TOEPASSINGSREGLEMENT VOOR GEREINIGDE GRANULATEN AFKOMSTIG VAN DE (FYSICO-CHEMISCHE) REINIGING VAN UITGEGRAVEN BODEM OF VAN GELIJKAARDIGE AFVALSTOFFEN

Transcriptie

1

2

3 COPRO vzw Onpartijdige Instelling voor de Controle van Bouwproducten Z.1 Researchpark - Kranenberg Zellik info@copro.eu BTW BE KBC COPRO TRA 17 TOEPASSINGSREGLEMENT Versie TOEPASSINGSREGLEMENT VOOR GEREINIGDE GRANULATEN AFKOMSTIG VAN DE (FYSICO-CHEMISCHE) REINIGING VAN UITGEGRAVEN BODEM OF VAN GELIJKAARDIGE AFVALSTOFFEN Goedgekeurd door de Adviesraad grond op Bekrachtigd door de Raad van Bestuur op COPRO 2012

4 INHOUDSTAFEL Voorwoord 3 Definities en afkortingen 4 Art. 1 TOEPASSINGSGEBIED 6 Art. 3 KEURINGSINSTELLINGEN 6 Art. 4 CONTROLELABORATORIA 6 Art. 5 ZELFCONTROLE 7 Art. 5.1 Algemene bepalingen 7 Art. 5.2 Productie-installaties 7 Art. 5.3 Laboratorium voor zelfcontrole 7 Art. 5.4 Kalibraties en ijkingen 7 Art. 5.5 Controlepersoneel 8 Art. 5.6 Technisch Dossier 8 Art. 5.7 Controleschema's 9 Art. 5.8 Werkboeken 15 Art. 5.9 Controleregisters 15 Art. 6 PRODUCTIDENTIFICATIE EN GEBRUIK VAN HET CERTIFICATIELOGO 16 Art. 7 VOORRAADBEHEER 16 Art. 8 EXTERNE CONTROLE 17 Art. 10 INLEIDEND BEZOEK EN TOELATINGSPERIODE 22 Art. 11 VERGUNNINGVERLENING EN CERTIFICAAT 27 Art Draagwijdte van de vergunning 27 Art Wijziging van de vergunning 27 Art. 12 VERGUNNINGSPERIODE 27 Art Wijziging van de productie 27 Art. 13 FINANCIEEL REGLEMENT 27 Art Financieel reglement 27 Toepassingsreglement voor fysico-chemisch gewassen granulaten COPRO-document: TRA 17 2/27 Versie 2.3 d.d

5 Voorwoord Het is voor de vzw COPRO steeds de bedoeling de kwaliteit van de eindproducten in alle opzichten te verzekeren. Er dient voor gewaakt dat alle wettelijke eisen, zowel milieuhygiënisch als bouwtechnisch, worden vervuld. Bovendien streeft de vzw COPRO ernaar dat het certificeren gebeurt op een gestructureerde, rationele en economische manier. Deze COPRO-certificatie is een kwaliteitscertificatie van de granulaten (zand en grove granulaten) afkomstig van één productieproces, namelijk de fysico-chemische reiniging, en behelst zowel de bouwtechnische als de milieuhygiënische overeenkomstigheid. Het milieuhygiënisch gedeelte is overeenkomstig de Vlaamse wetgeving. Bouwtechnisch gezien vallen deze granulaten onder de EN-normen en dient te worden voldaan aan de CE-markering 2+. Milieuhygiënisch zijn echter, afhankelijk van de input, zowel het VLAREMA als het VLAREBO in het Vlaams Gewest van toepassing. Indien het de reiniging van afvalstoffen (slib van rioolkolken of zandvangers, veegvuil, rioolslib, ) betreft, dient het VLAREMA te worden gerespecteerd. Dit reglement behelst een kwaliteitsysteem dat de traceerbaarheid en de conformiteit vastlegt. Indien het de reiniging van verontreinigde bodem betreft is het VLAREBO van toepassing. De milieuhygiënische overeenkomstigheid hiervan wordt in dit reglement niet rechtstreeks gecontroleerd. Wel wordt geëist dat het Centrum voor grondreiniging beschikt over een certificaat afgeleverd door een erkende bodembeheersorganisatie. Beide inputstromen (afvalstof / verontreinigde bodem) zijn gescheiden getraceerd tot en met de aflevering van de eindproducten. COPRO-document: TRA 17 Toepassingsreglement voor fysico-chemisch gewassen granulaten Versie 2.3 d.d /27

6 Definities en afkortingen Extern laboratorium Fabrikant FC-gereinigde granulaten Fysico-chemische reiniging Granulaat Intern laboratorium Korrelmaat (Kaliber) Leverancier Partij (Productiebatch) Product (Eindproduct) Een van de uitbater van het reinigingscentrum onafhankelijk laboratorium. De persoon of maatschappij die verantwoordelijk is voor de productie en tot wiens bevoegdheid het behoort te bewerkstelligen dat het product beantwoordt aan de eisen waarop de certificatie gebaseerd is. In dit reglement betreft het de uitbater van het reinigingscentrum. Gereinigde granulaten afkomstig van de fysico-chemische reiniging van uitgegraven bodem of van gelijkaardige afvalstoffen. Extractief proces waarbij de verontreiniging uit de uitgegraven bodem of gelijkaardige afvalstof wordt verwijderd met behulp van een wasvloeistof. Het proces verwijdert de verontreiniging op 2 manieren: door ze te concentreren d.m.v. scheiding gebaseerd op verschillen in deeltjesgrootte, dichtheid en oppervlakteeigenschappen; of, door ze op te lossen of te suspenderen in de wasvloeistof. Korrelvormig materiaal voor gebruik in bouwkundige werken. Naar gelang de korrelmaat betreft het in dit reglement zowel zand als grove granulaten. Een van de uitbater van het reinigingscentrum afhankelijk laboratorium. Beschrijving van de granulaten in termen van de kleinste (d) en de grootste (D) zeefmaat. De persoon of maatschappij tot wiens bevoegdheid het behoort te bewerkstelligen dat het product beantwoordt aan de eisen waarop de certificatie gebaseerd is. In dit reglement betreft het de uitbater van het reinigingscentrum. Een hoeveelheid FC-gereinigde granulaten (Eindproduct) die als een afgesloten geheel dient beschouwd te worden. De fabrikant definieert in zijn technisch dossier de wijze waarom een partij (productiebatch) wordt samengesteld. Resultaat van een industriële activiteit of proces dat voorwerp uitmaakt van een technische productspecificatie. In dit reglement betreft het fysico-chemisch gereinigde granulaten. Ze mogen enkel worden toegepast als bouwstof in een werk. Een product wordt onderscheiden naar het type (fysico-chemisch gereinigde grove granulaten of zand) en de korrelmaat. Toepassingsreglement voor fysico-chemisch gewassen granulaten COPRO-document: TRA 17 4/27 Versie 2.3 d.d

7 Productie Productieperiode Geheel van processen en methodes, vóór levering, om een product voort te brengen, of, geheel van in het reinigingscentrum voortgebrachte hoeveelheid van een product. Periode van maximum 28 opeenvolgende kalenderdagen waarin minstens enige productie is geweest. Reinigingscentrum Aan een geografische plaats gebonden technische inrichting(en), gebruikt door een fabrikant en waarin producten worden voortgebracht, zoals gedefinieerd in dit reglement. Sanctie Grove granulaten (Steenslag of grind) Type Vergunning Vergunninghouder Zand Dwingende maatregel die door de certificatie-instelling wordt opgelegd aan de uitbater van het reinigingscentrum, wanneer ze geen vertrouwen meer heeft in het vermogen van de uitbater van het reinigingscentrum doorlopend de overeenkomstigheid van het product te waarborgen enerzijds, en de geloofwaardigheid van het merk te behouden anderzijds. Benaming van een granulaat met een grove korrelmaat, waarbij de afmeting van d 1 mm en D 4 mm is. Afhankelijk van het toepassingsgebied (zie EN-normen) kunnen de opgegeven waarden van d en D wijzigen. De eindproducten worden onderscheiden in FC gereinigd zand en FC gereinigde grove granulaten. Document, uitgegeven overeenkomstig de regels van het certificatiesysteem, waarmee de certificatie-instelling aan een uitbater van een reinigingscentrum het recht verleent het certificaat en het merk te gebruiken overeenkomstig de regels van het desbetreffende certificatiereglement. Uitbater van het reinigingscentrum aan wie de certificatieinstelling een vergunning heeft verleend. Benaming van een granulaat met een fijne korrelmaat, waarbij de afmeting van d = 0 mm en D 4 mm is. Afhankelijk van het toepassingsgebied (zie EN-normen) kan de opgegeven waarde van D wijzigen. Zelfcontrole [industriële] Permanente kwaliteitscontrole die de uitbater van het reinigingscentrum zelf uitvoert tijdens de productie. CEPINA CGR EA FC Belgisch Centrum voor Studie en Praktijk van Nationale en Internationale Arbitrage Centrum voor grondreiniging European Cooperation for Accreditation Fysico-chemisch COPRO-document: TRA 17 Toepassingsreglement voor fysico-chemisch gewassen granulaten Versie 2.3 d.d /27

