ACTIVITEITENVERSLAG van de PROEFVELDWERKING BOTTELARE

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "ACTIVITEITENVERSLAG van de PROEFVELDWERKING BOTTELARE"

Transcriptie

1 Departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur Valentin Vaerwyckweg Gent ACTIVITEITENVERSLAG 2010 van de PROEFVELDWERKING BOTTELARE door J. Latré V. Derycke B. Heremans G. Verlinden K. Dewitte E. Wambacq T. Coussens B. Marynissen K. Audenaert S. Landschoot B. De Roo - E. Dupon - S. Van Beneden - G. Haesaert Proefhoeve Bottelare Diepestraat Bottelare Tel fax

2 Departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur Valentin Vaerwyckweg Gent ACTIVITEITENVERSLAG 2010 van de PROEFVELDWERKING BOTTELARE door J. Latré V. Derycke B. Heremans G. Verlinden K. Dewitte E. Wambacq T. Coussens B. Marynissen K. Audenaert S. Landschoot B. De Roo E. Dupon - S. Van Beneden - G. Haesaert Technisch personeel: J. Carrette B. Pycke L. Pycke M. Seghers J. Vermussche E. Van Caeneghem Proefhoeve Bottelare Diepestraat Bottelare Tel fax

3 Inhoudstafel INHOUDSTAFEL... 1 WOORD VOORAF... 4 WEERSOMSTANDIGHEDEN GROEISEIZOEN HOOFDSTUK 1: GRANEN Rassenvergelijking Rassenvergelijking triticale (proef G09.51) Proefgegevens Resultaten (tabel 1.1.) Rassenvergelijking wintertarwe (proef G09.54) Proefgegevens Resultaten (tabel 1.2.) Opbrengst Ziekten Technologische eigenschappen (tabel 1.3.) Rassenvergelijking wintertarwe ten aanzien van Fusariumgevoeligheid (proef G09.61) Proefgegevens Resultaten Fusarium aanwezigheid in Vlaanderen Impact van vruchtwisseling op aarfusarium bij wintertarwe (Proef G09.55) Proefgegevens Gewasbescherming Onkruidbestrijding bij triticale (proef G09.56) Proefgegevens voor-opkomst ( ) Resultaten (tabel 1.12.) Onkruidbestrijding bij wintertarwe (proef G09.57) Proefgegevens Voor-opkomst ( ) Resultaten (tabel 1.13.) Interactie triticalerassen en fungiciden (proef G09.58) Proefgegevens Resultaten

4 Bladziekten en opbrengstgegevens (tabel 1.14.) Aarfusarium (tabel 1.15., figuren en 1.15.) Vergelijking van fungiciden ten aanzien van blad- en aarziekten bij toepassing in het aarstadium bij wintertarwe (proef G09.60) Proefgegevens Resultaten (tabel 1.16.) HOOFDSTUK 2: MAIS Rassenvergelijking Rassenvergelijking vroege kuilmaïs (proef M10.03) LCV Proefgegevens Resultaten Rassenvergelijking late kuilmaïs LCV1 (proef M10.04) Proefgegevens Resultaten Rassenvergelijking korrelmaïs LCV 1 (proef M10.05) Proefgegevens Resultaten Fytotechnische proeven Invloed van diverse bodembewerkingssystemen op de fytotechnische omgeving en kostprijs van maïs (proef M10.01) Doelstelling Proefopzet Resultaten Opkomst, standdichtheid en ontwikkeling Opbrengstgegevens Nitraatresidu na de oogst Teeltcombinatie Gras-maïs nog haalbaar? (proef M10.02) Objecten Fytotechnische maatregelen Resultaten Groei maïs Nitraatresidu Rijenbemesting in maïs (proef M10.07) Objecten Fytotechnische maatregelen Resultaten Lengtemetingen Opbrengstgegevens Nitraatresidu Gewasbescherming maïs

5 Chemische onkruidbestrijding maïs (M10.06) Voor de opkomst: Voor de opkomst: en 3-4 bladstadium: Resultaten Bestrijding van Italiaans raaigras in maïs in het kader van de teeltcombinatie gras-maïs (P10.10) Objecten Resultaten HOOFDSTUK 3: AARDAPPELEN Monitoring van de virulentie van Phytophthora infestans in Vlaanderen in HOOFDSTUK 4: EIWITGEWASSEN Variëteitenproef (PE 10.01) Materiaal en methoden Objecten Fytotechnische gegevens Resultaten en bespreking Opkomst Tolerantie van de plant voor diflufenican Standdichtheid Bloei Legering Afrijping van peul en plant Opbrengstbepaling Smalbladige lupine (Lupinus angustifolius) Gele lupine (Lupinus luteus) Breedbladige lupine (Lupinus albus) Soort Nutritionele waarde van het geoogste zaad Voederwaarde Eiwitopbrengst (kg/ha) HOOFDSTUK 5: PROJECTEN Penicillium roqueforti s.l. in kuilvoeders karakterisering & onderzoek naar schimmelgroei en mycotoxinenproductie beïnvloedende factoren (Onderzoeksfonds HoGent, ) Ferulaatesterase producerende Lactobacillus buchneri stammen: een nieuw revolutionair concept bij het inkuilen van ruwvoeders (PWO-onderzoeksproject Hogeschool Gent) Screening van biofungiciden ter bestrijding van belangrijke schimmelpathogenen in de groenteteelt 112 HOOFDSTUK 6: PUBLICATIES EN BUITENLANDSE ZENDINGEN

6 Woord vooraf Hogescholen staan voor een kantelmoment met de naderende integratie van de academische opleidingen in de universiteiten. Nieuwe keuzes zullen moeten gemaakt worden, maar we zijn ervan overtuigd dat de proefhoeve met al zijn faciliteiten een kataliserende rol zal blijven spelen voor zowel de professionele bachelor opleidingen als de academische opleidingen. Binnen het onderzoek aan de proefhoeve blijven de programma s van de landbouwcentra voor voedergewassen en granen centraal staan. De sturing vanuit de praktijk zorgt hier voor een grote dynamiek en snelle vernieuwing van thema s. Onderzoek in het kader van IWT onderzoeksprogramma s (TETRA, Landbouw) neemt van jaar tot jaar in belang toe, samen met onderzoeksprogramma s gefinancierd door onderzoeks- en PWO fonds van de Hogeschool Gent. Tevens blijven we belang hechten en een goede samenwerking met private bedrijven. We zijn de directie van de Hogeschool Gent dankbaar voor de materiële en financiële steun. Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor de uitvoering en opvolging van de proeven kunnen we rekenen op de inzet van een enthousiast, ervaren en ijverig team. Een absolute noodzaak om te komen tot een goede proefveldwerking. Geert Haesaert September

7 Weersomstandigheden groeiseizoen Het najaar 2009 werd gekenmerkt door gunstige weersomstandigheden. De zaai van de wintergranen verliep op de praktijkpercelen onder goede veldomstandigheden, wat een prima opkomst en standdichtheid teweegbracht. Algemeen werd het najaar gekenmerkt door zachte weersomstandigheden met af en toe wel wat grotere neerslaghoeveelheden, maar dit belette niet dat de veldwerkzaamheden vlot verliepen. Vanaf december werd een koudere periode opgetekend, gekenmerkt door minimumtemperaturen tot C in Bottelare, wat reeds enkele winters niet meer voorgekomen was. Van grote vorstschade was meestal geen sprake, mede door een sneeuwdek dat de planten beschermde. De winterperiode van januari tot maart was zeer koud en leverde veel sneeuwdagen. Dit in tegenstelling tot de vorige winters die gekenmerkt waren door zachte en natte weersomstandigheden. De wintergranen, beschermd door het sneeuwdek, hernamen slechts zeer traag de groei na de winterperiode. De relatieve koude maand maart bracht zeer koude dagen en vooral nachten, waardoor de planten slechts zeer traag reageerden op de eerste stikstoffractie. Met april en mei volgde een periode van droog en relatief warm weer. De voorjaarsgewassen konden vlot uitgezaaid worden. De aanhoudende droogte zorgde echter voor een verminderde werking van toegepaste bodemherbiciden door de droge bodemomstandigheden. De voorjaarsgewassen evolueerden iets sneller dan normaal. De warme en droge periode hield aan tot eind juni begin juli. Over het algemeen werd het begin van de zomer getypeerd als zacht met normale neerslaghoeveelheden. Eind juli, begin augustus volgde een periode met overvloedige neerslag die de graanoogst enorm bemoeilijkte. C 30,0 mm neerslag gem. temp. mm 100,0 25,0 20,0 15,0 90,0 80,0 70,0 60,0 10,0 50,0 5,0 0,0-5,0 40,0 30,0 20,0 10,0-10,0 0, Figuur 1: Gemiddelde temperatuur en neerslag van tot en met te Bottelare 5

8 HOOFDSTUK 1: GRANEN Inleiding De resultaten van de proeven werden geanalyseerd met het statistisch programma SAS 2.0. Aan de hand van de One-sample Kolmogorov-Smirnov test werd nagegaan of de resultaten normaal verdeeld waren en vervolgens aan een variantie-analyse onderworpen. Resultaten die volgens de One-sample Kolmogorov-Smirnov test niet normaal verdeeld waren, werden aan de non-parametrische Kruskall-Wallis test onderworpen Rassenvergelijking Rassenvergelijking triticale (proef G09.51) Proefgegevens Twaalf triticalecultivars (tabel 1.1.) werden in een blokkenproefschema met 4 parallellen vergeleken. Er werd gezaaid op De zaaidichtheid bedroeg 350 korrels/m². De proef werd aangelegd op een zandleembodem. Er werd één fungicidebehandeling (GS 59 - stadium aren uit) toegepast. Volgende fytotechnische handelingen werden uitgevoerd: Bemesting: P 2 O 5 en K 2 O: resp. 20 kg/ha en 40 kg/ha ( ) N (volgens N-index BDB) 1 ste fractie: 68 kg/ha ( ) 2 de fractie: 70 kg/ha ( ) 3 de fractie: 37 kg/ha ( ) Herbicide: iodosulfuron-methyl-natrium + mesosulfuron-methyl + mefenpyr-diethyl + iodosulfuron-methyl-natrium + mefenpyr-diethyl + geësterde koolzaadolie: 1.8 g + 9 g + 27 g g g g/ha (Atlantis + Hussar Ultra + Actirob B: 0.3 kg + 75 ml + 1 l/ha) ( ) Halmverkorting: chloormequat: 750 g/ha ( ) Fungicide: epoxyconazool + dyflufenamide: 125 g + 5 g/ha (Rubric + Nissodium: 1 l l/ha) ( ) Insecticide: alpha-cypermethrin: 10 g/ha (Fastac: 200 ml/ha) ( ) Door de moeilijke weersomstandigheden gedurende de oogstperiode werd er pas geoogst op Alle korrelopbrengsten werden omgerekend naar 15 % vocht en het hectolitergewicht werd bepaald op ongeschoonde gewasmonsters Resultaten (tabel 1.1.) Benetto, Borodine, Cosinus, Cultivo, Joyce, Ragtac, Tribeca en Vuka fungeerden als standaardrassen. Het gemiddelde van deze rassen (8024 kg/ha) werd dan ook als referentieopbrengst genomen bij de verwerking van de resultaten. Ondanks de droogteperiode tijdens de afrijping van de rassen en de natte weersomstandigheden waardoor de oogst 1 Proef in het kader van het Landbouwcentrum Granen vzw (LCG) 6

9 bemoeilijkt werd, konden relatief hoge opbrengsten genoteerd worden De gemiddelde korrelopbrengst van alle rassen bedroeg 7956 kg/ha. Tussen de rassen werden significante verschillen voor de opbrengsten opgetekend. Ragtac (107.1 %) behaalde significant de grootste korrelopbrengst. Ook Benetto (103.4 %), Vuka (103.5 %), Borodine (102.5 %) en Sequenz (101.7 %) scoorden boven het gemiddelde van de standaardrassen. Tribeca scoorde in tegenstelling tot vorig jaar onder het gemiddelde van de standaardrassen. Het lage hectolitergewicht van deze variëteit Tribeca wijst wellicht op een relatief negatieve beïnvloeding van de zware regenval halfweg juli op dit vroege ras. De gemiddelde waarde van het hectolitergewicht was Joyce (63.7), Cultivo (63.7) en Sequenz (63.2) behaalden de hoogste hectolitergewichten. Algemeen scoorden alle rassen relatief laag, wat kan verklaard worden door de droge weersomstandigheden tijdens de korrelvulling en rijping en de daaropvolgende regenrijke oogstperiode. Meeldauw (Blumeria graminis syn. Erysiphe graminis) wordt steeds meer en meer aangetroffen bij triticale. De ziekte kan vroeg aanwezig zijn in het gewas en ernstige schade veroorzaken. Een gerichte fungicidenbehandeling is dan zeker aan te raden. De tolerantie van het huidige rassenassortiment voor meeldauw is echter relatief goed. De aantasting bleef dit groeiseizoen onder controle bij alle rassen. Cosinus, Ragtac en Talentro bleken wel gevoeliger voor meeldauw dan de overige rassen. Bladseptoria (Mycosphaerella graminicola anamorf Septoria tritici) was in niet onbelangrijke mate aanwezig in het gewas. De rassen die het meest te lijden hadden van een septoriaaantasting waren Sequenz en Borodine. Bruine roest werd niet waargenomen. Omdat de periode voor de oogst gekenmerkt werd door vochtige weersomstandigheden en omdat hierdoor ook de oogst relatief laat plaatsvond, werden de oogststalen onderzocht op het optreden van schot. Het procentuele aandeel schot werd bepaald op droog bewaarde korrelstalen. Bij de rassen Tribeca (20.4 %), Talentra (19.1 %), Borodine (17.5 %), Cultivo (14.5 %) en Sequenz (10.9 %) vertoonden minimum 10 % tot soms 20 % van de korrels schot. Legering kwam dit jaar niet voor. Een adequate inzet van halmverkorters blijft echter zeker verantwoord. Chloormequat, ethefon, trinexapac-ethyl en ethefon + mepiquatchloride zijn de erkende werkzame stoffen in triticale. Op basis van de waarnemingen uit vorige groeiseizoenen zijn de legergevoeligste rassen uit het huidige rassenassortiment aangeduid in tabel 1.1. Om het hoge opbrengstpotentieel van deze rassen veilig te stellen moet een stevige verkorting en een aangepaste N-bemesting gerealiseerd worden. Vooral met de eerste en tweede N-gift dient omzichtig omgesprongen te worden. De voorbije vijf groeiseizoenen werd weinig aantasting van Geomyza tripuncta vastgesteld. Tijdens het groeiseizoenen en ook werd echter wel Geomyza tripunctata vastgesteld bij bepaalde genotypes die werden bestudeerd in een ruime screening van genotypes. Waakzaamheid blijft dus geboden gezien de mogelijk grote impact op de opbrengst in geval van voorkomen. 7

10 Tabel 1.1.: Resultaten 1 rassenproef triticale (G09.51) Ras Opbrengst Tuckey Schot Hectolitergewicht test Witziekte 4 Septoria 4 kg/ha rel. t.a.v. ² P % Legering 5 Benetto* ,4 ab 60,9 8,75 6,25 2,70 +(+) Borodine* ,5 abc 58,6 9,00 5,88 17,50 / Cosinus* ,4 bc 60,2 6,75 6,50 3,9 / Cultivo* ,6 abc 63,7 9,00 7,63 14,5 ++(+) Grandval ,9 abc 59,1 9,00 7,25 2,4 +(+) Joyce* ,1 bc 63,7 8,50 6,00 5,2 ++(+) Ragtac* ,1 a 60,4 7,00 6,38 6,70 ++(+) Sequenz ,7 abc 63,2 9,00 5,50 10,9 / Tribeca* ,7 c 56,1 9,00 6,63 20,4 / Agostino ,7 bc 62,3 8,25 6,13 2,9 / Vuka* ,5 abc 62,6 9,00 6,50 5,1 / Talentro ,5 c 55,1 7,00 7,38 19,1 ++(+) 1 VC opbrengst (%): 1.56 % ² relatief t.a.v. gemiddelde opbrengst standaardrassen (*) = kg/ha ³ gemiddelden gevolgd door eenzelfde letter zijn niet significant verschillend voor niveau p0.05 volgens Tukey s Studentized Range Test 4 schaal van 1-9 met 1 geen aantasting en 9 is 100 % aangetast + hoe meer kruisjes, hoe beter de weerstand tegen legering; /: geen gegevens beschikbaar 8

11 Rassenvergelijking wintertarwe (proef G09.54) Proefgegevens Eenendertig wintertarwecultivars (tabel 1.2.) werden in een blokkenproefschema met 4 parallellen vergeleken. Er werd gezaaid op De proef werd aangelegd op een lemige zandbodem, met kuilmaïs als voorvrucht. De ziektebestrijding werd uitgevoerd op basis van het Epipre-adviessysteem waarbij een afweging gemaakt wordt tussen de opbrengstverliezen door de ziektedruk en de behandelingskost. Vanaf de derde week van april werd de ziektedruk wekelijks opgevolgd op de rassen Carenius, Contender, Homeros, Mulan, Premio en Tuareg. Op basis van deze waarnemingsgegevens werd een gemiddelde ziektedruk berekend via het Epipre-model. Er werden twee fungicidenbehandelingen geadviseerd. Op 2 juni in het stadium 3 e knoop voorlaatste blad werd een eerste keer behandeld met epoxyconazool + boscalid: g g/ha (Venture: 1.5 l/ha), hoofdzakelijk gebaseerd op een hogere ziektedruk van septoria. Op 15 juni in het aarstadium volgde een tweede fungicidebehandeling tegen aarfusarium: prothioconazool + fluoxastrobin: 150 g g/ha (Fandango: 1.5 l/ha). In de proef werd naast voedertarwe ook kwaliteitstarwe opgenomen. Er was geen speciale behandeling voor de kwaliteitstarwe. Volgende fytotechnische handelingen werden uitgevoerd: Zaaidichtheid: 350 korrels/m² Bemesting: P 2 O 5 en K 2 O: resp. 20 kg/ha en 40 kg/ha ( ) N (volgens N-index BDB): 1 ste fractie: 68 kg/ha ( ) 2 de fractie: 70 kg/ha ( ) 3 de fractie: 37 kg/ha ( ) Herbicide: iodosulfuron-methyl-natrium + mesosulfuron-methyl + mefenpyr-diethyl + iodosulfuron-methyl-natrium + mefenpyr-diethyl + geësterde koolzaadolie: 1.8 g + 9 g + 27 g g g g/ha (Atlantis + Hussar Ultra + Actirob B: 0.3 kg + 75 ml + 1 l/ha) ( ) Halmverkorting: chloormequat + imazaquin: 736 g g/ha (Meteor: 2 l/ha) ( ) Fungicide: epoxyconazool + boscalid: g g/ha (Venture: 1.5 l/ha)( ) prothioconazool + fluoxastrobin: 150 g g/ha (Fandango: 1.5 l/ha) ( ) Insecticide: alpha-cypermethrin: 10 g/ha (Fastac: 200 ml/ha) ( ) Er werd geoogst op Alle korrelopbrengsten werden omgerekend naar 15 % vocht en het hectolitergewicht werd bepaald op ongeschoonde monsters. De aantasting door Fusarium werd bepaald op 15 rassen door random 100 hoofdaren per object te beoordelen (figuur 3). De aren worden naargelang de aantastingsgraad onderverdeeld in 5 klassen (klasse 1: geen aantasting, klasse 2: 25 % aangetast, klasse 3: 50 % aangetast, klasse 4: 75 % aangetast en klasse 5: 100 % aangetast) (zie figuur 2.). 2 Proef in het kader van het Landbouwcentrum Granen vzw (LCG) 9

12 Klasse 1 Klasse 2 Klasse 3 Klasse 4 Klasse 5 0% 25% 50% 75% 100% Figuur 1.2: De klassenindeling voor Fusarium aantasting De DON gehaltes van 15 rassen van elke parallel werden bepaald met een direct competitieve enzyme linked immunosorbent assay (ELISA test, Veratox 5/5 voor deoxynivalenol, Biognost), teneinde een verband te vinden tussen visuele aanwezigheid van Fusarium en het DON gehalte Resultaten (tabel 1.2.) Opbrengst De rassen Carenius, Contender, Homeros, Julius, Mulan, Premio, Sahara, Tabasco en Tuareg fungeerden conform het LCG-protocol als standaardrassen. Gemiddeld brachten deze rassen 8946 kg/ha op. De gemiddelde opbrengst van alle rassen opgenomen in de proef bedroeg 8893 kg/ha. Sophytra (106.6 %) behaalde de significant hoogste opbrengst, gevolgd door Barok (105.3 %), Homeros (105.2 %) en Viscount (103.6 %). Het gemiddeld hectolitergewicht van de rassen bedroeg 67.8 waarbij Julius (72.3 baktarwe A) en Lexus ( voedertarwe) respectievelijk de hoogste en laagste waarde behaalden Ziekten Globaal genomen werd een lage ziektedruk waargenomen in de rassenproef wintertarwe. Witziekte (Blumeria graminis synoniem Erysiphe graminis) werd slechts in zeer geringe mate in het begin van het voorjaar waargenomen. Enkel Tulsa en in mindere mate Kodex, Azzerti en Sahara vertoonden in het begin van het groeiseizoen symptomen van witziekte. De ziekte bladseptoria (Mycosphaerella graminicola anamorf Septoria tritici) was reeds vanaf begin mei aanwezig in het gewas, vooral doordat het vroege voorjaar gekenmerkt werd door regelmatige neerslag. In de onbehandelde percelen bleken vooral de rassen Premio, Expert, Hekto, Sophytra en Zappa het meest gevoelig voor bladseptoria. 10

13 Gele roest (Puccinia striiformis) en bruine roest (Puccinia recutica) werden gedurende het groeiseizoen niet waargenomen. In tabel 1.2. zijn de resultaten van ziektebeoordeling van de onbehandelde rassen opgenomen. Tabel 1.2. Resultaten 1 rassenvergelijking wintertarwe (proef G09.54) Ras Opbrengst Tuckey hectolitertest Septoria 4/5 Witziekte 4/5 kg/ha rel. tav. ² P gewicht Carenius* ,1 cdef 65,8 2,9 1,0 Contender* ,9 efghi 66,5 2,6 1,0 Homeros* ,2 ab 67,6 2,1 1,0 Julius* ,7 cdefgh 72,3 2,4 1,0 Mulan* ,8 abcd 69,9 3,3 1,0 Premio* ,8 ghi 68,7 4,9 1,0 Sahara* ,5 abc 69,5 2,6 2,3 Tabasco* ,0 abcde 66,5 2,3 1,0 Tuareg* ,0 abcde 65,8 2,4 1,0 Altigo ,5 bcde 69,2 3,4 1,0 Alves ,7 i 69,0 3,0 1,0 Azzerti ,1 cdefgh 70,2 2,5 2,3 Barok ,3 ab 68,8 2,3 1,0 Boregar ,0 cdef 69,8 3,1 1,8 Celebration ,3 cdefgh 67,0 3,1 1,0 Expert ,4 abcd 69,3 4,0 1,3 Hekto ,4 abcd 70,7 4,0 1,0 Invicta ,4 cdefgh 68,3 3,3 1,0 Istabraq ,5 bcdef 68,9 3,9 1,5 Profilus ,8 fghi 66,8 3,8 1,0 Razzano ,6 abcde 66,5 3,8 1,5 Scout ,4 bcdef 68,9 3,5 1,0 Sophytra ,6 a 70,1 4,0 1,0 Viscount ,6 abc 64,6 2,9 1,0 Zappa ,0 defghi 64,2 4,0 1,0 Lexus ,1 efghi 62,2 3,6 1,0 Tulsa ,0 i 69,9 2,9 3,0 Matrix ,8 bcdef 63,6 3,0 2,0 Kodex ,9 cdefgh 66,4 3,4 2,5 1 VC opbrengst (%): 3.61 % ² relatief t.a.v. gemiddelde opbrengst standaardrassen (*) = 8946 kg/ha ³ gemiddelden gevolgd door eenzelfde letter zijn niet significant verschillend voor niveau p0.05 volgens Tukey s Studentized Range Test 4 schaal van 1-9 met 1 geen aantasting en 9 is 100 % aangetast 5 onbehandeld: geen fungicidebehandeling Er werd in Vlaanderen in weinig Fusarium aantasting waargenomen op het veld, de meeste aren oogden gezond en kregen score 1, maar in tegenstelling tot vorig jaar werden meer aren in klasse 4 en klasse 5 gescoord. M.a.w. als er aantasting waargenomen werd, was de aar bijna volledig aangetast. Het ras Premio scoorde het slechtst en net zoals vorige groeiseizoenen was het ras Sahara het meest resistent (figuur 3). Bij 15 referentierassen werd DON opgespoord. Het gemiddelde DON gehalte voor alle stalen in Bottelare bedroeg mg/kg. Geen enkel ras overschreed de norm (deoxynivalenol (DON): recht op weigering indien gehalte DON > 1250 µg/kg voor baktarwe (EG verordening 11

14 nr. 856/2005)). Het ras Azzerti had het hoogste gemiddelde DON gehalte en het ras Sahara het laagste DON gehalte, dit ras vertoonde ook het minste Fusarium symptomen. Aantal aren klasse 1 klasse 2 klasse 3 klasse 4 klasse 5 Azzerti Carenius Celebration Contender Expert Homeros Julius Mulan Premio Sahara Sophytra Tabasco Tuareg Tulsa Viscount Figuur 13: Aantasting van 15 wintertarwerassen door Fusarium in rassenproef wintertarwe (proef G09.54). De ziekte werd gescoord via een ordinaal klassesysteem: klasse 1: gezond; klasse 2: < 25% bedekt met Fusarium symptomen;klasse 3: 25-50%; klasse 4: 50-75%;klasse 5:>75% Azzerti Carenius Celebration Contender Expert Homeros Julius Mulan Premio Sahara Sophytra Tabasco Tuareg Tulsa Viscount DON-gehalte (mg/kg) (b) (ab) (ab) (ab) (ab) (ab) (ab) (ab) (ab) (a) (ab) (ab) (ab) (ab) (ab) Figuur 1.4.: DON gehalte (mg/kg) van de 15 wintertarwerassen in rassenproef wintertarwe (proef G09.54). Gemiddelden gevolgd door eenzelfde letter zijn niet significant verschillend voor niveau p = 0.05 na verwerking via een niet-parametrische Kruskall-Wallis en Mann-Whitney test. 12

15 Technologische eigenschappen (tabel 1.3.) In de proef werden naast voedertarwes, ook een dertiental baktarwes opgenomen. Deze werden verder getest op hun technologische waarde. De tarwerassen werden onderworpen aan de klassieke controles zoals het hectolitergewicht, eiwitgehalte, valgetal van Hagberg en sedimentatiewaarde volgens Zeleny. Deze resultaten zijn weergegeven in tabel 1.3. Het hectolitergewicht werd bepaald met behulp van het Dickey John apparaat, het eiwitgehalte werd bepaald volgens de Kjeldahlmethode (N x 5,7), voor het valgetal van Hagberg werd gewerkt volgens de ICC-methode 107, de Zelenywaarde werd bekomen volgens de ICC-methode nr 116 en 118. Tabel 1.3.: De tarwevariëteiten met hun technologische karakteristieken (proef G09.54) 1 maal- Ras Kwaliteitstype 1 HLG Zeleny Valgetal eiwit (%) op DS Z/E² rendement (%) Carenius baktarwe B2 67, ,86 2,03 68,06 Celebration baktarwe 70, ,14 3,16 73,10 Julius baktarwe A 75, ,06 3,78 74,86 Mulan baktarwe B 74, ,95 2,31 65,50 Premio baktarwe BPS 73, ,78 2,35 71,35 Tuareg baktarwe A 70, ,58 3,45 72,79 Altigo baktarwe B2 72, ,28 2,69 75,37 Alves baktarwe B 75, ,78 2,97 74,20 Expert baktarwe BPC 74, ,28 4,53 74,84 Hekto baktarwe BPC 75, ,45 3,55 71,66 Profilus baktarwe A 72, ,40 2,66 70,09 Scout voedert biscuit 74, ,53 1,05 63,27 Zappa voedert biscuit 71, ,43 1,06 66,18 Gebaseerd op informatie van de mandatarissen ² Z/E: Zeleny/Eiwitgehalte op DS De ontvangstnormen voor baktarwe door de producenten geleverd aan de handelaar-ontvanger (bron: Synagra) omvatten onder andere: - vochtgehalte: - 14 tot 14.5 % (neutrale zone): noch afhouding, noch vergoeding - meer dan 17.0 %: declassering naar voedertarwe - hectolitergewicht: - 76 tot 77 kg (neutrale zone): noch afhouding, noch vergoeding - minder dan 73 kg: declassering naar voedertarwe - valgetal van Hagberg: - minder dan 220 sec: declassering naar voedertarwe - Zeleny-index: - minder dan 35 mm: declassering naar voedertarwe - eiwit - minder dan 12: declassering naar voedertarwe - verhouding Zeleny/eiwit - 3 In tabel 1.3. wordt voor de meeste tarwes een laag hectolitergewicht vermeld. De droogte gedurende de afrijping heeft ervoor gezorgd dat de korrels minder gevuld raakten en dus een lager hectolitergewicht gaven. Het hectolitergewicht ligt voor alle geselecteerde tarwes lager dan de norm van 76 kg/hl. Op het moment van de bepaling hadden de tarwes meestal een hoger vochtgehalte, hetgeen de resultaten eveneeens nadelig beïnvloedde. 13

16 Na conditioneren werden de tarwes vermalen op een Bühlermaalautomaat. In tabel 1.3. werd het maalrendement opgenomen. Opvallend is dat het ras Mulan een laag bloemrendement geeft. Ook de rassen Scout en Zappa scoren laag, maar dit zijn biscuiterietarwes, die zich zeer slecht laten vermalen. Gezien de ongunstige oogstomstandigheden werden eveneens zeer lage waarden voor het eiwitgehalte en de Zelenywaarden genoteerd. Geen enkel van de onderzochte rassen behaalt de eiwitontvangstnorm voor baktarwe van 12 %. Expert en Julius voldoen als enige rassen aan de ontvangstnorm voor Zeleny. Ook het valgetal van Hagberg was door de aanhoudende regens tijdens de oogstperiode bij de meeste rassen zeer laag. Slechts enkele rassen scoren een normale waarde: Julius, Mulan, Premio en Alves (valgetal is groter dan 220). 14

17 Rassenvergelijking wintertarwe ten aanzien van Fusariumgevoeligheid (proef G09.61) Proefgegevens Bij granen veroorzaken Fusarium schimmels stengelrot en voetziekten, doch het grootste probleem treedt op bij aaraantasting. Naast de derving van opbrengst en kwaliteit worden door de meeste Fusarium schimmels mycotoxinen afgezet. Bij tarwe wordt in hoofdzaak deoxynivalenol (DON) gevormd. Tarwe is vooral tijdens de bloei gevoelig voor Fusarium schimmels. Veelvuldige regenval, hoge relatieve vochtigheid en hevige dauw in de periode van de bloei tot zacht deegrijp begunstigen de infectie. Er bestaan aanzienlijke verschillen tussen de rassen qua gevoeligheid voor Fusarium aantasting. Deze komen echter pas goed tot uiting wanneer de infectieomstandigheden optimaal zijn. Een rassenclassificatie in functie van Fusarium gevoeligheid is echter niet eenvoudig te bekomen, gezien de verschillen in bloeitijdstip t.o.v. het vrijkomen van sporen. Het vereist artificiële infectie gezien natuurlijke infectie zelden voldoende regelmatig over het veld aanwezig is om de verschillen in bloeidatum tussen de rassen weg te werken. Ten einde een objectieve beoordeling van de Fusarium gevoeligheid van 24 wintertarwerassen (tabel 1.4.) te bekomen, werden de rassen in een blokkenproef met 4 parallellen uitgezaaid. Er werd gezaaid op Elk ras kreeg 2 boordpercelen met een voor aarfusarium gevoelig ras. Op in GS 59 werd behandeld met trifloxystrobin: g/ha (Twist: l/ha). Dit behandelingstijdstip en fungicide werden gekozen omdat ze geen interactie met fusarium opleveren. Op in GS zijn de percelen met het gevoelig ras geïnfecteerd met een sporenoplossing bestaande uit Fusarium avenaceum, Fusarium graminearum, Fusarium culmorum, Fusarium poae en Microdochium nivale (concentratie: 5 x 10 4 sporen/ml). Volgende fytotechnische handelingen werden uitgevoerd: Voorvrucht: uien Zaaidichtheid: 350 korrels/m² Bemesting: P 2 O 5 en K 2 O: resp. 20 kg/ha en 40 kg/ha ( ) N (volgens N-index BDB) 1 ste fractie: 50 kg/ha ( ) 2 de fractie: 66 kg/ha ( ) 3 de fractie: 59 kg/ha ( ) Herbicide: iodosulfuron-methyl-natrium + mesosulfuron-methyl + mefenpyr-diethyl + iodosulfuron-methyl-natrium + mefenpyr-diethyl + geësterde koolzaadolie: 1.8 g + 9 g + 27 g g g g/ha (Atlantis + Hussar Ultra + Actirob B: 0.3 kg + 75 ml + 1 l/ha) ( ) Halmverkorting: chloormequat: 750 g/ha ( ) Er werd geoogst op Alle korrelopbrengsten werden omgerekend naar 15 % vocht en het hectolitergewicht werd bepaald op ongeschoonde monsters. De aantasting door Fusarium werd bepaald door 100 aren per object te beoordelen. De aren worden naargelang de aantastingsgraad onderverdeeld in 5 klassen (klasse 1: geen aantasting, klasse 2: 25 % aangetast, klasse 3: 50 % aangetast, klasse 4: 75 % aangetast en klasse 5:

18 % aangetast) (zie figuur 2.). Vervolgens werd de ziekte index berekend volgens de volgende formule: Ziekte index ZI = ((n 1 x 0) + (n 2 x 1) + (n 3 x 2) + (n 4 x 3) + (n 5 x 4))/ 4 x N Waarbij n = aantal aren in een bepaalde klasse en N = totaal aantal aren Het DON gehalte werd bepaald met een direct competitieve enzyme linked immunosorbent assay (ELISA test, Veratox 5/5 voor deoxynivalenol, Biognost), teneinde een verband te vinden tussen visuele aanwezigheid van Fusarium en het DON gehalte Resultaten De ziektedruk was gedurende het groeiseizoen zeer laag. Door de droge groeiomstandigheden voor en rond de bloei werd een lage visuele aantasting voor aarfusarium waargenomen en kon de ziekte ook moeilijk uitbreiden. Dit vertaalde zich in een gemiddelde ziekte-index van (tabel 1.5.). Er werden tussen de rassen geen significante verschillen waargenomen noch voor het aantal aren behorende tot de 5 verschillende klassen, noch voor de ziekteindex. Toch kan opgemerkt worden dat bij de rassen Sahara en Carenius net als de vorige 2 groeiseizoenen lage ziekte-indexen gescoord werden. Er waren dus minder aangetaste aren dan bij de overige rassen (figuur 1.6.). Ook Tulsa behaalde een lage ziekte-index. Er werden duidelijk significante verschillen genoteerd voor de korrelopbrengst tussen de rassen opgenomen in de proef (tabel 1.4.), doch een correlatie met DON-gehalte of Fusariumsymptomen kon niet aangetoond worden (Pearson s correlation coëfficiënt = figuur 1.5.). Tabel 1.4.: Resultaten ziektebestrijding wintertarwe t.a.v. Fusarium spp. (proef G09.61) ppm hectoliter- Opbrengst 1 Ras DON gewicht kg/ha rel. tav. 2 Azzerti 0,066 64, abc 97,4 Carenius 0,046 59, c 92,6 Celebration 0,032 62, abc 97,8 Contender 0,056 61, abc 102,7 Homeros 0,059 64, abc 105,1 Istabraq 0,038 64, abc 102,6 Julius 0,047 66, abc 97,3 Lexus 0,072 59, bc 95,8 Mulan 0,053 64, abc 104,5 Premio 0,043 64, ab 105,3 Sahara 0,062 63, abc 99,2 Tabasco 0,061 61, abc 96,6 Tuareg 0,051 62, abc 99,6 Tulsa 0,044 65, d 79,0 Viscount 0,052 60, ab 105,3 Hekto 0,035 65, a 109,0 Profilus 0,052 63, abc 103,9 Altigo 0,075 64, ab 106,1 Scout 0,064 64, abc 102,6 Kodex 0,042 60, abc 100,7 Brilliant 0,054 66, abc 104,9 Alves 0,041 65, c 92,5 Invicta 0,051 61, abc 99,1 16

19 Lion 0,060 61, abc 100,2 Fras *** *** 1 Gemiddelden gevolgd door een zelfde letter zijn niet significant verschillend voor niveau p0.05 volgens Duncan test 2 relatief t.a.v. gemiddelde opbrengst = 7487 kg/ha Tabel 1.5.: Visuele Fusariumwaarnemingen 1 en DON gehaltes in proef rassenvergelijking wintertarwe ten aanzien van Fusariumgevoeligheid (proef G09.61) klasse 1 klasse 2 klasse 3 klasse 4 klasse 5 ZI 2 DON (ppm) Azzerti Carenius Celebration Contender Homeros Istabraq Julius Lexus Mulan Premio Sahara Tabasco Tuareg Tulsa Viscount klasse 1: geen aantasting, klasse 2: 25 % aangetast, klasse 3: 50 % aangetast, klasse 4: 75 % aangetast en klasse 5: 100 % aangetast 2 Ziekte index ZI = ((aantal aren klasse 1 x 0) + (aantal aren klasse 2 x 1) + (aantal aren klasse 3 x 2) + (aantal aren klasse 4 x 3) + (aantal aren klasse 5 x 4))/4 x

20 Figuur 1.5.: Pearson s correlation ( ) tussen opbrengst en DON-gehalte in proef rassenvergelijking wintertarwe ten aanzien van Fusariumgevoeligheid (proef G09.61) Zoals reeds aangehaald had de inoculatie met Fusarium sp. door de droge weersomstandigheden weinig effect en breidde de infectie zich moeilijk uit. Dit vertaalde zich in lage DON-gehaltes tussen ppm (Celebration) en ppm (Altigo) (tabel 1.4. en figuur 1.7.). Het DON-gehalte lag het hoogst bij Altigo (0.075 ppm). Lexus volgde met ppm. Er werd geen correlatie gevonden tussen ziekte-index en DON-gehalte (r= 0.105). Dit kan duidelijk aangetoond worden bij het ras Sahara: Sahara heeft in de proef de laagste ziekteindex (0.06), terwijl het ras daarentegen scoort met één van de hogere DON-waarde (0.062 ppm) voor deze proef. 18

21 Aantal aren klasse 1 klasse 2 klasse 3 klasse 4 klasse 5 1 klasse 1: geen aantasting, klasse 2: 25 % aangetast, klasse 3: 50 % aangetast, klasse 4: 75 % aangetast en klasse 5: 100 % aangetast Figuur 1.6.: Scoringresultaten aarfusarium van de infectieproef (proef G09.61) Azzerti Carenius Celebration Contender Homeros Istabraq Julius Lexus Mulan Premio Sahara Tabasco Tuareg Tulsa Viscount Azzerti Carenius Celebration Contender Expert Homeros Istabraq Julius Mulan Premio Sahara Sophytra Tabasco Tuareg Viscount DON-gehalte (mg/kg) Figuur 1.7.: Resultaten DON-gehalte tarwerassen na inoculatie (proef G09.61) 19

22 Fusarium aanwezigheid in Vlaanderen3 Om inzicht te krijgen in de samenstelling en complexiteit van de Fusarium populatie in Vlaanderen werden op negen locaties de symptomen en deoxynivalenol niveaus in kaart gebracht van 14 commerciële tarwerassen. Eveneens werden voor elke locatie in Vlaanderen de aanwezige Fusarium species op het veld bepaald. In november 2009 werd de samenstelling van het primaire Fusarium inoculum bepaald in grassen, oogstresten (tarwe en maïs, omdat dit mogelijke waardplanten zijn waarop Fusarium species kunnen overleven) en in de bodem. De grassen en oogstresten werden genomen langsheen de zijden van de tarwepercelen. En per object werden twee bodemstalen genomen. Het bemonsteringplan wordt afgebeeld in figuur A D Frans raaigras Wilde Haver Straatgras Ruwbeemdgras Italiaans Raaigras Witbol Kropaar Engels Raaigras Kweekgras Grote Windhalm B C Figuur Bemonsteringsplan van onkruiden, gewasresten en bodem. De blauwe cirkels tonen de bodemstalen per object. De grassen en oogstresten werden bemonsterd langsheen de zijden van elk perceel. Eind juni, begin juli 2010 werd de Fusariumpopulatie op de tarwearen bepaald en vervolgens werd nagegaan of er een verband was tussen de populatie aanwezig in november op grassen, oogstresten en bodemstalen en de populatie gevonden in juli op de tarwearen. Symptomen De Fusariumaantasting, van zowel de onbehandelde als behandelde rassenproeven, werden geëvalueerd via een ordinaal klassesysteem. Klasse 1: gezond; klasse 2: 1-25% van de aar aangetast; klasse 3: 26-50% van de aar aangetast; klasse 4: 51-75% van de aar aangetast; klasse 5: % aangetast. Zoals uit figuur 1.9. en figuur blijkt was op elk locatie de ziektedruk laag, maar als er aantasting waargenomen werd, was de aar bijna volledig aangetast (klasse 4 of klasse 5). De behandelde rassenproef scoorde gemiddeld beter dan de onbehandeld rassenproef (figuur 1.9. en figuur 1.10.). In de behandelde rassenproef waren de rassen Celebration en Sahara gemiddeld het minste aangetast terwijl de rassen Premio en Homeros gemiddeld het meest aangetast waren. In de onbehandelde rassenproef waren de rassen Carenius en Celebration gemiddeld het minste aangetast, terwijl de rassen Premio en Homeros het meest aangetast waren. 3 Proef in het kader van het IWT-project Predictie van deoxynivalenol-concentraties en Fusarium spp. in graan met regressie-gebaseerde leeralgoritmen 20

23 Aantal aren Bottelare Aantal aren Azzerti Carenius Celebration Contender Expert Homeros Julius Mulan Premio Sahara Sophytra Tabasco Tuareg Viscount Koksijde Aantal aren Linter Aantal aren Azzerti Carenius Celebration Contender Expert Homeros Julius Mulan Premio Sahara Sophytra Tabasco Tuareg Viscount Azzerti Carenius Celebration Contender Expert Homeros Julius Mulan Premio Sahara Sophytra Tabasco Tuareg Viscount Poperinge Aantal aren Azzerti Carenius Celebration Contender Expert Homeros Julius Mulan Premio Sahara Sophytra Tabasco Tuareg Viscount Tongeren Aantal aren Azzerti Carenius Celebration Contender Expert Homeros Julius Mulan Premio Sahara Sophytra Tabasco Tuareg Viscount Verrebroek Aantal aren Azzerti Carenius Celebration Contender Expert Homeros Julius Mulan Premio Sahara Sophytra Tabasco Tuareg Viscount Zuienkerke Azzerti Carenius Celebration Contender Expert Homeros Julius Mulan Premio Sahara Sophytra Tabasco Tuareg Viscount Aantal aren Zwalm Azzerti Carenius Celebration Contender Expert Homeros Julius Mulan Premio Sahara Sophytra Tabasco Tuareg Viscount Azzerti Carenius Celebration Contender Expert Homeros Julius Mulan Premio Sahara Sophytra Tabasco Tuareg Viscount Aantal aren Zwevegem Klasse 1 Klasse 2 Klasse 3 Klasse 4 Klasse 5 Figuur 1.9.: Aantasting van 14 wintertarwerassen door Fusarium in de behandelde rassenproeven. De ziekte werd gescoord via een ordinaal klassesysteem: klasse 1: gezond; 2: < 25% bedekt met Fusarium symptomen; klasse 3: 25-50%; klasse 4: 50-75%;klasse 5:>75%. 21

24 Aantal aren Bottelare Aantal aren Koksijde Aantal aren Linter Azzerti Carenius Celebration Contender Expert Homeros Istabraq Julius Lexus Mulan Premio Sahara Sophytra Tabasco Tuareg Tulsa Viscount Aantal aren Azzerti Carenius Celebration Contender Expert Homeros Julius Mulan Premio Sahara Sophytra Tabasco Tuareg Viscount Azzerti Carenius Celebration Contender Expert Homeros Julius Mulan Premio Sahara Tabasco Tuareg Viscount Poperinge Aantal aren Tongeren Aantal aren Zuienkerke Aantal aren Azzerti Carenius Celebration Contender Expert Azzerti Carenius Celebration Contender Expert Homeros Julius Mulan Premio Sahara Tabasco Tuareg Viscount Azzerti Carenius Celebration Contender Homeros Homeros Julius Mulan Julius Mulan Premio Sahara Tabasco Tuareg Viscount Azzerti Carenius Celebration Contender Expert Homeros Julius Mulan Premio Sahara Sophytra Tabasco Tuareg Viscount Zwevegem Klasse 1 Klasse 2 Klasse 3 Klasse 4 Klasse 5 Premio Sahara Sophytra Tabasco Tuareg Viscount Figuur 1.10.: Aantasting van 14 wintertarwerassen door Fusarium in de onbehandelde rassenproeven. De ziekte werd gescoord via een ordinaal klassesysteem: klasse 1: gezond; 2: < 25% bedekt met Fusarium symptomen; klasse 3: 25-50%; klasse 4: 50-75%;klasse 5:>75%. Deoxynivalenol (DON)-gehaltes De gemiddelde DON-gehaltes van de onbehandelde en behandelde rassenproeven werden bepaald in 14 rassen op de verschillende locaties. De DON-gehaltes waren vergelijkbaar over alle locaties heen. In geen enkele locatie werd de Europese norm overschreden (EG verordening nr. 856/2005). De onbehandelde rassenproeven gaven geen hogere DON-gehaltes dan de behandelde rassenproeven (enkel in Zuinkerke had het ras Viscount een opmerkelijk hoger DON gehalte). Eveneens valt op te merken dat de rassen Premio en Homeros die het meest aangetast waren geen significant hogere DON-gehaltes hadden dan de rassen die minder aangetaste waren. DON productie is immers een complex proces dat volgt op de infectie en beïnvloed wordt door verschillende factoren, vb. aanwezige Fusarium species, competitie tussen species, weersomstandigheden, ) 22

25 Tabel 1.6.: DON-gehalte in 14verschillende wintertarwerassen op 7 locaties. De concentraties worden uitgedrukt in mg/kg versgewicht. Bottelare Koksijde Poperinge Tongeren Verrebroek Zuienkerke Zwevegem Azzerti b a ab a a a ab Carenius ab a ab a a a ab Celebration ab a ab NA a a ab Contender ab a b a a a ab Expert ab 0.100a ab a a a ab Homeros ab a ab a a a a Julius ab a ab a a a ab Mulan ab a ab a a a ab Premio ab a a a a a ab Sahara a a a a a b Sophytra ab a NA NA a a ab Tabasco ab a ab a a a ab Tuareg ab a ab a a a ab Viscount ab a ab a a a a Gemiddelde Verschillende letters wijzen op significante verschillen in DON niveaus tussen de rassen van één locatie na verwerking via een niet-parametrische Kruskall-Wallis en Mann-Whitney test. Tabel 1.7.: DON-gehalte in 14 verschillende wintertarwerassen op5 locaties. De concentraties worden uitgedrukt in mg/kg versgewicht. Bottelare Koksijde Poperinge Zuienkerke Zwevegem Azzerti a Carenius a Celebration a Contender a Expert a Homeros a Julius a Mulan a Premio a Sahara a Sophytra NA a Tabasco a Tuareg a Viscount a Gemiddelde Populatiesamenstelling van Fusarium in Vlaanderen Bij het in kaart brengen van de Fusariumaantasting in Vlaanderen is niet enkel de graad van aantasting en het DON-gehalte belangrijk maar ook de populatiesamenstelling. De belangrijkste vertegenwoordigers binnen de aarfusariumpopulaties zijn F. graminearum, F. avenaceum, F. culmorum, F. poae en Microdochium nivale (vroeger: F. nivale). Vermelde soorten hebben een verschillende gevoeligheid voor de strobilurine en triazool fungiciden. Zo zijn vertegenwoordigers van de Fusarium species ongevoelig voor de meeste strobilurine fungiciden terwijl M. nivale slechts matig bestreden wordt door triazolen. Inzicht in de populatiesamenstelling geeft belangrijke informatie met betrekking tot bestrijdingstrategieën. 23

26 Daarenboven vertonen de verschillende Fusarium soorten een ander mycotoxine producerend patroon en produceert Microdochium geen mycotoxinen. Om een beter inzicht te krijgen in de populatiecomplexiteit en samenstelling werden de aanwezige Fusarium species aan het begin van het groeiseizoen (november) en aan het einde (juli) in kaart gebracht via een species-specifieke PCR (polymerase chain reaction) techniek. Dit is een detectiemethode op basis van het DNA van de verschillende pathogenen. Hiertoe werden op elke locatie de grassen, oogstresten en bodemstalen bemonsterd en opgezuiverd. In juli werden per wintertarweras en per parallel twee aren uitgeplaat. Van deze Fusarium stalen werd DNA bereid en werd een PCR reactie uitgevoerd. Alle Fusarium isolaten werden eveneens bewaard in de collectie. In tabel 1.8. wordt het procentuele aandeel van de verschillende Fusarium spp. en M. nivale in de grassen, oogstresten, bodemstalen en tarwearen voorgesteld. Uit figuur en tabel 1.8 blijkt duidelijk dat de Fusariumpopulatie tussen grassen, oogstresten, bodemstalen (november) en deze teruggevonden op de tarwearen in juli gemiddeld sterk verschilt. De Fusariumpopulatie verschilt duidelijk van locatie tot locatie. In Zwevegem werden de vijf bestudeerde species teruggevonden, terwijl in Verrebroek uitsluitend F. poae teruggevonden werd op grassen. De oogstresten van maïs, gevonden te Bottelare en Zwevegem, werden gedomineerd door F. culmorum. Ook de populatie op de bodemstalen werd op de meeste locaties gedomineerd door F. culmorum. F. culmorum kan immers overleven in de bodem en tevens voetrot veroorzaken. In juli 2010 werd op elke locatie F. poae aangetroffen, in Zwalm werd zelf uitsluitend F.poae aangetroffen. De laatste jaren zien we stilaan een verschuiving van een populatie gedomineerd door F. graminearum naar een populatie gedomineerd door F. poae. Wanneer de populatie van het primaire inoculum in november vergeleken wordt met de Fusariumpopulatie op tarwearen in juli zien we dat aanwezigheid van F. avenaceum beperkt was tot het primaire inoculum in grassen, oogstresten en bodemstalen. Bottelare, Linter en Verrebroek hadden een gelijkaardige populatie op tarwearen, hoewel het primaire inoculum van deze locaties duidelijk verschillend was. Opvallend is ook dat op de locaties waar maïs de voorvrucht was F. graminearum geen groter aandeel uitmaakte van de populatie dan op de andere locaties. In Zwevegem, met voorvrucht maïs, was het aandeel F. graminearum op tarwearen aren beperkt tot 4%. We veronderstellen, gebaseerd op onze resultaten, dat de voorvrucht slechts een kleine rol speelt in het bepalen van de Fusariumpopulatie op tarwe. Verder zagen we op bijna elke locatie een stijging van het aandeel F. graminearum en een daling van F. culmorum en M. nivale gedurende het groeiseizoen. We zien ook dat op de locaties waar F. poae dominant aanwezig was in november (Linter, Tongeren, Zwalm en Zwevegem) dit species eveneens een groot aandeel van de populatie uitmaakte in juli. Algemeen is er dus geen duidelijk verband tussen het primaire inoculum in november in de Fusariumpopulatie op tarwearen in juli. Het is mogelijk dat ascosporen (van F. avenaceum, F. graminearum of M. nivale) van naburige velden bijdroegen tot de Fusariumpopulatie of dat conidia (van F. avenaceum,f. graminearum, F. culmorum, F. poae of M. nivale) aanwezig op grassen, oogstresten of in de bodem de tarwearen niet konden bereiken. Wanneer we de interacties tussen species bestuderen zien we dat er op grassen en oogstresten, in november 2009, minder interacties aangetroffen werden dan op tarwearen in juli Op tarwearen werden het meeste interacties waargenomen tussen F. graminearum en F. poae en tussen F. graminearum en F. culmorum (tabel 1.10). Dat F. poae frequent in interactie werd 24

27 aangetroffen met andere species is in overeenstemming met de hypothese dat F. poae een secondaire pathogeen is, die de reeds verzwakte aangetaste aren infecteert. % Bottelare (maïs) % Koksijde (suikerbieten) % Linter (suikerbieten) Gras Oogstrest Bodem Tarwe (2009) (2009) (2009) (2010) Gras Oogstrest Bodem Tarwe (2009) (2009) (2009) (2010) Gras Oogstrest Bodem Tarwe (2009) (2009) (2009) (2010) % Poperinge (suikerbieten) % Tongeren (chicorij) % Verrebroek (aardappels) Gras Oogstrest Bodem Tarwe (2009) (2009) (2009) (2010) Gras Oogstrest Bodem Tarwe (2009) (2009) (2009) (2010) Gras Oogstrest Bodem Tarwe (2009) (2009) (2009) (2010) % Zwalm (suikerbieten) % Zuienkerke (suikerbieten) % Zwevegem (maïs) Gras Oogstrest Bodem Tarwe (2009) (2009) (2009) (2010) Gras Oogstrest Bodem Tarwe (2009) (2009) (2009) (2010) Gras Oogstrest Bodem Tarwe (2009) (2009) (2009) (2010) F. avenaceum F. culmorum F. graminearum F. poae M. nivale Figuur 1.11.: Procentuele samenstelling van het primaire inoculum in grassen, oogstresten en bodemstalen in november 2009 en de finale Fusariumpopulatie in tarwe in juli Tussen haakjes wordt de voorvrucht vermeld. 25

28 Tabel 1.8: Procentuele samenstellingen van het primaire inoculum in grassen, oogstresten, bodemstalen in november 2009 en de Fusarium populatie op tarwearen in juli De dominante species op elke locatie en type staal zijn in vet aangeduid F. avenaceum F. culmorum F. graminearum M. nivale F. poae Gras Oogst Bodem Tarwe Gras Oogst Bodem Tarwe Gras Oogst Bodem Tarwe Gras Oogst Bodem Tarwe Gras Oogst Bodem Tarwe (2009 ) rest rest rest Rest rest (2009 (2010 (2009 (2009 (2010 (2009 (2009 (2010 (2009 (2009 (2010 (2009 ) (2009) ) ) ) (2009) ) ) ) (2009) ) ) ) (2009) ) (2009) ) (2009) Botttelare Koksijde Linter Poperinge Tongeren Verrebroek Zuienkerke Zwevegem Tabel 1.9: Percentage van de stalen waarin respectievelijk geen Fusarium, 1 species, 2 en 3 verschillende species werden teruggevonden geen Fusarium spp. één species twee species drie species Gras Oost Tarwe Gras Oost Tarwe Gras Oost Tarwe Gras Oost Tarwe rest rest rest rest (2009) (2009) (2010) (2009) (2009) (2010) (2010) (2009) (2010) (2009) (2009) (2010) Bottelare Koksijde Linter Poperinge Tongeren Verrebroek Zwalm Zwevegem Mean (2010 ) 26

29 Tabel 1.10: Aantal twee species interacties gevonden in grassen en oogstresten (november 2009) en op tarwearen (juli 2010) Pathogeen één Pathogeen twee Aantal interacties Gras oogstrest Tarwe F. avenaceum F. culmorum F. avenaceum F. graminearum F. avenaceum M. nivale F. avenaceum F. poae F. culmorum F. graminearum F. culmorum M. nivale F. culmorum F. poae F. graminearum M. nivale F. graminearum F. poae M. nivale F. poae Tabel 1.9. toont het aantal verschillende species dat werd teruggevonden in onkruiden, oogstresten (november 2009) en tarwearen (juli 2010). Dit jaar werd in geen enkel staal vier verschillende species waargenomen. Wel blijkt dat er meer associaties tussen verschillende species waargenomen werden in juli dan in november, wat wijst op een stijgend complexiteit van de populatie tijdens het groeiseizoen. F. poae werd het meest gedetecteerd in associatie met andere species (Tabel 1.10). F. poae zou immers een secundaire pathogeen zijn, die voornamelijk reeds verzwakte aren, geïnfecteerd door andere Fusarium species koloniseert. 27

30 Impact van vruchtwisseling op aarfusarium bij wintertarwe (Proef G09.55) Proefgegevens Deze proef heeft tot doel de invloed na te gaan van de bodembewerking (niet ploegen of ploegen), de oogstwijze van de maïsvoorvrucht (korrel of kuil) en impact van de gevoeligheid voor Fusarium van het maïsras (Torres of Lorado) op de aanwezigheid van aarfusarium bij vijf verschillende tarwerassen (Lexus, Azzerti, Tabasco, Tulsa en Sahara). Deze proef werd in een blokkenproef met 4 parallellen uitgezaaid, wat resulteert in 160 veldjes (2 bodembewerkingen x 2 oogstwijzen x 2 maïsrassen x 5 tarwerassen x 4 herhalingen). Er werd gezaaid op Op werd de Fusariumaantasting geëvalueerd door random 100 hoofdaren per object te beoordelen. De aren worden naargelang de aantastingsgraad onderverdeeld in 5 klassen (klasse 1: geen aantasting, klasse 2: 25 % aangetast, klasse 3: 50 % aangetast, klasse 4: 75 % aangetast en klasse 5: 100 % aangetast). Er werden eveneens per object twee aangetaste aren geplukt om de aanwezige Fusarium species te bepalen. Na de oogst werd van elk object het DON-gehalte bepaald met een ELISA test Volgende fytotechnische handelingen werden uitgevoerd: Zaaidichtheid: 350 korrels/m² Bemesting: P 2 O 5 en K 2 O: resp. 20 kg/ha en 40 kg/ha ( ) N (volgens N-index BDB): 1 ste fractie: 68 kg/ha ( ) 2 de fractie: 70 kg/ha ( ) 3 de fractie: 37 kg/ha ( ) Herbicide: iodosulfuron-methyl-natrium + mesosulfuron-methyl + mefenpyr-diethyl + iodosulfuron-methyl-natrium + mefenpyr-diethyl + geësterde koolzaadolie: 1.8 g + 9 g + 27 g g g g/ha (Atlantis + Hussar Ultra + Actirob B: 0.3 kg + 75 ml + 1 l/ha) ( ) Halmverkorting: chloormequat + imazaquin: 736 g g/ha (Meteor: 2 l/ha) ( ) Fungicide: trifloxystrobin + cyproconazool: 80 g g/ha (Sphere: 1 l/ha) (GS ) 4 Proef in het kader van het IWT-project Predictie van deoxynivalenol-concentraties en Fusarium spp. in graan met regressie-gebaseerde leeralgoritmen 28

31 Aantal aren 94 Aantal aren 94 Aantal aren diepploegen geen 90 korrelmais kuilmais 90 Lorado Torres (a) (b) (c) klasse 1 klasse 2 klasse 3 klasse 4 klasse 5 96 Aantal aren Azzerti Lexus Sahara Tabasco Tulsa (d) Figuur 1.12.: Scoringsresultaten van proef met maïsvoorvrucht te Bottelare (a) invloed van de bodembewerking, (b) invloed van de oogstwijze van de maïs, (c) invloed van de twee verschillende maïsrassen als voorvrucht, (d) invloed van het tarweras op de Fusariumaantasting. 29

32 DON-gehalte (mg/kg) DON-gehalte (mg/kg) DON-gehalte (mg/kg) diepploegen geen korrelmais kuilmais Lorado Torres (a) (a) (a) (a) (a) (a) (b) (c) (a) DON-gehalte (mg/kg) Azzerti Lexus Sahara Tabasco Tulsa (b) (b) (a) (a) (a) (d) Figuur 1.13.: DON-gehaltes (mg/kg) van proef met maïsvoorvrucht te Bottelare (a) invloed van de bodembewerking, (b) invloed van de oogstwijze van de maïs, (c) invloed van de twee verschillende maïsrassen als voorvrucht, (d) invloed van het tarweras. Wat betreft de bodembewerking werd het meest ziekte waargenomen op de tarweveldjes die niet geploegd werden, op de niet geploegde veldjes was ook het DON-gehalte iets hoger, maar niet significant. De tarwe na korrelmaïs oogde iets zieker dan na kuilmaïs, terwijl de DONgehaltes in de tarwe na kuilmaïs iets hoger waren, maar het verschil is echter minimaal. Er werd iets meer ziekte waargenomen bij de tarwerassen op de veldjes waarop het maïsras 30

33 Torres stond dan bij de veldjes waarop het maïsras Lorado stond. Het verschil in DONgehaltes na deze beide maïsrassen is ook niet significant. In deze proef waren de rassen Lexus en Azzerti het meest aangetast door Fusarium, wat zich hier weerspiegelde in significant hogere DON-gehaltes in deze beide rassen (Figuur en Figuur 1.13.). Deze proef toont dus aan dat in seizoenen met weinig ziektedruk de invloed van voorvrucht en bodembewerking gering is en het tarweras de grootste invloed heeft op het DON-gehalte. Wanneer we de species samenstelling bekijken (Tabel 1.11), zien we dat in deze proef het aandeel F. graminearum het grootste is, wat te verwachten is gezien dit species kan overleven op maïsresten. Tabel 1.11 Procentuele samenstelling van de species teruggevonden in proef G F. avenaceum F. culmorum F. graminearum F. poae M. nivale

34 1.2. Gewasbescherming Onkruidbestrijding bij triticale (proef G09.56) Proefgegevens Dertien herbicidencombinaties met behandelingen zowel voor als na de winter werden op een lichte zandleem perceel uitgetest bij de triticalecultivar Agrano (tabel 1.12.). Volgende behandelingen werden vergeleken: 1. controle voor-opkomst ( ) 2. isoxaben + prosulfocarb: 75 g g/ha (AZ Defi: 150 g + 5 l/ha) 3. isoproturon + diflufenican: 1500 g g/ha (IPFlo + Diflanil: 2.5 l l/ha) 4. isoproturon + diflufenican + flurtamone: 1500 g + 80 g g/ha (IPFlo + Bacara : 2.5 l l/ha) 1-2 Bladstadium ( ) 5. pendimethalin + picolinafen + prosulfocarb: 800 g + 40 g g/ha (Celtic + Defi: 2.5 l l/ha) 1-2 bladstadium ( ) en voorjaar ( ) 6. diflufenican + flurtamone: 100 g g/ha (Bacara: 1 l/ha) en iodosulfuron-methylnatrium + mesosulfuron-methyl + mefenpyr-diethyl + geësterde koolzaadolie: 1.8 g + 9 g + 27 g g/ha (Atlantis + Actirob: 300 g + 1 l/ha) voorjaar ( ) 7. tritosulfuron + cloquintocet-mexyl + pyroxsulam + geësterde koolzaadolie: g + 15 g + 15 g g/ha (Biathlon + Capri + Actirob: 70 g g + 1 l/ha) 8. pendimethalin + picolinafen + cloquintocet-mexyl + pyroxsulam + geësterde koolzaadolie: 640 g + 32 g + 15 g + 15 g g/ha (Celtic + Capri + Actirob: 2 l g + 1 l/ha) 9. flupyrsulfuron-methyl + metsulfuron-methyl + cloquintocet-mexyl + pyroxsulam + geësterde koolzaadolie: 6.66 g g + 15 g + 15 g g/ha (Lexus XPE + Capri + Actirob: 20 g g + 1 l/ha) 10. cloquintocet-mexyl + pyroxsulam + florasulam + geësterde koolzaadolie: 13.6 g g g g/ha (Capri Twin + Actirob: 200 g + 1 l/ha) 11. tritosulfuron + cloquintocet-mexyl + pyroxsulam + florasulam + geësterde koolzaadolie: g g g g g/ha (Biathlon + Capri Twin + Actirob: 70 g g + 1 l/ha) 12. isoproturon + carfentrazon-ethyl + florasulam + fluroxypyr: 1250 g + 20 g g + 75 g (Arelon L + Aurora 40 WG + Primstar: 2.5 l + 50 g l/ha) 13. iodosulfuron-methyl-natrium + mesosulfuron-methyl + mefenpyr-diethyl + geësterde koolzaadolie: 9 g + 9 g + 27 g g/ha (Cossack + Actirob B: 300 g + 1 l/ha) 14. iodosulfuron-methyl-natrium + mefenpyr-diethyl + propoxycarbazone-na + amidosulfuron + iodosulfuron-methyl-natrium + mefenpyr-diethyl + geësterde koolzaadolie : 2.5 g + 20 g + 42 g + 25 g g + 25 g g/ha (Caliban Duo + Chekker + Actirob: 250 g g + 1 l/ha) De fytotechnische maatregelen die werden genomen, kunnen als volgt samengevat worden: 32

35 Voorvrucht: uien Zaaidatum: Zaaidichtheid: 350 korrels/m² Variëteit: Agrano Bemesting: P 2 O 5 en K 2 O: resp. 20 kg/ha en 40 kg/ha ( ) N (volgens N-index BDB) 1 ste fractie: 50 kg/ha ( ) 2 de fractie: 66 kg/ha ( ) 3 de fractie: 37 kg/ha ( ) Halmverkorting: chloormequat: 750 g/ha ( ) Fungicide: epoxyconazool + kresoxim-methyl: 125 g g/ha (Allegro: 1 l/ha) ( ) Er werd geoogst op Alle korrelopbrengsten worden omgerekend naar 15 % vocht en het hectolitergewicht werd bepaald op ongeschoonde monsters Resultaten (tabel 1.12.) De onkruidflora werd gedomineerd door klein kruiskruid (Senecio vulgaris) (13 pl/m²), kamille (Matricaria chamomilla) (13 pl/m²), akkerviool (Viola arvensis) (10 pl/m²) en vogelmuur (Stellaria media) (8 pl/m²). Ook spurrie (Spergula arvensis), straatgras (Poa annua), hanepoot (Echinochloa crus-galli), ereprijs (Veronica arvensis) en wikke (Vicia cracca) kwamen voor, maar in te geringe mate (< 4 pl/m²) om opgenomen te worden in de resultatentabel. Alle behandelingen voor de winter (zowel voor als na de opkomst) ruimden de onkruidpopulatie volledig op. Een belangrijke opmerking is wel dat de onkruiddruk op het perceel laag was. Bij de voorjaarstoedieningen ontsnapte bij vrijwel elke behandeling kamille. Enkel Arelon + Aurora + Primstar (behandeling 12) gaf een volledige bestrijding van de aanwezige onkruiden. Bij de toepassing van Capri Twin + Actirob (behandeling 10) ontsnapte enkel de kamille, maar werden alle andere onkruiden goed bestreden. Biathlon + Capri Twin + Actirob (behandeling 11) en Caliban Duo + Chekker + Actirob (behandeling 14) spaarden naast kamille eveneens klein kruiskruid, terwijl bij Lexus XPE + Capri + Actirob (behandeling 9) akkerviool gespaard werd. Akkerviool werd eveneens onvoldoende bestreden bij de toepassing van Biathlon + Capri + Actibo (behandeling 7) en Cossack + Actirob (behandeling 13). Bij geen enkele behandeling werd gewasbeïnvloeding onder vorm van remming of chlorose opgemerkt. De onbehandelde controle gaf een opbrengst van 7092 kg/ha. Alle opbrengstresultaten werden uitgedrukt relatief ten opzichte van deze onbehandelde controle. Er werden geen significante verschillen tussen de behandelingen genoteerd, toch blijkt duidelijk dat een adequate onkruidbestrijding leidde tot een meeropbrengst van minimum 8 %. 33

