Tweede Kamer der Staten-Generaal

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Tweede Kamer der Staten-Generaal"

Transcriptie

1 Tweede Kamer der Staten-Generaal Zitting Nieuwe wettelijke regeling inzake het vervaardigen, verhandelen, vervoeren, voorhanden hebben, dragen enz. van wapens en munitie (Wet wapens en munitie) Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING I. ALGEMEEN Inleiding De oudste in Nederland nog geldende wet op het gebied van wapens en munitie is de Wet van 9 mei 1890, Stb. 81, houdende verbodsbepalingen tegen het dragen van wapenen, de z.g. Wapenwet. De hoofdregel van deze wet is dat het verboden is op de openbare weg of enige voor het publiek toegankelijke plaats een wapen bij zich te hebben. Onder wapens verstaat de wet zowel vuurwapens, als blanke wapens (slag, steek- of stootwapens). Zij beoogt niet de verspreiding van wapens onder de bevolking tegen te gaan. Voldoende is het als men deze niet op de openbare weg bij zich heeft. NadeWapenwet isin 1919 de Vuurwapenwet 1919tot stand gekomen. Anders dan de Wapenwet keert deze wet zich wel tegen de verspreiding van wapens, althans van vuurwapens, onder de bevolking. Voorwerp van regeling van deze wet zijn vuurwapens en munitie in ruime zin, bommen, alarmpistolen en namaakvuurwapens daaronder begrepen. De wet legt, tezamen met de daarop gebaseerde uitvoeringsmaatregel, het Vuurwapenreglement, het vervaardigen, herstellen, voorhanden hebben, afleveren, alsmede de invoer, uitvoer, doorvoer en het vervoer van vuurwapens en munitie aan banden. De Vuurwapenwet 1919 is het belangrijkste onderdeel van de thans nog geldende Nederlandse wapenwetgeving. In 1965 is ten slotte de Wet tot wering van ongewenste handwapenen, de z.g. stilettowet, tot stand gekomen. Deze verbiedt het voorhanden hebben, invoeren, vervaardigen en afleveren van een aantal bij algemene maatregel van bestuur genoemde handwapens, waaronder stiletto's. De stillettowet had oorspronkelijk een beperkte geldingsduur van 5 jaar, wat samenhing met de verwachting dat binnen afzienbare termijn een nieuwe wapenwet tot stand zou komen. Toen duidelijk werd dat de vernieuwing van de wetgeving vertraging zou gaan ondergaan, werd in 1970 de beperkte werkingsduur van de wet geschrapt. Op 9 december 1970 werd in Brussel een Beneluxovereenkomst inzake wapens en munitie ondertekend. Deze overeenkomst is voorzien van een bijlage, die gemeenschappelijke bepalingen bevat voor een aantal gedragim gen met wapens en munitie. De overeenkomst is met bijlagen en een gemeenschappelijke toelichting afgedrukt in het Tractatenblad 1971, nr. 41. Aan de toelichting bij de Beneluxovereenkomst ontlenen wij het volgende: Tweede Kamer, zitting , 14413, nrs

2 «Alle drie de Beneluxlanden kennen wettelijke voorschriften waardoor het bezit, het gebruik en de handel van wapens en munitie aan banden wordt gelegd. Met dergelijke voorschriften kunnen verschillende doeleinden worden nagestreefd, waarbij in de eerste plaats behoort de bescherming van de veiligheid van burger en staat. Tussen de wettelijke regelingen in de drie staten bestaan tamelijk grote verschillen. Zo kent België strenge regels voor wat betreft pistolen en revolvers, maar juist een grote vrijheid op het stuk van jacht- en sportgeweren. In Nederland evenwel worden al deze vuurwapens over een kam geschoren. Het is duidelijk dat het wegvallen van de controle aan de binnengrenzen automatisch zou leiden tot een soort feitelijke harmonisering op het gebied van het bezit van en gedeeltelijk ook van de handel in wapens en munitie. Deze zou het karakter krijgen van een harmonisering naar beneden, dat wil zeggen dat in feite de aanpassing zou plaatsvinden aan de minst strenge regels die in een van de drie Beneluxlanden gelden. Deze situatie moet als ongewenst worden beschouwd en is trouwens in strijd met de, mede op grond van Amerikaanse ervaringen, toenemende behoefte aan strenge regels op het gebied van het bezitten en dragen van wapens en een zo effectief mogelijke controle op de handel in wapens. In de geschetste omstandigheden lijkt harmonisatie van de wapenwetgeving het aangewezen middel.(...)». Tot dusverre is nog geen van de drie landen tot bekrachtiging van het verdrag overgegaan. Op te merken is dat voor alle drie de Beneluxlanden geldt dat zij, om het verdrag te kunnen bekrachtigen, hun binnenlandse wetgeving moeten aanpassen. Zowel België als Luxemburg zijn hier echter mee bezig. Juist daarom lijkt het gewenst dat ook Nederland, waarvoor de aanpassing overigens principieel niet zo ingrijpend zal behoeven te zijn, de uitvoering van het verdrag ter hand neemt. Gezien de leeftijd van de voornaamste bestanddelen van de geldende Nederlandse wapenwetgeving wordt het trouwens toch onvermijdelijk deze te vernieuwen. Overigens zou het onjuist zijn te stellen dat de Nederlandse wapenwetgeving, ten gevolge van haar ouderdom, gebrekkig is en dat daardoor het illegale vuurwapenbezit om zich heen heeft gegrepen. De wet, in het bijzonder de Vuurwapenwet 1919 met haar uitvoeringsbepalingen, is nog altijd een heel behoorlijk functionerend instrument. De regeling van de legale handel en het legale bezit van vuurwapens is vrijwel perfect. Dat daarnaast een omvangrijke illegale handel in en een omvangrijk illegaal bezit van vuurwapens is ontstaan, komt niet zo zeer doordat het systeem van de wet op zich zelf gebrekkig is, dan wel doordat zij niet wordt nageleefd. Dit laatste wordt dan weer in sterke mate in de hand gewerkt door de toegenomen mobiliteit en de zeer veel minder intensieve, soms zelfs afgeschafte, controle aan de landsgrenzen. Juist daardoor worden de beperkte bevoegdheden tot toezicht op de naleving, die de bestaande wetgeving verleent, gaandeweg meer als een tekort ervaren. Opzet van het ontwerp Bij het opstellen van het hierbijgaande wetsontwerp hebben de volgende uitgangspunten gegolden: a. uitvoering moet worden gegeven aan de Beneluxovereenkomst inzake wapens en munitie; b. zoveel mogelijk moet worden voortgebouwd op de bestaande wetgeving; c. voor zover wetgevende maatregelen daartoe kunnen dienen moet een bijdrage worden geleverd aan bestrijding van het illegale wapenbezit; d. de wet moet zo nodig kunnen worden ingevoerd zonder op de inwerkingtreding van de Beneluxovereenkomst te wachten. Bij vergelijking van het wetsontwerp met de Beneluxovereenkomst inzake wapens en munitie, en in het bijzonder met de daarbij gevoegde Gemeenschappelijke bepalingen, zal men vele punten van overeenkomst kunnen Tweede Kamer, zitting , 14413, nrs

3 ontdekken. Daarnaast zijn er ook wel verschilpunten, maar die zijn toch steeds van dien aard dat aan de overeenkomst als zodanig wordt voldaan. Het is nuttig te wijzen op de artikelen 2 en 11 van de overeenkomst, die bepaalde afwijkingen van de Gemeenschappelijke bepalingen toestaan. Wat waardevol gebleken is in de bestaande wetgeving en niet in strijd is met het verdrag, is zoveel mogelijk gehandhaafd. Wel zijn omvangrijke moderniseringen doorgevoerd op het stuk van taalgebruik en systematiek. Wat het laatste betreft moet vooral gewezen worden op de verdeling tussen regeling in de wet zelf en in lagere wetgevende bepalingen, vooral ministeriële verordeningen. Het wetsontwerp is gebaseerd op aanzienlijke delegatiemogelijkheden, waarbij echter de hoofdregels steeds in de wet zelf te vinden zijn. Een bijdrage tot de bestrijding van het illegale vuurwapenbezit wil het wetsontwerp voornamelijk leveren door ruime en betrekkelijk ingrijpende bevoegdheden in het leven te roepen ten behoeve van het toezicht op de naleving van de wet. Dit sluit aan bij de reeds in 1970 door mijn ambtsvoorganger genomen maatregelen tegen het illegaal wapenbezit. Deze maatregelen hielden o.m. de oprichting van een speciale opsporingsorganisatie en de aanwijzing van speciale officieren van justitie in. Daarnaast wordt een aantal strafposities verhoogd. Wij zijn op zichzelf niet zeer optimistisch over de preventieve werking van verhoogde strafbedreigingen. Bij de wet van 24 juni 1970 (Stb. 284) zijn enkele in de Vuurwapenwet 1919 bedreigde straffen reeds aanzienlijk verhoogd, zonder dat dit duidelijke resultaten heeft opgeleverd. De samenvoeging van de drie bestaande wetten tot één enkele wet brengt thans de noodzaak mee te komen tot een nieuw geharmoniseerd stelsel van strafposities. In de meeste gevallen is daarbij naar boven geharmoniseerd om zo de afkeuring van de wetgever ten opzichte van illegaal wapenbezit en gedragingen die dit kunnen bevorderen, kenbaar te maken. De mogelijkheid dat de hierbij voorgestelde wet eerder in werking treedt dan de Beneluxovereenkomst inzake wapens en munitie heeft ertoe geleid dat er enkele bepalingen zijn die eerst op een latere termijn kunnen gaan werken, namelijk op het moment van de inwerkingtreding van het verdrag. Omgekeerd was er ook behoefte aan tijdelijke bepalingen juist voor de tussengelegen periode, waarin het verdrag nog niet geldt. II. TOELICHTING OP DE ONDERDELEN 1. Algemene bepalingen Artikel 1 i H.R. 26 november 1963, NJ 1964,142. In dit artikel worden definities gegeven, waarvan een aantal voor zichzelf spreekt, maar andere een nadere toelichting behoeven. Dit geldt in de eerste plaats voor het begrip schietwapen. Dit treedt in de plaats van het begrip vuurwapen in de zin van de Vuurwapenwet Deze laatste wet definieert vuurwapen overigens niet. Zowel in de wet zelf (artikel 1), als in het Vuurwapenreglement (artikel 1) wordt slechts gezegd wat hieronder mede wordt verstaan. Voor het overige is het begrip in de loop der jaren door de jurisprudentie en door ministeriële circulaires afgebakend. Reeds de wet overschrijdt de grenzen van het klassieke begrip vuurwapen, door ook alarmpistolen en andere soortgelijke voor bedreiging of afdreiging geschikte voorwerpen onder vuurwapens te verstaan. De jurisprudentie heeft hetzelfde gedaan door bepaalde types luchtdrukwapens (het z.g. Barakuda-geweer, een zware luchtbuks, waarbij etherdamp wordt gemengd met de samengeperste lucht) als vuurwapen aan te merken 1. De Gemeenschappelijke bepalingen bij de Beneluxovereenkomst, die ove- rigens ook het begrip vuurwapen niet definiëren, voegen zwaardere lucht- drukwapens hieraan uitdrukkelijk toe. Als grens is gekozen een kinetische Tweede Kamer, zitting ,14413, nrs

4 mondingsenergie van 2,2 joule (in de Gemeenschappelijke bepalingen wordt deze grens aangeduid als 0,22 kgm, wat op hetzelfde neerkomt; de joule is een modernere aanduiding). Deze grens is indertijd proefondervindelijk gekozen. Gebleken is dat men met luchtdrukwapens met een kinetische mondingsenergie boven 2,2 joule van een afstand van 10 meter een mens ernstig letsel kan toebrengen, dat onder omstandigheden en vooral als van nog kortere afstand geschoten wordt, dodelijk kan zijn. Het wetsontwerp voert nu het algemene begrip schietwapen in. Beslissend is de geschiktheid om projectielen of stoffen (waaronder ook gassen) door een loop af te schieten. Loop is te verstaan als geleide-inrichting in ruime zin. Een katapult en een gewone boog missen zo'n geleide-inrichting en zijn derhalve geen schietwapen in de zin van de wet. De werking kan hetzij van chemische, hetzij van fysische aard zijn. Onder de definitie vallen enerzijds alle klassieke vuurwapens, waarvan de werking berust op het teweegbrengen van een chemische ontploffing of een andere chemische reactie, anderzijds ook wapens waarvan de werking berust op een natuurkundig proces, zoals luchtdruk, gasdruk of veerdruk. Voor deze tweede groep geldt echter de grens van een kinetische mondingsenergie van 2,2 joule. De meeste wapens van laatstbedoelde groep zijn thans vrij verkrijgbaar en betrekkelijk wijd verbreid. Hoewel over deze wapens af en toe klachten worden ontvangen en er ook wel misdrijven mee worden begaan, kan men toch niet zeggen dat de verbreiding van luchtdrukwapens een zodanige misstand is dat volledige feitelijke gelijkstelling met vuurwapens noodzakelijk is. Het is dan ook niet de bedoeling dat de wettelijke gelijkstelling tot een feitelijke zal leiden. Anders dan voor eigenlijke vuurwapens, zal voor luchtdrukwapens een ruimhartig verlovenbeleid worden gevoerd. Afgezien van het feit dat het Beneluxverdrag regulering verlangt, heeft dit ook wel een aantal voordelen, te weten: a. De handel zal geconcentreerd worden bij erkende wapenhandelaren; daardoor zal de verbreiding van kwalitatief slechte produkten, die gevaren kunnen opleveren, worden tegengegaan. Tevens ontstaan zodoende controlemogelijkheden voor de overheid. b. Er kan beter dan thans het geval is worden gedifferentieerd naar de aard van het luchtdrukwapen. c. Ook al zal, althans voor minder gevaarlijk te achten luchtdrukwapens, een ruim verlovenbeleid worden gevoerd, een zekere selectie zal wel worden toegepast. Zo zullen geen verloven worden gegeven aan minderjarigen en zal de justitiële documentatie worden geraadpleegd. d. Ten slotte wordt het mogelijk een verlof in te trekken in geval van misbruik. Munitie voor luchtdrukwapens is geen munitie in de normale zin. Een vuurwapenpatroon omvat een projectiel en de stof (kruit) die de drijfkracht levert. Bij een luchtdrukwapen wordt de drijfkracht geleverd door een pomp of gaspatroon in het wapen zelf. De patronen zijn niet meer dan losse projectielen, die dezelfde zijn voor lichte en voor zware luchtdrukwapens. Bepalend is de kinetische mondingsenergie en die hangt van het wapen zelf af. Projectielen voor luchtdrukwapens worden derhalve niet als munitie in de zin van de wet beschouwd. Overeenkomstige omschrijvingen, als hier gegeven, van het begrip beheerdervindt men in de Vestigingswet Bedrijven 1954 en in de Drank- en Horecawet. De begrippen invoeren uitvoer worden in de wetgeving in verschillende betekenissen gebruikt en dat kan aanleiding geven tot misverstand. Artikel 2 van de Vuurwapenwet 1919 machtigt de Kroon invoer, uitvoer en doorvoer van vuurwapens en munitie te verbieden en van deze machtiging is (artikel 2, Vuurwapenreglement) ook gebruik gemaakt. Een invoerverbod vindt men eveneens in artikel 2 van de Wet tot wering van ongewenste handwapenen. Onder invoer wordt hier verstaan het binnen het Nederlandse grondgebied brengen, en onder uitvoer het doen verlaten van dat grondgebied. De ln- en Uitvoerwet hanteert echter niet deze geografische begrippen in- en uitvoer, Tweede Kamer, zitting , 14413, nrs

