BEKENDMAKING BESLISSING BIJSTELLING MILIEUVOORWAARDEN OMGEVINGSVERGUNNING

Transcriptie

1 BEKENDMAKING BESLISSING BIJSTELLING MILIEUVOORWAARDEN OMGEVINGSVERGUNNING Referentie omgevingsloket Projectnaam OMV_ PEETERS OIW, Herentals, Bijstelling lozingsnormen (Duplicaat van ) Ligging Zavelbosstraat 1, Zavelbosstraat 3 te 2200 Herentals Afdeling 13302, sectie C, perceel 240/2R, 240/2Y, 240/4_, 248A2, 248C2, 248D2, 248R, 248S Er werd op 16 november 2017 een verzoek ingediend tot bijstelling van de milieuvoorwaarden met betrekking tot een inrichting voor industriële reiniging geëxploiteerd door Peeters OIW, gelegen in 2200 Herentals, Zavelbosstraat 3. Het verzoek betreft de bijstelling van de lozingsnormen. De deputatie heeft op 12 april 2018 de bijstelling van de lozingsnormen geweigerd. De beslissing ligt van 23 mei 2018 tot en met 21 juni 2018 ter inzage bij de gemeentelijke dienst omgeving van de stad Herentals, Augustijnenlaan Herentals. De dienst omgeving werkt enkel op afspraak (maak een afspraak op en vermeld referentie OMV_ Victor Peeters). Beroepsmogelijkheden U kunt, als betrokken publiek, een beroep instellen tegen deze beslissing. U maakt deel uit van het betrokken publiek als u als natuurlijke persoon, rechtspersoon, vereniging, organisatie of groep met rechtspersoonlijkheid gevolgen ondervindt of waarschijnlijk ondervindt van of belanghebbende bent bij de besluitvorming over de bijstelling van de omgevingsvergunning. Bezorg hiertoe een beroepschrift via per aangetekende brief of tegen ontvangstbewijs aan: DEPARTEMENT OMGEVING Afdeling Gebiedsontwikkeling, omgevingsplanning en projecten (GOP) Koning Albert II-laan 20 bus Brussel Volg hierbij de volgende aanwijzingen nauwgezet op. Als u dat niet doet zal de Vlaamse Regering bijna zeker verplicht zijn om uw beroep onontvankelijk te verklaren. Dien het beroep in binnen dertig dagen die ingaan op 23 mei Deze dag is niet inbegrepen. Bezorg gelijktijdig bij aangetekende brief, via afgifte tegen ontvangstbewijs, of via het omgevingsloket een afschrift van uw beroepschrift aan: - de exploitant. Het adres van deze laatste vindt u in de beslissing. - het college van burgemeester en schepenen van Herentals, Augustijnenlaan 30 te 2200 Herentals - de deputatie van Antwerpen, Koningin Elisabethlei 22, 2018 Antwerpen.

2 Besluit Dienst Omgevingsvergunningen Departement Leefmilieu OMWV /STBO- Referentie OMV-loket BESLUIT VAN DE DEPUTATIE VAN DE PROVINCIE ANTWERPEN OVER EEN VERZOEK TOT BIJSTELLING VAN MILIEUVOORWAARDEN MET BETREKKING TOT EEN INRICHTING VOOR INDUSTRIËLE REINIGING, GELEGEN IN 2200 HERENTALS, ZAVELBOSSTRAAT 3 EN GEËXPLOITEERD DOOR DE NV VICTOR PEETERS. De deputatie van de provincie Antwerpen Gelet op het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning (Decreet omgevingsvergunning), zoals gewijzigd bij latere decreten; Gelet op het besluit van 27 november 2015 van de Vlaamse Regering tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning (Besluit omgevingsvergunning), zoals gewijzigd bij latere besluiten; Gelet op titel 5 van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid (DABM), en de bijhorende uitvoeringsbesluiten; Gelet op het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, en de bijhorende uitvoeringsbesluiten; Gelet op het verzoek dat de op 16 november 2017 heeft ingediend met het oog op bijstelling van de milieuvoorwaarden die gelden voor een inrichting voor industriële reiniging gelegen in Zavelbosstraat 3 te 2200 Herentals, namelijk de wijziging van de volgende lozingsnormen van bedrijfsafvalwater, opgelegd in besluit met kenmerk MLAV1/ d.d. 24 september 2009 van de deputatie en later gewijzigd via besluit met kenmerk MLWV/10-84 d.d. 24 maart 2011 en MLWV d.d. 28 maart 2013, als volgt: Chemische analyses Parameter Eenheid Norm Reed vergunde concentraties Bijkomende gewenste concentraties Detergenten Anionisch mg LS/l 0,1-0,5 Detergenten Niet-ionogene mg/l 1,0-10,0 Monocyclische arom.kws (Aromaten*oplosmiddelen) p-isopropyltolueen (=1- isopropyl-4-methylbenzeen(pcymeen) µg/l 1,0-10,0 Metalen Cadmium µg/l 8,0 8,0 16,0 Kwik µg/l 0,30-0,8 Lood µg/l 400,0 400,0 500,0