8 Art. 1 TOEPASSINGSGEBIED Art Art Dit reglement is van toepassing op de verlening van de vergunning van het COPROcertificaat van overeenkomstigheid en het COPRO-certificatielogo van overeenkomstigheid aan Reinigingscentra voor uitgegraven bodem en gelijkaardige afvalstoffen (rioolslib, kolkenzand, zandvangerzand, veegvuil, ) met betrekking tot de fysico-chemisch gereinigde granulaten. Indien het een CGR betreft, dient deze over een certificaat, afgeleverd door een erkende bodembeheersorganisatie, waaruit blijkt dat voldaan is aan het Vlarebo, te beschikken. De certificatie kan slechts gebeuren voor FC-gereinigde granulaten die voldoen aan de bouwtechnische eisen van de betreffende productnorm en aan de wettelijke bepalingen met betrekking tot de milieuhygiënische eisen. De COPRO-certificatie is een kwaliteitscertificatie van de eindproducten. Voor producten waarvoor een geharmoniseerde EN-norm van toepassing is, wordt het COPRO-certificaat slechts uitgereikt nadat de vergunninghouder voldaan heeft aan alle reglementaire bepalingen betreffende de CE-markering niveau 2+. De certificatie van FC-gereinigde granulaten kan enkel gebeuren voor gebruik als bouwstof (bouwkundig bodemgebruik) in een werk (rechtstreeks in civieltechnische toepassing, voor productie van asfalt of beton, ), en die het voorwerp uitmaken van minstens een van de volgende documenten: - een Type - of Standaard Bestek, - een Bijzonder Bestek, - een toepasselijke productnorm, - een rondzendbrief van een Overheidsdienst, - een bijzondere schriftelijke overeenkomst tussen de vergunninghouder en COPRO. De vergunninghouder specificeert zijn productengamma aan de hand van een door de keuringsinstelling gewaarmerkte technische fiche voor ieder gecertificeerd product. Deze technische fiche maakt integrerend deel uit van het certificaat. De technische fiches worden beheerd en zijn raadpleegbaar via het COPRO-extranet. ( Behalve wat betreft de in dit document vermelde aanvullingen en/of wijzigingen, blijven de artikels van het reglement voor productcertificatie CRC 01 van toepassing. Onderhavige artikels verwijzen naar de nummers van de artikels van CRC 01. Art. 3 KEURINGSINSTELLINGEN Art De lijst met keuringsinstellingen waarmee een overeenkomst werd afgesloten is te verkrijgen op het secretariaat van COPRO. Art. 4 Art CONTROLELABORATORIA De lijst met laboratoria waarop een beroep kan worden gedaan voor het uitvoeren van de controleproeven is beschikbaar bij de certificatie-instelling of kan worden geraadpleegd op de website van COPRO: Toepassingsreglement voor fysico-chemisch gewassen granulaten COPRO-document: TRA 17 6/27 Versie 2.3 d.d

9 Art. 5 ZELFCONTROLE Art. 5.1 Art Art. 5.2 Art Art. 5.3 Art Art Art. 5.4 Art Algemene bepalingen Om de continuïteit van de overeenkomstigheid aan de milieuhygiënische eisen en van de bouwtechnische kenmerken van de FC-gereinigde granulaten te waarborgen, is de fabrikant ertoe gehouden een zelfcontrole uit te voeren volgens wel bepaalde controleschema s en de resultaten van deze controles te noteren in werkboeken en bij te houden in controleregisters. Productie-installaties De fabrikant beschikt over een geschikte bewerkingsinstallatie. Hij zorgt ervoor dat de productie-eenheid in regel is met de terzake geldende milieuwetgeving. Een bewerkingsinstallatie omvat minstens de volgende basiselementen: a) een geijkte weeginstallatie, b) een acceptatielokaal, c) een wasinstallatie voor fysico-chemische reiniging, d) een zeefinstallatie (al of niet geïntegreerd in de wasinstallatie). Laboratorium voor zelfcontrole Indien de proeven in een intern laboratorium worden uitgevoerd beschikt het over voldoende mogelijkheden en ruimte om de controleactiviteiten in laboratoriumomstandigheden uit te voeren. Het beschikt minstens over de volgende meet- en beproevingsuitrusting: a) het nodige materieel voor de bemonstering, b) spleetverdelers van de toepasselijke afmetingen voor de controle van de granulaten, (bij voorkeur 1 spleetverdeler met regelbare openingen), c) een droogstoof met voldoende capaciteit (bij voorkeur mechanisch geventileerd), d) zeven van de toepasselijke afmetingen en maaswijdten voor de controle van de granulaten, e) een zeefschudtoestel aangepast aan de te gebruiken zeven, f) een analytische balans met een weegbereik van minimum 10 kg en een nauwkeurigheid van 1 g en een analytische balans met een weegbereik van minimum 200 g en een nauwkeurigheid van 0,1 g. De balansen dienen schok- en trillingsvrij te worden opgesteld, g) een uitrusting volgens PTV 406 Bijlage A, h) het nodige klein materieel voor de uitvoering van de proeven, i) dichte plastieken zakken voor de bemonsteringen. De fabrikant kan voor een deel of het geheel van de proeven voor zelfcontrole beroep doen op een extern laboratorium, waarop de eisen volgens Art van kracht zijn. De wederzijdse verplichtingen van de uitbater van het reinigingscentrum en het extern laboratorium voor de zelfcontrole worden bepaald in een geschreven overeenkomst. Kalibraties en ijkingen De kalibraties en ijkingen dienen te gebeuren volgens RNR 04 Reglementaire nota voor kalibratie, ijking en controle van controle-, meet-en beproevingsuitrusting bij de certificatie van gerecycleerde granulaten. COPRO-document: TRA 17 Toepassingsreglement voor fysico-chemisch gewassen granulaten Versie 2.3 d.d /27

10 Art. 5.5 Art Art. 5.6 Art Controlepersoneel Opleiding De kwaliteitsverantwoordelijke en de laborant hebben een cursus asbestherkenning gevolgd. Het personeel op de stockageplaats (machinisten en supervisor) volgen enkel een praktische opleiding. Minstens 1x/jaar dient intern een check-up van de kennis plaats te vinden. Deze kan worden gegeven door de kwaliteitsverantwoordelijke. Technisch Dossier Het Technisch Dossier omvat minstens volgende gegevens: a) een organigram van de administratieve en producttechnische bedrijfsorganisatie met de namen van de verschillende verantwoordelijken en hun functieomschrijving; in het bijzonder de namen van de verantwoordelijke voor de zelfcontrole, het hoofd van het laboratorium voor de zelfcontrole en van hun plaatsvervangers en van de personen die gemachtigd zijn de bezoekverslagen van de keuringsinstelling te ondertekenen; b) een lijst met de benaming en het nummer van de technische fiches van alle gecertificeerde producten. Een uitgeprint exemplaar van alle geldende technische fiches; c) een door de directie ondertekende verklaring dat: - het reinigingscentrum beschikt over de nodige vergunningen, een kopie van de milieuvergunning dient te worden toegevoegd; - de geldende milieuwetgeving betreffende de uitgegraven bodem wordt gerespecteerd (Vlarebo); d) inrichtingsplan van de productiezetel, met daarop alle opslagplaatsen, onderdelen van de bewerkingsinstallatie en controle- en toezichtsruimten; e) een bondige technische beschrijving van de bewerkingsinstallatie; f) een stroomschema van de uitgegraven bodem of afvalstoffen tot de gereinigde granulaten, met verwijzing naar de opeenvolgende handelingen, gevolgde procedures en registraties vanaf de aanvoer tot de afvoer; g) het monsternemings- en beproevingsplan voor de zelfcontrole van de FC-gereinigde granulaten (zie art ); i) een procedure voorraadbeheer en een laadprocedure (zie art. 6 en 7); j) een overzichtslijst van de meet- en beproevingsuitrusting van het intern laboratorium. Desgevallend een kopie van de geschreven overeenkomst met de wederzijdse verplichtingen van de vergunninghouder en het extern laboratorium voor de zelfcontrole; k) de ijkings- en kalibratiecertificaten; l) een exemplaar van de aanvaardings- en de afleveringsbonnen; m) een kopie van het certificaat van de erkende bodembeheersorganisatie en van het CE-certificaat met de bijhorende conformiteitsverklaringen en desgevallend een kopie van de grondstofverklaringen (indien vereist volgens VLAREMA). De vergunninghouder draagt er zorg voor dat het technisch dossier voortdurend de werkelijke situatie weergeeft. Toepassingsreglement voor fysico-chemisch gewassen granulaten COPRO-document: TRA 17 8/27 Versie 2.3 d.d

11 Art. 5.7 Art Art Art Art Controleschema's Algemeenheden De hierna vermelde controlefrequenties zijn referentiefrequenties. Ze kunnen worden verhoogd op eigen initiatief van de vergunninghouder of als gevolg van een door het Certificatiecomité opgelegde sanctie. In ieder geval dienen de wettelijk verplichte milieucontroles te worden uitgevoerd. Voor granulaten afkomstig van de fysico-chemische reiniging van uitgegraven bodem dienen het Vlarebo en het kwaliteitsreglement van de erkende bodembeheersorganisatie te worden gerespecteerd. Voor granulaten afkomstig van de fysico-chemische reiniging van afvalstoffen dienen het VLAREMA en de voorwaarden van de grondstofverklaring van OVAM te worden gerespecteerd. De registraties dienen de traceerbaarheid te garanderen. Aanvoer van uitgegraven bodem of afvalstoffen Iedere aangevoerde vracht wordt gewogen en geïdentificeerd door een aanvaardingsbon met oplopend volgnummer, waarop minstens vermeld staan: - naam en adres van de vergunninghouder, - datum en uur van aanvoer, - de aard van de aanvoer: verontreinigde bodem of afvalstof, - desgevallend het nummer van het conform verklaard technisch verslag of analyserapport, - desgevallend de Europese afvalstoffen code (EURAL-code), - desgevallend het partijnummer op het reinigingscentrum, - de herkomst (adres: gemeente, straat, nummer), - de gewogen hoeveelheid (ton), - de vervoerder/klant, - nummerplaat van het vervoermiddel, - handtekening van de vervoerder en van de vergunninghouder of zijn gemachtigde. De aanvaardingsbonnen worden minstens in drievoud opgemaakt. Het eerste exemplaar is bestemd voor de klant, het tweede voor de vervoerder, het derde wordt door de vergunninghouder geklasseerd in het aanvoerregister. Alle controlegegevens en -resultaten worden ingeschreven en/of bewaard in het aanvoerregister (zie art ). Voorraadbeheer aangevoerde partijen Algemene regels voorraadbeheer zie artikel 7. Het samenvoegen van partijen mag de kwaliteit en de homogeniteit van het eindproduct niet nadelig beïnvloeden. Iedere samenvoeging dient te worden geregistreerd. Het samenvoegen van verontreinigde uitgegraven bodem en afvalstoffen is niet toegelaten. Controle van het reinigingsproces De gegevens en de resultaten van de procescontrole worden ingeschreven in het register van de fabricage. Hierin worden tevens, dag aan dag, de geproduceerde hoeveelheden genoteerd, waardoor de aard en de frequentie van de uit te voeren proeven kunnen worden vastgelegd. COPRO-document: TRA 17 Toepassingsreglement voor fysico-chemisch gewassen granulaten Versie 2.3 d.d /27

