aanmerking genomen, en wel bij de vaststelling van de behoefte van de kinderen; in de tweede 22

ECLI:NL:RBMNE:2016:5654

ECLI:NL:RBMNE:2016:5654 ECLI:NL:RBMNE:2016:5654 Instantie Datum uitspraak 19-10-2016 Datum publicatie 25-10-2016 Rechtbank Midden-Nederland Zaaknummer C/16/419469 / FT RK 16/1339 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Hoge Raad , ECLI:NL:HR:2015:3011

Hoge Raad , ECLI:NL:HR:2015:3011 Hoge Raad 09-10-2015, ECLI:NL:HR:2015:3011 Inhoudsindicatie De Hoge Raad beantwoordt de prejudiciële vragen: Het kindgebonden budget, inclusief de alleenstaande ouderkop, dient niet in aanmerking te worden

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2017:5387

ECLI:NL:RBDHA:2017:5387 ECLI:NL:RBDHA:2017:5387 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 26-04-2017 Datum publicatie 19-05-2017 Zaaknummer C/09/525833 / FT RK 17/160 en 17/161 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2017:1290

ECLI:NL:RBDHA:2017:1290 ECLI:NL:RBDHA:2017:1290 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 02-02-2017 Datum publicatie 14-02-2017 Zaaknummer C/09/520447 / FT RK 16/2286 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Insolventierecht

Nadere informatie

http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ecli:nl:rbove...

http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ecli:nl:rbove... Rechtspraak.nl Print uitspraak 1 of 5 071215 09:02 Zoekresultaat inzien document ECLI:NL:RBOVE:2013:1448 Permanente link: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ecl Instantie Rechtbank Overijssel

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2017:2806

ECLI:NL:RBDHA:2017:2806 ECLI:NL:RBDHA:2017:2806 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 23-03-2017 Datum publicatie 23-03-2017 Zaaknummer C/09/524266 FT RK 16/2720 en C/09/524268 FT RK 16/2721 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken

Nadere informatie

ECLI:NL:RBHAA:2012:BW9354

ECLI:NL:RBHAA:2012:BW9354 ECLI:NL:RBHAA:2012:BW9354 Instantie Rechtbank Haarlem Datum uitspraak 19-06-2012 Datum publicatie 26-06-2012 Zaaknummer 191670 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - enkelvoudig

Nadere informatie

ECLI:NL:RBLIM:2017:3845

ECLI:NL:RBLIM:2017:3845 ECLI:NL:RBLIM:2017:3845 Instantie Rechtbank Limburg Datum uitspraak 26042017 Datum publicatie 27042017 Zaaknummer 5494929 \ CV EXPL 1610633 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Verbintenissenrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2016:7955 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHARL:2016:7955 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHARL:2016:7955 Instantie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak 04-10-2016 Datum publicatie 28-10-2016 Zaaknummer 200.177.389 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Hoger beroep

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2015:5812

ECLI:NL:RBAMS:2015:5812 ECLI:NL:RBAMS:2015:5812 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 23-06-2015 Datum publicatie 04-09-2015 Zaaknummer CV EXPL 14-22777 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSGR:2012:BZ0856

ECLI:NL:GHSGR:2012:BZ0856 ECLI:NL:GHSGR:2012:BZ0856 Instantie Datum uitspraak 05-12-2012 Datum publicatie 08-02-2013 Gerechtshof 's-gravenhage Zaaknummer 200.109.671-01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2015:1011

ECLI:NL:GHDHA:2015:1011 ECLI:NL:GHDHA:2015:1011 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 22042015 Datum publicatie 10062015 Zaaknummer 200.158.976/01 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBLIM:2017:4741

ECLI:NL:RBLIM:2017:4741 ECLI:NL:RBLIM:2017:4741 Instantie Rechtbank Limburg Datum uitspraak 24052017 Datum publicatie 29052017 Zaaknummer 04 5426165/CV 169694 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Verbintenissenrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2013:3271 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2013:3271 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2013:3271 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 08-10-2013 Datum publicatie 06-01-2014 Zaaknummer 200.121.491-01 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBNHO:2013:9371

