ONTWERPBESLUIT ONTGRONDINGENWET VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Transcriptie

1 ONTWERPBESLUIT ONTGRONDINGENWET VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Datum besluit : 29 november 2016 Onderwerp : Ontgrondingenwet - gemeente Rijnwaarden Activiteit : Herinrichting Bijlandse Waard Kadastrale percelen : Lobith en Spijk, sectie B nrs 3122, 3406 en 4061 Verlenen/weigeren : verlenen vergunning Aanvrager : Kaliwaal Bijland B.V. Zaaknummer : I GEGEVENS 1 AANVRAAG Per van 4 mei 2016 is door Kaliwaal Bijland B.V. (100% dochter van Van Nieuwpoort Bouwgrondstoffen) een aanvraag om vergunning ingevolge de Ontgrondingenwet ingediend voor het ontgronden van de percelen kadastraal bekend Lobith en Spijk, sectie B nrs 3122, 3406 en 4061 in de gemeente Rijnwaarden. Voor dit gebied geldt een eerder verleende ontgrondingsvergunning met nr RE , d.d. 1 mei De aanvraag bestaat uit een ondertekend aanvraagformulier met de volgende bijlagen: 1. Topografische tekening 2. Kadastraal bericht object 3. Kadastrale tekening Tekeningnummer Ogw01 wijzigingsdatum Planschets herinrichting Bijlandse Waard februari Boekje herinrichtingplan Bijlandse Waard voor veiligheid natuur en beleving oktober Technische tekening afgraving Tekeningnummer Ogw02 wijzigingsdatum Technische tekening herinrichting Tekeningnummer Ogw03 wijzigingsdatum Dwarsprofielen behorende bij technische plantekening Tekeningnummer Ogw04 wijzigingsdatum Milieueffectrapportage Bijlandse Waard, Herinrichting voor veiligheid natuur en beleving, D3 advies en argumentatie, mei Toetsingsadvies over het milieueffectrapport herinrichting Bijlandse Waard Commissie voor de milieueffectrapportage, september 2014 (rapportnummer ) 11. Verkennend waterbodemonderzoek Bijlandse Plas en Bijlandse Waard te Lobith CSO, februari 2014 (rapportnummer 13J053 RAPR005) 12. Archeologisch vooronderzoek (bureauonderzoek) plangebied Bijlandse Waard Eckhart Heunks, april 2010 (adviesdocument EH ) 13. Passende beoordeling voor de Natuurbeschermingswet voor de herinrichting van de Bijlandse Waard Bureau Waardenburg, januari 2016 (rapportnummer ) 14. Ontheffing Flora- en faunawet Bijlandse waard Dienst Regelingen, december 2010 (kenmerk FF/75C/2010/0257.toek.jdj 15. Grondwatereffecten herinrichting Bijlandse Waard Royal HaskoningDHV, december 2014 (rapportnummer BD4497/R00001/501329/AH/Eind) 16. Geluidonderzoek als onderdeel van de MER LBP / Sight, maart 2013 (kenmerk R085779a rvw 17. Grondonderzoek en stabiliteitsanalyse betreffende zandinning Bijlandse Waard te Pannerden Fugro, november 2013 (opdrachtnummer )

2 18. Rivierkundige rapportage herinrichting Bijlandse Waard Arcadis, U-flow, maart 2016 (kenmerk C ) 19. Beheerplan Bijlandse Waard, herinrichting voor veiligheid, natuur en beleving Van Nieuwpoort Bouwgrondstoffen, Bylandt, oktober Brief toestemming eigenaar De aanvraag heeft betrekking op het gebied plaatselijk bekend als de Bijlandse Waard. Dit gebied ligt in de Rijnwaardense Uiterwaarden en wordt begrensd door de Oude Waal aan de noordzijde en het recreatiegebied De Bijland aan de oostzijde. Aan de zuidwest kant liggen het fabrieksterrein van Steenfabriek Bylandt B.V. en de camping De Bijland. De herinrichting van de Bijlandse Waard is onderdeel van het NURG-project Rijnwaardense Uiterwaarden dat is opgenomen als autonome ontwikkeling in de PKB Ruimte voor de rivier. De belangrijkste doelstellingen voor dit project zijn rivierverruiming, natuurontwikkeling en delfstoffenwinning. De initiatiefnemer beoogt een bijdrage te leveren aan het realiseren van de doelstellingen rivierverruiming en natuurontwikkeling door het uitvoeren van het inrichtingsplan en dit te financieren uit de opbrengsten van de vrijkomende