Jurisprudentie. V. M.Y. v a n ' t L a m

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Jurisprudentie. V. M.Y. v a n ' t L a m"

Transcriptie

1 verantwoordelijk is voor "de uitvoering van het project". Ik kan me ook situaties voorstellen waarbij er een eigenaar is van een perceel die verder niets te maken heeft met de bedrijfsvoering op dat perceel (bijvoorbeeld ABRvS 30 januari 2008, ECLI:NL:RVS:2008:BC3051 en ABRvS 26 oktober 2010, ECLI:NL:RVS:2005:AU5007). Om die reden zou enkel de hoedanigheid van eigenaar naar mijn mening niet bepalend moeten zijn. Terzijde merk ik hier op dat er naar mijn mening anders dan uit de toelichting lijkt te volgen naast eigenaar en opdrachtgever andere voorbeelden zijn te bedenken van degene die verantwoordelijk is voor de uitvoering. In de situatie die ik hiervoor schets, kan het bijvoorbeeld ook goed mogelijk zijn dat de huurder van het perceel de activiteiten zelf uitvoert en zodoende ook niet als opdrachtgever kwalificeert. In de hiervoor afgedrukte uitspraak acht de Afdeling voorts de hoedanigheid van aandeelhouder (wederpartij A heeft 50% van de aandelen) van de vennootschap die de gronden waarop de kwekerij werd geëxploiteerd in eigendom had onvoldoende om appellant als opdrachtgever of eigenaar verantwoordelijk te achten voor de uitvoering van het project, nu wederpartij A geen bemoeienis heeft met de exploitatie van de kwekerij, aldus de Afdeling. Die redenering lijkt mij zuiver als de desbetreffende vennootschap inderdaad enkel de eigenaar en verhuurder is van de g r on d. 4. In de versie van de Omgevingswet die thans bij de Eerste Kamer ligt, wordt een vergelijkbare bepaling opgenomen als artikel 2.25 Wabo (artikel 5.35; Kamerstukken I, 2014/15, 33962, A ). Alleen staat er dan in plaats van 'een ieder die het project uitvoert' 'een ieder die de activiteiten verricht'. Die bepaling wordt op ongeveer dezelfde wijze toegelicht als het huidige artikel 2.25 Wabo. Wellicht kan artikel 5.35 Omgevingswet en de toelichting daarop enigszins worden verduidelijkt, zodat duidelijke(re) handvatten worden geboden om te bepalen wie verantwoordelijk is voor de naleving van de vergunning. Zie daarover ook C.N.J. Kortmann, Wie is de vergunninghouder, NTB 2 015/ In de hierboven afgedrukte uitspraak van 6 mei 2015 is de vraag aan de orde of appellant overtreder is van de zorgplicht die is neergelegd in artikel 13 Wbb (volgens de Afdeling niet) en van het verbod van het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder c Wabo (volgens de Afdeling wel). In deze zaak was spoedeisende bestuursdwang toegepast ten aanzien van de opslag van druggerelateerde stoffen in vaten op een perceel. Wat betreft de overtreder van artikel 13 Wbb bevestigt de Afdeling een eerdere uitspraak, namelijk een uitspraak van 14 augustus 2014 (ECLI:NL:RVS:2014:2978). " Om iemand te kunnen aanmerken als overtreder van artikel 13 is vereist dat diegene handelingen als bedoeld in de artikelen 6 tot en met 11 heeft verricht. Dit geldt evenzo indien diegene niet zelf de bedoelde handelingen heeft verricht, maar die wel aan hem kunnen worden toegerekend omdat deze bijvoorbeeld voor hem, ten behoeve van hem of onder zijn verantwoordelijkheid zijn verricht", aldus de Afdeling. In eerdere uitspraken keek de Afdeling of degene die de activiteiten niet zelf had verricht wellicht opdracht had gegeven om de activiteiten te verrichten waardoor de opdrachtgever verantwoordelijk is voor de uitgevoerde werkzaamheden (ABRvS 22 november 2006, ECLI:NL:RVS:2006:AZ2765, M en R 2007/18, m.nt. J.H.G. van den Broek). Inhoudelijk lijken de criteria sterk op elkaar. Wat daar van zij, gelet op het feit dat de Afdeling op 6 mei 2015 de uitspraak van 14 augustus 2014 bevestigt, verwacht ik dat dat de vaste lijn (en standaardoverweging) zal worden. In de hierboven afgedrukte uitspraak had appellant zelf geen handelingen verricht. Volgens de Afdeling had appellant geen betrokkenheid bij de aangetroffen vaten waardoor de daarmee verrichte handelingen aan hem zouden kunnen worden toegerekend. De omstandigheid dat appellant op de hoogte van de opslag was en heeft nagelaten maatregelen te treffen als bedoeld in artikel 13 Wbb maakt volgens de Afdeling niet dat de handelingen aan appellant zijn toe te rekenen, terwijl diezelfde omstandigheid maakt dat appellant juist wel kwalificeert als overtreder ten aanzien van artikel 2.1 lid 1 onder c Wabo. Onder verwijzing naar wetsgeschiedenis overweegt de Afdeling dat onder gebruiken van gronden in de zin van artikel 2.1 lid 1 c Wabo moet worden verstaan "laten gebruiken van gronden". Die uitleg maakt dat het overtredersbegrip in dit verband ruimer wordt geinterpreteerd dan uit de letterlijke wettekst volgt. De uitspraak van 6 mei 2015 illustreert dat treffend. Omdat appellant volgens de Afdeling op de hoogte was van de opslag van de vaten, heeft appellant het perceel laten gebruiken in strijd met het vigerende bestemmingsplan. Let wel, de appellant is eigenaar die op de hoogte is van de opslag van de vaten. Enkel de hoedanigheid van eigenaar is zodoende niet voldoende om te kwalificeren als overtreder van het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder c Wabo. 6. De uitspraak van 6 mei 2015 is ook gepubliceerd in; AB 2015/327, m.nt. A.G.A. Nijmeijer; JM 2015/83, m.nt. Y. Flietstra; Gst. 2015/82, m.nt. C.W.M. van Alphen. V. M.Y. v a n ' t L a m Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State 8 juli 2015, nr /1/A4 en /1/A4 (Timmerman-Buck) m.nt. K. van der Vlist (art. 2.1 lid 1 aanhef en onder c, art Waterwet) Milieurecht Totaal 2015/6229 NJB 2015/1497 E C L I:N L :RV S:2 015:215 4 Watervergunning voor het verwijderen van meerpalen; waterschap heeft slechts getoetst aan de gevolgen voor de in haar beheer zijnde waterkering, maar had volgens de Afdeling ook de scheepvaartbelangen op het niet in Afl december

2 het beheer van het waterschap zijnde oppervlaktewater bij de afweging moeten betrekken Het gebruik van het Zuidergat door de scheepvaart en voor de recreatie raakt aan de vervulling van een maatschappelijke functie door een watersysteem als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Waterwet. Dit blijkt ook uit de geschiedenis van de totstandkoming van deze bepaling (Kamerstukken II 2006/07, 30818, nr. 3, p. 90). Het gebruik van het Zuidergat door de scheepvaart en voor de recreatie is derhalve een belang dat, gelet op het bepaalde in artikel 6.21 van de Waterwet, bij de beslissing op de aanvraag diende te worden betrokken. Het dagelijks bestuur heeft dit niet onderkend. Blijkens de stukken en zoals het ter zitting heeft bevestigd, heeft het dagelijks bestuur uitsluitend rekening gehouden met de gevolgen van de werkzaamheden voor de veiligheid en stabiliteit van de betrokken waterkeringen. Dat, zoals het dagelijks bestuur heeft gesteld, bij de hiervoor genoemde overeenkomst tussen de Staat en de gemeente Geertruidenberg van 16 december 2004 het beheer van de rivier De Donge, inclusief het Zuidergat, aan de gemeente is overgedragen, maakt niet dat het dagelijks bestuur de gevolgen van de aangevraagde activiteiten voor het gebruik van het Zuidergat door de scheepvaart en voor de recreatie buiten beschouwing kon laten. De bij de rechtbank bestreden besluiten van 11 februari 2014 en 24 juli 2014 zijn in zoverre genomen in strijd met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: d e Aw b). Uitspraak op de hoger beroepen van: de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Roroships B.V., gevestigd te Raamsdonksveer, gemeente Geertruidenberg, en anderen, appellanten, tegen de uitspraken van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 22 september 2014 in zaak nr. 14/2089 en 6 november 2014 in zaak nr. 14/5172 in de gedingen tussen: Roroships en anderen en het dagelijks bestuur van het waterschap Brabantse Delta. Procesverloop Bij besluit van 26 juni 2013 heeft het dagelijks bestuur aan de gemeente Geertruidenberg een watervergunning verleend voor het uitvoeren van baggerwerkzaamheden in De Donge. Bij besluit van 11 februari 2014 heeft het dagelijks bestuur het door Roroships en anderen daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Bij besluit van 22 april 2014 heeft het dagelijks bestuur aan de gemeente Geertruidenberg een watervergunning verleend voor het verwijderen van twee meerpalen ter hoogte van het Zuidergat te Raamsdonksveer. Bij besluit van 24 juli 2014 heeft het dagelijks bestuur het door Roroships en anderen daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraken van 22 september 2014 en 6 november 2014 heeft de rechtbank de door Roroships en anderen tegen de besluiten van 11 februari 2014 onderscheidenlijk 24 juli 2014 ingestelde beroepen niet-ontvankelijk verklaard. Beide uitspraken zijn aangehecht. Tegen deze uitspraken hebben Roroships en anderen hoger beroep ingesteld. Het dagelijks bestuur heeft verweerschriften ingediend. De gemeente Geertruidenberg heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven. Roroships en anderen hebben nadere stukken ingediend. De zaken zijn door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaken gevoegd met zaak nr /1/A4 ter zitting behandeld op 7 mei 2015, waar Roroships en anderen, vertegenwoordigd door mr. J.W. Verhoeven, advocaat te Breda, en J.W.A.M. Hompus, en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door A.C.P. Jacobs en R.W.P. van Haperen, beiden werkzaam bij het waterschap, zijn verschenen. Voorts is ter zitting de gemeente Geertruidenberg, vertegenwoordigd door C.J.P.M. Laurijsse en S.G. van Orsouw-Wieme, beiden werkzaam bij de gemeente, als partij gehoord. Na de zitting is de behandeling van onderhavige zaken van de behandeling van zaak nr /1/A4 gesplitst. O ve r w e g i n g e n 1. De vergunde werkzaamheden zijn voorzien binnen de zonering van de primaire waterkeringen Boterpolderdijk en Dongedijk West, en bestaan uit het uitvoeren van baggerwerkzaamheden tot een diepte van 1,2 m onder NAP en uit het verwijderen van twee meerpalen door het afzagen van de palen op circa 0,5 m onder de vaste waterbodem. Roroships en anderen zijn eigenaren van nabijgelegen percelen en aanlegsteigers. 2. Roroships en anderen kunnen zich niet verenigen met de verlening van de vergunningen. Volgens hen dient tot een diepte van 1,7 m onder NAP te worden gebaggerd en dienen de meerpalen in hun geheel te worden verwijderd. 3. De rechtbank heeft overwogen dat het dagelijks bestuur overeenkomstig de aanvragen om vergunning heeft beslist en dat de door Roroships en anderen ingestelde beroepen erop neerkomen dat het dagelijks bestuur meer of anders had moeten vergunnen dan hetgeen is aangevraagd. In aanmerking genomen dat het dagelijks bestuur echter gehouden is te beslissen op de aanvragen zoals deze zijn ingediend, en dus niet meer of anders kan vergunnen dan is aangevraagd, en in aanmerking genomen dat de werkzaamheden reeds zijn afgerond, was de rechtbank van oordeel dat Roroships en anderen met hun beroepen niet kunnen bereiken wat hen voor ogen staat, zodat zij geen belang hebben bij een beoordeling daarvan. Om die reden heeft de rechtbank de beroepen niet-ontvankelijk verklaard. 4. Roroships en anderen betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat zij geen belang hebben bij een beoordeling van hun beroepen. Wat de baggerwerkzaamheden betreft, heeft de rechtbank volgens hen ten 780 Afl december 2015

