Tweede Kamer der Staten-Generaal

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Tweede Kamer der Staten-Generaal"

Transcriptie

1 Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar X Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 1996 Nr. 80 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN Vastgesteld 12 maart 1996 De vaste commissie voor Defensie 1 heeft een aantal vragen voorgelegd aan de staatsscretaris van Defensie over zijn brief van 12 januari 1996 inzake de doelmatigheid van de ondersteuning en «overhead» van Defensie ( X, nr. 60). De staatssecretaris heeft deze vragen beantwoord bij brief van 12 maart Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt. De voorzitter van de commissie, Korthals De griffier van de commissie, Teunissen 1 Samenstelling: Leden: Mateman (CDA), Wolters (CDA), Korthals (VVD), voorzitter, Weisglas (VVD), H. Vos (PvdA), Van den Berg (SGP), Van Traa (PvdA), Van Gelder (PvdA), Zijlstra (PvdA), Hillen (CDA), Valk (PvdA), Sipkes (GroenLinks), Van Hoof (VVD), Hoekema (D66), ondervoorzitter, Bukman (CDA), Leerkes (Unie 55+), De Koning (D66), Hessing (VVD), Van den Bos (D66), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), Verkerk (AOV), Van Waning (D66), Sterk (PvdA), Van den Doel (VVD), vacature (CD). Plv. leden: Terpstra (CDA), Beinema (CDA), Van Rey (VVD), Van Heemskerck Pillis-Duvekot (VVD), Dijksman (PvdA), Van Middelkoop (GPV), Houda (PvdA), Middel (PvdA), Van Gijzel (PvdA), Verhagen (CDA), Woltjer (PvdA), Rosenmöller (GroenLinks), Hoogervorst (VVD), Ter Veer (D66), Mulder-van Dam (CDA), Stellingwerf (RPF), De Hoop Scheffer (CDA), Blaauw (VVD), Scheltema-de Nie (D66), Van der Hoeven (CDA), Van Wingerden (AOV), Roethof (D66), Rehwinkel (PvdA), Keur (VVD) en Marijnissen (SP). 6K0752 ISSN Sdu Uitgevers s-gravenhage 1996 Tweede Kamer, vergaderjaar , X, nr. 80 1

2 1,2en3 Kan ten aanzien van de in de brief genoemde projecten worden aangegeven waar aanzienlijke verschillen bestaan tussen de oorspronkelijk geraamde doelmatigheidswinst in financiële en personele zin, en de op basis van de huidige inzichten te verwachten doelmatigheidswinst, met inbegrip van de overwegingen die geleid hebben tot bijstelling? Wordt, mede gezien de stelling aan het slot van de brief dat «De doelmatigheidsoperatie als geheel goed op schema» ligt, in het algemeen nog steeds uitgegaan van een doelmatigheidswinst van 80 miljoen in 1996 oplopend tot 460 miljoen in 2000? Gesteld wordt dat er projecten zijn met hogere doelmatigheidswinst dan verwacht. Zijn er ook projecten met lagere doelmatigheidswinst? Hoe is deze ontwikkeling per saldo? Op grond van de huidige inzichten wordt de in de «Novemberbrief» (Kamerstuk X, nr. 8 herdruk) en «Meibrief» (Kamerstuk X, nr. 63) geraamde doelmatigheidswinst van f 75 miljoen in 1996, oplopend naar f 450 miljoen in 2000, verwezenlijkt. Hierbij is rekening gehouden met de kosten die voor de baten uitgaan, zoals investeringen voor de huisvesting van de staf van het Dico en de nieuwe interservice bedrijven. De voorziene doelmatigheidswinst berust op ramingen. Dit houdt in dat niet alle projecten de voorziene doelmatigheidswinst zullen opleveren. Sommige zullen meer opbrengen, andere minder. Van meevallende opbrengsten is sprake in bijvoorbeeld het project toekomst geneeskundige verzorging. De overige projecten lenen zich nu nog niet voor uitspraken over mee- of tegenvallers. Mede omdat bij het begin van de operatie op een behoudende wijze is geraamd, is er geen aanleiding te veronderstellen dat de beoogde doelmatigheidswinst per saldo niet zal worden bereikt. 4 Welke bijdrage leveren de respectievelijke krijgsmachtdelen aan de doelmatigheidsoperatie? De bijdrage van de krijgsmachtdelen aan de doelmatigheidsoperatie varieert per project. Dat hangt mede af van de mate waarin de krijgsmachtdelen in het verleden al doelmatigheidsmaatregelen hebben doorgevoerd. Het totale bedrag dat zij uiteindelijk zullen bijdragen aan de doelmatigheidsoperatie is pas bekend als de besluitvorming over en uitvoering van alle projecten is afgerond. Er bestaat nu dan ook nog geen inzicht in hun respectievelijke bijdrage in de gehele operatie. Wel bestaat dit inzicht voor de reeds in de begroting verwerkte maatregelen. Zo draagt de Koninklijke marine 19% bij aan de netto opbrengst voor 1996, de Koninklijke landmacht 48%, de Koninklijke luchtmacht 21%, de Koninklijke marechaussee 3% en de Centrale organisatie, inclusief de Groep Defensie-ondersteuning, 9%. In de artikelsgewijze toelichting bij de begroting 1996 (artikel ) is voor elf projecten aangegeven wat de bijdragen van de verschillende krijgsmachtdelen, de Koninklijke marechaussee en de Centrale organisatie zijn. 5 Welke maatregelen zijn en/of worden genomen in verband met de sociale gevolgen van de doelmatigheidsoperatie? Kan het sociaal beleidskader nader worden toegelicht? Is er een sociaal plan? Welke kosten zijn gemoeid met de sociale aspecten van de doelmatigheidsoperatie? Op welke wijze wordt het Sociaal Beleidskader toegepast? Welke zijn de knelpunten? Hoe worden deze opgelost? Zijn de financiële middelen en mogelijkheden voldoende? Of worden taakstellende budgetten toegekend? Tweede Kamer, vergaderjaar , X, nr. 80 2

3 Het sociaal beleidskader (SBK) bevat procedures voor functietoewijzing/ plaatsing, herplaatsing, externe bemiddeling en ontslag. Om gedwongen ontslagen zoveel mogelijk te voorkomen, kent het SBK als instrumenten onder andere om-, her- en bijscholing om een ambtenaar geschikt te maken voor een functie in of buiten de organisatie, sollicitatieverlof en maatregelen om zelfstandig ondernemerschap te stimuleren, zoals startsubsidies, begeleiding en cursussen. Voor de ambtenaar die wordt herplaatst geldt een schaal- of ranggarantie. Ook voorziet het SBK in een financiële tegemoetkoming als de herplaatsing leidt tot een grotere woon-werkafstand of verhuizing. Verder zal meer gebruik worden gemaakt van de in het SBK neergelegde mogelijkheid om militairen op burgerfuncties te plaatsen en omgekeerd. Om hiervoor meer ruimte te creëren wordt in beginsel voor vacatures voor burgerpersoneel niet meer extern geworven. Om dezelfde reden blijft de werving en aanstelling van beroepsmilitairen-onbepaalde-tijd (BOT-ers) beperkt. Het SBK geldt voor alle reorganisatieprojecten. In de doelmatigheidsoperatie is rekening gehouden met een extra reservering van f 300 miljoen voor het sociaal beleid voor de periode van 1996 tot en met Deze reservering komt tot stand door in elk begrotingsjaar de bruto-opbrengsten van de doelmatigheidsoperatie te verminderen met de in dat jaar benodigde gelden voor sociaal beleid. De financiële middelen en mogelijkheden zijn voldoende. 6 Waarom wordt er grote terughoudendheid betracht bij de instroom in de ouderenvoorzieningen? Hoe wordt deze terughoudendheid vorm gegeven? Wat betekent deze terughoudenheid in de praktijk? Leidt dit tot gedwongen ontslagen? Zo ja, hoeveel? Een te eenzijdig gebruik van uitstroom via ouderenregelingen brengt hoge wachtgeldkosten en een groot verlies aan kennis en ervaring met zich mee. Dit zou haaks staan op het kabinetsbeleid. Daarom wordt gestreefd naar een evenwichtige verhouding tussen herplaatsingsactiviteiten, die leiden tot het voorkomen van arbeidsloze inkomens, en uitstroom via ouderenregelingen. Deze terughoudendheid betekent derhalve dat niet meer gedwongen ontslagen beoogd worden, maar meer succesvolle herplaatsingen. 7en8 Hoeveel verzoeken zijn er gedaan vanuit de krijgsmachtdelen om personeelsleden met UBM te laten gaan? Hoeveel verzoeken zijn toegekend en hoeveel zijn afgewezen? Op grond van welke argumenten wordt een dergelijk verzoek afgewezen? De genoemde terughoudendheid? Indien er inderdaad afwijzingen op verzoeken betreffende toepassing van het instrumentarium van het SBK zijn geweest, hoe verhoudt dit zich dan met de toezegging dat het SBK niet taakstellend zou worden gebruikt, maar naar behoefte? De uitstroombevorderende maatregel (UBM) is vanaf 1 september 1993 tot het eind van de reductieperiode van toepassing op militairen aangesteld voor onbepaalde tijd, die ten hoogste vijf jaar jonger zijn dan de voor hen geldende ontslagleeftijd, en voor burgerpersoneel vanaf de leeftijd van 55 jaar. Personeel waarvoor overtolligheid dreigt of personeel dat bereid is zijn functie af te staan aan een met ontslag bedreigde collega kan hiervoor in aanmerking komen. De UBM wordt op verzoek toegekend, tenzij het dienstbelang dit in de weg staat. De totale instroom in de UBM is aan het maximum van toekenningen gebonden. Dit aantal is gefaseerd over de gehele reductieperiode. De fasering is toegesneden op de specifieke overtolligheidssituatie van Tweede Kamer, vergaderjaar , X, nr. 80 3

4 een krijgsmachtdeel of de Centrale organisatie. Er is een maximum om te voorkomen dat de wachtgeldlasten die deze maatregel met zich meebrengt te groot worden. De nadruk blijft liggen, overeenkomstig het kabinetsbeleid, op herplaatsing en het voorkomen van arbeidsloze inkomens. Binnen het jaarlijkse instroomplafond wordt de UBM toegekend op het niveau van krijgsmachtdelen en Centrale organisatie. De centrale herplaatsingscommissie voert vervolgens de aan de UBM inherente arbeidstoets uit. Daarbij wordt gedurende een maand onderzocht of aanvragers kunnen worden geplaatst op een functie bij de rijksoverheid. Tot nu toe heeft deze toets niet tot een plaatsing geleid. De verzoeken van de krijgsmachtdelen en de Centrale organisatie voor toepassing van de UBM hebben derhalve in alle gevallen tot toekenning geleid. Tot nu toe hebben ongeveer 840 personen de organisatie met gebruikmaking van de UBM-regeling verlaten. Het instrumentarium van het SBK Defensie is van toepassing op een ieder die door de organisatie als (potentieel) overtollig is aangemerkt. In beginsel worden geen beperkingen opgelegd aan degenen die gebruik willen maken van SBK-voorzieningen (zie ook het antwoord op vraag 6). 9 Zijn er, ten gevolge van de doelmatigheidsoperatie, boven op de 1000 gedwongen ontslagen die voortvloeien uit de Prioriteitennota, gedwongen ontslagen gevallen in 1994, 1995 en 1996? Zo ja, hoeveel? Is deze personeelsleden tenminste één keer vervangend werk aangeboden, zoals afgesproken met de bonden? Wat zijn de verwachtingen ten aanzien van gedwongen ontslagen in de komende jaren? Tot en met 1995 zijn 34 burgermedewerkers en 17 beroepsmilitairen aangesteld voor onbepaalde tijd met overtolligheidsontslag gegaan en ingestroomd in de wachtgeldvoorziening. De verwachting is dat het aantal gedwongen ontslagen in komende jaren zal toenemen. Een gedwongen ontslag wordt toegekend nadat is getoetst of het herplaatsingsonderzoek voldoende zorgvuldig is uitgevoerd. Die toetsing wordt gedaan door een toetsingscommissie overtolligheidsontslag, waarin naast de werkgeversvertegenwoordigers ook de centrales van overheidspersoneel participeren. De afspraak dat ten minste één keer een passende functie moet zijn aangeboden, is gemaakt in het kader van het arbeidsvoorwaardenakkoord sector Defensie De afspraak is ingegaan op 1 januari 1996 en geldt voor de jaren 1996 en De toetsing door voornoemde commissie betreft het gehele herplaatsingsonderzoek. Vanzelfsprekend vormt het in voldoende mate in aanmerking brengen voor passende functies in- of extern Defensie een kernpunt. Hoewel de afspraak over het aanbieden van ten minste één passende functie dateert van november jl., is daarvoor al in deze geest gewerkt. Het aantal gedwongen ontslagen op grond van de Prioriteitennota wordt op geraamd. Of ook daadwerkelijk gedwongen ontslagen zullen vallen, hangt vooral af van het succes van de herplaatsingsinspanning. Dat proces is moeilijk te voorspellen omdat een groot aantal externe factoren, onder andere conjuncturele, een rol spelen. 10 Is het totaal aantal af te stoten functies zoals vermeld in de brief d.d. 9 mei 1995 gehandhaafd op 3300? Hoeveel is daarvan concreet gerealiseerd? Het aantal af te stoten functies bedraagt in de periode 1996 tot en met Dit jaar is een reductie voorzien van 408 functies. Bovenop de 1000 gedwongen ontslagen, die voortvloeien uit de Defensienota en de Tweede Kamer, vergaderjaar , X, nr. 80 4