grondstoffen. Daarmee voorziet het project tevens in de Nederlandse behoefte aan delfstoffen. Het plangebied heeft een oppervlakte van 75ha. De feitelijke ontgronding heeft een oppervlakte van 43ha. Het bruto volume van de ontgronding is volgens opgave van aanvrager m3. Daarvan zal ca m3 zand en grind worden afgevoerd. Alle overige specie (bovengrond) wordt in het terrein verwerkt ten behoeve van de herinrichting. Het gebied waarop deze aanvraag betrekking heeft ligt binnen een bestaande ontgrondingsvergunning. Deze vergunning blijft bestaan maar zal worden ingetrokken voor het deel waarop de onderhavige vergunning betrekking heeft. 2 PLANOLOGISCHE SITUATIE Om de beoogde herinrichting van de Bijlandse Waard planologisch mogelijk te maken heeft de gemeente Rijnwaarden het Bestemmingsplan Bijlandse waard vastgesteld. De gronden die betrokken zijn bij de herinrichting hebben deels de bestemming Natuur en deels Agrarisch met Waarden. In de Provinciale Omgevingsvisie is de Bijlandse Waard aangeduid als onderdeel van het Gelders natuurnetwerk (GNN), nationaal landschap, Romeinse Limes en Natura 2000-gebied. 3 PROCEDURE Op grond van artikel 3, eerste lid, van de Ontgrondingenwet is het verboden te ontgronden zonder vergunning. Volgens artikel 8, tweede lid, zijn wij bevoegd om over deze aanvraag te beslissen. Voor ontgrondingen in het winterbed van een tot de rijkswateren behorende rivier is in artikel 8, derde lid, bepaald dat wij deze bevoegdheid uitoefenen in overeenstemming met "Onze minister". Dit betekent dat wij de onderhavige ontgrondingsvergunning pas definitief kunnen verlenen nadat de Minister van Infrastructuur en Milieu daarmee schriftelijk heeft ingestemd. De Ontgrondingenwet verklaart in artikel 10, eerste lid, afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2 van de Wet milieubeheer van toepassing op de totstandkoming van een vergunning ingevolge de Ontgrondingenwet. Wij hebben de ontvangst van de aanvraag bevestigd en de aanvraag aan de betrokken bestuursorganen toegestuurd met het verzoek om een zienswijze daaromtrent te geven. Milieueffectrapportage Ingevolge de Wet milieubeheer en het Besluit milieueffectrapportage dient voor de winning van Oppervlaktedelfstoffen uit de landbodem een milieueffectrapportage (MER) te worden opgesteld in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een terreinoppervlakte van 25 hectare (ha) of meer (onderdeel C, categorie 16.1.). Dit betekent dat het besluit op de onderhavige aanvraag mer-plichtig is. 2

3 Initiatiefnemer heeft in 2012 een Nota Reikwijdte en Detailniveau opgesteld en ingediend bij ons en bij de gemeente Rijnwaarden. Wij hebben de nota bekendgemaakt en gedurende zes weken ter inzage gelegd. Er zijn geen zienswijzen ingediend. Initiatiefnemer heeft vervolgens een MER opgesteld. Het MER is voor advies voorgelegd aan de commissie MER. De commissie heeft op 11 september 2014 een positief toetsingsadvies uitgebracht. Het MER en het toetsingsadvies zijn bij de aanvraag gevoegd. De commissie constateerde dat bij het MER een samenvatting ontbrak en adviseerde een besluit pas te nemen als dit gebrek is hersteld. Bij de aanvraag is een samenvatting van het MER bijgevoegd. 