36 Tabel 1.12.: Resultaten 1 onkruidbestrijding triticale (proef G09.56). Nr. Objecten Opbrengst 1 kg/ha rel. tav. 2 hectolitergewicht STEME 1/2 SENVU 1/2 VIOAR 1/2 MATCH 1/2 1 Onbehandeld ,0 64,8 100 % = 8 pl/m² Voor-opkomst 100 % = 13 pl/m² 100 % = 10 pl/m² 2 AZ Defi: 150 g + 5 l/ha ,3 63,0 0,0 0,0 0,0 0,0 3 IPFlo + Diflanil: 2.5 l l/ha ,1 62,3 0,0 0,0 0,0 0,0 4 IPFlo + Bacara : 2.5 l l/ha ,1 62,2 0,0 0,0 0,0 0,0 1-2 Bladstadium 5 Celtic + Defi: 2.5 l + 3 l/ha ,4 63,9 0,0 0,0 0,0 0,0 1-2 bladstadium ( ) en voorjaar ( ) 6 Bacara: 1 l/ha en Atlantis + Actirob: 300 g + 1 l/ha ,2 62,5 0,0 0,0 0,0 0,0 voorjaar ( ) 7 Biathlon + Capri + Actirob: 70 g g + 1 l/ha ,6 61,1 0,0 15,1 40,0 78,4 8 Celtic + Capri + Actirob: 2 l g + 1 l/ha ,4 61,8 25,0 15,1 0,0 31,4 9 Lexus XPE + Capri + Actirob: 20 g g + 1 l/ha ,1 64,4 0,0 0,0 20,0 62,7 10 Capri Twin + Actirob: 200 g + 1 l/ha ,1 64,3 0,0 0,0 0,0 31,4 11 Biathlon + Capri Twin + Actirob: 70 g g + 1 l/ha ,3 63,0 0,0 15,1 0,0 31,4 12 Arelon L + Aurora 40 WG + Primstar: 2.5 l + 50 g l/ha ,8 65,6 0,0 0,0 0,0 0,0 13 Cossack + Actirob B: 300 g + 1 l/ha ,7 66,1 0,0 30,2 20,0 31,4 14 Caliban Duo + Chekker + Actirob: 250 g g + 1 l/ha ,8 61,0 0,0 30,2 0,0 47,1 Fbehandeling NS³ NS³ 1 VC opbrengst (%): 4.3 % 2 relatief t.a.v. onbehandeld 3 NS: niet significant voor niveau p0.05 volgens Tuckey s Studentized Range Test 4 STEME: Stellaria media; SENVU: Senecio vulgaris; VIOAR: Viola arvensis; MATCH: Matricaria chamomilla 100 % = 13 pl/m² 34

37 Onkruidbestrijding bij wintertarwe (proef G09.57) Proefgegevens Op een lichte zandleem bodem te Bottelare werden de mogelijkheden van een aantal herbicidencombinaties met behandelingen zowel voor als na de winter nagegaan bij de wintertarwevariëteit Lexus. Volgende behandelingen werden vergeleken: 1. controle Voor-opkomst ( ) 2. isoproturon + beflubutamide + diflufenican + flurtamone: 750 g g + 60 g g/ha (Herbaflex + Bacara: 1.5 l l/ha) 3. isoproturon + diflufenican: 1500 g g/ha (IPFlo + Diflanil: 2.5 l l/ha) 4. isoproturon + diflufenican + flurtamone: 1500 g + 80 g g/ha (IPFlo + Bacara: 2.5 l l/ha) 1-2 Bladstadium ( ) 5. pendimethalin + picolinafen + prosulfocarb: 800 g + 40 g g/ha (Celtic + Defi: 2.5 l l/ha) 6. flufenacet + pendimethalin: 180 g g/ha (Malibu: 3 l/ha) 7. pendimethalin + diflufenican + flurtamone: 800 g + 75 g g/ha (Stomp 400SC + Bacara: 2 l l) 8. diflufenican + flufenacet + diflufenican + flurtamone: 60 g g + 40 g g/ha (Liberator + Bacara: 0.6 l l/ha) 1-2 bladstadium ( ) en voorjaar ( ) 9. diflufenican + flurtamone: 100 g g/ha (Bacara: 1 l/ha) en iodosulfuron-methylnatrium + mesosulfuron-methyl + mefenpyr-diethyl + geësterde koolzaadolie: 1.8 g + 9 g + 27 g g/ha (Atlantis + Actirob: 300 g + 1 l/ha) voorjaar ( ) 10. iodosulfuron-methyl-natrium + mesosulfuron-methyl + mefenpyr-diethyl + iodosulfuron-methyl-natrium + mefenpyr-diethyl + geësterde koolzaadolie: 1.8 g + 9 g + 27 g g g g/ha (Atlantis + Hussar Ultra + Actirob: 300 g + 75 ml + 1 l/ha) 11. tritosulfuron + cloquintocet-mexyl + pyroxsulam + geësterde koolzaadolie: g + 15 g + 15 g g/ha (Biathlon + Capri + Actirob: 70 g g + 1 l/ha) 12. pendimethalin + picolinafen + cloquintocet-mexyl + pyroxsulam + geësterde koolzaadolie: 640 g + 32 g + 15 g + 15 g g/ha (Celtic + Capri + Actirob: 2 l g + 1 l/ha) 13. flupyrsulfuron-methyl + metsulfuron-methyl + cloquintocet-mexyl + pyroxsulam + geësterde koolzaadolie: 6.66 g g + 15 g + 15 g g/ha (Lexus XPE + Capri + Actirob: 20 g g + 1 l/ha) 14. fluroxypyr + florasulam + cloquintocet-mexyl + pyroxsulam + geësterde koolzaadolie: 75 g g + 15 g g/ha (Primstar + Capri + Actirob: 0.75 l g + 1 l/ha) 15. cloquintocet-mexyl + pyroxsulam + florasulam + geësterde koolzaadolie: 13.6 g g g g/ha (Capri Twin + Actirob: 200 g + 1 l/ha) 16. tritosulfuron + cloquintocet-mexyl + pyroxsulam + florasulam + geësterde koolzaadolie: g g g g g/ha (Biathlon + Capri Twin + Actirob: 70 g g + 1 l/ha) 35

38 17. carfentrazon-ethyl + metsulfuron-methyl + isoproturon + mecoprop-p: 20 g + 5 g g g/ha (Allie Express + IPFlo + Duplosan: 50 g + 2 l + 2 l/ha) 18. beflubutamide + isoproturon + ioxynil + mecoprop-p: g g g/ha (Herbaflex + Mextra: 2 l l/ha) 19. isoproturon + carfentrazon-ethyl + florasulam + fluroxypyr: 1250 g + 20 g g + 75 g (Arelon L + Aurora 40 WG + Primstar: 2.5 l + 50 g l/ha) 20. iodosulfuron-methyl-natrium + mefenpyr-diethyl + propoxycarbazone-na + amidosulfuron + iodosulfuron-methyl-natrium + mefenpyr-diethyl + geësterde koolzaadolie: 2.5 g + 20 g + 42 g + 25 g g + 25 g g/ha (Caliban + Chekker + Actirob: 250 g g + 1 l/ha) De fytotechnische maatregelen die werden genomen, kunnen als volgt samengevat worden: Voorvrucht: uien Zaaidatum: Zaaidichtheid: 350 korrels/m² Variëteit: Lexus Bemesting: P 2 O 5 en K 2 O: resp. 30 kg/ha en 72 kg/ha ( ) N (volgens N-index BDB) 1 ste fractie: 70 kg/ha ( ) 2 de fractie: 45 kg/ha ( ) 3 de fractie: 60 kg/ha ( ) Halmverkorting: chloormequat + imazaquin: 736 g g/ha (Meteor: 2 l/ha) ( ) Fungicide: epoxyconazool + fenpropimorf: 126 g g/ha (Opus Team: 1.5 l/ha) ( ) prothioconazool + fluoxastrobin: 150 g g/ha (Fandango: 1.5 l/ha) ( ) Insecticide: alpha-cypermethrin: 10 g/ha (Fastac: 200 ml/ha) ( ) Oogst: Resultaten (tabel 1.13.) De onkruidflora werd gedomineerd door spurrie (Spergula arvensis 24 pl/m²), akkerviooltje (Viola arvensis 8 pl/m²), straatgras (Poa annua 5 pl/m²) en muur (Stellaria media 5 pl/m²). Klein kruiskruid (Senecio vulgaris), kamille (Matricaria chamomilla), hanepoot (Echinochloa crus-galli), ereprijs (Veronica arvensis) en wikke (Vicia cracca) waren eveneens aanwezig, maar in te geringe mate (< 4 pl/m²) om opgenomen te worden in de resultatentabel. De onbehandelde controle gaf een opbrengst van 8292 kg/ha. Alle opbrengstresultaten werden uitgedrukt relatief ten opzichte van deze onbehandelde controle. Bij geen enkele behandeling werd visuele gewasbeïnvloeding onder vorm van remming of chlorose opgemerkt. Bij de behandelingen voor de opkomst werd de onkruidpopulatie volledig opgeruimd bij de behandeling met Ipflo + Diflanil (behandeling 3). Vooral spurrie werd gespaard bij de behandeling met Herbaflex + Bacara (behandeling 2), terwijl IPFlo + Bacara (behandeling 4) ook akkerviool onvoldoende bestreed. 36

39 De behandelingen in het 1-2 bladstadium scoorden over het algemeen zeer goed. Enkel bij Celtic + Defi (behandeling 5) werd de aanwezige spurrie minder efficiënt bestreden. De combinatie van een najaars- met voorjaarsbehandeling (behandeling 9) was uitstekend. De onkruidpopulatie werd volledig opgeruimd. Opvallend is dat geen enkele van de voorjaarsbehandelingen een volledige bestrijding van de aanwezige onkruiden gaf. Vermoedelijk zijn de schrale weersomstandigheden in het voorjaar hiervan de oorzaak waardoor sommige onkruiden (spurrie, straatgras) al tamelijk ontwikkeld waren op moment van toepassing. Anderzijds dient ook opgemerkt te worden dat de onkruiden bij alle voorjaarsbehandelingen ondanks het feit dat ze niet volledig afgedood waren wel sterk geremd waren in groei waardoor ze minder concurrentie voor het tarwegewas vormden. Opvallend is eveneens dat alle behandelingen, ook de voorjaarsbehandelingen een opbrengst gaven groter dan de controle opbrengst, wat er toch op wijst dat mogelijke onkruidconcurrentie door de herbicidebehandelingen werd vermeden. Tabel : Resultaten 1 onkruidbestrijding tarwe (proef G09.57) Opbrengst 1 Nr. Objecten SPRAR 4/5 VIOAR 4/5 POAAN 4/5 STEME 4/5 kg/ha rel. tav. 2 1 Onbehandeld Voor-opkomst ,0 100 % = 24 pl/m² 100 % = 8 pl/m² 100 % = 5 pl/m² 2 Herbaflex + Bacara: 1.5 l l/ha , IPFlo + Diflanil: 2.5 l l/ha , IPFlo + Bacara: 2.5 l l/ha , bladstadium 5 Celtic + Defi: 2.5 l l/ha , Malibu: 3 l/ha , Stomp 400SC + Bacara: 2 l + 0,75 l , Liberator + Bacara: 0,6 l + 0,4 l/ha , bladstadium en voorjaar 9 Bacara: 1 l/ha en Atlantis + Actirob: 300 g+ 1 l/ha , voorjaar 10 Atlantis + Hussar Ultra + Actirob: 300 g + 75 ml + 1 l/ha , Biathlon + Capri + Actirob: 70 g g + 1 l/ha , Celtic + Capri + Actirob: 2 l g + 1 l/ha , Lexus XPE + Capri + Actirob: 20 g g + 1 l/ha , Primstar + Capri + Actirob: 0,75 l g + 1 l/ha , Capri Twin + Actirob: 200 g + 1 l/ha , Biathlon + Capri Twin + Actirob: 70 g g + 1 l/ha , Allie Express + IPFlo + Duplosan: 50 g + 2 l + 2 l/ha , Herbaflex + Mextra: 2 l + 1,25 l/ha) , Arelon L + Aurora 40 WG + Primstar: 2.5 l + 50 g l/ha , Caliban Duo + Chekker + Actirob: 250 g g + 1 l/ha , Fbehandeling NS 3 1 VC opbrengst (%): 8,65 % 2 relatief t.a.v. controleopbrengst = 8292 kg/ha 3 NS: niet significant voor niveau p0.05 volgens Tuckey s Studentized Range Test 4 STEME: Stellaria media; POAAN: Poa annua; VIOAR: Viola arvensis; SPRAR: Spergula arvensis 5 % t.o.v. controle 100 % = 5 pl/m² 37

40 38

41 Interactie triticalerassen en fungiciden (proef G09.58) Proefgegevens Bij negen triticalecultivars (tabel 1.14.) werd het effect van een ziektebestrijding met epoxyconazool + dyflufenamide: 125 g + 5 g/ha (Rubric + Nissodium: 1 l l/ha) bestudeerd. De behandeling werd uitgevoerd op in het stadium alle aren 100 % uit (GS 59). Volgende fytotechnische handelingen werden uitgevoerd: Voorvrucht: kuilmaïs Zaaidatum: Zaaidichtheid: 350 korrels/m² Bemesting: P 2 O 5 en K 2 O: resp. 20 kg/ha en 40 kg/ha ( ) N (volgens N-index BDB) 1 ste fractie: 68 kg/ha ( ) 2 de fractie: 70 kg/ha ( ) 3 de fractie: 37 kg/ha ( ) Herbicide: iodosulfuron-methyl-natrium + mesosulfuron-methyl + mefenpyr-diethyl + iodosulfuron-methyl-natrium + mefenpyr-diethyl + geësterde koolzaadolie: 1.8 g + 9 g + 27 g g g g/ha (Atlantis + Hussar Ultra + Actirob B: 0.3 kg + 75 ml + 1 l/ha) ( ) Halmverkorting: chloormequat: 750 g/ha ( ) Insecticide: alpha-cypermethrin: 10 g/ha (Fastac: 200 ml/ha) ( ) Oogstdatum: Er werd geoogst op Alle korrelopbrengsten werden omgerekend naar 15 % vocht en het hectolitergewicht werd bepaald op ongeschoonde monsters. De aantasting door Fusarium werd bepaald door 100 aren per object te beoordelen. De aren worden naargelang de aantastingsgraad onderverdeeld in 5 klassen (klasse 1: geen aantasting, klasse 2: 25 % aangetast, klasse 3: 50 % aangetast, klasse 4: 75 % aangetast en klasse 5: 100 % aangetast). Vervolgens werd de ziekte index berekend (Tabel 1.15., figuur 1.14). Tevens werd het DON gehalte bepaald met een direct competitieve enzyme linked immunosorbent assay (ELISA test, Veratox 5/5 voor deoxynivalenol, Biognost), teneinde een verband te vinden tussen visuele aanwezigheid van Fusarium en het DON gehalte (Tabel en figuur 1.15.). 5 Proef in het kader van het Landbouwcentrum Granen vzw (LCG) 39

42 Resultaten Bladziekten en opbrengstgegevens (tabel 1.14.) Triticale is vatbaar voor dezelfde ziekten als tarwe, maar gemiddeld genomen is de ziekteweerstand tegen bladvlekkenziekte (Mycosphaerella graminicola) beter. Bladvlekkenziekte komt algemeen voor, doch de aantasting blijft mits een adequate fungicidebehandeling - bij de meeste rassen beperkt tot de onderste bladetages. De laatste groeiseizoenen vertoonden een groot aantal rassen een grotere gevoeligheid voor meeldauw. Bruine roest was het voorbije groeiseizoen (2010) in geringe mate en vooral naar het eind van het groeiseizoen toe aanwezig, gele roest kwam niet voor bij de rassen opgenomen in de proef. Door de ongunstige weersomstandigheden voor infectie, was aarfusarium slechts in geringe mate aanwezig. Door de Hogeschool Gent werd te Bottelare in 2010 bij 10 rassen (Tabel 1) het effect van een ziektebestrijding met het fungicidemengsel epoxyconazool + dyflufenamide: 125 g + 5 g/ha (Rubric + Nissodium: 1 l l/ha) bestudeerd. De behandeling werd uitgevoerd op 1 juni 2010 in het stadium alle aren zichtbaar. Bladseptoria kwam algemeen voor bij de onbehandelde percelen. Door de behandeling met fungicide werd de ziekte behoorlijk onderdrukt tot een aanvaardbaar niveau. Meeldauw was duidelijk aanwezig bij een aantal rassen in de onbehandelde percelen. Ragtac, Cosinus en Grandval bleken duidelijk gevoeliger voor meeldauw dan de andere rassen opgenomen in proef. De fungicidebehandeling zorgde voor een vrijwel volledige onderdrukking van de meeldauwaantasting. Enkel Cosinus vertoonde nog symptomen van meeldauw. De fungicidebehandeling bracht in de groeiseizoenen en telkens een gemiddelde meeropbrengst teweeg van 16 %, in en lag dit iets lager, namelijk respectievelijk 8 % en 5 %. In werd een gemiddelde meeropbrengst van 45 % genoteerd. Dit was vooral te wijten aan een efficiënte bestrijding van een sterke bruine roest aantasting bij de meeste rassen. In werd slechts een gemiddelde meeropbrengst van 1.4 % genoteerd. Dit was vooral te wijten aan de zeer lage ziektedruk tijdens dat groeiseizoen. Het voorbije groeiseizoen werd eveneens slechts een gemiddelde meeropbrengst van 3.6 % gerealiseerd. Vermoedelijk lag ook hier de lage ziektedruk aan de basis van dit resultaat. 40

43 Tabel 1.14.: Resultaten 1 interactie triticalerassen en fungiciden (proef G09.58) Ras Behandeling Opbrengst Hectoliter- Septoria 4 meeldauw 4 kg/ha ² 3 gewicht Benetto ,0 64,5 5,9 9,0 Borodine ,0 62,1 5,4 9,0 Cosinus ,0 64,9 6,4 8,0 Cultivo ,0 68,3 8,3 9,0 Grandval onbehandeld ,0 100,0 64,0 7,0 8,3 Joyce ,0 68,2 6,8 9,0 Ragtac ,0 64,5 6,5 7,0 Sequenz ,0 68,0 6,0 9,0 Tribeca ,0 59,9 6,8 9,0 Benetto ,9 65,5 6,5 9,0 Borodine ,1 62,8 6,8 9,0 Cosinus ,6 65,7 7,5 8,8 Cultivo ,7 67,0 7,8 9,0 Grandval behandeld ,6 104,1 64,8 8,1 9,0 Joyce ,0 68,9 6,9 9,0 Ragtac ,4 64,7 7,3 9,0 Sequenz ,4 68,2 7,8 9,0 Tribeca ,9 59,9 7,8 9,0 1 VC opbrengst (%): 3.2 % ² opbrengst per ha behandeld ³ relatieve gemiddelde opbrengst behandeld = 8602 kg/ha t.o.v. onbehandeld = 8306 kg/ha 4 relatief t.a.v. respectievelijke controleopbrengst van het ras (= onbehandeld) 5 schaal van 1 tot 9, hoger cijfer betekent meer weerstand Aarfusarium (tabel 1.15., figuren en 1.15.) De droge weersomstandigheden vooral tijdens de bloei waren niet bevorderlijk voor infecties van Fusarium sp. Pas tijdens de afrijping en bij iets vochtiger weersomstandigheden eind juni begin juli kon de infectie zich uitbreiden en werden de symptomen van Fusarium-aantasting duidelijk waargenomen. Indien er symptomen werden waargenomen, waren het hoofdzakelijk klasse 2 en klasse 3 symptomen. Figuur illustreert de gemiddelde visuele Fusarium waarneming op de verschillende triticalerassen. Er werden significante verschillen in aarfusarium aantasting genoteerd voor de rassen. Er werden daarentegen geen significante verschillen gevonden tussen de onbehandelde en behandelde rassen. De gemiddelde ziekte-index van de geteste rassen zonder fungicidebehandeling was identiek aan de gemiddelde ziekte-index van de rassen na een fungicidebehandeling (3.6), wat er op wijst dat de gebruikte fungicides niet werkzaam zijn tegen aarfusarium. Een interactie tussen fungicidebehandeling en het ras kon evenmin aangetoond worden. Grandval en Joyce vertoonden duidelijk meer Fusarium symptomen dan de overige geteste rassen. Cultivo, Borodine, Benetto, Ragtac en Cosinus waren het minst aangetast. Wanneer de resultaten vergeleken worden met de vorige jaren zijn duidelijke verschuivingen op te merken. Zo was Cultivo in 2009 één van de meer aangetaste rassen uit de proef, terwijl het ras in 2010 zeer goed scoort. Tribeca en Joyce waren in 2009 echter bij de groep van de minst aangetaste rassen, maar in 2010 is dit het tegenovergestelde. 41

44 Tabel 1.15.: Resultaten 1 visuele beoordeling Fusarium-aantasting en DON gehalte van 9 triticalerassen met en zonder fungicidebehandeling (proef G09.58) Ras Behandeling Fusarium-aantasting 1 ppm klasse 1 klasse 2 klasse 3 klasse 4 klasse 5 ZI 2 DON Benetto 94,0 6 0,0 0,0 0,0 1,5 0,155 Borodine 97,0 2,7 0,3 0,0 0,0 0,8 1,908 Cosinus 91,7 5,3 3,0 0,0 0,0 2,8 0,812 Cultivo 98,0 1,0 0,7 0,3 0,0 0,8 0,417 Grandval onbehandeld 73,7 17,3 8,7 0,3 0,0 8,9 0,309 Joyce 76,7 18,0 4,0 1,3 0,0 7,5 0,173 Ragtac 94,7 4,0 1,3 0,0 0,0 1,7 1,174 Sequenz 85,7 8,7 5,3 0,3 0,0 5,1 0,300 Tribeca 89,7 7,0 3,0 0,3 0,0 3,5 0,298 Benetto 95,3 4,3 0,0 0,3 0,0 1,3 0,128 Borodine 95,3 3,3 1,3 0,0 0,0 1,5 0,986 Cosinus 94,3 4,7 0,7 0,3 0,0 1,8 0,474 Cultivo 96,3 3,0 0,0 0,7 0,0 1,3 0,319 Grandval behandeld 69,3 24,3 6,3 0,0 0,0 9,3 0,215 Joyce 80,7 9,3 9,3 0,7 0,0 7,5 0,178 Ragtac 94,7 4,7 0,3 0,3 0,0 1,6 0,543 Sequenz 92,3 5,7 2,0 0,0 0,0 2,4 0,232 Tribeca 85,7 5,7 7,0 1,7 0,0 6,2 0,185 Fras *** *** *** NS NS *** *** Fbehandeling NS NS NS NS NS NS NS 1 klasse 1: geen aantasting, klasse 2: 25 % aangetast, klasse 3: 50 % aangetast, klasse 4: 75 % aangetast en klasse 5: 100 % aangetast 2 Ziekte index ZI = ((aantal aren klasse 1 x 0) + (aantal aren klasse 2 x 1) + (aantal aren klasse 3 x 2) + (aantal aren klasse 4 x 3) + (aantal aren klasse 5 x 4))/4 x 100 ³ NS: niet significant; *: p<0.05; **: p<0.01; ***: p< Gemiddelden gevolgd door een zelfde letter zijn niet significant verschillend voor niveau p0.05 volgens Tuckey Test Figuur 1.14.: Evaluatie van Fusarium symptomen op 9 triticale rassen gemiddelde van de behandelingen. Aren worden naargelang de aantastingsgraad onderverdeeld in 5 klassen (klasse 1: geen aantasting, klasse 2: 25 % aangetast, klasse 3: 50 % aangetast, klasse 4: 75 % aangetast en klasse 5: 100 % aangetast (proef G09.58) 42

45 Tabel en figuur geven een overzicht van de DON gehaltes aanwezig in de verschillende triticale rassen, al dan niet na een fungicidebehandeling. Opnieuw werden significante verschillen gevonden tussen de rassen, terwijl voor de fungicidebehandeling geen significante verschillen konden aangetoond worden. Er kon ook geen interactie tussen fungicidebehandeling en ras genoteerd worden. De DON-gehaltes variëren tussen ppm en ppm, met een gemiddelde van mg/kg. Het ras Borodine overschreed de EU norm voor granen van mg/kg wanneer het niet behandeld werd met fungicide. De rassen Borodine, Ragtac en Cosinus noteerden de hoogste DON gehaltes zowel met als zonder fungicidebehandeling. Benetto had het laagste DON gehalte. Alhoewel dit niet significant verschillend kan aangetoond worden, zijn er wel telkens iets hogere DON gehaltes genoteerd bij de onbehandelde rassen in vergelijking met de behandelde rassen. Ook gemiddeld over de rassen heen wordt een hoger DON gehalte bekomen bij onbehandeld (0.616 ppm) in vergelijking met behandeld (0.362 ppm). Er werden geen correlaties tussen DON gehalte en Fusarium symptomen gevonden. Figuur 1.15.: DON gehalte (mg/kg) van 9 triticale rassen met en zonder fungicidebehandeling (proef G09.58) 43

46 Vergelijking van fungiciden ten aanzien van blad- en aarziekten bij toepassing in het aarstadium bij wintertarwe (proef G09.60) Proefgegevens In deze proef werd het bestrijdingsresultaat van verschillende fungiciden of combinaties van fungiciden ten aanzien van blad- en aarziekten vergeleken bij toepassing in het aarstadium bij het ras Lexus. Volgende fungicidebehandelingen werden vergeleken: 1. onbehandeld 2. dimoxystrobin + epoxyconazool + metconazool: g g + 48/ha (Swing Gold + Caramba: 1.25 l l/ha) 3. prothioconazool + tebuconazool + trifloxystrobin: 125 g g g/ha (Prosaro + Twist 500 SC: 1 l l/ha) 4. prothioconazool + fluoxastrobin: 150 g g/ha (Fandango: 1.5 l/ha) 5. boscalid + epoxyconazool + pyraclostrobin + metconazool: 233 g + 67 g +50 g + 48 g/ha (Venture + Comet + Caramba: 1 l l l/ha) 6. azoxystrobin + chloorthalonil + prothioconazool + tebuconazool: 120 g g g g/ha (Olympus + Prosaro: 1.5 l l/ha) 7. epoxyconazool + metconazool + pyraclostrobin: g g + 75 g/ha (Osiris + Comet: 2.5 l l/ha) 8. prothioconazool + fluoxastrobin + tebuconazool: 125 g g g/ha (Fandango + Fezan: 1.25 l l/ha) 9. epoxyconazool + fenpropimorf + pyraclostrobin + metconazool: g g g + 48 g/ha (Diamant + Caramba: 1.25 l l/ha) 10. picoxystrobine + prothioconazool + tebuconazool: 200 g g g/ha (Acanto + Prosaro: 0.8 l l/ha) De ziektebestrijding werd uitgevoerd op basis van het Epipre-adviessysteem waarbij een afweging gemaakt wordt tussen de opbrengstverliezen door de ziektedruk en de behandelingskost. Vanaf de derde week van april werd de ziektedruk wekelijks opgevolgd. Er werden twee fungicidenbehandelingen geadviseerd. Op in het stadium GS 50 schuiven van de aar werd een eerste behandeling geadviseerd, hoofdzakelijk gebaseerd op een hogere ziektedruk van septoria. Alle percelen werden toen behandeld met epoxyconazool + fenpropimorf: 126 g g/ha (Opus Team: 1.5 l/ha). De diverse proefbehandelingen werden toegepast op (GS 59 aar volledig verschenen). De fytotechnische maatregelen die werden genomen, kunnen als volgt samengevat worden: Voorvrucht: uien Zaaidatum: Zaaidichtheid: 350 korrels/m² Variëteit: Lexus Bemesting: P 2 O 5 en K 2 O: resp. 30 kg/ha en 72 kg/ha ( ) N (volgens N-index BDB) 1 ste fractie: 70 kg/ha ( ) 6 Proef in het kader van het Landbouwcentrum Granen vzw (LCG) 44

47 2 de fractie: 45 kg/ha ( ) 3 de fractie: 60 kg/ha ( ) Herbicide: iodosulfuron-methyl-natrium + mesosulfuron-methyl + mefenpyr-diethyl + iodosulfuron-methyl-natrium + mefenpyr-diethyl + geësterde koolzaadolie: 1.8 g + 9 g + 27 g g g g/ha (Atlantis + Hussar Ultra + Actirob B: 0.3 kg + 75 ml + 1 l/ha) ( ) Halmverkorting: chloormequat + imazaquin: 736 g g/ha (Meteor: 2 l/ha) ( ) Insecticide: alpha-cypermethrin: 10 g/ha (Fastac: 200 ml/ha) ( ) Er werd geoogst op Alle korrelopbrengsten werden omgerekend naar 15 % vocht en het hectolitergewicht werd bepaald op ongeschoonde monsters. De ziekte-aantasting werd bepaald door middel van een semi-logaritmische schaal, waarbij 1 geen aantasting betekent en 9 betekent dat de plant voor 100 % aangetast is. Voor septoria werd eveneens het percentage aangetast bladoppervlak voor laatste en voorlaatste blad geschat bij 10 planten per plot. De aantasting door Fusarium werd bepaald door 100 aren per object te beoordelen. De aren worden naargelang de aantastingsgraad onderverdeeld in 5 klassen (klasse 1: geen aantasting, klasse 2: 25 % aangetast, klasse 3: 50 % aangetast, klasse 4: 75 % aangetast en klasse 5: 100 % aangetast). Vervolgens werd de ziekte index berekend (tabel 1.16). Tevens werd het DON gehalte bepaald met een direct competitieve enzyme linked immunosorbent assay (ELISA test, Veratox 5/5 voor deoxynivalenol, Biognost), teneinde een verband te vinden tussen visuele aanwezigheid van Fusarium en het DON gehalte (tabel 1.16.) Resultaten (tabel 1.16.) De ziektedruk was gedurende het groeiseizoen zeer laag. Er werd geen visuele aantasting van meeldauw (Blumeria graminis) waargenomen. De ziekte bladseptoria (Mycosphaerella graminicola anamorf Septoria tritici) was reeds vanaf begin mei aanwezig in het gewas, vooral doordat het vroege voorjaar gekenmerkt werd door regelmatige neerslag. Gele roest (Puccinia striiformis) en bruine roest (Puccinia recutica) werden gedurende het groeiseizoen niet waargenomen. Door het warme en droge voorjaar werd slechts een lage Fusarium aantasting waargenomen en kon de ziekte ook moeilijk uitbreiden. De onbehandelde percelen vertoonden de grootste aantasting van bladvlekkenziekte, doch was het verschil met de behandelde percelen niet zeer uitgesproken. De controle scoorde met 5.6, terwijl de behandelde percelen gemiddeld 4.8 scoorden. Daarom werden ook waarnemingen op bladniveau gedaan. Het percentage aangetast bladoppervlak voor laatste en voorlaatste blad werd geschat. Behandeling 4 (Fandango) en behandeling 6 (Olympus + Prosaro) vertoonden de laagste ziektedruk. Vooral bij Olympus + Prosaro werd het laatste blad het meest gevrijwaard van septoria-aantasting (slechts 9.4 % aangetast). Ook tijdens het groeiseizoen scoorden deze beide behandelingen uitstekend. Er werden geen significante verschillen genoteerd tussen de waarden van de ziekte-index voor de verschillende behandelingen. Toch kan duidelijk opgemerkt worden dat de controle (slechts éénmaal behandeld) de laagste ziekte-index scoort. Met een gemiddelde DON-waarde over alle behandelingen heen van ppm blijkt duidelijk dat er door de droge omstandigheden weinig infectie van Fusarium sp. heeft 45

48 plaatsgevonden. Geen enkele behandeling overschreed de EU norm van mg/kg. Daarentegen werd bij de controle wel de hoogste DON waarde genoteerd; significante verschillen werden echter niet genoteerd. Ook al werden bij de controle dus minder visuele Fusarium symptomen vastgesteld, toch hadden deze percelen de hoogste DON-waarde. Tussen de behandelingen werden geen significante verschillen in korrelopbrengst gevonden. De controlepercelen behaalden wel de significant laagste opbrengst van gemiddeld 9152 kg/ha. Door de fungicidebehandelingen werd een gemiddelde meeropbrengst van 2 % bekomen. Vooral behandeling 9 (Diamant + Caramba) en behandeling 6 (Olympus + Prosaro) haalden het meeste voordeel uit een fungicidebehandeling, met een respectievelijke meeropbrengst van 5.3 % en 3.5 %. 46

49 Tabel : Resultaten ziektebestrijding wintertarwe t.a.v. blad- en aarziekten (proef G09.60) Behandeling Opbrengst Hectolitergewicht klasse 1 klasse 2 klasse 3 klasse 4 klasse 5 ZI 7 Septoria 4 Septoria 5 Septoria 5 Fusarium-aantasting 6 DON laatste blad voorlaatste blad kg/ha rel. t.a.v. ² ppm 1 controle 9152 a 2 100,0 64,4 5,6 23,8 27,5 98,0 0,7 1,0 0,3 0,0 0,92 0,230 2 Swing Gold + Caramba 9220 a 100,7 64,7 5,3 21,3 33,8 96,7 1,7 0,3 0,7 0,7 1,75 0,216 3 Prosaro + Twist 9230 a 100,9 64,8 4,6 15,0 25,0 95,7 2,0 1,0 1,3 0,0 2,00 0,133 4 Fandango 9415 a 102,9 63,7 4,1 16,3 22,5 96,0 1,3 1,7 0,7 0,3 2,00 0,110 5 Venture + Comet + Caramba 9308 a 101,7 65,2 5,4 22,5 37,5 97,0 2,0 0,3 0,3 0,3 1,25 0,098 6 Olympus + Prosaro 9468 a 103,5 66,1 4,4 9,4 25,0 97,3 0,3 1,0 0,7 0,7 1,75 0,090 7 Osiris + Comet 9209 a 100,6 63,4 5,4 15,6 21,9 97,0 0,7 1,7 0,3 0,3 1,58 0,098 8 Fandango + Fezan 9263 a 101,2 65,6 5,1 21,3 25,0 98,0 0,3 0,7 1,0 0,0 1,17 0,090 9 Diamant + Caramba 9635 a 105,3 65,5 4,5 17,5 35,0 97,7 0,7 1,0 0,7 0,0 1,17 0, Acanto + Prosaro 9317 a 101,8 65,2 4,5 14,4 22,5 98,0 0,3 1,0 0,7 0,0 1,08 0,097 1 VC opbrengst (%): 5.19 % ² relatief t.a.v. gemiddelde opbrengst onbehandeld = 9152 kg/ha ³ gemiddelden gevolgd door eenzelfde letter zijn niet significant verschillend voor niveau p0.05 volgens Tukey s Studentized Range Test 4 schaal van 1-9 met 1 geen aantasting en 9 is 100 % aangetast 5 % aangetast bladoppervlak; respectievelijk laatste blad en voorlaatste blad 6 klasse 1: geen aantasting, klasse 2: 25 % aangetast, klasse 3: 50 % aangetast, klasse 4: 75 % aangetast en klasse 5: 100 % aangetast 7 Ziekte index ZI = ((aantal aren klasse 1 x 0) + (aantal aren klasse 2 x 1) + (aantal aren klasse 3 x 2) + (aantal aren klasse 4 x 3) + (aantal aren klasse 5 x 4))/4 x