5 maar technische begrippen, namelijk het brengen van goederen in, resp. buiten het vrije verkeer. Het onderhavige wetsontwerp sluit zich hierbij voor wat invoer betreft, door verwijzing naar de ln- en Uitvoerwet, aan. De toevoeging «handelingen waarmee beoogd wordt goederen anders dan als douanegoed in het verkeer te brengen, daaronder begrepen» doelt optijdelijke invoer. Voorheen werd deze veelal als een species van invoer beschouwd. Uit de wet van 24 maart 1976 (Stb. 215) tot wijziging van de In-en Uitvoerwet is echter af te leiden dat tijdelijke invoer een afzonderlijke figuur is waarop de voor invoer geldende regels van toepassing verklaard kunnen worden. Zie verder de toelichting op artikel 14. Voor de geografische begrippen worden de termen binnenkomen en uitgaan gebruikt, die ook voorkomen in de Algemene wet inzake de douane en de accijnzen. Op te merken is dat artikel 3 van de Gemeenschappelijke bepalingen bij de Beneluxovereenkomst zegt dat de genoemde begrippen moeten worden opgevat in de zin van de douanewetgevingen. Het uitgangspunt van het genoemde verdrag en de Gemeenschappelijke bepalingen is dat het gehele Beneluxgebied als één geheel wordt beschouwd. Binnenkomen is dus uitsluitend binnenkomen uit een derde land en onder uitgaan valt alleen uitgaan naar een derde land. Transacties tussen de Beneluxlanden vallen niet onder binnenkomen en uitgaan, maar onder overdracht en verkrijging, alsmede onder vervoer. De in artikel 1 onder 8 van het wetsontwerp gegeven omschrijving sluit daarbij aan. Zolang de Beneluxovereenkomst niet in werking is, gelden ook de daar gegeven voorschriften inzake overdracht, verkrijging en vervoer niet. Zodoende zou een gat in de reglementering kunnen vallen. Omditopte vangen vult artikel 58 de in artikel 1, onder 7, gegeveh omschrijving aan tot binnenkomen en uitgaan uit of naar België en Luxemburg. Op grond van artikel 65, derde lid, zal dit artikel weer vervallen wanneer het verdrag in werking treedt. Het binnenkomen uit België is mogelijk via de landgrenzen, over zee en door de lucht. Binnenkomen uit Luxemburg is alleen mogelijk door de lucht. Voor uitgaan geldt het omgekeerde. De begrippen vervoeren dragen zoals omschreven onder 9 en 10 liggen in eikaars verlengde. De omschrijving is ruimer dan in de taalkundige begrippen vervoer en dragen besloten ligt. Bij zich hebben is een begrip uit de Wapenwet van 1890, waaronder niet alleen valt hetgeen men aan het lichaam draagt, maar al datgene dat men onder zijn onmiddellijk bereik heeft. Onder een wapen dat men bij zich heeft valt met name ook een wapen dat men in de bagageruimte van de auto heeft. Het begrip overdragen omvat het in de Vuurwapenwet 1919 gehanteerde afleveren, maar is wederom iets ruimer gedefinieerd waarbij aansluiting is gezocht bij de terminologie van Boek 3 nieuw BW. Onder overdragen valt ook tijdelijk afstaan aan een ander. Het eveneens in het wetsontwerp gebruikte begrip verkrijgen is het spiegelbeeld van overdragen. Een afzonderlijke definitie van verkrijgen was niet noodzakelijk omdat het wetsontwerp geen voorschriften bevat die rechtstreeks betrekking hebben op het verkrijgen van wapens of munitie. Artikel 2 Evenals de Gemeenschappelijke bepalingen kent het wetsontwerp een verdeling van wapens en munitie in categorieën. De toelichting op het Beneluxverdrag zegt over de in de daarbij behorende Gemeenschappelijke bepalingen gevolgde indeling: «Bij de indeling in categorieën is het systeem gevolgd dat in categorie I de als bijzonder gevaarlijk beschouwde wapens voorkomen. In de categorieën II en III zijn de overige wapens en munitie ingedeeld. De bepalingen voor deze beide categorieën zijn goeddeels dezelfde, althans wat de handel en de fabricage betreft. Het verschil tussen beide categorieën is dat het bezit en het dragen van de wapens van categorie II ook aan particulieren kan worden toegestaan, wat bij die van categorie III niet het geval is.» Ter voorkoming van misverstand: in dit citaat gaat het om de categorieën van de Gemeen- Tweede Kamer, zitting , 14413, nrs

6 schappelijke bepalingen waarop die in het wetsontwerp een, anders geordende variatie vormen. Het wetsontwerp volgt een indeling in vieren, waarbij van I naar IV een afdalende mate van gestrengheid van de regels die van toepassing zijn, bestaat. Indeling in dezelfde categorie betekent niet dat de wapens naar hun aard verwantschap vertonen doch alleen dat voor hen dezelfde voorschriften gelden. In categorie I vindt men die wapens waarvoor de strengste voorschriften bestaan. In beginsel zijn deze wapens als zodanig verboden, zij het dat op dit beginsel wel uitzonderingen mogelijk zijn, bij voorbeeld ten behoeve van verzamelingen of instructie aan de politie. De in deze categorie ondergebrachte wapens vindt men ook in categorie I van de Gemeenschappelijke bepalingen. De onder 1 t/m 3 genoemde wapens zijn in Nederland reeds verboden krachtens de Wet tot wering van ongewenste handwapenen. Onder wurgstokken vallen de krachtens die wet aangewezen nunchakuwapens. Het zowel onder 1 als onder 4 gehanteerde begrip blanke wapens is niet gedefinieerd. Volgens Van Dale vallen hier bajonetten, lansen, zwaarden en degens onder. Het begrip zal met gezond verstand gehanteerd moeten worden zodat siervoorwerpen als briefopeners die niet als wapen bestemd zijn en voor gebruik als zodanig niet méér dan andere gebruiksvoorwerpen geschikt zijn, er niet toe gerekend behoeven te worden. Vanzelfsprekend moet worden gekeken naar de aard van het wapen. Een blank wapen verandert niet van aard wanneer het zich in de schede bevindt. Onder 4 zijn in de eerste plaats alle bijzonder gevaarlijk en deloyaal te achten wapens gebracht, die uiterlijk gelijken op een ander voorwerp. Dit kunnen zowel schietwapens als slag- en steekwapens zijn. De vermomming geschiedt in de regel als normale gebruiksvoorwerpen, zoals paraplu's. Onder 5 vallen schietwapens die zodanig zijn gewijzigd dat het dragen niet zichtbaar is, of dat de aanvalskracht wordt verhoogd. Daarmee wordt vooral gedoeld op vuurwapens waarvan de loop ten dele is afgezaagd. Ook dergelijke wapens moeten als bijzonder gevaarlijk worden beschouwd. De wet kent de mogelijkheid om bij ministeriële verordening categorie I aan te vullen. Ookde Wet tot wering van ongewenste handwapenen bevat een dergelijke delegatie (zij het dan aan de Kroon). De praktijk wijst uit dat een grote vindingrijkheid bestaat bij het ontwikkelen van nieuwe als wapen te gebruiken voorwerpen. De thans onder 3 vallende nunchakuwapens vormen daarvan een voorbeeld. Het is noodzakelijk dat de overheid in dergelijke gevallen snel kan reageren. Ook namaakwapens kunnen op grond van deze bepaling worden aangewezen. Overigens is de delegatie geclausuleerd door de eis dat de betrokken voorwerpen hetzij een ernstige bedreiging van personen moeten kunnen vormen, hetzij zodanig op een wapen moeten gelijken dat zij voor bedreiging of voor afdreiging geschikt zijn. Het spreekt vanzelf dat geen voorwerpen kunnen worden aangewezen, die reeds onder een van de andere categorieën vallen. In categorie II vindt men die wapens en munitie, die niet alleen geheel gereglementeerd zijn, maar die ook onder geen omstandigheden in handen van particulieren behoren te komen. Hieronder vallen onder meer specifiek militaire vuurwapens. Een deel van de daar genoemde wapens valt in de gemeenschappelijke bepalingen bij de Beneluxovereenkomst onder categorie I. Gezien artikel 11 van het verdrag zelf, juncto artikel 5, tweede lid, van de Gemeenschappelijke bepalingen, kunnen dergelijke wapens wel worden gebruikt door het openbaar gezag, met name de strijdkrachten. Bij de afgifte van vergunningen tot vervaardiging en verhandeling van deze wapens dient uiteraard, zodra het verdrag in werking is getreden, met de voorschriften van de Gemeenschappelijke bepalingen nauwlettend rekening te worden gehouden. Onder categorie II vallen de meeste vuurwapens, behalve die, genoemd onder categorie I onder 4 en 5 (gecamoufleerde en getransformeerde wapen) en die, welke vallen onder categorie III, dat zijn degene die ook in handen van particulieren mogen komen. Tweede Kamer, zitting , 14413, nrs

7 Tot de onder II, 1 vallende wapens, behoren vrijwel alle vuurwapens, die niet de vorm van geweren, pistolen of revolvers hebben. Dat zijn voornamelijk de militaire vuurwapens die men thans vindt in de Vuurwapenwet 1919, lid 2, sub b, zoals kanonnen, houwitsers, vuurmonden, mortieren, antitankwapens, raketlanceerwapens en vuurwapens zonder terugstoot. Automatische vuurwapens, zoals machinegeweren en machinepistolen zijn afzonderlijk onder 2 genoemd. Zij vallen derhalve onder categorie II, ook al hebben zij de vorm van geweren, revolvers of pistolen. Onder automatisch vuren is te verstaan het vuren in zogenaamde vuurstoten, dat wil zeggen dat door één beweging van de trekker meer dan één schot wordt afgevuurd. Categorie II onder 3 stemt overeen met categorie I onder 1 en 2 van de Gemeenschappelijke bepalingen bij de Beneluxovereenkomst. Opvouwbare en uitneembare geweren zijn gevaarlijker dan gewone omdat zij gemakkelijkerte verbergen zijn. Op te merken is dat de meeste geweren door demontage uiteengenomen kunnen worden. Dat is hier niet bedoeld. Het gaat om wapens die zo geconstrueerd zijn dat ze door een eenvoudige beweging, zoal het losmaken van een pal, opgevouwen of uiteengenomen kunnen worden. De mogelijkheid dat kolf en loop onderling te scheiden zijn heeft niet tot gevolg dat een geweer onder categorie II valt. Waar het om gaat is of hetzij kolf, hetzij loop zelf uiteen te nemen zijn. Voorzover jacht- of andere geweren in omloop zijn die onder de omschrijving van categorie II onder 3 vallen zullen zij na de inwerkingtreding van de nieuwe wet niet meer in handen van particulieren mogen zijn en hetzij omgebouwd, hetzij ingeleverd moeten worden. Voorts heeft categorie II betrekking op bij de wapens behorende munitie, op bommen, molotov-cocktails en ook op bajonetten. Deze laatste zijn blanke wapens, die de Gemeenschappelijke bepalingen op een lijn stellen met stiletto's. Anders dan stiletto's worden bajonetten echter door de strijdkrachten gebruikt, wat hun opneming in categorie II rechtvaardigt. Het onder 6 gehanteerde begrip medische hulpmiddelen dient te worden verstaan in de betekenis die de Wet medische hulpmiddelen daaraan toekent. In categorie III vindt men die wapens en munitie, die wel gereglementeerd zijn, maar die ook in handen van particulieren mogen komen. Hieronder vallen gewone geweren, revolvers en pistolen en ook geweren en pistolen die werken met luchtdruk, gasdruk of met behulp van een veer, voor zover althans de kinetische mondingsenergie 2,2 joule of hoger is. Zoals reeds bleek zijn de regels dezelfde, maar zal het beleid verschillend zijn. Toestellen voor beroepsdoeleinden, zoals schiethamers en slachtapparaten, die geschikt zijn om projectielen af te schieten zijn in Nederland aan het verdwijnen om plaats te maken voor meer geperfectioneerde en minder gevaarlijke apparaten, die zonder projectielen werken. Apparaten van laatstbedoelde soort vallen buiten de werkingssfeer van de voorgestelde wet. Voor zover daar behoefte aan bestaat, is het mogelijk voor apparaten met projectielen vergunningen en verloven te geven. Ten aanzien van de onder 4 genoemde groep kan worden opgemerkt dat van deze blanke wapens tot dusver slechts het dragen verboden was. Thans komen de blanke wapens die onder categorie III, 4 worden genoemd (en die niet tweesnijdend zijn, want dan vallen ze onder categorie I) onder hetzelfde regiem als vuurwapens te vallen. Evenmin als voor luchtdrukwapens betekent dit echter dat een even restrictief beleid als voor vuurwapens zal worden gevoerd. Met name voor verzameldoeleinden en voor wandversiering zullen vrijstellingen of ontheffingen kunnen worden gegeven. Die degens, zwaarden en sabels die wél bestemd zijn voor de schermsport vallen niet onder de wet en zijn dus vrij. Hetzelfde geldt voor de onder 6 bedoelde alarmen startpistolen. De gevaarlijkere soorten daarvan, vooral degene die door hun uiterlijk voor bedreiging geschikt zijn, zullen worden aangewezen, en daarvoor zal een verlof nodig zijn. De ongevaarlijke types blijven vrij. De onder 5 genoemde wapenstokken behoeven slechts in uitzonderingsgevallen, met name voor doeleinden van zelfverdediging, in handen van particulieren te komen. Tweede Kamer, zitting ,14413, nrs

8 Op te merken is dat een wapen zowel onder de omschrijving van een der categorieën II of III en onder die van categorie I kan vallen. Voorbeelden zijn schietwapens, geschikt om automatisch te vuren, die uiterlijk gelijken op een ander voorwerp dan een wapen en schietwapens in de vorm van geweren, waarvan de loop is afgezaagd, zodat het dragen niet of minder zichtbaar of herkenbaar is. In zo'n geval gelden de strengste regels, dat wil zeggen die van artikel 13, geldend voor wapens van categorie I. Dat neemt niet weg dat een schietwapen, geschikt om automatisch te vuren, ook al gelijkt het uiterlijk op een ander voorwerp dan een wapen, tevens als een wapen van categorie II kan worden aangemerkt. Wie terecht staat wegens overtreding van artikel 26, omdat hij zo'n wapen onrechtmatig voorhanden had, kan zich derhalve niet verweren met het argument dat het wapen onder categorie I viel en derhalve artikel 26 niet van toepassing was. Voor de wapens van categorie IV gelden alleen voorschriften inzake het dragen. Op dit stuk blijft de situatie dezelfde als die geldt krachtens de Wapenwet van De in deze categorie bedoelde voorwerpen kunnen van allerlei aard zijn, zoals dolkmessen, knuppels, flessen en tafelpoten. Het is uiteraard niet zinvol het verhandelen of voorhanden hebben daarvan te reglementeren, maar wel kan het onder omstandigheden nuttig zijn het op de openbare weg of andere voor het publiek toegankelijke plaatsen bij zich hebben van dergelijke voorwerpen te verbieden. Ook lichte luchtdrukwapens e.d. met een kinetische mondingsenergie van minder dan 2,2 joule kunnen onder deze categorie vallen. Artikel 3 Onderdelen en hulpstukken worden in beginsel met de wapens of munitie, waarvoor zij bestemd zijn, gelijkgesteld. Het moet wel om specifieke onderdelen of hulpmiddelen gaan, en niet om bij voorbeeld schroeven en moeren. Lege hulzen van afgeschoten patronen zijn niet zonder meer geschikt om opnieuw munitie van te maken en vallen dus in het algemeen niet onder deze bepaling. Artikel 4 In dit artikel wordt de Minister van Justitie de bevoegdheid gegeven ontheffing en vrijstelling te geven van daartoe in aanmerking komende voorschriften van de wet voor wapens waarvan, ten gevolge van hun aard of bestemming, te verwachten is dat zij niet meer als zodanig zullen worden gebruikt. Overeenkomstig een in de wetgeving meer en meer gebruikelijk onderscheid wordt onder een ontheffing een individuele dispensatie verstaan, onder een vrijstelling een groepsgewijze of generieke. De bepaling stemt overeen met de Beneluxovereenkomst inzake wapens en munitie (artikel 6). Vergelijkbare bepalingen komen thans voor in artikel 16 van de Vuurwapenwet 1919 en in artikel 2, derde lid van de Wettotwering van ongewenste handwapenen. De door artikel 4 gegeven uitzonderingsmogelijkheid geldt in beginsel voor alle bepalingen van de wet, ook die voor wapens van categorie I. Van de uitzonderingsmogelijkheid dient uiteraard een behoedzaam gebruik gemaakt te worden, waarbij de mate van behoedzaamheid dient toe te nemen al naar gelang het gaat om wapens die behoren tot de in artikel 4, eerste lid, genoemde groepen a-c. Het is duidelijk dat wapens die niet voor gebruik als zodanig geschikt te maken zijn weinig gevaarlijk zijn en het is even duidelijk dat gebruik als wandversiering wapens op zichzelf niet ongevaarlijk maakt. Het komt echter wel voor dat z.g. krissen, die kunnen vallen onder categorie I, als wandversiering worden gebruikt. Onder omstandigheden kan dit ongevaarlijk zijn en kan daarvoor een ontheffing worden verleend. Daarentegen zal een wandversiering bestaande uit ploertendoders in het algemeen tot wantrouwen stemmen; zij zal niet gauw voor een ontheffing in aanmerking Tweede Kamer, zitting , 14413, nrs