4 ADVIEZEN De gemeente Rijnwaarden heeft ons per van 8 juni 2016 bericht dat het gebied waarop de aanvraag betrekking heeft binnen het bestemmingsplan Bijlandse waard 2014 valt. Dit bestemmingsplan is op 31 maart 2015 vastgesteld door de gemeenteraad van Rijnwaarden specifiek om de beoogde herinrichting van de Bijlandse waard mogelijk te maken. De aangevraagde ontgrondingsvergunning is in overeenstemming met dit bestemmingsplan. Rijkswaterstaat heeft per brief van 1 juli 2016 bericht dat de beoogde herinrichting van de Bijlandse waard is beoordeeld vanuit de Waterwet. Rijkswaterstaat heeft als waterbeheerder geen bezwaar tegen het verlenen van de gevraagde ontgrondingsvergunning. Rijkswaterstaat heeft 20 september 2016 de beschikking Waterwet verleend (kenmerk RWSV ). Het Waterschap Rijn en IJssel heeft bij brief van 8 november 2016 bericht geen op- en/of aanmerkingen te hebben op de ontgrondingsaanvraag. Het waterschap verwacht geen nadelige effecten op de waterhuishouding. Wel adviseert het waterschap de grondwaterstanden binnen de invloed zone van het project te monitoren. Het waterschap wil graag worden betrokken bij het opstellen van een monitoringsplan. II BELANGENAFWEGING De herinrichting waarin het project voorziet heeft twee hoofddoelstellingen die voortvloeien uit het voor dit gebied geldende doelen te weten Rivierverruiming en Natuurontwikkeling. De derde hoofddoelstelling van het project is delfstofwinning, waarmee zij een bijdrage levert aan de Nederlandse behoefte aan grondstoffen. Delfstofwinning is de financiële drager van de herinrichting, zij maakt de doelen rivierverruiming en natuurontwikkeling mogelijk. In de PKB Ruimte voor de Rivier hebben de Rijnwaardense Uiterwaarden een taakstelling van 7 cm bij een Maatgevend Hoogwater van m3/s. Het inrichtingsplan is door initiatiefnemer ontwikkeld in overleg met de gemeente Rijnwaarden en andere betrokken instanties. De ontwikkeling van het plan strekt zich uit over een lange periode. In het bij de aanvraag behorende herinrichtingsplan is het planproces dat is doorlopen beschreven. Op 18 september 2007 heeft het provinciale Kwaliteitsteam Ontgrondingen al over dit project geadviseerd en naar aanleiding daarvan is het plan op onderdelen aangepast. Op 7 februari 2011 heeft genoemd team daarover een positief advies uitgebracht. Belangrijke aspecten bij het beoordelen van de kwaliteit van het inrichtingsplan is het feit dat door de zandwinning wordt bijgedragen aan de rivierkundige taakstelling door de aanleg van de Blauwe rivier, dat er grote eenheden zachthoutooibos mogelijk wordt gemaakt, de binnenstrang als morfologische structuur wordt behouden en dat o.a. door het realiseren van fietspad en trekpontje recreatieve beleefbaarheid mogelijk wordt gemaakt. Aandachtspunt voor de provincie ten aanzien van haar oordeel over de natuurwaarde van het plan is de toename van het oppervlakte diep water. Diep water is ecologisch minder interessant en landschappelijk moeilijk in te passen. In de Bijlandse waard daarentegen maakt diep water centraal in het gebied de combinatie van rivierveiligheid met robuuste natuur in de vorm van grote oppervlakte ooibos mogelijk. Ook op de lange termijn waarmee het bos zich optimaal kan ontwikkelen. De huidige nog aanwezige 38 ha landbouwgrond wordt omgezet in nieuwe natuur, naast ooibos, in de vorm van ondiep water, moeraszones en schraal grasland. 3

4 Door een zorgvuldig proces heeft de combinatie natuur en open water voor rivierveiligheid optimaal in het plan vorm gekregen. Op grond van vorenstaande overwegingen staan wij positief ten opzichte van deze aanvraag. Dit laat onverlet dat de Ontgrondingenwet bepaalt dat besluiten op ontgrondingsaanvragen worden genomen op basis van een afweging van alle betrokken belangen. In het onderhavige geval gaat het om de volgende belangen: a planologie; b natuur en landschap; c waterhuishouding; d archeologie; e veiligheid; f bestaande vergunning. Ad a planologie De gemeente Rijnwaarden heeft op 31 maart 2015 een nieuw bestemmingsplan vastgesteld om de beoogde herinrichting van de Bijlandse Waard mogelijk te maken. Dit betekent dat de ontgronding en herinrichting in overeenstemming zijn met het geldende bestemmingsplan. Er is dus geen formele planologische belemmering