BEELDELEMENTEN ZIJN Compositie Lijnwerking Kadrering Herhaling en ritmiek Ruimte en Perspectief Tijd Licht Kleurgebruik Materiaal Presentatie Techniek

Transcriptie

1

2 BEELDELEMENTEN ZIJN Compositie Lijnwerking Kadrering Herhaling en ritmiek Ruimte en Perspectief Tijd Licht Kleurgebruik Materiaal Presentatie Techniek Manipulatie

3 COMPOSITIE De ordening van de hoofdmotieven, nevenelementen en complementaire vormen noemen we COMPOSITIE. Deze ordening bepaalt hoe we de foto ervaren; evenwichtig, harmonieus, chaotisch, statisch, dynamisch, eenvoudig, complex enz. Er zijn symmetrische, asymmetrische, centrale, decentrale en geometrische. Diagonale, driehoeks, beweging en over-all composities De voornaamste composities zijn: Centraal Decentraal Overall Symmetrisch

4 LIJNWERKING De lijnwerking in de foto. Deze ordening bepaalt hoe we de blik van de kijker door het beeld sturen. Het kan gaan om echte en denkbeeldige lijnen. Verticale en horizontale lijnen worden als rustig en statisch ervaren. Het beeld met schuine en kronkelige lijnen als dynamisch De diagonale lijn heeft een tweeledig effect nl. Opgaand een versnellend effect (is van links naar rechts oplopend) Neergaand een vertragend effect (is van rechts naar links oplopend)

5 KADRERING Het kader van een foto is het vakje wat uit de werkelijkheid werd gesneden. Bij een OPEN kader loopt het beeld als het ware door over de randen; het beeld verwijst naar zaken die in het beeld staan. Het heeft vaak een dynamisch effect op de foto. Bij een GESLOTEN kader houdt het beeld op bij de randen. Vaak worden hier verticale lijnen (langs de staande zijden) en horizontale lijnen (langs de boven en onderzijde) gebruikt.

6 HERHALING & RITMIEK Herhaalde elementen richten de aandacht, leiden de blik en kunnen ene beeld interessanter maken Met herhaalde elementen spreken we in dit verband over beeldrijm en beeldritme. Beeldrijm: Net zoals woorden kunnen elementen binnen in een beeld of meer dan 1 beeld op elkaar rijmen. Beeldritme: Is een regelmatige terugkeer van eenzelfde verschijnsel, element of object. Heeft te maken met tijd en beweging. Het ritme ordent de beweging en kan ruimtelijkheid in een foto ondersteunen.

7 RUIMTE & PERSPECTIEF Een foto is een tweedimensionale weergave van de werkelijke wereld. De ruimte, diepte of het perspectief van de opgenomen werkelijkheid kan in een foto alleen gesuggereerd worden. Hoe wordt de suggestie van ruimte, diepte en perspectief wel bereikt? Maak gebruik van voorgrond, invoerende lijnen, sferische omstandigheden, scherp / onscherp (scherptediepte) of overlappingen Perspectief heeft te maken met convergerende lijnen wat versterkt wordt door een groothoeklens. Ook het ingenomen standpunt heeft invloed op de ervaring van perspectief Bijvoorbeeld een kikkerperspectief of vogelperspectief.

8 TIJD De tijd kan slaan op het technisch aspect. (Sluiter komt later als onderdeel techniek ter sprake). Hier slaat de tijd op welk moment je de sluiter laat klikken Cartier-Bresson sprak over het Beslissende moment. Op het goede moment op de juiste plaats zijn. Het juiste moment heeft te maken met de beweging, gebaren en gezichtsuitdrukking. Verder krijgen bepaalde foto s naarmate de tijd verstrijkt een andere betekenis of gevoelswaard.

9 LICHT De kwaliteit van het licht bepaalt in hoge mate de sfeer die de foto oproept. De richting van het licht is van invloed op de detaillering en de weergave van textuur. Strijklicht geeft in de regel veel detaillering en tegenlicht weinig. Er zijn veel soorten licht elk met een eigen karakter en invloed op bijvoorbeeld kleurintensiteit en detaillering. Strijklicht, tegenlicht, hard licht, plat licht, zacht licht, koel licht, warm licht, glitslicht en gereflecteerd licht. Er is een groot verschil tussen ochtend-, middagen avondlicht.

10 KLEURGEBRUIK Kleuren of kleurencombinaties kunnen sterk de aandacht trekken en daarmee beïnvloeden ze de compositie en arrangement van de foto. Kleuren hebben invloed op gevoel (we spreken van warme en koele kleuren). Rood is bijvoorbeeld warm en blauw koel. Rood komt op je af en blauw wijkt wat meer naar de achtergrond. Kleuren hebben effect op de kijkervaring. Bijvoorbeeld pasteltinten is tederheid en felle kleuren hartstocht. Kleuren kunnen variëren in helderheid (brightness), tint (hue) en verzadiging (saturation). Teveel aan kleuren dan wordt de foto al snel als bont of chaotisch ervaren. Foto s met een zeker mate aan monochromie maken een harmonieuze indruk. Uiterste vorm is zwart/wit.

11 MATERIAAL Een foto is een object met bepaalde afmetingen en textuur. Afmetingen kunnen zijn 10x15, 20x30 enz. De inhoud van de foto bepaalt de materiaalkeuze maar het blijf smaak Textuur: Glans, mat, half mat, parelglans.. Papiersoorten met en eigen karakter en uitstraling zoals barietpapier en aquarelpapier Hoogglans geeft grote mate van scherpte. Brillance wordt met name gebruikt voor techniek, architectuur enz.

12 PRESENTATIE Foto s worden door de fotograaf neergezet in een baalde vorm of combinatie. Keuze van de presentatie kan zijn dat je wel of geen passe-partout gebruikt Een passe-partout isoleert de foto van zijn omgeving en maakt het bekijken makkelijker en geeft de foto een zeker pretentie mee. De kleur van het passe-partout wordt vaak in harmonie met de kleuren van de foto gekozen om één geheel te krijgen.

13 TECHNIEK De techniek is de hardware oftewel het fotografische gereedschap en dit geeft de fotograaf tegenwoordig vele mogelijkheden om zijn beeld weer te geven. We kunnen niet alle aspecten bespreken maar we beperken ons tot een paar die gekoppeld zijn aan de beeldende mogelijkheden. Detaillering: Hoe groter het negatiefformaat (sensor), de meer detaillering Scherpte/onscherpte (scherptediepte) Dit goed toepassen is een krachtig middel om in een foto accenten te leggen, diepte te suggereren, sfeer te creëren enz. De scherptediepte is afhankelijk van: Het gebruikte diafragma - hoe kleiner des te meer scherptediepte. Brandpuntafstand - hoe meer tele des te minder scherptediepte. Afstand tot het object - hoe dichterbij des te minder scherptediepte.

14 MANIPULATIE Er zijn ontzettend veel mogelijkheden om de weergave van de werkelijkheid te manipuleren. 1. Manipulatie voordat het beeld gemaakt wordt Weghalen van storende elementen Weglaten van elementen die de inhoud van het beeld nogal veranderen Say cheese. 2. Manipulatie in de camera zelf of later op de computer. Gebruik van foto bewerkingsprogramma s (Ligtroom, Photoshop..). Gebruik maken van filters tijdens de opname. Instellingen camera zoals witbalans, verzadiging kleuren. Gebruik maken van 1 of meerder flitsers.

15 Bedankt voor uw aandacht en tot de volgende keer..