3 Titaan µg/l 100,0-300,0 Polycyclische arom.kws (PAK's) acenaphteen µg/l 0,1-0,50 phenanthreen µg/l 0,1-0,50 fluorantheen µg/l 0,1-0,50 pyreen µg/l 0,0-0,40 benzo(b)fluorantheen µg/l 0,03-0,15 benzo(a)pyreen µg/l 0,1-0,50 benzo(g,h,i)peryleen µg/l 0,002-0,02 indeno(1,2,3,c,d)pyreen µg/l 0,002-0,02 Gelet op volgende motivering van het verzoek door de exploitant: 1. Er wordt opgemerkt dat een belangrijk aandeel van het bedrijfsafvalwatervolume afkomstig is van het reinigen van de voertuigen. Reiniging van de voertuigen is onder meer absoluut noodzakelijk om een veilig onderhoud van de voertuigen mogelijk te maken. Deze afvalwaterstroom van het reinigen van voertuigen is echter niet gebonden aan de hoofdactiviteit van de exploitant, maar treedt op door de activiteit die op het terrein van derden wordt uitgevoerd. Derhalve is het zeer moeilijk om via procesoptimalisatie de emissies te reduceren gezien er geen bronmaatregelen kunnen genomen worden. Met betrekking tot de wasplaats kunnen we stellen dat reeds BBT wordt toegepast. 2. M.b.t. het ontwateren van slib betreft het slib dat afkomstig is uit de openbare riolering. Op dit beperkt volume water wordt er reeds een voorzuivering via bezinkingsbekkens en een nazuivering uitgevoerd via filtratie en adsorptie met granulair actief kool zodat ook hier kan gesteld worden dat BBT door de exploitant wordt toegepast. Gelet de herkomst van de parameters en de bestemming is er geen nettobijdrage van de exploitant m.b.t. deze activiteit. 3. De wisselende activiteitsintensiteit van de voertuigen in combinatie met de locatie waar deze tewerkgesteld zijn, leiden er toe dat er steeds variaties zullen optreden in de concentraties die ter plaatse van het lozingspunt worden gemeten. Wij verwijzen hiervoor naar de tabel met de analyseresultaten zoals deze in het verleden werden geanalyseerd waarbij deze variabiliteit treffend wordt geïllustreerd. Door het aanpassen van de normen conform ons voorstel kunnen deze schommelingen ten dele worden ondervangen; Gelet op de stukken, waarbij wordt geattesteerd dat het verzoek tot bijstelling van de milieuvoorwaarden de vereiste publiciteit verkreeg, conform artikel 103 van het Besluit Omgevingsvergunning; Gelet op het feit dat er tijdens het openbaar onderzoek één bezwaar en 3 opmerkingen/adviezen werden ingediend met betrekking tot het volgende: - Bezwaar: men moet streven naar een zo streng mogelijk beleid wat de veiligheid en gezondheid van omwonenden betreft, zware metalen als kwik, cadmium, lood e.a. dienen zoveel mogelijk in de lozing te worden vermeden, en zeker niet meer uitgebreid te worden; - Opmerkingen/adviezen, als volgt: o Air Liquide: gunstig advies; o Fluxys: geen bezwaar; o Elia: geen bezwaar; Gelet op het gunstig advies d.d. 26 februari 2018 van het college van burgemeester en schepenen van Herentals; op volgende elementen uit dit advies: 1. De exploitatie is gelegen Zavelbosstraat 1-3 in 2200 Herentals.

4 2. De aanvraag heeft betrekking op de percelen kadastraal gekend als: Herentals - afdeling 2, sectie C, perceelnummers 248D2, 240/02Y, 248S, 248C2, 240/04, 248R, 240/02R, 248A2. 3. Adviezen Het college neemt kennis van het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar van 22 februari 2018 dat als bijlage bij dit besluit is gevoegd en er onlosmakelijk mee verbonden is. Het advies van de gemeentelijke omgevingsambtenaar is gunstig met voorwaarden. 4. Stedenbouwkundige voorschriften De exploitatie is gelegen in industriegebied waardoor gesteld kan worden dat de ligging van de inrichting in overeenstemming is met de bestemming volgens het gewestplan. 5. Water a) De exploitant vraagt een bijstelling van de opgelegde lozingsnormen m.b.t. bedrijfsafvalwater. De (bijkomende) gewenste concentraties en parameters worden opgenomen in het document 'Omschrijving wijziging voorwaarde(n)_omwv b) In put 3 worden alle deelstromen van bedrijfsafvalwater en het sanitair afvalwater verzameld. In deze put is een slibvang en olie-waterafscheider voorzien. Na de slibvang en de olie-waterafscheider worden de afvalwaters via een venturimeetgoot onder de spoorwegberm naar de openbare riolering van Herentals gepompt. c) Uit voorgaande kan afgeleid worden dat de ingezette voorbehandelings-en zuiveringstechnieken vooral toegespitst zijn op het verwijderen van KWS en slib en minder op het verwijderen van metalen. Er is geen KWS-afscheider aanwezig om de PAK's die vrijkomen bij de ontwatering van het slib, weg te vangen, vooraleer het afvalwater in put 3 terecht komt. De exploitant neemt het volgende in bijlage Q1- Bijstelling van de bijzondere milieuvoorwaarde op: 'In 2016 werd er ongeveer 160 m³ water afkomstig van het ontwateren van slib afgevoerd. Op basis van deelanalyses van deze stroom blijkt dit een belangrijke bijdrage te leveren aan de vastgestelde concentraties ter hoogte van de meetgoot voor de parametergroepen: metalen (arseen, titanium) en PAK.' d) Het lijkt aangewezen om via de POVC aan de exploitant te vragen of er bijkomende maatregelen overwogen werden en/of zullen/kunnen genomen worden voor een bijkomende voorbehandeling/zuivering van de PAK's en de metalen uit het bedrijfsafvalwater,vooraleer dit geloosd wordt in de openbare riolering. e) De exploitant neemt in bijlage Q1-Bijstelling van de bijzondere milieuvoorwaarden op dat de metalen die de voertuigen vervuilen, afkomstig zijn van activiteiten van derden en er bijgevolg geen bronmaatregelen kunnen genomen worden. De exploitant stelt verder dat de wasplaats en de slibontwatering BBT werden ingericht. Ten slotte merkt de exploitant op dat wisselende activiteit intensiteit en de locatie waar deze ingezet worden, zullen leiden tot een belangrijke variatie in concentraties ter hoogte van het lozingspunt. Het aanpassen van de lozingsnormen zou de exploitant toelaten om deze schommelingen deels te ondervangen. f) Overwegende dat de VMM optreedt als adviesverlenende instantie inzake voorliggend verzoek tot bijstelling van bijzondere voorwaarde en gelet op de bijzondere deskundigheid van de VMM, lijkt deze het best geplaatst om te beoordelen of de gevraagde aanpassing van de lozingsnormen aanvaardbaar zijn en/of er bijkomende inspanningen naar voorbehandeling en/of zuivering van het bedrijfsafvalwater moeten voorzien worden, vooraleer het bedrijfsafvalwater geloosd wordt in de openbare riolering. 6. Besluit Rekening houdende met bovenstaande bemerkingen dient dit verzoek tot bijstelling van bijzondere voorwaarden te worden geadviseerd als voorwaardelijk gunstig op voorwaarde dat VMM, meer bepaald de afdeling bevoegd voor het lozen van afvalwater, op basis van haar bijzondere deskundigheid oordeelt dat de gevraagde