12 De bewerkingsinstallatie wordt zodanig onderhouden, dat de kwaliteit van het eindproduct er niet nadelig door beïnvloed wordt. Een afschrift van de onderhouds- en de herstellingsverslagen wordt bijgehouden in het register van het onderhoud. Reststoffen die uit de materiaalstroom worden afgescheiden, worden zodanig opgeslagen dat geen vervuiling of verontreiniging van de omgeving plaatsvindt. De reststoffen worden regelmatig afgevoerd en hun aard en hoeveelheden worden geregistreerd in het register van de reststoffen. Art Controle van de fysico-chemisch gereinigde granulaten De monsternemingen worden uitgevoerd volgens NBN EN of volgens een methode overeenkomstig de milieuwetgeving. De meetgegevens en de proefresultaten worden ten laatste 2 werkdagen na de monsterneming ingeschreven en/of bewaard in het labowerkboek en het beproevingsregister. De fabrikant maakt een monsternemings- en beproevingsplan op voor alle producten. Hij respecteert hierbij onderstaande bepalingen. Art Milieuhygiënische controle Het zand afkomstig van uitgegraven bodem dient volgens de bepalingen van hoofdstuk XIII van het Vlarebo en de regels van het kwaliteitsreglement van de erkende bodemorganisatie te worden gecontroleerd. Voor de andere eindproducten (zand afkomstig van afvalstoffen en de grove granulaten) dient per eindproduct 1 analyse per 1000 ton te worden uitgevoerd. In ieder geval dient minstens 1 monsterneming en analyse per partij te worden uitgevoerd en dienen minimum ook de voorschriften van de grondstofverklaring te worden gerespecteerd. Onderstaande bepalingen zijn van toepassing: A. Controle van de fysische verontreiniging Proefmethode: PTV 406 Bijlage A versie 3.0 De controle op de vlottende en niet-vlottende verontreiniging wordt uitgevoerd volgens CMA/2/II/A.22. Ten einde deze controle op een praktische manier te combineren met de bouwtechnische classificatieproef werd deze proefmethode echter geïntegreerd in PTV 406 Bijlage A. Conformiteitcontrole vlottende en niet-vlottende verontreinigingen Toetsingswaarden: - vlottende verontreiniging: 5 cm³/kg, - niet-vlottende verontreinigingen: 1,0 % (m/m). Bij overschrijding van de toetsingswaarde wordt onmiddellijk een nieuwe monsterneming uitgevoerd. Het resultaat van de nieuwe proef is bepalend. Bij overschrijding gaat de fabrikant over tot afkeuring van het betreffende partij. De partij moet verder op legale wijze behandeld of verwijderd worden. In geen geval mag de betreffende partij nog worden verwerkt samen met ander puin of granulaat. De fabrikant brengt de certificatie-instelling schriftelijk op de hoogte van de genomen maatregelen. Bij conform resultaat kan de partij worden geleverd. Toepassingsreglement voor fysico-chemisch gewassen granulaten COPRO-document: TRA 17 10/27 Versie 2.3 d.d

13 B. Controle op de aanwezigheid van asbest De controle op de aanwezigheid van asbestvezels gebeurt alleen op de gereinigde grove granulaten. De controle gebeurt in 2 stappen: eerst wordt een screening op de aanwezigheid van asbestverdacht materiaal uitgevoerd, daarna wordt desgevallend een controle van het gehalte asbestvezels uitgevoerd. De monsterneming voor de asbestcontrole gebeurt op het op voorraad opgeslagen product. Nazicht Methode Frequentie Screening asbestverdacht materiaal (1) PTV 406 Bijlage A versie x per 1000 ton min. 1/partij (productiebatch) Gehalte aan asbest (2) CMA/2/II/C.2 (3) asbestverdacht materiaal volgens PTV 406 Bijlage A een overschrijding van Indien er bij de screening van de asbestnorm werd vastgesteld (1) (1) (2) (3) De monsterneming gebeurt volgens CMA/1/A.14 en 15. De proeven moeten worden uitgevoerd door een intern (art ) of een extern (art ) laboratorium. De monsterneming gebeurt volgens CMA/2/II/C.2. Analyse die wordt uitgevoerd door een door OVAM aanvaard/erkend laboratorium. Als bij de screening op asbestverdacht materiaal de normwaarde voor asbest wordt overschreden, moet het gehalte aan asbest worden bepaald volgens CMA/2/II/C.2. De certificaathouder voert eerst een uitgebreide visuele controle uit op de volledige partij. Daartoe worden onder andere gedeelten van de voorraad met een kraan of wiellader uitgespreid. Bij overschrijding van de toegelaten concentratie kan de certificaathouder overgaan tot een nieuwe monsterneming om het gehalte asbest van de betreffende voorraad te bepalen. Het resultaat van de nieuwe proef is bepalend. Optitioneel: De betreffende partij kan eventueel worden opgedeeld in verschillende deelpartijen volgens een vooraf opgemaakt plan met aanduiding van de verschillende deelpartijen. De deelpartijen moeten gescheiden worden opgeslagen. Op iedere deelpartij afzonderlijk moet dan een asbestanalyse worden uitgevoerd. Voor de partijen of deelpartijen met overschrijding moeten corrigerende maatregelen worden genomen, zoals reiniging (op een wettelijk verantwoorde manier in een daartoe vergunde inrichting) of legaal storten. Het mengen van (deel)partijen is niet toegelaten. De fabrikant brengt de certificatie-instelling schriftelijk op de hoogte van de genomen maatregelen. Bij conform resultaat kan de partij worden geleverd. COPRO-document: TRA 17 Toepassingsreglement voor fysico-chemisch gewassen granulaten Versie 2.3 d.d /27

14 C. Controle van de chemische verontreiniging De monsterneming gebeurt volgens CMA/1/A.14 en 15. De proeven moeten worden uitgevoerd door een door OVAM erkend laboratorium. De controle gebeurt overeenkomstig het VLAREMA voor grondstoffen bestemd voor gebruik als bouwstof. De volledige parameterlijst zoals aangegeven in bijlage A moet worden geanalyseerd. Bij overschrijding wordt onmiddellijk een nieuwe monsterneming uitgevoerd. Het resultaat van de nieuwe proef is bepalend. Bij overschrijding gaat de fabrikant over tot afkeuring van de betreffende partij/productiebatch. De voorraad wordt dan op legale wijze gestort of wordt verder gereinigd (op een wettelijk verantwoorde manier in een daartoe vergunde inrichting). De fabrikant brengt de certificatie-instelling schriftelijk op de hoogte van de genomen maatregelen. Een partij/productiebatch kan pas worden afgevoerd als alle resultaten conform zijn. Art Bouwtechnische controle De fabrikant voert eerst een visuele controle uit op iedere partij. Na goedkeuring gaat hij over tot verdere analyse volgens de hierna volgende beproevingsplannen. Op het FC-gereinigde zand worden volgende proeven uitgevoerd: Proeven Methode Frequentie - Zeefanalyse + (gehalte deeltjes < 0,063 mm) (1) NBN EN /1000 ton min. 1/partij (productiebatch) - Kwaliteit fijne deeltjes Methyleenblauwproef (1) (2) - Gehalte aan bestanddelen die de binding of verharding van hydraulisch gebonden (1) (4) mengsels verstoren NBN EN Bijlage A NBN EN ; 15.2 en 15.3 of SB 250 versie 2.2 hoofdstuk /1000 ton min. 1/partij (productiebatch) 1 / jaar - Andere proeven (3) - - (1) (2) (3) (4) Proeven die, onafhankelijk van de toepassing van het product, in ieder geval uitgevoerd dienen te worden. De methyleenblauwproef dient niet uitgevoerd te worden indien het gehalte aan deeltjes < 0,063 mm maximum 3 % bedraagt. Proeven die slechts uitgevoerd dienen te worden indien de toepassing volgens de productnorm het vereist en/of indien ze vermeld zijn op de technische fiche, volgens de frequentie opgelegd in het FPC-gedeelte van de productnorm. De keuze van de proefmethode is afhankelijk van de toepassing die op de technische fiche wordt vastgelegd en/of van de van toepassing zijnde bestekken. Toepassingsreglement voor fysico-chemisch gewassen granulaten COPRO-document: TRA 17 12/27 Versie 2.3 d.d