3 onrechte aangenomen dat de werkzaamheden reeds zijn afgerond en dat vergunning is verleend overeenkomstig de aanvraag. Wat het verwijderen van de meerpalen betreft, heeft de rechtbank miskend dat zij daardoor schade hebben geleden, aldus Roroships en anderen Anders dan de rechtbank heeft overwogen, betekent het enkele feit dat zou zijn vergund wat is aangevraagd en dat het dagelijks bestuur niet meer of anders kan vergunnen dan hetgeen is aangevraagd, ook indien wordt aangenomen dat de vergunde werkzaamheden reeds zijn afgerond, niet dat het belang van Roroships en anderen bij een beoordeling van de door hen ingestelde beroepen geheel is komen te vervallen. De rechtbank heeft niet onderkend dat het dagelijks bestuur bij een vernietiging van de in beroep bestreden besluiten gehouden zou zijn opnieuw op de bezwaren te beslissen. Bij de op grondslag van de bezwaren te verrichten heroverwegingen kan het dagelijks bestuur zich alsnog op het standpunt stellen dat de vergunningen niet overeenkomstig de aanvragen hadden kunnen worden verleend, hetgeen zou kunnen leiden tot een wijziging van de aanvragen in de door Roroships en anderen gewenste zin, dan wel tot het verbinden van nadere voorschriften aan de vergunningen die geheel of gedeeltelijk tegemoet komen aan de bezwaren van Roroships en anderen. De rechtbank heeft dan ook ten onrechte geoordeeld dat Roroships en anderen geen belang meer hebben bij een beoordeling van hun beroepen, wat er verder zij van de door hen gestelde schade. Het betoog slaagt. 5. De hoger beroepen zijn gegrond. De aangevallen uitspraken dienen te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling alsnog de door Roroships en anderen in beroep aangevoerde gronden b e o or delen. 6. Ingevolge artikel 2.1, eerste lid, van de Waterwet is de toepassing van deze wet gericht op: a. voorkoming en waar nodig beperking van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste, in samenhang m e t b. bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen en c. vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen. Ingevolge artikel 6.21 wordt een vergunning geweigerd voor zover verlening daarvan niet verenigbaar is met de doelstellingen in artikel 2.1. Ingevolge artikel 4.3, aanhef en onder a, van de ten tijde van belang geldende Keur waterschap Brabantse Delta is het verboden zonder vergunning van het dagelijks bestuur binnen een waterkering, anders dan in overeenstemming met de functie, daarin, daarop, daarover of daaronder op enigerlei wijze grondroeringen te verrichten, voorwerpen in de grond aan te brengen, te wijzigen, te hebben, te onderhouden of uit de grond te verwijderen. Ingevolge diezelfde aanhef en onder c is het verboden zonder vergunning van het dagelijks bestuur werken te maken, te hebben, te onderhouden, te wijzigen of te verwijderen. Ingevolge artikel 4.4, aanhef en onder a, is het verboden zonder vergunning van het dagelijks bestuur, in beschermingszones anders dan in overeenstemming met de functie, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder afgravingen en seismische onderzoeken te verrichten. 7. Roroships en anderen betogen dat het dagelijks bestuur er bij de vergunningverlening ten onrechte geen rekening mee heeft gehouden dat de Staat en de gemeente Geertruidenberg bij overeenkomst van 16 december 2004 hebben afgesproken dat de watergang ter hoogte van hun percelen en aanlegsteigers een diepte zou krijgen van 1,7 m onder NAP. Ook in een verkeersbesluit van het college van burgemeester en wethouders van Geertruidenberg van 24 oktober 2006 wordt van die diepte uitgegaan. Volgens Roroships en anderen verzet de Waterwet zich er niet tegen dat het belang van nakoming van deze overeenkomst en het belang van uitvoering van dit verkeersbesluit in de besluitvorming worden betrokken, en derhalve reden konden zijn voor weigering van de vergunningen. In dit verband wijzen zij op de door het dagelijks bestuur gehanteerde Beleidsregel toepassing Waterwet en Keur (hierna: de Beleidsregel). Daarin is onder meer vermeld dat bij de beoordeling van vergunningaanvragen wordt getoetst of de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad. Daaronder dienen volgens Roroships en anderen mede civielrechtelijke belangen te worden verstaan. Ook overigens zijn de vergunningen in strijd met de Beleidsregel verleend, nu de vergunde werkzaamheden zich niet verdragen met de in de Beleidsregel aan de waterkeringen toegekende nevenfuncties, aldus Roroships en anderen Uit artikel 6.21 van de Waterwet volgt dat vergunningen als hier aan de orde uitsluitend kunnen worden geweigerd voor zover verlening daarvan niet verenigbaar is met de doelstellingen in artikel 2.1, eerste lid, van de Waterwet. Het belang van nakoming van de overeenkomst tussen de Staat en de gemeente Geertruidenberg van 16 december 2004, waarbij Roroships en anderen geen partij zijn, en de uitvoering van het genoemde verkeersbesluit zijn als zodanig geen belangen die raken aan die doelstellingen. Gelet op artikel 6.21 konden deze belangen dan ook geen reden zijn voor weigering van de vergunningen. De Beleidsregel maakt dit niet anders. Gelet op artikel 6.21 van de Waterwet kan de toepassing van het in de Beleidsregel neergelegde beleid niet leiden tot weigering van de vergunningen op grond van andere belangen dan die welke uit artikel 2.1, eerste lid, voortvloeien. Hetgeen Roroships en anderen in dit verband en overigens over de Beleidsregel hebben aangevoerd, behoeft daarom geen bespreking. Nu het door Roroships en anderen ingeroepen belang van nakoming van de overeenkomst tussen de Staat en de gemeente Geertruidenberg van 16 december 2004 en de uitvoering van het genoemde verkeersbesluit geen reden konden zijn voor weigering van de vergunningen, bestaat geen grond voor het oordeel dat het dagelijks bestuur met die belangen ten onrechte geen rekening heeft gehouden. Het betoog faalt derhalve. Het voorgaande laat onverlet dat Roroships en anderen wel kunnen verwijzen naar voornoemde overeenkomst en het genoemde verkeersbesluit ter onderbouwing van hun hier- Afl december

