Jurisprudentie. ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 26 november 2014 *

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Jurisprudentie. ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 26 november 2014 *"

Transcriptie

1 Jurisprudentie ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 26 november 2014 * Prejudiciële verwijzing Sociale politiek Raamovereenkomst EVV, UNICE en CEEP inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd Opeenvolgende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd Onderwijs Publieke sector Waarneming van vacante en beschikbare posten in afwachting van de afronding van vergelijkende onderzoeken Clausule 5, punt 1 Maatregelen ter voorkoming van misbruik van opeenvolgende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd Begrip objectieve redenen die dergelijke overeenkomsten rechtvaardigen Sancties Verbod van omzetting in een arbeidsverhouding voor onbepaalde tijd Geen recht op schadevergoeding In de gevoegde zaken C-22/13, C-61/13 tot en met C-63/13 en C-418/13, betreffende verzoeken om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door het Tribunale di Napoli (Italië) bij beslissingen van 2, 15 en 29 januari 2013, ingekomen bij het Hof op 17 januari 2013 (C-22/13) en 7 februari 2013 (C-61/13 C-63/13) en door de Corte costituzionale (Italië) bij beslissing van 3 juli 2013, ingekomen bij het Hof op 23 juli 2013 (C-418/13), in de procedures Raffaella Mascolo (C-22/13), Alba Forni (C-61/13), Immacolata Racca (C-62/13) tegen Ministero dell Istruzione, dell Università e della Ricerca, in tegenwoordigheid van: Federazione Gilda-Unams, Federazione Lavoratori della Conoscenza (FLC CGIL), Confederazione Generale Italiana del Lavoro (CGIL), en Fortuna Russo tegen Comune di Napoli (C-63/13), NL * Procestaal: Italiaans. ECLI:EU:C:2014:2401 1

2 en Carla Napolitano, Salvatore Perrella, Gaetano Romano, Donatella Cittadino, Gemma Zangari tegen Ministero dell Istruzione, dell Università e della Ricerca (C-418/13), wijst HET HOF (Derde kamer), samengesteld als volgt: M. Ilešič, kamerpresident, A. Ó Caoimh (rapporteur), C. Toader, E. Jarašiūnas en C. G. Fernlund, rechters, advocaat-generaal: M. Szpunar, griffier: L. Carrasco Marco, administrateur, gezien de stukken en na de terechtzitting op 27 maart 2014, gelet op de schriftelijke opmerkingen ingediend door: R. Mascolo, vertegenwoordigd door M. Ambron, P. Ambron, L. Martino, V. De Michele, S. Galleano en N. Zampieri, avvocati (C-22/13), A. Forni, vertegenwoordigd door M. Ambron, P. Ambron, L. Martino, M. Miscione, F. Visco en R. Garofalo, avvocati (C-61/13), I. Racca, vertegenwoordigd door M. Ambron, P. Ambron, L. Martino, R. Cosio, R. Ruocco en F. Chietera, avvocati (C-62/13), F. Russo, vertegenwoordigd door P. Esposito, avvocatessa (C-63/13), C. Napolitano, S. Perrella en G. Romano, vertegenwoordigd door D. Balbi en A. Coppola, avvocati (C-418/13), D. Cittadino en G. Zangari, vertegenwoordigd door T. de Grandis en E. Squillaci, avvocati (C-418/13), Federazione Gilda-Unams, vertegenwoordigd door T. de Grandis, avvocato (C-62/13), Federazione Lavoratori della Conoscenza (FLC-CGIL), vertegenwoordigd door V. Angiolini, F. Americo en I. Barsanti Mauceri, avvocati (C-62/13), 2 ECLI:EU:C:2014:2401

3 Confederazione Generale Italiana del Lavoro (CGIL), vertegenwoordigd door A. Andreoni, avvocato (C-62/13), Comune di Napoli, vertegenwoordigd door F. M. Ferrari en R. Squeglia, avvocati (C-63/13), de Italiaanse regering, door G. Palmieri als gemachtigde, bijgestaan door C. Gerardis en S. Varone, avvocati dello Stato, de Griekse regering, vertegenwoordigd door D. Tsagaraki en M. Tassopoulou als gemachtigden (C-418/13), de Poolse regering, vertegenwoordigd door B. Majczyna als gemachtigde (C-22/13 en C-61/13 C-63/13), de Europese Commissie, vertegenwoordigd door C. Cattabriga, D. Martin en J. Enegren als gemachtigden, gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 17 juli 2014, het navolgende Arrest 1 De verzoeken om een prejudiciële beslissing betreffen de uitlegging van de clausules 4 en 5, punt 1, van de op 18 maart 1999 gesloten raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd (hierna: raamovereenkomst ), die als bijlage is gevoegd bij richtlijn 1999/70/EG van de Raad van 28 juni 1999 betreffende de door het EVV, de UNICE en het CEEP gesloten raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd (PB L 175, blz. 43), artikel 2, leden 1 en 2, van richtlijn 91/533/EEG van de Raad van 14 oktober 1991 betreffende de verplichting van de werkgever de werknemer te informeren over de voorwaarden die op zijn arbeidsovereenkomst of -verhouding van toepassing zijn (PB L 288, blz. 32), het beginsel van loyale samenwerking in artikel 4, lid 3, VEU en de algemene beginselen van het recht van de Unie met betrekking tot rechtszekerheid, bescherming van het gewettigd vertrouwen, equality of arms en effectieve rechterlijke bescherming, het recht op een onafhankelijk gerecht en op een eerlijk proces, die worden gewaarborgd door artikel 6, lid 2, VEU, gelezen in samenhang met artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, ondertekend te Rome op 4 november 1950 (hierna: EVRM ), en met de artikelen 46, 47 en 52, lid 3, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. 2 Deze verzoeken zijn ingediend in het kader van gedingen tussen Mascolo en acht andere werknemers, allen leden van het personeel van openbare scholen, enerzijds, en hun werkgever, te weten voor acht van hen, het Ministero dell Istruzione, dell Università e della Ricerca (ministerie van Onderwijs, Universiteit en Onderzoek; hierna: Ministero ) en, voor de laatste, de Comune di Napoli (gemeente Napels), over de kwalificatie van de arbeidsovereenkomsten tussen hen. ECLI:EU:C:2014:2401 3

4 Toepasselijke bepalingen Unierecht Richtlijn 1999/70 3 Richtlijn 1999/70 is gebaseerd op artikel 139, lid 2, EG, en is volgens artikel 1 ervan gericht op de uitvoering van de [...] door de algemene brancheoverkoepelende organisaties [Europees Verbond van Vakverenigingen (EVV), Unie van Industrie- en Werkgeversfederaties der Europese Gemeenschap (UNICE), Europees Centrum van gemeenschapsbedrijven (CEEP)] gesloten raamovereenkomst [...], die in de bijlage is opgenomen. 4 Clausule 1 van de raamovereenkomst luidt: Het doel van deze raamovereenkomst is: a) de kwaliteit van arbeid voor bepaalde tijd te verbeteren door de toepassing van het non-discriminatiebeginsel te waarborgen; b) een kader vast te stellen om misbruik als gevolg van het gebruik van opeenvolgende arbeidsovereenkomsten of arbeidsverhoudingen voor bepaalde tijd te voorkomen. 5 Clausule 2 van de raamovereenkomst, met het opschrift Werkingssfeer, luidt: 1. Deze overeenkomst is van toepassing op werknemers met een contract voor bepaalde tijd die werken uit hoofde van een arbeidsovereenkomst of een arbeidsverhouding, als omschreven bij wet, collectieve overeenkomsten of gebruiken in iedere lidstaat. 2. De lidstaten na raadpleging van de sociale partners en/of de sociale partners kunnen bepalen dat deze overeenkomst niet van toepassing is op: a) leerovereenkomsten en het leerlingwezen; b) arbeidsovereenkomsten en arbeidsverhoudingen die zijn gesloten in het kader van een speciaal door of met steun van de overheid uitgevoerd opleidings-, arbeidsinpassings- en omscholingsprogramma. 6 Clausule 3 van de raamovereenkomst, met het opschrift: Definities, bepaalt: In deze overeenkomst wordt verstaan onder: 1.,werknemer met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd : iemand met een rechtstreeks tussen een werkgever en een werknemer aangegane arbeidsovereenkomst of arbeidsverhouding voor bepaalde tijd waarvan het einde wordt bepaald door objectieve voorwaarden zoals het bereiken van een bepaald tijdstip, het voltooien van een bepaalde taak of het intreden van een bepaalde gebeurtenis; [...] 4 ECLI:EU:C:2014:2401

5 7 Clausule 4 van de raamovereenkomst heeft als opschrift Non-discriminatiebeginsel en bepaalt in punt 1: Met betrekking tot de arbeidsvoorwaarden worden werknemers met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd louter op grond van het feit dat zij voor bepaalde tijd werken, niet minder gunstig behandeld dan vergelijkbare werknemers in vaste dienst, tenzij het verschil in behandeling om objectieve redenen gerechtvaardigd is. 8 Clausule 5 van de raamovereenkomst, met het opschrift Maatregelen ter voorkoming van misbruik, luidt als volgt: 1. Teneinde misbruik als gevolg van het gebruik van opeenvolgende arbeidsovereenkomsten of arbeidsverhoudingen voor bepaalde tijd te voorkomen, voeren de lidstaten, na raadpleging van de sociale partners overeenkomstig de nationale wetgeving, collectieve overeenkomsten of gebruiken, en/of de sociale partners, wanneer er geen gelijkwaardige wettelijke maatregelen ter voorkoming van misbruik bestaan, op een wijze die rekening houdt met de behoeften van bepaalde sectoren en/of categorieën werknemers, een of meer van de volgende maatregelen in: a) vaststelling van objectieve redenen die een vernieuwing van dergelijke overeenkomsten of verhoudingen rechtvaardigen; b) vaststelling van de maximale totale duur van opeenvolgende arbeidsovereenkomsten of arbeidsverhoudingen voor bepaalde tijd; c) vaststelling van het aantal malen dat dergelijke overeenkomsten of verhoudingen mogen worden vernieuwd. 2. De lidstaten, na raadpleging van de sociale partners, en/of, waar nodig, de sociale partners bepalen onder welke voorwaarden arbeidsovereenkomsten of arbeidsverhoudingen voor bepaalde tijd: a) als opeenvolgend worden beschouwd; b) geacht worden voor onbepaalde tijd te gelden. Richtlijn 91/533 9 Artikel 2, lid 1, van richtlijn 91/533 luidt als volgt: De werkgever is verplicht de werknemer op wie deze richtlijn van toepassing is, hierna te noemen werknemer, in kennis te stellen van de belangrijkste gegevens van de arbeidsovereenkomst of -verhouding. 10 Ingevolge artikel 2, lid 2, sub e, van deze richtlijn dient de aan de werknemer te verstrekken informatie indien het een tijdelijke arbeidsovereenkomst of -verhouding betreft ten minste betrekking te hebben op onder andere de voorzienbare duur van de arbeidsovereenkomst of -verhouding. Italiaans recht 11 Artikel 117, eerste alinea, van de Italiaanse grondwet bepaalt dat [d]e wetgevende macht [...] door de staat en de regio s [wordt] uitgeoefend met inachtneming van zowel de grondwet als de verplichtingen uit hoofde van het [Unierecht] en het internationale recht. ECLI:EU:C:2014:2401 5