15 Op de FC-gereinigde grove granulaten worden volgende proeven uitgevoerd: Nazicht Methode Frequentie - Classificatieproef en controle op de vlottende en nietvlottende (1) (5) verontreiniging NBN EN CMA/2/II/A.22 PTV 406 Bijlage A versie Zeefanalyse + (gehalte deeltjes < 0,063 mm) (1) NBN EN Kwaliteit fijne deeltjes Methyleenblauwproef - Volumieke massa (1) (2) - Gehalte aan bestanddelen die de binding of verharding van hydraulisch gebonden (3) (4) mengsels verstoren NBN EN Bijlage A (1) NBN EN ,8 of 9 1/1000 ton min. 1/partij (productiebatch) 1/1000 ton min. 1/partij (productiebatch) 1/1000 ton min. 1/partij (productiebatch) 1/jaar NBN EN ; 15.2 en /jaar - Weerstand tegen verbrijzeling (3) NBN EN /jaar (Los Angeles) - Vlakheidsindex (3) NBN EN /20 productiedagen min. 1/6 kalendermaanden per product - Percentage gebroken en ronde stenen (3) NBN EN /20 productiedagen min. 1/6 kalendermaanden - Waterabsorptiecoëfficiënt (3) NBN EN ,8 of 9 - Andere (3) - - 1/jaar (1) (2) (3) (4) (5) Proeven die, onafhankelijk van de toepassing van het product, in ieder geval uitgevoerd dienen te worden. De methyleenblauwproef dient niet uitgevoerd te worden indien het gehalte aan deeltjes < 0,063 mm maximum 3 % bedraagt. Proeven die slechts uitgevoerd dienen te worden indien de toepassing volgens de productnorm het vereist en/of indien ze vermeld zijn op de technische fiche, volgens de frequentie opgelegd in het FPC-gedeelte van de productnorm. De keuze van de proefmethode is afhankelijk van de toepassing die op de technische fiche wordt vastgelegd en/of van de van toepassing zijnde bestekken. De classificatieproef en de controle op vlottende en niet-vlottende verontreiniging kan gelijktijdig worden uitgevoerd volgens PTV 406 Bijlage A. Indien een individueel beproevingsresultaat niet voldoet, wordt onmiddellijk een nieuw monster genomen, waarop dezelfde proef wordt uitgevoerd als deze die aanleiding heeft gegeven tot het ontoereikend beproevingsresultaat. Het beproevingsresultaat van het nieuw monster is doorslaggevend. Indien dit eveneens ontoereikend is, stelt de fabrikant een onderzoek in naar de oorzaken van de tekortkomingen. De betreffende partij wordt afgevoerd naar een erkende verwerker of dient opnieuw te worden gereinigd. Een partij/productiebatch kan pas worden afgevoerd als alle resultaten conform zijn. COPRO-document: TRA 17 Toepassingsreglement voor fysico-chemisch gewassen granulaten Versie 2.3 d.d /27

16 Art Art Afvoer van de eindproducten Een partij kan slechts worden afgevoerd indien alle resultaten, zowel milieuhygiënisch als bouwtechnisch, conform zijn. Zand afkomstig van gereinigde uitgegraven bodem en zand afkomstig van afvalstoffen dienen apart te worden afgevoerd (1). (1) Eventuele samenvoeging voor afvoer is onderhevig aan de schriftelijke goedkeuring van de certificatie-instelling. Grove granulaten afkomstig van gereinigde uitgegraven bodem en grove granulaten afkomstig van afvalstoffen mogen samen worden gevoegd. Iedere vracht afgevoerde granulaten wordt gewogen en geïdentificeerd door een afleveringsbon met oplopend volgnummer, waarop minstens vermeld staan: - naam van de vergunninghouder, - de productie-eenheid, - datum en uur van afvoer, - de benaming van het product (zie art.6), - het nummer en de snelcode van de technische fiche, - een gedetailleerde omschrijving van de toepassing (bouwstof) en de toepassingsvoorwaarden (maximale toepassingshoogte) van het product (zie art. 6), - van zodra de vergunning verleend wordt de vermelding: "bouwtechnische kenmerken met certificaat COPRO", gevolgd door het identificatienummer van de productie-eenheid, - het partijnummer op het reinigingscentrum en/of het nummer van het bodembeheerrapport, - voor zand afkomstig van gereinigde uitgegraven bodem het nummer van de bijhorende grondtransporttoelating, - de bestemming (plaats van toepassing gemeente, straat, nummer), - de klant, - de vervoerder, - de nummerplaat van het vervoermiddel, - de hoeveelheid (ton) behandelde grond of afvalstoffen, - de handtekening van de vervoerder en van de vergunninghouder of zijn gemachtigde. De afleveringsbon wordt minstens in drievoud opgemaakt. Het origineel exemplaar is bestemd voor de klant. Een dubbel is bestemd voor de vervoerder. Het derde dubbel wordt door de vergunninghouder geklasseerd in het afvoerregister. Het origineel exemplaar, bestemd voor de klant, dient duidelijk te onderscheiden zijn van de dubbels. Alle gegevens van de leveringen worden ingeschreven en/of bewaard in het afvoerregister. Maatregelen bij niet-overeenkomstige proefresultaten Voor iedere niet-overeenkomstige partij wordt een fiche opgemaakt. Hierop registreert de fabrikant de resultaten van het onderzoek naar de oorzaken van de niet-overeenkomstigheid, de corrigerende maatregelen en de bestemming die aan de partij werd gegeven. Belangrijk hierbij zijn o.a. de traceerbaarheid betreffende de bestemming van de partij en de vermelding van de verantwoordelijkheden. Toepassingsreglement voor fysico-chemisch gewassen granulaten COPRO-document: TRA 17 14/27 Versie 2.3 d.d

17 Art. 5.8 Art Art Art. 5.9 Art Werkboeken De schikking en de presentatie van de werkboeken gebeuren in onderling overleg met de keuringsinstelling. Indien de vergunninghouder voor de zelfcontroleproeven een beroep doet op een extern laboratorium, worden de verslagen van dit laboratorium als werkboek beschouwd. Controleregisters - het aanvoerregister bevat: a) de in oplopende volgorde geklasseerde afschriften van alle aanvaardingsbonnen, b) samenvattende lijst van alle aangevoerde vrachten. De dubbels van de aanvaardingsbons worden door de vergunninghouder gedurende minstens vijf jaar bewaard. - het register van de fabricage bevat: a) de dagelijks geproduceerde producten, b) de gegevens en de resultaten van de productiecontrole, c) de afgekeurde producten. - het register van het onderhoud bevat iedere manuele regeling, vervanging of ander onderhoud van de installatie, ten einde de oorzaken van eventuele nietovereenkomstigheden vastgesteld bij het eindproduct, te achterhalen. - het beproevingsregister bevat alle beproevingsgegevens en -resultaten per product. Het bevat zowel de resultaten van de bouwtechnische als van de milieuhygiënische analyses. De resultaten van de controleproeven worden apart bijgehouden. Het beproevingsregister bevat bovendien een lijst met de gecertificeerde producten met verwijzing naar het nummer van de technische fiches. Een uitgeprint exemplaar van alle geldende technische fiches wordt hieraan toegevoegd. - in het register van de reststoffen worden de aard en de hoeveelheden afgevoerde reststoffen van het bewerkingsproces opgenomen, samen met de identificatie van de stortplaats en een afschrift van de stortbon. - het afvoerregister bevat: a) de in oplopende volgorde geklasseerde afschriften van alle uitgeschreven afleveringsbons, b) een samenvattende lijst van de leveringen per product. De dubbels van de afleveringsbons worden door de vergunninghouder gedurende minstens vijf jaar bewaard. De driemaandelijkse hoeveelheid geleverde granulaten wordt door de vergunninghouder op het einde van ieder kwartaal (ten laatste op de 20 ste van de maand volgend op het einde van het kwartaal) aan de certificatie-instelling doorgegeven, ter berekening van de vergoedingen voor de COPRO-certificatie. - het register van de meet- en beproevingsuitrusting bevat: a) de controle-, ijkings- en kalibratieresultaten van de meet- en beproevingsapparatuur, b) de ijkings- en kalibratiecertificaten van deze apparatuur. - het register van de niet-overeenkomstige partijen bevat alle fiches volgens art COPRO-document: TRA 17 Toepassingsreglement voor fysico-chemisch gewassen granulaten Versie 2.3 d.d /27

18 Art. 6 PRODUCTIDENTIFICATIE EN GEBRUIK VAN HET CERTIFICATIELOGO Art Het product zal duidelijk geïdentificeerd worden op de afleveringsbon. De benaming bestaat uit: - het type en de korrelmaat, - de toepassing volgens de technische fiche of de uitdrukking "NIET GENORMALISEERD PRODUCT", - de classificatie (volgens bouwtechnische kwaliteit), desgevallend de toepassing van de uitgegraven bodem, - de gedetailleerde toepassingsvoorwaarden (bouwstof/bouwkundig bodem gebruik, maximale toepassingshoogte) van het product. Indien het product enkel gekeurd werd volgens een bijzondere schriftelijke overeenkomst tussen de vergunninghouder en COPRO, wordt na de benaming de uitdrukking "NIET GENORMALISEERD PRODUCT" toegevoegd. Voorbeeld: "FC-zand 0/4 mm conform NBN EN Granulaat voor toepassing in beton". Van zodra de vergunning verleend wordt, bij ieder gecertificeerd product de vermelding: "met certificaat COPRO", gevolgd door het identificatienummer van de vergunninghouder en de snelcode (het identificatienummer) van de technische fiche. Deze gegevens dienen gegroepeerd vermeld te worden. Tijdens de toelatingsperiode kan, mits schriftelijke toelating door COPRO verleend, de vermelding "in toelatingsperiode COPRO" gevolgd door het identificatienummer van de vergunninghouder en het identificatienummer van de technische fiche, worden toegevoegd (zie art ). Art. 7 VOORRAADBEHEER Art De aangevoerde verontreinigde bodem of afvalstoffen worden gescheiden opgeslagen naargelang het een afvalstof of een verontreinigde bodem betreft. Iedere hoop wordt op de opslagplaats voorzien van een naamplaat. Art De eindproducten worden per product gescheiden opgeslagen, benoemd en met een naamplaat op de opslagplaats aangegeven. Zand afkomstig van gereinigde uitgegraven bodem en zand afkomstig van afvalstoffen dienen apart te worden opgeslagen. Grove granulaten afkomstig van gereinigde uitgegraven bodem en grove granulaten afkomstig van afvalstoffen mogen samen worden opgeslagen. Ieder product op voorraad wordt zodanig opgeslagen, dat vermenging en/of verontreiniging wordt vermeden. Indien tussen de voorraadhopen onvoldoende ruimte is, dient de scheiding te gebeuren door het plaatsen van wanden. De goedgekeurde producten worden duidelijk onderscheiden van de twijfelachtige of de afgekeurde producten opgeslagen. De vergunninghouder maakt een situatieplan waarop alle opslagplaatsen worden aangegeven. Toepassingsreglement voor fysico-chemisch gewassen granulaten COPRO-document: TRA 17 16/27 Versie 2.3 d.d