4 na te bespreken betoog over de gevolgen van de werkzaamheden voor het gebruik van het Zuidergat door de scheepvaart en voor de recreatie, alsmede voor de bereikbaarheid van hun percelen. 8. Roroships en anderen betogen dat het dagelijks bestuur er ten onrechte geen rekening mee heeft gehouden dat de werkzaamheden het gebruik van het Zuidergat door de scheepvaart en voor de recreatie, en daarmee tevens de bereikbaarheid van hun percelen, niet zullen bevorderen. Nu, anders dan waarvan in de hiervoor genoemde overeenkomst tussen de Staat en de gemeente Geertruidenberg en het genoemde verkeersbesluit wordt uitgegaan, slechts tot een diepte van 1,2 m onder NAP zal worden gebaggerd, en de meerpalen niet in hun geheel worden verwijderd, zullen boten vastlopen, aldus Roroships en anderen Het gebruik van het Zuidergat door de scheepvaart en voor de recreatie raakt aan de vervulling van een maatschappelijke functie door een watersysteem als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Waterwet. Dit blijkt ook uit de geschiedenis van de totstandkoming van deze bepaling ( Kamerstukken II 2006/07, , nr. 3, p. 90). Het gebruik van het Zuidergat door de scheepvaart en voor de recreatie is derhalve een belang dat, gelet op het bepaalde in artikel 6.21 van de Waterwet, bij de beslissing op de aanvraag diende te worden betrokken. Het dagelijks bestuur heeft dit niet onderkend. Blijkens de stukken en zoals het ter zitting heeft bevestigd, heeft het dagelijks bestuur uitsluitend rekening gehouden met de gevolgen van de werkzaamheden voor de veiligheid en stabiliteit van de betrokken waterkeringen. Dat, zoals het dagelijks bestuur heeft gesteld, bij de hiervoor genoemde overeenkomst tussen de Staat en de gemeente Geertruidenberg van 16 december 2004 het beheer van de rivier De Donge, inclusief het Zuidergat, aan de gemeente is overgedragen, maakt niet dat het dagelijks bestuur de gevolgen van de aangevraagde activiteiten voor het gebruik van het Zuidergat door de scheepvaart en voor de recreatie buiten beschouwing kon laten. De bij de rechtbank bestreden besluiten van 11 februari 2014 en 24 juli 2014 zijn in zoverre genomen in strijd met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb). Het betoog slaagt. 9. Voor zover Roroships en anderen hebben aangevoerd dat de vergunde werkzaamheden negatieve gevolgen hebben voor de ter plaatse voorkomende bever, zodat daarvoor tevens een ontheffing krachtens de Flora- en faunawet is vereist, overweegt de Afdeling dat strijd met die wet, gelet op artikel 6.21 van de Waterwet, als zodanig geen reden kan zijn voor weigering van een watervergunning. Voorts is het dagelijks bestuur niet het bevoegd gezag ter zake van een krachtens de Flora- en faunawet te verlenen ontheffing. Er is geen rechtsregel op grond waarvan het dagelijks bestuur verplicht was de verlening van deze eventueel vereiste ontheffing af te wachten alvorens op de aanvragen te beslissen. De door Roroships en anderen gestelde strijd met de Flora- en faunawet kon dan ook geen reden zijn voor weigering van de vergunningen. 10. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling, gelet op hetgeen onder 8.1 is overwogen, de door Roroships en anderen tegen de besluiten van 11 februari 2014 en 24 juli 2014 ingestelde beroepen alsnog gegrond verklaren en deze besluiten wegens strijd met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Awb vernietigen. Uit een oogpunt van finale geschilbeslechting zal de Afdeling beoordelen of de rechtsgevolgen van de vernietigde besluiten in stand kunnen worden gelaten. 11. Blijkens de stukken en het verhandelde ter zitting is de watergang in het Zuidergat relatief smal. Roroships en anderen hebben gesteld dat niet diep genoeg wordt gebaggerd en dat boten daardoor zullen vastlopen. Ter zitting hebben zij gesteld dat hierover klachten bij het waterschap zijn ingediend. Het dagelijks bestuur heeft ter zitting bevestigd dat klachten zijn ingediend, maar heeft er in dat verband op gewezen dat het vastlopen van boten verband houdt met de wisselende waterstanden. De Afdeling ziet geen aanleiding om aan deze toelichting te twijfelen. Gelet daarop, en in aanmerking genomen dat de baggerwerkzaamheden in ieder geval leiden tot een verdieping van de watergang, en dus ten opzichte van de bestaande situatie in het belang van de scheepvaart en recreatie zijn, en derhalve ook in dat van Roroships en anderen, biedt het betoog van Roroships en anderen, wat er ook zij van de overeenkomst tussen de Staat en de gemeente Geertruidenberg van 16 december 2004 en het eerder genoemde verkeersbesluit van 24 oktober 2006, geen aanleiding voor het oordeel dat het dagelijks bestuur in verband met de maatschappelijke functie van het watersysteem de vergunning voor de baggerwerkzaamheden had moeten weigeren. Zoals onder 1 is overwogen, zullen de twee meerpalen op circa 0,5 m onder de vaste waterbodem worden afgezaagd. Ter zitting heeft het dagelijks bestuur toegelicht dat de hierdoor ontstane gaten in de bodem worden gedicht. Gelet hierop, alsmede op de locatie van de twee meerpalen zoals weergegeven op de bij de aanvraag en ter zitting door het dagelijks bestuur getoonde situatietekeningen, acht de Afdeling niet aannemelijk dat door het afzagen van de meerpalen boten zullen vastlopen en dat daardoor het gebruik van het Zuidergat door de scheepvaart en voor de recreatie wordt belemmerd. De door Roroships en anderen ter zitting getoonde foto s maken dat niet anders, aangezien deze geen betrekking hebben op de meerpalen waar de vergunning op ziet. Het betoog van Roroships en anderen biedt derhalve, ook in het licht van de overeenkomst van 16 december 2004 en het verkeersbesluit van 24 oktober 2006, geen grond voor het oordeel dat het dagelijks bestuur de vergunning voor het verwijderen van de meerpalen had moeten weigeren in verband met de maatschappelijke functie van het watersysteem. 12. Gezien het voorgaande ziet de Afdeling aanleiding te bepalen dat de rechtsgevolgen van de vernietigde besluiten geheel in stand blijven. 13. Het dagelijks bestuur dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld. 782 Afl december 2015

5 B e s l i s s i n g De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State: I. ver k l a a r t de h o g er b er o ep en g e g r on d; II. vernietigt de uitspraken van de rechtbank Zeeland- West-Brabant van 22 september 2014 in zaak nr. 14/2089 en 6 november 2014 in zaak nr. 14/5172; III. verklaart de bij de rechtbank ingestelde beroepen geg r on d; IV. vernietigt de besluiten van het dagelijks bestuur van het waterschap Brabantse Delta van 11 februari 2014, kenmerk 14UT1478, en van 24 juli 2014, kenmerk 14 U T ; V. bepaalt dat de rechtsgevolgen van deze besluiten geheel in stand blijven; [ ] N o o t Op 8 juli jl. heeft de Afdeling Bestuursrecht van de Raad van State de hierboven opgenomen uitspraak gedaan, waarin nadrukkelijk de zorg van waterbeheerders voor maatschappelijke functies aan de orde komt. Een uitspraak die vergaande consequenties kan hebben voor waterschappen. Het beroep waarop deze beslissing ziet was gericht tegen het door het waterschap Brabantse Delta verlenen van een vergunning aan de gemeente Geertruidenberg voor het baggeren van deze watergang tot een diepte van 1.20 m. De vergunning was verleend vanuit een oogpunt van waterkeringsbelang, omdat het baggeren plaatsvond binnen de zoneringen van deze waterkering. D e f e i t e n Het oppervlaktewater waarop deze uitspraak betrekking heeft is het Zuidergat, gelegen in de gemeente Geertruidenberg. Dit is een water dat in verbinding staat met de Bergsche Maas, waarmee het een Rijkswater is. Het Zuidergat ligt buiten de beheergrens van het waterschap Brabantse Delta (verweerder). Brokx-nat In het kader van Brokx-nat is het beheer en onderhoud van dit water (met uitzondering van het waterkwaliteits- en waterkwantiteitsbeheer) door het Rijk aan de gemeente overgedragen. Expliciet wordt in de overeenkomst aangegeven, dat dit Zuidergat de volgende scheepvaartfunctie krijgt: Recreatievaart met een diepgang van 1.70 m. Ook wordt bepaald dat de gemeente met ingang van de datum van inwerkingtreding van het Koninklijk besluit, waarmee het waterstaatswerk (het Zuidergat) in beheer en onderhoud wordt overgedragen, verantwoordelijk is voor het beheer en onderhoud van het waterstaatswerk in de zin van (toen nog) de Waterstaatswet Het Rijk blijft de waterkwaliteits- en waterkwantiteitsbeheerder (watersysteembeheerder) voor dit water. De Staat verstrekt aan de gemeente als uitvloeisel van deze beheeroverdracht een eenmalige vergoeding, die nodig is voor behoorlijk beheer en onderhoud, uitgaande van de publieke scheepvaartfunctie van het waterstaatswerk op het moment van overdracht. Onomstotelijk staat daarmee vast, dat de gemeente verantwoordelijk is geworden voor het beheer en onderhoud van het Zuidergat met het oog op de scheepvaartbelangen. D e z a a k De spelers in het veld: De gemeente Geertruidenberg, het waterschap Brabantse Delta, het Rijk, appellanten en de Afdeling Bestuursrecht RvSt. De gemeente (inmiddels dus beheerder van dit water uit oogpunt van scheepvaart-belangen) vraagt vergunning aan bij het waterschap voor het baggeren van het Zuidergat op een diepte van 1.20 m. Dit in afwijking van de in de overeenkomst bepaalde functie, waaraan een diepgang van 1.70m was gekoppeld. Basis voor de vergunningverlening door het waterschap is het verbod opgenomen in artikel 3.3 van de Keur van het waterschap, dat het zonder vergunning uitvoeren van handelingen in, op, boven, over of onder keringen etc. Aan dit verbod is ook een beleidsregel Keringen verbonden. Het waterschap verleent de vergunning zoals deze is aangevraagd, waarmee de gemeente toestemming krijgt het Zuidergat tot 1.20 m uit te baggeren. Daartegen komen meerdere partijen in bezwaar en beroep. H e r o v e r w e g i n g? In eerste instantie concludeert het waterschap, daarin gevolgd door de rechtbank, dat appellanten geen belang hebben bij het beoordelen van hun bezwaren, omdat enerzijds het waterschap niet meer of anders kan vergunnen dan wat is aangevraagd en anderzijds de werken al zijn uitgevoerd. Dit kan echter de toets der kritiek van de Raad van State niet doorstaan. De Afdeling oordeelt, dat het waterschap bij de heroverweging naar aanleiding van het bezwaar zich alsnog op het standpunt zou kunnen hebben stellen, dat de vergunning niet overeenkomstig de aanvraag had kunnen worden verleend. Dit zou, zo stelt de Afdeling, hebben kunnen leiden tot het wijzigen van de aanvraag, dan wel tot het verbinden van nadere voorschriften aan de vergunningen die tegemoetkomen aan de bezwaren. Zonder daarbij overigens een voorbeeld te geven van een mogelijk voorschrift. Het betoog dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld, dat appellanten geen belang meer hebben bij beoordeling van hun beroepen, slaagt dan ook in de ogen van de Afdeling. De Afdeling komt daarom tot vernietiging van de betreffende uitspraak en gaat vervolgens, zoals zo mooi verwoord Afl december