ECLI:NL:RBNHO:2013:9371 ECLI:NL:RBNHO:2013:9371 Instantie Datum uitspraak 25-09-2013 Datum publicatie 11-10-2013 Zaaknummer 2113562 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Noord-Holland Civiel recht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2017:3619

ECLI:NL:GHSHE:2017:3619 ECLI:NL:GHSHE:2017:3619 Instantie Datum uitspraak 15-08-2017 Datum publicatie 16-08-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch 200.216.119_01

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2016:2505

ECLI:NL:GHSHE:2016:2505 ECLI:NL:GHSHE:2016:2505 Instantie Datum uitspraak 21-06-2016 Datum publicatie 24-04-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie - Vindplaatsen Uitspraak Gerechtshof

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOVE:2017:721

ECLI:NL:RBOVE:2017:721 ECLI:NL:RBOVE:2017:721 Instantie Rechtbank Overijssel Datum uitspraak 15-02-2017 Datum publicatie 16-02-2017 Zaaknummer ak_16 _ 1345 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBLIM:2017:4418

ECLI:NL:RBLIM:2017:4418 ECLI:NL:RBLIM:2017:4418 Instantie Rechtbank Limburg Datum uitspraak 04052017 Datum publicatie 15052017 Zaaknummer C/03/232895 / KG ZA 17112 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2013:3247 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2013:3247 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2013:3247 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 08-10-2013 Datum publicatie 06-01-2014 Zaaknummer 200.035.875-01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMID:2006:AY9168

ECLI:NL:RBMID:2006:AY9168 ECLI:NL:RBMID:2006:AY9168 Instantie Rechtbank Middelburg Datum uitspraak 20-09-2006 Datum publicatie 29-09-2006 Zaaknummer 47429 HA ZA 05-170 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Ambtenarenrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2015:9831

ECLI:NL:GHARL:2015:9831 ECLI:NL:GHARL:2015:9831 Instantie Datum uitspraak 22-12-2015 Datum publicatie 31-12-2015 Zaaknummer 200.173.880 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Civiel

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2016:4392

ECLI:NL:GHSHE:2016:4392 ECLI:NL:GHSHE:2016:4392 Instantie Datum uitspraak 29-09-2016 Datum publicatie 15-12-2016 Gerechtshof 's-hertogenbosch Zaaknummer 200.194.732/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Insolventierecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOVE:2014:3241

ECLI:NL:RBOVE:2014:3241 ECLI:NL:RBOVE:2014:3241 Instantie Rechtbank Overijssel Datum uitspraak 05062014 Datum publicatie 16062014 Zaaknummer C/08/156166 / KG ZA 14182 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Kort geding

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2017:1064. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:410, Gevolgd

ECLI:NL:HR:2017:1064. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:410, Gevolgd ECLI:NL:HR:2017:1064 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 09-06-2017 Datum publicatie 09-06-2017 Zaaknummer 16/04866 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:410,

Nadere informatie

MEINDERT OOSTERHOF, in zijn hoedanigheid van gerechtsdeurwaarder, kantoorhoudende te Drachten,

MEINDERT OOSTERHOF, in zijn hoedanigheid van gerechtsdeurwaarder, kantoorhoudende te Drachten, Vonnis RECHTBANK LEEUWARDEN Sector kanton Locatie Heerenveen zaak-/rolnummer: 371218 CV EXPL i 1-5231 vonnis van de kantonrechter d.d. 14 maart 2012 inzake X wonende te eiser. procederende met toevoeging.