50 HOOFDSTUK 2: MAIS 2.1. Rassenvergelijking Rassenvergelijking vroege kuilmaïs (proef M10.03) LCV Proefgegevens In het kader van het rassenonderzoek uitgevoerd door het Landbouwcentrum voor Voedergewassen werden te Bottelare op een zandleembodem 30 vroege kuilmaïsrassen met elkaar vergeleken. Ras Mandataris 1. MAS17E Maïsadour 2. Podium Aveve 3. LG30218 Limagrain 4. P8100 Pioneer Hi-Bred 5. Suzy Philip Seeds 6. ES Turbo Verla Seeds 7. SY Respect Syngenta 8. Xxentos Innoseeds 9. Jessy Limagrain 10. Subito Philip Seeds 11. P8000 Pioneer Hi-Bred 12. Tiberio Verla Seeds 13. Logo Limagrain 14. PR39A98 Pioneer 15. Aaposito Verla Seeds 16. Aagenda Verla Seeds 17. Monroe Limagrain 18. Eliot Limagrain 19. NK Cooler Verla Seeds 20. PR39R86 Aveve * standaardrassen 1 Proef in het kader van het Landbouwcentrum Voedergewassen (LCV) 48

51 Volgende fytotechnische maatregelen werden genomen: Voorvrucht: aardappel Zaaidatum: Zaaidichtheid: zaden/ha, nadien uitgedund tot planten/ha Bemesting: o Advies BdB: 142 N, 50 P 2 O 5, 150 K 2 O, 130 MgO kg/ha o : 25 ton/ha rundermengmest: 139 kg/ha Ntotaal waarvan 87.5 Nwerkzaam, 27.5 kg/ha P 2 O 5, kg/ha K 2 O en 22.5 kg/hamgo o : 104 kg MgO/ha (400kg/ha kieseriet 26 MgO) o : 62.4 kgn/ha (160 l/ha vloeibare N -39 N/100 l) o : 20N en 20kg P 2 O 5 /ha (rijenbemesting 87 kg/ha 23 N-23 P 2 O 5 ) Herbicide: o Tembotrione + isoxadifen-ethyl + flufenacet + terbuthylazin: 99 g g g g/ha ( Laudis + Aspect T: 2.25 l + 2 l/ha) ( ) o Mesotrione + nicosulfuron: 150 g + 24 g/ha (Callisto + Samson Extra 60OD: 1.5l + 0.4l/ha) : plaatselijk met beschermkap ter bestrijding aardappelopslag ( ) Resultaten (tabellen 2.1, 2.2 en figuur 2.1 en 2.2) De maïs kende een vlotte opkomst en groei in de jeugdfase. De temperaturen waren zeer gunstig maar de neerslaghoeveelheden waren ook zeer gering zodat begin juli in de rassenproef droogteverschijnselen werden vastgesteld bij een aantal rassen onder de vorm van opgekrulde bladeren. Duidelijke rasverschillen konden worden opgemerkt. Bovendien viel het op dat een aantal rassen enigszins een lengtereductie vertoonden in vergelijking met andere jaren. Het percentage opgekrulde bladeren begin juli alsook de finale lengte werden opgemeten. Door regelmatig verspreide neerslag vanaf half juli werd voor de rest van het groeiseizoen een normale gewasontwikkeling vastgesteld. Het gemiddeld percentage opgekrulde bladeren dat weergegeven is in tabel 2.1 moet met de nodige voorzichtigheid worden geïnterpreteerd door de grote variatie tussen de parallellen. Er kan dan ook niet gesproken worden van significante verschillen tussen de rassen. Er werd slechts een zwakke negatieve correlatie (r²=0.12) vastgesteld tussen het percentage opgekrulde bladeren en de finale lengte. Tussen het percentage opgekrulde bladeren en de finale opbrengst werd geen correlatie vastgesteld. Tussen de lengte en de finale opbrengst werd een zwakke positieve correlatie vastgesteld (r²=0.20). De oogst vond plaats op 11 oktober Er werd geen legering vastgesteld maar wel behoorlijk wat builenbrand bij een aantal rassen. Suzy vertoonde 18.1% builenbrand gevolgd door Aagenda met 7.1% en vervolgens enkele rassen met tussen de 3 en de 5% : Aaposito,Monroe, Tiberio en Podium. Het percentage stengelrot was vrij laag met uizondering van het ras Logo (8.2%). De rassen Xxentos en Saxxofon waren het sterkst afgerijpt, onmiddellijk gevolgd door het ras Podium met een totaal drogestofgehalte gelijk of hoger dan 40%. Het ras Suzy was het minst afgerijpt met een drogestofgehalte van 34.5%. De totale drogestofopbrengst van de standaardrassen bedroeg 19.6 ton DS/ha. Er waren eerder beperkte significante verschillen tussen de rassen onderling. De rassen Jessy (111%) en SY Respect (110%) behaalden de hoogste opbrengst, enkel significant verschillend van de rassen Logo (96.4%), Mas17E (95.7%) en Podium (95.7%) maar niet significant verschillend van de overige rassen. De rassen Aagenda (106.4%), Aaposito (105.5%), Eliot (106.3%) Monroe (105.8%) behaalden een 5% hogere opbrengst dan de standaardrassen. Inzake kolfopbrengst haalden de rassen Jessy (106.0%), Suzy (104.3%), P8100 (103.3%), Tiberio (103.8%) en SY Respect (103.6%) het hoogste opbrengstniveau. Heel wat rassen combineerden een hoge totale opbrengst met een hoge kolfopbrengst. Vooral de rassen Jessy, SY Respect, Suzy, Monroe, P8100, Aaposito, Eliot en in mindere mate Tiberio vallen hier op (figuur 2.1). Vooral de rassen Aagenda, Aaposito, Eliot, Jessy, Monroe en SY Respect behaalden een hoge opbrengst voor de rest plant met respectievelijk 115.6, 109.7, 113.3, 119.4, en 120.5% tegenover de standaardrassen. In tabel 2.4 worden de voederwaardegegevens weergegeven in combinatie met de opbrengstgegevens. De verteerbaarheidscijfers slaan op de gemiddelde cijfers van het volledig LCV-netwerk gezien het beperkt aantal monsters per proef. 49

52 De rassen Suzy, Aagenda, SY Respect combineren een hoge verteerbaarheid met een hoog opbrengstcijfer (figuur 2.2). Een aantal rassen (LG 30218, P8000 en in mindere mate Podium) combineren dan weer een gemiddeld tot lager opbrengstniveau met een hoge verteerbaarheid en VEM-waarde. Op deze wijze verandert de rangorde tussen de rassen inzake energieopbrengst (kvem/ha) Jessy Suzy Tiberio SY Respect P8100 Aaposito Monroe Xxentos Eliot Aagenda Podium NK Cooler LG30218(1) Logo 98.0 kolfdrogestofopbrengst relatief (%) P Mas17E totale drogestofopbrengst relatief (%) Figuur 2.1 : Verband tussen totale opbrengst en kolfopbrengst (proef 10.03) 50

53 Tabel 2.1: Opbrengstgegevens rassenproef vroege kuilmaïs(proef M10.03) Variëteit Mandataris lengte (cm) % gekrulde bladeren % DS Kolf + schutblad % DS rest plant % builenbrand %stengelrot planten /ha kolven /100 planten totale opbrengst kg vers/ha DS opbrengst rest kg DS/ha DS opbrengst kolf kg DS/ha DS opbrengst totaal kg DS/ha %DS totale plant berekend kolf aandeel op DS % kg-ds/ha Rest, 100= 7422 (2) kg-ds/ha Kolf,100= kg-ds/ha Tukeys Totaal, Honest 100= Significant difference Aagenda Verla Seeds ab Aaposito Verla Seeds ab Eliot Limagrain ab Jessy Limagrain a LG30218 (1) Limagrain ab Logo Limagrain b Mas17E Maisadour b Monroe Limagrain ab NK Cooler Verla Seeds ab P8000 Pioneer ab P8100 Pioneer ab Podium Aveve b Suzy Philip-Seeds ab SY Respect Syngenta a Tiberio Verla Seeds ab Xxentos Innoseeds ab Gemiddelde VC% Fber ras **** **** * **** **** **** Fber blokken **** **** NS ** **** **** 51

54 Figuur 2.2 : Relatie tussen de relatieve DS-opbrengst totale plant en relatieve verteerbaarheid vroege kuilmaïsrassen (proef M10.03) Podium LG Suzy relatieve verteerbaarheid (%) SY Respect Aagenda P Logo Xxentos Monroe 99.0 Aaposito Jessy Eliot P8100 MAS 17.E Tiberio 98.0 NK Cooler 97.0 totale drogestofopbrengst relatief (%) 52

55 Tabel 2.2 : Resultaten verteerbaarheid, VEM-waarde en KVEM-opbrengst/ha vroege kuilmaïsrassen gerelateerd aan de opbrengst (proef M10.03) Ras Mandataris/verdeler totale drogestofopbrengst rel. 1 % DS totaal Kolfaandeel % 2 Zetmeel rel 3 Verteerbaarheid rel 4 VEMwaarde rel 5 kvemopbr./ha 6 Aagenda Verla Seeds Aaposito Verla Seeds Eliot Limagrain Belgium Jessy Limagrain Belgium LG Limagrain Belgium Logo Limagrain Belgium MAS 17.E Maisadour Semences Monroe Limagrain Belgium NK Cooler Verla Seeds P8000 Pioneer P8100 Pioneer Podium Aveve Suzy Philip-Seeds SY Respect Syngenta Tiberio Verla Seeds Xxentos Innoseeds %=gemiddelde kgds totaal standaardrassen gemiddeld DS% totale plant gemiddeld kolfaandeel op de totale drogestofopbrengst in % 100%= gemiddelde zetmeelpercentage standaardrassen 100% = gemiddelde verteerbaarheid standaardrassen 100%= gemiddelde VEM-waarde standaardrassen %= gemiddelde kvem-opbrengst /ha standaardrassen relatieve waarden t.a.v. gemiddelde van de rassen Xxentos, Tiberio, Podium, P8000, NK Cooler, Monroe, Logo, LG30218 (100%=19.6 ton DS/ha) 2 aandeel van de drogestofopbrengst van de kolf op de totale drogestofopbrengst in % bepaald te Bottelare, Hoogstraten, Roeselare en Sint-Niklaas 3 zetmeelgehalte in % op de droge stof relatief t.o.v. gemiddelde van de standaardrassen=100%=35.3% 4 verteerbaarheid van de organische stof in % relatief t.o.v. gemiddelde van de standaardrassen=100%73.5% 5 VEM-waarde relatief t.o.v. gemiddelde van de standaardrassen=100%=916 VEM 6 kvem opbrengst/ha relatief t.o.v. gemiddelde van de standaardrassen=100%=18926 kvem/ha

56 Rassenvergelijking late kuilmaïs LCV1 (proef M10.04) Proefgegevens In het kader van het rassenonderzoek uitgevoerd door het Landbouwcentrum voor Voedergewassen werden te Bottelare op een zandleembodem 23 late kuilmaïsrassen met elkaar vergeleken. Ras Mandataris 1. ES Kongress Limagrain Belgium 2. ES Turbo Verla Seeds 3. LG3234 Limagrain Belgium 4. Monroe Limagrain Belgium 5. D10MA06 6. Podium Aveve 7. PR38Y34 Pioneer Hi-Bred 8. PR39A98 Pioneer Hi-Bred 9. PR39F58 Pioneer Hi-Bred 10. PR39R86 Aveve 11. PR39T13 Pioneer Hi-Bred 12. PR39T83 Pioneer Hi-Bred 13. Saxxofon Innoseeds 14. Subito Philip Seeds 15. SY Mascotte Syngenta 16. Tiberio Verla Seeds 17. Torres Aveve 18. Xxentos Innoseeds 19. Zidane Aveve 20. GL Fantastic Philip Seeds * standaardrassen 1 Proef in het kader van het Landbouwcentrum Voedergewassen vzw (LCV) 54

57 Volgende fytotechnische maatregelen werden genomen Voorvrucht: aardappel Zaaidatum: Zaaidichtheid: zaden/ha, nadien uitgedund tot planten/ha Bemesting: o Advies BdB: 142 N, 50 P 2 O 5, 150 K 2 O, 130 MgO kg/ha o : 25 ton/ha rundermengmest: 139 kg/ha Ntotaal waarvan 87.5 Nwerkzaam, 27.5 kg/ha P 2 O 5, kg/ha K 2 O en 22.5 kg/hamgo o : 104 kg MgO/ha (400kg/ha kieseriet 26 MgO) o : 62.4 kgn/ha (160 l/ha vloeibare N -39 N/100 l) o : 20N en 20kg P 2 O 5 /ha (rijenbemesting 87 kg/ha 23 N-23 P 2 O 5 ) Herbicide: o Tembotrione + isoxadifen-ethyl + flufenacet + terbuthylazin: 99 g g g g/ha ( Laudis + Aspect T: 2.25 l + 2 l/ha) ( ) o Mesotrione + nicosulfuron: 150 g + 24 g/ha (Callisto + Samson Extra 60OD: 1.5l + 0.4l/ha) : plaatselijk met beschermkap ter bestrijding aardappelopslag ( ) Resultaten (tabellen 2.3, 2.4 en figuur 2.3 en 2.4) De maïs kende een vlotte opkomst en groei in de jeugdfase. De temperaturen waren zeer gunstig maar de neerslaghoeveelheden waren ook zeer gering zodat begin juli in de rassenproef droogteverschijnselen werden vastgesteld bij een aantal rassen onder de vorm van opgekrulde bladeren met duidelijke rasverschillen. Bovendien viel het op dat een aantal rassen enigszins een lengtereductie vertoonden in vergelijking met andere jaren. Het percentage opgekrulde bladeren begin juli alsook de finale lengte werden opgemeten. Door regelmatig verspreide neerslag vanaf half juli werd voor de rest van het groeiseizoen een normale gewasontwikkeling vastgesteld. Het gemiddeld percentage opgekrulde bladeren dat weergegeven is in tabel 2.3 moet met de nodige voorzichtigheid worden geïnterpreteerd door de grote variatie tussen de parallellen. Er kan dan ook niet gesproken worden van significante verschillen tussen de rassen. Er werd slechts een zwakke negatieve correlatie (r²=0.28) vastgesteld tussen het percentage opgekrulde bladeren en de finale lengte. Tussen het percentage opgekrulde bladeren en de finale opbrengst werd geen correlatie vastgesteld. Tussen de lengte en de finale opbrengst werd een zwakke positieve correlatie vastgesteld (r²=0.10). De oogst vond plaats op 18 oktober Er werd geen legering vastgesteld maar wel behoorlijk wat builenbrand bij een aantal rassen. Subito vertoonde 8.2% builenbrand gevolgd door SY Mascotte (4.3%) en GL Fantastic (4.5%). Het percentage stengelrot was vrij laag met uizondering van het ras Saxxofon (6.6%). Het drogestofgehalte van de totale plant bedroeg gemiddeld 36.8%. Het ras Saxxofon was met 41.5% DS op de totale plant het sterkst afgerijpt. De rassen LG3234 (38.4%), D10MA06 (38.0%), Torres (38.4%) en Zidane (37.9%) waren gemiddeld ook iets verder afgerijpt dan het proefgemiddelde. Het ras Subito was met 33.6%DS het minst ver afgerijpt maar nog aanvaardbaar voor een normale kuilmaïsoogst. De totale drogestofopbrengst van de standaardrassen bedroeg 21.5 ton DS/ha. Er waren eerder beperkte significante verschillen tussen de rassen onderling. Het ras PR38Y34 (107.1%) behaalde de hoogste opbrengst, enkel significant verschillend van de rassen Saxxofon (94.5%) en Zidane (93.1%) die het laagste opbrengstniveau hadden in deze proef maar niet significant verschillend van de overige rassen. De rassen PR39A98 (104.6%), LG3234 (102.1%), D10MA06 (102.1%) en PR39R86 (103.9%) behaalden eveneens een hoog opbrengstniveau gevolgd door een aantal rassen met een gelijkwaardig opbrengstniveau als de standaardrassen. Inzake kolfopbrengst haalden vooral de rassen PR38Y34 (106.1%) en Torres (104.0%) de hoogste opbrengst tegenover de standaardrassen, onmiddellijk gevolgd door de rassen LG3234 (103.2%) en PR39A98 (103.2%). Heel wat rassen combineerden een hoge totale opbrengst met een hoge kolfopbrengst. Vooral de rassen 55

58 PR38Y34, PR39A98, PR39R86, LG 3234, Torres en in mindere mate GL Fantatic en SY Mascotte vallen hier op (figuur 2.3). In tabel 2.4 worden de voederwaardegegevens weergegeven in combinatie met de opbrengstgegevens. De verteerbaarheidscijfers slaan op de gemiddelde cijfers van het volledig LCV-netwerk gezien het beperkt aantal monsters per proef. De rassen SY Mascotte, LG 3234, Torres, en PR39T13 combineren een hoge verteerbaarheid met een hoog opbrengstcijfer (figuur 2.2). Het ras PR39F58 combineert dan weer een lager lager opbrengstniveau met een hoge verteerbaarheid. Op deze wijze verandert de rangorde tussen de rassen inzake energieopbrengst (kvem/ha) PR38Y34 Torres LG3234 PR39R86 PR39A98 GL Fantastic ) (% SY Mascotte f PR39T13 tie PR39T r e la ES KongressNX14398 st g Zidane ES Turbo r e n b 98.0 p lfo PR39F58 o k Saxxofon Subito 90.0 totale opbrengst relatief (%) Figuur 2.3 : Verband tussen totale opbrengst en kolfopbrengst (proef M10.04) 56

59 Tabel 2.3: Opbrengstgegevens rassenproef late kuilmaïs (proef M10.04) Variëteit Mandataris lengte (cm) % gekrulde bladeren % DS Kolf + schutblad % DS rest plant % buile n- bran d %stenge l-rot planten /ha kolven /100 planten totale opbrengst kg vers/ha DS opbrengst rest kg DS/ha DS opbrengst kolf kg DS/ha DS opbrengst totaal kg DS/ha %DS totale plant berekend kolf aandeel op DS % kg-ds/ha Rest, 100= 8499 (2) kg-ds/ha Kolf,100= kg-ds/ha Totaal, Tukeys 100= Honest Sign. Dif. Tot. Opbr. ES Kongress Limagrain ab ES Turbo (1) Verla Seeds ab LG3234 Limagrain ab D06MA ab PR38Y34 Pioneer a PR39A98 Pioneer ab PR39F58 Pioneer ab PR39R86 Aveve ab PR39T13 Pioneer ab PR39T83 Pioneer ab Saxxofon Innoseeds b Philip- Subito Seeds ab SY Mascotte Syngenta ab Torres Aveve ab Zidane Aveve b GL Fantastic Philip Seeds ab Gemiddelde VC% Fber. Ras ** **** **** ** ** * *** ** Fber. Blok * NS **** **** **** **** **** * (1) vet gedrukt=standaardrassen (2) waarden gevolgd door eenzelfde letter zijn niet significant verschillend (Turkey-test, p<0,05) 57

60 105.0 PR39F Zidane SY Mascotte LG3234 PR39T13 Torres Saxxofon ES Turbo PR39T83 Subito ES Kongress 97.0 PR39A98 PR39R86 PR38Y34 Reeks Figuur 2.4: Relatie relatieve DS-opbrengst totale plant en relatieve verteerbaarheid late kuilmaïsrassen (proef M10.04) 58

61 Tabel 2.4 : Resultaten verteerbaarheid, VEM-waarde en KVEM-opbrengst/ha gerelateerd aan de opbrengst late kuilmaïsrassen (proef M09.04) totale drogestofopbrengst Verteer- VEM- % DS Kolfaan- Zetmeel baarheid waarde kvem- Ras Mandataris/verdeler rel. 1 totaal deel % 2 rel 3 rel 4 rel 5 opbr./ha 6 ES Kongress Limagrain Belgium ES Turbo Verla Seeds LG3234 Limagrain Belgium PR38Y34 Pioneer PR39A98 Pioneer PR39F58 Pioneer PR39R86 Aveve PR39T13 Pioneer PR39T83 Pioneer Saxxofon Innoseeds Subito Philip-Seeds SY Mascotte Syngenta Torres Aveve Zidane Aveve %=gemiddelde kgds totaal standaardrasse gemiddeld DS% totale plant gemiddeld kolfaandeel op de totale drogestofopbrengst in % 100%= gemiddelde zetmeelpercentage standaardrassen 100% = gemiddelde verteerbaarheid standaardrassen 100%= gemiddelde VEM-waarde standaardrassen %= gemiddelde kvem-opbrengst /ha standaardrassen Totale drogestofopbrengst relatief t.o.v. gemiddelde van de rassen Zidane, Torres, Subito, PR39T83, PR39T13, PR39A98, LG3234, ES Turbo (100=21,5 ton DS/ha) 2 kolfaandeel bepaald te Bottelare, Hoogstraten, Poperinge, Sint-Niklaas en Tongeren 3 zetmeelgehalte in % op de droge stof relatief t.o.v. gemiddelde van de standaardrassen=100%=31,3% 5 verteerbaarheid van de organische stof in % relatief t.o.v. gemiddelde van de standaardrassen =100%=70.8% 6 VEM-waarde relatief t.o.v. gemiddelde van de standaardrassen =100%=884 VEM 7 kvem opbrengst/ha relatief t.o.v. gemiddelde van de standaardrassen =100%=18983 kvem/ha

62 Rassenvergelijking korrelmaïs LCV 1 (proef M10.05) Proefgegevens In het kader van het rassenonderzoek uitgevoerd door het Landbouwcentrum voor Voedergewassen werden te Bottelare op een zandleembodem 21 rassen uitgezaaid: Ras Mandataris 1. Aagenda Verla Seeds 2. Aaposito Verla Seeds 3. Ajaxx Philip Seeds 4. Alduna Aveve 5. Coleen Limagrain 6. DKC2787 Monsanto 7. LG3247 Limagrain Belgium 8. Logo Limagrain Belgium 9. Marco Limagrain Belgium 10. MAS 13L Maïsadour 11. P8000 Pioneer Hi-Bred 12. Patrick Limagrain 13. Podium Aveve 14. PR39K13 Pioneer Hi-Bred 15. PR39N39 Pioneer Hi-Bred 16. PR39T13 Pioneer Hi-Bred 17. PR39V43 Pioneer Hi-Bred 18. Spinkxx Philip Seeds 19. DKC2787 Monsanto 20. Tiberio Verla Seeds 21. Xxentos Innoseeds 22. Xxentrum Philip Seeds *standaardrassen Volgende teelttechnische maatregelen werden genomen: Voorvrucht: aardappel Zaaidatum: Zaaidichtheid: zaden/ha, nadien uitgedund tot planten/ha Bemesting: o Advies BdB: 142 N, 50 P 2 O 5, 150 K 2 O, 130 MgO kg/ha o : 25 ton/ha rundermengmest: 139 kg/ha Ntotaal waarvan 87.5 Nwerkzaam, 27.5 kg/ha P 2 O 5, kg/ha K 2 O en 22.5 kg/hamgo o : 104 kg MgO/ha (400kg/ha kieseriet 26 MgO) o : 62.4 kgn/ha (160 l/ha vloeibare N -39 N/100 l) o : 20N en 20kg P 2 O 5 /ha (rijenbemesting 87 kg/ha 23 N-23 P 2 O 5 ) Herbicide: o Tembotrione + isoxadifen-ethyl + flufenacet + terbuthylazin: 99 g g g g/ha ( Laudis + Aspect T: 2.25 l + 2 l/ha) ( ) 1 Proef in het kader van het Landbouwcentrum Voedergewassen vzw (LCV) o Mesotrione + nicosulfuron: 150 g + 24 g/ha (Callisto + Samson Extra 60OD: 1.5l + 0.4l/ha): plaatselijk met beschermkap ter bestrijding aardappelopslag ( ) 60

63 Resultaten (tabel 2.5) De maïs kende een vlotte opkomst en een sterke groei. Hoewel de korrelmaïsproef zich op hetzelfde perceel bevond als de kuilmaïsrassenproeven was de impact van de droogte in juni veel minder visueel merkbaar. Het percentage gekrulde bladeren was dan ook gemiddeld veel lager met kleinere verschillen tussen de rassen ondanks de koude weersomstandigheden in de maand mei. Het gemiddeld percentage opgekrulde bladeren dat weergegeven is in tabel 2.5 moet evenwel met de nodige voorzichtigheid worden geïnterpreteerd door de grote variatie tussen de parallellen. Er kan dan ook niet gesproken worden van significante verschillen tussen de rassen en er was ook geen correlatie tussen het percentage gekrulde bladeren en de finale opbrengst. Er werd geoogst op 26 oktober Er werd nagenoeg geen legering vastgesteld. Er werd wel wat builenbrand vasgesteld en dan vooral bij de rassen PR39V43, Patrick en Aagenda met respectievelijk 9.5%, 7.7% en 6.8%. Het gemiddelde vochtgehalte van de korrel bedroeg 33,2 % op het moment van oogsten. De rassen PR39V43 (27.9%) en PR39N39 (29.1% vocht) waren het verst afgerijpt. De rassen Sue (36,2%), PR39T13 (35,6%), Alduna (35,1%) en Aagenda (35,0%) waren het minst rijp bij de oogst. Vanuit het standpunt van een korrelmaïsteler is dit een minder gunstig gegeven voor deze rassen. De gemiddelde korrelopbrengst bedroeg kg/ha (korrel 15% vocht). Tussen de rassen werden significante verschillen vastgesteld. Vooral de rassen Alduna en Sue haalden een hoog opbrengstniveau met respectievelijk 109,1 en 106,7% t.a.v. de standaardrassen, onmiddellijk gevolgd door de rassen PR39T13 (105.2%) en Xxentrum (105.3%). Heel wat rassen behaalden een opbrengst vergelijkbaar met de standaardrassen. De rassen PR39V43 en in mindere mate PR39N39 en MAS13L haalden een duidelijk lagere opbrengst ( 83.2%, 93.7% en 93.8% t.a.v. de standaardrassen). Wanneer we de opbrengst uitzetten in functie van het vochtgehalte valt een lineair verband op (R²=0.73). De productiefste rassen werden gemiddeld bij het hoogste vochtgehalte geoog st wat wijst op het groter aantal groeidagen die ze nodig hebben om af te rijpen. 61

64 Tabel 2.5 : Resultaten rassenproef korrelmaïs (Proef M10.05) Variëteit Mandataris % gekruld blad % DS naakte kolf % korrel op naakte kolf droog % builenbrand % stengelrot planten /ha kolven / 100 planten DS opbrengst naakte kolf /ha opbrengst korrel 15% vocht /ha % spil op naakte kolf droog % vocht in de korrel relatief kg- DS/ha naakte kolf 100% =12329 relatief kg- DS/ha korrel 15% vocht 100% = Aagenda Verla Seeds abcd Aaposito Verla Seeds bcde Ajaxx Philip-Seeds abcd Alduna Aveve a Coleen Limagrain abcd DKC2787 Monsanto bcde LG3247 Limagrain abcd Logo Limagrain bcde Marco Limagrain de MAS13L Maisadour e P8000 Pioneer bcde Patrick Limagrain bcde Podium Aveve cde PR39K13 Pioneer bcde PR39N39 Pioneer e PR39T13 Pioneer abc PR39V43 Pioneer f Sphinxx Philip-Seeds abcd Sue Philip-Seeds ab Tiberio Verla Seeds abcd Xxentos Innoseeds abc Xxentrum Philip-Seeds abc Gemiddelde VC% Fber. Ras **** **** **** **** **** Fber. Blok * * **** **** ** (1) vet gedrukt=standaardrassen (2) waarden gevolgd door eenzelfde letter zijn niet significant verschillend (Turkey-test, p<0,05) Tukeys Honest sign. dif. Korrelopb r. 15% vocht 62

65 Alduna PR39T13 f105.0 Xxentos LG3247 Xxentrum tie Coleen Ajaxx Tiberio Aagenda r e la t Sphinxx P8000 c h o DKC2787 PR39K13 Patrick v100.0 Aaposito Podium % Logo Reeks1 st g Marco r e n 95.0 b PR39N39 MAS13L p r e lo o k 90.0 Sue 85.0 PR39V vochtgehalte % Figuur 2.5 : Verband tussen het vochtgehalte van de korrel en de korrelopbrengst op basis van 15% vocht (Proef M10.05) 63

66 2.2. Fytotechnische proeven Invloed van diverse bodembewerkingssystemen op de fytotechnische omgeving en kostprijs van maïs (proef M10.01) Doelstelling Erosie vermindert op middellange termijn op significante wijze de bodemvruchtbaarheid. Zowel wind- als watererosie komen in Vlaanderen voor: winderosie is vooral op lichte bodems een probleem terwijl hellende terreinen aanleiding kunnen geven tot sterke watererosie. Naast een verminderde bodemvruchtbaarheid geeft watererosie aanleiding tot modderstromen wat zorgt voor een onveilige situatie op het wegennet en het dichtslibben van rioolnetwerken. Na hevig onweer worden tevens woonkernen steeds meer en meer geconfronteerd met de gevolgen van deze modderstromen. Een permanente bodembedekking en minimale grondbewerking vormen het beste instrumentarium om erosie tegen te gaan. Dit heeft echter gevolgen op de wijze van bemesten, inzaaimethodiek, nodige apparatuur en keuze van de bodembedekker. Tevens kunnen fytotechnische effecten verwacht worden op : de onkruidpopulatie; de opbouw organisch materiaal en bodemstructuur; het bodemleven; de mineralisatie en bemestingsniveau; de opbrengst; Minimale bodembewerking vereist specifieke grondbewerkings- en inzaaiapparatuur. Dit brengt extra kosten met zich mee. Ook de arbeidstijd zal bij minimum tillagesystemen anders liggen dan bij het klassieke bodembewerkingssysteem. Om een grondiger inzicht te krijgen in deze deelaspecten werd in in het kader van het Landbouwcentrum voor voedergewassen vzw in 2007 een vijfjarig proefproject gestart Proefopzet In het proefopzet worden systematisch twee factoren opgenomen met telkens verschillende deelobjecten : Factor 1: varianten inzake bodembewerking, groenbemester, zaaiklaar leggen en zaaien 1. Geen groenbemester drijfmest injecteren klassiek ploegen (25-30 cm) en zaaiklaar leggen. 2. Inzaai gras in najaar drijfmest injecteren zode doodspuiten zode bewerking (frezen) bewerking met vaste tand (15-20 cm) en zaaiklaar leggen. 3. Inzaai gras in najaar drijfmest injecteren zode doodspuiten zode bewerking (frezen) klassiek ploegen en zaaiklaar leggen. 4. Inzaai gras in najaar drijfmest injecteren zode doodspuiten zode bewerking (frezen) bewerking met vaste tand (25-30cm) en zaaiklaar leggen. 5. Inzaai rogge in najaar drijfmest injecteren rogge doodspuiten directe inzaai (gekartelde schijf). 6. Inzaai gras in najaar drijfmest injecteren zode doodspuiten directe inzaai (gekartelde schijf). 1 Proef in het kader van Landbouwcentrum Voedergewassen vzw (LCV) 64

67 Factor 2: Bemesting: advies organisch-kg N Kunstmest-N kg/ha (N) object C% N-index BdB werkzaam advies advies advies- +30% 30% Volgende fytotechnische maatregelen werden uitgevoerd: Voorvrucht: maïs Basisbemesting: ton/ha rundermengmest: 168 Ntotaal waarvan 92 Nwerkzaam, 36 P 2 O 5, 122 K 2 O, 30 MgO kg/ha (analyse BdB: Ntotaal waarvan 2.8 Nmineraal, 1.1 P 2 O 5, 3.7 K 2 O, 0.9 MgO kg/ton) Minerale bemesting : Bodembewerkingen : , en Zaaidatum: Zaaidichtheid: zaden/ha, nadien uitgedund waar nodig tot planten/ha Cultivar: PR39A98 Herbicide: o glyfosaat: 1260 g/ha (Glyfall: 3.5 l/ha) ( ) o topramezone + dimethenamide-p + terbuthylazin + dicamba + nicosulfuron: 50.4 g g g g + 27 g/ha (Arietta + Akris + Banvel + Samson 60: 0.15 l + 2 l l l/ha)( ) 65