6 doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, over tot het beoordelen van de in beroep aangevoerde gronden. In grote lijnen luiden die als volgt: 1. Het waterschap heeft er geen rekening mee gehouden, dat de gemeente en het Rijk in de overeenkomst hebben afgesproken dat de watergang een diepte zou krijgen va n 1.70 m. 2. In het verkeersbesluit van de gemeente voor dit water wordt die diepte van 1.70 m eveneens aangehouden. 3. De Waterwet verzet zich er niet tegen, dat deze aspecten in de besluitvorming worden betrokken en derhalve reden konden zijn voor weigering van de vergunning. 4. En in de Beleidsregel van het waterschap is opgenomen, dat bij de beoordeling van vergunningaanvragen wordt getoetst of de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad, waaronder volgens bezwaarden mede civielrechtelijke belangen dienen te worden vers t a a n. Met de eerste twee argumenten maakt de Afdeling korte metten. Daarvan wordt geoordeeld dat het belang van het nakomen van die overeenkomst en van het verkeersbesluit niet als belangen kunnen worden beschouwd, die op grond van artikel 6.21 Waterwet ( vergunning wordt geweigerd als verlening daarvan niet verenigbaar is met de doelstellingen genoemd in artikel 2.1, eerste lid Waterwet ) zouden moeten leiden tot weigering van de vergunning. Met betrekking tot de Beleidsregel stelt de Afdeling dat deze dit niet anders maakt omdat gelet weer op artikel 6.21 Waterwet het in die Beleidsregel neergelegde beleid niet kan leiden tot weigering van een vergunning op grond van andere belangden dan die welke uit artikel 2.1 eerste lid Waterwet voortvloeien. Tot zover kan de beoordeling worden gevolgd. Wat dan volgt in de uitspraak roept echter diverse vraagtekens op. A c h t e r d e u r Om te beginnen wordt daarin vervolgens geredeneerd, dat hoewel het belang van nakoming van overeenkomst en verkeersbesluit geen reden kon zijn voor weigering van de vergunning, appellanten wel hiernaar kunnen verwijzen ter onderbouwing van hun betoog over de gevolgen van de werkzaamheden voor het gebruik van het Zuidergat door de scheepvaart en voor de recreatie, alsmede voor de bereikbaarheid van hun percelen. Daarover kan naar mijn mening niet anders worden geconcludeerd dan dat de nadelige gevolgen van de wijze van uitvoering van de werkzaamheden een gevolg zijn van het niet nakomen van de in deze overeenkomst en verkeersbesluit opgenomen aan te houden diepte van 1.70 m. Als volgens appellanten het niet volgens overeenkomst en verkeersbesluit baggeren op een diepte van 1.70 m en niet uitsluitend het baggeren op zich ertoe leidt dat boten zullen vastlopen, dan wordt nadrukkelijk weer gekeken naar het geen gevolg geven aan deze overeenkomst en het verkeersbesluit en de gevolgen daarvan. De Afdeling vindt het dus kennelijk acceptabel, dat langs deze achterdeur het niet nakomen van overeenkomst en verkeersbesluit, alsnog leidt tot de hierna onder Maatschappelijke functies te verwoorden conclusie. M a a t s c h a p p e l i j k e f u n c t i e s De Afdeling komt namelijk, naar aanleiding van het betoog van appellanten, dat hun boten zullen vastlopen als er niet tot 1.70 m wordt gebaggerd, tot het oordeel dat het gebruik van het Zuidergat door de scheepvaart en voor de recreatie raakt aan de vervulling van een maatschappelijke functie als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Waterwet. Dit zou ook blijken uit de geschiedenis van totstandkoming van deze bepaling. Dat gebruik van het Zuidergat (scheepvaart en recreatie) is, zo stelt de Afdeling, derhalve een belang dat, gelet op het bepaalde in artikel 6.21 van de Waterwet, bij de beslissing op de aanvraag diende te worden betrokken. Het waterschap heeft dit niet onderkend en heeft uitsluitend rekening gehouden met de gevolgen van de werkzaamheden voor de veiligheid en stabiliteit van de betrokken waterkeringen. Daarbij overweegt de Afdeling dat het feit dat de gemeente het beheer van dit Zuidergat (NB: specifiek ten behoeve van de (recreatie-)scheepvaart) heeft overgenomen van het Rijk niet maakt dat het waterschap de gevolgen van de aangevraagde activiteiten voor die scheepvaart buiten beschouwing kon laten. Het betoog slaagt, vindt de Afdeling. Opvallend is, dat de Afdeling nog in de volgende rechtsoverweging oordeelt, dat de door appellanten opgevoerde strijd met de Flora- en faunawet geen reden kan zijn voor weigering van een watervergunning, o.m. omdat het waterschapsbestuur niet het bevoegde gezag is ter zake van het verlenen van een ontheffing op grond van die wet. Daar waar in deze kwestie geredeneerd zou kunnen worden, dat gemeente (scheepvaartbelang) en/of het Rijk (waterkwantiteits-/waterkwaliteitsbeheerder) het bevoegd gezag zouden moeten zijn om de scheepvaartbelangen bij het in stand houden van het Zuidergat te dienen. Je kunt je daarbij zelfs afvragen of het Rijk, als kwantiteitsbeheerder, niet ook een vergunning aan de gemeente had moeten verlenen voor het baggeren van die watergang en vanuit dien hoofde als beheerder de betreffende belangen had moeten meewegen in zijn overwegingen. Op het oordeel van de Afdeling op het vlak van die maatschappelijke functies valt dan ook veel af te dingen. In de eerste plaats zullen we ons daarbij moeten afvragen: 1. wanneer is er (met name voor de waterschappen als waterbeheerder) sprake van een maatschappelijke functie? En; 2. wie is ervoor verantwoordelijk deze functie dan te facil it er en? Daarnaast zullen we, als we de feitelijke situatie in ogenschouw nemen, het volgende moeten constateren: 3. Het Zuidergat maakt onderdeel uit van Rijkswater (of zoals in de betreffende overeenkomst staat: het Zuider- 784 Afl december 2015