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOVE:2016:914

ECLI:NL:RBOVE:2016:914 ECLI:NL:RBOVE:2016:914 Instantie Rechtbank Overijssel Datum uitspraak 14-03-2016 Datum publicatie 16-03-2016 Zaaknummer C/08/183398 / KG ZA 16-77 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Insolventierecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2010:BN1218

ECLI:NL:RBUTR:2010:BN1218 ECLI:NL:RBUTR:2010:BN1218 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 14-07-2010 Datum publicatie 15-07-2010 Zaaknummer 268738 / HA ZA 09-1343 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2016:3477

ECLI:NL:GHDHA:2016:3477 ECLI:NL:GHDHA:2016:3477 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 29-11-2016 Datum publicatie 07-12-2016 Zaaknummer 200.181.068/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

LJN: BY3633, Gerechtshof Leeuwarden, /01

LJN: BY3633, Gerechtshof Leeuwarden, /01 LJN: BY3633, Gerechtshof Leeuwarden, 200.092.893/01 Datum uitspraak: 20-11-2012 Datum publicatie: 20-11-2012 Rechtsgebied: Handelszaak Soort procedure: Hoger beroep Inhoudsindicatie: Ziektekostenverzekering

Nadere informatie

ECLI:NL:RBHAA:2008:BC3422

ECLI:NL:RBHAA:2008:BC3422 ECLI:NL:RBHAA:2008:BC3422 Instantie Rechtbank Haarlem Datum uitspraak 30-01-2008 Datum publicatie 05-02-2008 Zaaknummer 357824 CV EXPL 07-8249 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOVE:2016:4562

ECLI:NL:RBOVE:2016:4562 ECLI:NL:RBOVE:2016:4562 Instantie Rechtbank Overijssel Datum uitspraak 08-11-2016 Datum publicatie 18-11-2016 Zaaknummer 4687498 \ CV EXPL 15-6715 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

Rechtspraak.nl - Print uitspraak

Rechtspraak.nl - Print uitspraak ECLI:NL:HR:2014:1405 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 13-06-2014 Datum publicatie 13-06-2014 Zaaknummer 13/05858 Formele relaties Rechtsgebieden Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:289 Civiel recht Bijzondere

Nadere informatie

2.1. X leeft van een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand. Op deze uitkering worden de lopende huurbetalingen volledig ingehouden.

2.1. X leeft van een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand. Op deze uitkering worden de lopende huurbetalingen volledig ingehouden. beschikking RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND Afdeling Civiel recht kantonrechter zittinghoudende te Utrecht zaaknummer: 2534388 UE VERZ 13805 GD/4243 Beschikking van 13 december 2013 inzake X wonende te Arnhem,

Nadere informatie

ECLI:NL:RBNHO:2013:BZ8812

ECLI:NL:RBNHO:2013:BZ8812 ECLI:NL:RBNHO:2013:BZ8812 Instantie Datum uitspraak 18-04-2013 Datum publicatie 26-04-2013 Rechtbank Noord-Holland Zaaknummer 582121 - CV EXPL 12-15165 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2014:3066

ECLI:NL:GHDHA:2014:3066 ECLI:NL:GHDHA:2014:3066 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 09-09-2014 Datum publicatie 25-09-2014 Zaaknummer 200.133.088/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBGEL:2017:1643

ECLI:NL:RBGEL:2017:1643 ECLI:NL:RBGEL:2017:1643 Instantie Rechtbank Gelderland Datum uitspraak 01032017 Datum publicatie 27032017 Zaaknummer 316395 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Kort geding

Nadere informatie

ECLI:NL:RBNHO:2014:8414

ECLI:NL:RBNHO:2014:8414 ECLI:NL:RBNHO:2014:8414 Instantie Datum uitspraak 16-06-2014 Datum publicatie 13-11-2014 Rechtbank Noord-Holland Zaaknummer 2896454 CV EXPL 14-830 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2007:BA7844 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHLEE:2007:BA7844 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHLEE:2007:BA7844 Instantie Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak 20-06-2007 Datum publicatie 25-06-2007 Zaaknummer 0600267 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2017:1273. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 17/00900

ECLI:NL:HR:2017:1273. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 17/00900 ECLI:NL:HR:2017:1273 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 07-07-2017 Datum publicatie 07-07-2017 Zaaknummer 17/00900 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:487

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2015:6585

ECLI:NL:GHARL:2015:6585 ECLI:NL:GHARL:2015:6585 Instantie Datum uitspraak 08-09-2015 Datum publicatie 26-10-2015 Zaaknummer 200.134.402 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Civiel