voor het verlenen van de gevraagde vergunning. Wat betreft het provinciale ruimtelijke ordeningsbeleid overwegen wij dat door de herinrichting van het gebied de natuurwaarden verhoogd worden. Vooral de ontwikkeling van laag dynamische rivier gebonden natuur is van belang. Hiermee wordt invulling gegeven aan natuurdoelen zoals die gelden voor dit deel van het Gelders Natuur Netwerk. Uit oogpunt van provinciaal ruimtelijk beleid beoordelen wij het plan positief. Ad b natuur en landschap Met de ontwikkeling van nieuwe natuur levert de herinrichting van de Bijlandse Waard een bijdrage aan de opgave om in de Rijnwaardense uiterwaarden nieuwe natuur te ontwikkelen. Binnen het plangebied wordt 38 ha landbouwgrond omgezet in water en natuur. Het plan voorziet in het creëren van een centrale plas met diep open water met veel oeverlengte. Aan weerszijden liggen gebieden met ondiep water waarlangs ooibos tot ontwikkeling zal komen. De ligging van dit deel van de Rijnwaardense Uiterwaarden maakt dat bosontwikkeling hier niet op rivierkundige bezwaren stuit zoals elders in het winterbed van de grote rivieren vaak het geval is. In het inrichtingsplan is de potentie voor bosontwikkeling zoveel mogelijk benut. Uit oogpunt van natuurontwikkeling beoordelen wij het plan positief. Wat betreft de bescherming van bestaande natuurwaarden is in de aanvraag vermeld dat een Floraen faunawet ontheffing is verleend en is deze ontheffing bij de aanvraag gevoegd. Voor het project is tevens een Nbw vergunning aangevraagd. De passende beoordeling die hiervoor is opgesteld is eveneens bij de ontgrondingsaanvraag gevoegd. Tijdens de uitvoering zijn er beperkte negatieve effecten, maar op termijn leidt het project voor geen enkel habitattype, habitatsoort of vogelsoort tot negatieve effecten. Significant negatieve effecten zijn met zekerheid uitgesloten. Naar ons oordeel zijn er vanwege de wettelijke bescherming van soorten en habitats geen belemmeringen voor het uitvoeren van de gevraagde ontgrondingsvergunning. Ad c waterhuishouding Rivierkundige aspecten De rivierkundige effecten van de beoogde herinrichting van de Bijlandse Waard zijn in opdracht van aanvrager onderzocht door Arcadis. De resultaten zijn opgenomen in het bij de aanvraag ingediende rapport van 9 maart Voor het NURG-project Rijnwaardense Uiterwaarden, waarvan de Bijlandse Waard een deelgebied is, geldt in het kader van de PKB Ruimte voor de Rivier een taakstelling van 7cm peilverlaging bij een maatgevend hoogwater. De rivierkundige effecten van de Bijlandse waard moeten hierin passen. Er is geen taakstelling voor de aparte deelgebieden. De rivierkundige effecten zijn daarom getoetst aan de huidige situatie. De wijze waarop het rivierkundig onderzoek is uitgevoerd is uitgebreid beschreven in het rapport. Daarbij zijn alle mogelijke effecten uit het zogenaamde Rivierkundig Beoordelings Kader beschouwd. 4

5 Uit het onderzoek blijkt dat er niet of nauwelijks rivierkundige effecten zijn. Het rivierkundig onderzoek is door Rijkswaterstaat beoordeeld in het kader van de Waterwet. Rijkswaterstaat heeft 20 september 2016 de beschikking in het kader van de Waterwet verleend. Er zijn dus geen rivierkundige belangen die zich verzetten tegen het verlenen van de gevraagde ontgrondingsvergunning. Geohydrologische aspecten. In opdracht van initiatiefnemer heeft RoyalHaskoningDHV onderzoek gedaan naar de te verwachten effecten van de beoogde ontgronding op de waterhuishouding. De effecten van de herinrichting van de Bijlandse Waard op de grondwaterstanden zijn in beeld gebracht voor de hoogwatersituatie, de laagwatersituatie en voor een gemiddelde situatie. Bij hoogwater zijn er geen significante effecten omdat het gebied dan onder water staat