5 Prioriteitennota, worden geen extra gedwongen ontslagen verwacht ten gevolge van de doelmatigheidsoperatie. 11 en 15 Gesteld wordt dat het noodzakelijk is om zo snel mogelijk inzicht te krijgen in de overtolligheid. Bestaat dit inzicht op dit moment dan niet? Wanneer ontstaat duidelijkheid en kan de Kamer geïnformeerd worden over de exacte overtolligheid bij de verschillende krijgsmachtdelen? Waarom duurt het zolang voordat inzicht terzake kan worden verschaft? Wat zijn de verwachtingen waar nu van uit gegaan wordt? Kan de procedure voor de vaststelling van de nieuwe formaties en de vulling daarvan worden toegelicht? Kan op basis hiervan een indicatie gegeven worden van de haalbaarheid van spreiding van de reducties over 1996 en de volgende jaren? Lopen deze reducties op schema? Tot nu toe is het tempo van de personeelsreductie afhankelijk van de uitwerking van de beleidsvoornemens uit de Defensienota, de Prioriteitennota en de Novemberbrief in gedetailleerde reorganisatievoorstellen. Gezien de omvang van het herstructureringsproces leidt deze werkwijze ertoe dat het personeel pas in een laat stadium duidelijkheid wordt verschaft over hun kansen in de kleinere organisatie. Tevens is het voor Defensie moeilijk om de overtolligheid over meerdere jaren uit te spreiden. Om het personeel eerder duidelijkheid te verschaffen over hun positie in de nieuwe organisatie wordt op basis van de eerder genoemde beleidsvoornemens een schatting gemaakt van de uiteindelijke organisatieomvang. Door deze af te zetten tegen het huidige personeelsbestand ontstaat de mogelijkheid om vooruitlopend op de uitvoering van de reorganisaties duidelijkheid te verschaffen binnen welke groepen personeel overtolligheid zal ontstaan. Het personeel wordt daardoor in een eerder stadium in staat gesteld gebruik te maken van het SBK en de mogelijkheden tot herplaatsing. Ook is de organisatie eerder in staat het personeel aan te spreken op overtolligheid. Met deze werkwijze wordt een opeenhoping van overtolligheid voorkomen. De herstructurering in het kader van de Defensienota en de Prioriteitennota verloopt volgens schema. De maatregelen in het kader van de Novemberbrief worden vanaf 1996 geëffectueerd. Over het verloop daarvan wordt u elk halfjaar geïnformeerd. 12 In hoeverre is er sprake van een verhoogde werkdruk bij de landmacht in het algemeen en bij de opleiding van het schoolbataljon in het bijzonder? Hoe hoog is deze werkdruk en is dit acceptabel? Hoeveel overuren worden gedraaid door het personeel? Waardoor is deze verhoogde werkdruk bij de schoolbataljons ontstaan? Is de opleidingscapaciteit wel voldoende? Hoe zal dit probleem opgelost worden? Bij de Koninklijke landmacht is sprake van een verhoogde werkdruk door de activiteiten voor Ifor en de vervroegde beëindiging van de dienstplicht. Bij schoolbataljons, met name binnen de 1e Divisie, is de werkdruk zeer hoog. Hiervoor zijn twee redenen te noemen. Ten eerste is nagenoeg al het BBT-personeel, dat thans in opleiding is, bestemd voor de initiële vulling van eenheden ter vervanging van dienstplichtig personeel. Dit is aanzienlijk meer dan oorspronkelijk voorzien. Op de tweede plaats wordt door de voortijdige beëindiging van de dienstplicht getracht voor cruciale functies extra BBT-personeel op te leiden. Met name deze factoren leiden tot een forse druk op de beschikbare instructeurs, die naast instructeur ook begeleider van dit personeel zijn. In totaal leidt dit tot een extra belasting van ongeveer 20%. Om de omvorming naar een Tweede Kamer, vergaderjaar , X, nr. 80 5

6 beroepsleger zeker te stellen, zijn tussentijdse maatregelen getroffen om het aantal binnenstromende militairen goed te kunnen opleiden. Er zijn onder meer extra legeringsruimte en extra instructeurs beschikbaar gemaakt. Daarmee is voorlopig de werklast aanvaardbaar en de opleidingscapaciteit voldoende gegarandeerd. Daarnaast wordt hard gewerkt aan voorstellen om te komen tot structurele verbeteringen bij schoolbataljons. De eerste aanzetten zijn recent gegeven. Enerzijds betreft dit een evaluatie en mogelijke herziening van het opleidingspakket voor BBT-personeel. Anderzijds gaat het om het reduceren van de grote overbelasting bij schoolbataljons, door bijvoorbeeld meer instructeurs aan te stellen. Deze verbeteringen zullen nog in 1996 worden uitgevoerd. 13 Hoe verloopt de herstructurering in relatie tot de doelmatigheidsoperatie? Is voorkomen dat onderdelen twee reorganisaties achter elkaar of tegelijkertijd over zich heenkrijgen? Zijn alle dubbeltellingen in kaart gebracht? De reorganisaties en reducties in het kader van de doelmatigheidsoperatie worden tegelijk met die uit de Defensie- en Prioriteitennota uitgevoerd. Om die reden is bij het ontwikkelen van de doelmatigheidsvoorstellen rekening gehouden met de lopende of geplande ontwikkelingen op het gebied van de doelmatigheidsprojecten. Overigens is sprake van verschillende aandachtsgebieden. De doelmatigheidsoperatie is immers gericht op de «overhead» en ondersteuning van de defensie-organisatie, terwijl in de Defensie- en Prioriteitennota de nadruk ligt op de herstructurering en verkleining van de operationele eenheden. In elk project is zorgvuldig nagegaan welke voordelen al in de begroting en in de daarin opgenomen meerjarenramingen waren verwerkt. Op die manier zijn dubbeltellingen voorkomen. In enkele gevallen heeft een speciaal daartoe ingestelde beoordelingscommissie een uitspraak gedaan. 14 In welke sectoren zijn tekorten aan personeelsleden en in welke bestaan overschotten? Voor welke functies zijn onvoldoende mensen beschikbaar? Leidt dit tot knelpunten? Hoe wordt dit probleem opgelost? Tekorten aan personeel zijn te verwaarlozen en leiden tot op heden niet tot knelpunten. Voor het burgerpersoneel van de Koninklijke landmacht ontstaat de overtolligheid voor het merendeel in de schalen 5, 6 en 7 en voor het beroepspersoneel onbepaalde tijd in de rang van korporaal (Koninklijke marine), sergeant (Koninklijke landmacht) en hogere onderofficieren (Koninklijke luchtmacht). Door optimaal gebruik te maken van de mogelijkheden uit het SBK wordt getracht het aantal gedwongen ontslagen te beperken. 15 Kan de procedure voor de vaststelling van de nieuwe formaties en de vulling daarvan worden toegelicht? Kan op basis hiervan een indicatie gegeven worden van de haalbaarheid van spreiding van de reducties over 1996 en de volgende jaren? Lopen deze reducties op schema? Zie het antwoord op vraag en 72 Op welke wijze zijn de herplaatsingsinspanningen geïntensiveerd? Gesteld wordt dat interne oplossingen als herplaatsing e.d. voor een belangrijk deel hebben bijgedragen aan de reductie van het overtollig Tweede Kamer, vergaderjaar , X, nr. 80 6

7 personeel. Hoeveel personen betreft het hier? Voor welk percentage van de gehele overtolligheidsproblematiek? Hoeveel externe bemiddelingspogingen zijn tot dusverre geslaagd? Het aandeel interne herplaatsingen is niet te kwantificeren, omdat bij dreigende overtolligheid veel oplossingen op onderdeelsniveau worden gevonden en dus de ingestelde herplaatsingsorganen niet bereiken. Verder is herplaatsing veelal het gevolg van een reeks interne verschuivingen in het kader van (vrijwillige) mobiliteit. Externe bemiddeling vindt centraal plaats bij de sectie Herplaatsing van de Koninklijke landmacht en heeft tot op heden in 700 gevallen tot succes geleid. Ook wordt gebruik gemaakt van centraal overeengekomen afspraken. Naast de 700 bemiddelingen kon hierdoor worden bemiddeld voor het personeel van de POMS-site Ter Apel, de directie Dienstplichtzaken in Kerkrade en andere decentrale activiteiten, waardoor het totaal aantal geslaagde externe bemiddelingen uitkomt op naar schatting personen. Ten aanzien van de intensivering van herplaatsingsinspanningen wordt verwezen naar het antwoord op de vragen 17, 18 en , 18 en 25 Wat houdt exact het mogelijk opzetten van werkgelegenheidsprojecten bij de opheffing van defensie-onderdelen in? Is het reëel te veronderstellen dat werkgelegenheidsparagrafen in door Defensie met het particuliere bedrijfsleven af te sluiten contracten worden opgenomen? Welke effecten mogen hiervan verwacht worden? In welke contracten met bedrijfsleven zijn tot dusverre afspraken gemaakt over het overnemen van overtollig personeel van Defensie? Voor hoeveel personeelsleden? Welke contracten (materieelprojecten) en welke bedrijven komen hiervoor dit jaar en de komende jaren in aanmerking? Wordt dit aspect in de onderhandelingen meegenomen? Welke organisaties en/of bedrijven zijn betrokken bij externe bemiddelingsprojecten? Welke toekomstige werkgelegenheidsprojecten heeft het ministerie op het oog? Hoe vergaat het de externe bemiddelingsprojekten? Aan welke werkgelegenheidsprojekten wordt gedacht? Bestaan hiervan al succesvolle voorbeelden? Bij de (dreigende) opheffing van onderdelen en locaties van Defensie in Ter Apel, Kerkrade en Nieuwersluis is sprake van werkgelegenheidsprojecten. In deze gevallen betreft het de garantie van de onderhandelingspartner (overheid en bedrijfsleven) om geschikt bevonden of te maken defensiepersoneel over te nemen. Die garantie was gekoppeld aan overeenkomsten over de overname van de vestiging op een voormalige defensielocatie en aan overeenkomsten over de uitbesteding van voormalige defensietaken. De overgang van personeel naar Justitie past in dit kader. Tot nu toe zijn pas bij enkele contracten met het bedrijfsleven werkgelegenheidsparagrafen opgenomen. De uitkomsten zijn nog niet te voorspellen, ook al omdat Defensie bij het gunnen van orders is gebonden aan nationale en Europese mededingingsregels. Het betreft een relatief complexe materie die evenwel het proberen waard is, omdat het de overtolligheid van defensiepersoneel terug kan dringen. Externe bemiddeling gebeurt zowel op individueel als op projectniveau. Op individueel niveau wordt, in persoonlijke begeleidingstrajecten en met behulp van het SBK-instrumentarium, personeel voorgedragen voor vacatures bij overheid en bedrijfsleven. Daarnaast solliciteert het personeel uiteraard ook zelf, al dan niet met begeleiding. Het opzetten van externe bemiddelingsprojecten (scholing gekoppeld aan herplaatsing) Tweede Kamer, vergaderjaar , X, nr. 80 7