5 normen aanvaardbaar zijn en in overeenstemming met de gegevens opgenomen in het aanvraagdossier indien de exploitatievoorwaarden zoals vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 1juni 1995, houdende de algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, in acht worden genomen. 7. Argumentatie Het college sluit zich aan bij het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt de inhoud ervan tot haar eigen motivering; Gelet op het deels gunstig advies d.d. 26 februari 2018 van het Departement Omgeving - Afdeling Milieuvergunningen (AGOP-M) (kenmerk: AGOP-MV/A/18/14621 en 10.00/13011/103461); op volgende elementen uit dit advies: 1. Activiteiten en proces a) De hoofdactiviteit van de NV Victor Peeters bestaat uit industriële reiniging met bijkomend onderhoud van voertuigen en machines, en diensten voor openbare besturen zoals rioolreiniging. 2. Inhoudelijke beoordeling a) Het bedrijfsafvalwater is afkomstig van de reiniging van voertuigen, zowel de onderzijde via de wasgoot als de buitenzijde via de wasstraat. In de wasstraat wordt gebruik gemaakt van stoomreinigers en inzeeppistolen. De waswaters van beide reinigingen worden afgeleid naar een slibvang en olie-waterafscheider. Bijkomende deelstromen van bedrijfsafvalwater zijn afkomstig van het hemelwater van de stockagezone van afgedankte voertuigen en van de inkuiping bij bovengrondse tanks. Deze stromen worden eveneens voorbehandeld via een slibvang en een koolwaterstofscheider. Verder wordt afvalwater afgevoerd afkomstig van het ontwateren van rioolslib. Het opgevangen water uit de opslagcontainer wordt nabehandeld in bezinktanks en gefilterd met doekenfilter, actief koolfilter en hars. b) Onderhavige verzoek tot bijstelling van de lozingsnormen heeft betrekking tot parameters die afhankelijk zijn van derden. De afvalwaterstroom van het reinigen van de voertuigen is gebonden aan de activiteiten op het terrein van klanten. Het effluent afkomstig van het ontwateren van rioolslib wordt reeds gezuiverd volgens de BBT en is eveneens afhankelijk van de openbare riolering. Er worden geen wijzigingen van de vergunde lozingsdebieten gevraagd, zijnde 2,8 m³/uur, 23,5 m³/dag en m³/jaar. c) Gelet op de analyseresultaten in bijlage Q1 worden verschillende lozingsnormen aangevraagd zoals weergegeven in onderstaande tabel. Parameter (totaal) Indelingscriterium (1) Bijlage van Vlarem II Rapportagegrens Bijlage van Vlarem II Bijzondere lozingsnormen MLWV Gevraagde lozingsnormen CZV - 7 mg/l mg/l Onveranderd Totaal N - 2 mg/l 60 mg/l Onveranderd Totaal P 1 mg/l 300 µg/l 10 mg/l Onveranderd Voorstel AGOP EOX - 5 µg Cl/l 0,05 mg/l Onveranderd Se 3 µg/l 5 µg/l 0,03 mg/l Onveranderd Cd 0,8 µg/l (PGS) 0,8 µg/l 8 µg/l 16 µg/l 8 µg/l Hg RG (PGS) 0,15 µg/l - 0,8 µg/l 0,8 µg/l Sb 100 µg/l 30 µg/l 0,2 mg/l Onveranderd As 5 µg/l 5 µg/l 0,05 mg/l Onveranderd Cu 50 µg/l 15 µg/l 0,5 mg/l Onveranderd Pb 50 µg/l (PS) 15 µg/l 0,4 mg/l 500 µg/l 500 µg/l Ti 100 µg/l 30 µg/l µg/l 300 µg/l Zn 200 µg/l 60 µg/l 1 mg/l Onveranderd Detergenten anionisch 0,1 mg/l - 0,5 mg LS/l 0,5 mg LS/l

6 Detergenten nietionogene 1 mg/l - 10 mg/l 10 mg/l p-isopropyltolueen (= - 1 µg/l 10 µg/l 10 µg/l 1-isopropyl-4-methylbenzeen(p-cymeen) Acenafteen 0,06 µg/l 50 ng/l 0,5 µg/l 0,5 µg/l Fenantreen 0,1 µg/l 50 ng/l 0,5 µg/l 0,5 µg/l Fluoranteen RG (PS) 50 ng/l 0,5 µg/l 0,5 µg/l Pyreen 0,04 µg/l 50 ng/l 0,4 µg/l 0,4 µg/l benzo(b)fluoranteen 0,03 µg/l 50 ng/l 0,15 µg/l 0,15 µg/l (PGS) benzo(a)pyreen RG (PGS) 50 ng/l 0,5 µg/l 0,5 µg/l benzo(g,h,i)peryleen 0,002 µg/l (PGS) 50 ng/l 0,02 µg/l - indeno(1,2,3,c,d)- pyreen 0,002 µg/l (PGS) 50 ng/l 0,02 µg/l - (1) RG = rapportagegrens, PGS = prioritair gevaarlijke stof, PS = prioritaire stof d) Voor kwik, fluoranteen, pyreen, benzo(b)fluoranteen, benzo(a)pyreen, benzo- (g,h,i)peryleen en indeno(1,2,3-cd)pyreen wordt verwezen naar de rapportagegrens. Voor deze parameters geldt zolang het indelingscriterium kleiner is dan de rapportagegrens, de rapportagegrens als norm. De overige aangevraagde en voorgestelde lozingsnormen liggen hoger dan de rapportagegrens. e) Cadmium, kwik, benzo(b)fluoranteen, benzo(a)pyreen, benzo(g,h,i)peryleen en indeno(1,2,3-cd)pyreen zijn volgens art. 3 van bijlage van Vlarem II prioritair gevaarlijke stoffen. Dit betekent dat maatregelen getroffen dienen te worden met het oog op stopzetting of geleidelijke beëindiging van de lozing. f) De aangevraagde lozingsnormen voor benzo(g,h,i)peryleen en indeno(1,2,3- cd)pyreen zijn lager dan de rapportagegrens zodat voorgesteld wordt deze normen niet op te nemen. g) Voor cadmium is een lozingsnorm van 8 µg/l vergund, zijnde 10 keer het indelingscriterium. In onderhavig dossier wordt een verdubbeling van de lozingsnorm tot 16 µg/l aangevraagd. In de afvalwateranalyses van bijlage Q1 wordt weergegeven dat de norm van 8 µg/l zeer frequent wordt overschreden. Dit geldt echter eveneens voor de gevraagde norm van 16 µg/l. Gelet op het feit dat cadmium een prioritair gevaarlijke stof is, wenst de afdeling GOP Directie omgevingsprojecten Milieu Antwerpen de lozingsnorm van 8 µg/l te behouden. h) De aangevraagde lozingsnormen voor resp. kwik, benzo(b)fluoranteen en benzo(a)pyreen, bedragen resp. ongeveer 5 keer, 3 keer en 10 keer de rapportagegrens. De lozingsnormen kunnen gunstig geadviseerd worden. i) Lood en fluoranteen zijn volgens art. 3 van bijlage van Vlarem II prioritaire stoffen. Dit betekent dat maatregelen getroffen dienen te worden die gericht zijn op progressieve vermindering. j) Voor lood is een lozingsnorm vergund van 400 µg/l, zijnde 8 keer het indelingscriterium. In onderhavig dossier wordt een toename van de lozingsnorm tot 500 µg/l aangevraagd. In de afvalwateranalyses van bijlage Q1 wordt weergegeven dat de meetwaarden sterk schommelen met extreme uitschieters van en µg/l. De meerderheid van de metingen blijft echter beperkt tot minder dan 500 µg/l. Rekening houdend met het indelingscriterium, kan de lozingsnorm gunstig geadviseerd worden. k) De aangevraagde lozingsnorm voor fluoraneen ligt 10 keer hoger dan de rapportagegrens en kan gunstig geadviseerd worden. l) De aangevraagde lozingsnorm voor pyreen ligt 8 keer hoger dan de rapportagegrens. De overige aangevraagde lozingsnormen bedragen telkens 10 keer het