7 gat staat in open verbinding met een hoofdwater (De Bergsche Maas) en moet daarom als een onderdeel van het waterhuishoudkundig hoofdsysteem worden bes c h o u wd). 4. Het Zuidergat is een Rijkswater dat buiten de beheersgrens van het waterschap ligt. 5. Ondanks de overwegingen van de Afdeling ter zake kan niet voorbijgegaan worden aan de constatering, dat de gemeente met het oog op het scheepvaartbelang het beheer en onderhoud van het Zuidergat op zich heeft g en o m en. 6. Volgens de overeenkomst tussen gemeente en de Staat blijft de Staat de waterkwaliteits- en waterkwantiteitsbeheerder van het betreffende water en is daarmee de tegenwoordige watersysteembeheerder. Hierover kan het volgende gesteld worden. Ad. 1 : Als de systematiek van de Waterwet bezien wordt is daarin sprake van maatschappelijke functies indien deze uitdrukkelijk (in waterplannen van provincie/rijk) aan het watersysteem of onderdelen daarvan zijn toegekend. Zelfs in het door de Afdeling genoemde deel van de Memorie van Toelichting op het artikel 2.1, lid 1 van de Waterwet wordt gesproken over functietoekenning. Maar ook in diverse artikelen uit de wet wordt heel specifiek gesproken over functietoekenning. Zo wordt in artikel 5.3 van de Waterwet gesteld dat de beheerder ten aanzien van de waterstaatswerken onder zijn beheer de nodige maatregelen neemt voor een veilig en doelmatig gebruik daarvan, overeenkomstig de krachtens hoofdstuk 4 aan die waterstaatswerken toegekende functies. In hoofdstuk 4 (art. 4.4 Waterwet) wordt daarover bepaald, dat de provincie in haar waterplan de hoofdlijnen van haar waterbeleid vaststelt, die in ieder geval omvatten het vastleggen van de functies van de regionale wateren. Op het Rijk rust een vergelijkbare verplichting op grond van artikel 4.1, lid 3 Waterwet (in het plan worden voorts opgenomen.. de functies van de Rijkswateren). Deze functies zijn dan ook de belangen waarmee door de beheerder rekening moet worden gehouden in de uitoefening van zijn beheerstaak. In het verleden hadden we daarvoor een bepaling uit de Keurenwet. Deze bepaalde ten aanzien van vergunningverlening, dat het verbinden van voorschriften aan vergunningen alleen mocht dienen ter bescherming van het belang waarvoor het vergunningsvereiste is gesteld. En in feite is dat nog steeds zo: het beheer en ook het verbinden van voorschriften aan te verlenen vergunningen moet gericht zijn op bescherming van de door provincie (of Rijk) voor waterstaatswerken bepaalde functies (lees: belangen). Ad. 2: Met andere woorden in deze wet zijn een aantal elementen opgenomen, die bepalen wie er in de voorliggende kwestie verantwoordelijk zou moeten worden gehouden voor het rekening houden met de maatschappelijke functie van de scheepvaart op het Zuidergat. Zoals in artikel 5.3 Waterwet aangegeven is het de beheerder ten aanzien van het waterstaatswerkonder zijn beheer die daarvoor verantwoordelijk is. En in deze kwestie moet geconstateerd worden, dat: 1. gemeente en Rijk gezamenlijk het beheer over dit water voeren (scheepvaart respectievelijk waterkwaliteitsen waterkwantiteitsbeheer); 2. het waterstaatswerk hier het Zuidergat betreft; en 3. het Rijk (in de overeenkomst) de (maatschappelijke) functie: Scheepvaartfunctie: Recreatievaart met een diepgang van 1.70 m aan dit water heeft toegekend. Als zoals de Waterwet stelt de beheerder verantwoordelijk is ten aanzien van de waterstaatswerken onder zijn beheer kan in deze kwestie alleen nog de vraag zijn of in dit geval de gemeente of het Rijk verantwoordelijk zou moeten zijn voor (de maatschappelijke functie van) het behartigen van de betreffende scheepvaartbelangen. Hiervoor pleit ook nog eens, dat op grond van artikel 2.8 Invoeringswet Waterwet beheerders, voor zover dit betrekking heeft op o.m. de vaarwegfunctie van onderdelen van watersystemen, nog tot zes jaar na datum inwerkingtreding Waterwet, konden worden aangewezen. Omdat het Rijk zich niet had gerealiseerd dat dat ook gold voor watersystemen in beheer bij het Rijk is de oorspronkelijke termijn van drie jaar gewijzigd in zes jaar. Hieruit wordt ook duidelijk dat er een instantie is die bepaalt voor welke (maatschappelijke) functies een verantwoordelijke instantie moet worden aangewezen. In onderhavige situatie heeft het Rijk in de overeenkomst met de gemeente die functie bepaald op Recreatievaart met een diepgang van 1.70 m en is de gemeente aangewezen als de daarvoor verantwoordelijke instantie. Uit de aangehaalde wetsartikelen komt ook duidelijk naar voren, dat het bij maatschappelijke functies dus niet gaat om bij toeval aanwezige functies. Als ergens wordt gevaren is er niet per definitie sprake van dat op dat water automatisch de maatschappelijke functie van vaarweg rust. Conclusie Hieruit kan naar mijn mening maar één conclusie volgen en dat is dat de Raad van State de plank misslaat als het in deze kwestie het waterschap verantwoordelijk houdt voor het meewegen van het belang van de scheepvaart op het Zuidergat. Het waterschap is namelijk niet de beheerder van dit Zuidergat. Dat zijn ofwel de gemeente als scheepvaartbeheerder ofwel het Rijk zelf als watersysteembeheerder (kwaliteit en kwantiteit). En zoals gesteld is het niet zo dat al sprake is van een maatschappelijke functie louter vanuit het gegeven dat een deel van het watersysteem feitelijk voor een dergelijk aspect in gebruik is. Zelfs als dat wel zo zou zijn, dan zou aan het Rijk moeten worden gedacht als verantwoordelijke instantie. Het Rijk is immers voor dit water die watersysteem-beheerder die op grond van artikel 5.3 Waterwet bij het uitvoeren van zijn taak rekening zou moeten houden met die maatschappe- Afl december

8 lijke functie. In dit geval heeft het Rijk zelfs die functie toegekend aan het Zuidergat. Dit betekent, dat appellanten ofwel de gemeente zouden hebben moeten aanspreken als verantwoordelijke beheerder, ofwel het Rijk op zijn verantwoordelijkheid om de gemeente te houden aan de overeenkomst. G e v o l g e n Bij het volgen van deze uitspraak moet gevreesd worden voor grote gevolgen voor de waterbeheerders. Dit zou namelijk kunnen leiden tot een oncontroleerbare uitbreiding van verantwoordelijkheden van waterbeheerders, met name waterschappen. De waterschappen zullen zich dan namelijk moeten gaan realiseren welke functies allemaal moeten worden gediend met het zorgen voor een veilig en doelmatig gebruik van de onder hun beheer vallende watersystemen en kennelijk ook van wateren die niet onder hun beheer vallen en zelfs buiten de beheergrens van het waterschap liggen. Daarbij zullen ze zich niet kunnen beperken tot de door de provincie toegekende functies, maar zullen ze zich ook moeten richten op toevalligerwijs als zodanig te herkennen functies (zoals bijvoorbeeld varen, zwemmen, vissen e.d.). Dit zou ook het karakter van het waterschap, als functionele democratie belast met een aantal concrete taken, geweld aandoen. En het druist in tegen hetgeen in de Memorie van Toelichting op de Waterwet juist bij artikel 2 wordt geschreven. Deze MvT stelt: De op abstract niveau mogelijke spanning (tussen diverse doelstellingen) zal in de praktijk kunnen worden opgelost door een keuze voor goed afgewogen plannen, met functietoekenningen en maatregelenpakketten. Met andere woorden: de zorg voor het voldoen aan de doelstellingen van de wet vindt, met name voor wat betreft de maatschappelijke functies, zijn basis in het toekennen van functies aan onderdelen van het watersysteem. Verder staat er in de MvT: De doelstellingen begrenzen de wijze waarop met toepassing van de wettelijke bevoegdheden beperkingen kunnen worden gesteld aan activiteiten en rechten van burgers, particuliere instellingen en bedrijven. Zij operationaliseren met andere woorden het specialiteitsbeginsel. En het volgen van de uitspraak van de Raad van State zou de bedoeling van de wetgever met dit artikel 2 Waterwet illusoir maken en juist een einde maken aan dat specialit eit sb e g i n s el. K. v a n d e r V l i s t M en R 2015/153 Hof van Justitie van de Europese Unie 16 juli 2015, nr. C- 612/13 P (Silva de Lapuerta, Lenaerts, Bonichot, Arabadjiev, da Cruz Vilaça) m.nt. M.G.W.M. Peeters (Verordening (EG) nr. 1049/2001; Aarhus Verdrag) ECLI:EU:C:2015:218 E C L I:E U:C:2 015:4 8 6 Weigeringsgrond voor verschaffen milieu-informatie inzake niet naleving door lidstaten; niet-nakomingsprocedure van artikel 258 VWEU. Het Aarhus Verdrag is duidelijk vastgesteld met het oog op de nationale rechtsorden, en niet op de juridische bijzonderheden van een organisatie zoals de Europese Unie. Een verzoek om vrijgave van door de Commissie ontvangen studies over uitvoering van richtlijnen inzake het milieu moet van geval tot geval worden beoordeeld. Echter indien door de Commissie een ingebrekestelling is gestuurd naar de lidstaten dient vrijgave slechts te geschieden indien een hoger openbaar belang bestaat dat openbaarmaking gebiedt. Dit belang is in casu niet door appellant aangetoond. In zaak C-612/13 P, betreffende een hogere voorziening krachtens artikel 56 van het Statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie, ingesteld op 25 november 2013, ClientEarth, gevestigd te Londen (Verenigd Koninkrijk), vertegenwoordigd door P. Kirch, avocat, rekwirante, andere partijen in de procedure: Europese Commissie, vertegenwoordigd door L. Pignataro- Nolin, P. Costa de Oliveira en M. Konstantinidis als gemachtigden, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg, verweerster in eerste aanleg, ondersteund door: Europees Parlement, vertegenwoordigd door J. Rodrigues en L. Visaggio als gemachtigden, Raad van de Europese Unie, vertegenwoordigd door M. Moore, M. Simm en A. Jensen als gemachtigden, interveniënten in hogere voorziening, wijst HET HOF (Tweede kamer) [ ] het navolgende A r r e s t 1 Met haar hogere voorziening verzoekt ClientEarth om vernietiging van het arrest ClientEarth/Commissie (T-111/11, EU:T:2013:482; hierna: "bestreden arrest ), waarbij het Gerecht van de Europese Unie haar beroep heeft verworpen dat aanvankelijk strekte tot nietigverklaring van het stilzwijgend gegeven besluit waarbij de Europese Commissie haar de toegang tot een aantal documenten over 786 Afl december 2015 M en R 2015/153

Als ik zou willen dat je het begreep, had ik het wel beter uitgelegd

Als ik zou willen dat je het begreep, had ik het wel beter uitgelegd Als ik zou willen dat je het begreep, had ik het wel beter uitgelegd Marleen van Rijswick Gepubliceerd in Willemien den Ouden et al (red.), 100 jaar AB, Wolters Kluwer 2016, p. 123-128 Het is net onstuimig

Nadere informatie

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBASS:2012:BX5879, Meerdere afhandelingswijzen

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBASS:2012:BX5879, Meerdere afhandelingswijzen ECLI:NL:RVS:2013:375 Instantie Raad van State Datum uitspraak 17-07-2013 Datum publicatie 17-07-2013 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201209590/1/A1 Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2017:1997

ECLI:NL:RVS:2017:1997 ECLI:NL:RVS:2017:1997 Instantie Raad van State Datum uitspraak 26-07-2017 Datum publicatie 26-07-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201604542/1/A1 Eerste

Nadere informatie

Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Datum 27 januari 2016 ECLI:NL:RVS:2016:155

Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Datum 27 januari 2016 ECLI:NL:RVS:2016:155 M en R 2016 afl. 5 Eventuele toekomstige gaswinning hoeft niet te worden betrokken bij de beoordeling of in verband met de exploratieboring een milieueffectrapport moet worden gemaakt. Instantie Afdeling

Nadere informatie

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 25 april 2013 in zaak nr. 12/641 in het geding tussen:

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 25 april 2013 in zaak nr. 12/641 in het geding tussen: ECLI:NL:RVS:2014:539 Instantie Raad van State Datum uitspraak 19-02-2014 Datum publicatie 19-02-2014 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201304989/1/A1 Omgevingsrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2015:3233

ECLI:NL:RVS:2015:3233 ECLI:NL:RVS:2015:3233 Instantie Raad van State Datum uitspraak 21-10-2015 Datum publicatie 21-10-2015 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201500429/1/A2 Eerste

Nadere informatie

Uitspraak 201403254/1/A4

Uitspraak 201403254/1/A4 1 van 7 8-3-2015 21:16 Uitspraak 201403254/1/A4 Datum van uitspraak: woensdag 14 januari 2015 Tegen: het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant Proceduresoort: Eerste aanleg - meervoudig Rechtsgebied:

Nadere informatie

AB 2016/151 AB 2016/151

AB 2016/151 AB 2016/151 RECHTSPRAAK BESTUURSRECHT niet meer mogelijk om als individuele landbouwer voor een subsidie Agrarisch natuurbeheer in aanmerking te komen. Nederland heeft ervoor gekozen dat zo n subsidie alleen nog maar

Nadere informatie

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBAMS:2015:7924, Meerdere afhandelingswijzen. Algemene wet bestuursrecht 8:4 Gemeentewet Gemeentewet 83 Kieswet

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBAMS:2015:7924, Meerdere afhandelingswijzen. Algemene wet bestuursrecht 8:4 Gemeentewet Gemeentewet 83 Kieswet ECLI:NL:RVS:2016:934 Instantie Raad van State Datum uitspraak 06-04-2016 Datum publicatie 06-04-2016 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201600302/1/A2 Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2005:AU2988

ECLI:NL:RVS:2005:AU2988 ECLI:NL:RVS:2005:AU2988 Instantie Raad van State Datum uitspraak 21-09-2005 Datum publicatie 21-09-2005 Zaaknummer 200501988/1 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Hoger beroep

Nadere informatie

Noot van de commissie: Ook hier blijkt weer dat externe veiligheid ook een kwestie van overwogen ruimtelijke ordening is

Noot van de commissie: Ook hier blijkt weer dat externe veiligheid ook een kwestie van overwogen ruimtelijke ordening is Essentie uitspraak: Het bestemmingsplan maakt uitbreiding van een tankstation niet mogelijk. De milieuvergunning mag, vanwege het ruimtelijke feit, worden geweigerd. De gemeente is niet verplicht om het

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad van State 201200615/1/V4. Datum uitspraak: 13 november 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op

Nadere informatie

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. OGR-Updates.nl JOM 2017/58 AR 2017/177 Omgevingsvergunning in de praktijk 2017/7492

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. OGR-Updates.nl JOM 2017/58 AR 2017/177 Omgevingsvergunning in de praktijk 2017/7492 ECLI:NL:RVS:2017:20 Instantie Raad van State Datum uitspraak 11-01-2017 Datum publicatie 11-01-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201600568/1/A1 Bestuursrecht Hoger beroep

Nadere informatie

Print deze uitspraak rechtsgebied Kamer 2 - Milieu - Schadevergoeding

Print deze uitspraak rechtsgebied Kamer 2 - Milieu - Schadevergoeding Essentie uitspraak: Beëindiging verkoop LPG. Het college had moeten beoordelen welke schade aan de juridische beëindiging van de activiteit was toe te schrijven. In het thans bestreden besluit heeft het

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2016:2348

ECLI:NL:RVS:2016:2348 ECLI:NL:RVS:2016:2348 Instantie Raad van State Datum uitspraak 31-08-2016 Datum publicatie 31-08-2016 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201506454/1/A3 Bestuursrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2014:1169

ECLI:NL:RVS:2014:1169 ECLI:NL:RVS:2014:1169 Instantie Raad van State Datum uitspraak 02-04-2014 Datum publicatie 02-04-2014 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201306413/1/A2 Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2011:BQ4936

ECLI:NL:RVS:2011:BQ4936 ECLI:NL:RVS:2011:BQ4936 Instantie Raad van State Datum uitspraak 18-05-2011 Datum publicatie 18-05-2011 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201008844/1/H1 Bestuursrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2014:3368

ECLI:NL:RVS:2014:3368 ECLI:NL:RVS:2014:3368 Instantie Raad van State Datum uitspraak 10-09-2014 Datum publicatie 10-09-2014 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201311559/1/A4 Eerste

Nadere informatie

http://zoeken.rechtspraak.nl/resultpage.aspx?snelzoeken=true&searchtype=ljn&ljn=br1...

http://zoeken.rechtspraak.nl/resultpage.aspx?snelzoeken=true&searchtype=ljn&ljn=br1... pagina 1 van 5 LJN: BR1463, Raad van State, 201011448/1/H1 Datum 13-07-2011 uitspraak: Datum 13-07-2011 publicatie: Rechtsgebied: Bouwen Soort procedure: Hoger beroep Inhoudsindicatie: Bij besluit van

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK MigratieWeb ve07001324 200608064/1. Datum uitspraak: 11 juli 2007 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, appellant, tegen

Nadere informatie

Uitspraak /1/A1

Uitspraak /1/A1 Uitspraak 201800454/1/A1 Datum van uitspraak: woensdag 25 juli 2018 Tegen: het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam Proceduresoort: Hoger beroep Rechtsgebied: Kapvergunningen ECLI: ECLI:NL:RVS:2018:2524

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2012:BX4670

ECLI:NL:RVS:2012:BX4670 ECLI:NL:RVS:2012:BX4670 Instantie Raad van State Datum uitspraak 15-08-2012 Datum publicatie 15-08-2012 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201106219/1/A4 Bestuursrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2016:1268

ECLI:NL:RVS:2016:1268 ECLI:NL:RVS:2016:1268 Instantie Raad van State Datum uitspraak 11-05-2016 Datum publicatie 11-05-2016 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201505940/1/A1 Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2016:2861

ECLI:NL:RVS:2016:2861 ECLI:NL:RVS:2016:2861 Instantie Raad van State Datum uitspraak 02-11-2016 Datum publicatie 02-11-2016 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201601473/1/A2 Bestuursrecht Hoger

Nadere informatie

het college van burgemeester en wethouders van Hoogeveen Eerste aanleg - meervoudig

het college van burgemeester en wethouders van Hoogeveen Eerste aanleg - meervoudig uitspraak deze uitspraak Essentie uitspraak: Bevi niet van toepassing indien verandering geen nadelig gevolg heeft voor het plaatsgebonden risico. Via milieubeheervergunning kunnen, buiten het Bevo om,

Nadere informatie

Uitspraak /1/A1

Uitspraak /1/A1 Uitspraak 201803876/1/A1 Datum van uitspraak: woensdag 17 oktober 2018 Tegen: het college van burgemeester en wethouders van Cranendonck Proceduresoort: Hoger beroep Rechtsgebied: Kapvergunningen ECLI:

Nadere informatie

het college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden.

het college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden. LJN: AU3784, Raad van State, 200501342/1 Print uitspraak Datum uitspraak: 05-10-2005 Datum publicatie: 05-10-2005 Rechtsgebied: Bestuursrecht overig Soort procedure: Hoger beroep Inhoudsindicatie: Bij

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2007:BB4709

ECLI:NL:RVS:2007:BB4709 ECLI:NL:RVS:2007:BB4709 Instantie Raad van State Datum uitspraak 03-10-2007 Datum publicatie 03-10-2007 Zaaknummer 200702080/1 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Hoger beroep

Nadere informatie

Uitspraak /1/A1

Uitspraak /1/A1 pagina 1 van 5 Uitspraak 201506029/1/A1 Datum van uitspraak: woensdag 14 september 2016 Tegen: het college van burgemeester en wethouders van Utrechtse Heuvelrug Proceduresoort: Hoger beroep Rechtsgebied:

Nadere informatie

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBROT:2016:3597, Bekrachtiging/bevestiging

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBROT:2016:3597, Bekrachtiging/bevestiging ECLI:NL:RVS:2017:84 Instantie Raad van State Datum uitspraak 18-01-2017 Datum publicatie 18-01-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201604839/1/A2 Eerste

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstate 201 304470/1/RI. Datum uitspraak: 27 november 2013 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak in het geding tussen: de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Koninklijke Jongeneel

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOBR:2017:3205

ECLI:NL:RBOBR:2017:3205 ECLI:NL:RBOBR:2017:3205 Instantie Datum uitspraak 12-06-2017 Datum publicatie 21-06-2017 Zaaknummer 17_175 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Oost-Brabant Omgevingsrecht Eerste

Nadere informatie

1)estuursreclaqirA,IL

1)estuursreclaqirA,IL Raad vanstate 1)estuursreclaqirA,IL Raad van de gemeente Hof van Twente Postbus 54 7470 AB GOOR Gemeente Hof van Twente [Nr: [Afdeling: Bvo: a / nee lingekomen: 2 JULI 2015 Kopie aan: Archief: \N / NR

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK MigratieWeb ve07000557 200606955/1. Datum uitspraak: 21 maart 2007 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: vennootschap onder firma A., gevestigd te Honselersdijk, appellante, tegen