8 gebeurt in eerste instantie op basis van het arbeidsmarktperspectief dat deelnemers kan worden geboden. Scholingsprojecten spelen in op een directe behoefte op de arbeidsmarkt, in zowel de publieke als de private sector. In de meeste gevallen worden dan ook vooraf afspraken gemaakt met bedrijven, instellingen en branche-organisaties over baangaranties bij succesvolle afronding van de opleiding. De effectiviteit van deze aanpak in de jaren lag hierdoor rond de 95%. Het ging vooral om gebieden waar werkgelegenheidsgroei werd verwacht, zoals in de logistieke en export-sector, de uitvoering van de nieuwe Bijstandswet, de uitvoering van het Nationaal Milieu Beleidsplan, de zakelijke dienstverlening, Arbo-dienstverlening en de automatisering. De arbeidsbemiddeling voor defensiepersoneel zal zich in de komende periode op deze sectoren concentreren. Waar dat wenselijk of noodzakelijk is, wordt nauw samengewerkt met arbeidsbureaus, uitzend- en outplacementorganisaties en scholingsinstituten. 19 en 20 Wat houdt het convenant Defensie-Justitie in? Welk deel van de ruim honderddertig defensiemedewerkers die ingevolge het convenant Defensie-Justitie bij het ministerie van Justitie geplaatst zijn zijn voormalig medewerker van de militaire penitentiaire inrichting? Welke mogelijkheden worden nu nog voorzien voor plaatsing bij Justitie als gevolg van het convenant Defensie-Justitie? Wordt een dergelijk convenant met Binnenlandse Zaken afgesloten? Het convenant Defensie-Justitie is de intentieverklaring van de betrokken bewindslieden om de capaciteitsuitbreiding en het natuurlijk verloop bij Justitie waar mogelijk aan te wenden voor herplaatsing van overtollig defensiepersoneel. Deze intentieverklaring staat in de instellingsbeschikking van de daartoe ingestelde begeleidingscommissie. Tot nu toe hebben 135 overtollige defensiemedewerkers de overstap naar Justitie gemaakt of zijn reeds geschikt bevonden en zullen de overstap maken. Daaronder bevinden zich vier voormalige medewerkers van de militaire penitentiaire inrichting Nieuwersluis. Voor het personeel van de te sluiten inrichting in Nieuwersluis is op advies van de eerdergenoemde begeleidingscommissie besloten tot een projectmatige aanpak, vergelijkbaar met die in Ter Apel. Het personeel, voor zover geschikt bevonden, zal bij Justitie worden herplaatst in de regio Utrecht. Dit project zal in de loop van 1996 verder worden uitgevoerd. In verband met de nog te realiseren cellencapaciteit zijn er nog goede mogelijkheden voor plaatsing van overtollige defensiemedewerkers bij het gevangeniswezen. Daarbij speelt overigens wel een rol dat wat betreft functieniveau er afstemming moet zijn tussen het aanbod van overtollig personeel van Defensie en de vraag van Justitie. Inzet is de overgang van in totaal ongeveer 700 overtollige defensiemedewerkers tot en met In het kabinet is afgesproken dat de sector Rijk zich zal inspannen om overtollig defensiepersoneel te herplaatsen. Een overeenkomst als met Justitie wordt thans met Binnenlandse Zaken niet voorzien. Dit hangt onder meer samen met het gegeven dat bij Justitie sprake is van vacatures als gevolg van uitbreidingen binnen de sector Gevangeniswezen, terwijl bij de overige departementen sprake is van afslanking. 21 Wat is de stand van zaken in de discussie over de arbeidsduurverkorting naar 32-urige werkweek? Wanneer en waar wordt de 32-urige werkweek effectief ingevoerd? In de arbeidsvoorwaardenovereenkomst van de sector Rijk is de invoering van een 36-urige werkweek vastgelegd. In de Tweede Kamer, vergaderjaar , X, nr. 80 8

9 arbeidsvoorwaardenovereenkomst van de sector Defensie is dit niet het geval. In de onderhandelingen is afgesproken dat Defensie in 1996 een studie over dit onderwerp zal uitvoeren. Overigens bestaat binnen Defensie thans geen discussie over een 32-urige werkweek. Evenals bij de sector Rijk is bij Defensie begin 1995 de in het regeerakkoord opgenomen taakstelling van de 32-uurs maatregel verwerkt. Waar dat mogelijk is, kunnen extern en intern te publiceren vacatures als 32-uurs baan worden aangemerkt. Het effect daarvan is zeer beperkt gezien de meerjarige vacaturestop bij Defensie. Daarom is ervoor gekozen de taakstellende invulling van 32-uurs banen financieel te verwerken. 22 Op welke wijze vloeit de besparing van 39 miljoen op het nieuwe ziektekostenstelsel terug naar het arbeidsvoorwaarden overleg? Vanaf het jaar 2000 treedt een besparing op van f 39 miljoen op de structurele toevoeging aan de defensiebegroting in verband met de fiscale afdracht over de werkgeversbijdrage in de ziektekosten van militairen en hun gezinsleden. Die besparing is het gevolg van de invoering van de ziektekostenverzekering voor militairen en hun gezinsleden per 1 januari Dat deze besparing pas in 2000 optreedt, vloeit voort uit technische afspraken met het ministerie van Financiën. Omdat sprake is van een besparing als gevolg van een andere financieringsmethodiek en niet als gevolg van een andere inhoud van de regeling zal de besparing niet ter beschikking komen van het arbeidsvoorwaardenoverleg. 23 Welke regeling is totstandgekomen voor het instellen van buitengewone medezeggenschapscommissies? Hoe is de samenstelling, bevoegdheden en taken van deze commissies? Kan de speciaal voor de doelmatigheidsoperatie totstandgekomen nieuwe overlegstructuur nader worden gespecificeerd? Welke andere bijzonder medezeggenschapscommissies zijn voorzien? Hoe vindt via de ingestelde buitengewone medezeggenschapscommissies terugkoppeling naar de reguliere onderdeelsoverlegorganen plaats? De mogelijkheid om buitengewone medezeggenschapscommissies (BMC s) in te stellen, is vastgelegd met een ministeriële regeling van 5 oktober Een BMC wordt ingesteld voor het overleg over een reorganisatie die betrekking heeft op meerdere dienstonderdelen, waarbij tevens meer dan één organisatiedeel betrokken is. Een organisatiedeel is een krijgsmachtdeel, de Koninklijke marechaussee, de Groep Defensieondersteuning of de Centrale organisatie. BMC s zijn tot nu toe ingesteld voor de defensie-organisatie voor werving en selectie, de Defensie verkeers- en vervoersorganisatie en de diensten voor geestelijke verzorging. Nieuwe BMC s worden met name voorzien voor de oprichting van de nieuwe interservice diensten en bedrijven die in het Dico zullen worden opgenomen. Zo zal dit jaar een BMC worden ingesteld voor het facilitair geneeskundig bedrijf. Een BMC bestaat uit leden van de medezeggenschapsorganen van bij de reorganisatie betrokken dienstonderdelen aangevuld met vakbondskaderleden. Voorzitter van het overleg met de BMC is de beoogde lijnmanager van de nieuw op te richten organisatie-eenheid of een door het bevoegd gezag als zodanig aan te wijzen functionaris. De BMC behandelt uitsluitend aangelegenheden die de reorganisatie betreffen en die van gemeenschappelijk belang zijn voor alle of voor een aantal van de onderdelen waarvoor de commissie is ingesteld. Ten aanzien van de bedoelde aangelegenheden gaan de aan de afzonderlijke Tweede Kamer, vergaderjaar , X, nr. 80 9

10 medezeggenschapsorganen toekomende bevoegdheden over naar de BMC. De reguliere onderdeelsoverlegorganen worden geïnformeerd door de leden van de buitengewone medezeggenschapscommissie alsmede door de BMC als geheel tijdens bezoeken aan de dienstonderdelen. 24 Is het scholingsinstituut van de KMAR in staat geweest de honderdzestig potentieel overtollige militairen van de Koninklijke landmacht adekwaat en op tijd om te scholen? In hoeverre zijn hierdoor andere kursussen komen te vervallen of uitgesteld? Zijn er daartoe extra docenten/instructeurs aangetrokken? De 160 potentieel overtollige militairen van de Koninklijke landmacht worden volgens de planning opgeleid onder verantwoordelijkheid van de commandant Opleidingscentrum Koninklijke marechaussee. Het eerste deel van de omscholingscursus, de module «grensbewaking», is in de periode oktober-december 1995 uitgevoerd. Vrijwel alle omscholingskandidaten zijn voor deze module geslaagd. Slechts enkele dienen nog een herexamen af te leggen. Voor drie kandidaten die ten tijde van de omscholingscursus waren uitgezonden, start een inhaalcursus. In het najaar van 1996 volgt het tweede deel, de module «algemeen opsporingsambtenaar». De omscholingscursus heeft niet geleid tot het uitstellen of het vervallen van andere cursussen. Voor de omscholing zijn zeventien extra instructeurs van de Koninklijke marechaussee vrijgemaakt en negen ondersteunende medewerkers, afkomstig van Koninklijke landmacht en Koninklijke marechaussee. Ten slotte zijn bij de omscholing ongeveer tien gastdocenten van onder meer de KLM, de politie en de douane betrokken geweest. 25 Hoe vergaat het de externe bemiddelingsprojekten? Aan welke werkgelegenheidsprojekten wordt gedacht? Bestaan hiervan al succesvolle voorbeelden? Zie het antwoord op vraag Wat zijn de voorlopige conclusies van de proefprojecten in het kader van het Verbeterd Economisch Beheer? Gezien het feit dat de proefprojecten in het kader van het Verbeterd Economisch Beheer (VEB) pas dit jaar zijn begonnen, is het nog niet mogelijk conclusies te trekken. Overeenkomstig mijn toezegging ontvangt de Kamer dit voorjaar een afzonderlijke rapportage over het VEB. 27 Wat is de inhoud van het interne en externe communicatieplan? Wanneer is dit totstandgekomen? Wanneer volgt toepassing? Het communicatieplan voorziet in interne en externe voorlichting over de doelmatigheidsoperatie aan de verschillende doelgroepen, in het bijzonder het betrokken personeel en de belangenverenigingen. Een medewerker van de directie Voorlichting is belast met de externe voorlichting over de doelmatigheidsoperatie en de coördinatie van de interne en externe voorlichting. Tevens is een communicatieberaad ingesteld om interne en externe voorlichters bij de krijgsmachtdelen en de Centrale organisatie op de hoogte te stellen en met hen te overleggen over ontwikkelingen rondom de doelmatigheidsoperatie. Dit beraad zal in beginsel maandelijks bijeenkomen, en zo veel vaker als nodig. Door Tweede Kamer, vergaderjaar , X, nr