7 indelingscriterium of lager. Rekening houdend met de afvalwateranalyses van bijlage Q1 kunnen de gevraagde lozingsnormen toegestaan worden. 3. Actualisering van de voorwaarden Conform artikel 106 van het Omgevingsvergunningsbesluit vermeldt de beslissing de geactualiseerde vergunningsvoorwaarden. a) In afwijking van artikel van Vlarem II dient de weegbrug niet geïnstalleerd te worden op voorwaarde dat de exploitant gebruik maakt van de weegbrug van een naburig bedrijf. b) In afwijking van artikel van Vlarem II moet het groenscherm aangelegd worden zoals ingetekend op het uitvoeringsplan en conform de voorwaarden opgelegd in de bouwvergunning. c) In aanvulling van de algemene lozingsvoorwaarden, dient voldaan te worden aan volgende bijzondere lozingsvoorwaarden, zoals voorgesteld door de VMM: CZV: mg/l N: 60 mg/l P: 40 mg/l EOX: 50 μg/l Se: 0,1 mg/l Cd: 0,1 mg/l 2 jaar na het verlenen van de milieuvergunning moet de norm voor Cd verstrengd worden tot 0,01 mg/l. - Deze bijzondere lozingsvoorwaarden werden verschillende keren gewijzigd met de besluiten van de deputatie d.d. 24/03/2011 met kenmerk MLWV/10-84 en d.d. 28/03/2013 met kenmerk MLWV Met onderhavig verzoek tot bijstelling worden de lozingsnormen opnieuw aangepast. d) Binnen 1 jaar na vergunningverlening dient het niet-verontreinigde hemelwater afgekoppeld te zijn van het interne rioleringsstelsel en maximaal hergebruikt te worden. Het overtollige hemelwater dient via het bezinkingsbekken maximaal geïnfiltreerd te worden in de bodem. - In onderhavig verzoek tot bijstelling is een extra bijlage toegevoegd met een toelichting van afkoppeling hemelwaters. Hieruit blijkt dat het nietverontreinigd hemelwater inmiddels volledig afgekoppeld is van het intern rioleringsstelsel van afvalwaters. Het opgevangen hemelwater wordt maximaal hergebruikt. Overtollig hemelwater kan maximaal infiltreren in de bodem. Bijgevolg kan de bijzondere voorwaarde geschrapt worden. e) Binnen 6 maand na vergunningverlening van de vergunning met kenmerk MLAV1/ d.d. 24/09/2009 dient te worden aangetoond dat de emissies van de spuitcabine in de onderdelenhal voldoen aan de norm. De resultaten dienen in 5 exemplaren ingediend te worden bij de vergunningverlenende overheid die deze ter informatie/evaluatie overmaakt aan de afdeling GOP Milieu, de afdeling HH, het ToVo en het schepencollege. - Het is niet mogelijk met zekerheid te stellen of hieraan reeds voldaan is. Daarom wordt voorgesteld de bijzondere voorwaarde te actualiseren met bovenstaande aanpassing; Gelet op het ongunstig advies d.d. 28 februari 2018 van de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (kenmerk: JVDM/ME/AELT/42993/18); op volgende elementen uit dit advies: 1. Lozingssituatie: De lozing gebeurt in openbare riolering van de Zavelbosstraat, die is aangesloten op de RWZI van Herentals. 2. Motivering: De hoofdactiviteiten zijn het stallen, onderhouden en reinigen van voertuigen. Er is ook een verdeelinstallatie aanwezig. Secundaire activiteiten zijn de tijdelijke opslag van rioolzand en van vloeibaar gevaarlijk afval. De bronnen van bedrijfsafvalwater zijn:

8 a) Hemelwater van de stockagezone van voertuigen en onderdelen: In deze zone worden bedrijfsvoertuigen opgeslagen, die niet meer rijwaardig zijn. De voertuigen zijn ontdaan van alle vloeistoffen en de opslag vindt plaats op een vloeistofdichte betonnen vloer, die is aangesloten op een slibvang en een KWSafscheider. Het betreft een oppervlakte van 840 m² en de hoeveelheid potentieel verontreinigd hemelwater bedraagt 672 m³/jaar; b) Hemelwater van de tankpiste: De tankpiste is vloeistofdicht uitgevoerd met afvoergoten langs de zijkanten, die zijn aangesloten op een slibvang en KWS-afscheider. Het betreft een oppervlakte van 140 m², maar doordat er een luifel over de vulzone aanwezig is en er de nodige maatregelen voorzien zijn voor in geval van calamiteit, wordt er niet verwacht dat er hier verontreinigd hemelwater zal gegenereerd worden; c) Hemelwater van de inkuiping van tanks: De bovengrondse opslag van oliën en brandstoffen vindt plaats in houders, die in een inkuiping zijn geplaatst. Het hemelwater van deze inkuiping wordt behandeld in een slibvang en KWS-afscheider. Het betreft een oppervlakte van 320 m² en de hoeveelheid potentieel verontreinigd hemelwater bedraagt 256 m³/jaar; d) De afspuitput van de reiniging van de onderzijde van voertuigen via de wasgoot: De bedrijfsvoertuigen worden bij industriële klanten ingezet voor het uitvoeren van veeg- en reinigingsopdrachten en in het bijzonder bij metaalverwerkende bedrijven. De wagens zijn bij terugkomst op het terrein vervuild met diverse metalen, doordat het terrein van de klant steeds nat gehouden wordt om verwaaiing van metaalstof tegen te gaan. De onderzijde van de voertuigen moet volledig gereinigd worden, alvorens er activiteiten aan het voertuig mogen worden uitgevoerd. De reiniging gebeurt boven een wasgoot, waarbij grondig met hogedruk wordt gereinigd. Per jaar komt er 300 m³ bedrijfsafvalwater vrij, dat via put 4 naar de verzamelput van de bedrijfsafvalwaters wordt geleid. e) Carwash hal 7: reiniging van de buitenzijde van voertuigen via een wasstraat: Het uitwendig reinigen van voertuigen gebeurt in een wasstraat met ondoordringbare vloer. Er wordt gebruik gemaakt van stoomreinigers en inzeeppistolen. Gemiddeld worden er 3 voertuigen per dag gereinigd, met een duurtijd van 1 uur per voertuig. Op jaarbasis resulteert dit in een bedrijfsafvalwatervolume van 750 m³. f) Rioolslibontwatering put 10: Een deel van de activiteiten betreft het reinigen van openbare rioleringen. Het zand wordt verzameld in een open container om te ontwateren tot het steekvast genoeg is om afgevoerd te worden naar een erkend verwerker. De ontwatering gebeurt in 3 stappen: - Ontwatering van slib uit de container: Dit gebeurt in containers, die staan opgesteld in een daarvoor voorzien bekken; - Nabehandeling in bezinktank: Het opgevangen water wordt naar een bezinktank geleid met een volume van 80 m³. Parallel aan deze bezinktank werden nog 2 bezinkcontainers van 40 m³ geplaatst. De bezinktanks hebben 2 compartimenten, voor een bezinking in 2 stappen. Pas na de 2 e bezinkingsstap wordt het water verder verpompt. Door deze bezinking in 2 stappen wordt het water in belangrijke mate ontdaan van zwevende stoffen. - Filtering effluent (sedert 2016): Het effluent wordt in eerste instantie over een Hammelmann-filterunit geleid, die bestaat uit 5 doekfilters van 100 µm, waarin de nog aanwezige sedimenten worden verwijderd. Vervolgens wordt het effluent nog behandeld in een actief koolfilter en een harsfilter.

9 In 2016 werd er ongeveer 160 m³ afvalwater van het ontwateren van slib afgevoerd. De diverse afvalwaterstromen worden gekenmerkt door de volgende verontreiniging en debieten: - Hemelwater opslag voertuigen: /; 672 m³/jaar - Hemelwater tankpiste: /; geen debiet - Hemelwater inkuiping: minerale olie; 256 m³/jaar - Reiniging onderzijde voertuigen: metalen, PAK; 300 m³/jaar - Uitwendige reiniging voertuigen: metalen, PAK, detergenten; 750 m³jaar - Ontwatering rioolslib: metalen, PAK; 160 m³/jaar; De huidige vergunde lozingsdebieten kunnen behouden blijven, zijnde 2,8 m³/uur, 23,5 m³/dag en m³/jaar. Er werden in het verleden reeds maximale inspanningen gedaan om de samenstelling van het bedrijfsafvalwater binnen het normerend kader te houden, maar aanpassingen aan de huidige lozingsparameters lijken toch noodzakelijk. Een belangrijk aandeel van het bedrijfsafvalwatervolume is afkomstig van het reinigen van voertuigen, wat noodzakelijk is om een veilig onderhoud van die voertuigen mogelijk te maken. De verontreiniging is niet gebonden aan de hoofdactiviteit van de exploitant, maar treedt op door activiteiten die op het terrein van derden worden uitgevoerd. Het is bijgevolg zeer moeilijk om via procesoptimalisatie de emissies te reduceren gezien er geen bronmaatregelen kunnen genomen worden. Het beperkte volume dat vrijkomt bij het ontwateren van slib van het reinigen van openbare rioleringen, wordt behandeld in bezinkingsbekkens en nagezuiverd via filtratie en adsorptie aan actief kool. Ook hier kan gesteld worden dat BBT wordt toegepast. Er is veel variëteit in de samenstelling van het bedrijfsafvalwater doordat er variatie is in de activiteitsintensiteit van de voertuigen en de locatie waar deze worden ingezet. Door het aanpassen van de normen conform het voorstel kunnen de schommelingen ten dele worden ondervangen. Via een aparte bijlage wordt een toelichting gegeven over de afkoppeling van de hemelwaters. Het niet-verontreinigd hemelwater werd inmiddels volledig afgekoppeld van het interne rioleringsstelsel van de afvalwaters. Alle dakwaters van de loodsen 6,7 en 8 worden verzameld in een pompput van 37 m³ met extra buffering in 2 tanks van 25 en 30 m³. Dit water wordt maximaal hergebruikt voor het wassen van voertuigen. Alle overige niet-verontreinigde hemelwaters worden via een pompput naar het buffer/infiltratiebekken gepompt. Hier gebeurt in de eerste plaats een maximale infiltratie in de bodem en daarnaast wordt het water maximaal gebruikt bij het uitvoeren van rioolreinigingen. 3. Beoordeling: Door het afkoppelen van alle niet-verontreinigde hemelwaters is voldaan aan de 4e bijzondere voorwaarde uit het deputatiebesluit van 24/09/2009. De exploitant vraagt geen aanpassing van de vergunde lozingsdebieten, zijnde 2,8 m³/uur, 23,5 m³/dag en m³/jaar. Hierbij valt op te merken dat wanneer we de huidige vermelde debieten van het bedrijfsafvalwater optellen, we een jaardebiet bekomen van m³. Als we daar het vermelde jaardebiet van het huishoudelijk afvalwater (675 m³), dat niet afzonderlijk kan bemonsterd worden, bijtellen, komen we aan een maximaal jaardebiet van m³/jaar, wat een stuk lager ligt dan de vergunde ³/jaar. 2 deelstromen van het bedrijfsafvalwater bestaan uit verontreinigd hemelwater, nl. het afvalwater van de stockagezone voor voertuigen en het afvalwater van de inkuiping van de tanks. Voor een meer correcte inschatting van de geloosde uur-, dag- en jaardebieten