19 Art. 8 EXTERNE CONTROLE Art De periodieke bezoeken worden uitgevoerd per reinigingscentrum. In de regel is er één controlebezoek per ton productie. Het aantal periodieke controlebezoeken wordt aangegeven in onderstaande tabel: Minimum aantal bezoeken type I (1) (3) (4) (5) Maximum aantal bezoeken type II (2) 4 4 (1) (2) (3) (4) (5) Bezoeken die onafhankelijk van de productiehoeveelheden in ieder geval worden uitgevoerd. Aantal bezoeken afhankelijk van de geproduceerde hoeveelheden. Rekening houdend met art zal maximum één bezoek van het type I per productieperiode worden uitgevoerd. De resterende bezoeken zijn dan van het type II. Voor vergunninghouders die voor de uitvoering van al hun interne proeven beroep doen op een controlelaboratorium dat over een accreditatie volgens de EN beschikt, kunnen alle bezoeken van het type II zijn. Voor vergunninghouders die een CE-markering niveau 2+ hebben, afgeleverd door COPRO, wordt het aantal bezoeken van het type I verminderd met 1 bezoek. Art Een controlebezoek van het Type II (normaal ½ dag) slaat enkel op: - het nazicht van de werkboeken en de registers, - het nazicht van het productieproces, - het nazicht en de bemonstering van de granulaten, - het nazicht van de opslag. Een controlebezoek van het Type I (normaal 1 dag) slaat bovendien nog op: - het bijwonen van metingen en proeven van, - het nazicht van de, in voorkomend geval, twijfelachtige productiedelen. Indien alle voorziene controles niet binnen de normale tijd van een bezoek kunnen worden uitgevoerd, zal het bezoek verlengd worden, eventueel zelfs verder gezet worden op de volgende dag. Controleproeven zijn proeven die door een controlelaboratorium worden uitgevoerd, hetzij om na te gaan in hoeverre de proeven, die door de vergunninghouder in zijn laboratorium voor zelfcontrole worden uitgevoerd in het kader van zijn industriële zelfcontrole, geldig zijn, hetzij om enkel proeven uit te voeren, zonder hun resultaten te vergelijken met de interne beproevingsresultaten. De monsternemingen voor de controleproeven en bij te wonen proeven worden uitgevoerd op productiebatchen die in zelfcontrole reeds conform werden verklaard en geschieden volgens de keuze van de keuringsinstelling, oordeelkundig gespreid over de verschillende producten. Het transport van de monsters naar het controlelaboratorium gebeurt door de vergunninghouder binnen de twee werkdagen volgend op de monsterneming. De kosten van de controleproeven zijn ten laste van de vergunninghouder. COPRO-document: TRA 17 Toepassingsreglement voor fysico-chemisch gewassen granulaten Versie 2.3 d.d /27

20 Art Onderstaande artikels geven de minimum frequenties aan van de controleproeven en van de bij te wonen proeven. Bij twijfelachtige kwaliteit van de producten, kan de keuringsinstelling deze frequenties verhogen. Art Milieuhygiënische controles: A C. Controle van de fysische en chemische verontreiniging Jaarlijks wordt per type granulaat 1 monsterneming uitgevoerd in aanwezigheid van de certificatie-instelling. De monsternemingen voor de milieuhygiënische controles worden uitgevoerd overeenkomstig de geldende CMA s. De monsternemingen worden uitgevoerd in tweevoud. Alle relevante controles voorzien in art A en C moeten worden uitgevoerd. In geval van overschrijding wordt een tegenproef op het tweede deelmonster uitgevoerd in een ander laboratorium. Indien ook dit resultaat niet overeenkomstig is, wordt de betreffende partij/productiebatch op legale wijze gestort of verder gereinigd op een wettelijk verantwoorde manier. De fabrikant brengt de certificatie-instelling op de hoogte van de genomen maatregelen. Een partij / productiebatch kan pas worden afgevoerd als alle resultaten conform zijn. B. Controle op de aanwezigheid van asbest B.1 Visuele controle voorraad De keurder voert bij ieder bezoek een visuele controle uit op de aanwezigheid van asbest. Op zijn verzoek kan hij hiervoor gedeelten van de voorraad met een kraan of wiellader laten uitspreiden B.2 Controle op grove granulaten en zand Nazicht Methode Frequentie Gehalte aan asbestvezels CMA/2/II/C.2 (1) 1 x per ton, met een minimum van 1 en maximum 3 per type per jaar (1) (2) (3) Analyse die wordt uitgevoerd door een door OVAM erkend laboratorium. De monsternemingen voor de bepaling van het asbestgehalte gebeuren onmiddellijk in tweevoud. In geval van overschrijding wordt de tegenproef in een ander laboratorium uitgevoerd op het tweede monster. De proeven die uitgevoerd worden in het kader van de externe controle, mogen in rekening worden gebracht voor de frequentie van de zelfcontrole. Toepassingsreglement voor fysico-chemisch gewassen granulaten COPRO-document: TRA 17 18/27 Versie 2.3 d.d

21 Niet-overeenkomstigheid asbestgehalte Bij overschrijding van de toegelaten concentratie kan de certificaathouder overgaan tot een tegenproef op het tweede deelmonster. In voorkomend geval is het resultaat van die tegenproef bepalend. Bij overschrijding moeten corrigerende maatregelen genomen worden zoals reiniging (op wettelijk verantwoorde manier in een daartoe vergunde inrichting) of legaal storten. Optioneel: De betreffende voorraad kan eventueel worden opgedeeld in verschillende deelpartijen, volgens een vooraf opgemaakt plan met aanduiding van de verschillende deelpartijen. De deelpartijen moeten gescheiden worden opgeslagen. Op iedere deelpartij afzonderlijk moet een asbestanalyse worden uitgevoerd. Voor de deelpartijen met overschrijding moeten corrigerende maatregelen worden genomen. Het mengen van (deel) partijen is niet toegelaten. De fabrikant brengt de certificatie-instelling schriftelijk op de hoogte van de genomen maatregelen. Bij conform resultaat kan de levering worden uitgevoerd. De monsternemingen in het kader van de externe controle gebeuren steekproefsgewijs en ontslaan de fabrikant niet van de uitvoering van de zelfcontrole. Dat houdt onder andere in dat als er bij de zelfcontrole de normwaarde van asbest wordt overschreden, de levering van de betreffende voorraad moet worden opgeschort. Art Bouwtechnische controles: A. Op het FC-gereinigde zand worden volgende proeven uitgevoerd: Nazicht Methode Frequentie controleproeven Frequentie bij te wonen proeven - Zeefanalyse + (gehalte (1) NBN EN / jaar per product 1 / jaar per product deeltjes < 0,063 mm) - Kwaliteit fijne deeltjes Methyleenblauwproef (1) (2) - Gehalte aan bestanddelen die de binding of verharding van hydraulisch gebonden mengsels (1) (4) verstoren NBN EN Bijlage A NBN EN ; 15.2 en 15.3 of SB 250 versie 2.2 Hoofdstuk / jaar per product 1 / jaar 1 / jaar - - Andere (3) : (1) (2) (3) (4) De proef dient, onafhankelijk van de toepassing van het product, in ieder geval uitgevoerd te worden. De methyleenblauwproef dient niet uitgevoerd te worden indien het gehalte aan deeltjes < 0,063 mm maximum 3 % bedraagt. Proeven die slechts uitgevoerd dienen te worden indien de toepassing volgens de productnorm het vereist en/of indien ze vermeld zijn op de technische fiche, volgens de frequentie opgelegd in het FPC-gedeelte van de productnorm. De keuze van de proefmethode is afhankelijk van de toepassing die op de technische fiche wordt vastgelegd en/of van de van toepassing zijnde bestekken. COPRO-document: TRA 17 Toepassingsreglement voor fysico-chemisch gewassen granulaten Versie 2.3 d.d /27

22 B. Op de FC-gereinigde grove granulaten worden volgende proeven uitgevoerd: Nazicht Methode Frequentie controleproeven Frequentie bij te wonen proeven - Classificatieproef en controle vlottende en niet-vlottende verontreiniging (1) NBN EN CMA/2/II/A.22 PTV 406 Bijlage A Versie / jaar 1 / jaar - Zeefanalyse + (gehalte (1) NBN EN / jaar per product 1 / jaar per product deeltjes < 0,063 mm) - Kwaliteit fijne deeltjes Methyleenblauwproef - Volumieke massa (1) (3) - Gehalte aan bestanddelen die de binding of verharding van hydraulisch gebonden (1) (4) mengsels verstoren NBN EN Bijlage A (1) NBN EN ,8 of 9 NBN EN ; 15.2 en / jaar 1 / jaar 1 / jaar _ 1 / jaar _ - Weerstand tegen (2) NBN EN / jaar _ verbrijzeling (Los Angeles) - Vlakheidsindex (2) NBN EN / jaar 1 / jaar - Percentage gebroken en (2) NBN EN / jaar _ ronde stenen - Waterabsorptiecoëfficiënt (2) NBN EN ,8 of 9 1 / jaar _ - Andere (2) - 1 / jaar _ (1) (2) (3) (4) De proef dient, onafhankelijk van de toepassing van het product, in ieder geval uitgevoerd te worden. Proef die slechts uitgevoerd dient te worden indien de toepassing het vereist en/of die op de technische fiche worden vermeld. De methyleenblauwproef dient niet uitgevoerd te worden indien het gehalte aan deeltjes < 0,063 mm maximum 3 % bedraagt. De keuze van de proefmethode is afhankelijk van de toepassing die op de technische fiche wordt vastgelegd en/of van de van toepassing zijnde bestekken. Toepassingsreglement voor fysico-chemisch gewassen granulaten COPRO-document: TRA 17 20/27 Versie 2.3 d.d