11 inschakeling van de secties communicatie en de defensieperiodieken zal informatie worden verstrekt over de voortgang van de doelmatigheidsoperatie aan het defensiepersoneel. Het communicatieplan is in januari jl. tot stand gekomen en begin februari in werking getreden. In de staf van het Defensie interservice commando voor ondersteunende diensten en bedrijven (Dico) wordt eveneens een voorlichter opgenomen. 28 Welke criteria gelden bij de keuze van de uiteindelijke vestigingsplaats van het Dico, en wat zijn hiervan de gevolgen voor de diensten en bedrijven die in het Dico opgaan? Op welke termijn wordt de definitieve keuze voor de vestigingsplaats van het Dico verwacht? Wat zijn de alternatieven? Een belangrijke reden van de voorlopige huisvesting van de staf van de commandant Dico in Den Haag is de nabijheid van de bevelhebbers en de commandant van de Koninklijke marechaussee, die de commandant van het Dico als college op hoofdlijnen aanstuurt. De regelmatige contacten en afstemming, die zeker in de beginperiode nodig zullen zijn, worden door de vestiging in Den Haag vergemakkelijkt. Voor de keuze van de uiteindelijke vestigingsplaats van de staf van de commandant Dico zal worden bezien welke locaties te zijner tijd beschikbaar zijn en voldoen aan de vigerende normen en eisen op gebieden als ruimte, arbeidsomstandigheden, informatisering en communicatie, bereikbaarheid en doelmatigheid. De keuze van deze vestigingsplaats zal geen gevolgen hebben voor de diensten en bedrijven van het Dico en ook niet voor de klanten van het Dico. Een onderzoek naar de uiteindelijke vestigingsplaats is niet eerder voorzien dan Tijdens dit onderzoek zal duidelijk worden welke alternatieven beschikbaar zijn. 29 Is er bij de overgang van andere interservicebedrijven naar het Dico sprake van opheffing of een verandering van vestigingsplaats(en) van dergelijke bedrijven? Zo ja, kan dit worden gespecificeerd? Naast de staf van de commandant Dico zal voorlopig ook de staf voor het dit jaar op te richten facilitair geneeskundig bedrijf in Den Haag worden gevestigd. De eenheid van dit nieuwe geneeskundige bedrijf, die is belast met apotheek-, groothandel- en depottaken, zal in het bestaande defensiecomplex in Heerenveen worden gehuisvest. De hoofdvestiging van de defensie-organisatie voor werving en selectie wordt op de marinekazerne in Amsterdam ondergebracht. In Kamp Nieuw Amsterdam in Soesterberg wordt de hoofdvestiging van de Defensie verkeers- en vervoersorganisatie gevestigd. De vestigingsplaats van de diensten en bedrijven, die nu nog deel uitmaken van de Groep Defensieondersteuning, verandert niet met hun overgang naar het Dico. 30 en 33 Waarom heeft de Staatssecretaris afgezien van zijn eerdere voornemen om de interservice-organisatie onder te brengen bij het Nationaal Commando? Waarom is ervoor gekozen om DICO naast het bestaande NATCO op te richten, zonder formele relatie? Wordt hierdoor de optimale doelmatigheid bereikt of is er sprake van een compromis? Wanneer houdt de Groep Defensie Ondersteuning op te bestaan? Welke krijgsmachtoverstijgende diensten zullen niet in de interservice-aanpak worden ondergebracht? Waarom niet? Hoe wordt voorkomen dat het NATCO en het DICO zaken dubbel gaan regelen, gezien het feit dat er geen formele relatie is en alleen het DICO een college van bevelhebbers kent terwijl het NATCO onder de landmacht Tweede Kamer, vergaderjaar , X, nr

12 blijft vallen? Welke onderdelen van het vervoer van de landmacht komen onder het DICO (DVVO) en welke onder het NATCO? Bij de ontwikkeling van de voorstellen voor een nieuw, interservice dienstonderdeel binnen Defensie zijn aanvankelijk ook mogelijkheden voor een combinatie met het bestaande Nationaal commando van de Koninklijke landmacht bezien. Bij de verdere uitwerking van die voorstellen is deze combinatie echter losgelaten, vanwege de te zeer uiteenlopende verantwoordelijkheden van beide organisatie-eenheden. Het Dico biedt, als afzonderlijk interservice dienstonderdeel naast de krijgsmachtdelen en het kerndepartement, ondersteuning aan de gehele defensie-organisatie. In beginsel zullen alle diensten en bedrijven die defensiebreed ondersteunende taken verrichten dan ook in het Dico worden gesitueerd. Het Nationaal Commando daarentegen is onderdeel van de Koninklijke landmacht en richt zich uitsluitend op dat krijgsmachtdeel en «host nation support». De eenheden binnen de Koninklijke marine en de Koninklijke luchtmacht, die zich eveneens alleen op het eigen krijgsmachtdeel richten, hebben evenmin een formele relatie met het Dico. De afstemming tussen het Dico en de krijgsmachtdelen is verzekerd door het college van bevelhebbers en de commandant van de Koninklijke marechaussee, dat garandeert dat het aanbod aan diensten en producten van het Dico blijft voldoen aan de behoeften van de klanten. De Groep Defensie-ondersteuning, waarvan de meeste diensten in het Dico worden opgenomen, houdt op te bestaan vanaf de datum van oprichting van het Dico: 1 april De Landelijke verkeers- en vervoersorganisatie (LVVO) gaat volledig over naar de Defensie verkeers- en vervoersorganisatie, met uitzondering van enkele functies die te maken hebben met de inspectie van het vervoerswezen en de voorbereiding van de activering van mobilisabele eenheden voor de «host nation support»- en «national support command»-taken. Ook de mobilisabele eenheden van de LVVO voor de «host nation support»- en «national support command»-taken blijven onder het Natco vallen. 31 Waarom ressorteert het DICO onder de SG en niet onder de Chef Defensiestaf? Hoe verhoudt zich de aansturing door het College van Bestuur (bevelhebbers) tot die van de SG? Valt dit college hiërarchisch gezien onder de SG? Kan een schematisch overzicht worden gegeven van de hiërarchische en functionele verbanden waarbinnen het DICO moet functioneren? Hoe is de bevoegdheidsverdeling tussen de commandant van het DICO en het college van bevelhebbers geregeld? Waarover kan de commandant zelfstandig beslissen en waarover moet hij overleggen met het college van bevelhebbers? De secretaris-generaal geeft ambtelijk leiding aan alle onderdelen van de defensie-organisatie en dus ook aan het Dico. Voor een situering van het Dico in een reeds bestaand dienstonderdeel van Defensie is niet gekozen, omdat de positie als afzonderlijk interservice dienstonderdeel, naast de krijgsmachtdelen en het kerndepartement, beter past bij de kerntaak van het Dico, namelijk ondersteuning aan de gehele defensieorganisatie. Tussen de secretaris-generaal en de commandant Dico is sprake van een rechtstreekse lijnrelatie. Zo mandateert de secretaris-generaal zijn bevoegdheden rechtstreeks aan de commandant Dico, die verantwoordelijk, bevoegd en aanspreekbaar is voor het gehele Dico. Het college van bevelhebbers en de commandant van de Koninklijke marechaussee, dat bij beschikking door de secretaris-generaal wordt Tweede Kamer, vergaderjaar , X, nr

13 ingesteld, stuurt de commandant van het Dico op hoofdlijnen aan. Dit college is immers verantwoordelijk voor de afstemming tussen het aanbod aan diensten en producten van het Dico en de behoeften van de krijgsmachtdelen als klanten. Alle plannen, begrotingen en grote investeringen in het Dico zijn onderworpen aan de goedkeuring van dit college. Bij blijvende verschillen van inzicht beslist de secretaris-generaal. 32 Op welke wijze wordt in het gehele doelmatigheidsproces meegenomen dat de nieuwe organisaties en structuren ook in tijd van crisis kunnen functioneren? Welke randvoorwaarden zijn hiervoor geschapen? Welke plaats neemt het DICO in de crisis- en oorlogsorganisatie in? Op welke wijze is rekening gehouden met de taak van Host Nation Support? Net als voor de andere onderdelen van Defensie geldt, zullen ook de diensten en bedrijven die in het Dico opgaan in crisis- en oorlogsomstandigheden hun ondersteunende taken voor de krijgsmacht verrichten. Dit uitgangspunt is uiteraard bij de voorbereidingen meegewogen. Over de wijze waarop en de structuur waarin dit zal moeten gebeuren, moeten nog nadere afspraken worden gemaakt met de krijgsmachtdelen. De commandant van het Natco is belast met planning, voorbereiding en uitvoering van operaties in het kader van «Host Nation Support». 33 Hoe wordt voorkomen dat het NATCO en het DICO zaken dubbel gaan regelen, gezien het feit dat er geen formele relatie is en alleen het DICO een college van bevelhebbers kent terwijl het NATCO onder de landmacht blijft vallen? Welke onderdelen van het vervoer van de landmacht komen onder het DICO (DVVO) en welke onder het NATCO? Zie het antwoord op vraag en 40 Welke begrotingsposten en welk bijbehorend bedrag per post worden vanuit de krijgsmachtdelen overgebracht naar de Centrale Organisatie ten gevolge van de oprichting van het Dico? Het nieuwe budget voor werving zal 80 miljoen bedragen. Waar wordt dit bedrag uit overgeheveld? Hoe is dit bedrag bepaald? Welk gedeelte van dit budget is voor de interservice-organisatie en welk gedeelte voor de krijgsmachtdelen? Per 1 april a.s. vormt het Dico een nieuw beleidsterrein in de defensiebegroting. Naar dit nieuwe beleidsterrein worden de met de producten van het Dico verwante budgetten overgebracht van de krijgsmachtdelen, de Koninklijke marechaussee en de Centrale organisatie. Zo worden de budgetten van de krijgsmachtdelen en Koninklijke marechaussee bestemd voor werving en selectie, in 1996 bijna f 80 miljoen, per 1 april overgeheveld naar de nieuwe defensie-organisatie voor werving en selectie. De budgetten voor verkeer en vervoer, in 1996 f 94,5 miljoen, worden per 1 mei a.s. naar de nieuwe organisatie voor verkeer en vervoer overgeheveld. Deze budgetten zijn dan zichtbaar in het beleidsterrein Dico. In de 1e suppletoire begroting 1996 en de ontwerpbegroting-1997 zal inzichtelijk worden gemaakt welke budgetten vanuit de krijgsmachtdelen worden overgeheveld naar het Dico, welke aanloop- en transitiekosten daarmee zijn gemoeid en welke doelmatigheidswinst wordt ingeboekt. De begroting van de Groep Defensie-ondersteuning wordt in zijn geheel, met uitzondering van de dienst Facilitaire Zaken, overgebracht naar het Dico. Tweede Kamer, vergaderjaar , X, nr