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2016:4659

ECLI:NL:CRVB:2016:4659 ECLI:NL:CRVB:2016:4659 Instantie Datum uitspraak 06-12-2016 Datum publicatie 12-12-2016 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 16/1577 PW Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2013:18614

ECLI:NL:RBDHA:2013:18614 ECLI:NL:RBDHA:2013:18614 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 24122013 Datum publicatie 13012014 Zaaknummer 2293657 RL EXPL 1325337 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2017:1054

ECLI:NL:CRVB:2017:1054 ECLI:NL:CRVB:2017:1054 Instantie Datum uitspraak 21-02-2017 Datum publicatie 20-03-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 15/5477 WWB Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2014:3834

ECLI:NL:GHDHA:2014:3834 ECLI:NL:GHDHA:2014:3834 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 28-10-2014 Datum publicatie 27-11-2014 Zaaknummer 200.140.914/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2009:BI6799

ECLI:NL:RBUTR:2009:BI6799 ECLI:NL:RBUTR:2009:BI6799 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 03-06-2009 Datum publicatie 05-06-2009 Zaaknummer 256615 / HA ZA 08-21443 juni 2009 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBNHO:2017:6351

ECLI:NL:RBNHO:2017:6351 ECLI:NL:RBNHO:2017:6351 Instantie Datum uitspraak 05-07-2017 Datum publicatie 31-07-2017 Rechtbank Noord-Holland Zaaknummer 5474399 \ CV EXPL 16-8870 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2013:983. Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 18-10-2013 Datum publicatie

ECLI:NL:HR:2013:983. Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 18-10-2013 Datum publicatie ECLI:NL:HR:2013:983 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 18-10-2013 Datum publicatie 18-10-2013 Zaaknummer 12/03380 Formele relaties Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:52, Gevolgd In cassatie op : ECLI:NL:GHSGR:2012:BW8529,

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2015:3457

ECLI:NL:GHSHE:2015:3457 ECLI:NL:GHSHE:2015:3457 Instantie Datum uitspraak 08-09-2015 Datum publicatie 08-09-2015 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch HD

Nadere informatie

LJN: BJ4855,Sector kanton Rechtbank Haarlem, zaak/rolnr.: 415843 / CV EXPL 09-1336

LJN: BJ4855,Sector kanton Rechtbank Haarlem, zaak/rolnr.: 415843 / CV EXPL 09-1336 LJN: BJ4855,Sector kanton Rechtbank Haarlem, zaak/rolnr.: 415843 / CV EXPL 09-1336 Datum uitspraak: 23-07-2009 Datum publicatie: 10-08-2009 Rechtsgebied: Civiel overig Soort procedure: Eerste aanleg enkelvoudig

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2015:6424

ECLI:NL:RBROT:2015:6424 ECLI:NL:RBROT:2015:6424 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 02-09-2015 Datum publicatie 09-09-2015 Zaaknummer C/10/476228 / FA RK 15-3821 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

1.1. De man heeft op 17 januari 2013 ter griffie van deze rechtbank een verzoekschrift ingediend en op 27 februari 2013 een brief met bijlagen.

1.1. De man heeft op 17 januari 2013 ter griffie van deze rechtbank een verzoekschrift ingediend en op 27 februari 2013 een brief met bijlagen. beschikking RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND Afdeling Familierecht locatie Utrecht zaaknummer / rekestnummer: C/16/335979 / FA RK 13-408 wijziging kinderalimentatie Beschikking van 12 juni 2013 in de zaak van:

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2016:11833

ECLI:NL:RBDHA:2016:11833 ECLI:NL:RBDHA:2016:11833 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 03-10-2016 Datum publicatie 04-10-2016 Zaaknummer C/09/503343 / FA RK 16-214 Rechtsgebieden Personen- en familierecht Bijzondere kenmerken

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2008:BG6664 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2008:BG6664 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2008:BG6664 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 03-06-2008 Datum publicatie 12-02-2009 Zaaknummer 104.003.290 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2012:BX0521