23 Art Art Art C. Algemeen: De monsternemingen zullen worden uitgevoerd bij het op voorraad opgeslagen product. Van het verzamelmonster - voor de zeefanalyse en desgevallend voor de classificatieproef, de vlakheidsindex en de methyleenblauwproef, wordt tijdens een Type I-bezoek het eerste proefmonster beproefd door de vergunninghouder, in aanwezigheid van de afgevaardigde van de keuringsinstelling. Een tweede proefmonster wordt beproefd door het controlelaboratorium. Het derde proefmonster wordt door de vergunninghouder in geschikte omstandigheden bewaard voor een eventuele tegenproef. Van het verzamelmonster voor de andere voorziene proeven (gehalte organische stof, Los Angeles, volumieke massa, ) wordt het proefmonster enkel beproefd door het controlelaboratorium. Beoordeling van de resultaten van de bouwtechnische proeven Nazicht van de reproduceerbaarheid van de zeefanalyses Men gaat na of de zeefrestverschillen Δ R binnen de hierna volgende reproduceerbaarheidsintervallen r liggen: - voor de zeven D, d en 0,063 mm: r = 5,0 %, - voor de tussenliggende zeven: r = 12,0 %. Wanneer één of meerdere Δ R groter zijn dan het reproduceerbaarheidsinterval r, wordt overgegaan op een analyse van het derde proefmonster. Deze tweede controleproef wordt uitgevoerd in een ander controlelaboratorium dan dit waar de eerste controleproef werd uitgevoerd. Indien de reproduceerbaarheid deze keer voldoet wordt geen rekening gehouden met de resultaten van het eerste controlelaboratorium. Indien echter de resultaten van de tweede controleproef deze van het eerste controlelaboratorium bevestigen, stelt de vergunninghouder een onderzoek in naar de oorzaken van de tekortkomingen. De vergunninghouder wordt tevens gesanctioneerd met een berisping. Alle kosten van monsterneming, transport en beproeving zijn ten laste van de vergunninghouder. Procedure bij niet-conform resultaat bij externe controle: nazicht van de resultaten van bijgewoonde proeven en controleproeven uitgevoerd door een geaccrediteerd laboratorium. Indien het resultaat van een bijgewoonde proef niet voldoet, wordt onmiddellijk een nieuwe monsterneming (ten laatste de volgende werkdag) en proef uitgevoerd in bijzijn van de keuringsinstelling. Een bijkomend bezoek op kosten van de fabrikant/vergunninghouder is noodzakelijk. Indien ook dit resultaat ontoereikend is, wordt de fabrikant/vergunninghouder gesanctioneerd met een schorsing van autonome levering voor het betreffende product of soort tot de fabrikant/vergunninghouder in staat is de overeenkomstigheid van het product of soort opnieuw te waarborgen. Met betrekking tot de bestaande voorraad worden passende maatregelen genomen om de tekortkomingen te verhelpen. Een passende maatregel kan ook zijn het afkeuren van de voorraad en deze als afvalstof legaal storten. COPRO-document: TRA 17 Toepassingsreglement voor fysico-chemisch gewassen granulaten Versie 2.3 d.d /27

24 Art Art Indien het resultaat van een controleproef, waarvoor (op het eerste deelmonster) de interne proef niet werd bijgewoond, niet voldoet, wordt door de keuringsinstelling zo snel mogelijk een nieuwe monsterneming uitgevoerd tijdens een bijkomend bezoek. Indien ook dit resultaat ontoereikend is, wordt de fabrikant/vergunninghouder gesanctioneerd met een schorsing van autonome levering voor het betreffende product of soort tot de fabrikant/vergunninghouder in staat is de overeenkomstigheid van het product of soort opnieuw te waarborgen. Met betrekking tot de bestaande voorraad worden passende maatregelen genomen om de tekortkomingen te verhelpen. Een passende maatregel kan ook zijn het afkeuren van de voorraad en deze als afvalstof legaal storten. Alle kosten zijn ten laste van de fabrikant/vergunninghouder. Indien het resultaat van een controleproef, waarvoor op het eerste deelmonster de interne proef werd bijgewoond, niet voldoet of de resultaten van de interne proef en de controleproef zijn niet vergelijkbaar, stelt de keuringsinstelling in samenwerking met de vergunninghouder/fabrikant een onderzoek in. Desgevallend wordt een analyse van het derde proefmonster uitgevoerd in een ander controlelaboratorium. Resultaten van bijgewoonde proeven, die nog onvolledig zijn bij het beëindigen van het controlebezoek, dienen door de vergunninghouder binnen de 24 uur na het bezoek aan de keuringsinstelling te worden meegedeeld (fax of ). Indien de vergunninghouder voor alle proeven van zijn zelfcontrole een beroep doet op een controlelaboratorium, behorend tot de lijst vermeld in art. 4, kunnen de controleproeven uitgevoerd worden in het kader van de zelfcontrole. De monsternemingen van de controleproeven dienen evenwel steeds te worden uitgevoerd in het bijzijn van de keuringsinstelling. Het aantal reproduceerbaarheidstesten van de zeefanalyse kan dan verminderd worden. Art. 10 INLEIDEND BEZOEK EN TOELATINGSPERIODE Art De duur van de toelatingsperiode bedraagt minimum 20 productiedagen en maximum 1 jaar. Voor het overige is zij afhankelijk van het bewijs van de aanvrager, dat: a) aan alle bepalingen van het onderhavig reglement wordt voldaan, b) de overeenkomstigheid van de producten met de technische voorschriften wordt aangetoond op basis van de geregistreerde controle- en proefresultaten van: - de zelfcontrole door de aanvrager, - de externe controle door de keuringsinstelling. Art Zelfcontrole tijdens de toelatingsperiode Art De zelfcontrole tijdens de toelatingsperiode is dezelfde als deze tijdens de vergunningsperiode (zie art. 5), waarbij minstens de volgende proeven dienen te worden uitgevoerd: Art A Milieuhygiënische controle Minstens 4 partijen / productiebatchen moeten worden bemonsterd. Alle relevante controles voorzien in art A, B en C moeten met goed gevolg worden uitgevoerd. Toepassingsreglement voor fysico-chemisch gewassen granulaten COPRO-document: TRA 17 22/27 Versie 2.3 d.d

25 Art B Bouwtechnische controle Op het FC-gereinigde zand worden volgende proeven uitgevoerd: Proeven Methode Minimum aantal proeven - Zeefanalyse + (gehalte (1) NBN EN / product deeltjes < 0,063 mm) - Kwaliteit fijne deeltjes Methyleenblauwproef (1) (2) - Gehalte aan bestanddelen die de binding of verharding van hydraulisch gebonden (1) (4) mengsels verstoren NBN EN Bijlage A NBN EN ; 15.2 en 15.3 of SB250 versie 2.2 hoofdstuk / product - Andere proeven (3) / jaar (1) (2) (3) (4) Proeven die, onafhankelijk van de toepassing van het product, in ieder geval uitgevoerd dienen te worden. De methyleenblauwproef dient niet uitgevoerd te worden indien het gehalte aan deeltjes < 0,063 mm maximum 3 % bedraagt. Proeven die slechts uitgevoerd dienen te worden indien de toepassing volgens de productnorm het vereist en/of indien ze vermeld zijn op de technische fiche, volgens de frequentie opgelegd in het FPC-gedeelte van de productnorm. De keuze van de proefmethode is afhankelijk van de toepassing die op de technische fiche wordt vastgelegd en/of van de van toepassing zijnde bestekken. COPRO-document: TRA 17 Toepassingsreglement voor fysico-chemisch gewassen granulaten Versie 2.3 d.d /27

26 Op de FC-gereinigde grove granulaten worden volgende proeven uitgevoerd: Nazicht Methode Minimum aantal proeven - Classificatieproef en controle op de vlottende en nietvlottende verontreiniging (1) NBN EN CMA/2/II/A.22 PTV 406 Bijlage A versie Zeefanalyse + (gehalte (1) NBN EN per product deeltjes < 0,063 mm) - Kwaliteit fijne deeltjes Methyleenblauwproef - Volumieke massa (1) (2) - Gehalte aan bestanddelen die de binding of verharding van hydraulisch gebonden (1) (4) mengsels verstoren NBN EN Bijlage A (1) NBN EN ,8 of per product 1 per type NBN EN ; 15.2 en Weerstand tegen verbrijzeling (3) NBN EN (Los Angeles) - Vlakheidsindex (3) NBN EN per product - Percentage gebroken en ronde (3) NBN EN per product stenen - Waterabsorptiecoëfficiënt (3) NBN EN ,8 of 9 - Andere (3) (1) (2) (3) (4) Proeven die, onafhankelijk van de toepassing van het product, in ieder geval uitgevoerd dienen te worden. De methyleenblauwproef dient niet uitgevoerd te worden indien het gehalte aan deeltjes < 0,063 mm maximum 3 % bedraagt. Proeven die slechts uitgevoerd dienen te worden indien de toepassing volgens de productnorm het vereist en/of indien ze vermeld zijn op de technische fiche, volgens de frequentie opgelegd in het FPC-gedeelte van de productnorm. De keuze van de proefmethode is afhankelijk van de toepassing die op de technische fiche wordt vastgelegd en/of van de van toepassing zijnde bestekken. Toepassingsreglement voor fysico-chemisch gewassen granulaten COPRO-document: TRA 17 24/27 Versie 2.3 d.d