6 12 In Italië wordt de sluiting van overeenkomsten voor bepaalde tijd in de publieke sector beheerst door decreto legislativo nr. 165 Norme generali sull ordinamento del lavoro alle dipendenze delle amministrazioni pubbliche van 30 maart 2001 (wetsdecreet nr. 165 inzake algemene regels voor dienstverbanden in de publieke sector; hierna: d.lgs. nr. 165/2001 ) (gewoon supplement bij GURI nr. 106 van 9 mei 2001). 13 Artikel 36, lid 5, van d.lgs. nr. 165/2001, zoals gewijzigd bij legge nr. 102 Conversione in legge, con modificazioni, del decreto legge 1 luglio 2009, nr. 78, recante provvedimenti anticrisi, nonché proroga di termini e della partecipazione italiana a missioni internazionali (wet nr. 102 tot omzetting, met wijzigingen, van voorlopig wetsdecreet nr. 78 van 1 juli 2009 betreffende maatregelen ter bestrijding van de crisis, alsmede de verlenging van termijnen en van de deelname van Italië aan internationale missies) van 3 augustus 2009 (gewoon supplement bij GURI nr. 179 van 4 augustus 2009) bepaalt, onder het opschrift Flexibele vormen van aanstelling en tewerkstelling van personeel, het volgende: In geen geval kan schending van dwingende bepalingen betreffende de aanstelling of de tewerkstelling van werknemers door de overheidsorganen, onverminderd de hiermee gemoeide aansprakelijkheid en sancties, leiden tot de totstandkoming van arbeidsverhoudingen voor onbepaalde tijd met die overheidsorganen. De betrokken werknemer heeft aanspraak op vergoeding van de schade die het gevolg is van arbeid in strijd met dwingende bepalingen. 14 Uit de verwijzingsbeslissingen blijkt dat arbeid voor bepaalde tijd in de publieke sector ook is onderworpen aan decreto legislativo nr. 368 Attuazione della direttiva 1999/70/EG relativa all accordo quadro sul lavoro a tempo determinato concluso dall UNICE, dal CEEP e dal CES (wetsdecreet nr. 368 ter omzetting van richtlijn 1999/70/EG betreffende de door het EVV, de UNICE en het CEEP gesloten raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd; hierna: d.lgs. nr. 368/2001 ) van 6 september 2001 (GURI nr. 235 van 9 oktober 2001). 15 Artikel 5, lid 4 bis, van dit decreto legislativo is als volgt verwoord: Onverminderd de bepalingen in de voorgaande leden betreffende opeenvolgende arbeidsovereenkomsten en behoudens andersluidende bepalingen in collectieve overeenkomsten op landelijk of regionaal niveau of door individuele ondernemingen gesloten met de op landelijk niveau naar verhouding meest representatieve vakbonden, wordt de arbeidsverhouding tussen de werkgever en de werknemer, wanneer deze als gevolg van opeenvolgende overeenkomsten voor bepaalde tijd voor vergelijkbare functies een totale duur van zesendertig maanden overschrijdt, ongeacht perioden van onderbreking tussen de overeenkomsten onderling en met inbegrip van verlengingen en vernieuwingen, geacht te zijn gesloten voor onbepaalde tijd [...]. 16 Artikel 10, lid 4 bis, van dit decreto legislativo, zoals gewijzigd bij artikel 9, lid 18, van decreto legge nr. 70 van 13 mei 2011 (hierna: d.l. nr. 70/2011 ), omgezet in wet nr. 106 van 12 juli 2011 (GURI nr. 160 van 12 juli 2011) bepaalt: [...] overeenkomsten voor bepaalde tijd die zijn gesloten ter vervanging van onderwijzend en administratief, technisch en ondersteunend personeel, zijn eveneens van de toepassing van het onderhavige decreet uitgesloten, gelet op de noodzaak om de continuïteit van onderwijs en educatie te garanderen, ook bij tijdelijke afwezigheid van onderwijzend en administratief, technisch en ondersteunend personeel met een arbeidsverhouding voor onbepaalde of bepaalde tijd. Hoe dan ook is artikel 5, lid 4 bis, van het onderhavige decreet niet van toepassing. 17 De voorschriften inzake arbeid voor bepaalde tijd met betrekking tot onderwijzend en administratief, technisch en ondersteunend personeel zijn opgenomen in artikel 4 van legge nr. 124 Disposizioni urgenti in materia di personale scolastico (wet nr. 124 houdende spoedmaatregelen inzake onderwijzend personeel) van 3 mei 1999 (GURI nr. 107 van 10 mei 1999), zoals gewijzigd bij decreto legge nr. 134 van 25 september 2009, omgezet, met wijzigingen, bij wet nr. 167 van 24 november ECLI:EU:C:2014:2401

7 (GURI nr. 274 van 24 november 1999; hierna: wet nr. 124/1999 ). Volgens de verwijzende rechter in de zaken C-22/13 en C-61/13 tot en met C-63/13 staat vast dat deze wet enkel van toepassing is op staatsscholen en niet op gemeentelijke scholen, die onderworpen blijven aan de d.lgs. nr. 165/2001 en nr. 368/ Artikel 4 van wet nr. 124/1999 luidt: 1. Onderwijsposten die uiterlijk 31 december daadwerkelijk vacant en beschikbaar zijn en naar verwachting gedurende het gehele schooljaar vacant zullen blijven, worden in afwachting van de afronding van vergelijkende onderzoeken voor de aanwerving van onderwijzend personeel in vaste dienst bezet door middel van vervangingsovereenkomsten voor de duur van een schooljaar, indien daarin niet kan worden voorzien met personeel uit het provinciale bestand of met boventallig personeel en indien aan deze posten nog geen in vaste dienst aangestelde leerkracht is toegewezen, op welke titel dan ook. 2. Niet-vacante onderwijsposten die uiterlijk 31 december feitelijk beschikbaar worden en tot het einde van het schooljaar beschikbaar blijven, worden bezet door middel van tijdelijke vervangingsovereenkomsten tot aan het einde van de onderwijsactiviteiten. Voor onderwijsuren die buiten de posten of het onderwijsschema vallen, wordt eveneens gebruikgemaakt van tijdelijke vervangingsovereenkomsten tot aan het einde van de onderwijsactiviteiten. 3. In andere dan de in de leden 1 en 2 bedoelde gevallen wordt gebruikgemaakt van tijdelijke vervangingsovereenkomsten. [...] 6. Voor vervangingsovereenkomsten voor de duur van een schooljaar en tijdelijke vervangingsovereenkomsten tot aan het einde van de onderwijsactiviteiten wordt gebruikgemaakt van de permanente ranglijsten bedoeld in artikel 401 van de geconsolideerde wetstekst, zoals vervangen door artikel 1, lid 6, van de onderhavige wet. [...] 11. De in de voorafgaande leden opgenomen bepalingen zijn ook van toepassing op administratief, technisch en ondersteunend personeel [...]. [...] 14 bis. Ter vervanging gesloten overeenkomsten voor bepaalde tijd zoals voorzien in de leden 1, 2 en 3 kunnen, voor zover dat noodzakelijk is om de continuïteit van onderwijs en educatie te garanderen, enkel worden omgezet in een arbeidsverhouding voor onbepaalde tijd in geval van aanstelling in vaste dienst overeenkomstig de geldende bepalingen en op basis van de ranglijsten [...]. 19 Artikel 1 van decreto del Ministero della pubblica istruzione, nr. 131 (decreet nr. 131 van het ministerie van Onderwijs; hierna: decreto nr. 131/2007 ) van 13 juni 2007 bepaalt dat leerkrachten en administratief, technisch en ondersteunend personeel van staatsscholen op drie manieren kunnen worden aangesteld: vervangingsovereenkomsten voor de duur van een schooljaar ter bezetting van vacante en beschikbare posten, dat wil zeggen posten waarop geen personeel in vaste dienst is aangesteld; tijdelijke vervangingsovereenkomsten tot het einde van de onderwijsactiviteiten, ter bezetting van niet-vacante functies die niettemin beschikbaar zijn, en ECLI:EU:C:2014:2401 7

8 tijdelijke vervangingsovereenkomsten voor alle overige gevallen, ofwel kortlopende vervangingsovereenkomsten. 20 De aanstelling in vaste dienst bedoeld in artikel 4, lid 14 bis, van wet nr. 124/1999 wordt beheerst door de artikelen 399 en 401 van decreto legislativo nr. 297 Testo unico delle disposizioni legislative in materia di istruzione (wetsdecreet nr. 297 houdende goedkeuring van de gecoördineerde tekst van de onderwijswetgeving; hierna: d.lgs. nr. 297/1994 ) van 16 april 1994 (gewoon supplement bij GURI nr. 115 van 19 mei 1994). 21 Artikel 399, lid 1, van dit decreto legislativo luidt: Onderwijzend personeel voor het kleuteronderwijs, het lager en het middelbaar onderwijs, inclusief scholen voor kunstzinnige vorming, wordt voor 50 % van de beschikbare functies per schooljaar geworven door middel van vergelijkende onderzoeken op de grondslag van schriftelijke bewijsstukken en examens en voor de overige 50 % door middel van de in artikel 401 bedoelde permanente ranglijsten. 22 Artikel 401, leden 1 en 2, van dit decreto legislativo luidt: 1. De ranglijsten die het resultaat vormen van de vergelijkende onderzoeken op de grondslag van uitsluitend schriftelijke bewijsstukken voor onderwijzend personeel voor het kleuteronderwijs, het lager en het middelbaar onderwijs, inclusief scholen voor kunstzinnige vorming, worden omgezet in permanente ranglijsten, waarvan gebruik moet worden gemaakt bij de in artikel 399, lid 1, bedoelde aanstellingen. 2. De in het vorige lid bedoelde permanente ranglijsten worden op gezette tijden aangevuld met de leerkrachten die zijn geslaagd voor de laatstgehouden regionale vergelijkende onderzoeken op de grondslag van schriftelijke bewijsstukken en examens, voor hetzelfde type vergelijkend onderzoek en dezelfde functie, en met leerkrachten die hebben verzocht om overschrijving vanaf de overeenkomstige permanente ranglijst van een andere provincie. Tegelijk met de inschrijving van nieuwe kandidaten wordt de rangschikking van reeds ingeschreven kandidaten bijgewerkt. Hoofgedingen en prejudiciële vragen Zaken C-22/13 en C-61/13 tot en met C-63/13 23 R. Mascolo, A. Forni, I. Racca en F. Russo zijn aangeworven via opeenvolgende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd; de eerste drie als leerkracht in dienst van het Ministero en laatstgenoemde als kleuterleidster in dienst van de Comune di Napoli. Op basis van deze overeenkomsten hebben zij gedurende de volgende tijdvakken voor hun respectieve werkgever gewerkt: in totaal 71 maanden gedurende een periode van 9 jaar (Mascolo; tussen 2003 en 2012); in totaal 50 maanden en 27 dagen gedurende een periode van 5 jaar (Forni; tussen 2006 en 2011); in totaal 60 maanden gedurende een periode van 5 jaar (Racca; tussen 2007 en 2012), en in totaal 45 maanden en 15 dagen gedurende een periode van 5 jaar (Russo; tussen 2006 en 2011). 24 Omdat zij deze opeenvolgende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd onrechtmatig achtten, hebben verzoeksters in de hoofdgedingen bij het Tribunale di Napoli vorderingen ingesteld tot, primair, omzetting van deze overeenkomsten in arbeidsverhoudingen voor onbepaalde tijd en dus hun aanstelling in vaste dienst alsmede loonbetaling over de tijdvakken tussen het verstrijken van een overeenkomst voor bepaalde tijd en de aanvang van de volgende en, subsidiair, vergoeding van de schade. 8 ECLI:EU:C:2014:2401