68 Tabel 2.6: Opbrengstgegevens proef M10.01 : Invloed van diverse bodembewerkingssystemen op de fytotechnische omgeving van maïs bodembewerking bemesting kg DS-opbrengst/ha rel. t.o.v. % DS % DS % % % lengte planten kolven totale DS DS DS % DS kolf bodembew. 1 - advies Kolf+ rest gelegerde builen- stengel- (cm) /ha /100 opbrengst opbrengst opbrengst opbrengst totale aandeel rest 100= kolf 100= tot. 100= schutblad plant planten brand rot planten vers rest kolf totaal plant op DS kg vers /ha kg DS/ha kg DS/ha kg DS/ha berekend % kg DS/ha kg DS/ha kgds/ha ,2 20,5 0,0 0,3 0,0 295, , ,0 57,3 100,0 100,0 100, ,4 21,9 0,0 0,6 0,0 305, , ,9 55,5 103,9 97,4 100, ,5 21,7 0,0 0,3 0,0 309, , ,4 54,0 102,0 90,0 95,1 gem. 50,4 21,4 0,0 0,4 0,0 303,5a ab 100, a 9970a 17931a 31,4 55,6 102,0 95,8 98, ,0 20,5 0,0 0,0 0,0 278, , ,7 57,3 89,9 90,5 90, ,3 21,0 0,0 0,0 0,0 283, , ,5 55,7 90,3 85,0 87, ,1 21,7 0,0 0,3 0,0 270, , ,2 51,2 90,3 72,0 79,8 gem. 48,2 21,0 0,0 0,1 0,0 277,3bcd ab 98, bc 8587b 15627bc 30,5 54,7 90,2 82,5 85, ,3 22,1 0,0 0,0 0,0 284, , ,2 52,5 102,3 85,2 92, ,9 21,0 0,0 0,3 0,0 304, , ,7 54,5 100,5 90,1 94, ,2 22,3 0,6 0,3 0,0 289, , ,0 51,5 102,0 81,5 90,3 gem. 49,5 21,8 0,2 0,2 0,0 293ab a 100, ab 8911ab 16844ab 31,0 52,8 101,6 85,6 92, ,1 21,1 0,0 0,3 0,0 282, , ,3 54,2 90,3 79,8 84, ,0 20,5 0,0 0,3 0,0 278, , ,7 56,9 91,2 90,5 90, ,6 21,3 0,0 0,3 0,0 276, , ,7 53,6 87,3 75,9 80,8 gem. 48,9 21,0 0,0 0,3 0,0 279,3bc ab 100, c 8544b 15542bc 30,6 54,9 89,6 82,1 85, ,8 21,6 0,0 0,0 0,0 266, , ,1 58,6 80,9 85,8 83, ,6 20,6 0,0 0,0 0,0 264, , ,3 61,2 79,2 93,9 87, ,7 21,2 0,0 0,0 0,0 258, , ,3 58,1 76,7 79,1 78,1 gem. 49,0 21,1 0,0 0,0 0,0 263,1d ab 100, cd 8982ab 15144bc 31,9 59,3 78,9 86,3 83, ,3 21,3 0,0 0,3 0,0 258, , ,4 58,3 73,7 77,8 76, ,4 20,4 0,0 0,0 0,0 273, , ,4 58,8 77,3 82,8 80, ,4 21,9 0,0 0,0 0,0 260, , ,4 57,5 70,8 71,9 71,4 gem. 46,7 21,2 0,0 0,1 0,0 264,1cd b 101, d 8066b 13838c 31,1 58,2 73,9 77,5 76,0 gem. 1 48,8 21,2 0,0 0,2 0, , ,1 56,4 89,5 86,5 87,8 2 48,9 20,9 0,0 0,2 0, , ,1 57,1 90,4 90,0 90,2 3 48,6 21,7 0,1 0,2 0, , ,0 54,3 88,2 78,4 82,6 VC(%) Anova bodembew. *** * *** ** *** bemesting NS NS NS *** ** bodembew.xbemesting NS NS NS NS NS (1) bemesting : 1= Advies, 2= Advies +30%, 3=Advies-30% (2) bodembewerking: 1)geen groenbemester-ploegen 2)italiaans-ondiep cultivator 3) italiaans-ploegen 4)italiaans-diep cultivator 5)rogge-directzaai 6)italiaans-directzaai 66

69 Resultaten Opkomst, standdichtheid en ontwikkeling De opkomst was vrij behoorlijk, zelfs bij de rechtstreekse inzaai (objecten 5 en 6). Er werden slechts beperkte significante verschillen vastgesteld. De verschillen in onkruidontwikkeling tussen de objecten werden gequoteerd juist voor het uitvoeren van de onkruidbestrijding (zie tabel 2.7). Tussen de eerste 4 objecten werden maar beperkte verschillen vastgesteld bij een onkruidontwikkeling die voornamelijk gedomineerd werd door melganzevoet en in beperktere mate door hanepoot en haagwinde. De andere voorkomende onkruiden kwamen in een te lage hoeveelheid voor om er conclusies uit te trekken. Op object 2 kwam meer melganzevoet voor en bij object 4 werd meer haagwinde vastgesteld. Bij de rechtstreekse inzaai in rogge en italiaans werd merkelijk meer hanepoot en minder melganzevoet vastgesteld in vergelijking met de overige objecten. Bij rechtstreekse inzaai in italiaans was een sterke ontwikkeling van Italiaans raaigras niet verwonderlijk. Na de toepassing van het herbicide werden geen verschillen meer opgemerkt tussen de objecten. Tabel 2.7 : Onkruidontwikkeling juist voor het uitvoeren van de onkruidbestrijding (PM10.01) aantal per m² relatief 1=100% BODEMBEW. ECHCG CHEAL CAGSE POLPE MATCH LOLMU Tijdens het groeiseizoen werden opvallende lengteverschillen vastgesteld (figuur 2.6). De objecten met rechtstreekse inzaai gaven nl aanleiding tot een groeiachterstand. Op het einde van het groeiseizoen bij een finale plantlengte werden significante verschillen vastgesteld. Vooral de factor bodembewerking gaf aanleiding tot tot significante verschillen. De objecten met rechtstreekse inzaai waren gemiddeld ca. 30cm korter dan de objecten met ploegen. Ook de ondiepe bewerking met vaste tand (obj 2) gaf aanleiding tot significant kortere planten versus ploegen (object 1). Een hogere bemesting resulteerde enkel bij objecten 3 en 6 in beter ontwikkelde planten. STEME SENVU POAAN CIRAR POLAV totaal 67

70 200,0 180,0 160,0 140,0 lengte (cm) 120,0 100,0 80,0 N-advies N-advies+30% N-advies-30% 60,0 40,0 20,0 0, bodembewerking Figuur 2.6: Plantlengte tijdens de groei (proef M10.01) lengte bij oogst lengte(cm) 320,0 310,0 300,0 290,0 280,0 270,0 260,0 250,0 240,0 230, bodembewerking N-advies N +30% N -30% Figuur 2.7: Plantlengte bij de oogst (proef M10.01) 68

71 Opbrengstgegevens (Tabel 2.6) De groeiverschillen reflecteerden zich ook duidelijk in significante verschillen in opbrengst. Er was geen interactie tussen de factor bemesting en de factor bodembewerkinggroenbedekker. De drogestofopbrengst van de restplant van objecten 5 en 6 (directe inzaai) waren significant lager dan van de objecten met ploegen (1 en 3). Object 1 (ploegen zonder groenbemester bemesting volgens advies) gaf de hoogste drogestofopbrengst van de rest plant, significant verschillend van de objecten 2,4,5 en 6. De objecten 2 en 4 (bewerkingen met vaste tand + goenbedekker) waren beide significant lager dan de objecten met ploegen. Object 2 (ondiepe bewerking met vaste tand + groenbedekker) gaf ook een significant lagere opbrengst t.a.v. object 1. De objecten 5 en 6 (directe inzaai) hadden een significant lagere opbrengst dan object 1. Door een hogere N-bemesting verhoogde het opbrengstniveau van de rest plant bij deze objecten slechts nauwelijks. Inzake de kolfopbrengst gaven beide factoren aanleiding tot significante verschillen. Gemiddeld (dus alle bemestingsniveau s samen) gaf de factor bodembewerking+groenbedekker aanleiding tot kleinere verschillen dan voor de rest plant. De kolfopbrengst was enkel bij object 6, 2 en 4 significant lager dan object 1. Door een hogere N-bemesting werd bij de objecten 2, 4 en in iets mindere mate 6 een hogere kolfopbrengst bekomen. De totale drogestofopbrengst van de objecten met rechtstreekse inzaai en de objecten met vaste tand (5, 6, 2 en 4) was significant lager dan van object 1. Hoewel niet significant verschillend was er toch een trend tot een lagere opbrengst bij object 3 in vergelijking met object 1 of het toepassen van Italiaans raaigras als groenbedekker leidde tot een lichte opbrengstreductie. Tussen de objecten 2 en 4 waren er geen significante verschillen of de diepte van de bodembewerking met de vaste tand resulteerde niet in opbrengstverschillen. De objecten met directe inzaai (5 en 6) gaven duidelijk lagere opbrengsten met het laagste opbrengstniveau na Italiaans raaigras, zij het niet significant verschillend tegenover rogge. De factor bemesting gaf aanleiding tot significante verschillen. Vooral een 30% lagere N- bemesting gaf algemeen aanleiding tot een significant lagere opbrengst. Een 30% hogere N- bemesting gaf gemiddeld aanleiding tot een meeropbrengst van slechts 2.7%. Bij de objecten 4, 6 en in mindere mate 4 en 5 was de respons wel hoger dan bij de overige objecten Nitraatresidu na de oogst (Tabel 2.8) Algemeen was het N-residu bij alle objecten vrij laag en duidelijk beneden de norm van 90kg NO 3 -N. Er waren geen opvallende verschillen tussen de objecten. N-advies +30% gaf niet systematisch aanleiding tot een hoger residu 69

72 Tabel 2.8 : Nitraatresidu na de oogst (M10.01) bodembewerking groenbemester bemesting 0-30 cm kg NO3-N/ha 1 geen 1 3,3 2,3 2,3 8 1 geen 2 1,9 2,3 2,3 6 1 geen 3 4,3 2,3 2,3 9 2 italiaans 1 2,7 3,0 2,3 8 2 italiaans 2 2,6 2,3 2,3 7 2 italiaans 3 3,0 2,3 2,3 8 3 italiaans 1 4,1 2,3 2,3 9 3 italiaans 2 2,9 2,3 2,3 7 3 italiaans 3 2,9 2,3 2,3 7 4 italiaans 1 1,9 2,3 2,3 6 4 italiaans 2 3,4 3,6 2,3 9 4 italiaans 3 3,0 2,3 2,3 8 5 rogge 1 3,4 2,3 2,3 8 5 rogge 2 2,7 3,9 2,3 9 5 rogge 3 4,2 2,3 2,3 9 6 italiaans 1 3,1 2,7 2,5 8 6 italiaans 2 3,6 2,3 2,3 8 6 italiaans 3 6,0 3,2 2, cm kg NO3-N/ha cm kg NO3-N/ha totaal kg NO3-N/ha Teeltcombinatie Gras-maïs nog haalbaar? (proef M10.02) 1 Op heel wat melkveebedrijven vindt men de teeltcombinatie gras na maïs. Deze combinatie biedt mogelijkheden voor derogatie in het kader van het mestdecreet. In het voorstel van derogatie is voorzien dat er voor deze teeltcombinatie 250 kg N/ha uit dierlijke mest mag toegediend worden ipv 170 kg N/ha dit binnen de totale 275kg N/ha. Voorwaarde om de 30% extra mest te mogen geven is wel dat het gras gemaaid wordt. Bij het volledig invullen van de 250kgN met dierlijke mest is er maar een beperkte kunstmestgift mogelijk (25N). Gras na maïs wordt relatief laat gezaaid en vroeg geoogst. Zijn de groeiomstandigheden voor het gras minder gunstig, kan de ontwikkeling van het gras onvoldoende zijn, wil men de maïs op tijd zaaien. Het gras onttrekt heel wat vocht tijdens de groei. In sommige gevallen kan dit een vochttekort bij de maïs met zich meebrengen. Wil men van beide teelten een goede productie halen, zal men zowel het gras al de maïs voldoende bemest moeten worden. De vooropgestelde normen laten echter geen of weinig ruimte om beide teelten optimaal te gaan bemesten. Vraag is hoe men de toegelaten hoeveelheid mest best gaat gebruiken. Hierbij heeft men de keuze om het gras minimaal te gaan bemesten, en vroeg een beperkte snede te maaien. De maïs krijgt in dit geval de hoofdbrok van de bemesting. Er is ook een mogelijkheid om de hoeveelheid stikstof te verdelen over beide teelten. Zowel het gras als de maïs krijgen een deel van de dierlijke mest en bij één van de teelten wordt er nog aangevuld met kunstmest. Wanneer men kiest om ook dierlijke mest toe te dienen aan het gras, zal de mestinjectie vroeg gebeuren. Ervaringen in de praktijk zijn dat injecteren in zulk gras niet evident is. Men loopt het risico dat de grond zich ophoopt voor de injecteur en dat er onder natte omstandigheden dikwijls te diepe sporen worden gereden. Belangrijke vraag blijft ook hoe de nitraatrest zich zal situeren in het najaar. De teeltcombinatie gras-maïs biedt misschien mogelijkheden voor het melkveebedrijf om meer dierlijke mest op de eigen gronden doch in het licht van het nieuwe mestdecreet zijn er toch een aantal mogelijke knelpunten. De vraag is dan ook of deze teeltcombinatie de moeite loont vergeleken met een teelt van enkel maïs al dan niet in combinatie met een groenbemester Het doel van dit project in het kader van het Landbouwcentrum voor voedergewassen vzw is gedurende twee jaar een aantal bemestingsstrategieën bij de teelt combinatie gras-maïs te 70

73 bestuderen in functie van de normen in het mestdecreet en het ingediende verzoek tot derogatie. De problematiek van de stikstofrest krijgt ook de nodige aandacht in het project Objecten 1. Maïs, bemesting 170 kg N/ha uit RDM + N aanvullen met kunstmest volgens advies 2. Maïs met voorteelt gras als groenbemester, bemesting 170 kg N/ha uit RDM + N aanvullen met kunstmest volgens advies 3. Maïs met voorteelt gras, bemesting maïs 170 kg N/ha uit RDM + 10 kg N/ha uit kunstmest als rijenbemesting, gras 80 kg N/ha uit kunstmest 4. Maïs met voorteelt gras, bemesting maïs 250 kg N/ha uit RDM + 10 kg N/ha uit kunstmest als rijenbemesting, gras geen bemesting 5. Maïs met voorteelt gras, bemesting mais 85 kg/ha uit RDM + 10 kg N/ha uit kunstmest, gras 165 kg N/ha uit RDM 6. Maïs met voorteelt gras, bemesting maïs 125 kg N/ha uit RDM + 10 kg N/ha uit kunstmest als rijenbemesting, gras 125 kg N/ha uit RDM Mengmest is geïnjecteerd met een zelfrijder. 71

74 Tabel 2.9 : Bemestingsschema van de proef (proef M10.02) Object gras dierlijke mest kunstmest N tot Nwerkz P 2 O 5 K 2 O MgO N P 2 O 5 K 2 O MgO maïs dierlijke mest kunstmest N tot Nwerkz P 2 O 5 K 2 O MgO N P 2 O 5 K 2 O MgO gras+maïs dierlijke mest kunstmest N tot Nwerkz P 2 O 5 K 2 O MgO N P 2 O 5 K 2 O MgO Totale bemesting Object N tot Nwerkz P 2 O 5 K 2 O MgO Proef werd aangelegd als blokkenproef met een lijnschikking. 72

75 Fytotechnische maatregelen Voorvrucht: maïs : Inzaai Italiaans raaigras cv. Meroa 45kg/ha : Mengmestinjectie door zelfrijder Vervaet op de objecten 5 en 6: respectievelijk 25 m³ en 33.5 m³ (rundermengmest analyse BdB: 5.03 Ntotaal, 1.23 P 2 O 5, 4.57 K 2 O, 0.8 MgO) en bemesting object 3: 80 N (296 kg/ha A.N. 27 % N) : Bemestingsadvies op basis van N-profielanalyse en standaard bodemanalyse object 1: 176 N, 120 P 2 O 5, 200 K 2 O, 70 MgO (C % 1.2 ; N-index 122) object 2: 156 N, 120 P 2 O 5, 200 K 2 O, 70 MgO (C % 1.3 ; N-index 147) object 3: 155 N, 120 P 2 O 5, 200 K 2 O, 70 MgO (C % 1.3 ; N-index 148) object 4: 161 N, 120 P 2 O 5, 200 K 2 O, 70 MgO (C % 1.2 ; N-index 161) object 5: 166 N, 120 P 2 O 5, 200 K 2 O, 70 MgO (C % 1.1 ; N-index 135) object 6: 158 N, 120 P 2 O 5, 200 K 2 O, 70 MgO (C % 1.2 ; N-index 145) : maaisnede Italiaans raaigras objecten 5 en : frezen zode : Mengmestinjectie zelfrijder Vervaet met als volgende dosering: Object 1, 2 en 3: 33.5 m³ Object 4: 49.5 m³ Object 5: 24.5 m³ Object 6: 16 m³ (samenstelling rundermengmest zie hoger) : Minerale bemesting volgens bovenstaand schema via: ammoniumnitraat (27 % N), chloorpotas 60 (60 % K 2 O), kieseriet (25 % MgO) en rijenbemesting met 23 N-23 P 2 O 5 alle objecten (87 kg/ha) Zaaidatum: Zaaidichtheid: zaden/ha, nadien uitgedund waar nodig tot planten/ha Cultivar: Tiberio Herbicide: Topramezone + dimethenamide + mesotrione + terbuthylazin + nicosulfuron: 48 g g + 35 g g /ha (Clio Elite + Calaris + Samson Extra 60-OD : 1.5 l l l/ha) ( ) 73

76 Resultaten Groei maïs Er werden visueel sterke groeiverschillen in grasgroei geobserveerd tussen de objecten als gevolg van de gekozen besmestingsregimes. Ook de maïsplanten vertoonden duidelijke groeiverschillen. In tabel 2.9 worden de resultaten van een lengtemeting op weergegeven. De maïsplanten van object 1 waren significant langer dan de maïs van de objecten 3,5 en 6. Minder werkzame N op niveau van de maïs geeft aanleiding tot een groeiachterstand. 200,0 180,0 160,0 140,0 120,0 lengte (cm) 100,0 80,0 60,0 40,0 20,0 0, object Figuur 2.9: Lengtemetingen bij maïs op (proef M10.02) Opbrengstresultaten Gras (tabellen 2.10 en 2.11) De verschillende bemestingsregimes resulteerden in significante opbrengstverschillen bij de grassnede. Het doseren van N via kunstmest (object 3) gaf duidelijk aanleiding tot de hoogste opbrengst. Het toepassen van een hogere mengmestgift voor het gras in object 6 resulteerde niet in een significant hogere opbrengst in vergelijking met object 5. Het niet bemesten van het gras (object 4) resulteerde in de laagste opbrengst evenwel niet significant verschillend van de objecten 5 en 6. Qua voederwaarde werden beperkte verschillen vastgesteld. Object 3 had het hoogste gehalte aan ruwe celstofgehalte en een tendens tot een iets lagere VEM-waarde, significante verschillen konden niet worden aangetoond gezien de gegevens niet normaal verdeeld waren. Het DVE-gehalte was significant hoger voor de objecten 5 en 6 tegenover de objecten 3 en 4.in vergelijking met de overige (Tabel 2.10). Tabel 2.10 : Opbrengstgegevens grasoogst (proef M10.02) Object tot opbr vers/ha DS opbr/ha DS% a 5746a 21,8b b 2847b 25,9a b 3169b 25,1a b 3438b 24,6a 74

77 VC% Fber beh Fber par 13,7 *** NS 11,2 *** * 2,4 *** NS *gemiddelden gevolgd door een verschillende letter zijn significant verschillend (P<0.05, Tukey) Tabel 2.11 : Voederwaardegegevens (proef M10.02) Object DVE (g/kg DS) VEM/ kg DS RE (% DS) RC (% DS) VEVI/ kg DS 3 86 b ,8 18, b ,8 16, a ,9 16, a ,1 17, VC% Fber beh Fber par 1,0 *** NS 5,8 NS NS *gemiddelden gevolgd door een verschillende letter zijn significant verschillend (P<0.05, Tukey) Maïs (tabel 2.12) Er werden significante verschillen vastgesteld inzake de drogestofopbrengst van de rest plant. De opbrengst van object 1 was significant hoger dan van de overige objecten. Object 6 met slechts een beperkte mengmestgift had de laagste opbrengst van de rest plant. Tussen de objecten 2,3,4 en 5 werden geen significante verschillen vastgesteld. Voor de kolfopbrengst was er geen significant verschil tussen de eerste 2 objecten. Dit kan verklaard worden door een nagenoeg analoge bemesting. De objecten 5 en 6 met een beduidend lagere bemesting op niveau van de maïs haalden een vrij lage kolfopbrengst zij het niet significant verschillend van de objecten 3 en 4. Inzake de totale drogestofopbrengst werd de hoogste opbrengst gerealiseerd bij object 1, significant hoger dan bij de andere objecten. Het hoogste niveau werkzame N op niveau van de maïs (object 4) resulteerde ook in een significant hogere opbrengst in vergelijking met de objecten 5, 6 en 1. Het verschuiven van een groot deel dierlijke mest naar het Italiaans raaigras (objecten 5 en 6) geeft aanleiding tot een sterk lagere opbrengst voor de maïs. Vergelijken we object 2 met object 1 dan stellen we vast dat door de inzet van een grasgroenbemester van Italiaans de opbrengst van de maïs wel lager uitvalt. Het verschil van 1.5 ton droge stof kan immers niet volledig verklaard worden door de 20 N werkzaam die op basis van advies minder werd bemest. Gras+Maïs (tabel 2.13) Wanneer de totale opbrengst wordt geëvalueerd dan valt het op dat object 3 het hoogste opbrengstniveau realiseert. Vervolgens volgen object 1 en 4. Voor de objecten 1 en 3 correspondeert dit met de toegepaste dosis werkzame N. De meeropbrengst van object 4 tegenover 5 en 6 is te wijten aan de hogere maïsopbrengst met een hoge dosis mengmest. 75

78 Tabel 2.12: Opbrengstgegevens (proef M10.02) totale DS DS DS % DS kolf kg DS-opbrengst/ha rel. t.o.v. object 1 = 100 ² % DS % DS % planten kolven opbrengst opbrengst opbrengst opbrengst totale aandeel rest kolf totaal Kolf+ rest builen- /ha /100 vers rest kolf totaal plant op DS 100= 100= 100= lengte schutblad plant brand planten kg vers /ha kg DS/ha kg DS/ha kg DS/ha berekend % Object (cm) kg DS/ha kg DS/ha kgds/ha a a a a ab b 9367 ab b b bc 8217 bc bc ab b 8713 bc b b cb 7210 c c b c 7593 c c gemiddeld VC% Fber beh ** *** *** *** NS Fber par NS NS * * NS *gemiddelden gevolgd door een verschillende letter zijn significant verschillend (P<0.05, Tukey) 76

79 Tabel 2.13 : Totale drogestofopbrengst (kgds/ha) gras + maïs (PM10.02) object gras maïs totaal Nitraatresidu De toegepaste bemestingsregimes in de verschillende objecten gaven geen aanleiding tot overschrijding van de norm van 90kg nitraatrest in het profiel (0-90cm) (figuur 2.10). In absolute cijfers waren de verschillen tussen de objecten vrij klein en lagen niet echt in de lijn van de verwachting waarbij een hoger nitraatresidu werd verwacht bij object 4 (hoge mengmestgift voor maïs). Object 4 haalde het laagste niveau, deels te verklaren door een hoge totale opbrengst (gras+maïs). Object 3 had het hoogste nitraatresidu. Nochtans werd hier de hoogste totale drogestofopbrengst behaalt (gras+maïs). Gezien deze bepaling steunde op mengmonsters van de verschillend objecten konden geen statistische verschillen worden afgeleid Fig 2.10: Nitraatresiduen einde groeiseizoen (proef M10.02) 77

80 2.2.3 Rijenbemesting in maïs 7 (proef M10.07) Objecten 1. Controle zonder bemesting ton/ha rundermengmest (zie basisbemesting) 3. Rundermengmest + aanvullen tot bemestingsadvies vollevelds toedienen: 49.6 N/ha (180 kg/ha ammoniumnitraat) 4. Rundermengmest + aanvullen tot 70 % bemestingsadvies vollevelds toedienen: 34 N/ha (126 kg/ha ammoniumnitraat) 5. Rundermengmest + aanvullen via NPK-minerale in de rij tot advies: 49.7 N/ha, 14.2 P 2 O 5, 26.0 K 2 O kg/ha (236.7 kg/ha NPK (YARA)) 6. Rundermengmest + aanvullen via NPK-minerale in de rij tot advies: 49.7 N/ha, 14.2 P 2 O 5, 26.0 K 2 O kg/ha (236.7 kg/ha NPK (YARA)) + bespuiting Yara Vita 4 l/ha in 4-bladstadium ( ) (1760 g P 2 O g K 2 O g MgO Zn/ha) 7. Rundermengmest + aanvullen via NPK-minerale in de rij tot 70 % van het advies: 34.1 N/ha, 9.7 P 2 O 5, 17.9 K 2 O kg/ha (162.4 kg/ha NPK (YARA)) 8. Rundermengmest + aanvullen via NPK-minerale in de rij tot 70 % van het advies: 34.1 N/ha, 9.7 P 2 O 5, 17.9 K 2 O kg/ha (162.4 kg/ha NPK (YARA)) + bespuiting Yara Vita 4 l/ha in 4-bladstadium ( ) ( 1760g P 2 O g K 2 O + 268g MgO Zn/ha) 9. Rundermengmest + aanvullen via NP-minerale in de rij tot 70 % van het advies: 30 N/ha,15 P 2 O 5 (150 kg/ha maïsstarter Aveve) 10. Rundermengmest + aanvullen via N in de rij tot N-advies: 51.5 N/ha (190 kg/ha ammoniumnitraat 27%) 11. Rundermengmest + aanvullen via NP MgO B % Humifirst in de rij tot advies N/ha, 10.9 P 2 O 5, 6.5 MgO kg/ha (218 kg/ha MgO + 0.2B % Humifirst ) werkzame eenheden via kunstmest kunstmest+mengmest+kieseriet kg/ha** N P 2 O 5 K 2 O MgO N P 2 O 5 K 2 O MgO 1. nulbemesting RDM* RDM* + volleveldse NPK-bemesting tot advies RDM* + 70 % volleveldse NPK-bemesting tot advies RDM* + NPK in rij tot advies YARA idem l Yara Vita /ha in 4-blad RDM* + NPK in rij tot 70% N-advies YARA idem l Yara Vita/ha in 4-blad RDM* + maïsstarter in rij tot 70 % advies RDM* + N 27 in rij tot N advies RDM* + NP MgO B + 1,5% Humifirst in rij tot 70% advies * + vollevelds kieseriet 26 MgO 160 kg/ha ** na correctie voor de werkelijk gedoseerde hoeveelheden 7 Proef in het kader van het Landbouwcentrum Voedergewassen vzw (LCV) 78

81 Fytotechnische maatregelen Voorvrucht: aardappel Zaaidatum: Zaaidichtheid : zaden/ha, nadien uitgedund op planten/ha Cultivar: LG Basisbemesting: o Advies BdB: 141N (op basis N-index BdB zie bijlage), 40 P 2 O 5, 130 K 2 O, 70 MgO kg/ha o : 33 ton/ha rundermengmest: kg/ha Ntotaal waarvan 92.4 Nwerkzaam, 36.3 kg/ha P 2 O 5, kg/ha K 2 O, 29.7 kg/hamgo (analyse zie bijlage) o : 41.6 kg MgO/ha (160kg/ha kieseriet 26 MgO) Herbicide: mesotrione + terbuthylazin + S-metolachloor + nicosulfuron: 87.5 g g g + 18 g/ha (Calaris + Dual Gold + Samson Extra OD: 1.25 l l l/ha) ( ) Mesotrione + nicosulfuron: 150 g + 24 g/ha (Callisto + Samson Extra 60OD: 1.5l + 0.4l/ha) : plaatselijk met beschermkap ter bestrijding aardappelopslag ( ) Resultaten Lengtemetingen (tabel 2.14 en figuur 2.11) Er werd op drie tijdstippen een lengtemeting uitgevoerd. Er werden significante verschillen vastgesteld tussen de objecten. De nulbemesting gaf aanleiding tot significant kortere planten bij de eerste meting. Verder waren de lengteverschillen in absolute cijfers tussen de objecten vrij klein. Object 11 met rijenbemesting en Humifirst gaf de langste planten zij het niet significant verschillend van de objecten 7 en 8 eveneens met rijenbemesting op hetzelfde N-niveau werkzaam. Bij de tweede tussenmeting en bij de laatste meting (finale plantlengte) werden eveneens significante verschillen vastgesteld. Hier groepeerden de objecten 1 tot 4 zich. De nulbemesting was niet significant verschillend van de objecten met rundermengmest al of niet met een volleveldsbemesting NPK. Het verminderen tot 70% van het advies gaf slechts aanleiding tot niet significant kleine lengtereducties. Het toepassen van een rijenbemesting (objecten 5 tot 11) gaf aanleiding tot significant langere planten in vergelijking met de eerste vier objecten. Binnen deze groep van objecten waren de lengteverschillen minimaal. Het uitvoeren van een supplementaire bespuiting met 4l/ha Yara Vita in object 6 gaf in vergelijking met object 5 geen effect inzake plantlengte. 79

82 Tabel 2.14: Resultaten lengtemetingen proef M10.07 object f* ef d e cdef 239 bcd bcde def cd de f d cde bcd a bcde 200.6abc ab ab bcde abc ab bcd abcd bc bcd a bcd a a a 203.1ab abc VC (%) Fobject *** *** *** Fblokken *** *** *** *gemiddelden gevolgd door eenzelfde letter zijn niet significant verschillend (P<0.05) volgens Tukey s Studentized Range test lengte gestekt blad of tot en met pluim (cm) Fig. 2.11: Lengte gestrekt blad proef M

83 Opbrengstgegevens (tabel 2.15) Inzake de opbrengst van de rest plant werden geen significante verschillen vastgesteld tussen de objecten. Object 1 (enkel mengmest) en object 3 (30% lager dan het advies) vertoonden wel een trend tot een niet significant lagere opbrengst. Inzake de kolfopbrengst werden wel significante verschillen vastgesteld. De kolfopbrengst van de nulbemesting was significant lager dan de overige objecten met uitzondering van object 2. Inzake de totale drogestofopbrengst behaalden de objecten 6,10 en 11 een significant hogere opbrengst dan de controle. In absolute cijfers behaalden deze objecten eveneens het hoogste opbrengstniveau, evenwel niet significant verschillend tegenover de andere objecten Nitraatresidu In Tabel 2.16 worden de resultaten inzake nitraatresidu van de eerste 4 objecten weergegeven. Er werden geen opmerkelijke verschillen vastgesteld tussen deze 4 objecten. Tabel 2.16 : Resultaten bepaling nitraatresidu objecten 1 tot 4 proef M10.07 object Totaal

84 Tabel 2 15: Opbrengstresultaten proef M10.07 *gemiddelden gevolgd door eenzelfde letter zijn niet significant verschillend (P<0.05) volgens Tukey s Studentized Range test 82

85 2.3. Gewasbescherming maïs Chemische onkruidbestrijding maïs (M10.06) i Een geslaagde onkruidbestrijding blijft bij de maïsteelt van essentieel belang voor het behalen van een voldoende hoge opbrengst. Maïs is vooral in zijn jeugdfase gevoelig voor onkruidconcurrentie. Maïs opgegroeid onder een matige onkruiddruk brengt al snel 5 tot 10 % minder op terwijl bij een hoge onkruiddruk de opbrengstreductie meer dan 25 % kan bedragen. Tevens wordt maïs gevoeliger voor legering wanneer opgegroeid bij een hoge onkruidbezetting. Dit leidt mogelijks tot nog meer opbrengstverlies en oogstmoeilijkheden. Teneinde tot een adequate onkruidbestrijding te komen werden volgende objecten bestudeerd: Voor de opkomst: controle: manueel onkruidvrij houden 2. flufenacet + metosulam + isoxaflutol: 450 g g g/ha (Terano + Merlin: 0.75 kg kg/ha) 3. flufenacet + isoxaflutol + dimethenamide-p + terbuthylazin: 340 g + 5 g g g/ha (Lanox + Akris: 0.5 kg l/ha) 4. flufenacet + isoxaflutol + terbuthylazin + flufenacet: 340 g + 5 g g g/ha (Lanox + Aspect T: 0.5 kg + 2 l/ha) Voor de opkomst: en 3-4 bladstadium: flufenacet + metosulam + isoxaflutol: 600 g + 25 g/ha (Terano: 1 kg/ha) en mesotrione + S-metolachloor + nicosulfuron: 75 g g + 24 g/ha (Callisto + Dual Gold + Samson Extra OD: 0.75 l l l/ha) Na de opkomst (3-4 bladstadium): isoxadifen-ethyl + tembotrione + flufenacet + terbuthylazin: 44 g + 88 g g g/ha (Laudis + Aspect T: 2 l + 2 l/ha) 7. topramezone + flufenacet + terbuthylazin: 50.4 g g g/ha (Arietta + Aspect T: 0.15 l + 2 l/ha) 8. topramezone + dimethenamide-p + terbuthylazin: 50.4 g g g/ha (Arietta + Akris: 0.15 l + 2 l/ha) 9. flufenacet + terbuthylazin + foramsulfuron + isoxadifen-ethyl + sulcotrion: 400 g g g g g/ha (Aspect T + Equip + Mikado: 2 l l l/ha) 10. mesotrione + terbuthylazin + S-metholachloor + nicosulfuron: 87.5 g g + 24 g/ha (Calaris + Dual Gold + Samson Extra 60OD: 1.25 l l l/ha) 11. dimethenamide-p + topramezone + mesotrion + terbuthylazin: 807 g + 48 g + 49 g g/ha (Clio Elite + Calaris: 1.5 l l/ha) 12. mesotrione + S-metolachloor + nicosulfuron: 75 g g + 24 g/ha (Callisto + Dual Gold + Samson Extra 60 OD: 0.75 l l l/ha) 13. mesotrione + pethoxamide + nicosulfuron: 75 g g + 24 g/ha (Callisto + Successor + Samson Extra 60 OD: 0.75 l + 1 l l/ha) 14. mesotrione + terbuthylazin + pethoxamide + nicosulfuron: 70 g g g + 24 g/ha (Calaris + Successor + Samson Extra 60 OD: 1 l l l/ha) 83