9 komen. Voor de middelste groep, wapens die het karakter dragen van oudheden, zullen nog nadere richtlijnen worden gegeven. Deze bestaan ook thans, ter uitvoering van artikel 16 van de Vuurwapenwet 1919 in de vorm van tot het openbaar ministerie en de politie gerichte circulaires 2. Het woord wandversiering is in de Franse tekst van de Beneluxovereenkomst weergegeven als panoplie, een term die niet per se met wand samenhangt. Daaruit volgt dat een zekere ruimte in de interpretatie geboden kan zijn. Het feit dat een versiering aan een deur, schoorsteen of zelfs plafond is aangebracht is geen reden het artikel niet van toepassing te achten. Zie ook artikel 5. Artikel 5 De in artikel 2 en in artikel 4 gegeven omschrijvingen beperken zich tot grote lijnen. Nadere specificatie zal onvermijdelijk zijn. Dit zal geschieden bij ministeriële verordening. Op dergelijke wijze kunnen ook nadere voorschriften worden gegeven ten aanzien van namaakwapens, zoals speelgoed. Artikel 6 Dat vergunningen, ontheffingen enz. onder beperkingen kunnen worden verleend en dat daaraan voorschriften kunnen worden verbonden is in de wetgeving betrekkelijk gebruikelijk. Ter vereenvoudiging is in dit wetsontwerp een algemene bepaling van deze strekking in artikel 6 opgenomen. Bij niet naleving van een voorschrift kan de vergunning enz. worden ingetrokken, terwijl dit bovendien een strafbaar feit oplevert. Wanneer een beperking wordt overschreden, dan wordt de betrokkene geacht zonder vergunning enz. te hebben gehandeld, zodat hij deswege kan worden vervolgd. Artikel 7 Deze bepaling, die het mogelijk wil maken vergunningen enz. te kunnen weigeren of in te trekken, buiten de normale hiervoor geldende gronden, is bedoeld voor buitengewone omstandigheden. Men behoeft daarbij niet direct te denken aan de omstandigheden waarvoor de Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag is bestemd. Denkbaar is dat bij onlusten van plaatselijke of anderszins beperkte aard, het geboden voorkomt tijdelijk in bepaalde plaatsen of bij bepaalde groepen van de bevolkings wapens uit de circulatie te nemen. De Vuurwapenwet 1919 (artikel 9) bevat een vergelijkbare, zij het niet tot buitengewone omstandigheden beperkte, bepaling. Artikel 8 2 Zie het Algemeen Politiebesluit van 14februari1970 Dit artikel ziet op de inlevering van vuurwapens waarmee op zichzelf geen overtreding behoeft te zijn begaan. Het is mogelijk dat iemand, zoals het Ierse lid veronderstelt, wapens of munitie voorhanden heeft, zonder daartoe bevoegd te zijn, terwijl er toch geen aanleiding is hemte vervolgen wegens een strafbaar feit. Het kan zijn dat hij voor het wapen al verlof had, maar dat dit verlopen of ingetrokken is. Het kan ook zijn dat hij het wapen heeft geërfd. Ten slotte is denkbaar dat bezit van dit wapen oorspronkelijk vrij was, maar dat dit onder de wet is komen te vallen, hetzij door de inwerkingtreding van de wet zelf, hetzij door een uitvoeringsmaatregel. In al die gevallen dient het betrokken wapen terstond ingeleverd te worden. Wanneer aan de daarvoor geldende verplichting geen gevolg wordt gegeven, is dit een strafbaar feit. Dit feit kan overigens wel gepaard gaan met het veel ernstiger strafbaar feit van het wederrechtelijk voorhanden hebben van een wapen. Het tweede lid staat in verband met de bepaling van artikel 7. Een bevel als bedoeld in artikel 8, tweede lid, kan een uitvloeisel zijn van intrekking van verloven op grond van artikel 7. Op te merken is dat artikel 7 niet toestaat erkenningen in te trekken, maar dat het desondanks onder omstandigheden Tweede Kamer, zitting , 14413, nrs

10 wel mogelijk is dat het hoofd van plaatselijke politie erkenden ertoe verplicht de wapens die zij (legaal) voorhanden hebben in bewaring te geven. Artikel 8. tweede lid, is overigens een uitwerking van het bestaande artikel 9, eerste lid, van de Vuurwapenwet Het derde lid van artikel 8 is de pendant van het tweede lid van artikel 9 van de Vuurwapenwet, zij het dat de bevoegdheid die thans door het hoofd van plaatselijke politie, met machtiging van de Minister van Justitie kan worden uitgeoefend, wordt opgedragen aan de Minister van Justitie zelf. Dit lijkt, gezien de aard van de betrokken maatregel, juister. De leden 4 t/m 7 regelen wat gebeuren moet met in bewaring gegeven wapens. Deze regeling is in aanzienlijke mate ontleend aan het bestaande artikel 10 van de Vuurwapenwet Ten overvloede bepaalt het achtste lid van artikel 8 dat in voorkomende gevallen de normale bevoegdheden tot inbeslagneming, verbeurdverklaring en onttrekking aan het verkeer uitgeoefend kunnen worden. Dit zal in het bijzonder het geval zijn wanneer sprake is van illegaal voorhanden hebben. Indien iemand een wapen inlevert, dat hij enige tijd illegaal voorhanden heeft gehad, dan ligt het voor de hand dat zo'n wapen niet in bewaring genomen wordt, maar dat het in beslag wordt genomen, en dat zijn verbeurdverklaring bij de rechter zal worden gevorderd. 2. Erkenning Volgens de Gemeenschappelijke bepalingen bij de Beneluxovereenkomst (artikel 4) is voor elke bedrijfsmatige activiteit met betrekking tot wapens en munitie een erkenning vereist. De erkenning zal, voor wat vuurwapens betreft, de plaats innemen van de thans in artikel 3 van de Vuurwapenwet geregelde algemene machtiging. Evenals deze laatste figuur is de erkenning in zoverre algemeen, dat zij niet op bepaalde geïndividualiseerde wapens, maar op nader te omschrijven groepen wapens betrekking heeft. Dat neemt niet weg dat een beschikking tot verlening, weigering, wijziging of intrekking van een erkenning weldegelijk een individueel karakter heeft. In de bepalingen van 2 worden naast elkaar gebruikt enerzijds de begrippen aanvrager c.q. houder van een erkenning (bij voorbeeld artikel 10, lid 2, artikel 11, lid 1) en beheerder (bij voorbeeld artikel 11, lid 1).Te bedenken is dat de aanvrager of houder van een erkenning veelal een rechtspersoon of een niet rechtspersoonlijkheid bezittende vennootschap zal zijn. Aanvrager of houder is de rechtspersoon of vennootschap. Overeenkomstig de in artikel 1, onder 5 gegeven definitie is de beheerder echter een natuurlijk persoon. Artikel 9 Erkenning kan gegeven worden voor het fabriceren van wapens en voor het beroepsmatig verhandelen en repareren daarvan. Particulieren mogen wel zonder erkenning wapens verhandelen of repareren, maar uiteraard alleen voor zover zij bevoegd zijn deze voorhanden te hebben en voor zover aan de overige wettelijke vereisten, met name op het stuk van overdracht, is voldaan. Het derde lid geeft aan dat erkenningen als regel van beperkte aard zullen zijn. Wie erkend is om jacht- en sportwapens te verhandelen en te repareren, mag ze nog niet zelf vervaardigen en evenmin mag hij in militaire wapens gaan handelen. Artikel 10 Evenals thans het geval is, zullen aan erkende wapenhandelaren, in het bijzonder wanneer zij aan het publiek leveren, betrekkelijk hoge eisen worden gesteld. Er moet een redelijke mate van zekerheid bestaan dat niet geknoeid wordt, geen misbruik wordt gemaakt van wapens, zorgvuldigheid in Tweede Kamer, zitting ,14413, nrs

11 acht wordt genomen om te voorkomen dat anderen knoeien of misbruik maken, terwijl ook ongelukken met wapens zoveel mogelijk voorkomen moeten worden. Tot dat laatste doel dienen de in het derde lid genoemde, nader vast te stellen, eisen van vakbekwaamheid. Op te merken is dat thans het bedrijfsmatig ten behoeve van particulieren verrichten van herstellings- of onderhoudswerkzaamheden is geregeld in het Vestigingsbesluit vuurwapenbedrijf van 20 december 1958, Stb. 632, laatstelijk gewijzigd bij het besluit van 26 februari 1973, Stb. 93. Dit besluit berust op de Vestigingswet bedrijven Door de bij besluit van 16 mei 1972, Stb. 273, samenhangend met de invoering van de Vestigingswet detailhandel, in dit besluit aangebrachte wijziging, is voor de verkoop aan particulieren vakbekwaamheid geen vereiste meer. In de praktijk gaat handel in vuurwapens doorgaans gepaard met het verrichten van herstellings- en onderhoudswerkzaamheden waarvoor wèl vakbekwaamheid is vereist. Mede in verband daarmee zijn tot dusverre geen algemene machtigingen op grond van de Vuurwapenwet 1919 afgegeven aan handelaren die niet aan eisen van vakbekwaamheid voldoen. Artikel Deze artikelen bevatten gronden tot weigering en tot intrekking van erkenningen. De intrekkingsgronden zijn enerzijds ruim genoeg om in voorkomende gevallen de geboden maatregelen te kunnen nemen, anderzijds nauw genoeg omschreven om de erkenden de nodige rechtszekerheid te kunnen bieden. 3. Bepalingen voor wapens en munitie van categorie I Artikel 13 Zoals reeds bleek gelden voor wapens van categorie I de strengste regels. Alle denkbare gedragingen daarmee zijn verboden. Dit sluit aan bij artikel 5 van de Gemeenschappelijke Bepalingen, waaraan artikel 13 goeddeels is ontleend. Alleen voor de strijdkrachten is een uitzondering voorzien. Wanneer deze behoefte zouden hebben aan wapens van categorie I moeten deze ook vervaardigd, ingevoerd, vervoerd en overgedragen kunnen worden. Tot dit doel is een ontheffingsmogelijkheid ingebouwd. Voorts kunnen ontheffingen gegeven worden om over de bedoelde wapens te beschikken ten behoeve van instructie aan de politie. Zoals reeds bleek geldt de vrijstellings- en ontheffingsbepaling voor de bijzondere, in artikel 4 genoemde, gevallen ook voor wapens van categorie I. 4. Binnenkomen en uitgaan van wapens en munitie van de categorieën II en III De paragrafen 4 t/m 7 geven regels die gelden voor wapens van de categorieën II en III. Daarbij zijn toestemmingen tot gedragingen die hier gemakshalve samengevat kunnen worden, als im- en export, aangeduid als consent. Dit stemt overeen met de bij de uitvoering van de Vuurwapenwet 1919 gehanteerde terminologie en de voornaamste bedoeling van de handhaving hiervan is het onderscheid aan te geven met vergunningen, gegeven krachtens de ln- en Uitvoerwet. Artikel 14 In dit artikel vindt men een algemeen verbod tot het doen binnenkomen en doen uitgaan van wapens en munitie zonder consent. Dit verbod stemt in grote lijnen overeen met het voorschrift dat men thans vindt in artikel 2 van het vuurwapenreglement. Afgezien van de modernisering van de terminolo- Tweede Kamerzitting , 14413, nrs

12 gie, waarover al gesproken is in de toelichting bij artikel 1, zijn er enkele verschillen. Het eerste vloeit voort uit de opzet van de wet, die een ruimere werkingssfeer heeft dan de Vuurwapenwet Ook die wapens die voorkomen in de categorieën II en III, die geen vuurwapens zijn, worden thans door het verbod getroffen. In de tweede plaats bevat het geciteerde artikel van het Vuurwapenreglement enkele van rechtswege geldende uitzonderingen. Deze zijn in het wetsontwerp niet overgenomen, maar het vierde lid van artikel 14 geeft de mogelijkheid vrijstellingen vast te stellen. Het is de bedoeling dat o.m. een vrijstelling zal worden gegeven voor wapens die in gebruik zijn bij de strijdkrachten. Doen binnenkomen resp. uitgaan heeft hier de betekenis van bewerken dat iets binnenkomt of uitgaat. Het woord «doen» wil dus niet aangeven dat sprake zou moeten zijn van doen plegen in de zin van artikel 47 WvS. Het begrip «invoer» heeft, aldus blijkt uit artikel 1 (vgl. ook de toelichting op dit artikel) dezelfde betekenis als de ln- en uitvoerwet, dat wil zeggen het brengen van goederen in het vrije verkeer. De reglementering van het binnenkomen heeft ten dele een andere ratio dan die van het uitgaan. Voor beide geldt de wens het wapenbestand te beheersen, waarvoor registratie zowel bij binnenkomst als bij uitgaan noodzakelijk is. Voorts zit, wat het binnenkomen betreft, de bedoeling voor het binnenlandse wapenbezit zoveel mogelijk te beperken en te beheersen. Dat het uitgaan is gereglementeerd vindt zijn oorzaken in overwegingen van internationale solidariteit terwijl mede overwegingen van buitenlands-politieke aard een rol kunnen spelen. Wanneer een wapen uitgaat is alleen van belang dat het Nederland verlaat en wat de bestemming is. De douanerechtelijke status die het wapen in Nederland had, doet er, althans uit een oogpunt van wapenwetgeving, niet meer toe. Bij binnenkomen is dit anders. Daar is immers in de eerste plaats van belang dat wapens niet in handen van onbevoegden komen. Het consent van binnenkomst kan daarom verschillende gedaanten hebben, al naargelang de douanerechtelijke status die de wapens in Nederland moeten krijgen; het consent kan worden afgegeven ten behoeve van invoer, van doorvoer of van opslag en overbrenging onder douaneverband. De vereisten zijn verschillend. De regeling volgt in grote trekken uit artikel 6 de Gemeenschappelijke bepalingen bij de Beneluxovereenkomst. Uit de definitie van invoer in artikel 1, onder 6, volgt dat onder invoer mede wordt begrepen het tijdelijk binnenkomen in het kader van douaneregelingen met betrekking tot tijdelijke invoer. Hierbij kan gedacht worden aan het zogenaamd actief veredelingsverkeer en voorts aan een particulier uit het buitenland die in Nederland aan een schietwedstrijd komt deelnemen met medeneming van zijn wapen. Artikel 14 regelt ook (overeenkomstig de Gemeenschappelijke bepalingen bij de Beneluxovereenkomst) het wijzigen van de bij binnenkomst aangegeven bestemming. Het is denkbaar dat goederen binnenkomen met de bestemming te worden doorgevoerd, maar dat degene die de beschikking over de goederen heeft ze bij nader inzien wil invoeren. Daarvoor is een consent vereist dat, in dit geval, is gelijkgesteld aan een consent tot binnenkomen voor invoer. Zijn de goederen binnengekomen voor overbrenging en opslag onder douaneverband en krijgen ze vervolgens de bestemming doorvoer, dan moet daarvoor een consent worden gevraagd, dat gelijk staat aan een consent tot binnenkomen voor doorvoer, hetgeen betekent dat aan de vereisten tot uitgaan moet worden voldaan. Het vierde lid stelt de eis dat wapens en munitie zodanig zijn verpakt dat zij niet voor onmiddellijk verbruik kunnen worden aangewend. Wordt aan deze eis niet voldaan, dan is het consent niet geldig, met alle gevolgen van dien. Op te merken is dat consenten vooral zullen dienen voor commerciële doeleinden. Het is echter niet uitgesloten dat ook een particulier voor een wapen (van categorie III) dat hij voorhanden mag hebben een consent tot binnenkomen of uitgaan krijgt. Ook in dat geval zal aan de eis van artikel 14, vierde lid, moeten worden voldaan. Daarnaast wordt echter overwogen juist voor wa- Tweede Kamer, zitting , 14413, nrs