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2012:BX4621

ECLI:NL:RVS:2012:BX4621 ECLI:NL:RVS:2012:BX4621 Instantie Raad van State Datum uitspraak 08-08-2012 Datum publicatie 15-08-2012 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201205237/1/A4 en 201205237/2/A4

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstate 201107998/1/V2. Datum uitspraak: 29 november 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op

Nadere informatie

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen The following full text is a publisher's version. For additional information about this publication click this link. http://hdl.handle.net/2066/77981

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2001:AB2287

ECLI:NL:RVS:2001:AB2287 ECLI:NL:RVS:2001:AB2287 Instantie Raad van State Datum uitspraak 31-05-2001 Datum publicatie 13-11-2001 Zaaknummer 200003521/1 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Omgevingsrecht

Nadere informatie

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen The following full text is a publisher's version. For additional information about this publication click this link. http://hdl.handle.net/2066/77973

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK MigratieWeb ve12000040 201102012/1/V2. Datum uitspraak: 13 december 2011 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2016:3651

ECLI:NL:CRVB:2016:3651 ECLI:NL:CRVB:2016:3651 Instantie Datum uitspraak 04-10-2016 Datum publicatie 10-10-2016 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 16/5 WWB Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2013:BZ1273

ECLI:NL:RVS:2013:BZ1273 ECLI:NL:RVS:2013:BZ1273 Instantie Raad van State Datum uitspraak 13-02-2013 Datum publicatie 18-02-2013 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201206332/1/R3 Bestuursrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2012:BY3743

ECLI:NL:RVS:2012:BY3743 ECLI:NL:RVS:2012:BY3743 Instantie Raad van State Datum uitspraak 21-11-2012 Datum publicatie 21-11-2012 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201202162/1/V6 Bestuursrecht Vreemdelingenrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2012:BV6555

ECLI:NL:RVS:2012:BV6555 ECLI:NL:RVS:2012:BV6555 Instantie Raad van State Datum uitspraak 22-02-2012 Datum publicatie 22-02-2012 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201109131/1/A2 Eerste

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 201010673/1 A/1. Datum uitspraak: 25 juni 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2016:1061

ECLI:NL:RVS:2016:1061 ECLI:NL:RVS:2016:1061 Instantie Raad van State Datum uitspraak 20-04-2016 Datum publicatie 20-04-2016 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201506028/1/A1 Omgevingsrecht Hoger

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK E03.97.1224/1. Datum uitspraak: 10 april 2001 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak in het geding tussen: en appellanten, gedeputeerde staten van Limburg, verweerders. E03.97.1224/1 2 10 april 2001 1.

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2014:3559 Deeplink http://d

ECLI:NL:RVS:2014:3559 Deeplink http://d ECLI:NL:RVS:2014:3559 Deeplink http://d Instantie Raad van State Datum uitspraak 01-10-2014 Datum publicatie 01-10-2014 Zaaknummer 201309659/1/A3 Rechtsgebieden Bestuursrecht Bijzondere kenmerken Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2010:BO4829

ECLI:NL:RVS:2010:BO4829 ECLI:NL:RVS:2010:BO4829 Instantie Raad van State Datum uitspraak 24-11-2010 Datum publicatie 24-11-2010 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201003576/1/H3 Bestuursrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2013:2879

ECLI:NL:CRVB:2013:2879 ECLI:NL:CRVB:2013:2879 Instantie Datum uitspraak 17-12-2013 Datum publicatie 19-12-2013 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 13-211 WWB Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

LJN: BX6509, Raad van State, 201201225/1/A1. Datum uitspraak: 05-09-2012 Datum publicatie: 05-09-2012

LJN: BX6509, Raad van State, 201201225/1/A1. Datum uitspraak: 05-09-2012 Datum publicatie: 05-09-2012 LJN: BX6509, Raad van State, 201201225/1/A1 Datum uitspraak: 05-09-2012 Datum publicatie: Rechtsgebied: 05-09-2012 Bestuursrecht overig Soort procedure: Hoger beroep Inhoudsindicatie: Afwijzing handhavingsverzoek

Nadere informatie

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGEL:2015:7684, Bekrachtiging/bevestiging

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGEL:2015:7684, Bekrachtiging/bevestiging ECLI:NL:RVS:2017:313 Instantie Raad van State Datum uitspraak 08-02-2017 Datum publicatie 08-02-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201600609/1/A1 Eerste

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstate 200607461/1. Datum uitspraak: 11 juli 2007 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: vennootschap onder firma appellante,, gevestigd te tegen de uitspraak in zaak nos.

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK MigratieWeb ve07001323 200607474/1. Datum uitspraak: 11 juli 2007 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: A., wonend te Breda, appellant, tegen de uitspraak in zaak no. 05/5140

Nadere informatie

het college van burgemeester en wethouders van Son en Breugel proceduresoort Eerste aanleg - meervoudig rechtsgebied Kamer 2 - Milieu - Overige

het college van burgemeester en wethouders van Son en Breugel proceduresoort Eerste aanleg - meervoudig rechtsgebied Kamer 2 - Milieu - Overige Essentie uitspraak: Een bedrijfswoning moet een functionele binding hebben met het bedrijf. Dat moet in de milieuvergunning zijn geregeld. Het bestemmingsplan moet de functie bedrijfswoning vervolgens

Nadere informatie

Uitspraak 200904084/1/R2 gevonden via '' d eze uitsp raa k il de ze uitsp ra ak Page 1 of 4 Uitspraken ZAAKNUMMER 200904084/1/R2 DATUM VAN UITSPRAAK woensdag 24 maart 2010 TEGEN het college van gedeputeerde

Nadere informatie

Uitspraak /1/A3

Uitspraak /1/A3 Uitspraak 201707842/1/A3 Datum van uitspraak: woensdag 22 augustus 2018 Tegen: het college van burgemeester en wethouders van Den Haag Proceduresoort: Hoger beroep Rechtsgebied: Boete ECLI: ECLI:NL:RVS:2018:2782

Nadere informatie

LJN: BH1764, Centrale Raad van Beroep, 07/2959 WWB + 07/2960 WWB + 08/6263 WWB + 08/6264 WWB + 08/6265 WWB

LJN: BH1764, Centrale Raad van Beroep, 07/2959 WWB + 07/2960 WWB + 08/6263 WWB + 08/6264 WWB + 08/6265 WWB LJN: BH1764, Centrale Raad van Beroep, 07/2959 WWB + 07/2960 WWB + 08/6263 WWB + 08/6264 WWB + 08/6265 WWB Datum uitspraak: 20-01-2009 Datum publicatie: 04-02-2009 Rechtsgebied: Bijstandszaken Soort procedure:

Nadere informatie

Afdeling bestuursrechtspraak. Behandelend ambtenaar A.H.M. Boevink

Afdeling bestuursrechtspraak. Behandelend ambtenaar A.H.M. Boevink Raad vanstate Afdeling bestuursrechtspraak Raad van de gemeente Soest Postbus 2000 3760 CA SOEST Datum Ons nummer Uw kenmerk 1 9 december 201 2 201 206869/1 /R2 Onderwerp Soest Bestemmingsplan De Eng Behandelend

Nadere informatie

ECLI:NL:RBBRE:2011:BP8246

ECLI:NL:RBBRE:2011:BP8246 ECLI:NL:RBBRE:2011:BP8246 Instantie Rechtbank Breda Datum uitspraak 25-02-2011 Datum publicatie 18-03-2011 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 10 / 938 Wmo Bestuursrecht Eerste

Nadere informatie

vanstate /1/V6. Datum uitspraak: 28 maart 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

vanstate /1/V6. Datum uitspraak: 28 maart 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstate 201108441/1/V6. Datum uitspraak: 28 maart 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak na vereenvoudigde behandeling (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) op het

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK MigratieWeb ve12001023 200905925/1/V3 en 201108673/1/V3. Datum uitspraak: 13 april 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op de hoger beroepen van: [ ], appellant, tegen de uitspraak van de rechtbank

Nadere informatie

LJN: BO2154,Voorzieningenrechter Rechtbank 's-hertogenbosch, AWB 10/2913 en 10/3065

LJN: BO2154,Voorzieningenrechter Rechtbank 's-hertogenbosch, AWB 10/2913 en 10/3065 LJN: BO2154,Voorzieningenrechter Rechtbank 's-hertogenbosch, AWB 10/2913 en 10/3065 Print uitspraak Datum uitspraak: 22-10-2010 Datum publicatie: 29-10-2010 Rechtsgebied: Bouwen Soort procedure: Voorlopige

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2009:BK5057

ECLI:NL:RVS:2009:BK5057 ECLI:NL:RVS:2009:BK5057 Instantie Raad van State Datum uitspraak 02-12-2009 Datum publicatie 02-12-2009 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 200902426/1/H3 Bestuursrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2007:BB2492

ECLI:NL:RVS:2007:BB2492 ECLI:NL:RVS:2007:BB2492 Instantie Raad van State Datum uitspraak 29-08-2007 Datum publicatie 29-08-2007 Zaaknummer 200607060/1 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Eerste

Nadere informatie

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBOBR:2013:5574, Bekrachtiging/bevestiging

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBOBR:2013:5574, Bekrachtiging/bevestiging ECLI:NL:RVS:2015:258 Instantie Raad van State Datum uitspraak 04-02-2015 Datum publicatie 04-02-2015 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201309828/1/A3 Eerste

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstatc 201106725/1/V1. Datum uitspraak: 3 juli 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstate 201104673/1 /V4. Datum uitspraak: 27 december 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht {hierna: de Awb) op

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2013:BZ7733

ECLI:NL:RVS:2013:BZ7733 ECLI:NL:RVS:2013:BZ7733 Instantie Raad van State Datum uitspraak 17-04-2013 Datum publicatie 17-04-2013 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201200753/1/A3 Bestuursrecht Hoger