ECLI:NL:RBUTR:2012:BX0521 ECLI:NL:RBUTR:2012:BX0521 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 28-06-2012 Datum publicatie 05-07-2012 Zaaknummer 325433/FT RK12-671 en 325844/FT RK 12-733 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBGEL:2017:4300

ECLI:NL:RBGEL:2017:4300 ECLI:NL:RBGEL:2017:4300 Instantie Rechtbank Gelderland Datum uitspraak 09-08-2017 Datum publicatie 17-08-2017 Zaaknummer 57810247/CV VERZ 17-2894 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARN:2012:BX8537

ECLI:NL:GHARN:2012:BX8537 ECLI:NL:GHARN:2012:BX8537 Instantie Gerechtshof Arnhem Datum uitspraak 30-08-2012 Datum publicatie 27-09-2012 Zaaknummer 200.095.034 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBLIM:2017:7391

ECLI:NL:RBLIM:2017:7391 ECLI:NL:RBLIM:2017:7391 Instantie Rechtbank Limburg Datum uitspraak 02082017 Datum publicatie 04082017 Zaaknummer 02 5691557 CV EXPL 171134 Rechtsgebieden Verbintenissenrecht Bijzondere kenmerken Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2016:4193 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHAMS:2016:4193 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01 ECLI:NL:GHAMS:2016:4193 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 18-10-2016 Datum publicatie 21-10-2016 Zaaknummer 200.181.474/01 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ9384

ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ9384 ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ9384 Instantie Datum uitspraak 24-04-2013 Datum publicatie 03-05-2013 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Midden-Nederland 818166 UC EXPL 12-9177

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2012:BW6565

ECLI:NL:CRVB:2012:BW6565 ECLI:NL:CRVB:2012:BW6565 Instantie Datum uitspraak 22-05-2012 Datum publicatie 29-05-2012 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 10-1542 WWB + 10-1557

Nadere informatie

ECLI:NL:RBNNE:2017:2980

ECLI:NL:RBNNE:2017:2980 ECLI:NL:RBNNE:2017:2980 Instantie Datum uitspraak 08-08-2017 Datum publicatie 08-08-2017 Zaaknummer 5520151 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Noord-Nederland Civiel recht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOVE:2014:2411

ECLI:NL:RBOVE:2014:2411 ECLI:NL:RBOVE:2014:2411 Instantie Rechtbank Overijssel Datum uitspraak 18-04-2014 Datum publicatie 07-05-2014 Zaaknummer C/08/154383 / KG-ZA 14-130 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Kort

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOVE:2016:4119

ECLI:NL:RBOVE:2016:4119 ECLI:NL:RBOVE:2016:4119 Instantie Rechtbank Overijssel Datum uitspraak 26-10-2016 Datum publicatie 02-03-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie AK_ZWO_16_878 Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMNE:2015:6266

ECLI:NL:RBMNE:2015:6266 ECLI:NL:RBMNE:2015:6266 Instantie Datum uitspraak 02-09-2015 Datum publicatie 18-09-2015 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Midden-Nederland 3818581 UC EXPL 15-1353

Nadere informatie

ECLI:NL:RBARN:2011:BU6953

ECLI:NL:RBARN:2011:BU6953 ECLI:NL:RBARN:2011:BU6953 Instantie Rechtbank Arnhem Datum uitspraak 16-11-2011 Datum publicatie 06-12-2011 Zaaknummer 206867 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Eerste aanleg

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2014:290

ECLI:NL:RBAMS:2014:290 ECLI:NL:RBAMS:2014:290 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 21012014 Datum publicatie 29012014 Zaaknummer 2410815 \ CV EXPL 1325156 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2016:4517

ECLI:NL:CRVB:2016:4517 ECLI:NL:CRVB:2016:4517 Instantie Datum uitspraak 23-11-2016 Datum publicatie 29-11-2016 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 14/4198 WW Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBARN:2010:BM1303

ECLI:NL:RBARN:2010:BM1303 ECLI:NL:RBARN:2010:BM1303 Instantie Rechtbank Arnhem Datum uitspraak 14-04-2010 Datum publicatie 15-04-2010 Zaaknummer 198015 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Kort geding