86 Na de opkomst (6-7-8 bladeren): isoxadifen-ethyl + tembotrione + flufenacet + terbuthylazin: 44 g + 88 g g g/ha (Laudis + Aspect T: 2 l + 2 l/ha) 16. dimethenamide-p + topramezone + mesotrion + terbuthylazin: 807 g + 48 g + 49 g g/ha (Clio Elite + Calaris: 1.5 l l/ha) 17. flufenacet + terbuthylazin + foramsulfuron + isoxadifen-ethyl + sulcotrion: 400 g g g g g/ha (Aspect T + Equip + Mikado: 2 l l l/ha) 18. mesotrione + terbuthylazin + S-metholachloor + nicosulfuron: 87.5 g g + 24 g/ha (Calaris + Dual Gold + Samson Extra 60OD: 1.25 l l l/ha) Volgende fytotechnische maatregelen warden genomen: Voorvrucht: aardappel Zaaidatum: Zaaidichtheid : zaden/ha, nadien uitgedund op planten/ha Cultivar: Basisbemesting: o Advies BdB: 141N (op basis N-index BdB), 40 P 2 O 5, 130 K 2 O, 70 MgO kg/ha o : 33 ton/ha rundermengmest: kg/ha Ntotaal waarvan 92.4 Nwerkzaam, 36.3 kg/ha P 2 O 5, kg/ha K 2 O, 29.7 kg/hamgo o : 41.6 kg MgO/ha (160kg/ha kieseriet 26 MgO) o : 70.2 N (180l/ha vloeibare N (39N/100l)) o : 20N en 20kg P 2 O 5 /ha (rijenbemesting 87 kg/ha 23 N-23 P 2 O 5 ) Oogstdatum: Resultaten (tabellen 2.17 en 2.18) De onkruidflora werd in Bottelare gedomineerd door melganzevoet (36 pl/m²) en zwaluwtong (11pl/m²). De overige onkruiden (o.a. straatgras, hanenpoot, perzikkruid, kamille, melde, knopkruid en aardappelopslag) kwamen in te geringe mate voor om conclusies te kunnen trekken. De vooropkomst behandelingen deden het vrij goed tegen melganzevoet met uitzondering van Terano + Merlin (30,6 %) maar spaarden teveel zwaluwtong (> 50 % t.a.v. K). Het spuitschema Terano in combinatie met Callisto + Dual Gold + Samson Extra OD scoorde goed maar spaarde een weinig hanenpoot (13,5 %). Laudis + Aspect T en Arietta + Akris bestreden onvoldoende melganzevoet (resp. 26 en 30 t.a.v. K). De combinatie van Arietta + Aspect T gaf dezelfde resultaten dan Laudis + Aspect T. Laudis + Aspect T en Arietta + Aspect T ruimden zwaluwtong volledig op doch dit was niet het geval voor Arietta + Akris (22,7 %). Clio Elite + Calaris spaarde slecht 4 % van de melganzevoet planten en ruimde zwaluwtong volledig op. Calaris + Dual Gold + Samson Extra OD, Clio Elite + Calaris en Callisto + Dual Gold + Samson Extra OD lieten wat meer melganzevoet ontsnappen doch bestreden de matig aanwezige zwaluwtong volledig met uitzondering van Callisto + Dual Gold en Samson Extra OD (9 % t.a.v. K). De combinaties op basis van Successor behaalden t.a.v. van de Dual Gold combinaties nagenoeg dezelfde resultaten. De toedieningen in het 5-6 bladstadium lieten gemiddeld meer onkruiden ontsnappen ook door vroegere na opkomst behandelingen. Dit was opvallend voor zwaluwtong (13 tot 31 %) en hanenpoot. De behandelingen brachten slechts een geringe gewasbeïnvloeding teweeg. Enkel bij de controle en de voor opkomst behandelingen (objecten 1 tot 4) alsook bij de behandelingen in het 5-6 bladstadium werd als gevolg van onkruidconcurrentie in combinatie met droogte begin juli enstige droogtestress waargenomen bij de maïs die zich manifesteerde onder de vorm van opgekrulde bladeren. Door regelmatig verdeelde neerslag vanaf half juli verdween dit effect. 84

87 Tabel 2.17: Onkruidpopulatie in relatieve cijfers tegenover de controle = 100 (M10.06) behandeling ECHCG CHEAL POLPE POLCO totaal controle aantal/m² * (1) = onkruiden per m², bij de totalen zijn ook de overige onkruiden gevoegd (2) ECHCG=hanepoot, CHEAL=melganzevoet, POLPE= perzikkruid, POLCO =zwaluwtong Het uitvoeren van onkruidbestrijding gaf gemiddeld aanleiding tot een 13% hogere opbrengst (totale drogestofopbrengst). Tussen de objecten werden significante verschillen vastgesteld hoewel de verschillen in absolute cijfers vrij klein waren. De voor opkomst behandelingen 2, 3 en 4 gaven aanleiding tot een lager opbrengstniveau zij het niet significant verschillend van de overige objecten. Dit gegeven kan verklaard worden doordat als gevolg van een hogere onkruiddruk en concurrentie voor het aanwezige vocht er begin juli droogtestress bij de maïs werd geconstateerd. Met uitzondering van object 17 gaven de late behandelingen (15,16,17 en 18) gemiddeld geen aanleiding tot een lagere opbrengst. 85

88 Tabel 2.18 : Opbrengstgegevens chemische onkruidbestrijding in maïs (M10.06) kg DS-opbrengst/ha rel. t.o.v. totale DS DS DS % DS kolf controle = 100 %=object 1 % DS % DS planten kolven opbrengst opbrengst opbrengst opbrengst totale aandeel rest kolf totaal Object Kolf+ rest /ha /100 vers rest kolf totaal plant op DS 100= 100= 100= schutblad plant planten kg vers /ha kg DS/ha kg DS/ha kg DS/ha berekend % c bc abc abc abc ab abc a abc abc abc abc ab abc abc ab abc abc V.C.(%) Fobject ** NS NS ** Fblok * NS NS * Tukey's Student. Range totale drogestofo pbrengst 86

89 Bestrijding van Italiaans raaigras in maïs in het kader van de teeltcombinatie gras-maïs (P10.10) 3 Dit project wil de problematiek van arbeid rond de teeltcombinatie gras-maïs en graslandvernieuwing op derogatiebedrijven in een brede context aanpakken door de aanleg van de demovelden, verspreid over Vlaanderen, waar diverse technieken en machines aan bod komen. Tevens wil het project aan de hand van cijfervoorbeelden tonen wat het economische effect van de gedemonstreerde technieken en de werkzaamheden in loonwerk is. Op basis van de ervaringen in het LCV-project Invloed van diverse bodembewerkingssystemen op de fytotechnische omgeving en kostprijs van maïs blijkt dat de opslag van Italiaans raaigras een probleem vormt wanneer minimale bodembewerkingstechnieken worden toegepast. Er werden twee identieke proeven aangelegd te Bottelare/Melle en te Geel waarbij volgende objecten werden voorzien: Objecten Factor 1: Behandeling met totaalherbicide: vergelijken twee formuleringen van glyfosaat t.o.v. controle: onbehandeld 2. glyfosaat: 1080g (Roundup Max 2.4l/ha) 3. glyfosaat: 1080g (Taifun 3l/ha) Factor 2: Herbicidencombinatie dwars op deze behandelingen na opkomst (3-4 bladstadium) te Melle en te Geel 1. controle 2. flufenacet + terbuthylazin + isoxadifen-ethyl + tembotrione: 400g + 666g + 44g +88g + g/ha (AspectT + Laudis: 2l + 2l/ha) 3. flufenacet + terbuthylazin + nicosulfuron: 400g + 666g + 24g Aspect T + Samson 60 OD: 2l + 0.4l/ha) 4. flufenacet + terbuthylazin + foramsulfuron + isoxadifen-ethyl: 400g + 666g g g (Aspect T + Equip: 2l l/ha) 5. flufenacet + terbuthylazin +topramezone: 400g + 666g g (Aspect T + Arietta: 2l l) Te Melle werden volgende fytotechnische maatregelen genomen: Voorvrucht: maïs : Inzaai Italiaans raaigras cv. Meroa 45 kg/ha : Mengmestinjectie door zelfrijder Vervaet 25m 3 rundermengmest (analyse BdB: 5.03Ntotaal, 1.23 P 2 O 5, 4.57 K 2 O, 0.8MgO): 126 Ntotaal waarvan 63N werkzaam, 31 P 2 O 5, 114 K 2 O, 20 MgO : maaisnede Italiaans raaigras : Mengmestinjectie zelfrijder (samenstelling rundermengmest zie hoger): 24.5 ton: 123 Ntotaal waarvan 63N werkzaam, 31 P 2 O 5, 114 K 2 O en 20 MgO : Minerale bemesting 45 MgO (150kg/ha kieseriet 25% MgO) vollevelds en 20N en 20P 2 O 5 via rijenbemesting met 23N-23 P 2 O 5 (87 kg/ha) Zaaidatum: Zaaidichtheid: zaden/ha Cultivar: Tiberio Resultaten In Melle werd een beperkte bezetting van Italiaans raaigras vastgesteld. Te Geel was de bezetting massaal. Door de inzet van een totaalherbicide op de stoppel werd de bezetting al sterk teruggedrongen (tabel 2.19) op het moment van de bespuiting. 87

90 Tabel 2.19: Telling Italiaans raaigras (LOLM) vóór de bespuiting 4-6 bladstadium Behandelingen Geel Melle Controle Roundup Max Taifun In tabel 2.20 wordt de onkruidbezetting weergegeven op de controleveldjes bij de eindtelling te Geel. De bezetting van dicotylen was vrij gelijklopend tussen de verschillende controleveldjes. Tabel 2.20: onkruiden per m 2 bij de eindtelling op de controlepercelen (Geel) Factor 1 Factor 2 LOLM STEME SOLNI POAAN LAMPU onbehandeld controle Roundup Max controle Taifun controle LOLM : italiaans raaigras SOLNI : zwarte nachtschade STEME : muur POAAN : straatgras LAMPU : paarse dovenetel Door de inzet van verschillende herbicidecombinaties in het 4-6 bladstadium werden te Geel alle dicotylen goed bestreden. Enkel op het vlak van de bestrijding van Italiaans raaigras werden toch wel verschillen vastgesteld. Zowel bij de objecten zonder totaalherbicide als bij de objecten met Taifun resulteerde object 2 (Aspect T + Laudis) in de sterkste reductie. Bij Round Up Max waren de verschillen kleiner. De combinatie AspectT + Arietta vertoonde de zwakste werking en dit vooral zonder voorbehandeling met een totaalherbicide en bij de voorbehandeling met Taifun (Tabel 2.19). 88

91 Tabel 2.21: Bezetting van LOLM te Geel bij de eindtelling Factor 1 Factor 2 LOLM (1) LOLM (2) 1=Controle 1=controle =Roundup Max 1=controle =Taifun 1=controle In tabel 2.20 wordt de onkruidbezetting weergegeven op de controleveldjes bij de eindtelling te Melle. De bezetting van hanepoot maar ook van een aantal dicotylen was hoog maar vrij gelijklopend in functie van het al of niet toepassen van een voorbehandeling met een totaalherbicide. Tabel2.22: Onkruiden per m 2 bij de eindtelling op de controlepercelen te Melle Factor 1 Factor 2 LOLM ECHCG CHEAL POLAV onbehandeld controle 2,0 21,0 35,3 15,3 Roundup Max controle 1,7 20,0 43,3 12,0 Taifun controle 4,3 17,0 45,7 LOLM : italiaans raaigras 10,0 ECHG : hanepoot CHEAL : melganzevoet POLAV : varkensgras 89

92 Tabel2.21: tellingen relatief te Bottelare Factor 1 Factor 2 LOLM (1) LOLM (2) ECHCG (1) ECHCG (2) CHEAL (1) CHEAL (2) POLAV (1) POLAV (2) 1=Controle 1=controle =Roundup Max 1=controle =Taifun 1=controle (1) : telkens relatief tegenover de controle van desbetreffend geen voorbehandeling of een voorbehandeling met Roundup Max of Taifun (2) :telkens relatief tegenover de controle zonder voorbehandeling met een totaalherbicide Hoewel de beginbezetting van Italiaans te laag was om het effect van de verschillende na- opkomstcombinaties te beoordelen bleek de beste werking hier weggelegd voor Aspect T+Samson en Aspect T+ Equip. Voor hanepoot scoorde Aspect T+ Laudis het beste. Naar de bestrijding van melganzevoet resulteerden Aspect T + Laudis en Aspect T + Arietta in een sterker bestrijdingsresultaat dan de overige combinaties. De combinatie Aspect T + Laudis was het sterkst op varkensgras. Aspect T + Equip scoorde hier duidelijk minder goed. 90

93 Hoofdstuk 3: Aardappelen 3.1 Monitoring van de virulentie van Phytophthora infestans in Vlaanderen in 2010 Phytophthora infestans vormt de grootste bedreiging van de aardappelteelt in Vlaanderen en elders in de wereld. Jaarlijks zijn gemiddeld 10 tot 15 fungicidenbehandelingen nodig om de moderne aardappelvariëteiten gezond te kunnen telen. De hedendaagse aardappelvariëteiten zijn meestal vatbaar voor Phytophthora infestans. De hoge fungiciden input heeft zowel een negatief effect op het economische aspect van de aardappelteelt als op het milieu. In het kader van een geïntegreerde gewasbescherming zal de ontwikkeling en toepassing van variëteiten met een hoog resistentieniveau gewenst zijn. Aan de Universiteit Wageningen lopen klassieke en moleculaire veredelingsprogramma s met als doel de ontwikkeling van duurzaam resistente aardappelvariëteiten ( Maar Phytophthora infestans bezit de eigenschap om zich snel aan te passen en R genen te doorbreken. Daarom wordt ook de mogelijkheid onderzocht of het stapelen van R genen de duurzaamheid van geselecteerde resistentiegenen kan verhogen. Daarom is de voortdurende monitoring van de virulentie van Phytophthora infestans voor oude en nieuwe R genen noodzakelijk. Daarom werden in Vlaanderen op 3 locaties vangveldjes aangelegd: op de proefhoeve van Hogeschool Gent, op een proefveld van PCA te Kruishoutem en op een proefveld van POVLT te Rumbeke-Beitem. Op deze locaties werden 42 verschillende genotypen aangeplant. De proefvelden werden niet met fungiciden behandeld en de Phytophthora infestans aantasting werd wekelijks geobserveerd. Geïnfecteerd plantenmateriaal werd verzameld en voorkomende Phytophthora infestans stammen werden geïsoleerd en opgezuiverd. In 2010 werden vanaf half augustus tot begin oktober een 300-tal blaadjes met laesies verzameld. Een opsomming van de verschillende aardappelsoorten en hun overeenkomstig resistentiegen(en) is weergegeven in tabel 1. In figuur 1 is weergegeven voor welke genotypen geïnfecteerd bladmateriaal werd verzameld en dit voor de 3 locaties. In totaal werd de resistentie van 8 verschillende genotypen doorbroken van de soorten S. demissum, S. mochiquense, S. venturii, S. cardiophylum, S. piurana en S. rechei. In de nabije toekomst worden de bekomen Phytophthora infestans isolaten gekarakteriseerd met AFLP-fingerprint (primer combinatie (E21/M16). 91

94 Tabel 1: Aardappelgenotypen en R gen(en) Soort Resistentiegenen S. demissum 1 tot 5 resistentiegenen S. rechei 1 resistentiegen, of meer? S. papita 1 resistentiegen, of meer? S. stoloniferum 1 resistentiegen, of meer? S. agrimonifolium 1 resistentiegen S. schenkii 1 resistentiegen, of meer? S. bulbocastanum 1 resistentiegen, of meer? S. edinense 1 resistentiegen S. pinnatisectum 1 resistentiegen, of meer? S. piurana 1 resistentiegen S. berthaultii 1 resistentiegen S. avilesi 1 resistentiegen S. brachicarpum 1 resistentiegen, of meer? S. capsicibaccatum 1 resistentiegen S. cardiophylum 1 resistentiegen S. huancabambense 1 resistentiegen S. iopetalum 1 resistentiegen S. mochiquense 1 resistentiegen S. polyadenum 1 resistentiegen S. pinnatisectum 1 resistentiegen, of meer? S. circaeifolium quimense 1 resistentiegen S. verrucosum 1 resistentiegen S. venturrii 1 tot 2 resistentiegenen Figuur 1: Aardappelgenotypen met bladlaesies op de 3 locaties in Vlaanderen Bottelare Kruishoutem Rumbeke-Beitem vnt969-2 (oka969-2) vnt367-1 ver919-2 sto842-6 sto837-2 Sarpo Mira R9*C-89 R9*C-53 R9*C-43 R8*C-18 qum341-5 pnt375-5 pld376-4 mcq186-2 JV1 iop273-1 hcb354-1 hcb353-8 cph541-2 cap536-1 blb948-1 bcp avl (snk213-1xbcp504-8) (snk213-1xbcp504-8) A(5)= Ma R8 0 1 vnt969-2 (oka969-2) vnt367-1 ver919-2 sto842-6 sto837-2 Sarpo Mira R9*C-89 R9*C-53 R9*C-43 R8*C-18 qum341-5 pnt375-5 pld376-4 mcq186-2 JV1 iop273-1 hcb354-1 hcb353-8 cph541-2 cap536-1 blb948-1 bcp avl (snk213-1xbcp504-8) (snk213-1xbcp504-8) A(5)= Ma R8 0 1 vnt969-2 (oka969-2) vnt367-1 ver919-2 sto842-6 sto837-2 Sarpo Mira R9*C-89 R9*C-53 R9*C-43 R8*C-18 qum341-5 pnt375-5 pld376-4 mcq186-2 JV1 iop273-1 hcb354-1 hcb353-8 cph541-2 cap536-1 blb948-1 bcp avl (snk213-1xbcp504-8) (snk213-1xbcp504-8) A(5)= Ma R

95 Hoofdstuk 4: Eiwitgewassen 4.1 Variëteitenproef (PE 10.01) Materiaal en methoden Objecten In 2010 werden 21 variëteiten opgenomen in de rassenproef: 16 smalbladige (Lupinus angustifolius), 3 breedbladige (L. albus) en 2 gele lupinerassen (L. luteus). Een overzicht van de variëteiten en hun mandatarissen staan weergegeven in Tabel 4.1. Tabel 4.1 Opgenomen variëteiten in proef PE te Bottelare Object Soort Mandataris DKG Kiemkracht (%) 1 Boregine L. angustifolius Saatzucht Steinach GmbH Boruta L. angustifolius Saatzucht Steinach GmbH Borlu L. angustifolius Saatzucht Steinach GmbH Haags Blaue L. angustifolius Saatzucht Steinach GmbH Haagena L. angustifolius Saatzucht Steinach GmbH Probor L. angustifolius Saatzucht Steinach GmbH Sanabor L. angustifolius Saatzucht Steinach GmbH Sonate L. angustifolius Saatzucht Steinach GmbH Vitabor L. angustifolius Saatzucht Steinach GmbH Feodora L. albus GIE Pro Lupin Viol L. angustifolius University of Copenhagen SNS1 L. angustifolius University of Copenhagen Neptun L. angustifolius Hodowla Roslin Smolice Sp. z.o.o.; Oddzial w Przebedowie Kalif L. angustifolius Hodowla Roslin Smolice Sp. z.o.o.; Oddzial w Przebedowie Bojar L. angustifolius Hodowla Roslin Smolice Sp. z.o.o.; Oddzial w Przebedowie Graf L. angustifolius Hodowla Roslin Smolice Sp. z.o.o.; Oddzial w Przebedowie Lord L. luteus Hodowla Roslin Smolice Sp. z.o.o.; Oddzial w Przebedowie Zeus L. angustifolius Hodowla Roslin Smolice Sp. z.o.o.; Oddzial w Przebedowie Dieta L. albus Soya UK Pootallong L. luteus Soya UK Volos L. albus Soya UK Fytotechnische gegevens In het voorjaar van 2010 werd een bodemstaal van het perceel, dat als voorvrucht aardappelen had, genomen en geanalyseerd door de Bodemkundige Dienst van België (Tabel 4.2). Het bodemtype van het proefperceel was zandleem met een normaal koolstofpercentage maar een tamelijk lage ph-kcl. De fosfor- en magnesiumconcentratie in de bodem waren aan de hoge kant, de kalium- en calciumconcentratie werden als normaal beoordeeld. De natriumconcentratie was zeer laag. 93

96 Tabel 4.2 Standaardgrondontleding (0-23 cm) van proefperceel 28 te Bottelare (PE 10.01) Analyse Resultaat Streefzone Beoordeling Bodemtype 30 Zandleem ph-kcl 5,8 6,2-6,6 Tamelijk laag C in % (humus) 1,4 1,2-1,6 Normaal Fosfor* Tamelijk hoog Kalium* Normaal Magnesium* Hoog Calcium* Normaal Natrium* < 0,9 3,4-6,7 Zeer laag *De gehaltes aan fosfor, kalium, magnesium, calcium en natrium zijn weergegeven in mg/100g luchtdroge grond en werden gemeten in het A.L.-extract. Na het ploegen werd op 14 april 2010 een bemesting uitgevoerd, waarbij 21.5 kg N; 65,5 kg P /ha en 129 kg K 2 0/ha werden toegediend onder de vorm van een samengestelde NPK-meststof (430 kg/ha), aangevuld met 40 kg P /ha onder de vorm van TSP (45 %, 90 kg/ha). Hierna werd het veld klaargelegd voor zaai. De rassen werden op 14 april 2010 uitgezaaid, nadat het zaad enkele uren daarvoor geïnoculeerd werd met Bradyrhizobium lupini (Legume Fix aan 400 g per 100 kg zaaizaad). De proef werd opgevat als een gerandomiseerde blokkenproef met vier parallellen, waarbij elk object uitgezaaid werd op een plot van 12,4 x 4,5 meter. Om invloeden uit te schakelen vonden waarnemingen en metingen, alsook de opbrengstbepaling plaats op een netto-veldje met een lengte van 10 meter en een breedte van 1,5 meter (oppervlakte 15 m²). De verschillende soorten werden zo uitgezaaid dat een dichtheid van 100 planten/m² voor smalbladige lupine, 80 planten/m² voor gele lupine en 60 planten/m² voor breedbladige lupine nagestreefd werd. Voor en na de opkomst van de lupinen werd op het perceel een herbicidentoepassing uitgevoerd. Voor de opkomst werden op 20 april 2010 chloortoluron en isoxaben toegepast aan een dosis van respectievelijk 1500 g/ha en 75 g/ha, onder de vorm van Tolurex (3 l/ha) en AZ500 (0,150 l/ha). Als na-opkomstbespuiting werd op 7 mei 2010 gekozen voor de toepassing van diflufenican aan een dosis van 100 g/ha (Diflanil 500 SC, 0,2 l/ha). Tegen anthracnose werd tweemaal preventief behandeld. Op 15 juni 2010 werden de actieve stoffen boscalid + pyraclostrobin (480,6 g + 120,6 g) in combinatie met de toepassing van chloorthalonil (750 g/ha) toegepast onder de vorm van de producten Signum en Bravo (1,8 kg/ha + 1,5 l/ha). Op 14 juli 2010 werd een bespuiting van boscalid + pyraclostrobin (400,5 g + 100,5 g) en tebuconazool (187,5 g/ha) uitgevoerd met de fungiciden Signum en Horizon EW (1,5 kg + 0,75 l/ha). 94

97 4.1.1 Resultaten en bespreking Het groeiseizoen 2010 werd gekenmerkt door perioden van weinig regenval en dit vooral na zaai en in de 2 de helft van juni, zoals in Figuur 4.1 te zien is. Rond de oogstperiode in augustus werd een hoge regenval gezien, met als uitschieter 17 augustus waarop in 24 uur bijna 100 liter regen viel. Regenval (mm) 160,0 Regenval Gemiddelde temp. Temperatuur ( C) 25,0 140,0 120,0 20,0 100,0 15,0 80,0 60,0 40,0 20,0 0,0 Week Week Week Week Week Week Week Week Week Week Week Week Week Week Week Datum Figuur 4.1 Weersgegevens meetstation Proefhoeve Bottelare Week Week Week Week Week Week Week Week Week ,0 5,0 0,0 Bij het verwerken van de resultaten werd nagegaan of de waarden normaal verdeeld waren en de variabiliteit homogeen was. Indien aan deze 2 zaken werd voldaan, werd een statistische analyse uitgevoerd met het programma SAS 4.1 onder de vorm van een ANOVA-analyse Linear models Opkomst De opkomst werd opgevolgd van 24 april tot 4 mei 2010, de waarnemingen worden weergegeven in Tabel

98 Tabel 4.3 Opkomstwaarnemingen 10, 12, 14 en 20 dagen na zaai Variëteit Soort 24/04/ /04/ /04/2010 4/05/ Boregine L. angustifolius 1,0 2,0 3,0 3,0 2 Boruta L. angustifolius 1,0 2,0 3,0 3,0 3 Borlu L. angustifolius 1,0 2,0 3,0 3,0 4 Haags Blaue L. angustifolius 1,0 2,0 3,0 3,0 5 Haagena L. angustifolius 2,0 2,0 3,0 3,0 6 Probor L. angustifolius 1,0 2,0 3,0 3,0 7 Sanabor L. angustifolius 0,0 2,0 3,0 3,0 8 Sonate L. angustifolius 1,0 2,0 3,0 3,0 9 Vitabor L. angustifolius 0,8 2,0 3,0 3,0 10 Feodora L. albus 0,0 0,8 2,0 2,8 11 Viol L. angustifolius 0,8 2,0 3,0 3,0 12 SNS1 L. angustifolius 1,0 2,0 3,0 3,0 13 Neptun L. angustifolius 0,0 1,8 3,0 3,0 14 Kalif L. angustifolius 1,0 2,0 3,0 3,0 15 Bojar L. angustifolius 0,8 2,0 3,0 3,0 16 Graf L. angustifolius 1,0 2,0 3,0 3,0 17 Lord L. luteus 0,0 1,0 2,0 3,0 18 Zeus L. angustifolius 1,0 2,0 3,0 3,0 19 Dieta L. albus 0,0 1,0 2,0 2,0 20 Pootallong L. luteus 0,0 1,0 2,0 3,0 21 Volos L. albus 0,0 1,3 2,0 3,0 0: lupinen nog niet boven, 1: 50 % van de lupinen boven; 2: 100 % boven, 3: eerste paar bladeren gevormd Op 24 april, of 10 dagen na zaai, bevond de smalbladige variëteit Haagena zich het verst in opkomst, ze stond voor 100 % boven. Op dat moment stonden binnen de smalbladige variëteiten (L. angustifolius) de rassen Boregine, Boruta, Borlu, Haags Blaue, Probor, Sonate, SNS1, Kalif, Graf en Zeus reeds voor de helft boven. Op 26 april, of 12 dagen na zaai, was de opkomst voor alle variëteiten - met uitzondering van Feodora (slechts in 3 van de 4 herhalingen) - minstens 50 %. Behalve Neptun bevonden alle smalbladige variëteiten zich op 26 april volledig boven de grond. Na 14 dagen hadden alle variëteiten van L. angustifolius reeds een eerste paar bladeren gevormd. De gele en breedbladige lupinen bevonden zich op dit moment allen in het stadium 100 % boven. 20 dagen na zaai had zich bij alle variëteiten behalve de breedbladige variëteit Dieta reeds de vorming van een paar bladeren voltrokken. Feodora (tevens breedbladig) had slechts in 1 parallel geen eerste paar bladeren gevormd Tolerantie van de plant voor diflufenican Drie weken na de na-opkomstbespuiting met diflufenican werd fytotoxiciteit vastgesteld, nadat het zowel op 27, 30 als 31 mei had geregend (meer dan 25 l/m² regen). Dit werd op 1 juni 2010 op het perceel per plot gescoord. Kleine gele stippen waren zichtbaar, kenmerkend voor gewasschade 96

99 veroorzaakt door diflufenican. De chlorose was eerder beperkt en lag tussen de 0.6 en 8.1 %. De verwerkte scores worden weergegeven in Tabel 4.4. Tabel 4.4 Planttolerantie voor diflufenican na herbicidentoepassingen (waarneming op 1 juni 2010) Variëteit Soort % 1 Boregine L. angustifolius 3,8 2 Boruta L. angustifolius 2,5 3 Borlu L. angustifolius 8,1 4 Haags Blaue L. angustifolius 2,5 5 Haagena L. angustifolius 5,0 6 Probor L. angustifolius 2,5 7 Sanabor L. angustifolius 3,1 8 Sonate L. angustifolius 2,5 9 Vitabor L. angustifolius 3,1 10 Feodora L. albus 2,5 11 Viol L. angustifolius 4,4 12 SNS1 L. angustifolius 5,0 13 Neptun L. angustifolius 2,5 14 Kalif L. angustifolius 2,5 15 Bojar L. angustifolius 3,8 16 Graf L. angustifolius 3,1 17 Lord L. luteus 0,6 18 Zeus L. angustifolius 3,1 19 Dieta L. albus 4,4 20 Pootallong L. luteus 2,5 21 Volos L. albus 2,5 De hoogste fytotoxiciteit werd gezien bij de smalbladige variëteit Borlu en bedroeg 8,1 %. De smalbladige variëteiten Haagena en SNS1 volgden met een fytotoxiciteit van 5,0 %. Geen enkel ras bleef gespaard van een effect van de herbiciden op de lupineplant. Het meest tolerant bleek het gele ras Lord: slechts in 1 van de 4 parallellen werd de lichtste mate van fytotoxiciteit (2,5 %) opgetekend. Aangezien de resultaten niet normaal verdeeld werden, kon geen statistische analyse gedaan worden Standdichtheid Op 11 juni werd door telling de standdichtheid nagegaan. Per plot werd over een afstand van 1,5 m achtmaal het aantal planten in de rij geteld, hiervan werd het gemiddelde bepaald en omgerekend naar het overeenstemmend aantal planten per vierkante meter. De resultaten van de telling worden weergegeven in Tabel In de laatste kolom wordt met het relatieve cijfer weergeven in welke mate de eigenlijke standdichtheid de beoogde dichtheid benadert of overschrijdt. 97

100 Tabel 4.5 Standdichtheid (telling op 11 juni 2010) Variëteit Soort Aantal planten/m² Relatief (%) 1 Boregine L. angustifolius 97, Boruta L. angustifolius 98, Borlu L. angustifolius 94, Haags Blaue L. angustifolius 91, Haagena L. angustifolius 104, Probor L. angustifolius 89, Sanabor L. angustifolius 79, Sonate L. angustifolius 91, Vitabor L. angustifolius 98, Feodora L. albus 51, Viol L. angustifolius 106, SNS1 L. angustifolius 87, Neptun L. angustifolius 96, Kalif L. angustifolius 97, Bojar L. angustifolius 108, Graf L. angustifolius 90, Lord L. luteus 62, Zeus L. angustifolius 101, Dieta L. albus 47, Pootallong L. luteus 78, Volos L. albus 63, van de 21 variëteiten bevinden zich maximaal 10 procent onder de beoogde standdichtheid. De variëteiten Sanabor (L. angustifolius), Lord (L. luteus)en Dieta (L. albus) bleven meer dan 20 % onder de nagestreefde standdichtheid. De variëteiten Haagena, Viol, Bojar, Zeus (allen L. angustifolius) en Volos (L. albus) hebben een iets hogere dichtheid dan bij zaai beoogd werd (allen wel minder dan 10 %) Bloei Ook de bloei van de 21 variëteiten werd nagegaan. De waarnemingen staan voor de periode tussen 11 en 24 juni 2010 in Tabel 4.6 en worden met een cijfer tussen 0 en 4 aangeduid (zie legende onder tabel). 98

101 Tabel 4.6 Bloeiwaarnemingen van 11 juni tot 24 juni 2010 in PE Variëteit Soort 11/06 14/06 17/06 24/06 1 Boregine L. angustifolius 1,5 2,0 3,0 4,0 2 Boruta L. angustifolius 1,0 2,0 2,0 3,0 3 Borlu L. angustifolius 2,0 2,3 3,8 4,0 4 Haags Blaue L. angustifolius 2,3 2,5 3,0 4,0 5 Haagena L. angustifolius 2,0 2,0 3,0 4,0 6 Probor L. angustifolius 1,5 2,0 3,0 4,0 7 Sanabor L. angustifolius 1,5 2,0 2,8 4,0 8 Sonate L. angustifolius 1,8 2,0 3,0 4,0 9 Vitabor L. angustifolius 1,0 2,0 3,0 4,0 10 Feodora L. albus 2,0 3,0 3,3 4,0 11 Viol L. angustifolius 1,5 2,0 3,0 4,0 12 SNS1 L. angustifolius 2,0 2,0 3,0 4,0 13 Neptun L. angustifolius 2,3 3,0 4,0 4,0 14 Kalif L. angustifolius 2,0 2,0 3,0 4,0 15 Bojar L. angustifolius 2,0 2,5 3,3 4,0 16 Graf L. angustifolius 1,5 2,0 3,0 4,0 17 Lord L. luteus 0,0 0,0 1,0 3,0 18 Zeus L. angustifolius 2,0 2,3 3,0 4,0 19 Dieta L. albus 2,0 2,8 3,0 4,0 20 Pootallong L. luteus 0,0 0,0 1,0 3,0 21 Volos L. albus 3,0 3,0 3,0 4,0 0: geen bloemaanleg, 1: geen bloei zichtbaar, 2: 50 % bloei, 3: 2/3 bloei, 4: 100 % bloei Enkel bij de gele variëteiten (Lord en Pootallong) was nog geen bloemaanleg zichtbaar op 11 juni. Op 14 juni stonden de 21 variëteiten gemiddeld voor 50 % in bloei. De breedbladige variëteiten stonden alledrie voor ongeveer 2/3 in bloei, net als de smalbladige variëteit Neptun. Op 17 juni bevond deze zich als eerste variëteit voor 100 % in bloei; de variëteit Borlu bevond zich bijna op dat punt. Gemiddeld hadden de smal- en breedbladige variëteiten ongeveer 2/3 bloei, de gele variëteiten vertoonden nog geen bloei maar wel bloemaanleg. Op 21 juni ging de bloei van de gele lupinen naar 20 % à 30 % toe. Op 24 juni stonden bijna alle variëteiten voor 100 % in bloei, enkel de twee gele variëteiten en de smalbladige variëteit Boruta stonden maar voor 2/3 in bloei. Op 28 juni stonden of hadden alle variëteiten voor 100 % in bloei gestaan Legering Op 2 augustus werd de legering gescoord door een visuele schatting van de oppervlakte planten die gelegerd lag uit te drukken in een percentage van de totale oppervlakte van de plot (Tabel 4.7). 99