9 25 Aangezien Racca in de loop van de procedure op grond van haar stijging op de permanente ranglijst in vaste dienst is aangesteld, heeft zij haar oorspronkelijke vordering omgezet in een vordering strekkende tot erkenning van haar anciënniteit en vergoeding van de geleden schade. 26 Het Ministero en de Comune di Napoli zijn evenwel van mening dat artikel 36, lid 5, van d.lgs. nr. 165/2001 zich verzet tegen de omzetting van de arbeidsverhouding. Artikel 5, lid 4 bis, van d.lgs. nr. 368/2001 is niet van toepassing gelet op artikel 10, lid 4 bis, ervan, ingevoegd bij artikel 9, lid 18, van d.l. nr. 70/2011. Voorts hebben verzoeksters in de hoofdgedingen evenmin recht op schadevergoeding, omdat de aanwervingsprocedure rechtmatig was en er hoe dan ook niet was voldaan aan de voorwaarden voor een onrechtmatige daad. Tot slot stonden de tijdelijke overeenkomsten los van elkaar en hielden zij geen voortzetting noch verlenging van de voorgaande overeenkomsten in. Er was derhalve geen sprake van misbruik. 27 Het Tribunale di Napoli, waarbij het beroep is aangebracht, wijst erop dat de nationale regeling die in de hoofdgedingen aan de orde is, anders dan de Corte suprema di cassazione in arrest nr /12 heeft geoordeeld, in strijd is met clausule 5 van de raamovereenkomst. 28 Deze regeling bevat immers geen enkele preventieve maatregel in de zin van punt 1, sub a, van deze clausule, aangezien zij het niet mogelijk maakt op concrete, objectieve en transparante wijze na te gaan of sprake is van een werkelijke behoefte aan tijdelijke vervanging, maar wel de mogelijkheid biedt arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd met vervangend personeel te vernieuwen om daadwerkelijk vacante posten te bezetten, zoals artikel 4, lid 1, van wet nr. 124/1999 uitdrukkelijk bepaalt. Deze regeling bevat evenmin preventieve maatregelen in de zin van punt 1, sub b, van deze clausule. Artikel 10, lid 4 bis, van d.lgs. nr. 368/2001 sluit staatsscholen uit van de toepassing van artikel 5, lid 4 bis, van dit decreto legislativo, waarin is bepaald dat arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd die de duur van 36 maanden overschrijden, worden omgezet in een arbeidsverhouding voor onbepaalde tijd. Deze regeling bevat evenmin preventieve maatregelen in de zin van punt 1, sub c, van deze clausule. 29 Daarnaast is geen enkele sanctie in het vooruitzicht gesteld, want arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd kunnen volgens artikel 4, lid 14 bis, van wet nr. 124/1999 enkel nog worden omgezet in arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde tijd in geval van aanstelling in vaste dienst op basis van de ranglijsten. Bovendien is het recht op vergoeding van de schade veroorzaakt door opeenvolgende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd eveneens uitgesloten. Volgens arrest nr /12 van de Corte suprema di cassazione is artikel 36, lid 5, van d.lgs. nr. 165/2001, waarin een dergelijk recht in beginsel voor de publieke sector is neergelegd, namelijk niet van toepassing indien de opeenvolgende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd de in artikel 5, lid 4, van d.lgs. nr. 368/2001 genoemde duur van 36 maanden overschrijden. 30 In de tweede plaats merkt de verwijzende rechter op dat enkel staatsscholen de mogelijkheid hebben personeel voor bepaalde tijd aan te werven zonder dat de in d.lgs. nr. 368/2001 genoemde beperkingen gelden, hetgeen leidt tot verstoring van de mededinging ten nadele van particuliere scholen, en vraagt hij zich af of staatsscholen vallen onder het begrip bepaalde sectoren of categorieën werknemers in de zin van clausule 5 van de raamovereenkomst, die een afwijkend stelsel van preventie en sancties voor het misbruik van opeenvolgende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd rechtvaardigen. 31 In de derde plaats vraagt deze rechter zich af of de litigieuze nationale regeling in overeenstemming is met clausule 4 van de raamovereenkomst, voor zover zij bepaalt dat een werknemer in de publieke sector die onrechtmatig voor bepaalde tijd is aangesteld geen recht heeft op vergoeding van de geleden schade, maar een voor onbepaalde tijd aangestelde werknemer die onrechtmatig wordt ontslagen wel. 32 In de vierde plaats meent de verwijzende rechter dat de Italiaanse regering in de zaak die aanleiding heeft gegeven tot de beschikking Affatato (C-3/10, EU:C:2010:574) heeft gesteld dat artikel 5, lid 4 bis, van d.lgs. nr. 368/2001 van toepassing is op de publieke sector, hoewel de Corte suprema di cassazione ECLI:EU:C:2014:2401 9

10 in arrest /12 in tegengestelde zin heeft geoordeeld, en vraagt hij zich af of deze onjuiste uitlegging van het nationale recht door de regering in het licht van het beginsel van loyale samenwerking bindend is voor de nationale rechterlijke instanties, waarmee hun verplichting tot uitlegging conform het Unierecht wordt versterkt. 33 In de vijfde plaats vraagt het Tribunale di Napoli zich af of de mogelijkheid om een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd om te zetten in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, die is neergelegd in artikel 5, lid 4 bis, van d.lgs. nr. 368/2001, onder de in artikel 2, leden 1 en 2, sub e, van richtlijn 91/533 bedoelde informatie valt waarvan de werkgever de werknemer in kennis moet stellen en zo ja, of de uitsluiting met terugwerkende kracht van de toepassing van artikel 5, lid 4 bis, op staatsscholen door d.l. nr. 70/2011 in overeenstemming is met deze richtlijn. 34 In de zesde en laatste plaats vraagt de verwijzende rechter zich af of een dergelijke wijziging van de nationale regeling met terugwerkende kracht, waardoor personeel van staatsscholen een recht wordt ontnomen dat dit personeel op het moment van werving genoot, verenigbaar is met de algemene beginselen van het recht van de Unie. 35 Daarop heeft het Tribunale di Napoli de behandeling van de zaak geschorst en het Hof de volgende prejudiciële vragen gesteld. De zevende vraag is enkel gesteld in de zaken C-61/13 en C-62/13. In zaak C-63/13 zijn enkel de tweede tot en met vierde vraag gesteld, die in deze zaak de eerste tot en met derde vraag zijn. 1) Vormt de geschetste regelgeving voor de onderwijssector een gelijkwaardige maatregel in de zin van clausule 5 van [de raamovereenkomst in de bijlage bij] richtlijn [1999/70]? 2) Wanneer dient een arbeidsverhouding te worden aangemerkt als betrekking in overheidsdienst voor de toepassing van clausule 5 van richtlijn [1999/70] en met name in de zin van de zinsnede bepaalde sectoren en/of categorieën werknemers en kan zij dus andere gevolgen rechtvaardigen dan in geval van particuliere arbeidsverhoudingen? 3) Omvat het begrip arbeidsvoorwaarden in clausule 4 van [de raamovereenkomst in de bijlage bij] richtlijn [1999/70], gelet op het bepaalde in artikel 3, lid 1, sub c, van richtlijn 2000/78/EG [van de Raad van 27 november 2000 tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep (PB L 303, blz. 16)] en in artikel 14, lid 1, sub c, van richtlijn 2006/54/EG [van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke kansen en gelijke behandeling van mannen en vrouwen in arbeid en beroep (PB L 204, blz. 23)], mede de gevolgen van de onrechtmatige onderbreking van de arbeidsverhouding? Indien het antwoord op deze vraag bevestigend luidt, is het dan in het licht van clausule 4 [van de raamovereenkomst in de bijlage bij richtlijn 1999/70] te rechtvaardigen dat het nationale recht gewoonlijk andere gevolgen verbindt aan de onrechtmatige onderbreking van een arbeidsverhouding voor onbepaalde tijd dan aan de onrechtmatige onderbreking van een arbeidsverhouding voor bepaalde tijd? 4) Is het een lidstaat krachtens het beginsel van loyale samenwerking verboden om de nationale regelgeving in een prejudiciële uitleggingsprocedure bij het Hof [...] willens en wetens onjuist voor te stellen en dient de rechter bij gebreke van elke andere uitlegging in het nationale recht die recht doet aan de uit het lidmaatschap van de Europese Unie voortvloeiende verplichtingen, dat nationale recht voor zover mogelijk uit te leggen overeenkomstig de door de Staat gegeven uitlegging? 5) Valt onder de voor arbeidsovereenkomsten of -verhoudingen geldende voorwaarden bedoeld in richtlijn [91/533], inzonderheid artikel 2, leden 1 en 2, sub e, ervan, ook de vermelding van de omstandigheden waarin de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd kan worden omgezet in een overeenkomst voor onbepaalde tijd? 10 ECLI:EU:C:2014:2401