zowel in de huidige situatie als ook na de herinrichting. In de gemiddelde situatie worden alleen ter plaatse van de ontgravingen grondwaterstandsverlagingen verwacht. Buiten het projectgebied worden geen effecten verwacht. Tijdens de uitvoering kunnen extra verlagingen optreden doordat zand en water wordt onttrokken. Om dit effect te voorkomen wordt water vanuit de De Bijland overgepompt. In geval van een extreem laagwaterperiode zijn ter plaatse van de ontgravingen grondwaterstandsverlagingen van meer dan 40cm te verwachten. Grondwaterstandsverlagingen binnendijks blijven ook in een extreme laagwaterperiode beperkt tot minder dan 5cm. Dit betekent dat er geen risico is op het optreden van zetting in bebouwde gebieden. Wij concluderen dan ook dat de verwachte effecten op het grondwater zodanig beperkt zijn dat dit geen bezwaar oplevert tegen het verlenen van de gevraagde vergunning. Blijkens het advies van 8 november 2016 is het waterschap het eens met deze conclusie. Het waterschap adviseert wel om de grondwaterstanden binnen de invloedszone van het project te monitoren en wil graag nauw betrokken worden bij het uitwerken van een grondwatermonitoringsplan. Hoewel de te verwachten effecten op het grondwater zeer beperkt zijn is het naar ons oordeel aan te raden om tijdens de uitvoering van de ontzanding goed inzicht te hebben in de grondwaterstanden. Wij nemen daarom het advies van het waterschap over en nemen grondwatermonitoring op in de voorschriften. Omdat in de omgeving al meerdere peilbuizen aanwezig zijn verwachten wij dat door het bijplaatsen van enkele peilbuizen een goede grondwatermonitoring ingericht kan worden. Ad e archeologie In opdracht van aanvrager heeft Eckhart Heunks een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd. De resultaten van dit bureau onderzoek zijn vastgelegd in het bij de aanvraag ingediende archeologische rapport. Op basis van de bureaustudie is aan het gebied een lage verwachting toegekend voor het aantreffen van archeologische resten in situ. Deze verwachting is gebaseerd op de zeer jonge datering van de afzettingen waaruit het gebied is opgebouwd. In het rapport wordt daarbij opgemerkt dat in het verleden bij baggerwerkzaamheden in het aangrenzende gebied veel bijzondere vondsten zijn gedaan en op de bodem van de aangrenzende plas ligt veel Romeins puin. De onderzoeker geeft aan dat het zeer is aan te bevelen de werkzaamheden archeologisch te begeleiden omdat de aanwezigheid van bijzondere (verspoelde) archeologische resten zeker niet is uit te sluiten. Wij nemen dit advies over wat betekent dat wij in de onderhavige vergunning een voorschrift opnemen dat de vergunninghouder verplicht de werkzaamheden onder archeologische begeleiding uit te voeren. Deze archeologische begeleiding moet plaatsvinden volgens een door ons goedgekeurd programma van eisen. Naar ons oordeel is het archeologisch belang hiermee voldoende gewaarborgd. Ad f veiligheid Hoogwaterveiligheid is een belangrijk onderdeel als het gaat om veiligheid. Dit aspect is bij de rivierkundige aspecten al aan de orde gekomen. Een ander belangrijk veiligheidsaspect is de stabiliteit van de (onderwater) taluds van diepe zandwinningen. De taludhellingen dienen zodanig ontworpen te zijn dat geen risico bestaat op instabiliteit van de taluds. In opdracht van Van Nieuwpoort Bouwgrondstoffen B.V. heeft Fugro een toets uitgevoerd conform de CUR-aanbeveling 113. Deze richtlijn is gebaseerd op de meest recente inzichten met betrekking tot stabiliteit van onderwatertaluds. De toets is gedaan voor een principedoorsnede. 5