102 Tabel 4.7 Legering op 2 augustus 2010 in PE Variëteit Soort Legering (%) 1 Boregine L. angustifolius 13,8 2 Boruta L. angustifolius 0,0 3 Borlu L. angustifolius 0,0 4 Haags Blaue L. angustifolius 0,0 5 Haagena L. angustifolius 20,0 6 Probor L. angustifolius 3,8 7 Sanabor L. angustifolius 11,3 8 Sonate L. angustifolius 7,5 9 Vitabor L. angustifolius 33,8 10 Feodora L. albus 0,0 11 Viol L. angustifolius 0,0 12 SNS1 L. angustifolius 0,0 13 Neptun L. angustifolius 15,0 14 Kalif L. angustifolius 0,0 15 Bojar L. angustifolius 0,0 16 Graf L. angustifolius 18,8 17 Lord L. luteus 0,0 18 Zeus L. angustifolius 6,3 19 Dieta L. albus 23,8 20 Pootallong L. luteus 26,3 21 Volos L. albus 60,0 De variëteit Volos (L. albus) vertoonde de hoogste legering (60 %). Variëteiten die ook te lijden hadden onder een zekere mate van legering waren Vitabor (33,8 %), Pootallong (26,3 %), Dieta (23,8 %) en Haagena (20 %). Rassen die geen legering vertoonden waren Boruta, Borlu, Haags Blaue, Feodora, Viol, SNS1, Kalif, Bojar en Lord. Aangezien de waarnemingen van de legering niet normaal verdeeld zijn, kon geen statistische analyse uitgevoerd worden Afrijping van peul en plant In Tabel 4.8 wordt de afrijping van de verschillende variëteiten weergegeven, en dit zowel op plant- als peulniveau. Standaard rijpt de peul het snelst af, pas later volgt de plant. 100

103 Tabel 4.8 Afrijping van de plant en peul van 26 juli tot 17 augustus 2010 Variëteit Soort Afrijping plant (/10) Afrijping peul (/10) 26/07 02/08 09/08 17/08 26/07 02/08 09/08 17/08 1 Boregine L. angustifolius 5,9 7,1 7,3 8,0 7,3 8,6 9,0 10,0 2 Boruta L. angustifolius 6,1 6,9 7,6 8,3 7,5 9,6 10,0 10,0 3 Borlu L. angustifolius 6,4 6,4 7,0 7,1 7,9 8,8 9,6 9,9 4 Haags Blaue L. angustifolius 8,4 8,3 8,4 8,8 9,6 9,8 10,0 10,0 5 Haagena L. angustifolius 5,3 5,6 6,4 6,8 6,6 8,0 9,0 9,9 6 Probor L. angustifolius 5,3 5,6 5,9 6,4 6,3 8,0 9,3 9,8 7 Sanabor L. angustifolius 5,3 5,5 6,0 7,1 6,5 7,1 8,5 9,6 8 Sonate L. angustifolius 5,3 6,0 6,4 8,0 6,1 8,4 9,1 10,0 9 Vitabor L. angustifolius 5,0 5,3 5,8 7,3 5,9 7,5 8,6 9,8 10 Feodora L. albus 1,0 2,1 2,9 4,4 0,0 0,0 0,0 1,3 11 Viol L. angustifolius 6,3 6,3 6,3 6,9 8,9 9,6 10,0 10,0 12 SNS1 L. angustifolius 6,3 7,5 7,5 7,9 7,9 9,3 9,9 10,0 13 Neptun L. angustifolius 7,1 7,4 8,0 8,3 8,1 9,8 10,0 10,0 14 Kalif L. angustifolius 6,0 7,1 7,5 8,1 7,1 9,1 9,5 10,0 15 Bojar L. angustifolius 6,1 6,8 7,4 7,5 7,1 8,9 9,8 9,8 16 Graf L. angustifolius 6,0 7,4 7,9 8,3 6,9 8,1 9,4 9,8 17 Lord L. luteus 2,5 3,4 4,3 6,3 3,0 6,3 8,1 10,0 18 Zeus L. angustifolius 7,0 8,5 8,5 8,9 7,6 9,3 9,9 10,0 19 Dieta L. albus 1,5 2,6 3,1 4,6 0,0 0,0 0,0 2,9 20 Pootallong L. luteus 2,6 3,5 3,5 4,8 2,3 4,4 6,5 10,0 21 Volos L. albus 1,6 3,0 3,0 4,1 0,0 0,0 0,0 2,3 Op de eerste datum van waarnemen (26 juli) was de peul van de breedbladige rassen nog niet aan het afrijpen. De afrijping van de plant was echter reeds gestart en waarneembaar onder de vorm van lichte vergeling van de bladeren. Bij de gele rassen Lord en Pootallong was de afrijping van de peul reeds gestart. Op 17 augustus waren 11 van de 21 variëteiten volledig rijp, daaronder bevonden zich ook beide gele variëteiten. De afrijping van de peul bij de breedbladige rassen was pas visueel zichtbaar na 9 augustus. Op 17 augustus bevond Dieta zich het verst in de afrijping van de peul, de variëteit Feodora had dan slechts een afrijping van 1,3 op de schaal van 10. De afrijping van de plant bij de breedbladige rassen Feodora, Dieta en Volos werd vroeger aangevat dan de afrijping van de peul. Na de oogst van de smalbladige en gele lupinen werden de breedbladige rassen op 1 en 7 september verder in hun afrijping opgevolgd (Tabel 4.9). 101

104 Tabel 4.9 Vervolg afrijping breedbladige lupine (PE 10.01) Variëteit Soort Afrijping plant Afrijping peul 01/09 07/09 01/09 07/09 10 Feodora L. albus 7,5 8,3 7,5 8,6 19 Dieta L. albus 8,0 8,6 8,3 9,4 21 Volos L. albus 7,6 7,9 7,5 8,5 Onder de breedbladige rassen bevond de variëteit Dieta zich op 1 en 7 september het verst in de afrijping van zowel plant als peul. De afrijping verlief vrij gelijklopend voor de drie variëteiten, zodat de opbrengstbepaling op hetzelfde moment kon plaatsvinden Opbrengstbepaling De smalbladige en gele variëteiten werden geoogst op 22 augustus. Omwille van de hoge onkruiddruk werden de breedbladige variëteiten op 7 september doodgespoten met diquat aan een dosis van 600 g/ha (Quad-Glob 200 SL, 3 l/ha). Op 14 september 2010 werden ze geoogst. Na de oogst kwamen de oogstzakken gedurende een aantal dagen op een droger te liggen. De opbrengstresultaten van alle variëteiten worden weergegeven in Tabel Het droge stofpercentage werd berekend nadat per plot een staal bij 65 C gedroogd werd. Verder werden de droge stofopbrengst en de opbrengst bij een vochtpercentage van 14 % berekend. Dit laatste opbrengstcijfer werd in de vergelijking van de variëteiten gebruikt. In de laatste kolom van de tabel staat ook het hectolitergewicht van de variëteiten weergegeven. 102

105 Tabel 4.10 Opbrengstresultaten van alle variëteiten in PE Bottelare Opbrengst DS Variëteit Soort Vers Droog bij 14 % vocht kg/ha kg/ha kg/ha relatief % Hectolitergewicht 1 Boregine L. angustifolius cde 96 86,1 bc 80,4 2 Boruta L. angustifolius cde 97 86,8 bc 79,6 3 Borlu L. angustifolius cde ,6 bc 78,2 4 Haags Blaue L. angustifolius def 88 87,5 b 76,6 5 Haagena L. angustifolius cde ,9 c 77,7 6 Probor L. angustifolius bcde ,0 bc 79,0 7 Sanabor L. angustifolius bcd ,5 bc 78,3 8 Sonate L. angustifolius ab ,0 bc 78,5 9 Vitabor L. angustifolius bcde ,3 bc 78,8 10 Feodora L. albus a ,6 a 78,1 11 Viol L. angustifolius ef 87 86,8 bc 80,6 12 SNS1 L. angustifolius cde ,0 bc 79,8 13 Neptun L. angustifolius cde ,2 bc 77,9 14 Kalif L. angustifolius bc ,1 bc 77,3 15 Bojar L. angustifolius bc ,0 bc 76,4 16 Graf L. angustifolius cde 99 86,5 bc 78,4 17 Lord L. luteus f 70 86,9 bc 77,1 18 Zeus L. angustifolius cde 92 86,6 bc 77,7 19 Dieta L. albus bcde ,9 a 74,7 20 Pootallong L. luteus f 69 86,9 bc 78,9 21 Volos L. albus cde ,7 a 74,8 Waarden gevolgd door eenzelfde letter zijn niet significant verschillend op 95 %-sign. niveau (Tukey-test) De breedbladige variëteit Feodora had met 4610 kg/ha (bij een vochtpercentage van 14 %) de hoogste opbrengst. Dit was significant hoger dan de variëteiten Kalif, Bojar, Sanabor, Probor, Vitabor, Dieta, Haagena, SNS1, Neptun, Volos, Borlu, Graf, Boruta, Boregine, Zeus, Haags Blaue, Viol, Lord en Pootallong, maar niet significant verschillend van de variëteit Sonate, die met een opbrengst van 4316 kg/ha (bij 14 % vocht) ook hoog scoorde. De gele variëteiten (Lord en Pootallong) deden het met 70 % en 69 % aan relatieve opbrengst (tegenover de gemiddelde opbrengst over alle variëteiten) significant minder goed dan de andere variëteiten, met uitzondering van Haags Blaue en Viol. De smalbladige variëteit Haagena heeft met 83,5 % het laagste droge stofpercentage. Dit is een significant lager percentage dan de variëteiten Dieta, Volos, Feodora en Haags Blaue Smalbladige lupine (Lupinus angustifolius) De opbrengstresultaten voor de smalbladige variëteiten worden onderling vergeleken in Tabel

106 Tabel 4.11 Opbrengstresultaten van L. angustifolius (smalbladige lupine) in PE Opbrengst DS Variëteit Soort Vers Droog bij 14 % vocht kg/ha kg/ha kg/ha relatief % Hectolitergewicht 1 Boregine L. angustifolius bc 95 86,1 ab 80,4 2 Boruta L. angustifolius bc 96 86,8 ab 79,6 3 Borlu L. angustifolius bc 98 85,6 ab 78,2 4 Haags Blaue L. angustifolius c 87 87,5 a 76,6 5 Haagena L. angustifolius bc ,9 b 77,7 6 Probor L. angustifolius ab ,0 ab 79,0 7 Sanabor L. angustifolius ab ,5 ab 78,3 8 Sonate L. angustifolius a ,0 ab 78,5 9 Vitabor L. angustifolius ab ,3 ab 78,8 11 Viol L. angustifolius c 85 86,8 ab 80,6 12 SNS1 L. angustifolius bc ,0 ab 79,8 13 Neptun L. angustifolius bc ,2 ab 77,9 14 Kalif L. angustifolius ab ,1 ab 77,3 15 Bojar L. angustifolius ab ,0 ab 76,4 16 Graf L. angustifolius bc 98 86,5 ab 78,4 18 Zeus L. angustifolius bc 91 86,6 ab 77,7 Waarden gevolgd door eenzelfde letter zijn niet significant verschillend op 95 %-sign. niveau (Tukey-test) Bij de smalbladige variëteiten wordt de hoogste opbrengst gehaald door Sonate, deze variëteit heeft een opbrengst van 4316 kg/ha (bij 14 % vocht). Dit is significant hoger dan de variëteiten Haagena, SNS1, Neptun, Borlu, Graf, Boruta, Boregine, Zeus, Haags Blaue en Viol, maar niet significant verschillend van Kalif, Bojar, Sanabor, Probor en Vitabor. De variëteit Viol behaalt met iets meer dan 3 ton/ha de laagste opbrengst, dit is een significant lager resultaat dan de variëteiten Sonate, Kalif, Bojar, Sanabor, Probor en Vitabor.Gele lupine (Lupinus luteus) Gele lupine (Lupinus luteus) De opbrengstcijfers van de gele rassen (L. luteus) worden behandeld in Tabel De opbrengsten van Lord en Pootallong zijn met slechts een verschil van 12 kg/ha (bij 14 % vocht) ongeveer gelijk. Ook tussen de droge stofpercentages van deze variëteiten is er geen verschil. In het algemeen scoren beide variëteiten van gele lupine erg laag (zoals reeds hoger besproken). Deze resultaten zijn in tegenstelling tot het seizoen 2009, waarin de gele variëteiten het in opbrengst gemiddeld deden. 104

107 Tabel 4.12 Opbrengstresultaten van L. luteus (gele lupine) in PE Opbrengst DS Variëteit Soort Vers Droog bij 14 % vocht kg/ha kg/ha kg/ha % Hectolitergewicht 17 Lord L. luteus a 86,9 a 77,1 20 Pootallong L. luteus a 86,9 a 78,9 Waarden gevolgd door eenzelfde letter zijn niet significant verschillend op 95 %-sign. niveau (Tukey-test) Breedbladige lupine (Lupinus albus) De breedbladige lupinen worden uitgelicht in Tabel De hoogste opbrengst wordt gehaald door de variëteit Feodora. Met 4610 kg/ha is de opbrengst significant hoger dan de variëteiten Dieta en Volos. Tabel 4.13 Opbrengstresultaten van L. albus (breedbladige lupine) in PE Opbrengst DS Variëteit Soort Vers Droog bij 14 % vocht kg/ha kg/ha kg/ha relatief % Hectolitergewicht 10 Feodora L. albus a ,6 a 78,1 19 Dieta L. albus b 93 91,9 a 74,7 21 Volos L. albus b 90 91,7 a 74,8 Waarden gevolgd door eenzelfde letter zijn niet significant verschillend op 95 %-sign. niveau (Tukey-test) Soort De lupinen worden per soort besproken in Tabel De relatieve waarde van de opbrengst bij 14 % vocht werd bepaald ten opzichte van het gemiddelde over alle rassen heen. 105

108 Tabel 4.14 Opbrengstresultaten per soort in PE Opbrengst DS Soort Vers Droog bij 14% vocht kg/ha kg/ha kg/ha relatief % Hectolitergewicht 1 L. angustifolius a ,3 b 78,4 2 L. luteus b 70 86,9 b 78,0 3 L. albus a ,7 a 75,8 Waarden gevolgd door eenzelfde letter zijn niet significant verschillend op 95 %-sign. niveau (Tukey-test) De variëteiten van de breedbladige lupine of Lupinus albus scoren het hoogst, met een opbrengst die met 3959 kg/ha (bij 14 % vocht) de 4 ton/ha benadert. De smalbladige lupine of Lupinus angustifolius behaalt gemiddeld 3575 kg/ha. De variëteiten van de gele lupine (Lupinus luteus) hebben gemiddeld een significant lagere opbrengst dan de breed- en smalbladige lupine Nutritionele waarde van het geoogste zaad Voederwaarde Van drie van de vier parallellen werd het geoogste zaad op voederwaarde geanalyseerd (Tabel 4.15). De ruw as-, ruwe celstof en ruw eiwitpercentages werden nagegaan volgens nabij-infrarood spectroscopie (NIR). Het NIR spectrum in deze methode werd gekalibreerd met resultaten die met referentiemethoden bekomen waren voor iedere parameter (bijvoorbeeld de Kjeldahl-methode voor het ruw eiwitgehalte met een factor 6,25 om van stikstof naar ruw eiwit te gaan). Het ruw vetpercentage werd niet geanalyseerd aangezien een goede kalibratiecurve ontbrak. De resultaten worden weergegeven op droge stofbasis. Ook de VEM- (Voeder Eenheid Melk), DVE- (DarmVerteerbaar Eiwit) en OEB-waarden (Onbestendige Eiwit Balans) worden in de tabel weergegeven. Voor het ruw aspercentage en de DVE-waarde kon de ANOVA-procedure linear models niet uitgevoerd worden aangezien de resultaten geen normale verdeling hadden. 106

109 Tabel 4.15 Voederwaarde van het geoogste zaad in PE Variëteit Soort Droge stof (DS, %) Ruw as (% van DS) Ruwe celstof (% van DS) VEM (/kg DS) 1 Boregine L. angustifolius 93,8 a 4,0 2 Boruta L. angustifolius 94,0 a 4,2 3 Borlu L. angustifolius 94,2 a 3,9 4 Haags Blaue L. angustifolius 93,5 a 4,3 5 Haagena L. angustifolius 93,9 a 4,1 6 Probor L. angustifolius 93,7 a 4,2 7 Sanabor L. angustifolius 94,2 a 4,3 8 Sonate L. angustifolius 94,4 a 4,4 9 Vitabor L. angustifolius 93,9 a 4,3 10 Feodora L. albus 94,4 a 4,6 11 Viol L. angustifolius 93,4 a 4,7 12 SNS1 L. angustifolius 93,7 a 4,3 13 Neptun L. angustifolius 93,4 a 4,2 14 Kalif L. angustifolius 93,6 a 4,5 15 Bojar L. angustifolius 94,1 a 4,6 16 Graf L. angustifolius 93,8 a 4,6 17 Lord L. luteus 94,3 a 5,6 18 Zeus L. angustifolius 93,7 a 4,5 19 Dieta L. albus 94,4 a 4,7 20 Pootallong L. luteus 94,1 a 5,4 21 Volos L. albus 94,0 a 4,4 19, 3 16, 8 15, 0 23, 2 23, 4 22, 4 21, 4 18, 2 20, 4 12, 7 18, 3 18, 5 17, 8 20, 7 18, 9 21, 1 16, 2 18, 4 13, 9 15, 3 10, 7 abcde 1224 abcd abcdef 1227 abc cdef 1233 a a 1210 efg a 1212 defg ab 1212 defg abc 1214 cdefg abcde 1219 bcdef abcd 1217 cdefg ef 1226 abc abcde 1215 cdefg abcde 1220 bcdef abcde 1222 abcde abcd 1214 cdefg abcde 1215 cdefg abc 1210 efg bcdef 1204 g abcde 1218 cdef def 1222 abcde cdef 1208 fg f 1232 ab 107

110 Variëteit Soort Ruw eiwit (% van DS) DVE (g/kg DS) OEB (g/kg DS) 1 Boregine L. angustifolius 28,3 f f 2 Boruta L. angustifolius 27,4 f f 3 Borlu L. angustifolius 30,6 ef ef 4 Haags Blaue L. angustifolius 29,8 f ef 5 Haagena L. angustifolius 29,6 f f 6 Probor L. angustifolius 32,7 cdef cdef 7 Sanabor L. angustifolius 31,2 def def 8 Sonate L. angustifolius 32,1 cdef cdef 9 Vitabor L. angustifolius 30,2 ef ef 10 Feodora L. albus 38,1 bcd bcd 11 Viol L. angustifolius 31,7 def cdef 12 SNS1 L. angustifolius 31,6 def cdef 13 Neptun L. angustifolius 34,4 cdef cdef 14 Kalif L. angustifolius 28,5 f f 15 Bojar L. angustifolius 30,7 ef ef 16 Graf L. angustifolius 31,5 def def 17 Lord L. luteus 44,7 ab ab 18 Zeus L. angustifolius 30,2 ef ef 19 Dieta L. albus 36,9 cde cde 20 Pootallong L. luteus 45,2 a a 21 Volos L. albus 38,8 abc abc Waarden gevolgd door eenzelfde letter zijn niet significant verschillend op 95 %-sign. niveau (Tukey-test) Het hoogste ruw eiwitpercentage wordt gezien bij de gele variëteiten: Pootallong haalt een percentage van 45,2 %, gevolgd door de variëteit Lord met 44,7 % ruw eiwit. Het resultaat van Pootallong is significant hoger dan de meeste variëteiten, maar niet significant hoger dan de variëteit Lord en de breedbladige variëteit Volos. De laagste ruw eiwitpercentages worden gehaald door de variëteiten Haags Blaue, Haagena, Kalif, Boregine en Boruta, welke minder dan 30 % ruw eiwit bevatten en aldus significant lager scoren dan Pootallong, Lord, Volos, Feodora en Dieta (= alle gele en breedbladige variëteiten). Dezelfde tendensen tussen de soorten konden ook gezien worden in de DVE-waarde en nog duidelijker in de OEB-waarde. Het ruwe celstofgehalte van de breedbladige variëteiten was significant lager dan het gehalte van een aantal smalbladige lupinen (Haags Blaue, Haagena, Probor, Sanabor en Graf) maar niet significant lager dan het ruwe celstofgehalte van de gele variëteiten. De VEM-waarden waren allemaal gesitueerd boven Ondanks de vrij beperkte verschillen waren deze toch significant, maar irrelevant vanuit praktisch nutritioneel oogpunt. 108

111 Eiwitopbrengst (kg/ha) Bij de eiwitopbrengst van een variëteit wordt naast de eiwitconcentratie ook rekening gehouden met de opbrengst die de variëteit op het veld behaalt, ze wordt bekomen door de droge stofopbrengst te vermenigvuldigen met het percentage ruw eiwit (Figuur 4.2). Eiwitopbrengst (= droge stofopbrengst * % ruw eiwit ) kg/ha a d d bcd d bcd bcd bcd ab bcd d bcd bcd bcd bcd bcd bcd cd bc bcd b Object Figuur 4.2 Eiwitopbrengst van variëteiten in PE De hoogste eiwitopbrengst wordt door de breedbladige variëteit Feodora gehaald, deze doet het met 1523 kg/ha significant beter dan alle variëteiten behalve de smalbladige variëteit Sonate, die ook een erg hoge opbrengst op het veld behaalde. De laagste eiwitopbrengsten werden behaald door de variëteiten Haags Blaue, Viol, Boregine en Boruta. De eiwitopbrengst wordt in Figuur 4.3 ook per soort uitgezet. Hoewel de gele variëteiten significant hogere eiwitpercentages bevatten, vertonen zij door de relatief lage droge stofopbrengst (914 kg/ha) een significant lagere eiwitopbrengst dan de breedbladige variëteiten (1291 kg/ha). Ten opzichte van de smalbladige variëteiten (961 kg/ha) is het verschil niet significant (zie ook Figuur 4.2). 109

112 Eiwitopbrengst (= droge stofopbrengst * % ruw eiwit) kg/ha 1400 a b b L. albus L. luteus L. angustifolius Type Figuur 4.3 Eiwitopbrengst per lupinesoort in PE

113 HOOFDSTUK 5: PROJECTEN 5.1 Penicillium roqueforti s.l. in kuilvoeders karakterisering & onderzoek naar schimmelgroei en mycotoxinenproductie beïnvloedende factoren (Onderzoeksfonds HoGent, ) Kuilvoeders maken in België het hoofdbestanddeel uit van het winterrantsoen van rundvee. Daarom is een goede nutritionele en hygiënische kwaliteit van deze kuilvoeders zeer belangrijk. In de praktijk worden evenwel frequent problemen vastgesteld met schimmelgroei in kuilvoeders. In de meeste gevallen gaat het om de blauwgroene schimmel P. roqueforti s.l.. Inademen van schimmelsporen is sowieso af te raden (omdat dit kan leiden tot infecties van de luchtwegen bij mens en dier), maar daarbovenop kan deze schimmel ook mycotoxinen produceren. Deze gifstoffen houden een risico in voor de diergezondheid en via de voedselketen mogelijks ook voor de humane gezondheid. Doorgaans zijn herkauwers minder gevoelig voor mycotoxinen dan eenmagigen, omdat de pensmaag een deel van de in het voeder aanwezige mycotoxinen afbreekt. Mycotoxinen geproduceerd door P. roqueforti s.l. hebben evenwel een antimicrobieel effect, waardoor ze de pensflora verstoren. Herkauwers kunnen dus wel zeer gevoelig zijn aan dergelijke mycotoxinen. De omstandigheden waarin P. roqueforti s.l. groeit en ev. ook mycotoxinen zijn onvoldoende gekend. Vandaar dat in oktober 2009 een zesjarig doctoraatsonderzoek (gefinancierd door het Onderzoeksfonds van de Hogeschool Gent) van start ging om de mogelijke invloedsfactoren op schimmelgroei en mycotoxinenproductie beter in kaart te brengen. Dit gebeurt via laboratoriumproeven, via microkuilen (zie Figuur 5.1.; inhoud 2,75 liter; voldoende herhalingen per object) en via bemonstering van praktijkkuilen op landbouwbedrijven. Figuur 5.1: microkuil Tevens wordt onderzocht waar kuilvoeders infecterende P. roqueforti s.l. vandaan komt: vanuit de bodem of uit de lucht of beide? Daarom worden bij inkuilen van gras en maïs gewasstalen, luchtstalen en bodemstalen genomen op het veld en in de kuilomgeving. Na opening van de kuil worden opnieuw luchtstalen genomen in de kuilomgeving, naast stalen van het kuilvoeder. De genetische fingerprint van de bekomen P. roqueforti s.l. isolaten van verschillende oorsprong zal vergeleken worden om de bron van infectie te achterhalen. Eens de infectiebron gekend is, kan dan onderzocht worden welke bijkomende preventieve maatregelen kunnen getroffen worden om schimmelgroei en ev. mycotoxinenproductie te voorkomen. 111

ACTIVITEITENVERSLAG van de PROEFVELDWERKING BOTTELARE

ACTIVITEITENVERSLAG van de PROEFVELDWERKING BOTTELARE Geassocieerde Faculteit Toegepaste Bio-ingenieurswetenschappen Faculteit Natuur en Techniek Valentin Vaerwyckweg 1 9000 Gent ACTIVITEITENVERSLAG 2011 van de PROEFVELDWERKING BOTTELARE door J. Latré V.

Nadere informatie

ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING BOTTELARE

ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING BOTTELARE Departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur Schoonmeersstraat 52 9000 Gent ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING BOTTELARE Door J. Latré V. Derycke B. Heremans G. Verlinden K. Dewitte

Nadere informatie

Landbouwcentrum Granen Vlaanderen (LCG) vzw Graanbericht Nr G.32, 14 september 2013

Landbouwcentrum Granen Vlaanderen (LCG) vzw Graanbericht Nr G.32, 14 september 2013 Landbouwcentrum Granen, Eiwitrijke gewassen, Oliehoudende zaden en Kleine Industrieteelten Vlaanderen v.z.w. Landbouwcentrum Granen Vlaanderen (LCG) vzw Graanbericht Nr. 2013.G.32, 14 september 2013 RASSENONDERZOEK

Nadere informatie

Resultaten praktijkproeven GRAANGEWASSEN 2011

Resultaten praktijkproeven GRAANGEWASSEN 2011 Resultaten praktijkproeven GRAANGEWASSEN 2011 vzw V.S.O.P. ST.- BERTINUS Land- en tuinbouw VRIJ TECHNISCH INSTITUUT Land- en Tuinbouw Proefbedrijf Schipvaarthoeve Boeschepestraat 44 Schipvaartweg 8 8970

Nadere informatie

Copyright Boerenbond. Hoe scoorden de wintertarwe- rassen dit seizoen?

Copyright Boerenbond. Hoe scoorden de wintertarwe- rassen dit seizoen? Hoe scoorden de wintertarwe- rassen dit seizoen? Foto: pibo akkerbouw granen Het graanjaar 2010 kende een veelbelovend voorjaar met een lage ziektedruk. De droogte van juli zorgde vooral op lichtere gronden

Nadere informatie

Zijn aarfusarium en de gerelateerde mycotoxinen te voorspellen in wintertarwe?

Zijn aarfusarium en de gerelateerde mycotoxinen te voorspellen in wintertarwe? Zijn aarfusarium en de gerelateerde mycotoxinen te voorspellen in wintertarwe? Prof G. Haesaert Faculteit Toegepaste Bio-ingenieurswetenschappen HoGent - UGent Aarfusarium Gevolgen: Direct: Opbrenstderving

Nadere informatie

Copyright Boerenbond. Uitzaai Welk tarweras kiezen?

Copyright Boerenbond. Uitzaai Welk tarweras kiezen? Voor de oogst van de proefpercelen wintertarwe wordt een kleine maaidorser ingezet. Foto: lcg akkerbouw granen Uitzaai 2011 Foto: lcg Welk tarweras kiezen? Het groeiseizoen 2010-2011 werd gekenmerkt door

Nadere informatie

Geïntegreerde aanpak van aarfusarium in granen en het effect op mycotoxinen

Geïntegreerde aanpak van aarfusarium in granen en het effect op mycotoxinen Geïntegreerde aanpak van aarfusarium in granen en het effect op mycotoxinen Ondertitel 5 februari 2014, Huub Schepers & Bert Evenhuis Indeling presentatie Schade opbrengst/kwaliteit Levenswijze Fusarium-schimmels

Nadere informatie

Geïntegreerde aanpak van aarfusarium in granen en het effect op mycotoxinen

Geïntegreerde aanpak van aarfusarium in granen en het effect op mycotoxinen Geïntegreerde aanpak van aarfusarium in granen en het effect op mycotoxinen Praktijknetwerk Aarfusarium 5 februari 2014, Huub Schepers & Bert Evenhuis Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling:

Nadere informatie

Topopbrengsten in rassenproef zomertarwe biologische teelt

Topopbrengsten in rassenproef zomertarwe biologische teelt Interprovinciaal Proefcentrum voor de Biologische Teelt (P.C.B.T.) v.z.w. Ieperseweg 87 8800 RUMBEKE Tel. : 051/26 14 00, Fax. : 051/24 00 20 Verslag BT03ZTA_RAS01 Topopbrengsten in rassenproef zomertarwe

Nadere informatie

DOPERWT vergelijking efficiëntie fungiciden tegen valse meeldauw

DOPERWT vergelijking efficiëntie fungiciden tegen valse meeldauw DOPERWT vergelijking efficiëntie fungiciden tegen valse meeldauw Vergelijking van de efficiëntie van fungiciden tegen valse meeldauw in groene erwt - eigen onderzoek 1 Efficiëntie van middelen tegen valse

Nadere informatie

Perceelsgegevens Pagina 9

Perceelsgegevens Pagina 9 Perceelsgegevens Pagina 9 Voorteelt: Suikerbieten Ploegen: 30 oktober 2017 Zaai: 30 oktober 2017 Droge omstandigheden 350 korrels per m² Opkomst: 5 februari 2018 Perceelsgegevens Pagina 9 N-Index : 14

Nadere informatie

22a Grondbewerkingssystemen voor de teelt van wintertarwe EH 0623 Door: ing.h.w.g. Floot

22a Grondbewerkingssystemen voor de teelt van wintertarwe EH 0623 Door: ing.h.w.g. Floot 22a Grondbewerkingssystemen voor de teelt van wintertarwe EH 0623 Door: ing.h.w.g. Floot Inleiding In de tarweteelt is de grondbewerking een belangrijke kostenpost. Vooral bij monocultuur wintertarwe komt

Nadere informatie

BEMESTING WINTERTARWE (Tekst uit LCG-Brochure Granen Oogst 2009)

BEMESTING WINTERTARWE (Tekst uit LCG-Brochure Granen Oogst 2009) BEMESTING WINTERTARWE (Tekst uit LCG-Brochure Granen Oogst 2009) Let wel: de proeven aangelegd door het LCG in 2009 werden uitgevoerd conform de bemestingsnormen die van kracht waren in 2009. Deze bemestingsnormen

Nadere informatie

Nieuwe rassen komen in het zog van Grandval

Nieuwe rassen komen in het zog van Grandval Nieuwe rassen komen in het zog van Grandval Karel Van Den Berge, Lieven Delanote (Inagro) Gunther Leyssens (PIBO) Triticale is met ongeveer 200 ha het belangrijkste graangewas in de Vlaamse biologische

Nadere informatie

Bestrijding van blad- en aarziekten in wintertarwe. EH 859 Door: ing.h.w.g.floot

Bestrijding van blad- en aarziekten in wintertarwe. EH 859 Door: ing.h.w.g.floot Bestrijding van blad- en aarziekten in wintertarwe EH 859 Door: ing.h.w.g.floot Inleiding In de tarweteelt is de bestrijding van blad- en aarziekten eigenlijk ieder jaar nodig om een maximale financiële

Nadere informatie

Rassenonderzoek in een moeilijk tarwejaar

Rassenonderzoek in een moeilijk tarwejaar Patrick Dieleman Rassenonderzoek in een moeilijk tarwejaar Het Landbouwcentrum Granen Vlaanderen (LCG) legde dit jaar opnieuw op 9 plaatsen rassenproeven op wintertarwe aan. De combinatie van ziektedruk

Nadere informatie

DOPERWT vergelijking efficiëntie fungiciden tegen valse meeldauw

DOPERWT vergelijking efficiëntie fungiciden tegen valse meeldauw DOPERWT vergelijking efficiëntie fungiciden tegen valse meeldauw Vergelijking van de efficiëntie van fungiciden tegen valse meeldauw in groene erwt - eigen onderzoek 1 Efficiëntie van middelen tegen valse

Nadere informatie

Mengteelt wintergraan met voedererwt of veldbonen bevestigt goede resultaten

Mengteelt wintergraan met voedererwt of veldbonen bevestigt goede resultaten Mengteelt wintergraan met voedererwt of veldbonen bevestigt goede resultaten Situering mengteelten Bij een mengteelt (erwten-graan, veldbonen-graan, ) worden de voordelen van twee gewassen met elkaar gecombineerd.