Nadere informatie

het college van gedeputeerde staten van Limburg Ruimtelijke-ordeningskamer - Natuurbescherming

het college van gedeputeerde staten van Limburg Ruimtelijke-ordeningskamer - Natuurbescherming Uitspraak 201403308/1/R2 Datum van uitspraak: woensdag 10 juni 2015 Tegen: Proceduresoort: Rechtsgebied: ECLI: het college van gedeputeerde staten van Limburg Eerste aanleg - meervoudig Ruimtelijke-ordeningskamer

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: r Raad vanstate 201108252/1/V2. Datum uitspraak: 14 september 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2012:BY6738

ECLI:NL:RVS:2012:BY6738 ECLI:NL:RVS:2012:BY6738 Instantie Raad van State Datum uitspraak 19-12-2012 Datum publicatie 19-12-2012 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201102748/1/R4 Bestuursrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2000:AA7143

ECLI:NL:RVS:2000:AA7143 ECLI:NL:RVS:2000:AA7143 Instantie Raad van State Datum uitspraak 24-08-2000 Datum publicatie 04-07-2001 Zaaknummer 199900390/1 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Hoger beroep

Nadere informatie

Uit: Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State, 23 april 2014, ECLI:NL:RVS:2014:1491 (AB 2014/400)

Uit: Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State, 23 april 2014, ECLI:NL:RVS:2014:1491 (AB 2014/400) Uit: Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State, 23 april 2014, ECLI:NL:RVS:2014:1491 (AB 2014/400) Mr. N.S.J. Koeman Wet ruimtelijk ordening: art. 3.1; Wet milieubescherming: art. 1.1; Wet algemene bepalingen

Nadere informatie

Uitspraak /1/A2

Uitspraak /1/A2 Uitspraak 201802595/1/A2 Datum van uitspraak: woensdag 7 november 2018 Tegen: de Belastingdienst/Toeslagen Proceduresoort: Hoger beroep Rechtsgebied: Geld ECLI: ECLI:NL:RVS:2018:3626 201802595/1/A2. Datum

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2012:BY5138

ECLI:NL:RVS:2012:BY5138 ECLI:NL:RVS:2012:BY5138 Instantie Raad van State Datum uitspraak 05-12-2012 Datum publicatie 05-12-2012 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201110184/1/A3 Bestuursrecht Hoger

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK i 201307056/1/R3. Datum uitspraak: AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak in het geding tussen: en de vennootschap onder firma A2 Catering en Organisatie, gevestigd te Waalre, waarvan de vennoten zijn

Nadere informatie

Zoekresultaat - inzien document ECLI:NL:RVS:2010:BO9151. Uitspraak. Permanente link: Datum uitspraak Datum publicatie

Zoekresultaat - inzien document ECLI:NL:RVS:2010:BO9151. Uitspraak. Permanente link: Datum uitspraak Datum publicatie Zoekresultaat - inzien document ECLI:NL:RVS:2010:BO9151 Permanente link: http://deeplink.rechtspraa Instantie Raad van State Datum uitspraak 29-12-2010 Datum publicatie 29-12-2010 Zaaknummer Rechtsgebieden

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2013:1522

ECLI:NL:RVS:2013:1522 ECLI:NL:RVS:2013:1522 Instantie Raad van State Datum uitspraak 16-10-2013 Datum publicatie 16-10-2013 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201206838/1/A3 Bestuursrecht Tussenuitspraak

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2017:2013

ECLI:NL:RVS:2017:2013 ECLI:NL:RVS:2017:2013 Instantie Raad van State Datum uitspraak 26-07-2017 Datum publicatie 26-07-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201604962/1/A2 Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2010:BL1854

ECLI:NL:RVS:2010:BL1854 ECLI:NL:RVS:2010:BL1854 Instantie Raad van State Datum uitspraak 03-02-2010 Datum publicatie 03-02-2010 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 200902382/1/V6 Bestuursrecht Hoger

Nadere informatie

het College van Beroep voor de Examens van de Hogeschool Utrecht (hierna: het CBE), verweerder.

het College van Beroep voor de Examens van de Hogeschool Utrecht (hierna: het CBE), verweerder. Zaaknummer : 2013/068 Rechter(s) : mrs. Nijenhof, Olivier, Borman Datum uitspraak : 6 november 2013 Partijen : Appellante tegen CBE Hogeschool Utrecht Trefwoorden : Beleidsvrijheid, in stand laten rechtsgevolgen,

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2007:BB9957

ECLI:NL:RVS:2007:BB9957 ECLI:NL:RVS:2007:BB9957 Instantie Raad van State Datum uitspraak 12-12-2007 Datum publicatie 12-12-2007 Zaaknummer 200700759/1 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBARN:2009:BJ1550

ECLI:NL:RBARN:2009:BJ1550 ECLI:NL:RBARN:2009:BJ1550 Instantie Rechtbank Arnhem Datum uitspraak 15-06-2009 Datum publicatie 06-07-2009 Zaaknummer AWB 08/5874 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2013:283. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie

ECLI:NL:RVS:2013:283. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie ECLI:NL:RVS:2013:283 Instantie Raad van State Datum uitspraak 17-07-2013 Datum publicatie 17-07-2013 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201201469/1/A4 Bestuursrecht Eerste

Nadere informatie

tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 3 mei 2016 in zaak nr. 15/6422 in het geding tussen:

tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 3 mei 2016 in zaak nr. 15/6422 in het geding tussen: ECLI:NL:RVS:2017:659 Instantie Raad van State Datum uitspraak 15-03-2017 Datum publicatie 15-03-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201604395/1/A2 Bestuursrecht Hoger beroep

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2008:BC1824

ECLI:NL:CRVB:2008:BC1824 ECLI:NL:CRVB:2008:BC1824 Instantie Datum uitspraak 02-01-2008 Datum publicatie 15-01-2008 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 07-319 WW Bestuursrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2007:BB1302

ECLI:NL:RVS:2007:BB1302 ECLI:NL:RVS:2007:BB1302 Instantie Raad van State Datum uitspraak 08-08-2007 Datum publicatie 08-08-2007 Zaaknummer 200609244/1 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Hoger beroep

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2014:2812

ECLI:NL:RVS:2014:2812 ECLI:NL:RVS:2014:2812 Instantie Raad van State Datum uitspraak 18-07-2014 Datum publicatie 23-07-2014 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201404677/1/A1 en 201404677/2/A1 Bestuursrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2008:BG1849

ECLI:NL:RVS:2008:BG1849 ECLI:NL:RVS:2008:BG1849 Instantie Raad van State Datum uitspraak 29-10-2008 Datum publicatie 29-10-2008 Zaaknummer 200802872/1 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Hoger beroep

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. de Raad voor Rechtsbijstand 's-gravenhage, appellant,

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. de Raad voor Rechtsbijstand 's-gravenhage, appellant, Raad vanstate 200700246/1. Datum uitspraak: 6 juni 2007 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: de Raad voor Rechtsbijstand 's-gravenhage, appellant, tegen de uitspraak in zaak

Nadere informatie

Jurisprudentie. Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State 3 oktober 2018, nr /1/A1 (Wortmann) m.nt. M. Heerings. (art. 2.

Jurisprudentie. Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State 3 oktober 2018, nr /1/A1 (Wortmann) m.nt. M. Heerings. (art. 2. Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State 3 oktober 2018, nr. 201709848/1/A1 (Wortmann) m.nt. M. Heerings (art. 2.5 Wabo) Milieurecht Totaal 2018/6864 Milieurecht Totaal 2018/6867 ECLI:NL:RVS:2018:3212

Nadere informatie

Knowledge Portal. M en R 2015/102

Knowledge Portal. M en R 2015/102 Knowledge Portal M en R 2015/102 Aflevering M en R 2015, afl. 7 Publicatiedatum 23-07-2015 Rolnummer 201403254/1/A4 Instantie Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State 14 januari 2015 (Scholten-Hinloopen,

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstate 201201003/1/V4. Datum uitspraak: 3 oktober 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak rnet toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2015:1768

ECLI:NL:RVS:2015:1768 ECLI:NL:RVS:2015:1768 Instantie Raad van State Datum uitspraak 03-06-2015 Datum publicatie 03-06-2015 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201407801/1/A3 Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2015:1791

ECLI:NL:RVS:2015:1791 ECLI:NL:RVS:2015:1791 Instantie Raad van State Datum uitspraak 10-06-2015 Datum publicatie 10-06-2015 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201408896/1/A1 Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBSHE:2004:AO8345

ECLI:NL:RBSHE:2004:AO8345 ECLI:NL:RBSHE:2004:AO8345 Instantie Datum uitspraak 16-04-2004 Datum publicatie 26-04-2004 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank 's-hertogenbosch Awb 03 / 930 GEMWT

Nadere informatie

Uitspraak /1

Uitspraak /1 1 van 5 24-11-2015 21:22 Uitspraak 200305677/1 Datum van uitspraak: donderdag 6 mei 2004 Tegen: Proceduresoort: Rechtsgebied: ECLI: 200305677/1. Datum uitspraak: 6 mei 2004 het college van burgemeester

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2015:3038

ECLI:NL:RVS:2015:3038 ECLI:NL:RVS:2015:3038 Instantie Raad van State Datum uitspraak 30-09-2015 Datum publicatie 30-09-2015 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201500566/1/A2 Bestuursrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2016:3390

ECLI:NL:RVS:2016:3390 ECLI:NL:RVS:2016:3390 Instantie Raad van State Datum uitspraak 21-12-2016 Datum publicatie 21-12-2016 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201601294/1/A2 Bestuursrecht Hoger

Nadere informatie