13 pens als jachtgeweren, ten behoeve van degenen die deze voorhanden mogen hebben een vrijstelling in het leven te roepen naar het model van artikel 2, tweede lid onder 2, van het Vuurwapenreglement. Artikel 15 De bedoeling van artikel 15, volgens welk in- en uitvoervergunningen afgegeven op grond van de ln- en uitvoerwet, tevens kunnen gelden als consenten op grond van de Wet wapens en munitie, is om bureaucratische rompslomp zoveel mogelijk te voorkomen. Wanneer maar aan de materiële en administratieve vereisten van de Wet wapens en munitie is voldaan, is het verlangen van een dubbele vergunning niet zinvol. Artikel 16 Het derde lid sluit aan bij de geldende regeling. Het doen binnenkomen en doen uitgaan van vuurwapens door of vanwege het Rijk is momenteel echter vrij. In het kader van de verstrakking van de reglementering zal dat in de toekomst niet meer zo zijn. Voor binnenkomende transacties ten behoeve van de strijdkrachten zal dan de Minister van Defensie toestemming moeten verlenen en voor dergelijke transacties ten behoeve van de overige openbare dienst de Minister van Justitie. Consenten tot uitgaan, ook ten behoeve van de openbare dienst, zullen worden gegeven door de Commissarissen van de Koningin. Voor wat de krijgsmacht betreft is met name gedacht aan aankoop van nieuwe wapens. Daarnaast komt grensoverschrijding voor van wapens die bij de strijdkrachten (Nederlandse of bondgenootschappelijke) in gebruik zijn, waarbij ook gewezen moet worden op bezoekende oorlogsschepen. Zoals al bleek is het de bedoeling voor dergelijke situaties een vrijstelling te geven. Het tweede lid van artikel 16 treedt eerst in werking tezamen met de Beneluxovereenkomst inzake wapens en munitie. Zolang dit niet het geval is geldt artikel 58 van de onderhavige wet en dat betekent dat het in Nederland binnenkomen ten behoeve van invoer in België of Luxemburg als doorvoer door Nederland wordt beschouwd, zodat aan de vereisten van artikel 19 moet worden voldaan. Artikel Hierin worden de vereisten geregeld, die gelden voor afgifte van een consent tot binnenkomst ten behoeve van invoer en ten behoeve van overbrenging of opslag onder douaneverband. In het eerste geval moet de aanvrager gerechtigd zijn de wapens voorhanden te hebben. Het ontwerp zegt dat hij dit in Nederland, België en Luxemburg moet zijn, maar de toevoeging van België en Luxemburg wordt eerst actueel bij de inwerkingtreding van het verdrag. Artikel Doorvoer is volgens de in artikel 1 gegeven definitie binnenkomen, gevolgd door uitgaan. Het is dus niet invoer, gevolgd door uitvoer, met andere woorden: bij doorvoer komen de produkten niet in Nederland in het vrije verkeer. Het is daarom logisch dat bij doorvoer moet worden voldaan enerzijds aan de vereisten die gelden voor binnenkomen ten behoeve van overbrenging of opslag onder douaneverband, anderzijds voor uitgaan. Op te merken is dat de volgens artikel 20, eerste lid, over te leggen gegevens niet dezelfde behoeven te zijn. Zolang de Benelux-overeenkomst niet in werking is getreden en artikel 58 van deze wet derhalve geldt, valt onder doorvoer elk binnenkomen van Nederland, gevolgd door het verlaten van het grondgebied van Nederland, gevolgd door het verlaten van het grondgebied, zonder dat de goederen in Ne- Tweede Kamer, zitting , 14413, nrs

14 derland in het vrije verkeer zijn geweest en zonder dat sprake is geweest van tijdelijke invoer (zie de toelichting op artikel 14). Na de inwerkingtreding van de overeenkomst treedt het Beneluxgebied voor Nederland in de plaats. Bij doorvoer gaat het dan voor Nederland om binnenkomen in Nederland uit een derde land, met de bedoeling weer uit te gaan naar een derde land. Het uitgaan kan geschieden hetzij rechtstreeks, bij voorbeeld via de Nederlands-Duitse grens, of een zeehaven, hetzij via België of Luxemburg. In beide gevallen moet aan de eisen die Nederland stelt voor uitgaan (naar een derde land) worden voldaan. Dat neemt niet weg dat wanneer de doorvoer over het grondgebied van België of Luxemburg zal lopen, óók aan de eisen van dat lid moet worden voldaan. Artikel 20 maakt duidelijk dat de reglementering van het uitgaan verschillende doeleinden dient. Het overleggen van de vastgestelde gegevens wil voorkomen dat lekken ontstaan in de registratie van het binnenlandse wapenbestand. De eis van de goedgekeurde bestemming is er ten behoeve van doeleinden van buitenlands beleid. De Regering zal er in sommige gevallen bezwaar tegen hebben dat wapens uit Nederland gaan naar landen waar gevechtshandelingen aan de gang zijn of dreigen, terwijl er ook andere redenen kunnen zijn om te verhinderen dat uit Nederland wapens naar bepaalde bestemmingen in het buitenland gaan. Het in artikel 20, eerste lid, sub c, genoemde vereiste heeft een ander doel: dit wil andere landen helpen illegaal vuurwapenbezit te bestrijden. Hiervóór is dit aangeduid als internationale solidariteit. Het is duidelijk dat Nederland daar overigens zelf een belang bij heeft, omdat internationale solidariteit gewoonlijk bestaat uit quid pro quo-elementen («voor wat hoort wat»). 5. Vervoer van wapens en munitie van de categorieën II en III De inhoud van de artikelen sluit aan bij de regeling die thans geldt opgrond van artikel 3, eerste lid sub 7, om de Wapenwet van 1890 en de artikelen 3 en 4 van het Vuurwapenreglement. Ook hier bestaan echter enkele verschillen. Zo is onderscheid gemaakt tussen een vergunning, voor professionele doeleinden, en een verlof, voor particulieren en uitsluitend voor wapens van categorie III. Om praktische redenen is de verlening van vergunningen en verloven overgebracht van de Commissaris van de Koningin naar het hoofd van plaatselijke politie. Artikel 22 Dit artikel bevat de algemene regel, waarvan overigens krachtens het derde lid, vrijstelling kan worden verleend. Evenals voor binnenkomst en uitgaan is opgemerkt, is het de bedoeling dat voor vervoer van wapens en munitie die bij de strijdkrachten in gebruik zijn, een vrijstelling wordt gegeven. Artikel 23 Een vergunning wordt afgegeven ten behoeve van erkenden. Dat betekent niet dat het vervoer door de erkende zelf moet worden verricht. In veel gevallen zal hij dat door een vervoersonderneming laten doen. In de praktijk zullen, evenals thans het geval is wapens en munitie dan vergezeld moeten zijn van een geleidedocument, waaruit blijkt dat voor het vervoer vergunning is afgegeven. Dit laatste vereiste is opgenomen in artikel 27, eerste lid, onder 4. Overigens zal juist voor bepaalde gevallen van vervoer van wapens en munitie door erkenden ook vrijstelling overeenkomstig artikel 22 kunnen worden verleend. Daaraan zullen dan voorwaarden kunnen worden verbonden, die de controle van het vervoer kunnen vergemakkelijken. Tweede Kamer, zitting , 14413, nrs ?

15 Artikel Hierin wordt de afgifte van een verlof tot vervoer ten behoeve van particulieren, die bevoegd zijn een wapen van categorie III voorhanden te hebben, geregeld. Het is van belang te wijzen op de definitie van het begrip vervoer, die gegeven is in artikel 1, onder 9. Een sportschutter die zich van zijn woning naar de schietbaan begeeft, met zijn wapen aan zijn schouder of op zijn rug, vervoert zijn wapen niet, maar draagt het. Heeft hij het wapen verpakt bij zich, dan is volgens de gegeven definities wel van vervoeren sprake, maar dit is geen reden een dergelijke situatie anders te behandelen. Een sportschutter zal dikwijls, evenals vergelijkbare personen, een verlof tot dragen bezitten, hij hoeft daarom geen verlof tot vervoer te vragen, aldus blijkt uit artikel 22. Een verlof tot dragen kan (artikel 29) alleen gegeven worden voor een wapen van categorie III. Een verlof tot vervoer moet wèl worden gevraagd door een verzamelaar die een collectie van wapens heeft en deze bij voorbeeld voor een expositie naar een andere plaats wil overbrengen. Zoals vergunning tot vervoer steeds gebonden is aan een erkenning, is verlof tot vervoer steeds gebonden aan een verlof tot voorhanden hebben. Een en ander blijkt ook uit artikel 24. Ook in het geval van het verlof betekent dit niet dat de verlofhouder zelf het vervoer moet verrichten. Hij mag dit aan een vervoerder opdragen, mits tijdens het vervoer aangetoond kan worden dat verlof is verleend. Dit blijkt wederom uit artikel 27, eerste lid onder 4, waarnaar wij verwijzen. 6. Voorhanden hebben en dragen van wapens en munitie van de categorieën II, III en IV Dit is de enige paragraaf, waarin ook regels worden gegeven voor wapens van categorie IV. Slechts het dragen van deze wapens is gereglementeerd. De voorschriften inzake het dragen gelden derhalve voor de categorieën II, III en IV, die voor het voorhanden hebben slechts voor II en III. Het in de Gemeenschappelijke bepalingen genoemde opslaan is niet afzonderlijk geregeld, maar is, voor wat Nederland betreft, als een vorm van voorhanden hebben beschouwd. Om wapens op te slaan, moet men derhalve gerechtigd zijn ze voorhanden te hebben. Dit is alleen anders bij opslag onder douane-verband, waarvoor het in artikel 18 bedoelde consent voldoende is. Artikel 26 Het verbod tot voorhanden hebben en dragen van wapens van artikel 26, eerste lid, is een kernbepaling van het wetsontwerp. Er zijn drie categorieën van personen die gerechtigd zijn een wapen voorhanden te hebben of te dragen: zij die daartoe in de wet zelf (artikel 27) zijn aangewezen, zij voor wie een vrijstelling geldt en zij die een verlof hebben gekregen, in het laatste geval alleen voor wapens van de categorieën III en IV. Op te merken is dat de vrijstellingsmogelijkheid in dit geval niet geldt vor wapens van categorie II. Daaraan bestaat ook geen behoefte. De wapens van categorie II behoren immers niet in handen van particulieren te komen en zijn uitsluitend bestemd voor de openbare macht. Strijdkrachten en politie zijn echter op grond van artikel 27 reeds bevoegd deze wapens voorhanden te hebben en hetzelfde geldt voor erkenden, die deze wapens vervaardigen, herstellen of verhandelen. Artikel 27 De in dit artikel gegeven regeling sluit aan bij die van het derde lid van artikel 3 van de Vuurwapenwet De nieuwe regeling is echter beperkter. Tweede Kamer, zitting , 14413, nrs

16 Gezien de noodzaak wapenbezit zoveel mogelijk terug te dringen, lijkt het mij niet meer gewenst dat een algemene uitzondering geldt voor publiekrechtelijke lichamen en personen die wapens voor een publiekrechtelijk lichaam onder zich hebben. Daarbij dient ook in het oog gehouden te worden dat in de latere jaren het aantal publiekrechtelijke lichamen sterk is toegenomen. De uitzondering ten behoeve van de openbare macht is daarom thans beperkt tot de krijgsmacht en de politie. Onder krijgsmacht valt ook hier niet alleen de Nederlandse, maar ook die van buitenlandse mogendheden die zich in Nederland bevindt, bijvoorbeeld in het kader van de NAVO. Dat erkenden wapens waarop hun erkenning betrekking heeft voorhanden mogen hebben spreekt wel vanzelf. De bevoegdheid komt toe aan de beheerder omdat de erkenninghouder een rechtspersoon kan zijn, of ook een natuurlijk persoon die zich niet rechtstreeks met de feitelijke gang van zaken in de onderneming bezighoudt. Het zou voorts niet zinvol zijn houders van een consent tot binnenkomen of tot uitgaan nog eens een afzonderlijke vergunning tot het voorhanden hebben van de wapens te laten aanvragen. Het voorschrift van artikel 27, eerste lid onder 4, kwam hiervóór reeds aan de orde. Het is bedoeld voor de vervoerder, die wapens vervoert voor een ander, die daartoe een vergunning of verlof heeft. Zoals gezegd zal bij het vervoer wel moeten blijken dat vergunning of verlof is verleend. De verantwoordelijkheid hiervoor ligt bij degene die vervoert; zonder zo'n bewijsstuk is hij immers niet gerechtigd de wapens of munitie voorhanden te hebben. Het voorschrift van het tweede lid berust op artikel 9, tweede lid onder b, van de Gemeenschappelijke bepalingen bij de Beneluxovereenkomst. Dit lid zal eerst in werking treden tegelijk met deze overeenkomst. De regeling van het derde en het vierde lid dient ook weer de verdere beperking van het voorhanden hebben van wapens. De bestaande wet (Vuurwapenwet 1919, artikel 3, derde lid onder 2 ) zegt dat hij die een vuurwapen voor een publiekrechtelijk lichaam onder zich heeft, bevoegd is dit wapen voorhanden te hebben. Dat betekent dat een militair een wapen dat hij voor dienstgebruik onder zich heeft, zelfs al is dit bijvoorbeeld een pistoolmitrailleur, zonder een inbreuk op de wapenwetgeving te plegen, ook buiten dienst voorhanden kan hebben, ook wanneer daarmee geen enkele dienstbelang is gemoeid. Het komt mij voor dat deze regeling in de huidige tijd te ruim is en daarom dient te worden beperkt tot die gevallen waarin wel een dienstbelang aanwezig is, hetgeen dan moet blijken uit een voorschrift van de Minister van Defensie. Voor de politie geldt een overeenkomstige regeling. Ook andere personen in overheidsdienst kunnen de bevoegdheid krijgen wapens voorhanden te hebben en te dragen, maar in dit geval geldt dit slechts voor wapens van categorie III. Het vijfde lid bevat- in vereenvoudigde vorm, maar inhoudelijk in hoofdzaak ongewijzigd -de regeling die thans te vinden is in artikel 17 van de Jachtwet. Laatstgenoemd artikel zal bij de inwerkingtreding van deze wet vervallen. De nieuwe regeling is voor de houders van een jachtakte iets gunstiger omdat zij een ruimere bevoegdheid tot dragen van het wapen omvat. Aan de bepalingen van de Jachtwet moet vanzelfsprekend worden voldaan. Dit houdt met name in dat aantekening in de Jachtakte over het voorhanden hebben en dragen van een wapen of wapens door de houder, alleen zal plaatsvinden als blijkt dat de betrokken wapens overeenkomstig de Jachtwet zijn goedgekeurd. Artikel 28 Hierin wordt het verlof geregeld, dat particulieren kunnen krijgen om wapens voorhanden te hebben. Een verlof tot voorhanden hebben kan men alleen krijgen voor wapens van categorie III. Wapens van categorie II mag een particulier nooit voorhanden hebben, terwijl het voorhanden hebben van wapens van categorie IV vrij is. Het verlof wordt gegeven door het hoofd van plaatselijke politie van de woonplaats van de aanvrager. Heeft de aanvrager geen woonplaats in Nederland, dan wordt dit gegeven door de Minister van Justitie. Tweede Kamer, zitting , 14413, nrs