14 35, 41 en 42 Waarom is afgezien van het oprichten van één verwervingsorganisatie voor de gehele krijgsmacht? Waren er geen verwervingsprojecten die wel krijgsmachtbreed aangepakt kunnen worden? Leverde samenvoeging van (onderdelen van) materieeldirecties op geen enkele wijze doelmatigheidswinst op? Er wordt gesproken van optimaal «poolen» van verwervers? Geldt dit voor de «pooling» binnen de krijgsmacht en zo ja, onder wiens verantwoordelijkheid worden deze verwervers dan ingezet? Waarom is niet onderzocht of delen van de verwervingsorganisatie in een «paarse» organisatie konden worden ondergebracht dan wel konden worden overgedragen aan één krijgsmachtdeel. Bijvoorbeeld de verwerving en aanschaf van PGU artikelen, BOS middelen en uitrustingsstukken die door de gehele krijgsmacht worden gebruikt? Op deze wijze kunnen toch de schaalvoordelen worden benut en kan het functiebestand worden verminderd? De oprichting van één verwervingsorganisatie voor de krijgsmacht leidt op dit moment niet tot een meer doelmatige of doeltreffende verwerving van materieel dan zal worden bereikt met de nu gekozen verbeteringen. Belangrijke factor hierbij is dat de krijgsmachtdelen bij de vorming van een dergelijke organisatie behoefte blijven houden aan materieellogistieke deskundigheid, om op verantwoorde wijze klant van de verwervingsorganisatie te kunnen zijn. Overigens worden diverse categorieën materieel nu al door één krijgsmachtdeel ook voor de andere krijgsmachtdelen verworven. Ook wordt reeds specifieke verwervingsexpertise beschikbaar gesteld tussen de krijgsmachtdelen onderling en van krijgsmachtdelen aan de Centrale organisatie. Verwervers die op deze wijze in een «pool» worden ingezet, zullen onder de verantwoordelijkheid van het desbetreffende krijgsmachtdeel vallen. Het onderzoek naar de toekomstige verwerving en logistiek van onder andere kleding, brandstoffen, onderhoudsmiddelen en uitrustingsstukken is nog niet afgerond. Hierover zal ik de Kamer in de volgende halfjaarlijkse rapportage nader informeren. 36, 38 en 39 Hoe staat het met de voorbereiding en integratie van één geïntegreerd geautomatiseerd informatiesysteem voor werving en selectie van de hele krijgsmacht? Waarom is het nu wel mogelijk gebleken om één wervings- en selectieorganisatie voor de gehele krijgsmacht op te richten terwijl dit twee jaar geleden nog als absoluut onmogelijk werd aangeduid? Wat is veranderd in het laatste jaar? Is er eerst financiële druk nodig om dit soort processen op gang te brengen? Op welke locatie komt deze organisatie? Wordt een geheel nieuw geautomatiseerd informatie-systeem opgericht of wordt gebruik gemaakt van bestaande kennis zoals in Kerkrade bijvoorbeeld aanwezig is? Voor de informatievoorziening binnen de Defensie-organisatie voor werving en selectie (DWS) zal het vorig jaar bij de Koninklijke landmacht ingevoerde geautomatiseerde informatiesysteem, het Registratie- en Informatie-ondersteuningssysteem Personeelsvoorziening (Rios-PV), worden omgebouwd tot Rios-DWS. Het systeem zal eind 1997, bij collocatie van de afdelingen personeelsvoorziening, op de marinekazerne te Amsterdam, zijn opgeleverd. Op 23 maart 1994 heeft de Tweede Kamer bij motie verzocht de directie Dienstplichtzaken in te schakelen bij het wervings- en selectieproces (Kamerstuk X, nr. 53). Het ging daarbij om de overheveling van een deel van de activiteiten met betrekking tot werving, keuring en selectie. In Tweede Kamer, vergaderjaar , X, nr

15 de debatten en correspondentie over dit onderwerp heb ik aangegeven dat het losweken van elementen uit het personeelsvoorzieningsproces niet ten goede zou komen aan de doelmatigheid en het succes van de personeelsvoorziening, waarvoor maatwerk, direct contact met de sollicitant en snelle procedures zijn vereist. In de huidige opzet van de DWS zijn deze succesfactoren gewaarborgd. De mogelijkheid om de activiteiten van de afdelingen personeelsvoorziening en de selectiecentra te concentreren, was ten tijde van de besluitvorming over Kerkrade al aan de orde. Niet zozeer de concentratie zelf, als wel de keuze voor de locatie Kerkrade achtte ik daarbij niet te rechtvaardigen. De argumenten die ik destijds naar voren bracht, zijn nog steeds van kracht. Goede bereikbaarheid uit het hele land heeft een belangrijke rol gespeeld bij de keuze voor de locatie Amsterdam. 37 Welke onderdelen van het wervings- en selctiebeleid worden samengebracht in één interservice-organisatie? Wat blijven de krijgsmachtdelen zelf doen? Wat betekent de zinsnede «weerspiegeling van de identiteit van de krijgsmachtdelen bij de werving» precies in de praktijk? Het grootste deel van de wervings- en selectieactitiveiten wordt ondergebracht bij de nieuwe DWS. De medische en psychologische selectie van luchtvarenden van de Koninklijke luchtmacht vormt een uitzondering en gebeurt bij het Nationaal Lucht- en Ruimtevaartgeneeskundigcentrum (NLRGC). Ook de bijzondere psychologische selecties bij de Koninklijke marine worden niet door de DWS uitgevoerd. Bij de wervingsuitingen wordt de identiteit van de krijgsmachtdelen gehandhaafd. Dit betekent dat de verschillende krijgsmachtdelen voor de sollicitant herkenbaar blijven. Om dit te waarborgen kunnen de krijgsmachtdelen en de Koninklijke marechaussee hun secties «Werving» bij de DWS directe opdrachten geven over de wijze waarop potentiële sollicitanten kunnen worden bereikt. 38 en 39 Waarom is het nu wel mogelijk gebleken om één wervings- en selectie organisatie voor de gehele krijgsmacht op te richten terwijl dit twee jaar geleden nog als absoluut onmogelijk werd aangeduid? Wat is veranderd in het laatste jaar? Is er eerst financiële druk nodig om dit soort processen op gang te brengen? Op welke locatie komt deze organisatie? Wordt een geheel nieuw geautomatiseerd informatie-systeem opgericht of wordt gebruik gemaakt van bestaande kennis zoals in Kerkrade bijvoorbeeld aanwezig is? Zie het antwoord op vraag Het nieuwe budget voor werving zal 80 miljoen bedragen. Waar wordt dit bedrag uit overgeheveld? Hoe is dit bedrag bepaald? Welk gedeelte van dit budget is voor de interservice-organisatie en welk gedeelte voor de krijgsmachtdelen? Zie het antwoord op vraag en 42 Er wordt gesproken van optimaal «poolen» van verwervers? Geldt dit voor de «pooling» binnen de krijgsmacht en zo ja, onder wiens verantwoordelijkheid worden deze verwervers dan ingezet? Waarom is niet onderzocht of delen van de verwervingsorganisatie in een «paarse» organisatie konden worden ondergebracht dan wel konden worden overgedragen aan één krijgsmachtdeel. Bijvoorbeeld de Tweede Kamer, vergaderjaar , X, nr

16 verwerving en aanschaf van PGU artikelen, BOS middelen en uitrustingsstukken die door de gehele krijgsmacht worden gebruikt? Op deze wijze kunnen toch de schaalvoordelen worden benut en kan het functiebestand worden verminderd? Zie het antwoord op vraag De zware transportcapaciteit wordt teruggebracht van dertig naar twaalf voertuigen. Is dit voldoende om in de behoefte aan zwaar vervoer van de gehele krijgsmacht te voorzien? Hoe wordt hiermee ingespeeld op vervanging, reparaties en reservebehoefte? De zware transportcapaciteit van de Koninklijke landmacht, ondergebracht in de Landelijke verkeers- en vervoersorganisatie (LVVO), wordt teruggebracht van dertig naar twaalf voertuigen. Bij die reductie is rekening gehouden met de geschatte benodigde capaciteit van de Koninklijke landmacht in de toekomst. Bij de oprichting van de Defensie verkeers- en vervoersorganisatie (DVVO), waar de LVVO in opgaat, wordt niet verder gesneden in deze transportcapaciteit, noch in de zware transportcapaciteit van de Koninklijke marine en de Koninklijke luchtmacht. Indien als gevolg van vervanging en reparaties tijdelijk een grotere behoefte mocht ontstaan aan zwaar transportmaterieel dan door de DVVO geleverd kan worden, zal moeten worden overgegaan tot inzet van voertuigen uit de beschikbare operationele capaciteit, de zogenoemde «virtuele pool», dan wel de inhuur van civiele zware transportmiddelen. 44 Wordt al het vervoer van de Marine en Klu en Kl onder het DVVO geplaatst? Zo nee, welke voertuigen/onderdelen niet en waarom niet? Waar komen de drie regionale vestigingen van het DVVO? De Defensie verkeers- en vervoersorganisatie (DVVO) wordt samengesteld uit de Marinevervoersdienst, de Landelijke verkeers- en vervoersorganisatie van de Koninklijke landmacht en de Motor Transportgroep van de Koninklijke luchtmacht. Daarnaast leveren de krijgsmachtdelen hun dienstpersonenauto-pool Den Haag aan de DVVO. De Koninklijke landmacht en de Koninklijke luchtmacht hevelen verder het deel van de vervoerscapaciteit van hun opleidingscentra dat met DVVO te «poolen» is, over naar de DVVO. Bij de Koninklijke marine ontberen de opleidingscentra dergelijke vervoerscapaciteit. De DVVO vormt niet de totale transportcapaciteit van de krijgsmacht. De voertuigen die bij de verschillende krijgsmachtdelen in beheer zijn bij operationele commandanten worden niet onder het commando van de DVVO gebracht. De exacte locatie van de vestigingen van de DVVO kan eerst na zorgvuldige analyse van taken, middelen en klantlocaties worden vastgesteld. Besluiten hierover worden pas dit najaar verwacht. Wel is bekend dat de staf en het verkeers- en vervoerscoördinatiecentrum zullen worden geplaatst op de vliegbasis Soesterberg in het voormalige Amerikaanse kamp. 45, 46, 49, 50 en 51 Op grond van welke analyse is de huidige reductie op de lesstof, wijziging van de lesmethoden en de vermindering van het aantal docenten gebaseerd? Hoe wordt de kwaliteit van de opleidingen gewaarborgd? Kan exact aangegeven worden welke reducties in lesstof hebben plaatsgevonden bij de verschillende opleidingen? Worden de effecten van deze reducties geëvalueerd? Tweede Kamer, vergaderjaar , X, nr