6 De doorsnede bestaat uit een tijdelijk talud van 1: 3 tot 10m NAP (24 m onder het huidige maaiveld) met op NAP 0 een tussenberm van 50m. In de eindsituatie wordt de helling boven de middenberm opgevuld naar een taludhelling van minimaal 1: 5. Conform de aanbeveling is dit principetalud getoetst op de faalmechanismen Taludafschuiving, Bresvloeiing en Verwekingsvloeiing. Uit de rapportage blijkt dat wordt voldaan aan de eisen voor de oeverstabiliteit volgens de eenvoudige methode van CUR 113 mits de stoorlaag, die begint vanaf een diepte van NAP -5m a -10m, niet wordt verwijderd en dat de overige aanwezige stoorlagen met geschikt materieel verwijderd zullen worden. Aanvrager heeft er voor gekozen aan te vragen tot een diepte van NAP +1,6m. Dat is 12 tot 13m onder maaiveld. Op basis van de CUR 113 beoordeling en de relatief geringe diepte zijn wij van oordeel dat de stabiliteit van de taluds voldoende gewaarborgd is. Andere belangen die geschaad zouden kunnen worden door de beoogde ontgronding, zijn voor zover ons bekend niet in het geding. CONCLUSIE Op grond van vorenstaande overwegingen komen wij tot de conclusie dat de aangevraagde ontgronding van belang is uit het oogpunt van natuurontwikkeling. De beoogde herinrichting is belangrijk als onderdeel van het grote plan dat destijds voor het gebied Rijnwaardense Uiterwaarden is opgesteld door Rijkswaterstaat in overleg met andere betrokkenen. Uit oogpunt van andere betrokken belangen ontmoet de ontgronding geen overwegende bezwaren. Dit betekent dat de gevraagde vergunning verleend kan worden. III BESLUIT Gedeputeerde Staten van Gelderland; Gelet op de Ontgrondingenwet en de Omgevingsverordening Gelderland; HEBBEN BESLOTEN A. Aan Kaliwaal Bijland B.V. vergunning te verlenen voor het ontgronden van de percelen Lobith en Spijk, sectie B nrs 3122, 3406 en B De ontgrondingsvergunning RE verleend op 1 mei 2001 in te trekken voor zover die ligt binnen het gebied waarop het besluit onder A betrekking heeft. Deze intrekking treedt in werking zodra nieuwe vergunning conform bovenstaand besluit van kracht is. Voor het besluit onder A gelden de volgende voorschriften: Oplevering 1 De ontgronding moet uitgevoerd en ingericht worden overeenkomstig de aan dit besluit toegevoegde en daarvan deel uitmakende plantekeningen Herinrichting Bijlandse Waard Tekening nummer Owg 02 (situatie afgraving), Owg 03 (situatie herinrichting) en Owg 04 (profielen voor afgraving en herinrichting) De tekeningen zijn gedateerd 16 december 2015 waarbij tekening Owg 04 op 8 april 2016 is gewijzigd. Conform tekening uitvoeren betekent dat er geen ontgronding mag plaatsvinden buiten de insteek en beneden het vlak van de taluds en bodemlijnen. 2 De ontgronding krachtens dit besluit dient volgens de gestelde voorschriften opgeleverd te zijn binnen 5 jaar na aanvang van de ontgrondingswerkzaamheden. 6

7 3 Bij tussentijdse beëindiging van de ontgronding moet deze worden afgewerkt volgens door Gedeputeerde Staten te stellen voorschriften. 4 Revisietekeningen moeten binnen 3 maanden na afronding van de ontgrondingswerkzaamheden aan Gedeputeerde Staten worden toegezonden. Op deze tekeningen dienen eventuele verschillen tussen de gewaarmerkte vergunningstekening en de oplevering aangegeven te zijn. Start ontgronding 5 Houder is verplicht de aanvang van de ontgronding minimaal twee weken van tevoren te melden bij het Provincieloket van de provincie Gelderland, telefoon (026) of via post@gelderland.nl 6 Houder is verplicht voor aanvang van de werkzaamheden een digitaal bestand (uitwisselingsformaat DXF, DWG of NEN 1878) van de vergunningstekeningen aan ons beschikbaar te stellen. Daarbij moet ook een 0-meting van het te ontgraven gebied worden ingediend. 