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ4413

ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ4413 ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ4413 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 19-04-2011 Datum publicatie 13-05-2011 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie awb 09-5337 wwb en awb 10-4936

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2017:5985

ECLI:NL:RBAMS:2017:5985 ECLI:NL:RBAMS:2017:5985 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 18-08-2017 Datum publicatie 18-08-2017 Zaaknummer CV EXPL 17-2120 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBARN:2011:BU7634

ECLI:NL:RBARN:2011:BU7634 ECLI:NL:RBARN:2011:BU7634 Instantie Rechtbank Arnhem Datum uitspraak 21-11-2011 Datum publicatie 22-12-2011 Zaaknummer 762448 CV Expl. 11-6301 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

ECLI:NL:RBLIM:2017:1301

ECLI:NL:RBLIM:2017:1301 ECLI:NL:RBLIM:2017:1301 Instantie Rechtbank Limburg Datum uitspraak 15022017 Datum publicatie 16022017 Zaaknummer 5299499 cv expl 168008 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Burgerlijk

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ0634

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ0634 ECLI:NL:GHARL:2013:BZ0634 Instantie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak 24-01-2013 Datum publicatie 05-02-2013 Zaaknummer 200.113.026 Rechtsgebieden Personen- en familierecht Bijzondere kenmerken

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2009:BJ6219

ECLI:NL:RBUTR:2009:BJ6219 ECLI:NL:RBUTR:2009:BJ6219 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 15-07-2009 Datum publicatie 27-08-2009 Zaaknummer 259421 / HA ZA 08-2534 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2017:886

ECLI:NL:RBROT:2017:886 ECLI:NL:RBROT:2017:886 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 19-01-2017 Datum publicatie 03-02-2017 Zaaknummer C/10/518779 / KG ZA 17-53 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2017:317

ECLI:NL:GHSHE:2017:317 ECLI:NL:GHSHE:2017:317 Instantie Datum uitspraak 31-01-2017 Datum publicatie 02-02-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch 200.172.307_01

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2017:647

ECLI:NL:GHDHA:2017:647 ECLI:NL:GHDHA:2017:647 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 07-02-2017 Datum publicatie 14-03-2017 Zaaknummer 200.207.571/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Personen- en

Nadere informatie

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 21 mei 2015 in zaak nr. 14/10078 in het geding tussen:

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 21 mei 2015 in zaak nr. 14/10078 in het geding tussen: ECLI:NL:RVS:2016:126 Instantie Raad van State Datum uitspraak 20-01-2016 Datum publicatie 20-01-2016 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201504420/1/A2 Bestuursrecht Hoger beroep

Nadere informatie

ECLI:NL:RBSGR:2011:BT8221

ECLI:NL:RBSGR:2011:BT8221 ECLI:NL:RBSGR:2011:BT8221 Instantie Datum uitspraak 02-03-2011 Datum publicatie 18-10-2011 Rechtbank 's-gravenhage Zaaknummer 1002383/10-8074 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2017:2065

ECLI:NL:RBAMS:2017:2065 ECLI:NL:RBAMS:2017:2065 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 21-03-2017 Datum publicatie 31-03-2017 Zaaknummer KK EXPL 17-154 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBLIM:2017:2309

ECLI:NL:RBLIM:2017:2309 ECLI:NL:RBLIM:2017:2309 Instantie Rechtbank Limburg Datum uitspraak 15032017 Datum publicatie 16032017 Zaaknummer 5377597 cv 169148 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Arbeidsrecht Burgerlijk

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2007:BA4351

ECLI:NL:RBUTR:2007:BA4351 ECLI:NL:RBUTR:2007:BA4351 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 03-05-2007 Datum publicatie 03-05-2007 Zaaknummer 515624 AV EXPL 07-35 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

ECLI:NL:RBNHO:2017:3051

ECLI:NL:RBNHO:2017:3051 ECLI:NL:RBNHO:2017:3051 Instantie Datum uitspraak 04-04-2017 Datum publicatie 14-04-2017 Rechtbank Noord-Holland Zaaknummer AWB - 16 _ 22 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBARN:2010:BN9752