17 Waarom is besloten de reductie van de opleidingen te stellen op 15,5% en niet de oorspronkelijke 20%? Is 15,5% wel verantwoord als reductie? Hoe wordt dit bepaald? Wat zijn de financiële gevolgen van deze beslissing? Welke leerstof denkt men te kunnen verminderen? Welke leerstof is feitelijk geschrapt en welke is verschoven? Van welke andere lesmethoden wordt gebruik gemaakt (onderwijsvernieuwing)? Hoeveel kritischer wordt gekeken naar wie welke opleiding mag volgen? Kunnen hiervan voorbeelden gegeven worden? Was men vroeger niet kritisch genoeg (of anders kritisch)? Wordt in het kader van de herstructurering van het opleidingsveld rekening gehouden met de landelijk erkende kwalificatie-eisen en met aansluitingsmogelijkheden (bijvoorbeeld het behalen van deelcertificaten o.a. civiele instelllingen voor het beroepsonderwijs)? Hoe kan de vermindering van de leerstof worden verklaard, nu de toekomstige militair in tegenstelling tot vroeger niet alleen dient te worden opgeleid voor de klassieke verdedigingstaak, maar eveneens voor crisisbeheersingsoperaties? Met hoeveel procent wordt de leerstof verminderd ten opzichte van 1990? In verband met de maatregelen op het terrein van de opleidingen, kan de zinsnede «de reductie van de leerstof vermindert zowel het aantal leerlingen als het aantal docenten» nader worden toegelicht? Hoe kwantificeert U dit? Bij het doelmatigheidsonderzoek is uitsluitend het opleidingsveld in enge zin betrokken, dat wil zeggen dat slechts die onderdelen van opleiding in beschouwing werden genomen die op een school of in een cursus worden gegeven. De opleiding bij operationele eenheden was geen voorwerp van onderzoek, omdat deze niet plaatsvindt in een ondersteunende, maar operationele omgeving. Operationele taken vormen geen onderwerp van dit doelmatigheidsonderzoek. Het uitgangspunt bij de reductievoorstellen was te laten onderzoeken of een vermindering van 20% van het aantal scholaire leerlingweken mogelijk was. Een leerlingweek is als productie-eenheid het equivalent van één leerling die vijf dagen opleiding volgt. Het totaal van het aantal leerlingweken heeft derhalve een relatie met het aantal leerlingen dat een gegeven opleiding volgt en met de duur van die opleiding. Er zijn een aantal vragen ontwikkeld, waarmee het aantal leerlingweken op doelmatigheidsgronden kon worden doorgelicht. Zo kon een vermindering van het aantal leerlingen dat een opleiding volgt bijvoorbeeld resulteren uit een preciezere definiëring van de functionele noodzaak voor het volgen van een opleiding of uit het besef dat het verantwoord is te verlangen dat de werknemer zich de kennis (deels) in eigen tijd verwerft. De duur van een opleiding kan ook op andere manieren verantwoord worden verminderd. Voorbeelden zijn het succesvol afleggen van een «intoets», waardoor bij de te behandelen stof kan worden uitgegaan van een bepaald uitgangsniveau, het schrappen van lesstof die overbodig is geworden dan wel beter in een andere context tot het opdoen van vaardigheden leidt, het efficiënter omgaan met de beschikbare tijd waardoor planningsverliezen worden verkleind, het verschuiven van lesstof naar een latere periode waar de reeds opgedane kennis en ervaring beter aansluit, het schrappen van doublures in een opleidingstraject, het toepassen van nieuwe lesmethodes die de efficiëntie van het onderwijs vergroten, zoals het invoeren van schietsimulatoren. Alle opleidingen zijn vervolgens binnen de krijgsmachtdelen door de opleidingsverantwoordelijken geanalyseerd vanuit de achterliggende vraag of het aantal leerlingen, waarvan planmatig werd uitgegaan dat zij een bepaalde opleiding zouden volgen, verantwoord kon worden verminderd, c.q. of de duur van de opleiding kon worden verminderd. Bij het beschouwen van mogelijkheden voor vermindering van het aantal Tweede Kamer, vergaderjaar , X, nr

18 leerlingen en de duur van de opleiding vormt de operationele taakstelling vanzelfsprekend het kader. Bij de toetsing is hiermee rekening gehouden. De vermindering van het aantal leerlingen en het aantal docenten is berekend op basis van het aantal te reduceren leerlingweken. Een reductie van bijvoorbeeld 45 leerlingweken op jaarbasis komt overeen met een structurele vermindering van de instroom van één leerling-equivalent. De vermindering van het benodigde personeel, zowel leerlingen als bij het opleidingsproces betrokken instructeurs en ondersteunend personeel, is dus een rechtstreeks gevolg van de vermindering van het aantal benodigde leerlingweken. De reductie in leerlingweken waartoe is besloten, is gebaseerd op de uitkomsten van de beantwoording van bovenstaande en soortgelijke vragen. Vanzelfsprekend is bij de beoordeling van de voorstellen als kwaliteitseis gesteld dat het noodzakelijk vereiste niveau van kennis en vaardigheden voor de verantwoorde inzet van de militair niet mag worden beïnvloed. De reductie is daarom gedifferentieerd. Er is geen sprake van een uniforme reductie van alle opleidingen. Bij sommige verandert (vrijwel) niets, bijvoorbeeld initiële opleidingen, aan andere meer, zoals opleidingen met een meer algemeen vormend karakter. Om de reductie in leerlingweken voor te bereiden, stellen de bevelhebbers thans realisatiememoranda op. Na de vaststelling van deze memoranda worden de voorstellen vanaf dit jaar ten uitvoer gelegd. Zij zullen na enige tijd worden geëevalueerd. Op dit moment kan dus nog niet exact worden aangegeven welke reducties bij alle verschillende opleidingen hebben plaatsgevonden. Voorbeelden van opleidingen die al wel in gewijzigde vorm worden begonnen zijn: bij de opleiding Wachtmeester Beroeps-Onbepaalde-Tijd bij de Koninklijke marechaussee is reductie mogelijk is door de instroom te recruteren uit het aanwezige bestand aan Beroeps-Bepaalde-Tijd; een vermindering van 11 naar 8 weken van de duur van de Midden Management opleiding en van 45 naar 31 weken van de Hogere Krijgskundige en Algemene Vorming bij de Koninklijke marine, die mogelijk is door verbetering van de afstemming tussen beide opleidingen, het introduceren van meer zelfstudie e.d.; de aanvullend vormende opleidingen voor beroeps onderofficieren bij de Koninklijke landmacht zijn verkort door onder meer het ontwerpen van een eigen studiepakket; de algemeen vormende opleiding voor beroeps korporaals in de laatste fase van hun loopbaan is vervallen en vervangen door het deelnemen aan een cursus volwasseneneducatie. veel opleidingen voor het gebruik van kantoorautomatiseringsgoederen zijn vervangen door zelfstudie. De reductie van 15,5% van het aantal leerlingweken vloeit voort uit de besluitvorming over de voorstellen van de projectleider opleidingen, die leidden tot een reductie van gemiddeld 20% van het aantal leerlingweken. Zo heb ik, na overleg met de Regiegroep en de bevelhebbers, besloten de initiële opleidingen voor BBT ers bij de Koninklijke landmacht in het geheel niet te korten. De initiële opleidingen bij de Koninklijke marine en de Koninklijke luchtmacht worden met een week minder gekort. Ook het voorstel tot reductie bij het Centrum voor Vredesoperaties (CVV) is door mij niet overgenomen. Deze besluitvorming berust mede op de doorlichting van de opleidingen door de krijgsmachtdelen aan de hand van de hierboven genoemde doelmatigheidsvragen, met als belangrijke randvoorwaarde dat de verantwoorde inzet van militairen niet in gevaar mag komen. Daarnaast geldt als randvoorwaarde dat rekening moet worden gehouden met landelijk erkende kwalificatie-eisen en met aansluitingsmogelijkheden met het civiele onderwijs. De korting die derhalve verwezenlijkt moet worden, bedraagt 15,5%. Met hoeveel procent het aantal leerlingweken ten opzichte van 1990 afneemt kan niet Tweede Kamer, vergaderjaar , X, nr

19 worden aangegeven, omdat de gegevens over 1990 niet voldoende volledig voorhanden zijn. Wel kan worden vastgesteld dat de duur van de initiële opleiding voor BBT-ers bij de Koninklijke landmacht aanzienlijk verlengd is ten opzichte van de initiële opleiding van de dienstplichtigen. Bovendien wordt in de opleidingen (bijvoorbeeld bij het CVV) en in de oefenprogramma s, die buiten deze doelmatigheidsoperatie vallen, veel aandacht geschonken aan vredesoperaties. 47 In de Novemberbrief was gesteld dat de Landmacht niet hoefde te bezuinigen op de initiële opleidingen maar dat de taakstelling elders gehaald moest worden. Hoe wordt deze nu ingevuld? Welke bedragen zijn hiermee gemoeid? De taakstelling voor de Koninklijke landmacht geschiedt vanaf 1996 door besparingen op de materiële exploitatie, met name in het onderhoud van onroerend goed. De maatregelen voor het restant van de taakstelling, f 12,9 miljoen, worden zichtbaar in de ontwerpbegroting en 52 Wanneer wordt de inventarisatie van de herstructurering van de opleidingen afgerond? Wat zijn de uitgangspunten van deze inventarisatie? Worden plannen voor samenvoeging van delen van KIM en KMA onderzocht? Zo nee, waarom niet? Het vervolgonderzoek naar mogelijkheden voor de herstructurering van het opleidingsveld is in juli 1995 begonnen met een beschrijving van de voor de doelmatigheidsoperatie relevante uitgangssituatie van dat opleidingsveld. Deze inventarisatie is thans afgerond. In de komende maanden zullen voorstellen voor vergroting van de doelmatigheid in het opleidingsveld worden ontwikkeld. Daarbij wordt tevens aandacht besteed aan mogelijkheden voor samenvoeging van opleidingsinstellingen binnen Defensie, waaronder het Koninklijke instituut voor de marine en de Koninklijke militaire academie. In de memorie van toelichting bij de begroting 1997 zal hierop nader worden ingegaan. 49, 50 en 51 Welke leerstof denkt men te kunnen verminderen? Welke leerstof is feitelijk geschrapt en welke is verschoven? Van welke andere lesmethoden wordt gebruik gemaakt (onderwijsvernieuwing)? Hoeveel kritischer wordt gekeken naar wie welke opleiding mag volgen? Kunnen hiervan voorbeelden gegeven worden? Was men vroeger niet kritisch genoeg (of anders kritisch)? Wordt in het kader van de herstructurering van het opleidingsveld rekening gehouden met de landelijk erkende kwalificatie-eisen en met aansluitingsmogelijkheden (bijvoorbeeld het behalen van deelcertificaten o.a. civiele instellingen voor het beroepsonderwijs)? Hoe kan de vermindering van de leerstof worden verklaard, nu de toekomstige militair in tegenstelling tot vroeger niet alleen dient te worden opgeleid voor de klassieke verdedigingstaak, maar eveneens voor crisisbeheersingsoperaties? Met hoeveel procent wordt de leerstof verminderd ten opzichte van 1990? In verband met de maatregelen op het terrein van de opleidingen, kan de zinsnede «de reductie van de leerstof vermindert zowel het aantal leerlingen als het aantal docenten» nader worden toegelicht? Hoe kwantificeert U dit? Zie het antwoord op vraag 45. Tweede Kamer, vergaderjaar , X, nr

20 52 Worden plannen voor samenvoeging van delen van KIM en KMA onderzocht? Zo nee, waarom niet? Zie het antwoord op vraag en 71 Zijn er ontwikkelingen te melden ten aanzien van de contractduur voor Beroepspersoneel Bepaalde Tijd? Voor welke onderdelen/projecten zijn vervolgstudies geformuleerd? Wanneer moeten deze studies afgerond zijn? In juli dit jaar worden voorstellen verwacht voor de herstructurering van het opleidingsveld. Verder ontstaat in de sfeer van opleidingen binnenkort duidelijkheid over de mogelijkheden voor vermindering van het begrotingsbeslag voor externe opleidingen. Voorts loopt nog een onderzoek naar de mogelijkheden voor verlenging van de minimale contractduur voor BBT-personeel. Op materieel-logistiek gebied wordt dit jaar de haalbaarheid van de introductie van een nieuw informatietechnologie-concept bezien, met bijzondere aandacht voor de verhouding tussen kosten en baten. Deze zomer worden doelmatigheidsvoorstellen verwacht over het onderhoud en de logistiek van producten zoals kleding en persoonsgebonden uitrusting, brandstoffen en onderhoudsmiddelen en munitie en reservedelen. Ook de concentratie van het onderhoud aan wielvoertuigen en mechanische gronduitrustingen in één verzorgingscommando en de concentratie van het militaire toezicht kwaliteitszorg zijn nog onderwerpen van vervolgonderzoek. Op het gebied van bewaking en beveiliging wordt onderzocht hoe de krijgsmachtdelen kunnen samenwerken door het bewakingspersoneel van de krijgsmacht in te zetten aan de hand van een regionale indeling van te bewaken objecten. Ook wordt bezien in hoeverre de bewakings- en beveiligingsopleidingen kunnen worden gestroomlijnd. Andere vervolgstudies die in de loop van 1996 zullen worden afgerond betreffen de thematische onderzoeken in het project Centrale organisatie/ Haagse staven, het onderzoek naar de vorming van een Defensieinformatietechnologiebedrijf en een Defensie-telematicabedrijf, de mogelijke uitbesteding van het beheer, het onderhoud en de uitbesteding van de exploitatie van het nieuw salarissysteem voor de krijgsmacht (NSK). 54 en 55 Wat is de huidige stand van zaken ten aanzien van het IDL? Op welke wijze is/wordt uitvoering gegeven aan de motie-van den Doel/de Koning m.b.t. het IDL ( X, nr. 40)? Hoe wordt het opheffen van de afdelingen TDCK en CMB bij het Instituut Defensie Leergangen opgevangen? Op welke wijze kan het IDL de gehele taakstelling van 14 miljoen uit de Novemberbrief opbrengen die was ingeboekt bij opheffing van het instituut? Is het nog reëel deze taakstelling in zijn geheel te laten bestaan nu het instituut niet wordt opgeheven maar wel flink moet reduceren? Het Instituut Defensieleergangen (IDL) wordt ingrijpend gereorganiseerd. Een forse verkleining van de onderwijs- en ondersteunende staf is mogelijk door het verkorten en intensiveren van de loopbaanopleidingen voor officieren, de overheveling van het Centrum voor Management en Bedrijfsvoering (CMB) naar het Opleidingsinstituut voor de rijksoverheid (ROI) en de opheffing van het Technisch Documentatiecentrum voor de Krijgsmacht (TDCK). Daarnaast zijn besparingen mogelijk door een doelmatiger inrichting van de werkzaamheden. Tweede Kamer, vergaderjaar , X, nr