17 Evenals thans het geval is wordt een verlof alleen verleend wanneer een redelijk belang dit vordert. Dit kriterium laat aan de overheid een grote speelruimte toe en daarvan zal, zoals reeds bleek, ook gebruik gemaakt worden. Niet gauw zal aangenomen worden dat een redelijk belang het vordert dat een particulier een pistool of revolver voorhanden heeft. Zelfverdediging zal slechts in uitzonderingsgevallen als redelijk belang worden erkend. Serieuze beoefening van de schietsport kan wel een redelijk belang opleveren. Hetzelfde geldt - voor bepaalde wapens - voor bestrijding van wildschade overeenkomstig de Jachtwet. Voor een luchtdrukwapen, althans wanneer dittot de minder gevaarlijke groep behoort (de minst gevaarlijke groep, met een kinetische mondingsenergie beneden 2,2 Joule, is overigens vrij) zal het redelijk belang betrekkelijk gemakkelijk aangenomen worden. Daarover is in de toelichting op artikel 1 reeds het een en ander gezegd. Wanneer er reden is om te vrezen voor misbruik, dan zal, zelfs al is er een redelijk belang, toch geen verlof worden gegeven. Dit geldt ook voor luchtdrukwapens. De mogelijkheid om eisen te stellen inzake medische geschiktheid en vaardigheid is nieuw. Dergelijke regels kunnen ongevallen door het bezit van vuurwapens helpen voorkomen. Artikel 29 Een verlof tot het voorhanden hebben van een wapen impliceert niet automatisch het verlof tot het dragen daarvan. Dit dient afzonderlijk te worden bepaald, wanneer daartoe een redelijk belang aanwezig is. Wanneer iemand afgelegen woont en zich bedreigd voelt en in verband daarmede een verlof tot het voorhanden hebben van een wapen verkrijgt, is goed denkbaar dat daaraan niet tevens het verlof tot het dragen van dit wapen zal worden verbonden. Men mag hieruit overigens niet de conclusie trekken dat zelfverdediging in het algemeen een redelijk belang tot het voorhanden hebben van een wapen zal opleveren. Voor iemand die lid is van een schietvereniging of een folkloristische schutterij en daartoe een wapen voorhanden heeft zal het in veel gevallen voldoende zijn wanneer hij dit thuis en op de schietbaan voorhanden mag hebben en het mag vervoeren (dat wil zeggen zodanig verpakt dat het niet voor dadelijk gebruik kan worden aangewend) tussen huis en schietbaan. Soms zal wellicht in zodanig geval het dragen weer wel worden toegestaan, maar met de beperking dat dit uitsluitend mag geschieden op de weg tussen huis en schietbaan. Volledigheidshalve is bepaald dat voor wapens van categorie IV een verlof tot dragen kan worden gegeven. Denkbaar is dat een taxichauffeur verlof krijgt om een knuppel zichtbaar in zijn auto mede te voeren, hoewel dit in het algemeen minder aantrekkelijk voorkomt. Artikel 30 Aangezien het kriterium voor het verlenen van een verlof tot het voorhanden hebben en dragen van een wapen arbitrair is, is het kriterium tot het intrekken daarvan dit ook. Voldoende is (artikel 30, eerste lid onder b en tweede lid) dat het belang met het oog waarop het verlof is verleend het voorhanden hebben of dragen niet langer vordert. Of dit zo is staat in beginsel ter beoordeling van het hoofd van plaatselijke politie. Bij de behandeling van 9 zal echter nog blijken dat aan belanghebbenden wel de nodige rechtsbescherming wordt geboden. 7. Overdracht en verkrijging van wapens en munitie van de categorieën II en III De voorschriften van 7 vervullen een drievoudige functie. In de eerste plaats willen zij de regelmatigheid van binnenlandse wapentransacties zo- Tweede Kamer, zitting , 14413, nrs

18 veel mogelijk waarborgen. In de tweede plaats willen zij ertoe bijdragen dat de gang van wapens kan worden nagegaan. In de derde plaats willen zij voor de periode na inwerkingtreding van het Beneluxverdrag inzake wapens en munitie, wanneer transacties tussen de Beneluxlanden niet meer onder binnenkomen en uitgaan vallen, deze transacties reglementeren. Overigens sluit de regeling aan bij die van artikel 6 van de Vuurwapenwet Artikel 31 Overdracht mag uitsluitend plaatsvinden aan personen die gerechtigd zijn het wapen voorhanden te hebben. Komt een wapen in handen van onbevoegden, dan is dus mede degene die het heeft overgedragen strafbaar. Dit geldt voor overdracht binnen Nederland en, na inwerkingtreding van de Beneluxovereenkomst, eveneens voor overdracht naar België of Luxemburg. Artikel 31 geldt niet voor die gevallen, waarin overdracht het uitgaan van de wapens of munitie meebrengt. Hiervoor geldt immers artikel 20. Bij overdracht van een wapen (van categorie III) aan een particulier is niet voldoende dat degene die overdraagt zich ervan vergewist dat de verkrijger gerechtigde is het wapen voorhanden te hebben. Laatstgenoemde moet tevens een verlof tot verkrijging hebben en dit moet de overdrager bij aflevering van het wapen innemen. Op het ogenblik geldt voor vuurwapens een overeenkomstige regeling. Onder «feitelijk verblijf» is elk feitelijk verblijf te verstaan. Overdracht aan iemand die feitelijk in Nederland verblijft, al is dit voor een korte tijd, valt onder artikel 31, en hetzelfde geldt voor iemand die in Nederland woonplaats heeft, ook al verblijft hij tijdelijk in het buitenland. Alleen overdracht aan iemand die niet in Nederland woont en die ook niet in Nederland verblijft valt buiten artikel 31; maar in dat geval is artikel 14 van toepassing. Na inwerkingtreding van de Beneluxovereenkomst inzake wapens en munitie treedt in zoverre het Beneluxgebied voor Nederland in de plaats, dat dan ook de aflevering aan iemand die in België of in Luxemburg woont en verblijft onder de bepalingen inzake overdracht valt. Artikel 32 Het verlof tot verkrijging dient, conform de bepaling van artikel 31, derde lid, om wapentransacties zo goed mogelijk te kunnen beheersen. Wie een verlof tot het voorhanden hebben van een wapen heeft, zal ook een verlof tot verkrijging kunnen verwerven. Artikel 32 regelt wie zo'n verlof afgeeft. Voor ingezetenen van België en Luxemburg komt, na inwerkingtreding van de Beneluxovereenkomst, een bijzondere regeling te gelden. 8. Veiligheidseisen (artikel 33) Eisen van beveiliging, te stellen aan ruimten en vervoermiddelen waarin wapens of munitie worden bewaard of vervoerd, zullen gesteld kunnen worden als voorwaarden, verbonden aan een consent, vergunning of verlof. Het kan echter doelmatig blijken hiervoor algemene regels te geven. Op grond van artikel 10, vierde lid, zullen dergelijke regels in elk geval gegeven worden voor de bedrijfsruimte van een erkende. Zouden op grond van dit artikel veiligheidseisen worden vastgesteld die gelden voor militaire gebouwen en voertuigen, dan zal dit geschieden door de Minister van Defensie. Het ligt overigens voor de hand dat de Ministers van Defensie en Justitie over de inhoud van zulke voorschriften nauw contact zullen onderhouden. De mogelijkheid aan wapens kwaliteitseisen ten behoeve van de veiligheid te stellen is nieuw. Deze komt niet in de bestaande wetgeving voor en ook niet in de Beneluxovereenkomst. Dergelijke eisen kunnen er ook toe bij- Tweede Kamer, zitting ,14413, nrs

19 dragen om ongelukken met wapens te helpen voorkomen. De (facultatieve) regeling geldt alleen voor wapens, die particulieren voorhanden mogen hebben, dus die van categorie III. 9. Beroep Tegen beschikkingen van de Commissaris van de Koningin en van het hoofd van plaatselijke politie kan beroep worden ingesteld bij de Minister van Justitie. Een vergelijkbare regeling vindt men bij voorbeeld in de Jachtwet. Op deze wijze wordt een zo groot mogelijke mate van uniformiteit van beleid gewaarborgd. Momenteel kan tegen sommige beslissingen van hoofden van plaatselijke politie ter uitvoering van de Vuurwapenwet beroep worden ingesteld bij de Commissaris van de Koningin. Dit systeem heeft echter het bezwaar dat het juist geen garanties voor uniformiteit van beleid bevat en dus ook niet voor de rechtsgelijkheid. Procedurevoorschriften zullen, als daar behoefte aan zal blijken te bestaan, op grond van artikel 43 kunnen worden vastgesteld. Ministeriële beschikkingen, in beroep gegeven, evenals daarvoor in aanmerking komende in eerste instantie gegeven ministeriële beschikkingen, vallen binnen de werkingssfeer van de Wet administratieve rechtspraak overheidsbeschikkingen. De voor het administratief beroep volgens artikel 34, eerste lid in de artikelen 34, derde lid en volgende gegeven regeling is hoofdzakelijk ontleend aan de Wet Arob. Niet uitdrukkelijk is bepaald dat het instellen van beroep ten aanzien van de aangevallen beschikking geen schorsende werking heeft, omdat dit vanzelf spreekt. Artikel 37 De Minister wordt de vrijheid gelaten te beslissen wat de gevolgen zullen zijn van gegrondverklaring van een administratief beroep. Dit zal ook sterk van het geval afhangen. Bij weigering van een verlof tot het voorhanden hebben van een wapen ligt, in geval van gegrondverklaring van een beroep, voor de hand dat de Minister bepaalt dat het betrokken hoofd van plaatselijke politie het verlof alsnog verleent. Wanneer het om een commerciële transactie gaat, bij voorbeeld een consent tot binnenkomen, dan is denkbaar dat het alsnog verlenen van zo'n consent niet zinvol meer is. In zo'n geval kan een schadeloosstelling in aanmerking komen. 10. Bepalingen over de uitvoering van de wet De in de artikelen gegeven voorschriften van administratieve aard spreken voor zich zelf en behoeven geen nadere toelichting. De bepaling van artikel 43 wil het mogelijk maken te bepalen dat toegelaten lucht- gas- en veerdrukwapens van een merkteken moeten zijn voorzien, ter vergemakkelijking van de controle. Op grond van artikel 44 zullen onder meer procedureregels voor het administratief beroep worden vastgesteld met inbegrip van bepalingen over het horen van belanghebbenden. 11. Toezicht en opsporing Zoals reeds in het algemeen deel van deze toelichting tot uitdrukking kwam vormen de bepalingen van deze paragraaf de voornaamste bijdrage van het wetsontwerp tot de bestrijding van illegaal wapenbezit. Vanzelfsprekend gelden de regels van het Wetboek van Strafvordering voor de opsporing van strafbare feiten ook voor overtredingen van de on- Tweede Kamer, zitting , 14413, nrs

20 derhavigewet.wil men tot opsporing van een strafbaar feit kunnen overgaan, dan is een verdenking, dat wil zeggen een redelijk vermoeden dat een strafbaar feit is begaan, echter noodzakelijk. Veel bijzondere wetten bevatten daarnaast zogenaamde controlebevoegdheden, die mogen worden uitgeoefend zonder dat sprake is van verdenking van het begaan hebben van een strafbaar feit. Aantal en omvang van deze bevoegdheden zijn de laatste jaren sterk toegenomen, hoewel sommige daarvan (bij voorbeeld in de douanewetgeving) reeds oud zijn. Op zich zelf genomen baart deze ontwikkeling wel enige zorg. Hierover is de afgelopen jaren trouwens herhaaldelijk in de Staten-Generaal gesproken. De eerste ondergetekende is van mening dat controlebevoegdheden, zowel in aantal als in omvang, zo beperkt mogelijk dienen te zijn. Dat wil vooral zeggen dat zij noodzakelijk moeten zijn voor het toezicht op de naleving van de betrokken wet en bovendien dat het belang dat met de naleving van die wet is gemoeid opweegt tegen de inbreuken op de vrijheid en privacy van de burgers, die het gevolg van de toepassing van de controlebevoegdheden kunnen zijn. In verschillende gevallen heeft de eerste ondergetekende zich in de afgelopen jaren verzet tegen het scheppen van bevoegdheden om, zonder dat er sprake is van enige verdenking, particuliere gebouwen binnen te dringen, voertuigen aan te houden, boeken en bescheiden in te zien e.d. Verboden wapenbezit is echter een maatschappelijk kwaad van een dergelijke omvang dat in dit geval betrekkelijk vérgaande controlebevoegdheden gerechtvaardigd zijn. Desondanks zijn de in 11 gegeven toezichthoudende bevoegdheden waar mogelijk geclausuleerd. Van de meeste bevoegdheden wordt gezegd dat daarvan slechts gebruik mag worden gemaakt wanneer dit naar het redelijk oordeel van de toezichthoudende ambtenaren nodig is. Wanneer een toezichthoudende ambtenaar zonder enige aanleiding van een controlebevoegdheid gebruik zou maken, zou aangenomen kunnen worden dat hij redelijkerwijs niet tot het oordeel had kunnen komen dat het gebruik maken van die bevoegdheid noodzakelijk is, zodat hij niet in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening handelde. Een ander voorbeeld van clausulering vindt men in artikel 48, tweede lid, waar gesproken wordt van het inzien van boeken en andere zakelijke bescheiden. De bevoegdheid strekt zich derhalve niet uit tot het inzien van persoonlijke bescheiden. Artikel 45 In dit artikel worden de toezichthoudende ambtenaren aangewezen. Dit zijn de algemene opsporingsambtenaren, een tweetal categorieën bijzondere opsporingsambtenaren en voorts nog speciaal daartoe aangewezen ambtenaren. Alle in artikel 45 genoemde toezichthoudende ambtenaren hebben de bevoegdheden, genoemd in de artikelen De verdergaande bevoegdheden van de artikelen komen echter uitsluitend toe aan de algemene opsporingsambtenaren, hetgeen feitelijk betekent de politie. Artikel 46 Dit artikel geeft de bevoegdheid tot het onderzoeken van ladingen. Er moet grond zijn voor het vermoeden dat wapens of munitie daarvan deel uitmaken; zekerheid daaromtrent behoeft dus niet te bestaan. De bedoelde ladingen kunnen zich bevinden op vervoermiddelen, opslagterreinen of kades. Artikel 46 geeft op zich zelf niet de bevoegdheid gebouwen binnen te gaan; deze bevoegdheid is te vinden in artikel 49. Evenmin mogen opgrond van artikel 46 voertuigen tot stilstand worden gebracht; zie echter artikel 51. Artikelen De inhoud van deze artikelen spreekt voor zich zelf. Tweede Kamer, zitting , 14413, nrs