11 6) Indien het antwoord op deze vraag bevestigend luidt, is dan een wijziging van de toepasselijke regelgeving met terugwerkende kracht die de werknemer in loondienst niet de mogelijkheid biedt om zijn uit [...] richtlijn [91/533] voortvloeiende rechten of de eerbiediging van de in zijn arbeidsovereenkomst opgenomen arbeidsvoorwaarden te doen gelden, strijdig met artikel 8, lid 1, van richtlijn [91/533] en met de inzonderheid in de tweede overweging van de considerans opgenomen doelstellingen van deze richtlijn? 7) Moeten de algemene beginselen van het geldende [Unierecht], te weten de beginselen van rechtszekerheid, bescherming van het gewettigd vertrouwen, equality of arms en effectieve rechterlijke bescherming, alsmede het recht op een onafhankelijk gerecht en, meer algemeen, op een eerlijk proces, die worden gewaarborgd door artikel [6 VEU] [...] gelezen in samenhang met artikel 6 van het [EVRM], en met de artikelen 46, 47 en 52, lid 3, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie [...] aldus worden uitgelegd, dat zij in het kader van de toepassing van richtlijn [1999/70] eraan in de weg staan dat de Italiaanse Staat na een aanzienlijk tijdsverloop (drie jaar en zes maanden) een bepaling vaststelt als artikel 9 van decreto legge nr. 70[/2001], omgezet bij wet nr. 106 van 12 juli 2011, die lid 4 bis aan artikel 10 van decreto legislativo nr. 368/2001 heeft toegevoegd en ertoe strekt de gevolgen van aanhangige gedingen te wijzigen, waardoor de werknemer rechtstreeks wordt benadeeld ten voordele van de Staat als werkgever en waardoor de in de interne rechtsorde geboden mogelijkheid misbruik te bestraffen dat bestaat in de opeenvolging van overeenkomsten voor bepaalde tijd, wordt uitgesloten? 36 Bij beschikking van de president van het Hof van 8 maart 2013 zijn de zaken C-22/13 en C-61/13 tot en met C-63/13 gevoegd voor de schriftelijke en mondelinge behandeling en voor het arrest. Zaak C-418/13 37 C. Napolitano, D. Cittadino, G. Zangari, S. Perrella en G. Romano zijn aangeworven door het Ministero via opeenvolgende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd; de eerste vier als leerkrachten en laatstgenoemde als administratief medewerker. Uit de aan het Hof overgelegde gegevens blijkt dat zij op basis van deze overeenkomsten gedurende de volgende tijdvakken voor hun werkgevers hebben gewerkt: in totaal 55 maanden gedurende een periode van 6 jaar (Napolitano; tussen 2005 en 2010); in totaal 100 maanden gedurende een periode van 10 jaar (Cittadino; tussen 2002 en 2012); in totaal 113 maanden gedurende een periode van 11 jaar (Zangari; tussen 2001 en 2012); 81 maanden gedurende een periode van 7 jaar (Perrella; tussen 2003 en 2010), en in totaal 47 maanden gedurende een periode van 4 jaar (Romano; tussen 2007 en 2011). 38 Omdat zij deze opeenvolgende arbeidsverhoudingen voor bepaalde tijd onrechtmatig achtten, hebben verzoekers in het hoofdgeding bij het Tribunale di Roma en het Tribunale di Lamezia Terme vorderingen ingesteld tot, primair, de omzetting van hun overeenkomsten in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd en dus hun aanstelling in vaste dienst alsmede loonbetaling over de tijdvakken tussen het verstrijken van een overeenkomst voor bepaalde tijd en de aanvang van de volgende overeenkomst en, subsidiair, vergoeding van de schade. 39 Het Tribunale di Roma en het Tribunale di Lamezia Terme hebben zich in het kader van de bij hen aanhangig gemaakte gedingen gebogen over de verenigbaarheid van artikel 4, leden 1 en 11, van wet nr. 124/1999 met clausule 5 van de raamovereenkomst, aangezien deze nationale bepaling het openbare bestuur de mogelijkheid biedt om voor vacatures op scholen onbeperkt onderwijzend, technisch of administratief personeel voor bepaalde tijd aan te werven. Van mening dat deze vraag zich niet door middel van conforme uitlegging laat beantwoorden, aangezien deze bepaling ondubbelzinnig is geformuleerd, noch door het buiten toepassing laten ervan, aangezien clausule 5 geen rechtstreekse werking heeft, hebben deze rechterlijke instanties zich incidenteel tot de Corte ECLI:EU:C:2014:

12 costituzionale gewend met het verzoek artikel 4, leden 1 en 11, van wet nr. 124/1999 te toetsen aan artikel 117, eerste alinea, van de grondwet van de Italiaanse Republiek, in samenhang met clausule 5 van de raamovereenkomst. 40 In de verwijzingsbeslissing constateert de Corte costituzionale dat de nationale regeling die van toepassing is op staatsscholen met betrekking tot voor bepaalde tijd aangeworven personeel geen maximale totale duur van opeenvolgende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd noch een maximaal toegestaan aantal vernieuwingen in de zin van clausule 5, punt 1, sub b en c, van de raamovereenkomst kent. Deze rechter vraagt zich niettemin af of deze regeling eventueel om objectieve redenen in de zin van punt 1, sub a, van deze clausule gerechtvaardigd kan zijn. 41 Volgens de verwijzende rechter is de nationale regeling die in het hoofdgeding aan de orde is zodanig opgezet, althans in beginsel, dat de aanstelling van personeel op basis van overeenkomsten voor bepaalde tijd kan beantwoorden aan een dergelijke objectieve reden. Het onderwijs is immers een dienst die op aanvraag wordt verleend: doordat het recht op onderwijs in de grondwet van de Italiaanse Republiek is neergelegd, mag de Staat niet weigeren de dienst te verlenen, zodat het onderwijs zodanig moet worden georganiseerd dat het voortdurend kan worden aangepast aan de schommelingen in de omvang van het leerlingenbestand. Door deze inherente behoefte aan flexibiliteit is het onvermijdelijk dat een groot aantal leerkrachten en personeelsleden van staatsscholen wordt aangesteld op arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd. Dankzij het stelsel van de permanente ranglijsten naast dat van de vergelijkende onderzoeken voor de openbare dienst kan worden gegarandeerd dat personeel op dergelijke arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd aan de hand van objectieve criteria wordt aangesteld en dat deze personeelsleden een redelijke kans hebben om in vaste dienst te worden aangesteld. 42 De Corte costituzionale wijst er niettemin op dat artikel 4, lid 1, van wet nr. 124/1999 weliswaar niet voorziet in de herhaalde vernieuwing van arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd en het recht op schadevergoeding niet uitsluit, maar de mogelijkheid biedt vacante en beschikbare posten in afwachting van de afronding van vergelijkende onderzoeken voor de aanwerving van onderwijzend personeel in vaste dienst te bezetten door middel van vervangingsovereenkomsten voor de duur van een schooljaar. In de periode tussen 2000 en 2011 zijn echter geen vergelijkende onderzoeken gehouden. Deze bepaling opent wellicht de mogelijkheid overeenkomsten voor bepaalde tijd te vernieuwen zonder dat er een precieze termijn voor een vergelijkend onderzoek wordt vastgesteld. Door deze omstandigheid in combinatie met het ontbreken van bepalingen waarin personeel van staatsscholen dat onterecht herhaalde malen op een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd is aangesteld, het recht op vergoeding van de schade wordt toegekend kan deze bepaling in strijd zijn met clausule 5, punt 1, van de raamovereenkomst. 43 Daarop heeft de Corte costituzionale de behandeling van de zaak geschorst en het Hof de volgende prejudiciële vragen gesteld: 1) Moet clausule 5, punt 1, van de [...] raamovereenkomst [...] aldus worden uitgelegd dat zij zich verzet tegen de toepassing van artikel 4, leden 1, laatste zinsnede, en 11, van wet [nr. 124/1999], die de vervangingsovereenkomsten voor de duur van een schooljaar voor functies die uiterlijk 31 december daadwerkelijk vacant en beschikbaar zijn regelen met de bepaling dat in afwachting van de afronding van vergelijkende onderzoeken voor de aanwerving van onderwijzend personeel in vaste dienst leerkrachten op vervangingsovereenkomsten voor de duur van een schooljaar worden aangesteld, wanneer op grond van deze bepaling gebruik kan worden gemaakt van overeenkomsten voor bepaalde tijd zonder dat een precieze termijn wordt gegeven voor vergelijkende onderzoeken en zonder dat recht op vergoeding van de schade bestaat? 12 ECLI:EU:C:2014:2401

13 2) Zijn de organisatorische behoeften van het Italiaanse onderwijssysteem, zoals hierboven aangegeven, objectieve redenen in de zin van clausule 5, punt 1, van [de raamovereenkomst], zodat een regeling als de Italiaanse voor de aanstelling van personeel in het onderwijs voor bepaalde tijd, waarin geen vergoeding van de schade is voorzien, verenigbaar is met het recht van de Europese Unie? 44 Bij beslissing van het Hof van 11 februari 2014 zijn de zaken C-22/13, C-61/13 tot en met C-63/13 en C-418/13 gevoegd voor de schriftelijke en mondelinge behandeling en voor het arrest. Beantwoording van de prejudiciële vragen 45 Met hun vragen verzoeken de verwijzende rechters het Hof om uitlegging van clausule 5, punt 1, van de raamovereenkomst (eerste en tweede vraag in de zaken C-22/13, C-61/13 en C-62/13, eerste vraag in zaak C-63/13 en eerste en tweede vraag in zaak C-418/13), clausule 4 van deze raamovereenkomst (derde vraag in de zaken C-22/13, C-61/13 en C-62/13 en tweede vraag in zaak C-63/13), het beginsel van loyale samenwerking (vierde vraag in de zaken C-22/13, C-61/13 en C-62/13 en derde vraag in zaak C-63/13), richtlijn 91/533 (vijfde en zesde vraag in de zaken C-22/13, C-61/13 en C-62/13), alsook meerdere algemene beginselen van het recht van de Unie (zevende vraag in de zaken C-61/13 en C-62/13). Ontvankelijkheid 46 De Comune di Napoli voert aan dat de uitlegging van het recht van de Unie waarom het Tribunale di Napoli in zaak C-63/13 verzoekt, niet noodzakelijk is voor de beslechting van het hoofdgeding en dat het verzoek om een prejudiciële beslissing in deze zaak derhalve in zijn geheel niet-ontvankelijk is. Deze rechter vermeldde zelf in zijn verwijzingsbelissing dat hij aanneemt dat de door de nationale wetgever getroffen maatregelen ter omzetting van de raamovereenkomst in het licht van de rechtspraak van het Hof daaromtrent niet volstaan. Het staat dus aan deze rechter om het hoofdgeding te beslechten op basis van een uitlegging van het nationale recht die overeenstemt met het recht van de Unie. 47 Niettemin zij eraan herinnerd dat het volgens vaste rechtspraak in het kader van de procedure van artikel 267 VWEU uitsluitend een zaak is van de nationale rechter aan wie het geschil is voorgelegd en die de verantwoordelijkheid draagt voor de te geven rechterlijke beslissing, om, gelet op de bijzonderheden van het geval, zowel de noodzaak van een prejudiciële beslissing voor het wijzen van zijn vonnis, als de relevantie van de vragen die hij aan het Hof voorlegt te beoordelen (arrest Rosado Santana, C-177/10, EU:C:2011:557, punt 32 en aldaar aangehaalde rechtspraak). 48 Zoals het Hof herhaaldelijk heeft geoordeeld, hebben de nationale rechterlijke instanties een onbeperkte bevoegdheid om zich tot het Hof te wenden indien zij menen dat een bij hen aanhangig geding vragen over de uitlegging of de geldigheid van bepalingen van het recht van de Unie opwerpt (zie met name arresten Križan e.a., C-416/10, EU:C:2013:8, punt 64, en Ogieriakhi, C-244/13, EU:C:2014:2068, punt 52). 49 Daaruit volgt dat vaste rechtspraak over een rechtsvraag van Unierecht het Hof er weliswaar toe kan bewegen een beschikking te geven krachtens artikel 99 van zijn Reglement voor de procesvoering, maar geen gevolgen kan hebben voor de ontvankelijkheid van een prejudiciële verwijzing ingeval een nationale rechterlijke instantie in de uitoefening van haar discretionaire bevoegdheid beslist zich krachtens artikel 267 VWEU tot het Hof te wenden. ECLI:EU:C:2014:

14 50 Evenwel kan het Hof volgens vaste rechtspraak weigeren uitspraak te doen op een prejudiciële vraag van een nationale rechter wanneer duidelijk blijkt dat de gevraagde uitlegging van het Unierecht geen enkel verband houdt met een reëel geschil of met het voorwerp van het hoofdgeding, wanneer het vraagstuk van hypothetische aard is, of wanneer het Hof niet beschikt over de gegevens, feitelijk en rechtens, die noodzakelijk zijn om een nuttig antwoord te geven op de gestelde vragen (zie arrest Érsekcsanádi Mezőgazdasági, C-56/13, EU:C:2014:352, punt 36 en aldaar aangehaalde rechtspraak). 51 In casu stelt de verwijzende rechter in C-63/13 het Hof drie prejudiciële vragen die identiek zijn aan de tweede tot en met vierde vraag in de zaken C-22/13, C-61/13 en C-62/ Niettemin blijkt uit de verwijzingsbeslissing in zaak C-63/13 dat het feitelijke en juridische kader van deze zaak afwijkt van dat in de drie andere zaken. Als leidster in een gemeentelijke crèche en kleuterschool valt Russo namelijk, anders dan Mascolo, Forni, Racca en de verzoekers in het hoofdgeding van zaak C-418/13, volgens de verwijzende rechter niet onder de nationale regeling in wet nr. 124/1999 die van toepassing is op staatsscholen, maar blijft voor haar de algemene regeling gelden die met name in d.lgs. nr. 368/2001 is neergelegd. 53 Derhalve is de eerste vraag in zaak C-63/13, die er evenals in de zaken C-22/13, C-61/13 en C-62/13 toe strekt te weten te komen of de nationale regeling in wet nr. 124/1999 in overeenstemming is met clausule 5 van de raamovereenkomst, aangezien deze wet het de Staat mogelijk maakt voor staatsscholen personeel aan te werven op arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd zonder gebonden te zijn aan de in d.lgs. nr. 368/2001 opgelegde beperkingen, die wel gelden voor particuliere scholen, niet relevant voor de beslechting van het hoofdgeding in zaak C-63/13 en dus hypothetisch. 54 Datzelfde geldt voor de tweede vraag in deze zaak, die er in wezen toe strekt te weten te komen of de litigieuze nationale regeling, zoals die naar voren komt uit inzonderheid artikel 36, lid 5, van d.lgs. nr. 165/2001, in overeenstemming is met clausule 4 van de raamovereenkomst; deze regeling sluit voor de publieke sector namelijk elk recht op schadevergoeding in geval van misbruik van opeenvolgende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd uit. 55 Het Tribunale di Napoli stelt in zijn verwijzingsbeslissing in zaak C-63/13 namelijk zelf vast dat verzoekster in het hoofdgeding, anders dan verzoeksters in de hoofdgedingen van de zaken C-22/13, C-61/13 en C-62/13, profiteert van artikel 5, lid 4 bis, van d.lgs. nr. 368/2001, waarin is bepaald dat opeenvolgende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd voor een duur van in totaal meer dan 36 maanden worden omgezet in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. De verwijzende rechter merkt daarover terecht op dat deze maatregel in overeenstemming is met de vereisten van het recht van de Unie, daar zij misbruik van dergelijke overeenkomsten voorkomt en de gevolgen van misbruik definitief worden geëlimineerd (zie met name arrest Fiamingo e.a., C-362/13, C-363/13 en C-407/13, EU:C:2014:2044, punten 69 en 70 en aldaar aangehaalde rechtspraak). 56 Deze rechter legt echter in het geheel niet uit in hoeverre zijn tweede vraag in zaak C-63/13 onder deze omstandigheden relevant blijft voor zijn uitspraak in het hoofdgeding over de overeenstemming van de litigieuze nationale regeling met het recht van de Unie. 57 Uit de verwijzingsbeslissing blijkt hoe dan ook geenszins in hoeverre een werknemer wiens overeenkomst aldus wordt omgezet en wiens verzoek om schadevergoeding bovendien als subsidiaire vordering is geformuleerd evenals werknemers in de situatie van verzoeksters in de zaken C-22/13, C-61/13 en C-62/13, op wie artikel 5, lid 4 bis, niet van toepassing is schade lijdt die recht biedt op vergoeding. 58 Bijgevolg is de tweede vraag in de zaak C-63/13 eveneens hypothetisch. 14 ECLI:EU:C:2014:2401

15 59 Voorts hebben de Comune di Napoli, de Italiaanse regering en de Europese Commissie in hun schriftelijke opmerkingen de ontvankelijkheid betwist van de vierde prejudiciële vraag in de zaken C-22/13, C-61/13 en C-62/13 en van de derde prejudiciële vraag in zaak C-63/13 op grond dat het antwoord op deze vragen in wezen geheel of gedeeltelijk niet van belang is voor de hoofdgedingen. 60 Deze vragen, die op identieke wijze zijn verwoord, berusten zoals in punt 32 van dit arrest al is vastgesteld op de premisse dat de uitlegging van nationaal recht die de Italiaanse regering heeft gegeven in de zaak die aanleiding heeft gegeven tot de beschikking Affatato (EU:C:2010:574, punt 48), volgens welke artikel 5, lid 4 bis, van d.lgs. nr. 368/2001 van toepassing is op de publieke sector, onjuist is en derhalve schending van het beginsel van loyale samenwerking door de lidstaat oplevert. 61 Zoals blijkt uit de punten 14 en 15 van dit arrest, komt deze uitlegging evenwel op alle punten overeen met de uitlegging die destijds door het Tribunale di Napoli is gepresenteerd en in het licht waarvan het Hof deze prejudiciële verwijzingen volgens vaste rechtspraak moet onderzoeken (zie met name arrest Pontin, C-63/08, EU:C:2009:666, punt 38). Deze rechterlijke instantie vermeldt in haar verwijzingsbeslissingen uitdrukkelijk dat de nationale wetgever volgens haar de toepassing van artikel 5, lid 4 bis, op de publieke sector niet heeft willen uitsluiten. 62 Zoals uit punt 28 van dit arrest blijkt, meent de verwijzende rechter bovendien zelf wat zijn uitsluitende bevoegdheid is dat artikel 5, lid 4 bis, van d.lgs. nr. 368/2001 weliswaar van toepassing is op de publieke sector, maar niet op staatsscholen, zodat deze bepaling niet relevant is voor de beslechting van de hoofdgedingen in de zaken C-22/13, C-61/13 en C-62/ Daaruit volgt dat de vierde vraag in de zaken C-22/13, C-61/13 en C-62/13 en de derde vraag in zaak C-63/13 hypothetisch zijn. 64 Gelet op een en ander dient te worden vastgesteld dat het verzoek om een prejudiciële beslissing in zaak C-63/13 in zijn geheel en de vierde vraag in de zaken C-22/13, C-61/13 en C-62/13, overeenkomstig de rechtspraak die in punt 50 van het onderhavige arrest is aangehaald, niet-ontvankelijk is. Ten gronde 65 Met de eerste vraag in de zaken C-22/13, C-61/13 en C-62/13 alsmede de twee vragen in de zaak C-418/13, die gezamenlijk moeten worden onderzocht, wensen de verwijzende rechters in wezen te vernemen of clausule 5, punt 1, van de raamovereenkomst aldus moet worden uitgelegd dat zij zich verzet tegen een nationale wettelijke regeling als in de hoofdgedingen, die in afwachting van de afronding van vergelijkende onderzoeken voor de aanwerving van personeel in vaste dienst voor staatsscholen, de vernieuwing van overeenkomsten voor bepaalde tijd mogelijk maakt om te voorzien in vacante en beschikbare posten van onderwijzend en administratief, technisch en ondersteunend personeel, zonder dat precieze termijnen worden gegeven voor vergelijkende onderzoeken en onder uitsluiting van elke mogelijkheid voor die leerkrachten en dat personeel op vergoeding van de schade die door een dergelijke vernieuwing eventueel wordt geleden. Werkingssfeer van de raamovereenkomst 66 De Griekse regering voert aan dat het niet wenselijk is dat de bepalingen van de raamovereenkomst omtrent het misbruik van opeenvolgende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd gelden voor de onderwijssector. Hier is namelijk sprake van behoeften van bepaalde sectoren in de zin van clausule 5, punt 1, van deze raamovereenkomst, aangezien het onderwijs ertoe strekt het recht op opleiding te waarborgen en onmisbaar is voor de goede werking van het opleidingsstelsel. ECLI:EU:C:2014:

16 67 In dat verband zij in herinnering gebracht dat uit de bewoordingen zelf van clausule 2, punt 1, van de raamovereenkomst volgt dat de werkingssfeer daarvan ruim is opgevat, aangezien deze in het algemeen geldt voor werknemers met een contract voor bepaalde tijd die werken uit hoofde van een arbeidsovereenkomst of een arbeidsverhouding, als omschreven bij wet, collectieve overeenkomsten of gebruiken in iedere lidstaat. Bovendien omvat de definitie van het begrip werknemer met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd in de zin van de raamovereenkomst, zoals vermeld in clausule 3, punt 1, daarvan alle werknemers zonder onderscheid naar de openbare dan wel particuliere aard van hun werkgever, ongeacht hoe de overeenkomst van deze werknemers naar intern recht wordt gekwalificeerd (zie arrest Fiamingo e.a., EU:C:2014:2044, punten 28 en 29 en aldaar aangehaalde rechtspraak). 68 De raamovereenkomst is derhalve van toepassing op alle werknemers die in het kader van een arbeidsverhouding voor bepaalde tijd met hun werkgever tegen betaling arbeid verrichten, voor zover zij verbonden zijn door een arbeidsovereenkomst in de zin van het nationale recht en onder voorbehoud van enkel de beoordelingsbevoegdheid toegekend aan de lidstaten door clausule 2, lid 2, van de raamovereenkomst ten aanzien van de toepassing ervan op bepaalde categorieën van arbeidsovereenkomsten of arbeidsverhoudingen en de uitsluiting van uitzendkrachten krachtens de vierde alinea van de preambule van de raamovereenkomst (zie arrest Fiamingo e.a., EU:C:2014:2044, punten en aldaar aangehaalde rechtspraak). 69 Daaruit volgt dat geen enkele bijzondere sector van de werkingssfeer van de raamovereenkomst is uitgesloten en zij dientengevolge van toepassing is op personeel aangeworven in de onderwijssector (zie in die zin arrest Fiamingo e.a., EU:C:2014:2044, punt 38). 70 Deze conclusie vindt steun in de inhoud van clausule 5, punt 1, van de raamovereenkomst, in overeenstemming met de derde alinea van de preambule van de raamovereenkomst en de punten 8 en 10 van de algemene overwegingen, waaruit blijkt dat de lidstaten in het kader van de tenuitvoerlegging van de raamovereenkomst de mogelijkheid hebben, voor zover dit objectief wordt gerechtvaardigd, rekening te houden met de bijzondere behoeften van bepaalde sectoren en/of de categorieën werknemers in kwestie (arrest Fiamingo e.a., EU:C:2014:2044, punt 39). 71 Daaruit volgt dat werknemers in een situatie als die van verzoekers in de hoofdgedingen, die zijn aangeworven in hun hoedanigheid van leerkracht of administratief medewerker om voor de duur van een schooljaar in staatsscholen een post waar te nemen op een arbeidsovereenkomst naar nationaal recht, waarvan vaststaat dat zij niet tot de arbeidsverhoudingen behoort die van de werkingssfeer van de raamovereenkomst kunnen worden uitgesloten, binnen de werkingssfeer vallen van deze raamovereenkomst, met name van clausule 5 ervan (zie naar analogie arrest Márquez Samohano, C-190/13, EU:C:2014:146, punt 39). Uitlegging van clausule 5, punt 1, van de raamovereenkomst 72 Clausule 5, punt 1, van de raamovereenkomst strekt ertoe uitvoering te geven aan een van de doelstellingen van deze overeenkomst, te weten het vaststellen van een kader voor het opeenvolgende gebruik van arbeidsovereenkomsten of arbeidsverhoudingen voor bepaalde tijd, dat als een mogelijke bron van misbruik ten nadele van de werknemers wordt beschouwd, door te voorzien in een aantal minimale beschermende bepalingen om te vermijden dat werknemers in een precaire situatie komen te verkeren (zie met name arresten Adeneler e.a., C-212/04, EU:C:2006:443, punt 63; Kücük, C-586/10, EU:C:2012:39, punt 25, en Fiamingo e.a., EU:C:2014:2044, punt 54). 73 Zoals immers naar voren komt uit de tweede alinea van de preambule van de raamovereenkomst en uit de punten 6 en 8 van de algemene overwegingen ervan, wordt het genot van vaste dienstbetrekkingen opgevat als een essentieel onderdeel van de werknemersbescherming, terwijl arbeidsovereenkomsten 16 ECLI:EU:C:2014:2401

Jurisprudentie CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL M. SZPUNAR 1. van 17 juli 2014

Jurisprudentie CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL M. SZPUNAR 1. van 17 juli 2014 Jurisprudentie CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL M. SZPUNAR 1 van 17 juli 2014 Gevoegde zaken C-22/13, C-61/13 tot en met C-63/13 en C-418/13 Raffaella Mascolo (C-22/13), Alba Forni (C-61/13), Immacolata

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 20/09/2017

Datum van inontvangstneming : 20/09/2017 Datum van inontvangstneming : 20/09/2017 Vertaling C-494/17-1 Zaak C-494/17 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 14 augustus 2017 Verwijzende rechter: Corte d appello di Trento (Italië)

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 13/09/2017

Datum van inontvangstneming : 13/09/2017 Datum van inontvangstneming : 13/09/2017 Vertaling C-466/17-1 Zaak C-466/17 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 3 augustus 2017 Verwijzende rechter: Tribunale di Trento (Italië)

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 25/04/2016

Datum van inontvangstneming : 25/04/2016 Datum van inontvangstneming : 25/04/2016 Vertaling C-143/16-1 Zaak C-143/16 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 9 maart 2015 Verwijzende rechter: Corte suprema di cassazione (Italië)

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 4 juni 1987*

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 4 juni 1987* ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 4 juni 1987* In zaak 375/85, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van het Bundessozialgericht, in het aldaar aanhangig geding tussen A.

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 10/01/2014

Datum van inontvangstneming : 10/01/2014 Datum van inontvangstneming : 10/01/2014 Vertaling C-593/13-1 Zaak C-593/13 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 20 november 2013 Verwijzende rechter: Consiglio di Stato (Italië)

Nadere informatie

Jurisprudentie. BESCHIKKING VAN HET HOF (Zesde kamer) 14 juni 2017 *

Jurisprudentie. BESCHIKKING VAN HET HOF (Zesde kamer) 14 juni 2017 * Jurisprudentie BESCHIKKING VAN HET HOF (Zesde kamer) 14 juni 2017 * Prejudiciële verwijzing Artikel 99 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken Verordening

Nadere informatie

BESCHIKKING VAN HET HOF (Eerste kamer) 12 juli 2001 *

BESCHIKKING VAN HET HOF (Eerste kamer) 12 juli 2001 * WELTHGROVE BESCHIKKING VAN HET HOF (Eerste kamer) 12 juli 2001 * In zaak C-102/00, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 234 EG van de Hoge Raad der Nederlanden, in het aldaar aanhangige

Nadere informatie

nationale arbeidsraad

nationale arbeidsraad nationale arbeidsraad A D V I E S Nr. 1.342 ------------------------------ Zitting van donderdag 15 maart 2001 Richtlijn 1999/70/EG van de Raad van 28 juni 1999 betreffende de door het EVV, de UNICE en

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 07/07/2017

Datum van inontvangstneming : 07/07/2017 Datum van inontvangstneming : 07/07/2017 VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING ZAAK C-331/17 TEGEN FONDAZIONE TEATRO DELL OPERA DI ROMA [OMISSIS] [OMISSIS] [Or.2] Voorwerp van de procedure in het hoofdgeding

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 10 mei 2001 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 10 mei 2001 * ARREST VAN 10. 5. 2001 ZAAK C-144/99 ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 10 mei 2001 * In zaak C-144/99, Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door P. van Nuffel als gemachtigde, bijgestaan

Nadere informatie

Arrest van het Hof (Zesde Kamer) 13 november 1990 *

Arrest van het Hof (Zesde Kamer) 13 november 1990 * ARREST VAN 13. 11. 1990 ZAAK C-106/89 Arrest van het Hof (Zesde Kamer) 13 november 1990 * In zaak C-106/89, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van de Juzgado de Primera

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 10/01/2018

Datum van inontvangstneming : 10/01/2018 Datum van inontvangstneming : 10/01/2018 Vertaling C-667/17-1 Zaak C-667/17 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 24 november 2017 Verwijzende rechter: Commissione tributaria provinciale

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 18 december 1997 *

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 18 december 1997 * ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 18 december 1997 * In zaak C-5/97, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel Í77 EG-Verdrag van de Belgische Raad van State, in het aldaar aanhangig geding

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 25/06/2012

Datum van inontvangstneming : 25/06/2012 Datum van inontvangstneming : 25/06/2012 Resumé C-234/12-1 Zaak C-234/12 Resumé van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 104, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering

Nadere informatie

Informatie over de follow-up van de onder kenmerk CHAP(2013)01917 geregistreerde klachten

Informatie over de follow-up van de onder kenmerk CHAP(2013)01917 geregistreerde klachten Informatie over de follow-up van de onder kenmerk CHAP(2013)01917 geregistreerde klachten De Europese Commissie heeft talrijke klachten ontvangen over mogelijk misbruik van opeenvolgende arbeidsovereenkomsten

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 25 mei 1993 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 25 mei 1993 * ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 25 mei 1993 * In zaak C-263/91, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van het Østre Landsret (Denemarken), in het aldaar aanhangig geding

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 13 december 1989 *

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 13 december 1989 * ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 13 december 1989 * In zaak C-322/88, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van de Arbeidsrechtbank te Brussel, in het aldaar aanhangig

Nadere informatie

JURISPRUDENTIE VAN HET HVJEG 1987 BLADZIJDEN 3611

JURISPRUDENTIE VAN HET HVJEG 1987 BLADZIJDEN 3611 JURISPRUDENTIE VAN HET HVJEG 1987 BLADZIJDEN 3611 ARREST VAN HET HOF (DERDE KAMER) VAN 24 SEPTEMBER 1987. BESTUUR VAN DE SOCIALE VERZEKERINGSBANK TEGEN J. A. DE RIJKE. VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING,

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Achtste kamer) 7 november 2013 (*)

ARREST VAN HET HOF (Achtste kamer) 7 november 2013 (*) ARREST VAN HET HOF (Achtste kamer) 7 november 2013 (*) Rechtsbijstandverzekering Richtlijn 87/344/EEG Artikel 4, lid 1 Vrije advocaatkeuze door verzekeringnemer Beding in algemene voorwaarden van toepassing

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 15 juni 1989*

ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 15 juni 1989* STICHTING UITVOERING FINANCIËLE ACTIES / STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 15 juni 1989* In zaak 348/87, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 14 april 1994 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 14 april 1994 * ARREST VAN 14. 4. 1994 ZAAK C-389/92 ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 14 april 1994 * In zaak C-389/92, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van de Belgische Raad van

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 18/06/2012

Datum van inontvangstneming : 18/06/2012 Datum van inontvangstneming : 18/06/2012 C-211/12-1 Zaak C-211/12 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 3 mei 2012 Verwijzende rechter: Corte d'appello di Roma (Prima Sezione civile)

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 28/12/2017

Datum van inontvangstneming : 28/12/2017 Datum van inontvangstneming : 28/12/2017 Samenvatting C-619/17-1 Zaak C-619/17 Samenvatting van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 98, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering

Nadere informatie

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN EUROPEES PARLEMENT 2009-2014 Commissie verzoekschriften 6.5.2011 MEDEDELING AAN DE LEDEN Betreft: Verzoekschrift 1278/2010, ingediend door D.M. (Italiaanse nationaliteit), over verlenging van arbeidsovereenkomsten