7 Houder is verplicht (per ontgrondingsfase) een werkplan op te stellen, aangevende de wijze waarop, en ook de volgorde en de tijdsduur waarin, de te verrichten werkzaamheden (ontgravings-, opslag- en inrichtingswerkzaamheden) zullen worden uitgevoerd. Het werkplan moet in ieder geval bevatten: - een overzicht van de te verrichten werkzaamheden, daarbij moeten per fase de ontgrondingswerkzaamheden en de inrichtingswerkzaamheden worden aangegeven. - uitvoeringstekeningen waarop de huidige terreinsituatie is aangegeven en waarop tevens de nieuwe situatie is getekend; - een sluitend grondstromenplan waarmee wordt aangetoond dat de voorgeschreven eindoplevering kan worden gerealiseerd. Dit betekent dat te allen tijde voldoende specie beschikbaar moet zijn om de aanvullingen te realiseren; - De naar verwachting te winnen hoeveelheid delfstoffen onderscheiden naar grint, industriezand, ophoogzand en keramische klei; - een specificatie van de hoeveelheden in depot te zetten en voor aanvulling te gebruiken specie; - de situering van de benodigde depots; - de voorzieningen ten behoeve van het specietransport; - het (win) materiaal waarmee en de wijze waarop de diverse werkzaamheden worden uitgevoerd; - de wijze waarop de taluds worden gemaakt en afgewerkt; - de termijn waarop de werkzaamheden worden afgerond. - De wijze waarop de in voorschrift 10 voorgeschreven archeologische begeleiding is geregeld Bedoeld werkplan moet in tweevoud aan ons ter beoordeling worden toegezonden. Met de ontgronding (van de betreffende ontgrondingsfase) krachtens dit besluit mag niet worden begonnen voordat wij met het plan hebben ingestemd. De werken moeten volgens dit werkplan worden uitgevoerd. Het werkplan moet jaarlijks geactualiseerd worden. 8 Tijdens de uitvoering van de zandwinning dienen de grondwaterstanden in het gebied rond de zandwinning gemonitord te worden. Houder dient hiervoor in overleg met het Waterschap Rijn en IJssel een monitoringsplan op te stellen. Met de ontgronding krachtens dit besluit mag niet worden begonnen voordat wij met het monitoringsplan hebben ingestemd. 9 Bij de uitvoering van de vergunning dienen de werktuigen die ingezet worden met een GPS plaatsbepalingssysteem uitgerust te zijn. 7

8 10 De houder stelt tenminste zeven dagen voor het begin van de ontgronding krachtens dit besluit zekerheid voor het nakomen van de uit de vergunning voortvloeiende verplichtingen tot een bedrag van ,= door het verschaffen van een bankgarantie ten genoegen van Gedeputeerde Staten. Gedeputeerde Staten zijn bevoegd op de zekerheidstelling alle kosten te verhalen, welke voor rekening van de houder behoren te komen. De houder vult de zekerheidstelling, telkens wanneer daarop verhaal heeft plaatsgehad, op de eerste aanzegging aan tot het oorspronkelijke bedrag. De verplichting tot het stellen van zekerheid vervalt wanneer de houder aan alle verplichtingen heeft voldaan. Uitvoering 11 De ontgrondingswerkzaamheden moeten uitgevoerd worden onder archeologische begeleiding. Hiervoor moet een Programma van Eisen worden opgesteld dat door de provinciale archeoloog moet worden goedgekeurd. 12 Het terrein moet in ordelijke toestand worden gehouden. 13 De winwerktuigen waarmee de ontzanding wordt uitgevoerd moeten uitgerust zijn met een plaatsbepalingssysteem en een dieptemeter, waarmee continu de diepte van de zuigmond en de afstand van de zuigmond tot de insteek bepaald kan worden (vereiste nauwkeurigheid van 1 meter).plaatsbepaling moet iedere dag geschieden voor aanvang van de winwerkzaamheden en bij verplaatsing tijdens het winnen. De plaatsbepaling moet digitaal worden bijgehouden, deze digitale gegevens dienen aan boord van het winwerktuig aanwezig te zijn. De gegevens inzake plaatsbepaling moeten op verzoek van Gedeputeerde Staten worden toegezonden. 