21 Artikel 50 De in artikel 49 gegeven bevoegdheid tot het betreden van plaatsen geldt zowel voorterreinen als gebouwen, maar met uitdrukkelijke uitzondering van woningen. Bovendien is de bevoegdheid beperkt tot die plaatsen waar vermoed kan worden dat wapens of munitie aanwezig zijn. Artikel 50 geeft de algemene opsporingsambtenaren echter een ruimere bevoegdheid. Deze geldt ook voor woningen, mits de gebruikelijke procedurevoorschriften in acht worden genomen. Artikel 51 De bevoegdheid vervoermiddelen staande te houden komt eveneens slechts aan de algemene opsporingsambtenaren toe. Deze bevoegdheid vindt men in vele wetten en werd tot dusverre in de wapenwetgeving node gemist. De wet eist dat er aanleiding tot controle moet zijn. Dat betekent dat vervoermiddelen niet zonder meer mogen worden aangehouden. Aanleiding is echter iets anders dan verdenking. Indien een gewapende overval is gepleegd en de daders zijn gevlucht in een auto van een bepaald type en kleur, dan kan dit voldoende aanleiding zijn om auto's die aan die omschrijving voldoen te onderzoeken, zonder dat men kan zeggen dat de bestuurders van dergelijke auto's verdacht zijn. De bevoegde autoriteiten kunnen voorts van oordeel zijn dat er aanleiding bestaat om in een bepaald gebied en op een bepaald moment een algemene controle-actie op de aanwezigheid van wapens in vervoermiddelen te houden. De aanleiding heeft dan betrekking op de collectiviteit. Het is niet nodig dat elke afzonderlijke bestuurder aanleiding geeft om hem aan controle te onderwerpen. Dit is een verschil met verdenking die wel geïndividualiseerd moet zijn. Artikel 52 De eerste twee leden van dit artikel geven bevoegdheden die in verband staan met opsporing. Het eerste lid komt ook voor in de Vuurwapenwet 1919 (artikel 15, eerste lid). De in het tweede lid gegeven bevoegdheid tot fouillering is nieuw en gaat verder dan de algemene bevoegdheid, genoemd in artikel 56 van het Wetboek van Strafvordering. In het geval genoemd in het derde lid, is fouillering mogelijk zonder verdenking van een strafbaar feit. Dit is dus weer een controlebevoegdheid. Deze gaat op zich zelf bijzonder ver, maar sluit geheel aan bij de huidige praktijk. Ook thans worden luchtvaartpassagiers aan hun kleding onderzocht, vaak met hulp van elektronische apparatuur. Dit geschiedt momenteel zonder wettelijke grondslag op basis van vrijwilligheid. Zou iemand weigeren mede te werken, wat overigens nooit voorkomt, dan kan hij hiertoe niet worden gedwongen, maar hij wordt dan niet in een luchtvaartuig toegelaten. Hoewel dit systeem in de praktijk bevredigend functioneert, lijkt op de duur een wettelijke bevoegdheid toch juister. Het behoeft overigens geen betoog dat het onwettig aan boord van een luchtvaartuig medenemen van wapens dusdanige gevaren oplevert dat ruime bevoegdheden tot het voorkomen daarvan gerechtvaardigd zijn. Artikelen De inhoud van deze artikelen spreekt wederom voor zichzelf. 12. Strafbepalingen Zoals reeds in het algemeen deel tot uitdrukking kwam is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de bestaande wetgeving. Tweede Kamer, zitting , 14413, nrs

22 Overtredingen van de Wapenwet van 1890 en van de Wet tot wering van ongewenste handwapenen zijn thans overtredingen, waarvoor onderling verschillende strafbedreigingen gelden. Overtredingen van de Vuurwapenwet 1919 zijn misdrijven, waarop hetzij een gevangenisstraf van 3 maanden, hetzij van 4 jaar is gesteld. Het wetsontwerp kent één strafbedreiging voor overtredingen, en drie voor misdrijven (zie hieronder de toelichting op artikel 56). Op te merken is dat alle in dit wetsontwerp genoemde boetemaxima zijn afgestemd op de in het binnenkort in te dienen wetsontwerp vermogenssancties op te nemen boetecategorieën. Artikel 55 Dit artikel bevat de lichtere vergrijpen, die als overtreding worden gekwalificeerd. Als straf wordt hier uitsluitend een - overigens hoge - geldboete bedreigd. Dit kan men zien als een bijdrage tot het streven te komen tot beperking van korte vrijheidsstraffen. In het algemeen acht ik de oplegging van hechtenis (anders dan vervangende hechtenis) wegens overtredingen weinig zinvol en hiervan wordt trouwens ook niet veel gebruik gemaakt. Onder artikel 55 vallen in de eerste plaats overtredingen van aan vergunningen enz., alsmede erkenningen, verbonden voorschriften. In sommige gevallen zal het gaan om voorschriften van zuiver administratieve aard. Wanneer het gaat om ernstiger vergrijpen, dan kan de vergunning enz., dan wel de erkenning, worden ingetrokken, waarmee doorgaans de behoefte tot sanctioneren reeds in aanzienlijke mate zal worden vervuld. Eveneens een overtreding is het onbevoegd dragen van een wapen van de categorieën II en III, wel te verstaan door een persoon die wel bevoegd is om dit wapen voorhanden te hebben. In veel gevallen zal het daarbij gaan om vergissingen of andere als formeel te beschouwen vergrijpen. Als daartoe aanleiding bestaat zal naast oplegging van een boete het verlof tot voorhanden hebben van het wapen kunnen worden ingetrokken. Ten slotte zijn overtredingen het niet-nakomen van de verplichting medewerking te verlenen aan toezichthoudende ambtenaren (in ernstige gevallen kan vervolgd worden op grond van de artikelen 184 en 185 WvS), alsmede van de op grond van de artikelen 8, 59 en 60 in bepaalde gevallen geldende verplichtingen tot inlevering van wapens. Bij dit laatste kan worden opgemerkt dat indien tevens sprake is van onbevoegd voorhanden hebben wegens dit (zwaardere) feit kan worden vervolgd. Artikel 56 De overige strafbare feiten zijn misdrijven. Deze zijn onderverdeeld in drie groepen met opklimmende hoogte van strafbedreiging. Voor de eerste groep geldt een maximum van drie maanden gevangenisstraf of f boete, voor de tweede groep negen maanden gevangenisstraf of f boete en voor de derde groep vier jaar gevangenisstraf of f boete. De Vuurwapenwet 1919 kent als bedreigde gevangenisstraf hetzij drie maanden, hetzij vier jaar. De afstand tussen deze beide strafposities is wat groot, zodat thans de middelste categorie is toegevoegd. De bedreigde vermogensstraffen zijn aanzienlijk verhoogd. Hiermee wordt vooruitgelopen op het binnenkort in te dienen wetsontwerp vermogenssancties, waarin voorstellen worden gedaan die willen bevorderen dat de vermogensstraf als adequate sanctie in zoveel mogelijk gevallen kan worden gehanteerd. Het gevolgde systeem houdt in dat de als misdrijven gekwalificeerde feiten in beginsel meteen straf van drie maanden off worden bedreigd, maar dat voor bepaalde gekwalificeerde vormen hogere strafbedreigingen gelden. Op deze regel bestaan enkele uitzonderingen. Van onrechtmatig vervoer van wapens van de categorieën II en III bestaan geen gekwalificeerde vormen, zodat hiervoor uitsluitend drie maanden gevangenisstraf of f boete wordt bedreigd. Dit is een afwijking van hetgeen thans geldt, aangezien het vervoeren van wapens momenteel in het algemeen slechts Tweede Kamer, zitting , 14413, nrs

23 strafbaar is op grond van de Wapenwet van 1890 en dan een overtreding oplevert, terwijl het vervoer van oorlogswapens op grond van artikel 3 van het Vuurwapenreglement ju ncto artikel 12 Vuurwapenwet 1919 meteen straf van vier jaar gevangenis bedreigd wordt. Het wetsontwerp houdt op dit stuk derhalve ten dele een verhoging, ten dele een verlaging van de strafbedreiging in. Aan dit laatste moet overigens worden toegevoegd dat dit grotendeels schijn is, aangezien onrechtmatig vervoer in veel gevallen zal samenlopen met onrechtmatig voorhanden hebben. Een tweede uitzondering geldt voor het onrechtmatig doen binnenkomen en doen uitgaan van wapens, waarvoor de laagste bedreigde vrijheidsstraf negen maanden is. De gedachte die hier achter ligt is dat juist de illegale grensoverschrijding een van de voornaamste oorzaken van illegale wapenhandel en illegaal wapenbezit is, zodat het gerechtvaardigd is juist daartegen met kracht op te treden. De strafbedreiging van negen maanden gevangenis of f boete geldt tevens wanneer gedragingen, die in beginsel onder de laagste categorie misdrijven vallen, zoals vervaardigen, voorhanden hebben en overdragen, worden begaan met betrekking tot bepaalde wapens, waarvan pistolen en revolvers de belangrijkste zijn. Dit is gebeurd omdat in de praktijk pistolen en revolvers weliswaar minder gevaarlijk zijn dan bij voorbeeld automatische wapens, maar, vooral ten gevolge van het feit dat zij gemakkelijker verborgen kunnen worden, toch gevaarlijker dan geweren. Wanneer als misdrijf bestempelde gedragingen geschieden met betrekking tot automatische wapens en oorlogswapens, dan geldt de hoogste strafbedreiging. Dit sluit aan bij de bestaande regeling. De hoogste strafbedreiging geldt ook voor onrechtmatig voorhanden hebben van wapens aan boord van luchtvaartuigen en op luchtvaartterreinen. Dit is gebeurd omdat luchtvaartuigen veel kwetsbaarder zijn dan andere vervoermiddelen en dan gebouwen en installaties, zoals ook tot uitdrukking gekomen is in enkele internationale overeenkomsten ter bestrijding van de luchtpiraterij, waarbij Nederland partij is. Om technische reden is artikel 13, eerste lid, in zijn geheel vermeld in artikel 56, derde lid, onder c, maar praktische betekenis zal deze vermelding wel vooral hebben voor het in artikel 13, eerste lid, genoemde voorhanden hebben. 13. Tijdelijke overgangs- en slotbepalingen Artikel 58 Deze tijdelijke bepaling die krachtens artikel 64, derde lid, vervalt bij de inwerkingtreding van het Beneluxverdrag, is reeds besproken aan het eind van de toelichting op artikel 1. Artikel 59 Het bezit van de hier bedoelde wapens is in het algemeen reeds verboden op grond van de Vuurwapenwet of de Stilettowet. De bepaling is in het bijzonder van belang voor de wapens, genoemd in artikel 2 bij categorie I, onder 4 en 5. Artikel 60 Deze overgangsbepaling is bedoeld voor luchtdrukwapens e.d., alsmede voor de blanke wapens, genoemd onder 3 van categorie III. Het voorschrift betekent in feite een voorlopige legalisering van de bestaande toestand. Zoals reeds bleek is het de bedoeling juist voor deze wapens een zeer soepel beleid te gaan voeren. Dit zal eerst geleidelijk geschieden. Wordt (in uitzonderingsgevallen) afwijzend beschikt op een verzoek om verlof, dan moet het wapen worden ingeleverd. De rechthebbende kan het echter, overeenkomstig artikel 8, vijfde lid, met goedvinden van het hoofd van plaatselijke poli- Tweede Kamer, zitting , 14413, nrs

24 tie, verkopen aan iemand die bevoegd is zo'n wapen voorhanden te hebben (bij voorbeeld een erkende handelaar). Artikel 61 Deze overgangsbepaling spreekt voor zich zelf. Artikel 62 Artikel 4 van de Beneluxovereenkomst geeft het Comité van Ministers van de Benelux de bevoegdheid de in de Gemeenschappelijke regels opgenomen wapencategorieën aan te vullen of te wijzigen. Dergelijke beschikkingen zijn, aangezien de Gemeenschappelijke bepalingen een integrerend deel van de Overeenkomst zijn, besluiten in de zin van artikel 67 van de Grondwet. De indeling in categorieën in deze wet zal daarbij aangepast moeten worden. Daartoe kent artikel 62, tweede lid, een delegatie aan de Kroon. Artikel 64 Sedert een wetswijziging uit 1970 wordt wegens verboden afleveren van vuurwapens een gevangenisstraf van maximaal vier jaar bedreigd. Dat betekent dat, mits aan de overige voorwaarden die het Wetboek van Strafvordering stelt is voldaan, voorlopige hechtenis is toegelaten. In het systeem van het wetsontwerp worden de strafposities gedifferentieerd, al naar gelang de aard van wapens of munitie. Op zichzelf kan daartegen weinig bezwaar bestaan, aangezien de opgelegde straffen doorgaans wezenlijk beneden de maxima blijven. Wel kan bezwaarlijk zijn dat wegens verboden aflevering van lichtere wapens door iemand die daarvan geen beroep of gewoonte maakt (bij zwaardere wapens en bij overdracht aan iemand die daarvan een beroep of gewoonte maakt blijft de strafpositie vier jaar gevangenis) de mogelijkheid tot voorlopige hechtenis en tot toepassing van de - van die mogelijkheid afhankelijke - aanhouding buiten heterdaad en inverzekeringstelling zou vervallen. Om te voorkomen dat strafprocessuele dwangmiddelen in gevallen waarin zij thans toegelaten zijn, dit in het vervolg niet meer zijn, wordt voorgesteld artikel 67 van het Wetboek van Strafvordering aan te vullen. Wegens verdenking van het illegaal voorhanden hebben van lichte vuurwapens door iemand die daarvan geen beroep of gewoonte maakt is voorlopige hechtenis als regel niet toegelaten. Op te merken is dat doorgaans de verdenking zal ontstaan door het aantreffen van het wapen, zodat het misdrijf in feite is opgelost. Denkbaar is dat iemand bij wie een pistool, revolver of geweer wordt aangetroffen toch in verzekering gesteld zou kunnen worden, op verdenking van medeplichtigheid aan de overdracht van dit wapen aan hemzelf. Een dergelijke gekunstelde constructie moet echter, in aanmerking genomen dat artikel 67 van het Wetboek van Strafvordering niet naar artikel 26 van de WWM verwijst, als in strijd met de bedoeling van de wetgever worden beschouwd. De Minister van Justitie, A. A. M. van Agt De Minister van Buitenlandse Zaken, M. van der Stoel Tweede Kamer, zitting , 14413, nrs

==================================================================== Artikel 1

==================================================================== Artikel 1 Intitulé : LANDSBESLUIT van 29 december 1998 no. 20, bepalende de opneming in de afzonderlijke afdeling van het Afkondigingsblad van Aruba van de geldende tekst van de Vuurwapenverordening Citeertitel:

Nadere informatie

==================================================================== Artikel 1

==================================================================== Artikel 1 Intitulé : LANDSBESLUIT van 29 december 1999 no. 19, bepalende de opneming in de afzonderlijke afdeling van het Afkondigingsblad van Aruba van de geldende tekst van de Wapenverordening Citeertitel: Wapenverordening

Nadere informatie

INHOUD. Afkortingenlijst / XIII

INHOUD. Afkortingenlijst / XIII INHOUD Afkortingenlijst / XIII HOOFDSTUK 1 Historische context /1 1.1 Inleiding / 1 1.2 Wapens door de eeuwen heen / 2 1.2.1 Buskruit / 4 1.2.2 Eerste Wereldoorlog / 5 1.2.3 Tweede Wereldoorlog / 6 1.2.4

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2019 267 Wet van 5 juni 2019 tot wijziging van de Wet wapens en munitie in verband met de Richtlijn (EU) 2017/853 van het Europees parlement en de

Nadere informatie

Archiefverordening. Bedrijfsvoeringsorganisatie Havenschap Moerdijk

Archiefverordening. Bedrijfsvoeringsorganisatie Havenschap Moerdijk Archiefverordening Bedrijfsvoeringsorganisatie Havenschap Moerdijk 2017 Vastgesteld door de Raad van Bestuur van Havenschap Moerdijk In de vergadering van 21 december 2016 Mij bekend, De secretaris F.J.