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 06/03/2017

Datum van inontvangstneming : 06/03/2017 Datum van inontvangstneming : 06/03/2017 Vertaling C-45/17-1 Zaak C-45/17 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 30 januari 2017 Verwijzende rechter: Conseil d État (Frankrijk) Datum

Nadere informatie

jurisprudentiële fundamenten meer dan veertig jaar geleden zijn gelegd 2, bevestigd en versterkt.

jurisprudentiële fundamenten meer dan veertig jaar geleden zijn gelegd 2, bevestigd en versterkt. Discussienota van het Hof van Justitie van de Europese Unie over bepaalde aspecten van de toetreding van de Europese Unie tot het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele

Nadere informatie

Jurisprudentie. ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 6 oktober 2016 *

Jurisprudentie. ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 6 oktober 2016 * Jurisprudentie ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 6 oktober 2016 * Prejudiciële verwijzing Overheidsopdrachten voor de uitvoering van werken Richtlijn 2004/18/EG Artikel 7, onder c) Bedrag van de drempelwaarden

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 18 oktober 2007 *

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 18 oktober 2007 * VAN DER STEEN ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 18 oktober 2007 * In zaak 0355/06, betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door het Gerechtshof te Amsterdam

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Achtste kamer)

ARREST VAN HET HOF (Achtste kamer) NL ARREST VAN HET HOF (Achtste kamer) ARREST VAN 7. 11. 2013 ZAAK C-442/12 7 november 2013 * Rechtsbijstandverzekering Richtlijn 87/344/EEG Artikel 4, lid 1 Vrije advocaatkeuze door verzekeringnemer Beding

Nadere informatie

BIJLAGEN. bij de MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD. Een nieuw EU-kader voor het versterken van de rechtsstaat

BIJLAGEN. bij de MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD. Een nieuw EU-kader voor het versterken van de rechtsstaat EUROPESE COMMISSIE Straatsburg, 11.3.2014 COM(2014) 158 final ANNEXES 1 to 2 BIJLAGEN bij de MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD Een nieuw EU-kader voor het versterken van

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 09/10/2015

Datum van inontvangstneming : 09/10/2015 Datum van inontvangstneming : 09/10/2015 Vertaling C-478/15-1 Zaak C-478/15 Samenvatting van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 98, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 07/07/2017

Datum van inontvangstneming : 07/07/2017 Datum van inontvangstneming : 07/07/2017 Vertaling C-322/17-1 Zaak C-322/17 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 30 mei 2017 Verwijzende rechter: High Court (Ierland) Datum van de

Nadere informatie

Date de réception : 16/12/2011

Date de réception : 16/12/2011 Date de réception : 16/12/2011 Vertaling C-560/11-1 Zaak C-560/11 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 7 november 2011 Verwijzende rechter: Commissione tributaria provinciale di

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 30/09/2014

Datum van inontvangstneming : 30/09/2014 Datum van inontvangstneming : 30/09/2014 Samenvatting C-408/14-1 Zaak C-408/14 Samenvatting van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 98, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 21 oktober 2010 *

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 21 oktober 2010 * ARREST VAN 21. 10. 2010 ZAAK C-242/09 ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 21 oktober 2010 * In zaak C-242/09, betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 19/12/2016

Datum van inontvangstneming : 19/12/2016 Datum van inontvangstneming : 19/12/2016 Vertaling C-569/16-1 Zaak C-569/16 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 10 november 2016 Verwijzende rechter: Bundesarbeitsgericht (Duitsland)

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 13/11/2018

Datum van inontvangstneming : 13/11/2018 Datum van inontvangstneming : 13/11/2018 Vertaling C-629/18-1 Zaak C-629/18 Prejudiciële verwijzing Datum van ontvangst: 8 oktober 2018 Verwijzende rechter: Sofiyski gradski sad (Bulgarije) Datum van de

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 14/06/2013

Datum van inontvangstneming : 14/06/2013 Datum van inontvangstneming : 14/06/2013 Vertaling C-258/13-1 Zaak C-258/13 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 13 mei 2013 Verwijzende rechter: Varas Cíveis de Lisboa (Portugal)

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 21 oktober 2010 (*)

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 21 oktober 2010 (*) ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 21 oktober 2010 (*) Sociale politiek Overgang van ondernemingen Richtlijn 2001/23/EG Behoud van rechten van werknemers Concern waarvan werknemers in dienst zijn van werkgevervennootschap

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 9 februari 2006 *

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 9 februari 2006 * ARREST VAN 9. 2. 2006 - ZAAK C-473/04 ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 9 februari 2006 * In zaak C-473/04, betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens de artikelen 68 EG en 234 EG,

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 06/02/2017

Datum van inontvangstneming : 06/02/2017 Datum van inontvangstneming : 06/02/2017 Vertaling C-684/16-1 Zaak C-684/16 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 27 december 2016 Verwijzende rechter: Bundesarbeitsgericht (Duitsland)

Nadere informatie

BESCHIKKING VAN HET HOF (Grote kamer) 17 maart 2005 * betreffende een beroep tot nietigverklaring krachtens artikel 230 EG, ingesteld op 27 juli 2004,

BESCHIKKING VAN HET HOF (Grote kamer) 17 maart 2005 * betreffende een beroep tot nietigverklaring krachtens artikel 230 EG, ingesteld op 27 juli 2004, PARLEMENT / RAAD BESCHIKKING VAN HET HOF (Grote kamer) 17 maart 2005 * In zaak C-317/04, betreffende een beroep tot nietigverklaring krachtens artikel 230 EG, ingesteld op 27 juli 2004, Europees Parlement,

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 29 juni 1994 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 29 juni 1994 * ALDEWERELD ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 29 juni 1994 * In zaak C-60/93, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EE G-Verdrag van de Hoge Raad der Nederlanden, in het aldaar aanhangig

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 14/02/2017

Datum van inontvangstneming : 14/02/2017 Datum van inontvangstneming : 14/02/2017 SAMENVATTING VAN HET VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING - ZAAK C-12/17 Voorwerp en grondslag van de prejudiciële verwijzing Verzoek krachtens artikel 267 VWEU

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 19/12/2016

Datum van inontvangstneming : 19/12/2016 Datum van inontvangstneming : 19/12/2016 VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING VAN 18. 10. 2016 ZAAK C-570/16 [OMISSIS] Wuppertal, verzoekster, verweerster in hoger beroep en verzoekster in Revision,

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 02/02/2016

Datum van inontvangstneming : 02/02/2016 Datum van inontvangstneming : 02/02/2016 Vertaling C-690/15-1 Zaak C-690/15 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 21 december 2015 Verwijzende rechter: Cour administrative d appel

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 14/09/2012

Datum van inontvangstneming : 14/09/2012 Datum van inontvangstneming : 14/09/2012 Resumé C-371/12-1 Zaak C-371/12 Resumé van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 104, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 19/12/2016

Datum van inontvangstneming : 19/12/2016 Datum van inontvangstneming : 19/12/2016 Samenvatting C-574/16-1 Zaak C-574/16 Samenvatting van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 98, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering

Nadere informatie

Jurisprudentie. ARREST VAN HET HOF (Achtste kamer) 7 september 2017 *

Jurisprudentie. ARREST VAN HET HOF (Achtste kamer) 7 september 2017 * Jurisprudentie ARREST VAN HET HOF (Achtste kamer) 7 september 2017 * Prejudiciële verwijzing Vervoer Verordening (EG) nr. 261/2004 Artikel 7, lid 1 Gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 8 oktober 1987*

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 8 oktober 1987* ARREST VAN 8. 10. 1987 ZAAK 80/86 ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 8 oktober 1987* In zaak 80/86, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van de Arrondissementsrechtbank te

Nadere informatie

Date de réception : 18/10/2011

Date de réception : 18/10/2011 Date de réception : 18/10/2011 Resumé C-463/11-1 Zaak C-463/11 Resumé van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 104, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering van het Hof

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 25 mei 1993 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 25 mei 1993 * ARREST VAN 25. 5.1993 ZAAK C-193/91 ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 25 mei 1993 * In zaak C-193/91, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van het Bundesfinanzhof, in het

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 28/06/2012

Datum van inontvangstneming : 28/06/2012 Datum van inontvangstneming : 28/06/2012 Resumé C-233/12-1 Zaak C-233/12 Resumé van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 104, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 22/05/2014

Datum van inontvangstneming : 22/05/2014 Datum van inontvangstneming : 22/05/2014 Vertaling C-184/14-1 Zaak C-184/14 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 14 april 2014 Verwijzende rechter: Corte Suprema di Cassazione (Italië)

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zesde Kamer) 8 februari 1990*

ARREST VAN HET HOF (Zesde Kamer) 8 februari 1990* ARREST VAN 8. 2. 1990 ZAAK C-320/88 ARREST VAN HET HOF (Zesde Kamer) 8 februari 1990* In zaak C-320/88, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van de Hoge Raad der Nederlanden,

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 29 juni 1988*

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 29 juni 1988* ARREST VAN 29. 6. 1988 ZAAK 240/87 ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 29 juni 1988* In zaak 240/87, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van het tribunal de grande instance

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 19/11/2015

Datum van inontvangstneming : 19/11/2015 Datum van inontvangstneming : 19/11/2015 Vertaling C-538/15-1 Zaak C-538/15 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 15 oktober 2015 Verwijzende rechter: Juzgado de Primera Instancia

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 7 juli 2005 *

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 7 juli 2005 * NESTLÉ ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 7 juli 2005 * In zaak C-353/03, betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door de Court of Appeal (England and

Nadere informatie

Zaak C-415/93. VZW Koninklijke Belgische Voetbalbond e. a. tegen J.-M. Bosman e. a.