10 baseert de VMM zich (conform de code van goede praktijk voor de aanleg van rioleringen), sedert april 2017, op: - Het langjarig gemiddeld neerslagtotaal (Ukkel ) van 0,85 m³/m² voor het jaardebiet; - Een composietbui met een terugkeerperiode van 2 jaar van 0,0159 m³/m² (oftewel 44 l/s.ha) voor het uurdebiet en 0,0408 m³/m² (oftewel 4,7 l/s.ha) voor het dagdebiet. Deze aanpak is zowel nodig voor het correct inschatten van de hydraulische als de ecologische impact op de riolering en de ontvangende waterloop. Op basis van afvloeiing-coëfficiënten, metingen en buffering kunnen de debieten bijgesteld worden. Uit het dossier blijkt niet of er buffering op deze stromen aanwezig is. Op basis van de vermelde verharde oppervlakten, bekomen we de volgende debieten: - Stockage voertuigen: 714 m³/jaar, 34,3 m³/dag en 13,4 m³/uur; - Inkuiping tanks: 272 m³/jaar, 13 m³/dag en 5 m³/uur. Op basis van deze cijfers blijkt het huidige vergunde uur- en dagdebiet ruimschoots onvoldoende. De exploitant stelt dat de aanpassing van de lozingsvoorwaarden noodzakelijk is omwille van grote schommelingen in de kwaliteit van het geloosde afvalwater. Deze schommeling is volgens de exploitant het gevolg van factoren, waarvoor geen bronmaatregelen kunnen genomen worden. Hij verwijst dan in hoofdzaak naar de stroom afvalwater afkomstig van het reinigen van voertuigen, zowel het afspuiten van de onderzijde, als het uitwendig reinigen. Voor de stroom afvalwater, afkomstig van het ontwateren van rioolzand en -slib, heeft de exploitant end-of-pipemaatregelen genomen voor het zuiveren van dit afvalwater, nl. filtratie via doekenfilters, actief kool en een harsfilter. Naast de hierboven vermelde stroom is de grootste bron van verontreiniging met metalen en PAK de wasgoot voor het reinigen van de onderzijde van voertuigen en in mindere mate de wasstraat. Deze 2 activiteiten genereren een afvalwaterstroom van 300 m³/jaar (wasgoot) en 750 m³/jaar (wasstraat). Uit het dossier blijkt niet waarom er op deze stromen geen extra maatregelen overwogen werden. Het is ook niet duidelijk hoeveel zwevende stoffen er na bezinking nog in de effluentstromen van deze activiteiten aanwezig zijn. Veel verontreinigingen zullen immers gebonden zijn aan de zwevende bestanddelen. Er wordt een wijziging gevraagd voor de vergunde norm voor Cd en Pb en aanvullende emissiegrenswaarden voor Hg, Ti, p-isopropyltolueen en een aantal PAK s en detergenten (OAS). Een aantal van de gevraagde parameters (Hg, Cd, benzo(a)pyreen, benzo(b)fluoranteen, benzo(g,h,i)peryleen en indeno(1,2,3,c,d)pyreen) zijn volgens artikel 3 van de bijlage bij Vlarem II prioritair gevaarlijke stoffen, waarvoor maatregelen moeten genomen worden met het oog op stopzetting of geleidelijke beëindiging van de lozing. Voor benzo(g,h,i)peryleen en indeno(1,2,3,c,d)pyreen wordt een norm gevraagd die lager ligt dan de rapportagegrens. Voor deze parameter is de gevraagde norm niet relevant. Voor p-isopropyltolueen bestaat er geen rapportagegrens. Het is niet duidelijk of er een norm gevraagd worden voor benzo(k)fluoranteen. De stof is niet opgenomen in de aanvraagtabel, maar wordt wel gemeten. Uit de tabel met de lozingsgegevens blijkt inderdaad dat er grote schommelingen optreden in de kwaliteit van het afvalwater. Voor een aantal parameters zullen nog steeds overtredingen van de vergunde normen voorkomen. De geloosde metalen en PAK s zullen op de RWZI enkel verwijderd worden door adsorptie aan het slib. RWZI s zijn niet ontworpen voor de verwijdering van metalen en PAK. Op 18/03/2013 werden de vergunningsvoorwaarden reeds gewijzigd op basis van een meetcampagne.

11 De VMM kan geen gunstig advies verlenen voor deze aanvraag op basis van het voorliggende dossier. Het is aangewezen dat de aanpassing van de lozingsvoorwaarden gekoppeld wordt aan een grondige evaluatie van de lozingssituatie. Hierbij moeten zowel de lozingsdebieten worden geëvalueerd en moet onderzoek gedaan worden naar mogelijke bijkomende maatregelen, zoals verdergaande zuivering en/of buffering van bepaalde deelstromen. Advies water: b) De VMM adviseert ongunstig voor het aanpassen van de lozingsvoorwaarden. c) Er werd wel voldaan aan de 4e bijzondere voorwaarde uit het deputatiebesluit van 24/09/2009 m.b.t. de afkoppeling van het hemelwater; Gelet op het ongunstig advies d.d. 27 maart 2018 van de Provinciale Omgevingsvergunningscommissie (POVC); op volgende elementen uit dit advies: 1. Horen van de partijen De heer W. De Bie, milieucoördinator bij Victor Peeters, Openbare- en Industriële Werken, wordt gehoord namens de aanvrager. De voorzitter overloopt de aanvraag en verwijst naar het ongunstig advies van de VMM. De VMM licht haar advies toe. Sinds 2017 wordt er een nieuwe aanpak gehanteerd voor de advisering van lozingsdebieten. Er wordt nu rekening gehouden met piekdebieten bij buien. Op basis van de aangepaste debieten blijken de huidige vergunde uur- en dagdebieten onvoldoende te zijn. Dan zijn er nog de parameters die toch aan de bron zouden moeten aangepakt worden. De heer De Bie antwoordt er voor de carwash 2 jaar geleden werd geïnvesteerd in een lamellen- en een coalescentiefilter. Er werd verwacht dat dit voldoende ging zijn om aan de normen te kunnen voldoen. De wasgoot voor het reinigen van de onderkant van de wagens en de rioolslibontwatering liggen naast elkaar. Ook daar werd 1,5 jaar geleden geïnvesteerd in een actiefkool-, hars- en doekenfilter. Nu blijkt dat al deze inspanning niet altijd voldoende zijn. Het is ook niet altijd dezelfde parameter die wordt overschreden. Dit maakt het moeilijk om de om de juiste oplossing te vinden. De vrachtwagens die op de sites van Umicore en Arcelor actief zijn geweest, komen naar hier voor hun onderhoud. Om er aan te kunnen werken moeten ze gereinigd worden. Een klassieke carwash is niet voldoende om het aangekoekte vuil te verwijderen. De VMM vraagt of er geen analyses werden gedaan vóór en na elke trap van zuivering om zo een rendement te bepalen. De heer De Bie antwoordt dat als er verdere zuivering nodig is er een gespecialiseerde firma zal moeten ingeschakeld worden. De afdeling Handhaving heeft alles mee opgevolgd en heeft voorgesteld om een bijstelling van de normen aan te vragen. De VMM geeft aan dat een actiefkoolfilter helpt om de PAK s uit het afvalwater te halen, maar deze helpt totaal niet om cadmium te verwijderen. Er moet ook gekeken worden of er geen fysicochemische zuivering mogelijk is. Op vraag van de deskundige milieu antwoordt de heer De Bie dat na al de inspanning die werd geleverd men nu nog zoekende is naar de juiste afstelling van al deze filters. De actiefkool- en de harsfilter werden al bijgesteld. De afdeling Handhaving heeft alles mee opgevolgd. Zij stelden voor om een bijstelling van de normen aan te vragen. Op vraag van de VMM antwoordt de heer De Bie dat de samenstelling van het rioolslib niet gekend is. Bij de vrachtwagens is gekend op welke werven dat ze actief zijn geweest en kent men wel de samenstelling van het afvalwater. De deskundige milieu vraagt of er niets is opgenomen in de contracten met Umicore en Arcelor m.b.t. het reinigen van de vrachtwagens op hun eigen site. De heer De Bie antwoordt dat er proper materiaal wordt geleverd en dat men graag proper materiaal zou terugkrijgen. De vrachtwagens worden wel