Nadere informatie

Wet wapens en munitie

Wet wapens en munitie Wet wapens en munitie (Tekst geldend op: 23-03-2014) Wet van 5 juli 1997, houdende regels inzake het vervaardigen, verhandelen, vervoeren, voorhanden hebben, dragen enz. van wapens en munitie (Wet wapens

Nadere informatie

artikel 40, eerste en tweede lid van de Archiefwet 1995 en artikel 36 van de gemeenschappelijke regeling RUD Utrecht

artikel 40, eerste en tweede lid van de Archiefwet 1995 en artikel 36 van de gemeenschappelijke regeling RUD Utrecht Archiefverordening RUD Utrecht 2014 Het algemeen bestuur van de RUD Utrecht gelezen het voorstel van het dagelijks bestuur van RUD Utrecht Gelet op: artikel 40, eerste en tweede lid van de Archiefwet 1995

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1999 459 Wet van 6 oktober 1999, houdende wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 met betrekking tot de afgifte en inname van kentekenplaten Wij Beatrix,

Nadere informatie

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. (Tekst geldend op: 25-07-2005) Wet van 5 juli 1997, houdende regels inzake het vervaardigen, verhandelen, vervoeren, voorhanden hebben, dragen enz. van wapens en munitie (Wet wapens en munitie) Wij Beatrix,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 32 721 Wijziging van de Wet wapens en munitie in verband met de implementatie van richtlijn 2008/51/EG van het Europees Parlement en de Raad van

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2001 2002 28 217 Regels over de documentatie van vennootschappen (Wet documentatie vennootschappen) A OORSPRONKELIJKE TEKST VAN HET VOORSTEL VAN WET EN DE

Nadere informatie

Provinciaal blad van Noord-Brabant

Provinciaal blad van Noord-Brabant Provinciaal blad van Noord-Brabant ISSN: 0920-1408 Onderwerp Publicatie Archiefverordening Havenschap Moerdijk 2014 Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant Nummer 96/14 Bijlage(n) 1 Besluiten om over te

Nadere informatie

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders dd. 4 september 2007 gelet op artikelen 30 eerste lid en 32, tweede lid van de Archiefwet 1995

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders dd. 4 september 2007 gelet op artikelen 30 eerste lid en 32, tweede lid van de Archiefwet 1995 DE RAAD DER GEMEENTE SIMPELVELD; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders dd. 4 september 2007 gelet op artikelen 30 eerste lid en 32, tweede lid van de Archiefwet 1995 B e s l u i t : vast

Nadere informatie

Memorandum. inzake. benodigde aanpassingen Nederlandse Wet- en Regelgeving terzake inzet PSC aan boord van Nederlandse koopvaardijschepen

Memorandum. inzake. benodigde aanpassingen Nederlandse Wet- en Regelgeving terzake inzet PSC aan boord van Nederlandse koopvaardijschepen Memorandum inzake benodigde aanpassingen Nederlandse Wet- en Regelgeving terzake inzet PSC aan boord van Nederlandse koopvaardijschepen Knoops & Partners Amsterdam november 2011 Inhoud 1. Inleiding...

Nadere informatie

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Breda houdende regels omtrent taxi s Taxiverordening Breda

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Breda houdende regels omtrent taxi s Taxiverordening Breda GEMEENTEBLAD Officiële uitgave van de gemeente Breda Nr. 25478 4 februari 2019 Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Breda houdende regels omtrent taxi s Taxiverordening Breda Bekendmaking Burgemeester

Nadere informatie

No.W03.12.0197/II 's-gravenhage, 16 juli 2012

No.W03.12.0197/II 's-gravenhage, 16 juli 2012 ... No.W03.12.0197/II 's-gravenhage, 16 juli 2012 Bij Kabinetsmissive van 18 juni 2012, no.12.001344, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2009 2010 32 415 (R1915) Bepalingen omtrent de verlening van visa voor de toegang tot de landen van het Koninkrijk (Rijksvisumwet) Nr. 2 VOORSTEL VAN RIJKSWET

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2002 2003 Nr. 185 28 217 Regels over de documentatie van vennootschappen (Wet documentatie vennootschappen) GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET 3 april 2003 Wij Beatrix,

Nadere informatie

In deze verordening en de daarop berustende voorschriften wordt verstaan onder:

In deze verordening en de daarop berustende voorschriften wordt verstaan onder: Het Algemeen Bestuur van de Veiligheidsregio Brabant-Noord; AGP 15 Gezien het voorstel van het Dagelijks Bestuur van 19 oktober 2011; Gelet op artikel 30, eerste lid en 32 van de Archiefwet, alsmede artikel

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2004 497 Besluit van 20 augustus 2004, houdende wijziging van het Besluit bescherming tegen Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1997 1998 25 990 Wijziging van de Wet gewetensbezwaren militaire dienst in verband met de Kaderwet dienstplicht Nr. 1 KONINKLIJKE BOODSCHAP Aan de Tweede

Nadere informatie

De toepassing van de Verordening betreffende wederzijdse erkenning op wapens en vuurwapens

De toepassing van de Verordening betreffende wederzijdse erkenning op wapens en vuurwapens EUROPESE COMMISSIE DIRECTORAAT-GENERAAL ONDERNEMINGEN EN INDUSTRIE Leidraad 1 Brussel, 1.2.2010 - De toepassing van de Verordening betreffende wederzijdse erkenning op wapens en vuurwapens 1. IEIDING Dit

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2011 2012 32 420 Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 ter implementatie van de richtlijn nr. 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Richtlijn voor strafvordering wapens en munitie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Richtlijn voor strafvordering wapens en munitie STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 67384 19 december 2016 Richtlijn voor strafvordering wapens en munitie Rechtskarakter: aanwijzing i.d.z.v. artikel 130,

Nadere informatie

Vergadering: Algemeen bestuur. Datum: 7 juli 2015. Agendapunt: 5. Rapporteur. A. J. Borgdorff

Vergadering: Algemeen bestuur. Datum: 7 juli 2015. Agendapunt: 5. Rapporteur. A. J. Borgdorff Vergadering: Algemeen bestuur Datum: 7 juli 215 Agendapunt: 5 Rapporteur A. J. Borgdorff Onderwerp: Zorg en beheer archief Voorstel/Besluit: 1. de archiefverordening vast te stellen. Toelichting In hoofdstuk

Nadere informatie

GEMEENTE VALKENBURG AAN DE GEUL. gezien het voorstel van burgemeester en 'Wethouders van 8 december 1987;

GEMEENTE VALKENBURG AAN DE GEUL. gezien het voorstel van burgemeester en 'Wethouders van 8 december 1987; GEMEENTE VALKENBURG AAN DE GEUL De raad van de gemeente Valkenburg aan de Geul; gezien het voorstel van burgemeester en 'Wethouders van 8 december 1987; gelet op titel Va van de Wet op de kansspelen, het

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2005 420 Besluit van 30 mei 2005, houdende vaststelling van het Warenwetbesluit verpakkingen en gebruiksartikelen in verband met Verordening (EG)

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1995 439 Besluit van 18 september 1995 tot wijziging van het Mijnreglement 1964 en het Mijnreglement continentaal plat (explosieveilig materieel)

Nadere informatie

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van gemeente Den Helder

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van gemeente Den Helder De gemeenteraad van 2 december 2013 gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van gemeente Den Helder gelet op artikelen 30, eerste lid en 32, tweede lid van de Archiefwet 1995 en artikel 5 van

Nadere informatie

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van..; gelet op titel VA van de Wet op de kansspelen en artikel 149 van de Gemeentewet;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van..; gelet op titel VA van de Wet op de kansspelen en artikel 149 van de Gemeentewet; VERORDENING SPEELAUTOMATENHALLEN 2017 De raad van de gemeente Roosendaal, gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van..; gelet op titel VA van de Wet op de kansspelen en artikel 149 van de Gemeentewet;

Nadere informatie

Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 1987

Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 1987 Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 1987 Wet van 3 december 1987, Stb. 635, houdende regels betreffende de inlichtingen- en veiligheidsdiensten Zoals deze is gewijzigd bij de wetten van 02-12-1993(Stb.759)

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1995 361 Besluit van 27 juni 1995 tot wijziging van een aantal algemene maatregelen van bestuur met het oog op de uitvoering van de Overeenkomst betreffende

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2018 2019 34 182 Wijziging van de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993 (wijzigingen naar aanleiding van evaluatie, nascholing beroepschauffeurs, bestuursrechtelijke

Nadere informatie

wetten.nl - Wet- en regelgeving printen - Wet wapens en munitie - BWBR

wetten.nl - Wet- en regelgeving printen - Wet wapens en munitie - BWBR Page 1 of 16 Wet wapens en munitie (Tekst geldend op: 15-04-2015) Wet van 5 juli 1997, houdende regels inzake het vervaardigen, verhandelen, vervoeren, voorhanden hebben, dragen enz. van wapens en munitie

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2016 2017 34 165 Voorstel van wet van het lid Bergkamp tot wijziging van de Opiumwet teneinde de teelt en verkoop van hennep en hasjiesj via een gesloten

Nadere informatie

Formulier 1: model machtiging bestuur. Hierbij machtigt het bestuur van

Formulier 1: model machtiging bestuur. Hierbij machtigt het bestuur van Formulier 1: model machtiging bestuur. Hierbij machtigt het bestuur van... (naam vereniging) vertegenwoordigd door:... (naam bestuurslid) de volgende persoon / personen Naam:... Adres:... Geboortedatum

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2012 208 Wet van 26 april 2012, houdende tijdelijke bepalingen over de ambulancezorg (Tijdelijke wet ambulancezorg) 0 Wij Beatrix, bij de gratie Gods,

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1999 9 Wet van 24 december 1998 tot wijziging van de Wet op de kansspelen (speelautomaten) Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden,

Nadere informatie

Hoofdstuk 1. Het Europese deel van Nederland [Treedt in werking per ]

Hoofdstuk 1. Het Europese deel van Nederland [Treedt in werking per ] Wet strategische diensten (Tekst geldend op: 22-11-2011) Wet van 29 september 2011, houdende regels inzake de controle op diensten die betrekking hebben op strategische goederen (Wet strategische diensten)

Nadere informatie

Gemeente Amsterdam Gemeenteraad Gemeenteblad Raadsbesluit R

Gemeente Amsterdam Gemeenteraad Gemeenteblad Raadsbesluit R Gemeente Amsterdam Gemeenteraad Gemeenteblad aadsbesluit Jaar 2008 Vergaderdatum 2 april 2008 Afdeling 3A agendapunt 15 Nummer 59/132 Publicatiedatum 9 april 2008 Onderwerp Intrekking Archiefverordening

Nadere informatie

Artikel 3 Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 3 Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Kenmerk Opschrift Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 29 september 2004, nr., houdende enkele voorzieningen met betrekking tot strategische goederen krachtens artikel 7 van de In-

Nadere informatie

Heerhugowaard Stad van kansen

Heerhugowaard Stad van kansen Raadsvergadering : Besluit: ļg C g^ yţ? Voorstolnummer: Heerhugowaard Stad van kansen Agendanr.: 7 Voorstelnr.: RB2013098 Onderwerp: Archiefverordening Heerhugowaard 2013 Aan de Raad, Heerhugowaard, 14

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal Zitting 1975-1976 Nr. 115 13 247 Nieuwe regeling van de winkelsluiting (Winkelsluitingswet 1976) GEWIJZIGD ONTWERP VAN WET Wij, Juliana, bij de gratie Gods, Koningin der

Nadere informatie

3 december 1992, houdende plaatsing in het

3 december 1992, houdende plaatsing in het Beschikking van de Minister van Justitie van 3 december 1992, houdende plaatsing in het Staatsblad van de tekst van de Wet verontreiniging zeewater (Stb. 1981,695), zoals deze luidt na wijziging krachtens

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2001 2002 Nr. 397 27 844 Regels inzake de veiligheid en kwaliteit van lichaamsmateriaal dat kan worden gebruikt bij een geneeskundige behandeling (Wet veiligheid

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal Vergaderjaar 1985-1986 Nr. 54' 14413 Nieuwe wettelijke regeling inzake het vervaardigen, verhandelen, vervoeren, voorhanden hebben, dragen enz. van wapens en munitie (Wet

Nadere informatie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD. betreffende bepaalde handelsnormen voor eieren

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD. betreffende bepaalde handelsnormen voor eieren COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 28.02.2006 COM(2006) 89 definitief Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD betreffende bepaalde handelsnormen voor eieren (door de Commissie ingediend)

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2010 2011 32 424 Wijziging van de Wet personenvervoer 2000, houdende regels ter bevordering van de kwaliteit in het taxivervoer A GEWIJZIGD VOORSTEL VAN

Nadere informatie

Verordening tot wijziging van de Verordening Speelautomatenhallen Leeuwarden 2014

Verordening tot wijziging van de Verordening Speelautomatenhallen Leeuwarden 2014 CVDR Officiële uitgave van Leeuwarden. Nr. CVDR7337_4 11 december 2018 Verordening tot wijziging van de Verordening Speelautomatenhallen Leeuwarden 2014 DE RAAD VAN DE GEMEENTE LEEUWARDEN; gelezen het

Nadere informatie

2017 no. 6 AFKONDIGINGSBLAD VAN ARUBA

2017 no. 6 AFKONDIGINGSBLAD VAN ARUBA 2017 no. 6 AFKONDIGINGSBLAD VAN ARUBA RIJKSWET van 23 augustus 2016, houdende bepalingen omtrent de verlening van visa voor de toegang tot de landen van het Koninkrijk (Rijksvisumwet) (Stb. 2016, 320)

Nadere informatie

Verordening speelautomatenhallen Terneuzen 2011

Verordening speelautomatenhallen Terneuzen 2011 Lijst agendapunten nummer: Kenmerk: 32128 Afdeling: Bestuur en Faciliteiten VERORDENING 17c Datum: 27 januari 2011 Onderwerp: Verordening speelautomatenhallen Terneuzen 2011 De raad van de gemeente Terneuzen;

Nadere informatie

Gemeentewet. Hoofdstuk IX. De bevoegdheid van de raad. Artikel 151b

Gemeentewet. Hoofdstuk IX. De bevoegdheid van de raad. Artikel 151b Verruiming fouilleerbevoegdheden, versie 6 april 2011 internetconsultatie: de relevante bepalingen van de huidige Gemeentewet en Wet wapens en munitie en van de toekomstige Politiewet 201x, met daarin

Nadere informatie

WET OP DE MEDISCHE HULPMIDDELEN

WET OP DE MEDISCHE HULPMIDDELEN WET OP DE MEDISCHE HULPMIDDELEN Tekst zoals deze geldt op 22 januari 2010 WET van 15 januari 1970, houdende regelen met betrekking tot medische hulpmiddelen WIJ JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der

Nadere informatie

A 2002 N 74 PUBLICATIEBLAD IN NAAM DER KONINGIN! DE GOUVERNEUR van de Nederlandse Antillen,

A 2002 N 74 PUBLICATIEBLAD IN NAAM DER KONINGIN! DE GOUVERNEUR van de Nederlandse Antillen, A 2002 N 74 PUBLICATIEBLAD LANDSVERORDENING van de 25 ste maart 2002 tot aanmelding van geldtransporten in het kader van maatregelen tegen het witwassen van geld (Landsverordening aanmeldingsplicht van

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1997 215 Wet van 10 april 1997 tot wijziging van de Wet inzake bloedtransfusie Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses

Nadere informatie

De nieuwe wapenwet wat moet u doen om in orde te zijn? U bezit een verboden wapen. Het bezit van verboden wapens is voortaan strafbaar.