Zaak C-415/93. VZW Koninklijke Belgische Voetbalbond e. a. tegen J.-M. Bosman e. a. Zaak C-415/93 VZW Koninklijke Belgische Voetbalbond e. a. tegen J.-M. Bosman e. a. (verzoek van het Hof van beroep te Luik om een prejudiciële beslissing) Vrij verkeer van werknemers Mededingingsregels

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 21 februari 2002 *

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 21 februari 2002 * COMMISSIE / ITALIË ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 21 februari 2002 * In zaak C-65/00, Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door L. Ström en G. Bisogni als gemachtigden, domicilie

Nadere informatie

Jurisprudentie. ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 17 oktober 2013 *

Jurisprudentie. ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 17 oktober 2013 * Jurisprudentie ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 17 oktober 2013 * Verordening (EG) nr. 44/2001 Artikel 15, lid 1, sub c Bevoegdheid voor door consumenten gesloten overeenkomsten Eventuele beperking van

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 5 februari 2008 (07.02) (OR. en) 5952/08 JUR 25 COUR 1

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 5 februari 2008 (07.02) (OR. en) 5952/08 JUR 25 COUR 1 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 5 februari 2008 (07.02) (OR. en) 5952/08 JUR 25 COUR 1 BEGELEIDENDE NOTA van: de heer V. SKOURIS, Voorzitter van het Hof van Justitie d.d.: 4 februari 2008 aan: de heer

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Grote kamer) 21 juli 2005"

ARREST VAN HET HOF (Grote kamer) 21 juli 2005 ARREST VAN HET HOF (Grote kamer) 21 juli 2005" In zaak C-231/03, betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door het Tribunale amministrativo regionale per

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 2 mei 1996 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 2 mei 1996 * ARREST VAN 2.5.1996 ZAAK C-231/94 ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 2 mei 1996 * In zaak C-231/94, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EG-Verdrag van het Bundesfinanzhof, in het aldaar

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF 4 februari 1988 *

ARREST VAN HET HOF 4 februari 1988 * ARREST VAN 4. 2. 1988 ZAAK 157/86 ARREST VAN HET HOF 4 februari 1988 * In zaak 157/86, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van de Ierse High Court, in het aldaar aanhangig

Nadere informatie

Richtlijn raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd

Richtlijn raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd Richtlijn raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd Richtlijn 1999/70/EG van de Raad van 28 juni 1999 betreffende de door het EVV, de UNICE en het CEEP gesloten raamovereenkomst inzake

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 22/06/2017

Datum van inontvangstneming : 22/06/2017 Datum van inontvangstneming : 22/06/2017 Vertaling C-264/17-1 Zaak C-264/17 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 17 mei 2017 Verwijzende rechter: Finanzgericht Münster (Duitsland)

Nadere informatie

2. In het arrest van 20 september 2001 heeft het Hof uitspraak gedaan over twee prejudiciële vragen die respectievelijk betrekking hadden op:

2. In het arrest van 20 september 2001 heeft het Hof uitspraak gedaan over twee prejudiciële vragen die respectievelijk betrekking hadden op: Conseil UE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 11 juni 2002 (26.06) (OR. fr) PUBLIC 9893/02 Interinstitutioneel dossier: 2001/0111 (COD) LIMITE 211 MI 108 JAI 133 SOC 309 CODEC 752 BIJDRAGE VAN DE IDISCHE

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 15 maart 2001 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 15 maart 2001 * SPI ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 15 maart 2001 * In zaak C-108/00, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 234 EG-Verdrag van de Conseil d'état (Frankrijk), in het aldaar aanhangig geding

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF 26 maart 1987 *

ARREST VAN HET HOF 26 maart 1987 * ARREST VAN HET HOF 26 maart 1987 * In zaak 235/85, Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door haar juridisch adviseur J. F. Buhl als gemachtigde, bijgestaan door M. Mees, advocaat

Nadere informatie

Date de réception : 01/03/2012

Date de réception : 01/03/2012 Date de réception : 01/03/2012 Vertaling C-44/12-1 Zaak C-44/12 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 30 januari 2012 Verwijzende rechter: Court of Session, Scotland (Verenigd Koninkrijk)

Nadere informatie

Jurisprudentie. ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 27 april 2017 *

Jurisprudentie. ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 27 april 2017 * Jurisprudentie ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 27 april 2017 * Prejudiciële verwijzing Overgang van een onderneming Behoud van de rechten van de werknemers Richtlijn 2001/23/EG Artikel 3 Arbeidsovereenkomst

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 8 juli 1999 *

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 8 juli 1999 * ARREST VAN 8. 7. 1999 ZAAK C-186/98 ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 8 juli 1999 * In zaak C- 186/98, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EG-Verdrag (thans artikel 234 EG) van het

Nadere informatie

DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringsmaatschappij NV,

DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringsmaatschappij NV, ARREST VAN HET HOF (Tiende kamer) 7 april 2016 (*) Prejudiciële verwijzing Rechtsbijstandverzekering Richtlijn 87/344/EEG Artikel 4, lid 1 Vrije keuze van advocaat door de verzekeringnemer Gerechtelijke

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 13 december 2007 *

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 13 december 2007 * FBTO SCHADEVERZEKERINGEN ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 13 december 2007 * In zaak 0463/06, betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door het Bundesgerichtshof

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 14/02/2017

Datum van inontvangstneming : 14/02/2017 Datum van inontvangstneming : 14/02/2017 Vertaling C-14/17-1 Zaak C-14/17 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 11 januari 2017 Verwijzende rechter: Consiglio di Stato (Italië) Datum

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 2 augustus 1993 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 2 augustus 1993 * ACCIARDI ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 2 augustus 1993 * In zaak C-66/92, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van de Nederlandse Raad van State, in het aldaar aanhangig

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 19/07/2016

Datum van inontvangstneming : 19/07/2016 Datum van inontvangstneming : 19/07/2016 Vertaling C-341/16-1 Zaak C-341/16 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 16 juni 2016 Verwijzende rechter: Oberlandesgericht Düsseldorf (Duitsland)

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 06/03/2017

Datum van inontvangstneming : 06/03/2017 Datum van inontvangstneming : 06/03/2017 VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING VAN 23. 11. 2016 ZAAK C-46/17 verweerster en geïntimeerde, [OMISSIS] heeft de derde kamer van het Landesarbeitsgericht Bremen

Nadere informatie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 17.6.2003 COM(2003) 348 definitief 2003/0127 (CNS) Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD waarbij de lidstaten worden gemachtigd in het belang van de Europese

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 29 november 2007 *

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 29 november 2007 * ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 29 november 2007 * In zaak C-68/07, betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens de artikelen 68 EG en 234 EG, ingediend door de Högsta domstol (Zweden)

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 8 november 2012 (*)

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 8 november 2012 (*) ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 8 november 2012 (*) Zesde btw-richtlijn Artikel 17, lid 5, derde alinea Recht op aftrek van voorbelasting Goederen en diensten die zowel voor belastbare als voor vrijgestelde

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Achtste kamer) 17 januari 2013 (*)

ARREST VAN HET HOF (Achtste kamer) 17 januari 2013 (*) ARREST VAN HET HOF (Achtste kamer) 17 januari 2013 (*) Belasting over toegevoegde waarde Richtlijn 2006/112/EG Artikel 135, lid 1, sub k, juncto artikel 12, leden 1 en 3 Onbebouwde grond Bouwterrein Begrippen

Nadere informatie

Date de réception : 10/01/2012

Date de réception : 10/01/2012 Date de réception : 10/01/2012 Resumé C-619/11-1 Zaak C-619/11 Resumé van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 104, lid 1, van het reglement voor de procesvoering van het Hof

Nadere informatie

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE Brussel, 17.5.2019 COM(2019) 242 final 2019/0116 (NLE) Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende het namens de Europese Unie in de Raad van Ministers in te nemen standpunt met

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 07/09/2015

Datum van inontvangstneming : 07/09/2015 Datum van inontvangstneming : 07/09/2015 Vertaling C-429/15-1 Zaak C-429/15 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 5 augustus 2015 Verwijzende rechter: Court of Appeal (Ierland) Datum

Nadere informatie

Zwaarlijvigheid kan een handicap vormen in de zin van de richtlijn betreffende gelijke behandeling inzake arbeid

Zwaarlijvigheid kan een handicap vormen in de zin van de richtlijn betreffende gelijke behandeling inzake arbeid Hof van Justitie van de Europese Unie PERSCOMMUNIQUÉ nr. 183/14 Luxemburg, 18 december 2014 Pers en Voorlichting Arrest in zaak C-354/13 Fag og Arbejde (FOA), namens Karsten Kaltoft / Kommunernes Landsforening

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 07/09/2018

Datum van inontvangstneming : 07/09/2018 Datum van inontvangstneming : 07/09/2018 Samenvatting C-488/18-1 Zaak C-488/18 Samenvatting van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 98, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 17/07/2019

Datum van inontvangstneming : 17/07/2019 Datum van inontvangstneming : 17/07/2019 C-449/19-1 Zaak C-449/19 Samenvatting van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 98, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering van

Nadere informatie

Date de réception : 24/02/2012

Date de réception : 24/02/2012 Date de réception : 24/02/2012 Vertaling C-30/12-1 Zaak C-30/12 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 23 januari 2012 Verwijzende rechter: Okresný súd Prešov (Slowakije) Datum van

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 18 december 1997*

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 18 december 1997* ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 18 december 1997* In zaak C-309/96, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EG-Verdrag van de Pretura circondariale di Roma, sezione distaccata di Tivoli,

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 22 september 1988*

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 22 september 1988* ARREST VAN 22. 9. 1988 ZAAK 236/87 ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 22 september 1988* In zaak 236/87, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van het Landessozialgericht

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 13/08/2015

Datum van inontvangstneming : 13/08/2015 Datum van inontvangstneming : 13/08/2015 Vertaling C-365/15-1 Zaak C-365/15 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 14 juli 2015 Verwijzende rechter: Finanzgericht Düsseldorf (Duitsland)

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 26/05/2014

Datum van inontvangstneming : 26/05/2014 Datum van inontvangstneming : 26/05/2014 Vertaling C-189/14-1 Zaak C-189/14 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 16 april 2014 Verwijzende rechter: Eparchiako Dikastirio Lefkosias

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF 7 juli 1992 *

ARREST VAN HET HOF 7 juli 1992 * ARREST VAN 7.7.1992 ZAAK C-369/90 ARREST VAN HET HOF 7 juli 1992 * In zaak C-369/90, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van het Tribunal Superior de Justicia de Cantabria

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 13 juli 1989*

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 13 juli 1989* SKATTEMINISTERIET / HENRIKSEN ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 13 juli 1989* In zaak 173/88, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van het Højesteret, in het aldaar aanhangig

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 30/07/2017

Datum van inontvangstneming : 30/07/2017 Datum van inontvangstneming : 30/07/2017 SAMENVATTING VAN HET VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING ZAAK C-368/17 van dit artikel voor de erkenning als bedoeld in de artikelen 21, 22, 23 en 24 van verordening

Nadere informatie

Vertaling C-291/13-1. Zaak C-291/13. Verzoek om een prejudiciële beslissing. Eparchiako Dikastirio Lefkosias (Cyprus)

Vertaling C-291/13-1. Zaak C-291/13. Verzoek om een prejudiciële beslissing. Eparchiako Dikastirio Lefkosias (Cyprus) Vertaling C-291/13-1 Zaak C-291/13 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 27 mei 2013 Verwijzende rechter: Eparchiako Dikastirio Lefkosias (Cyprus) Datum van de verwijzingsbeslissing:

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 24 januari 1991 *

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 24 januari 1991 * ARREST VAN 24. 1. 1991 ZAAK C-339/89 ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 24 januari 1991 * In zaak C-339/89, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van het tribunal de commerce

Nadere informatie