27 Art Indien tijdens de toelatingsperiode, zowel de interne als de controleresultaten van een bepaald product conform zijn, kan mits schriftelijke toelating hiervoor door COPRO werd verleend, op de afleveringsbon "In toelatingsperiode COPRO" worden vermeld. Art Externe controle tijdens de toelatingsperiode Art De externe controle tijdens de toelatingsperiode is dezelfde als deze tijdens de vergunningsperiode (zie art. 8), waarbij op de granulaten minstens volgende controleproeven worden uitgevoerd: Art A Milieuhygiënische controles: Er wordt minstens één monsterneming per type granulaat uitgevoerd in aanwezigheid van de keuringsinstelling. Alle controles dienen overeenkomstig Art met goedgevolg te worden uitgevoerd. Art B Bouwtechnische controles: Op het FC-gereinigde zand worden volgende proeven uitgevoerd: Nazicht Methode Frequentie controleproeven Minimum bij te wonen proeven - Zeefanalyse + (gehalte (1) NBN EN / product 1 deeltjes < 0,063 mm) - Kwaliteit fijne deeltjes Methyleenblauwproef (1) (2) - Gehalte aan bestanddelen die de binding of verharding van hydraulisch gebonden (1) (4) mengsels verstoren NBN EN Bijlage A NBN EN ; 15.2 en 15.3 of SB250 versie 2.2 hoofdstuk Andere (3) / product (1) (2) (3) (4) Proeven die, onafhankelijk van de toepassing van het product, in ieder geval uitgevoerd dienen te worden. De methyleenblauwproef dient niet uitgevoerd te worden indien het gehalte aan deeltjes < 0,063 mm maximum 3 % bedraagt. Proeven die slechts uitgevoerd dienen te worden indien de toepassing volgens de productnorm het vereist en/of indien ze vermeld zijn op de technische fiche, volgens de frequentie opgelegd in het FPC-gedeelte van de productnorm. De keuze van de proefmethode is afhankelijk van de toepassing die op de technische fiche wordt vastgelegd en/of van de van toepassing zijnde bestekken. COPRO-document: TRA 17 Toepassingsreglement voor fysico-chemisch gewassen granulaten Versie 2.3 d.d /27

28 Op de FC-gereinigde grove granulaten worden volgende proeven uitgevoerd: Nazicht - Classificatieproef en controle op de vlottende en nietvlottende verontreiniging (1) Methode NBN EN CMA/2/II/A.22 PTV 406 Bijlage A versie 2 Frequentie controleproeven Minimum bij te wonen proeven Zeefanalyse + (gehalte (1) NBN EN / product 1 deeltjes < 0,063 mm) - Kwaliteit fijne deeltjes Methyleenblauwproef - Volumieke massa (1) (2) - Gehalte aan bestanddelen die de binding of verharding van hydraulisch gebonden (1) (4) mengsels verstoren NBN EN Bijlage A (1) NBN EN ,8 of 9 NBN EN ; 15.2 en Weerstand tegen verbrijzeling (Los Angeles) (3) NBN EN / product 1 1 _ Vlakheidsindex (3) NBN EN Percentage gebroken en ronde grove granulaten (3) NBN EN Waterabsorptie-coëfficiënt (3) NBN EN ,8 of 9 1 _ - Andere (3) - 1 _ - _ (1) (2) (3) (4) Proeven die, onafhankelijk van de toepassing van het product, in ieder geval uitgevoerd dienen te worden. De methyleenblauwproef dient niet uitgevoerd te worden indien het gehalte aan deeltjes < 0,063 mm maximum 3 % bedraagt. Proeven die slechts uitgevoerd dienen te worden indien de toepassing volgens de productnorm het vereist en/of indien ze vermeld zijn op de technische fiche, volgens de frequentie opgelegd in het FPC-gedeelte van de productnorm. De keuze van de proefmethode is afhankelijk van de toepassing die op de technische fiche wordt vastgelegd en/of van de van toepassing zijnde bestekken. Alle controles dienen met goedgevolg te worden uitgevoerd. Toepassingsreglement voor fysico-chemisch gewassen granulaten COPRO-document: TRA 17 26/27 Versie 2.3 d.d

29 Art. 11 VERGUNNINGVERLENING EN CERTIFICAAT OPGELET: er bestaat geen verband tussen de "vergunning" in het kader van dit reglement en de milieu- of bouwvergunning. Art Draagwijdte van de vergunning Art Voor ieder product waarvoor de vergunning wordt verleend zal de volledige productie onder het COPRO-certificaat worden geleverd. Art Wijziging van de vergunning Art Een uitbreiding van de gecertificeerde producten dient bij de certificatie-instelling schriftelijk te worden aangevraagd. Volgende documenten dienen de aanvraag te vergezellen: - de door de vergunninghouder gewaarmerkte en gedateerde technische fiche; - de resultaten van de zelfcontrole van het betreffende product. De certificatie-instelling oordeelt of een (bijkomend) controlebezoek met monsterneming voor externe controle noodzakelijk is. Art. 12 VERGUNNINGSPERIODE Art Het situatieplan van de vergunninghouder geeft ook de producten aan die als twijfelachtig of afgekeurd moeten beschouwd worden, zoals verontreinigde producten, laadresten, vermengde producten, producten gebruikt voor uitbatingswegen, enz... Art Afgekeurde producten worden ingeschreven in het register van de fabricage met vermelding van de reden van afkeuring. Afgekeurde producten ondergaan opnieuw, geheel of gedeeltelijk, het bewerkingsproces, evenals de overeenkomende controles. Art Wijziging van de productie Art De vergunninghouder is ertoe gehouden de certificatie-instelling in te lichten over iedere productieonderbreking, zodanig dat de controlebezoeken hierop kunnen worden afgestemd. Het niet naleven van de meldingsplicht kan leiden tot nutteloze bezoeken. Deze bezoeken zullen gefactureerd worden als een type II-bezoek. Art. 13 Art FINANCIEEL REGLEMENT Financieel reglement Het financieel reglement is beschikbaar op het secretariaat van COPRO. COPRO-document: TRA 17 Toepassingsreglement voor fysico-chemisch gewassen granulaten Versie 2.3 d.d /27

30 COPRO vzw Onpartijdige Instelling voor de Controle van Bouwproducten Z.1 Researchpark - Kranenberg Zellik info@copro.eu BTW BE KBC TECHNISCHE VOORSCHRIFTEN PTV 406 Versie Classificatie van GERECYCLEERDE GRANULATEN Goedgekeurd door de Adviesraad gerecycleerde granulaten op 19/06/2012 Bekrachtigd door de Raad van Bestuur op COPRO 2012

31 1 Onderwerp Ten einde de aanduiding van de gerecycleerde granulaten, zoals deze in de EN-granulaatnormen zijn toegelaten te vereenvoudigen, worden in dit document een aantal soorten gerecycleerde granulaten op basis van hun samenstelling/classificatie gedefinieerd. De benaming van deze soorten is gebaseerd op de bestanddelen die aanwezig zijn in de grove granulaatfractie (> 4 mm), en is gebaseerd op NBN EN ( zie tabel 1). In de geldende milieuwetgeving kunnen evenwel tegenstrijdigheden met de beschrijving van de bestanddelen uit de proefnorm voorkomen. Ook de intrinsieke kwaliteit van sommige bestanddelen kan voor sommige toepassingen belangrijker zijn dan de indeling volgens de normatief vastgelegde categorie toelaat. Hiermee dient of kan rekening worden gehouden bij de evaluatie van de resultaten van de classificatieproef. In bijlage A van deze PTV wordt de proefmethode vastgelegd om op een praktische en uniforme wijze, rekening houdend met voornoemde feiten, een evaluatie van de samenstelling van een gerecycleerd granulaat te maken. Deze methode wordt slechts toegepast op de fractie 4-63 mm, op voorwaarde dat de massa van de fractie > 4 mm minstens 15 % van het totaal monster bedraagt. Alle specificaties en conformiteitscriteria die worden beschreven in Europese productnormen blijven uiteraard van toepassing. 2 Definities Soort: benaming voor een groep van gerecycleerde granulaten die zich naar kwaliteit en volgens samenstelling onderscheiden. Meer specifiek wordt in dit document door de term "soort" een onderscheid gemaakt tussen: betongranulaat, metselwerkgranulaat, menggranulaat, asfaltgranulaat, mengen asfaltgranulaat, beton- en asfaltgranulaat. 3 Referentienormen NBN EN NBN EN NBN EN NBN EN Beproevingsmethoden voor geometrische eigenschappen van toeslagmaterialen Deel 11: Classificatiebeproeving voor de bestanddelen van grove gerecycleerde granulaten Granulaten voor beton Granulaten voor asfalt en oppervlaktebehandeling voor wegen, vliegvelden en andere verkeersgebieden Granulaten voor mortel NBN EN Granulaten voor ongebonden en hydraulisch gebonden materialen voor civieltechnische werken en wegenbouw CMA/2/II/A.22 Vlottende, niet-vlottende verontreinigingen en glas COPRO-document : PTV 406 Gerecycleerde bouw- en slooppuingranulaten Versie 3.0 d.d /11

32 4 Aanduiding en classificatie van de gerecycleerde granulaten 4.1 Algemene aanduiding De aanduiding van de gerecycleerde granulaten in functie van de aanwezige bestanddelen is gebaseerd op NBN EN en wordt weergegeven in tabel 1. De controle gebeurt volgens bijlage A. 4.2 Bijkomende identificatie In geval de aanwezigheid van bepaalde bestanddelen tegenstrijdig is met de geldende milieuwetgeving, dient de aanwezige hoeveelheid apart te worden vermeld. Dit kan o.a. het geval zijn voor: metaal- en non-ferroslakken, keramiek, porselein, slakken en bodemassen van (afval)verbrandingsinstallaties, cellenbeton, Voor andere bestanddelen, die binnen de Europese granulaatnormen als aparte eigenschap worden vermeld, kan de aanwezigheid apart worden aangeduid volgens de genormaliseerde categorie. Dit is ondermeer het geval voor schelpen. In geval de intrinsieke kwaliteit van een bestanddeel voor bepaalde toepassingen belangrijker is dan de vastgelegde indeling volgens tabel 2 van Bijlage A, kan deze ook apart worden vermeld. COPRO-document : PTV 406 Gerecycleerde bouw- en slooppuingranulaten Versie 3.0 d.d /11