De nieuwe wapenwet wat moet u doen om in orde te zijn? U bezit een verboden wapen. Het bezit van verboden wapens is voortaan strafbaar. De nieuwe wapenwet wat moet u doen om in orde te zijn? U bezit een verboden wapen Het bezit van verboden wapens is voortaan strafbaar. Artikel 3 1er van de nieuwe wapenwet somt de verboden wapens op. Het

Nadere informatie

ARCHIEFVERORDENING VAN DE PROVINCIE LIMBURG BESLUIT van Provinciale Staten van Limburg d.d. 30 januari 2004 (Prov. Blad 2004, nr. 8).

ARCHIEFVERORDENING VAN DE PROVINCIE LIMBURG BESLUIT van Provinciale Staten van Limburg d.d. 30 januari 2004 (Prov. Blad 2004, nr. 8). ARCHIEFVERORDENING VAN DE PROVINCIE LIMBURG 2004 BESLUIT van Provinciale Staten van Limburg d.d. 30 januari 2004 (Prov. Blad 2004, nr. 8). Hoofdstuk I Algemene bepalingen Artikel 1 In deze verordening

Nadere informatie

Wet financiële betrekkingen met het buitenland

Wet financiële betrekkingen met het buitenland Wfbb Artikel 1 In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaand onder: a. Ingezetenen: 1. natuurlijke personen, die hun woonplaats in Nederland hebben en in de bevolkingsregisters zijn opgenomen;

Nadere informatie

Toelichting. I. Algemeen. 1. Inleiding

Toelichting. I. Algemeen. 1. Inleiding Toelichting I. Algemeen 1. Inleiding Aanleiding voor deze regeling is de wet van 21 juni 2001 houdende wijziging van de Wet milieubeheer (structuur beheer afvalstoffen) (Stb. 346) die op 8 mei 2002 in

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2010 462 Beschikking van de Minister van Justitie van 31 augustus 2010 tot plaatsing in het Staatsblad van de tekst van de Wet grensoverschrijdende

Nadere informatie

VERORDENING op het gebruik van parkeerplaatsen en de verlening van vergunningen voor het parkeren Wetstechnische informatie Gegevens van de regeling

VERORDENING op het gebruik van parkeerplaatsen en de verlening van vergunningen voor het parkeren Wetstechnische informatie Gegevens van de regeling VERORDENING op het gebruik van parkeerplaatsen en de verlening van vergunningen voor het parkeren Wetstechnische informatie Gegevens van de regeling Overheidsorganisatie gemeente Lelystad Officiële naam

Nadere informatie

Wijziging van de Mijnbouwwet (aanpassing van het vergunningsstelsel voor opsporen en winnen van aardwarmte)

Wijziging van de Mijnbouwwet (aanpassing van het vergunningsstelsel voor opsporen en winnen van aardwarmte) Wijziging van de Mijnbouwwet (aanpassing van het vergunningsstelsel voor opsporen en winnen van aardwarmte) VOORSTEL VAN WET 8-6-2010 Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2008 428 Wet van 24 oktober 2008 tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 op een aantal punten van uiteenlopende aard alsmede wijziging van de Wet

Nadere informatie

Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 6 maart 2012, met overneming van de daarin vermelde motieven;

Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 6 maart 2012, met overneming van de daarin vermelde motieven; De raad van de gemeente Etten-Leur; Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 6 maart 2012, met overneming van de daarin vermelde motieven; Gelet op titel Va van de Wet op de kansspelen (Stb.

Nadere informatie

HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN. Artikel 1

HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN. Artikel 1 DECREET van 15 september 1981, houdende vaststelling van regelen inzake het verlenen van vergunningen voor het uitoefenen van enig bedrijf of beroep (Decreet Vergunningen Bedrijven en Beroepen) (S.B. 1981

Nadere informatie

==================================================================== 1. Algemene bepalingen. Artikel 1

==================================================================== 1. Algemene bepalingen. Artikel 1 Intitulé : LANDSVERORDENING van 18 juli 2013 houdende regels over de aanleg, het beheer en het onderhoud van spoorwegen en de daarbij behorende infrastructuur, alsmede over het vervoer met spoorvoertuigen

Nadere informatie

A 2014 N 55 (G.T.) PUBLICATIEBLAD. De Gouverneur van Curaçao, de Algemene overgangsregeling wetgeving en bestuur Land Curaçao;

A 2014 N 55 (G.T.) PUBLICATIEBLAD. De Gouverneur van Curaçao, de Algemene overgangsregeling wetgeving en bestuur Land Curaçao; A 2014 N 55 (G.T.) PUBLICATIEBLAD LANDSBESLUIT van de 3 de juni 2014, no. 14/1188, houdende vaststelling van de geconsolideerde tekst van de Sanctielandsverordening. De Gouverneur van Curaçao, Op de voordracht

Nadere informatie

Gelet op artikel 7 van de Verordening Informatiebeheer gemeente Groningen 1998;

Gelet op artikel 7 van de Verordening Informatiebeheer gemeente Groningen 1998; CVDR Officiële uitgave van Groningen. Nr. CVDR44079_1 21 november 2017 BESLUIT INFORMATIEBEHEER GRONINGEN Gelet op artikel 7 van de Verordening Informatiebeheer gemeente Groningen 1998; BESLUITEN: vast

Nadere informatie

Verordening op het parkeren 2007

Verordening op het parkeren 2007 Verordening op het parkeren 2007 Afdeling I Definities en begripsomschrijvingen Artikel 1 In deze verordening wordt verstaan onder: a. RVV 1990: het Reglement verkeersregels en verkeerstekens van 26 juli

Nadere informatie

HOOFDSTUK I. ALGEMEEN

HOOFDSTUK I. ALGEMEEN Wet van 7 juli 1994, houdende vaststelling van de Wet explosieven voor civiel gebruik (Wet explosieven voor civiel gebruik [Versie geldig vanaf: 01-01- 1998]) Geschiedenis: Staatsblad 1995, 554; Staatsblad

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2016 2017 34 767 Regels in verband met de uitbreiding van het toezicht op nieuwe zorgaanbieders (Wet toetreding zorgaanbieders) Nr. 2 VOORSTEL VAN WET Wij

Nadere informatie

Parkeerverordening Valkenswaard 2016

Parkeerverordening Valkenswaard 2016 Parkeerverordening Valkenswaard 2016 Gegevens van de regeling Overheidsorganisatie: Gemeente Valkenswaard Officiële naam regeling: Parkeerverordening Valkenswaard 2016 Citeertitel: Parkeerverordening Valkenswaard

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2016 2017 34 165 Voorstel van wet van het lid Bergkamp tot wijziging van de Opiumwet teneinde de teelt en verkoop van hennep en hasjiesj via een gesloten

Nadere informatie

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam van 12 april 2011, registratienummer ; raadsstuk ;

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam van 12 april 2011, registratienummer ; raadsstuk ; Archiefverordening Rotterdam 2011 De raad van de gemeente Rotterdam, Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam van 12 april 2011, registratienummer 578475; raadsstuk

Nadere informatie

Een onderzoek naar een klacht over de afwikkeling van in beslag genomen voorwerpen.

Een onderzoek naar een klacht over de afwikkeling van in beslag genomen voorwerpen. Rapport Een onderzoek naar een klacht over de afwikkeling van in beslag genomen voorwerpen. Oordeel Op basis van het onderzoek vindt de klacht over de regionale politie-eenheid Oost-Brabant en het parket

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Zitting 1982-1983 17 813 Uniforme regelen inzake de vervoersvoorwaarden van het openbaar vervoer (Wet vervoersvoorwaarden openbaar vervoer) Nr. 1 KONINKLIJKE BOODSCHAP

Nadere informatie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 17.6.2003 COM(2003) 348 definitief 2003/0127 (CNS) Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD waarbij de lidstaten worden gemachtigd in het belang van de Europese

Nadere informatie

NOTA VAN WIJZIGING. Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd: Artikel I, onderdeel D, komt te luiden: Artikel 54, tweede lid, komt te luiden:

NOTA VAN WIJZIGING. Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd: Artikel I, onderdeel D, komt te luiden: Artikel 54, tweede lid, komt te luiden: 29 448 Wijziging van de Flora- en faunawet in verband met de verruiming van de mogelijkheden tot beheer en schadebestrijding van beschermde inheemse diersoorten NOTA VAN WIJZIGING Het voorstel van wet

Nadere informatie

Wij WILHELMINA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Wij WILHELMINA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz. Wet van 24 juni 1939, houdende regelen teneinde in geval van oorlog, oorlogsgevaar of andere buitengewone omstandigheden een doelmatige distributie van goederen in het belang van volkshuishouding, landsverdediging

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2002 2003 28 945 (R 1737) Goedkeuring van het op 28 mei 1999 te Montreal tot stand gekomen Verdrag tot het brengen van eenheid in enige bepalingen inzake

Nadere informatie

RICHTLIJN (EU) 2018/1910 VAN DE RAAD

RICHTLIJN (EU) 2018/1910 VAN DE RAAD 7.12.2018 L 311/3 RICHTLIJNEN RICHTLIJN (EU) 2018/1910 VAN DE RAAD van 4 december 2018 tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG wat betreft de harmonisatie en vereenvoudiging van bepaalde regels in het

Nadere informatie

Wijziging van de Wet op de kansspelen in verband met de modernisering van het speelcasinoregime

Wijziging van de Wet op de kansspelen in verband met de modernisering van het speelcasinoregime Wijziging van de Wet op de kansspelen in verband met de modernisering van het speelcasinoregime Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje- Nassau, enz. enz. enz.

Nadere informatie

I. Wapenwet. II. Benelux-Overeenkomst. III. Wetten. IV. Decreten. Vlaams Gewest... 57. Waals Gewest... 90. Duitstalige gemeenschap...

I. Wapenwet. II. Benelux-Overeenkomst. III. Wetten. IV. Decreten. Vlaams Gewest... 57. Waals Gewest... 90. Duitstalige gemeenschap... I. Wapenwet Wet van 8 juni 2006 houdende regeling met wapens (ook Wapenwet genoemd)........................ 3 II. Benelux-Overeenkomst Benelux-overeenkomst inzake Wapens en Munitie ondertekend op 9 december

Nadere informatie

In deze factsheet vindt u informatie die specifiek bedoeld is voor mensen die wapens verzamelen of dit willen gaan doen.

In deze factsheet vindt u informatie die specifiek bedoeld is voor mensen die wapens verzamelen of dit willen gaan doen. Wapens en munitie: informatie voor verzamelaars In deze factsheet vindt u informatie die specifiek bedoeld is voor mensen die wapens verzamelen of dit willen gaan doen. Wie komen er in aanmerking voor

Nadere informatie

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 1956 No. 104

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 1956 No. 104 19 (1950) No. 2 TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN JAARGANG 1956 No. 104 A. TITEL Verdrag inzake de nomenclatuur voor de indeling van goederen in de douanetarieven, met Bijlage; Brussel,

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2007 224 Wet van 11 mei 2007, houdende wijziging van de voorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten Wij Beatrix,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2000 2001 27 605 Wijziging van de Wet wapens en munitie met betrekking tot onderzoek aan de kleding en het onderzoeken van vervoermiddelen en van de Gemeentewet

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1996 38 Besluit van 21 december 1995 regelende de deponering van informatie betreffende preparaten (Warenwetbesluit deponering informatie preparaten)

Nadere informatie

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

Hoofdstuk I Algemene bepalingen LANDSVERORDENING van de 22ste december 1989 houdende regelen met betrekking tot het verbranden van lijken en tot wijziging van enige algemene verordeningen in verband met die regelen (Crematielandsverordening)

Nadere informatie

Wet op de loonvorming Wet van 12 februari 1970, houdende regelen met betrekking tot de loonvorming

Wet op de loonvorming Wet van 12 februari 1970, houdende regelen met betrekking tot de loonvorming Wet op de loonvorming Wet van 12 februari 1970, houdende regelen met betrekking tot de loonvorming (Wet op de loonvorming [Versie geldig vanaf: 17-02-1999]) Geschiedenis: Staatsblad 1997, 63;Staatsblad

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 32 574 Wijziging van de Visserijwet 1963 in verband met de bestrijding van visstroperij en het vervallen van de akte, alsmede enkele andere wijzigingen

Nadere informatie

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 22 november 2016;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 22 november 2016; Nummer: 118-57 Portefeuillehouder: drs. L. Bromet Onderwerp: Vaststellen Parkeerverordening Waterland 2017 De raad van de gemeente Waterland, gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders

Nadere informatie

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

Hoofdstuk I Algemene bepalingen Verordening betreffende de zorg voor de archiefbescheiden van de provinciale organen, voor zover deze archiefbescheiden niet zijn overgebracht naar de rijksarchiefbewaarplaats en het toezicht door gedeputeerde

Nadere informatie

Citeertitel: Landsbesluit bewaring inbeslaggenomen voorwerpen =====================================================================

Citeertitel: Landsbesluit bewaring inbeslaggenomen voorwerpen ===================================================================== Intitulé : LANDSBESLUIT, houdende algemene maatregelen, van ter uitvoering van enkele artikelen van het Wetboek van Strafvordering van Aruba (AB 1996 no. 75) inzake de bewaring van inbeslaggenomen voorwerpen

Nadere informatie

Verordening. speelautomaten (hallen) * * Verordening speelautomaten(hallen) 2016 D

Verordening. speelautomaten (hallen) * * Verordening speelautomaten(hallen) 2016 D Verordening speelautomaten (hallen) 2016 *16-0015386* 16-0015386 Verordening speelautomaten(hallen) 2016 D14-0175331 1 VERORDENING SPEELAUTOMATEN(HALLEN) 2016 De raad van de gemeente Waalwijk, gezien het

Nadere informatie

1. De vergunning zonder munitie en de erfenis

1. De vergunning zonder munitie en de erfenis De gouverneur van de provincie West-Vlaanderen Federale administratie Dienst politionele veiligheid Publicatie wijziging wapenwet Op 22 augustus 2008 werd de wijziging van de wapenwet gepubliceerd in het

Nadere informatie

gezien het voorstel van het college van Burgemeester en Wethouders van 3 oktober 2006, Nr. SO/2006/5545;

gezien het voorstel van het college van Burgemeester en Wethouders van 3 oktober 2006, Nr. SO/2006/5545; Gemeentebestuur Ontwerp besluit De RAAD van de gemeente Dordrecht; gezien het voorstel van het college van Burgemeester en Wethouders van 3 oktober 2006, Nr. SO/2006/5545; gelet op artikel 149 van de Gemeentewet

Nadere informatie

gelet op art 147 en 149 van de Gemeentewet en artikel 4, 20 en 23 van de Drank- en Horecawet.

gelet op art 147 en 149 van de Gemeentewet en artikel 4, 20 en 23 van de Drank- en Horecawet. No: Onderwerp: Vaststellen Drank- en Horecaverordening gemeente Hattem De raad der gemeente Hattem; gelezen het vorstel van et college d.d. 9 maart 2004, no.. gelet op art 147 en 149 van de Gemeentewet

Nadere informatie

IN NAAM DER KONINGIN. DE GOUVERNEUR van de Nederlandse Antillen,

IN NAAM DER KONINGIN. DE GOUVERNEUR van de Nederlandse Antillen, Landsverordening van 4 december 1989 houdende regelen met betrekking tot het ter beschikking stellen van arbeidskrachten: tekst in P.B. 1989, no 73; gewijzigd bij: 1. Landsverordening van de 11de september

Nadere informatie

Informatie over deze regeling kunt u inwinnen bij de afdeling Openbare Ruimte en Verkeer, de heer

Informatie over deze regeling kunt u inwinnen bij de afdeling Openbare Ruimte en Verkeer, de heer Verordening op de kans- en de behendigheidsspelen vastgesteld door de gemeenteraad van s-hertogenbosch op 19 december 2006 goedgekeurd door Gedeputeerde Staten goedgekeurd door de Kroon medegedeeld aan

Nadere informatie