12 afgespoeld, maar dat is niet voldoende om het aangekoekte vuil te verwijderen. Bij Arcelor zijn ze bezig om een afspuitput aan te leggen. Dat zal al een hele verbetering zijn. 2. Omschrijving van de gevraagde bijstelling De omschrijving kan behouden blijven. 3. Openbaar onderzoek bezwaren Er werd één bezwaar ingediend: Men moet streven naar een zo streng mogelijk beleid wat de veiligheid en gezondheid van omwonenden betreft. Zware metalen als kwik, cadmium, lood e.a. dienen zoveel mogelijk in de lozing te worden vermeden, en zeker niet meer uitgebreid te worden. - De POVC volgt het ongunstig advies van de VMM zodat aan het bezwaar werd tegemoet gekomen. Er werden 3 adviezen/opmerkingen ontvangen, met name: Air Liquide: gunstig advies; Fluxys: geen bezwaar; Elia: geen bezwaar. 4. Milieutechnische evaluatie Het advies van het CBS van Herentals is voorwaardelijk gunstig, op voorwaarde dat de VMM een gunstig advies verleent. De VMM verleent een ongunstig advies (zie verder). De AGOP-M verleent een deels gunstig advies en stelt: Voor kwik, fluoranteen, pyreen, benzo(b)fluoranteen, benzo(a)pyreen, benzo(g,h,i)peryleen en indeno(1,2,3-cd)pyreen wordt verwezen naar de rapportagegrens. Voor deze parameters geldt zolang het indelingscriterium kleiner is dan de rapportagegrens, de rapportagegrens als norm. De overige aangevraagde en voorgestelde lozingsnormen liggen hoger dan de rapportagegrens. De aangevraagde lozingsnormen voor benzo(g,h,i)peryleen en indeno(1,2,3- cd)pyreen zijn lager dan de rapportagegrens zodat voorgesteld wordt deze normen niet op te nemen. Voor cadmium is een lozingsnorm van 8 µg/l vergund, zijnde 10 keer het indelingscriterium. In onderhavig dossier wordt een verdubbeling van de lozingsnorm tot 16 µg/l aangevraagd. In de afvalwateranalyses van bijlage Q1 wordt weergegeven dat de norm van 8 µg/l zeer frequent wordt overschreden. Dit geldt echter eveneens voor de gevraagde norm van 16 µg/l. Gelet op het feit dat cadmium een prioritair gevaarlijke stof is, wenst de AGOP-M de lozingsnorm van 8 µg/l te behouden. De overige aangevraagde lozingsnormen worden gunstig geadviseerd. De VMM verleent een ongunstig advies en stelt dat: op basis van de cijfers blijkt dat het huidige vergunde uur- en dagdebiet ruimschoots onvoldoende is; uit het dossier niet blijkt waarom er op deze stromen geen extra maatregelen overwogen werden. Het is ook niet duidelijk hoeveel zwevende stoffen er na bezinking nog in de effluentstromen van deze activiteiten aanwezig zijn. Veel verontreinigingen zullen immers gebonden zijn aan de zwevende bestanddelen; het niet duidelijk is of er een norm gevraagd wordt voor benzo(k)fluoranteen. De stof is niet opgenomen in de aanvraagtabel, maar wordt wel gemeten; uit de tabel met de lozingsgegevens blijkt inderdaad dat er grote schommelingen optreden in de kwaliteit van het afvalwater. Voor een aantal parameters zullen nog steeds overtredingen van de vergunde normen voorkomen; de geloosde metalen en PAK s zullen op de RWZI enkel verwijderd worden door adsorptie aan het slib. RWZI s zijn niet ontworpen voor de verwijdering van metalen en PAK; het aangewezen is dat de aanpassing van de lozingsvoorwaarden gekoppeld wordt aan een grondige evaluatie van de lozingssituatie. Hierbij moeten zowel de