33 Tabel 1: Aanduiding van de gerecycleerde granulaten Samenstelling NBN EN Betongranulaat Asfaltgranulaat Menggranulaat Metselwerkgranulaat Meng- en asfaltgranulaat Beton- en asfaltgranulaat Gehalte Categorie Gehalte Categorie Gehalte Categorie Gehalte Categorie Gehalte Categorie Gehalte Categorie Rc 70 Rc 70 niet vereist Rc NR niet vereist Rc NR niet vereist Rc NR niet vereist Rc NR niet vereist Rc NR Rcug 90 Rcug Rcug Rcug Rcug Rcug Rcug 70 Rb 10 Rb Rb Rb Rb Rb Rb 10- Ra 5 Ra 5-70 Ra 70 5 Ra 5-5 Ra 5-30 Ra Ra 30- Rg 2 Rg 2-2 Rg 2-2 Rg 2-2 Rg 2-2 Rg 2-2 Rg 2- X 1 X 1-1 X 1-1 X 1-1 X 1-1 X 1-1 X 1- FL 5 FL 5-5 FL 5-5 FL 5-5 FL 5-5 FL 5-5 FL 5- De gerecycleerde granulaten mogen geen elementen bevatten, in gehalten die door de geldende milieuwetgeving verboden worden. COPRO-document : PTV 406 Gerecycleerde bouw- en slooppuingranulaten Versie 3.0 d.d /11

34 BIJLAGE A: Classificatieproef op de samenstelling, vlottende en niet-vlottende verontreinigingen, screening asbest op grove gerecycleerde granulaten 1. Doel en toepassing De methode beschrijft de bepaling van de samenstelling van gerecycleerde granulaten. Hiertoe worden de bestanddelen manueel uitgesorteerd in verschillende categorieën. De methode is een praktische invulling van NBN EN (Classificatiebeproeving voor de bestanddelen van grove gerecycleerde granulaten). Bovendien wordt een screening op de aanwezigheid van asbest uitgevoerd. Hiertoe worden asbestverdachte materialen apart uitgesorteerd en wordt een raming van het mogelijks aanwezig asbestgehalte gemaakt. De classificatie en controle van de verontreiniging is slechts toepasbaar op granulaire materialen met korrelgrootte tussen 4 en 63mm en indien de massa van de fractie > 4mm minstens 15% van het totale mengsel bedraagt. 2. Monsterneming en monstervoorbereiding De monsterneming en het reduceren van het verzamelmonster worden uitgevoerd volgens NBN EN Het reduceren van het verzamelmonster dient te gebeuren met een spleetverdeler. Er dient te worden opgemerkt dat voor de screening van de aanwezigheid van asbest het analysemonster minimum 20 kg dient te zijn. 3. Laboratoriumuitrusting 1. Spleetverdeler met gepaste spleetopening. Opmerking: de spleetverdeler moet van een even aantal openingen zijn voorzien. De breedte van de openingen moet ten minste twee maal de grootste korrelgrootte bedragen, om te voorkomen dat de grootste fracties klem raken of achterblijven. 2. Analytische balans met een weegbereik van minstens 10kg en meetnauwkeurigheid van 1g + analytische balans met een weegbereik van 200g met een meetnauwkeurigheid van 0,1g. 3. Geventileerde droogstoof met thermostaat instelbaar op temperaturen 40 C ±5 C en 110 C ± 5 C met mogelijkheid tot rechtstreeks afvoer van de dampen naar de buitenlucht. 4. Schalen of breedvlakbakken om minstens 10 kg materiaal te drogen bij 40 C of 110 C. 5. Geperforeerde plaatzeven van 63 en 4mm conform aan ISO Een waterbak met 3 tot 5 maal het volume van het analysemonster. 7. Doorzichtige maatcilinders (voorzien van een afleesschaal of een meter die een voldoende nauwkeurige aflezing 1 mm - toelaat) en plunjer. De maatcilinder bezit voldoende capaciteit om de vlottende materialen volledig onder te dompelen in water. COPRO-document : PTV 406 Gerecycleerde bouw- en slooppuingranulaten Versie 3.0 d.d /11

35 De diameter van de cilinder wordt, afhankelijk van de korrelmaat D van het granulaat, oordeelkundig gekozen zodat alle vlottende materialen in 1 keer kunnen worden ondergedompeld en de aflezing toch voldoende relevant kan gebeuren. De plunjer dient vrij te kunnen bewegen in de maatcilinder (de diameter van de plunjer verschilt met de inwendige diameter van de maatcilinder maximum 2 tot 3mm). De afleesschaal laat een aflezing toe in volume-eenheden met een nauwkeurigheid van 1 tot 5 cm³ (afhankelijk van de geëiste precisie en de grootte van het monster) of hoogtes met een nauwkeurigheid in mm. Volgende maatcilinders zijn in overeenstemming met bovenstaande eisen: - Maatcilinder met inwendige diameter van 32 mm en een aflezing in mm (cilinder en plunjer in overeenstemming met NBN EN 933-8); - Maatcilinder met inwendige diameter van 80 mm en een aflezing in mm. Zie ook foto in bijlage A Analyseprocedure Tenzij anders vermeld worden alle wegingen uitgedrukt in gram. Voor de fracties met een massa lager dan 100 g is een meetnauwkeurigheid van 0,1 g noodzakelijk. De afmetingen worden uitgedrukt in mm. 1. Het analyse monster wordt gedroogd in een geventileerde droogstoof op een temperatuur van 110 ± 5 C (40 C voor asfaltgranulaten). Weeg het gedroogd analysemonster M Zeef het analysemonster op de zeef van 63 mm en noteer de zeefrest M Zeef het analysemonster op de zeef van 4 mm en noteer de doorval M Registreer de massa van de resterende fractie 4/63 mm als M 1 (= M 0 - M 63 - M 4 ). 5. Sorteer uit de fractie 4/63 mm en de fractie > 63 mm alle asbestverdachte materialen (hechtgebonden en niet-hechtgebonden worden apart gehouden). Weeg de hechtgebonden asbestverdachte materialen en registreer als M H. Weeg de niet-hechtgebonden asbestverdachte materialen en registreer als M NH. Voor de beoordeling van de hechtgebondenheid kan men zich o.a. baseren op CMA/2/II/C en tabel Sorteer uit de fractie 4/63 mm de vermoedelijk vlottende deeltjes en controleer of ze daadwerkelijk drijven. Bewaar de vlottende deeltjes in een recipiënt. 7. Sorteer uit de fractie 4/63 mm de aanwezige gronddeeltjes en de niet vlottende verontreinigingen X. Weeg en registreer de massa M X. 8. Weeg de massa van het resterende deel van de fractie 4/63 mm en registreer als M Reduceer eventueel met de spleetverdeler de massa M 2 tot een minimum van 1000 stenen. Registreer deze massa als M Sorteer uit de massa M 3 de bestanddelen Rc, Ru, Rb, Ra en Rg. Registreer de verschillende massa s als M Rc, M Ru, M Rb, M Ra en M Rg. Voor de indeling van de verschillende materialen baseert u zich op de tabel in bijlage A Hierna wordt het volledig analysemonster (fractie 4/63 mm massa M 2 - volgens 4.8) in een waterbak gebracht zodat de effectief vlottende deeltjes worden vrijgemaakt. Maak de vlottende deeltjes indien nodig met de hand los van nietdrijvende deeltjes. COPRO-document : PTV 406 Gerecycleerde bouw- en slooppuingranulaten Versie 3.0 d.d /11

36 Verzamel alle vlottende deeltjes (samenvoegen van 4.6 en 4.11) en bepaal hun volume V FL in cm³. Droog deze hiervoor voorzichtig af met een droge doek vooraleer ze in een maatcilinder gevuld met een gekende hoeveelheid water te brengen. De maatcilinder dient voldoende groot te zijn zodanig dat het materiaal volledig ondergedompeld kan worden. Gebruik een plunjer (dompelaar) voor de volledige onderdompeling van de vlottende deeltjes (zie figuur 1). Let op dat de plunjer zelf of lucht niet worden ondergedompeld. De toegenomen hoogte (H2-H1) is een maat voor het volume van de vlottende verontreinigingen V FL. D² V FL = (H 2 -H 1 ) * (cm³) 4000 Waarbij: D = de diameter van de maatcilinder (in mm) H 1 = hoogte van het water in de maatcilinder zonder vlottende deeltjes (in mm) H 2 = hoogte van het water in de maatcilinder na onderdompeling van de vlottende deeltjes (in mm) H1 H 2 Figuur 1 Het volume wordt uitgedrukt in cm³ op 1 decimaal nauwkeurig. Indien op de maatcilinder gradaties zijn aangebracht in volume-eenheden, kunnen de volumes rechtstreeks worden afgelezen op de maatcilinder. 5. Berekeningen 1. Screening asbest C asbest C asbest = 10 6 x [0,15 x M H / M x M NH / (M 0 M 4 )] uitgedrukt in mg/kg (geen decimaal) 2. Andere materialen X X = 100 x M X / M 1 (%) 3. Vlottende verontreiniging FL FL = 1000 x V FL / M 1 (cm³/kg droge stof, uitgedrukt op 1 decimaal) 4. Betonproducten Rc R C = 100 x (M 2 / M 1 ) x (M Rc / M 3 ) (%) COPRO-document : PTV 406 Gerecycleerde bouw- en slooppuingranulaten Versie 3.0 d.d /11

37 5. Ongebonden en hydraulisch gebonden granulaten Ru R u = 100 x (M 2 / M 1 ) x (M Ru / M 3 ) (%) 6. Metselwerkproducten Rb R b = 100 x (M 2 / M 1 ) x (M Rb / M 3 ) (%) 7. Bitumineuze materialen Ra R a = 100 x (M 2 / M 1 ) x (M Ra / M 3 ) (%) 8. Glas Rg R g = 100 x (M 2 / M 1 ) x (M Rg / M 3 ) (%) De resultaten worden uitgedrukt op 1 decimaal, behalve voor de percentages groter dan 10 % die worden uitgedrukt zonder decimaal. 6. Analyserapport De rapportage gebeurt volgens bijlage A.3. COPRO-document : PTV 406 Gerecycleerde bouw- en slooppuingranulaten Versie 3.0 d.d /11

38 BIJLAGE A.1: Foto s COPRO-document : PTV 406 Gerecycleerde bouw- en slooppuingranulaten Versie 3.0 d.d /11