Nadere informatie

Resultaten praktijkproeven GRAANGEWASSEN 2013

Resultaten praktijkproeven GRAANGEWASSEN 2013 Resultaten praktijkproeven GRAANGEWASSEN 2013 vzw V.S.O.P. ST.- BERTINUS Land- en tuinbouw VRIJ TECHNISCH INSTITUUT Land- en Tuinbouw Proefbedrijf Schipvaarthoeve Boeschepestraat 44 Schipvaartweg 8 8970

Nadere informatie

HUMUSZUREN ALS HULPMIDDEL VOOR DE OPTIMALISATIE VAN

HUMUSZUREN ALS HULPMIDDEL VOOR DE OPTIMALISATIE VAN HUMUSZUREN ALS HULPMIDDEL VOOR DE OPTIMALISATIE VAN OPBRENGST EN KWALITEIT VAN RAAIGRAS BIJ VERMINDERDE BEMESTING Greet Verlinden, Thomas Coussens en Geert Haesaert Hogeschool Gent, Departement Biowetenschappen

Nadere informatie

Praktijknetwerk aarfusarium

Praktijknetwerk aarfusarium 19-6-2015 Praktijknetwerk aarfusarium bijeenkomst 14 februari 2014 K. Vogelaar - Agrovision A. Venhuizen - Agrifirm Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling: Europa investeert in zijn platteland

Nadere informatie

Fungicideproef wintertarwe Morgan Carlens Technisch onderzoeksmedewerker Pibo-Campus vzw

Fungicideproef wintertarwe Morgan Carlens Technisch onderzoeksmedewerker Pibo-Campus vzw Fungicideproef wintertarwe 2017-2018 Morgan Carlens Technisch onderzoeksmedewerker Pibo-Campus vzw Perceelsgegevens (pagina 30) Voorvrucht: Ras: Suikerbieten Anapolis 350 korrels/m² 30 oktober 2017 Onkruidbestrijding:

Nadere informatie

Rassenproef biologische triticale : Droogte staat goede opbrengst niet in de weg

Rassenproef biologische triticale : Droogte staat goede opbrengst niet in de weg Rassenproef biologische triticale 2014-2015: Droogte staat goede opbrengst niet in de weg Karel Dewaele, Lieven Delanote, Inagro Gunther Leyssens, PIBO Triticale is met ongeveer 250 ha het belangrijkste

Nadere informatie

CerDis; Graan adviesmodule Praktijk Netwerk Fusarium

CerDis; Graan adviesmodule Praktijk Netwerk Fusarium Programma CerDis; Graan adviesmodule Praktijk Netwerk Fusarium Introductie CerDis Levenswijze Fusarium-schimmels Vorming van mycotoxinen Geïntegreerde bestrijding Teeltmaatregelen Fungiciden Adviessystemen

Nadere informatie

Rassenproef biologische zomertarwe 2017: zonder neerslag naar een goed (bak)resultaat

Rassenproef biologische zomertarwe 2017: zonder neerslag naar een goed (bak)resultaat Rassenproef biologische zomertarwe 2017: zonder neerslag naar een goed (bak)resultaat Voor het telen van biologische bakwaardige tarwe wordt er vaak gekozen voor zomertarwe in plaats van wintertarwe. In

Nadere informatie

Resultaten praktijkproeven GRAANGEWASSEN 2015

Resultaten praktijkproeven GRAANGEWASSEN 2015 Resultaten praktijkproeven GRAANGEWASSEN 2015 vzw V.S.O.P. ST.- BERTINUS VRIJ TECHNISCH INSTITUUT Land- en Tuinbouw Proefbedrijf Schipvaarthoeve Boeschepestraat 44 Schipvaartweg 8 8970 Poperinge 8970 Poperinge

Nadere informatie

Landbouwcentrum Granen Vlaanderen (LCG) vzw Graanbericht Nr G.04, 5 maart 2013

Landbouwcentrum Granen Vlaanderen (LCG) vzw Graanbericht Nr G.04, 5 maart 2013 Landbouwcentrum Granen, Eiwitrijke gewassen, Oliehoudende zaden en Kleine Industrieteelten Vlaanderen v.z.w. Landbouwcentrum Granen Vlaanderen (LCG) vzw Graanbericht Nr. 2013.G.04, 5 maart 2013 1 Situering

Nadere informatie

Project Fonds voor Landbouw en Visserij

Project Fonds voor Landbouw en Visserij Project Fonds voor Landbouw en Visserij Implementatie en optimalisatie van een aarfusarium en DON-voorspellingsmodel in de Vlaamse graanteelt en graanverwerkende sector PROJECTRESULTATEN 2015 Project uitgevoerd

Nadere informatie

Resultaten praktijkproeven GRAANGEWASSEN 2016

Resultaten praktijkproeven GRAANGEWASSEN 2016 Resultaten praktijkproeven GRAANGEWASSEN 2016 VRIJ TECHNISCH INSTITUUT Land- en Tuinbouw Proefbedrijf Schipvaarthoeve Boeschepestraat 44 Schipvaartweg 8 8970 Poperinge 8970 Poperinge Tel. 057/ 34 65 55

Nadere informatie

Rassenproef wintergerst Nico Luyx Technisch onderzoeksmedewerker vzw-pibo Campus

Rassenproef wintergerst Nico Luyx Technisch onderzoeksmedewerker vzw-pibo Campus Rassenproef wintergerst 2017-2018 Nico Luyx Technisch onderzoeksmedewerker vzw-pibo Campus Overzicht teeltseizoen Wintergerst was heel de winter geel van kleur. Bevroren ondergrond niet bemesten gevaar

Nadere informatie

Rassenkeuze erwten en veldbonen in combinatie met triticale

Rassenkeuze erwten en veldbonen in combinatie met triticale Rassenkeuze erwten en veldbonen in combinatie met triticale Annelies Beeckman, Karel Dewaele, Lieven Delanote In de zoektocht naar een hogere bedrijfseigen eiwitproductie voert Inagro reeds enkele jaren

Nadere informatie

ALFONS. Wintertarwe Maaltarwe. NIEUW! Midden laat rijp Stevig en gezond Uitermate geschikt na maïs. Teeltadvies. Raseigenschappen Alfons

ALFONS. Wintertarwe Maaltarwe. NIEUW! Midden laat rijp Stevig en gezond Uitermate geschikt na maïs. Teeltadvies. Raseigenschappen Alfons Maaltarwe ALFONS NIEUW! Midden laat rijp Stevig en gezond Uitermate geschikt na maïs Raseigenschappen Alfons Rijpheid tot laat Opbrengst onbehandeld tot hoog tot hoog Vroeg 240-280 K/m 2 Normaal 280-350

Nadere informatie

Rassenproef biologische zomertarwe 2014: ondanks gele roest bakwaardig

Rassenproef biologische zomertarwe 2014: ondanks gele roest bakwaardig Rassenproef biologische zomertarwe 2014: ondanks gele roest bakwaardig Karel Dewaele, Lieven Delanote, Johan Rapol De voorbije jaren is er een uitdrukkelijke vraag naar Vlaamse biologische baktarwe. Hierdoor

Nadere informatie

Inhoudsopgave DEEL 1 :WINTERGERST

Inhoudsopgave DEEL 1 :WINTERGERST -1- Inhoudsopgave DEEL 1 :WINTERGERST 4 1 RASSENPROEF WINTERGERST... 4 1.1 Proefopzet... 4 1.2 Perceelsgegevens... 4 1.3 Waarnemingen... 5 1.4 Eigenschappen per ras... 7 1.5 Proefresultaten... 9 1.6 Gemiddelde

Nadere informatie

BEMESTING WINTERTARWE (Tekst uit LCG-Brochure Granen Oogst 2009)

BEMESTING WINTERTARWE (Tekst uit LCG-Brochure Granen Oogst 2009) - 1 - BEMESTING WINTERTARWE (Tekst uit ) Let wel: de proeven aangelegd door het LCG in 2009 werden uitgevoerd conform de bemestingsnormen die van kracht waren in 2009. Deze bemestingsnormen van 2009 zijn

Nadere informatie

Praktijknetwerk Fusarium Onderwerpen. Aarfusarium. relevante mycotoxinen in graan. risicofactoren aarfusarium.

Praktijknetwerk Fusarium Onderwerpen. Aarfusarium. relevante mycotoxinen in graan. risicofactoren aarfusarium. 7-6- Onderwerpen Praktijknetwerk Fusarium Aarfusarium en mycotoxine s. - Ervaringen en adviezen tarwe - Ervaringen en adviezen gerst Aaldrik Venhuizen Fusarium Gezonde en aangetaste korrels Verlies Kwaliteit

Nadere informatie

Graanvergadering Wintergerst Rassenproef Algemeenheden van de rassen wintergerst Opbrengstresultaten vzw

Graanvergadering Wintergerst Rassenproef Algemeenheden van de rassen wintergerst Opbrengstresultaten vzw Graanvergadering 2016-2017 1 Wintergerst 2 1.1 Rassenproef 2 1.1.1 Algemeenheden van de rassen wintergerst 2 1.1.2 Opbrengstresultaten vzw PIBO-Campus 2017 4 1.1.3 Opbrengstresultaten LCG 2017 5 1.1.4

Nadere informatie

Stichting Proefboerderijen Noordelijke Akkerbouw. Rassenonderzoek EU wintertarwe 2011

Stichting Proefboerderijen Noordelijke Akkerbouw. Rassenonderzoek EU wintertarwe 2011 Stichting Proefboerderijen Noordelijke Akkerbouw Rassenonderzoek EU wintertarwe 2011 Rassenonderzoek EU wintertarwe 2011 Opdrachtgevers: Auteur: Limagrain Barenbrug WPA Robertus Agrifirm Wiersum Plantbreeding

Nadere informatie

Rassenadvies: Wintertarwe

Rassenadvies: Wintertarwe Rassenadvies: Wintertarwe 2015-2016 2015-2016 Bevindingen oogst 2015 De oogst van 2015 is relatief vlot verlopen. De opbrengsten en kwaliteit waren goed, zij het dat de wat later geoogste tarwe hier wat

Nadere informatie

BORODINE De gezondste

BORODINE De gezondste BORODINE De gezondste Vroegrijpheid: half vroeg Strolengte: half lang - lang Legervastheid: zeer goed Koudetolerantie: zeer goed Alternativiteit: alternatief TRITICALE : KWALITEIT Voedertriticale HL-gewicht:

Nadere informatie

Resultaten en succes, daar zijn kampioenen voor!

Resultaten en succes, daar zijn kampioenen voor! Resultaten en succes, daar zijn kampioenen voor! Zaaigranen 2012-2013 Baktarwe Altigo Kweker:............. Nickerson Kruising:.................. - Kwaliteit:.............. B1-tarwe Vroegheid:........ zeer

Nadere informatie

Resultaten praktijkproeven GRAANGEWASSEN 2014

Resultaten praktijkproeven GRAANGEWASSEN 2014 Resultaten praktijkproeven GRAANGEWASSEN 2014 vzw V.S.O.P. ST.- BERTINUS Land- en tuinbouw VRIJ TECHNISCH INSTITUUT Land- en Tuinbouw Proefbedrijf Schipvaarthoeve Boeschepestraat 44 Schipvaartweg 8 8970

Nadere informatie

Alternariain in aardappel: een ziektecomplex? Prof. Geert Haesaert Faculteit Bio-ingenieurswetenschappen Vakgroep Toegepaste Biowetenschappen

Alternariain in aardappel: een ziektecomplex? Prof. Geert Haesaert Faculteit Bio-ingenieurswetenschappen Vakgroep Toegepaste Biowetenschappen Alternariain in aardappel: een ziektecomplex? Prof. Geert Haesaert Faculteit Bio-ingenieurswetenschappen Vakgroep Toegepaste Biowetenschappen Meer Alternaria? Alternaria -aantastingen worden als een toenemend

Nadere informatie

Groeicurve Bintje en Fontane 2014

Groeicurve Bintje en Fontane 2014 Groeicurve en 2014 V. De Blauwer (Inagro), D. Florins (FIWAP), H. Rasmont (CARAH) Samenvatting Net zoals de vorige jaren werd tijdens het groeiseizoen van 2014 de groei van opgevolgd op 29 praktijkpercelen.

Nadere informatie

Praktijknetwerk aarfusarium

Praktijknetwerk aarfusarium 19-6-2015 Praktijknetwerk aarfusarium bijeenkomst 24 januari 2014 H. Schepers - PPO AGV H. Groeneweg - Bayer Cropscience Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling: Europa investeert in zijn platteland

Nadere informatie

Studieavond GRAANTEELT 19 september 2018 VTI Poperinge

Studieavond GRAANTEELT 19 september 2018 VTI Poperinge Studieavond GRAANTEELT 19 september 2018 VTI Poperinge Programma : Resultaten LCG-praktijkproeven wintertarwe 2018. Patrick Vermeulen, VTI Poperinge Resultaten LCG-rassenproeven wintergerst, triticale

Nadere informatie

Stichting Proefboerderijen Noordelijke Akkerbouw. Fusariumbesmetting en DON-detectie in de teelt van wintertarwe

Stichting Proefboerderijen Noordelijke Akkerbouw. Fusariumbesmetting en DON-detectie in de teelt van wintertarwe Stichting Proefboerderijen Noordelijke Akkerbouw Fusariumbesmetting en DON-detectie in de teelt van wintertarwe Fusariumbesmetting en DON-detectie in de teelt van wintertarwe Financier: Stichting Risicofonds

Nadere informatie

Grondbewerkingssystemen voor de teelt van wintertarwe EH 0523 Door: ing.h.w.g. Floot

Grondbewerkingssystemen voor de teelt van wintertarwe EH 0523 Door: ing.h.w.g. Floot Grondbewerkingssystemen voor de teelt van wintertarwe EH 0523 Door: ing.h.w.g. Floot Inleiding In de tarweteelt is de grondbewerking een belangrijke kostenpost. Vooral bij monocultuur wintertarwe komt

Nadere informatie

Rassenadvies: Wintertarwe

Rassenadvies: Wintertarwe Rassenadvies: Wintertarwe 2016-2017 2015-2016 Bevindingen oogst 2016 De oogst van 2016 is relatief vlot verlopen. De opbrengsten en kwaliteiten waren zeer slecht, wat voornamelijk kwam door het donkere

Nadere informatie

WORTEL wortelvliegbestrijding 2015

WORTEL wortelvliegbestrijding 2015 WORTEL wortelvliegbestrijding 2015 1 Bestrijding van de wortelvlieg in wortel opstellen van drempels 1.1 Doel De economische schadedrempels voor de behandeling van wortelvlieg zijn gedurende enige tijd

Nadere informatie

Verslag rassenproeven biologische wintergerst, triticale, wintertarwe

Verslag rassenproeven biologische wintergerst, triticale, wintertarwe Verslag rassenproeven biologische wintergerst, triticale, wintertarwe 2017-2018 Karel Dewaele, Brecht Vandenbroucke, Inagro Jaarlijks legt Inagro een rassenproef biologische triticale aan op zandleemgrond.

Nadere informatie

Landbouwcentrum Granen Vlaanderen (LCG) vzw Graanbericht Nr G.31, 14 september 2013

Landbouwcentrum Granen Vlaanderen (LCG) vzw Graanbericht Nr G.31, 14 september 2013 Landbouwcentrum Granen, Eiwitrijke gewassen, Oliehoudende zaden en Kleine Industrieteelten Vlaanderen v.z.w. Landbouwcentrum Granen Vlaanderen (LCG) vzw Graanbericht Nr. 2013.G.31, 14 september 2013 RASSENONDERZOEK

Nadere informatie

Invloed plantversterkers op opbrengst en gezondheid gewas in de teelt van pootaardappelen

Invloed plantversterkers op opbrengst en gezondheid gewas in de teelt van pootaardappelen Invloed plantversterkers op opbrengst en gezondheid gewas in de teelt van pootaardappelen KW 0112 Door: ing. H.W.G. Floot Inleiding In de teelt van biologische aardappelen gelden specifieke regels van

Nadere informatie

Beheersing aarfusarium en bladvlekkenziekte in zomergerst

Beheersing aarfusarium en bladvlekkenziekte in zomergerst Beheersing aarfusarium en bladvlekkenziekte in zomergerst A. Evenhuis & H.T.A.M. Schepers Praktijkonderzoek Plant & Omgeving, part of Wageningen UR Business Unit AGV Februari, 2015 PPO no. 3250257900 2015

Nadere informatie

Diepte (cm) Stikstofanalyse totaal Kort voor aanleg 16/06/ Bij aanleg proef 03/07/

Diepte (cm) Stikstofanalyse totaal Kort voor aanleg 16/06/ Bij aanleg proef 03/07/ STAMSLABOON 2014 Proef N-bemesting stamslaboon 1. Doel Nagaan of de huidige N-bemestingsadviezen van het labo van Inagro voor de teelt van stamslaboon optimaal zijn om een hoge opbrengst te combineren

Nadere informatie

Programma voor vandaag: Bespreking toets Graanteelt deel 1 Ziekten in wintergranen Plagen en legering Werkopdracht Ziekten, plagen en legering

Programma voor vandaag: Bespreking toets Graanteelt deel 1 Ziekten in wintergranen Plagen en legering Werkopdracht Ziekten, plagen en legering Plantenteelt Graan Programma voor vandaag: Bespreking toets Graanteelt deel 1 Ziekten in wintergranen Plagen en legering Werkopdracht Ziekten, plagen en legering Huiswerk Werkopdracht Ziekten, plagen en

Nadere informatie

Het beste tijdstip om grasland te vernieuwen

Het beste tijdstip om grasland te vernieuwen Het beste tijdstip om grasland te vernieuwen Auteur Alex De Vliegher 16/04/2014 www.lcvvzw.be 2 / 7 INHOUDSOPGAVE Inhoudsopgave... 3 Wanneer grasland vernieuwen in het najaar? Wanneer in het voorjaar?...

Nadere informatie

Inhoudsopgave: AGRITON

Inhoudsopgave: AGRITON ++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++ Inhoudsopgave: 1. Doel proef.... 2 2. Proefgegevens.... 2 3. Objecten.... 2 4. Resultaten.... 4 4.1 Algemeen.... 4 4.2 Resultaten

Nadere informatie

TARWE. Wintertarwe. Links voor meer informatie over tarwe. (Triticum aestivum L.)

TARWE. Wintertarwe. Links voor meer informatie over tarwe. (Triticum aestivum L.) TARWE (Triticum aestivum L.) WINTERTARWE geschiktheid voor de broodbereiding ziekten rassenspreiding zaaizaadhoeveelheid stikstofbemesting oogstbaarheid ZOMERTARWE zomertarwe voor biologische teelt Links

Nadere informatie

Wintertarwe Zuid-Nederland

Wintertarwe Zuid-Nederland Rassenadvies Wintertarwe Zuid-Nederland 2013 Rasadvies Raseigenschappen Opbrengstgegevens Teeltmaatregelen groei door kennis Rassenkeuze Om een goede financiële opbrengst te realiseren is het goed om een

Nadere informatie

Stichting Proefboerderijen Noordelijke Akkerbouw. Onderzoek naar blad- en aarziektenbestrijding in wintertarwe 2010

Stichting Proefboerderijen Noordelijke Akkerbouw. Onderzoek naar blad- en aarziektenbestrijding in wintertarwe 2010 Stichting Proefboerderijen Noordelijke Akkerbouw Onderzoek naar blad- en aarziektenbestrijding in wintertarwe 2010 Onderzoek naar blad- en aarziektenbestrijding in wintertarwe 2010 Opdrachtgevers: Auteur:

Nadere informatie

Bemestingsstrategie voor de teeltcombinatie gras-maïs

Bemestingsstrategie voor de teeltcombinatie gras-maïs Bemestingsstrategie voor de teeltcombinatie gras-maïs Auteurs Gert Van de Ven, An Schellekens Wendy Odeurs Joos Latré 14/03/2014 www.lcvvzw.be 2 / 8 INHOUDSOPGAVE Inhoudsopgave... 3 Inleiding... 4 Adviezen...

Nadere informatie

IMPRESSION Vroege baktarwe!

IMPRESSION Vroege baktarwe! IMPRESSION Vroege baktarwe! Vroegrijpheid: half vroeg Strolengte: kort Legervastheid: goed Uitstoeling: goed Koudetolerantie: zeer goed Chloortoluron: tolerant Alternativiteit: half winter KWALITEIT B

Nadere informatie

COMITE VOOR DE SAMENSTELLING VAN DE NATIONALE RASSENCATALOGUS VOOR LANDBOUWGEWASSEN

COMITE VOOR DE SAMENSTELLING VAN DE NATIONALE RASSENCATALOGUS VOOR LANDBOUWGEWASSEN COMITE VOOR DE SAMENSTELLING VAN DE NATIONALE RASSENCATALOGUS VOOR LANDBOUWGEWASSEN CRITERIA VOOR HET ONDERZOEK VAN DE RASSEN VAN GRAANGEWASSEN ANDERE DAN MAÏS MET HET OOG OP HUN TOELATING TOT DE CATALOGUS

Nadere informatie

Stichting Proefboerderijen Noordelijke Akkerbouw. Bodem in Balans?

Stichting Proefboerderijen Noordelijke Akkerbouw. Bodem in Balans? Stichting Proefboerderijen Noordelijke Akkerbouw Resultaten van het veldonderzoek in Nieuw Beerta in het seizoen 2012-2013 Resultaten van het veldonderzoek in Nieuw Beerta in het seizoen 2012-2013 Opdrachtgevers:

Nadere informatie

OVERZICHTSTABEL KWALITEIT - VROEGRIJPHEID

OVERZICHTSTABEL KWALITEIT - VROEGRIJPHEID BELANGRIJKSTE RASSEN OVERZICHTSTABEL KWALITEIT - VROEGRIJPHEID Kwaliteit Vroegrijpheid WINTERTARWE A B B C D Zeer vroeg RUSTIC VISAGE TAPIDOR Vroeg QUEBON IRIDIUM MERCATO TOISONDOR Half vroeg ARACK CARENIUS

Nadere informatie

Groeiregulatie in Engels raaigras

Groeiregulatie in Engels raaigras Groeiregulatie in Engels raaigras Effect Moddus, Robbester, MCPA en stikstof op zaadopbrengst in 2013 In opdracht van en gefinancierd door Productschap Akkerbouw en Werkgroep graszaden en graszoden Postbus

Nadere informatie

Erwt en veldboon voor biologische zomermengteelt

Erwt en veldboon voor biologische zomermengteelt Erwt en veldboon voor biologische zomermengteelt Karel Dewaele, Lieven Delanote Het biologisch rassenaanbod in zomerpeulvruchten is beperkt en vaak is men aangewezen op gangbare rassen. In het kader van

Nadere informatie

Stichting Proefboerderijen Noordelijke Akkerbouw. DON-ontwikkeling in wintertarwe

Stichting Proefboerderijen Noordelijke Akkerbouw. DON-ontwikkeling in wintertarwe Stichting Proefboerderijen Noordelijke Akkerbouw DON-ontwikkeling in wintertarwe 2013-2014 DON-ontwikkeling in wintertarwe 2013-2014 Opdrachtgever: Auteur: Risicofonds voor de Graanhandel Wouter Otter

Nadere informatie

Bestrijding van Myrothecium in lisianthus

Bestrijding van Myrothecium in lisianthus Bestrijding van Myrothecium in lisianthus 2015 PT nummer.: 14980 Proef nummer: 14512 Proeftuin Zwaagdijk Tolweg 13 1681 ND Zwaagdijk Phone +31 (0)228 56 31 64 Fax +31 (0)228 56 30 29 E-mail: proeftuin@proeftuinzwaagdijk.nl

Nadere informatie

Groeicurve Première en Sinora (2016)

Groeicurve Première en Sinora (2016) Groeicurve en (2016) V. De Blauwer (Inagro) Samenvatting Al verschillende jaren op rij volgen PCA en Inagro de groei op van meerdere (half)vroege rassen op praktijkpercelen. Tijdens 2016 werden 8 velden

Nadere informatie

Invloed bemestingsstrategie en ras op het zetmeelgehalte van wintertarwe EH0713 en EH0714

Invloed bemestingsstrategie en ras op het zetmeelgehalte van wintertarwe EH0713 en EH0714 Invloed bemestingsstrategie en ras op het zetmeelgehalte van wintertarwe EH0713 en EH0714 SPNA Ing H.W.G. Floot Hooge Zuidwal 1 9853 TJ Munnekezijl tel. 0594 688615. fax. 0594 688460 email: info@spna.nl

Nadere informatie

Landbouwcentrum Granen Vlaanderen (LCG) vzw Graanbericht Nr G.32, 11 september 2014

Landbouwcentrum Granen Vlaanderen (LCG) vzw Graanbericht Nr G.32, 11 september 2014 Landbouwcentrum Granen, Eiwitrijke gewassen, Oliehoudende zaden en Kleine Industrieteelten Vlaanderen v.z.w. Landbouwcentrum Granen Vlaanderen (LCG) vzw Graanbericht Nr. 2014.G.32, 11 september 2014 RASSENONDERZOEK

Nadere informatie

Rassenkeuze erwten en veldbonen in combinatie met triticale

Rassenkeuze erwten en veldbonen in combinatie met triticale Rassenkeuze erwten en veldbonen in combinatie met triticale Karel Dewaele, Annelies Beeckman, Lieven Delanote In de zoektocht naar een hogere bedrijfseigen eiwitproductie voert Inagro reeds enkele jaren

Nadere informatie

Rassenkeuze erwten en veldbonen in combinatie met triticale

Rassenkeuze erwten en veldbonen in combinatie met triticale Rassenkeuze erwten en veldbonen in combinatie met triticale Karel Dewaele, Annelies Beeckman, Lieven Delanote In de zoektocht naar een hogere bedrijfseigen eiwitproductie voert Inagro reeds enkele jaren

Nadere informatie

Landbouwcentrum Granen Vlaanderen (LCG) vzw

Landbouwcentrum Granen Vlaanderen (LCG) vzw Landbouwcentrum Granen, Eiwitrijke gewassen, Oliehoudende zaden en Kleine Industrieteelten Vlaanderen v.z.w. Landbouwcentrum Granen Vlaanderen (LCG) vzw Graanbericht Nr. 2016.G.28, september 2016 RASSENONDERZOEK

Nadere informatie

Stichting Proefboerderijen Noordelijke Akkerbouw. Rassenonderzoek EU Wintertarwe 2013

Stichting Proefboerderijen Noordelijke Akkerbouw. Rassenonderzoek EU Wintertarwe 2013 Stichting Proefboerderijen Noordelijke Akkerbouw Rassenonderzoek EU Wintertarwe 2013 Rassenonderzoek EU Wintertarwe 2013 Opdrachtgever(s): Auteur: Barenbrug Holland BV Syngenta Seeds WPA Robertus Arjan

Nadere informatie

Interactie Moddus en Actirob

Interactie Moddus en Actirob Interactie Moddus en Actirob Effect op zaadopbrengst Engels raaigras 2011 Expertisecentrum graszaad en graszoden Proefboerderij Rusthoeve en DLV Plant p/a Noordlangeweg 42 4486PR Colijnsplaat C Sam de

Nadere informatie

Stichting Proefboerderijen Noordelijke Akkerbouw. SPNA ziektebestrijding in wintertarwe 2011

Stichting Proefboerderijen Noordelijke Akkerbouw. SPNA ziektebestrijding in wintertarwe 2011 Stichting Proefboerderijen Noordelijke Akkerbouw SPNA ziektebestrijding in wintertarwe 2011 SPNA ziektebestrijding in wintertarwe 2011 Opdrachtgevers: Bayer CropScience BASF WPA Robertus Agrifirm Team

Nadere informatie

Inhoudsopgave. Voorwoord 4

Inhoudsopgave. Voorwoord 4 - 1 - Inhoudsopgave Voorwoord 4 DEEL 1 :WINTERGERST 5 1. RASSENPROEF WINTERGERST... 5 1.1 Proefopzet... 5 1.2 Perceelsgegevens... 5 1.3 Waarnemingen... 7 1.4 Eigenschappen per ras... 9 1.5 Proefresultaten...

Nadere informatie

Welk type erwt voor biologische zomermengteelt?

Welk type erwt voor biologische zomermengteelt? Welk type erwt voor biologische zomermengteelt? Karel Dewaele, Lieven Delanote, Brecht Vandenbroucke Het biologisch senaanbod voor voedererwten is beperkt en vaak is men aangewezen op gangbare sen. In

Nadere informatie

Karakterisatie van stammen van de aardappelziekte in Wallonië (2012)

Karakterisatie van stammen van de aardappelziekte in Wallonië (2012) Karakterisatie van stammen van de aardappelziekte in Wallonië (2012) V. César (CRA-W) Samenvatting Sinds 1999 onderzoekt het CRA in Libramont de kenmerken van de verschillende stammen van de aardappelziekte

Nadere informatie

1 RASSENONDERZOEK WINTERTARWE

1 RASSENONDERZOEK WINTERTARWE - 48-1 RASSENONDERZOEK WINTERTARWE D. Wittouck 1, L. Willaert 1, K. Boone 1, D. Cauffman 2, J. Fagard 2, N. Luyx 2, M. Carlens 2 K. Vrancken 2, V. Derycke 3, G. Haesaert 3, P. Vermeulen 4, D. Goethals

Nadere informatie

/

/ Spinazie 3 Najaar 3.1 Doel Vergelijken van diverse rassen spinazie voor industriële verwerking voor wat betreft plant- en gewaskenmerken, ziektegevoeligheid alsook oogst- en opbrengstgegevens in het najaar.

Nadere informatie

Het gebruik van humuszuren bij de bemesting van aardappelen

Het gebruik van humuszuren bij de bemesting van aardappelen 8.4 Het gebruik van humuszuren bij de bemesting van aardappelen - 2011 W. Odeurs en J. Bries (BDB) Samenvatting Bodemkundige Dienst van België heeft in 2011 twee proefvelden aangelegd om het gebruik van

Nadere informatie

Zwartvruchtrot slaat toe

Zwartvruchtrot slaat toe Zwartvruchtrot slaat toe Wendy van Hemelrijck, Proefcentrum Fruitteelt vzw Matty Polfliet, Henny Balkhoven Fruitconsult Inleiding 2013 zal herinnerd worden als een apart jaar voor de fruitteelt. Het seizoen

Nadere informatie

Resultaten van het rassenonderzoek korrelmaïs 2014

Resultaten van het rassenonderzoek korrelmaïs 2014 Resultaten van het rassenonderzoek korrelmaïs 2014 Auteurs Jurgen Depoorter Michaël Mary Guy Foucart Geert Haesaert Sofie Landschoot Gert Van de Ven 1 / 9 INHOUDSOPGAVE INHOUDSOPGAVE... 2 RESULTATEN VAN

Nadere informatie

Het gebruik van humuszuren bij de bemesting van aardappelen

Het gebruik van humuszuren bij de bemesting van aardappelen 8.4 Het gebruik van humuszuren bij de bemesting van aardappelen A. Elsen en J. Bries (BDB) Samenvatting In 2010 werden door de Bodemkundige Dienst van België 2 proefvelden aangelegd om het gebruik van

Nadere informatie

3. Rassenproef knolvenkel voorjaarsteelt

3. Rassenproef knolvenkel voorjaarsteelt 3. Rassenproef knolvenkel voorjaarsteelt 3.1 Doel In deze proef werden diverse rassen vergeleken in de vroege teelt voor wat betreft, plant- en gewaskenmerken, ziektegevoeligheid, alsook oogst- en opbrengstgegevens.

Nadere informatie

Den Haag, 14 september 2009

Den Haag, 14 september 2009 PERSBERICHT Den Haag, 14 september 2009 NIEUW AANBEVOLEN RASSEN VAN WINTERTARWE Er zijn 4 nieuwe rassen van wintertarwe opgenomen in de Aanbevelende Rassenlijst voor 2010. Dit meldt de Commissie Samenstelling

Nadere informatie

Groeicurve Amora en Anosta (2015)

Groeicurve Amora en Anosta (2015) 4.1 Groeicurve en (2015) V. De Blauwer (Inagro) Samenvatting Al verschillende jaren op rij volgen PCA en Inagro de groei op van meerdere (half)vroege rassen op praktijkpercelen. Tijdens 2015 werden 9 velden

Nadere informatie

Superieur in graanziektebestrijding. De juiste chemie voor de hoogste opbrengst

Superieur in graanziektebestrijding. De juiste chemie voor de hoogste opbrengst Superieur in graanziektebestrijding De juiste chemie voor de hoogste opbrengst Nieuw fungicide beschikbaar in graan Graantelers staan ieder seizoen opnieuw voor de uitdaging om hun gewas vrij van schimmelziekten

Nadere informatie

Rassenadvies Wintertarwe Midden-Nederland

Rassenadvies Wintertarwe Midden-Nederland Rassenadvies Wintertarwe Midden-Nederland 2014 groei door kennis Rassenkeuze Het juiste tarweras zaaien is een sleutelfactor voor het realiseren van een goede financiële opbrengst. Hieronder een aantal

Nadere informatie

Is spuiwater een volwaardig alternatief voor minerale meststoffen in de aardappelteelt?

Is spuiwater een volwaardig alternatief voor minerale meststoffen in de aardappelteelt? Is spuiwater een volwaardig alternatief voor minerale meststoffen in de aardappelteelt? J. Bonnast (BDB), W. Odeurs (BDB) Samenvatting Het optimaliseren van de teelttechniek is een uitdaging voor iedere

Nadere informatie

SUIKERBIETEN. Wereld productie suiker? Wereldproductie van suiker. Productie: ton 20% uit Riet 80% uit Suikerbieten

SUIKERBIETEN. Wereld productie suiker? Wereldproductie van suiker. Productie: ton 20% uit Riet 80% uit Suikerbieten SUIKERBIETEN Wereld productie suiker? Wereldproductie van suiker Productie: 180.000.000 ton 20% uit Riet 80% uit Suikerbieten 1 Waar komt de suiker vandaan? Arealen Europa Waar komt de suiker vandaan?

Nadere informatie

Fractioneren van de stikstofbemesting in aardappelen 6 jaar proeven

Fractioneren van de stikstofbemesting in aardappelen 6 jaar proeven Fractioneren van de stikstofbemesting in aardappelen 6 jaar proeven V. De Blauwer (Inagro), W. Odeurs (BDB), M. Goeminne (PCA) Samenvatting Het is moeilijk voor een teler om het nitraatresidu na de teelt

Nadere informatie

BASILICUM RASSENPROEF

BASILICUM RASSENPROEF BASILICUM RASSENPROEF Proefcode: OL12 HERS01 Uitgevoerd in opdracht van: Provinciaal Proefcentrum voor de Groenteteelt Oost-Vlaanderen vzw Technisch Comité Karreweg 6 9770 Kruishoutem Tel ++ 32 (0)9 381

Nadere informatie

Bestrijding van Fusarium in lisianthus

Bestrijding van Fusarium in lisianthus Bestrijding van Fusarium in lisianthus 2014 PT nummer.: 14980 Proef nummer: 13485 Proeftuin Zwaagdijk Tolweg 13 1681 ND Zwaagdijk Phone +31 (0)228 56 31 64 Fax +31 (0)228 56 30 29 E-mail: proeftuin@proeftuinzwaagdijk.nl

Nadere informatie

GROEICURVE VAN EEN TWEEDE VRUCHT BLOEMKOOL

GROEICURVE VAN EEN TWEEDE VRUCHT BLOEMKOOL GROEICURVE VAN EEN TWEEDE VRUCHT BLOEMKOOL Proefcode : OL13 BKBM11 Uitgevoerd in opdracht van: IWT project: IWT-LBO 110766 On-line monitoring en model gebaseerd adviessysteem voor 'Just-ontime' N-bemesting

Nadere informatie