ECLI:NL:RBARN:2010:BN9752 ECLI:NL:RBARN:2010:BN9752 Instantie Rechtbank Arnhem Datum uitspraak 04-10-2010 Datum publicatie 07-10-2010 Zaaknummer 205064 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Eerste aanleg

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2017:147 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHAMS:2017:147 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01 ECLI:NL:GHAMS:2017:147 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 17-01-2017 Datum publicatie 23-03-2017 Zaaknummer 200.189.286/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2006:AZ7766

ECLI:NL:RBUTR:2006:AZ7766 ECLI:NL:RBUTR:2006:AZ7766 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 19-12-2006 Datum publicatie 02-02-2007 Zaaknummer SBR 06-1767 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Eerste

Nadere informatie

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG Kenmerk: 05/16 Bindend advies in de zaak van: A., wonende te Z., eiser, gemachtigde: mr. Th.F.M. Pothof tegen De Stichting B., gevestigd te IJ., verweerster, gemachtigde:

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2017:3623

ECLI:NL:RBDHA:2017:3623 ECLI:NL:RBDHA:2017:3623 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 06-04-2017 Datum publicatie 10-04-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie C/09/524537 / FT RK 16/2752 (dwangakkoord)

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2015:5262

ECLI:NL:RBROT:2015:5262 Rechtspraak.nl Print uitspraak pagina 1 van 5 2772015 ECLI:NL:RBROT:2015:5262 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 24072015 Datum publicatie 25072015 Zaaknummer 3437926 cv expl 1445430 Rechtsgebieden

Nadere informatie

ECLI:NL:RBNHO:2013:13255

ECLI:NL:RBNHO:2013:13255 1 van 5 27-2-2014 13:18 ECLI:NL:RBNHO:2013:13255 Instantie Datum uitspraak 03-07-2013 Datum publicatie 27-01-2014 Zaaknummer 424898 Rechtsgebieden Rechtbank Noord-Holland Civiel recht Bijzondere kenmerken

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2017:1537

ECLI:NL:RBAMS:2017:1537 ECLI:NL:RBAMS:2017:1537 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 09-03-2017 Datum publicatie 13-03-2017 Zaaknummer KK EXPL 17-174 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2016:1622

ECLI:NL:RBDHA:2016:1622 ECLI:NL:RBDHA:2016:1622 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 18-02-2016 Datum publicatie 19-05-2016 Zaaknummer SGR 15/8008 Rechtsgebieden Socialezekerheidsrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2013:4308

ECLI:NL:GHDHA:2013:4308 ECLI:NL:GHDHA:2013:4308 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 12-11-2013 Datum publicatie 14-11-2013 Zaaknummer 200.092.575 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2016:171

ECLI:NL:GHSHE:2016:171 ECLI:NL:GHSHE:2016:171 Instantie Datum uitspraak 21-01-2016 Datum publicatie 26-01-2016 Gerechtshof 's-hertogenbosch Zaaknummer 200.164.903/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Personen-

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2018:484. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 17/01642

ECLI:NL:HR:2018:484. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 17/01642 ECLI:NL:HR:2018:484 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 30-03-2018 Datum publicatie 30-03-2018 Zaaknummer 17/01642 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2018:46

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2017:526 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHAMS:2017:526 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01 ECLI:NL:GHAMS:2017:526 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 21-02-2017 Datum publicatie 19-05-2017 Zaaknummer 200.179.432/01 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2013:5117

ECLI:NL:GHSHE:2013:5117 ECLI:NL:GHSHE:2013:5117 Instantie Datum uitspraak 03-10-2013 Datum publicatie 30-10-2013 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch HV200.129.911_01 Insolventierecht

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2017:1694

ECLI:NL:CRVB:2017:1694 ECLI:NL:CRVB:2017:1694 Instantie Datum uitspraak 12-04-2017 Datum publicatie 10-05-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 16/2414 WWAJ Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2016:14100

ECLI:NL:RBDHA:2016:14100 ECLI:NL:RBDHA:2016:14100 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 10112016 Datum publicatie 22112016 Zaaknummer 5138842/1616752 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Eerste

Nadere informatie