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2014 2015 31 125 Defensie Industrie Strategie Nr. 53 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN Vastgesteld 13 januari 2015 De vaste commissie voor Defensie heeft een

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1995 1996 24 400 X Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 1996 Nr. 60 BRIEF VAN

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2007 2008 30 800 X Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2007 Nr. 121 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1995 1996 24 400 X Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het ministerie van Defensie (X) voor het jaar 1996 Nr. 9 VERSLAG VAN

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2013 2014 33 763 Toekomst van de krijgsmacht Nr. 43 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 32 733 Beleidsbrief Defensie Nr. 138 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 4 september

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1997 1998 25 600 X Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 1998 Nr. 55 BRIEF VAN

Nadere informatie

Datum Antwoorden op schriftelijke vragen naar aanleiding van het stopzetten van de uitbesteding van de cateringdiensten bij Defensie

Datum Antwoorden op schriftelijke vragen naar aanleiding van het stopzetten van de uitbesteding van de cateringdiensten bij Defensie > Retouradres Postbus 20701 2500 ES Den Haag de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Plein 2 2511 CR Den Haag Ministerie van Defensie Plein 4 MPC 58 B Postbus 20701 2500 ES Den Haag www.defensie.nl

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal Vergaderjaar 1987-1988 19 827 Afslanking Rijksoverheid 1988-1990 Nr. 62 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal 's-gravenhage,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2003 2004 29 200 X Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2004 Nr. 66 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2014 2015 33 763 Toekomst van de krijgsmacht Nr. 55 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN Vastgesteld 23 september 2014 De vaste commissie voor Defensie heeft een

Nadere informatie

Convenant samenwerking defensie- politie 2005 en verder

Convenant samenwerking defensie- politie 2005 en verder Convenant samenwerking defensie- politie 2005 en verder De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de staatssecretaris van Defensie, de beheerders van de regionale politiekorpsen en het

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1995 1996 24 400 X Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 1996 Nr. 83 BRIEF VAN

Nadere informatie

2012D40857. Lijst van vragen

2012D40857. Lijst van vragen 2012D40857 Lijst van vragen De vaste commissie voor Defensie heeft de minister van Defensie de volgende vragen ter beantwoording voorgelegd over de Personeelsrapportage van Defensie midden 2012 (33 400

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1989-1990 21 300 V Vaststelling van de begroting van de uitgaven en van de ontvangsten van hoofdstuk V (Ministerie van Buitenlandse Zaken) voor het jaar

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1996 1997 22 327 Oprichting luchtmobiele brigade Nr. 43 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN Vastgesteld 13 maart 1997 De vaste commissie voor Defensie 1 heeft

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1994 1995 23 900 X Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 1995 Nr. 86 BRIEF VAN

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2015 2016 34 300 X Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2016 Nr. 19 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN Vastgesteld

Nadere informatie

Antwoorden op vragen van de leden Poppe en Ulenbelt (SP) over de detachering van personeel van het bedrijfsleven naar Defensie

Antwoorden op vragen van de leden Poppe en Ulenbelt (SP) over de detachering van personeel van het bedrijfsleven naar Defensie Postbus 20701 2500 ES Den Haag Telefoon (070) 318 81 88 Fax (070) 318 78 88 Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Plein 2 2511 CR Den Haag Datum 31 maart 2009 Ons kenmerk P/2009005120

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2015 2016 34 300 X Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2016 Nr. 91 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN Vastgesteld

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2013 2014 33 763 Toekomst van de krijgsmacht Nr. 27 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag,

Nadere informatie

Besluit van houdende regels ter uitvoering van artikel 36 van de Politiewet 2012 (Besluit verdeling sterkte en middelen politie)

Besluit van houdende regels ter uitvoering van artikel 36 van de Politiewet 2012 (Besluit verdeling sterkte en middelen politie) Besluit van houdende regels ter uitvoering van artikel 36 van de Politiewet 2012 (Besluit verdeling sterkte en middelen politie) Op voordracht van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van * 2012, nummer

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal Vergaderjaar 1988-1989 19 455 Marinebasis Den Helder Nr. 6 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal 's-gravenhage,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2013 2014 31 460 Project SPEER Nr. 36 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN Vastgesteld 5 november 2013 De vaste commissie voor Defensie heeft een aantal vragen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2014 2015 33 763 Toekomst van de krijgsmacht 34 000 X Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2015 Nr. 72

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2008 2009 30 432 Voorstel van wet van de leden Depla en Blok houdende wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 en van enige andere wetten inzake fiscale

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1997 1998 25 600 X Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 1998 Nr. 46 BRIEF VAN

Nadere informatie

Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2018

Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2018 Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2018 NOTA VAN WIJZIGING Ontvangen Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd: De begrotingsstaat van het Ministerie

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 33 400 X Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2013 Nr. 7 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE Aan

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2016 2017 34 730 VII Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2017 (wijziging

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2017 2018 34 775 X Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2018 Nr. 25 NOTA VAN WIJZIGING Ontvangen 17 november

Nadere informatie

Wervingsketen MP midden midden 2012

Wervingsketen MP midden midden 2012 Bijlage Personele kengetallen Defensie en trends midden 211 - midden 212 Instroom Grafiek 1: Wervingsketen militair personeel van midden 211 tot midden 212. Personen Wervingsketen MP midden 211 - midden

Nadere informatie

./. Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het lid Bussemaker (PvdA) over doorstroming bij gesubsidieerde arbeid.

./. Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het lid Bussemaker (PvdA) over doorstroming bij gesubsidieerde arbeid. Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 AA s-gravenhage Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Telefoon

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1A 2513 AA s-gravenhage

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1A 2513 AA s-gravenhage Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1A 2513 AA s-gravenhage Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Telefoon

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2014 2015 34 085 VII Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2014 (wijziging

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2017:2229

ECLI:NL:RBDHA:2017:2229 ECLI:NL:RBDHA:2017:2229 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 08-03-2017 Datum publicatie 22-03-2017 Zaaknummer AWB - 16 _ 4695 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Ambtenarenrecht

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1995 1996 24 555 Decemberverslag 1995 van de Algemene Rekenkamer Nr. 5 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld 11 maart 1996 De algemene commissie

Nadere informatie

Huishoudelijke Hulp Toelage in Leeuwarden: de Himmelsjek

Huishoudelijke Hulp Toelage in Leeuwarden: de Himmelsjek Notitie Huishoudelijke Hulp Toelage in Leeuwarden: de Himmelsjek Inleiding Op 17 februari 2015 is de notitie Huishoudelijke Hulp Toelage in Leeuwarden: de Himmelsjek, door het college vastgesteld. Op 23

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1990-21 800 IX B Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van hoofdstuk IX B (Ministerie van Financiën) voor het jaar Nr. 25 VERSLAG

Nadere informatie

g. Reünieregister: een register waarin de reünieverenigingen zijn opgenomen die in aanmerking komen voor de faciliteiten van deze regeling.

g. Reünieregister: een register waarin de reünieverenigingen zijn opgenomen die in aanmerking komen voor de faciliteiten van deze regeling. Artikel 1. Begripsbepalingen In deze Regeling wordt verstaan onder: a. Veteranen: gewezen militairen van de Nederlandse krijgsmacht dan wel van het Koninklijk Nederlands Indisch Leger, alsmede degenen

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG > Retouradres Postbus 20011 2500 EA Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Turfmarkt 147 Den Haag Postbus 20011 2500 EA Den Haag Uw kenmerk Datum

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2017 2018 28 165 Deelnemingenbeleid rijksoverheid I VERSLAG VAN EEN NADER SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld 26 oktober 2017 De leden van de vaste commissie

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2013 2014 33 750 X Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2014 Nr. 48 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Nadere informatie

de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Plein CR Den Haag

de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Plein CR Den Haag > Retouradres Postbus 2070 2500 ES Den Haag de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Plein 2 25 CR Den Haag Ministerie van Defensie Plein 4 MPC 58 B Postbus 2070 2500 ES Den Haag www.defensie.nl

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2001 2002 28 000 VIII Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (VIII) voor

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten- Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten- Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG > Retouradres Postbus 20011 2500 EA Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten- Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Organisatie- en Turfmarkt 147 Den Haag Postbus 20011 2500 EA Den Haag

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 32 733 Beleidsbrief Defensie Nr. 105 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN Vastgesteld 1 juni 2012 De vaste commissie voor Defensie heeft een aantal vragen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2007 2008 31 200 X Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2008 30 674 Wijziging van de Militaire ambtenarenwet

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 33 400 X Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2013 Nr. 81 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Nadere informatie

de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Plein CR Den Haag

de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Plein CR Den Haag Postbus 20701 2500 ES Den Haag Telefoon (070) 318 81 88 Fax (070) 318 78 88 Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Plein 2 2511 CR Den Haag Afschrift aan de Voorzitter van de Eerste

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2013 2014 33 755 Wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en van de Invorderingswet 1990 in verband met de wijziging van de percentages belasting-

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 31 125 Defensie Industrie Strategie Nr. 17 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1984-1985 17 877 Werving en Selectie Nr. 3 De vroegere stukken zijn gedrukt in de zitting 1982-1983 en in het vergaderjaar 1983-1984 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS

Nadere informatie

de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Plein CR Den Haag

de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Plein CR Den Haag > Retouradres Postbus 20701 2500 ES Den Haag de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Plein 2 2511 CR Den Haag Ministerie van Defensie Plein 4 MPC 58 B Postbus 20701 2500 ES Den Haag www.defensie.nl

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2005 2006 30 300 IXB Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Financiën (IXB) voor het jaar 2006 Nr. 28 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 33 400 X Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2013 Nr. 73 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2011 2012 29 544 Arbeidsmarkbeleid Nr. 339 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nadere informatie

Sociaal Plan. Gemeenschappelijk belastingkantoor Lococensus - Tricijn. Fase I (concept onderhandelingsakkoord)

Sociaal Plan. Gemeenschappelijk belastingkantoor Lococensus - Tricijn. Fase I (concept onderhandelingsakkoord) Sociaal Plan Gemeenschappelijk belastingkantoor Lococensus - Tricijn Fase I (concept onderhandelingsakkoord) Vastgesteld in de Commissie voor Bijzonder Georganiseerd Overleg d.d. 22-12 - 2010 en bekrachtigd

Nadere informatie

Reservist bij de Koninklijke Marechaussee. De leukste baan! naast je werk of studie

Reservist bij de Koninklijke Marechaussee. De leukste baan! naast je werk of studie Reservist bij de Koninklijke Marechaussee De leukste baan! naast je werk of studie Operationeel Centrum Mobiel toezicht veiligheid Grensbewaking Schiphol Beveiliging Koninklijk Huis Als het erop aankomt