14 Elke drie maanden en telkens wanneer Gedeputeerde Staten daartoe opdracht geven, moet de houder, ten genoegen van Gedeputeerde Staten, ter plaatse peilingen (laten) verrichten en de resultaten daarvan direct aan Gedeputeerde Staten doen toekomen. Indien de peilingen aanleiding geven tot het treffen van aanvullende maatregelen, is de houder verplicht binnen een door Gedeputeerde Staten te bepalen periode zulke maatregelen te treffen. De maatregelen behoeven de goedkeuring van Gedeputeerde Staten. 15 De taluds van de ontgronding, voor zover gelegen boven een peil van 9m +NAP, moeten worden aangelegd en afgewerkt alvorens in het aanliggende deel zandwinning mag plaatsvinden. De verdere inrichting van het terrein moet minimaal gelijke tred houden met de voortgang van de zandwinning. Bij het maken van de taluds onder 9m +NAP moet de zandzuiger evenwijdig aan het talud werken. 16 Door of vanwege de houder moet elk jaar voor 1 maart schriftelijk opgave worden gedaan van de in het voorafgaande kalenderjaar gewonnen en afgevoerde hoeveelheid delfstoffen. Daarbij onderscheid maken in industriezand, ophoogzand, grint en keramische klei. Geldigheidsduur 17 Deze vergunning vervalt drie jaar na datum verlening, indien met het ontgronden krachtens dit besluit geen begin is gemaakt. Indien de vergunning is opgeschort, wordt voornoemde vervaltermijn eveneens opgeschort. 8

9 18 Indien met het ontgronden nog geen begin is gemaakt en een gemotiveerd verzoek tot verlenging is ingediend, blijft, wanneer op dat verzoek niet voor de vervaldag is beslist, de vergunning van kracht tot het moment waarop op dat verzoek onherroepelijk is beslist; gedurende de periode, gelegen tussen de vervaldatum van deze vergunning en de datum waarop de beslissing op het verzoek om verlenging onherroepelijk is geworden, mag van deze vergunning geen gebruik worden gemaakt. Om mogelijke schade aan eventuele kabels en leidingen te voorkomen, raden wij aan contact op te nemen met het Kabels en Leidingen Informatiecentrum, onderdeel van het Kadaster (via telefoonnummer of via Volgens de KLIC-procedure dient dit minimaal drie werkdagen voor het begin van de werkzaamheden te geschieden. Aan het KLIC kan worden doorgegeven waar en wanneer de ontgrondingswerkzaamheden zullen plaatsvinden. Het KLIC informeert de betrokken kabel- en leidingbeheerders, die vervolgens op hun beurt contact zullen opnemen met degene die de KLIC-melding heeft gedaan. De Flora- en faunawet verbiedt het verstoren van broedvogels. Hiervoor worden geen ontheffingen verleend. Dit betekent dat tijdens het broedseizoen mogelijk op een aangepaste manier gewerkt moet worden teneinde verstoring van broedvogels te voorkomen. Als tijdens de ontgrondingswerkzaamheden archeologische resten worden aangetroffen, dient dit op grond van de Monumentenwet 1988 direct gemeld te worden bij de gemeente waar de ontgrondingswerkzaamheden worden uitgevoerd. Zienswijzen Gedurende de periode van terinzagelegging kunnen door eenieder schriftelijk of mondeling zienswijzen over het ontwerpbesluit naar voren worden gebracht. Schriftelijke zienswijzen kunnen worden gericht aan Gedeputeerde Staten van Gelderland, Postbus 9090, 6800 GX Arnhem, of aan onder vermelding van het zaaknummer dat op de eerste bladzijde van het ontwerpbesluit staat vermeld. Voor een mondelinge zienswijze of toelichting over het ontwerpbesluit kan contact worden opgenomen met het Provincieloket (telefoonnummer (026) ). Wij maken u erop attent dat alleen beroep tegen het uiteindelijke besluit kan worden ingediend als de indiener ook een zienswijze heeft ingebracht tegen het ontwerpbesluit en men belanghebbende is. De periode van terinzagelegging is te vinden onder de technische informatie van de kennisgeving. Deze kennisgeving is in te zien op de website van Overheid.nl. 9