13 lozingsdebieten worden geëvalueerd en moet onderzoek gedaan worden naar mogelijke bijkomende maatregelen, zoals verdergaande zuivering en/of buffering van bepaalde deelstromen. De POVC volgt het ongunstig advies van de VMM. 5. Watertoets Voor de evaluatie van de waterkwaliteitsaspecten van de lozing wordt verwezen naar het advies van de VMM. Dit advies is ongunstig. 6. Voorstel van omschrijving van de gewijzigde milieuvoorwaarde(n) Het verzoek tot bijstelling van de voorwaarden wordt niet ingewilligd. De lozingsnormen van bedrijfsafvalwater, opgelegd in besluit met kenmerk MLAV1/ d.d. 24 september 2009 van de deputatie en later gewijzigd via besluit met kenmerk MLWV/10-84 d.d. 24 maart 2011 en MLWV d.d. 28 maart 2013, worden niet gewijzigd; Overwegende dat voor de evaluatie van de tijdens het openbaar onderzoek uitgebrachte bezwaren en opmerkingen en van de elementen die de aanvrager heeft aangebracht tijdens de zitting van de POVC, kan verwezen worden naar het advies van de POVC; Overwegende dat het advies van de POVC in aanmerking wordt genomen; dat de bijstelling niet voldoet aan de bepalingen van artikel 73 en 74 van het decreet van 25 april 2014, en artikel tot en met van titel II van het Vlarem; Overwegende dat voor de toetsing van de aanvraag aan de kenmerken van het watersysteem, en aan de doelstellingen en beginselen van artikels 5, 6 en 7 van het decreet Integraal Waterbeleid kan verwezen worden naar het advies van de POVC; Overwegende dat gesteld kan worden dat de risico s voor de externe veiligheid, de hinder, de effecten op het leefmilieu, op de wateren, op de natuur en op de mens buiten de inrichting veroorzaakt door de gevraagde bijstelling, mits de in onderhavig besluit opgelegde milieuvoorwaarden worden nageleefd, niet tot een aanvaardbaar niveau kunnen worden beperkt; Overwegende dat er bijgevolg aanleiding toe bestaat de gevraagde bijstelling niet in te willigen; ARTIKEL 1 - Voorwerp B E S L U I T : Ingevolge het verzoek van de worden de milieuvoorwaarden, opgelegd in besluit met kenmerk MLAV1/ d.d. 24 september 2009 van de deputatie en later gewijzigd via besluit met kenmerk MLWV/10-84 d.d. 24 maart 2011 en MLWV d.d. 28 maart 2013, voor de exploitatie door de van een inrichting voor industriële reiniging (inrichtingsnummer omgevingsloket ), gelegen te 2200 Herentals, Zavelbosstraat 3, niet bijgesteld. ARTIKEL 2 1. Voor elke verandering van de vergunde inrichting gelden de bepalingen van artikel 6 van het Decreet omgevingsvergunning. 2. Elke overdracht die betrekking heeft op een vergunningsplichtige exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit moet vooraf worden gemeld aan de vergunningverlenende overheid, overeenkomstig de bepalingen van artikel 97 van het Besluit omgevingsvergunning.

14 3. Een hernieuwing van een omgevingsvergunning die of van een gedeelte ervan dat voor bepaalde duur is verleend, moet worden aangevraagd overeenkomstig artikel 70 van het Decreet omgevingsvergunning uiterlijk tussen de 24 en 12 maanden vóór het verstrijken van de vergunningstermijn van de lopende vergunning. ARTIKEL 3 Inzake de mogelijkheid en modaliteiten om beroep in te dienen tegen voorgaand besluit wordt uitdrukkelijk verwezen naar de artikelen 90 e.v. van het Decreet omgevingsvergunning en de artikelen 108 en 109 van het Besluit omgevingsvergunning. Ter informatie en onder voorbehoud van alle rechten wordt het volgende meegedeeld: de Vlaamse Regering is bevoegd in laatste administratieve aanleg voor beroepen tegen uitdrukkelijke of stilzwijgende beslissingen van de deputatie in eerste administratieve aanleg (adres: Vlaamse minister van Leefmilieu, Graaf de Ferraris-gebouw, Koning Albert II-laan 20 bus 8, 1000 Brussel). Artikel 54 van het Decreet omgevingsvergunning bepaalt dat het beroep op straffe van onontvankelijkheid ingesteld dient te worden binnen een termijn van dertig dagen die ingaat: 1. de dag na de datum van de betekening van de bestreden beslissing voor die personen of instanties aan wie de beslissing betekend wordt; 2. de dag na het verstrijken van de beslissingstermijn als de omgevingsvergunning in eerste administratieve aanleg stilzwijgend geweigerd wordt; 3. de dag na de eerste dag van de aanplakking van de bestreden beslissing in de overige gevallen. Artikel 56 van het Decreet omgevingsvergunning bepaalt dat het beroep op straffe van onontvankelijkheid per beveiligde zending dient te worden ingediend bij de bevoegde overheid en dat wie het beroep instelt, op straffe van onontvankelijkheid gelijktijdig en per beveiligde zending een afschrift van het beroepschrift bezorgt aan: 1. de vergunningsaanvrager behalve als hij zelf het beroep instelt; 2. de deputatie als die in eerste administratieve aanleg de beslissing heeft genomen; 3. het college van burgemeester en schepenen behalve als die zelf het beroep instelt. Artikel 109 van voornoemd Besluit omgevingsvergunning vermeldt over de vormvoorschriften van het beroepschrift het volgende: Art. 109 Het beroepschrift bevat op straffe van onontvankelijkheid: 1. de naam, de hoedanigheid en het adres van de beroepsindiener; 2. de identificatie van de bestreden beslissing en van het onroerend goed, de inrichting of exploitatie die het voorwerp uitmaakt van die beslissing; 3. als het beroep wordt ingesteld door een lid van het betrokken publiek: a) een omschrijving van de gevolgen die hij ingevolge de bestreden beslissing ondervindt of waarschijnlijk ondervindt; b) het belang dat hij heeft bij de besluitvorming over de bijstelling van de vergunningsvoorwaarden; 4. de redenen waarom het beroep wordt ingesteld; 5. voorkomend geval, het verzoek om door de bevoegde omgevingsvergunningscommissie gehoord te worden. Het beroepsdossier bevat de volgende bewijsstukken: 1. in voorkomend geval, een bewijs van betaling van de dossiertaks; 2. de overtuigingsstukken die de beroepsindiener nodig acht; 3. in voorkomend geval, een inventaris van de overtuigingsstukken, vermeld in punt 2.

15 Als de bewijsstukken, vermeld in het tweede lid, ontbreken, kan hieraan verholpen worden overeenkomstig artikel 57, tweede lid, van het Decreet omgevingsvergunning. Het bevoegde bestuur kan bij de beroepsindiener, de vergunningsaanvrager of de overheid die in eerste administratieve aanleg bevoegd is, alle beschikbare informatie en documenten opvragen die nuttig zijn voor het dossier. Antwerpen, in zitting van 12 april Aanwezig: de heer Luk Lemmens, voorzitter, de heer Ludwig Caluwé, mevrouw Inga Verhaert, de heer Jan De Haes, de heer Peter Bellens, leden en de heer Danny Toelen, provinciegriffier Verslaggever: P. Bellens In opdracht: De Provinciegriffier, De Voorzitter, Danny Toelen Luk Lemmens