Nadere informatie

Datum 17 juni 2011 Betreft Antwoorden op de feitelijke vragen van de vaste commissie voor Defensie inzake de personeelsrapportage van Defensie

Datum 17 juni 2011 Betreft Antwoorden op de feitelijke vragen van de vaste commissie voor Defensie inzake de personeelsrapportage van Defensie > Retouradres Postbus 20701 2500 ES Den Haag de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Plein 2 2511 CR Den Haag Ministerie van Defensie Plein 4 MPC 58 B Postbus 20701 2500 ES Den Haag www.defensie.nl

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2017:2227

ECLI:NL:RBDHA:2017:2227 ECLI:NL:RBDHA:2017:2227 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 08-03-2017 Datum publicatie 14-03-2017 Zaaknummer AWB - 16 _ 4692 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Ambtenarenrecht

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2001 2002 27 925 Terroristische aanslagen in de Verenigde Staten Nr. 40 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 AA s-gravenhage

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 AA s-gravenhage Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 AA s-gravenhage Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Telefoon

Nadere informatie

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag > Retouradres Postbus 20201 2500 EE Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag Korte Voorhout 7 2511 CW Den Haag Postbus 20201 2500 EE Den Haag www.rijksoverheid.nl

Nadere informatie

Sociaal Beleidskader Defensie. Zoveel mogelijk begeleiden van werk naar werk

Sociaal Beleidskader Defensie. Zoveel mogelijk begeleiden van werk naar werk Sociaal Beleidskader Defensie Zoveel mogelijk begeleiden van werk naar werk Met de centrales van overheidspersoneel is op 18 december 2003 overeenstemming bereikt over een vernieuwd Sociaal Beleidskader

Nadere informatie

Reservistenbeleid. Van beleid naar activiteit. PD-DAOG Bgenmarns Frank van Sprang

Reservistenbeleid. Van beleid naar activiteit. PD-DAOG Bgenmarns Frank van Sprang Van beleid naar activiteit PD-DAOG Bgenmarns Frank van Sprang PRESENTATIE Aanleiding Wat is de reservist Stand van zaken Korte en lange termijn visie 2 Aanleiding Financieel duurzame Krijgsmacht Toekomstige

Nadere informatie

BIJLAGE 1, BEDOELD IN ARTIKEL B.8 VAN DE COLLECTIEVE AR- BEIDSVOORWAARDENREGELING PROVINCIES (Spelregels en flankerend beleid bij reorganisaties)

BIJLAGE 1, BEDOELD IN ARTIKEL B.8 VAN DE COLLECTIEVE AR- BEIDSVOORWAARDENREGELING PROVINCIES (Spelregels en flankerend beleid bij reorganisaties) BIJLAGE 1, BEDOELD IN ARTIKEL B.8 VAN DE COLLECTIEVE AR- BEIDSVOORWAARDENREGELING PROVINCIES (Spelregels en flankerend beleid bij reorganisaties) A. PROCEDURELE KADERS BIJ REORGANISATIES 1. De provincie

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2018 2019 35 000 X Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2019 Nr. 68 BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS

Nadere informatie

ARBEIDSDUUR. Keuzemogelijkheden voor militairen BURGERS PAGINA 6. T wee uren langer of korter werken

ARBEIDSDUUR. Keuzemogelijkheden voor militairen BURGERS PAGINA 6. T wee uren langer of korter werken ARBEIDSDUUR Keuzemogelijkheden voor militairen T wee uren langer of korter werken Vanaf 1 juli 2001 bestaat voor u de mogelijkheid om, uitgaande van een arbeidsduur van uw rooster van gemiddeld 38 uur

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2017 2018 27 859 Modernisering Gemeentelijke Basisadministratie persoonsgegevens (GBA) Nr. 117 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld 14 november

Nadere informatie

Onderwijshuisvestingsbeleid gemeente Utrecht. Onderzoeksplan

Onderwijshuisvestingsbeleid gemeente Utrecht. Onderzoeksplan Onderwijshuisvestingsbeleid gemeente Utrecht Onderzoeksplan Rekenkamer Utrecht 16 februari 2009 1 Inleiding Vanuit de raadsfracties van het CDA en de VVD kwam in 2008 de suggestie aan de Rekenkamer om

Nadere informatie

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4

Nadere informatie

vrom030224 Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 11 april 2003

vrom030224 Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 11 april 2003 vrom030224 Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 11 april 2003 Hierbij bied ik u de antwoorden aan op de vragen d.d. 12 maart jl. gesteld door de commissie voor Volkshuisvesting,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2016 2017 32 827 Toekomst mediabeleid Nr. 96 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2008 2009 31 700 X Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2009 Nr. 79 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE

Nadere informatie

CONVENANT. tussen: DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE DE CENTRALES VAN OVERHEIDSPERSONEEL, SECTOR DEFENSIE. Inzake LEVENSFASEBELEID

CONVENANT. tussen: DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE DE CENTRALES VAN OVERHEIDSPERSONEEL, SECTOR DEFENSIE. Inzake LEVENSFASEBELEID Georganiseerd overleg sector Defensie (SOD) email 18-12-2007 briefnummer AP/07.01077 zaaknummer ZD.200.1 status x Behandel Informatie Pieptermijn CONVENANT tussen: DE STAATSSECRETARIS VAN ENSIE en DE CENTRALES

Nadere informatie

UITVOERINGSCONVENANT TASKFORCE JEUGDWERKLOOSHEID, CWI EN DEFENSIE 2005 en 2006

UITVOERINGSCONVENANT TASKFORCE JEUGDWERKLOOSHEID, CWI EN DEFENSIE 2005 en 2006 UITVOERINGSCONVENANT TASKFORCE JEUGDWERKLOOSHEID, CWI EN DEFENSIE 2005 en 2006 PARTIJEN: - Taskforce Jeugdwerkloosheid (TFJW), vertegenwoordigd door J. de Boer; - Centrum voor Werk en Inkomen (CWI), vertegenwoordigd

Nadere informatie

De Defensieonderdeel Medezeggenschapscommissie DMO (hierna: de DMC)

De Defensieonderdeel Medezeggenschapscommissie DMO (hierna: de DMC) ADVIES Advies van het College voor geschillen medezeggenschap defensie aan de Secretaris-generaal naar aanleiding van een verzoek om advies inzake een tussen: Directeur Defensie Materieel Organisatie (DMO)

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.rijksoverheid.nl/venj

Nadere informatie

College voor geschillen medezeggenschap defensie

College voor geschillen medezeggenschap defensie ADVIES Dossiernr: Advies van het College voor geschillen medezeggenschap defensie aan de Bevelhebber der Zeestrijdkrachten naar aanleiding van een verzoek om advies inzake een tussen: de Commandant Maritieme

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2013 2014 34 010 Wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet medezeggenschap op scholen en de Wet voortgezet onderwijs

Nadere informatie

de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Plein CR Den Haag

de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Plein CR Den Haag Ministerie van Defensie Plein 4 MPC 58 B Postbus 20701 2500 ES Den Haag www.defensie.nl > Retouradres Postbus 20701 2500 ES Den Haag de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Plein 2 2511 CR

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1997 1998 25 813 (R 1604) Wijziging van de Rijkswet geweldgebruik krijgsmacht in de uitoefening van de bewakingsen beveiligingstaak Nr. 5 NOTA NAAR AANLEIDING

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 205 206 Aanhangsel van de Handelingen Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden 2849 Vragen van de leden

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1995 1996 24 400 X Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 1996 Nr. 92 VERSLAG

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2008 2009 31 317 Wijziging van de Wet maatschappelijke ondersteuning en de Wet werk en bijstand in verband met het verstrekken van een uitkering aan mantelzorgers

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2004 2005 28 170 Gelijke behandeling op grond van leeftijd bij arbeid, beroep en beroepsonderwijs (Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid)

Nadere informatie

Middels deze nota verzoek ik u daarom, tot nader order, uitvoering te geven aan de concept-rff, zoals in bijlage bijgevoegd.

Middels deze nota verzoek ik u daarom, tot nader order, uitvoering te geven aan de concept-rff, zoals in bijlage bijgevoegd. BS2ei8010560 / 17-5-2018 Ministerie van Defensie Hoofddirectie Personeel Bezoelcadres: Kalvermarkt 32 2511 CB Den Haag Aan Van NOTA Zie verzendlijst HDP Voorlopige richtlijnen Regeling Reüniefaciliteiten

Nadere informatie

Ontwerp- 5 e begrotingswijziging 2013

Ontwerp- 5 e begrotingswijziging 2013 Ontwerp- 5 e begrotingswijziging 2013 Inleiding Medio 2013 heeft u de 3 e begrotingswijziging 2013, met als bijlage de herziene begroting 2013, van de Veiligheidsregio Zeeland vastgesteld. Deze begroting

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2007 2008 31 243 Wereldwijd dienstbaar Nr. 9 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag,

Nadere informatie

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van A. van Hunnik (GroenLinks) (d.d. 15 maart 2016) Nummer 3156

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van A. van Hunnik (GroenLinks) (d.d. 15 maart 2016) Nummer 3156 van Gedeputeerde Staten op vragen van A. van Hunnik (GroenLinks) (d.d. 15 maart 2016) Nummer 3156 Onderwerp Sloop sociale huurwoningen Rotterdam Aan de leden van Provinciale Staten Toelichting vragensteller

Nadere informatie

Bijlage bij brief StasDef SPEER/2008014852:

Bijlage bij brief StasDef SPEER/2008014852: Bijlage bij brief StasDef SPEER/2008014852: Chronologisch overzicht van de ontwikkeling van het project SPEER met in vet en cursief afgedrukt de aangepaste tekstdelen Toelichting Ter verbetering van het

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2015 2016 34 300 X Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2016 Nr. 70 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2011 2012 33 000 X Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2012 Nr. 11 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Nadere informatie

Convenant Gesubsidieerde Arbeid 2003

Convenant Gesubsidieerde Arbeid 2003 Convenant Gesubsidieerde Arbeid 2003 1. Preambule Het kabinet, sociale partners en de VNG zetten zich in om met een tijdelijke impuls de doorstroom van werknemers in gesubsidieerde arbeid naar reguliere

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 32 733 Beleidsbrief Defensie Nr. 130 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN Vastgesteld 22 mei 2013 De vaste commissie voor Defensie heeft een aantal vragen

Nadere informatie

NOV KVNRO. Vaste Commissie Defensie Tweede Kamer der Staten-Generaal. Nummer: GOV MHB 13/0178-901. Onderwerp: Personeelsverloop bij Defensie 2011-2018

NOV KVNRO. Vaste Commissie Defensie Tweede Kamer der Staten-Generaal. Nummer: GOV MHB 13/0178-901. Onderwerp: Personeelsverloop bij Defensie 2011-2018 Gezamenlijke Officieren Verenigingen & Middelbaar en Hoger Burgerpersoneel bij Defensie Wassenaarseweg 2 T 070 38 39 504 E info@prodef.nl 2596 CH Den Haag F 070 38 35 911 W www.prodef.nl Aan: Vaste Commissie

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2014 2015 34 000 VI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VI) voor het jaar 2015 W VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK

Nadere informatie

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG. Datum 23 maart 2015 Betreft Inzet huishoudelijke hulp toelage

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG. Datum 23 maart 2015 Betreft Inzet huishoudelijke hulp toelage > Retouradres Postbus 20350 2500 EJ Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Bezoekadres: Rijnstraat 50 2515 XP Den Haag www.rijksoverheid.nl Kenmerk

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2011 2012 33 240 X Jaarverslag en slotwet Ministerie van Defensie 2011 Nr. 6 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN Vastgesteld 11 juni 2012 De vaste commissie voor

Nadere informatie