Hoge Raad 30 januari 2004 nr. C02/176HR mrs. Neleman, Van Buchem-Spapens, Hammerstein, Numann, Bakels concl. A-G Keus

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Hoge Raad 30 januari 2004 nr. C02/176HR mrs. Neleman, Van Buchem-Spapens, Hammerstein, Numann, Bakels concl. A-G Keus"

Transcriptie

1 Volledig arrest Parallel Entry Parallel Entry, HR 30 januari 2004/68 (C02/176HR) JAR 2004/68 Hoge Raad 30 januari 2004 nr. C02/176HR mrs. Neleman, Van Buchem-Spapens, Hammerstein, Numann, Bakels concl. A-G Keus [BW art. 7:611; Awgb art. 5, 7; IVBPR art. 26; IVESCR art. 7] [Essentie] Gelijke arbeid, gelijk loon tenzij objectieve rechtvaardigingsgrond. Toetsing aan eisen goed werkgeverschap nu het niet gaat om een onderscheid dat door de wet of een rechtstreeks werkende verdragsbepaling wordt verboden. KLM heeft naast KLM-vliegers ook vliegers in dienst die bij KLM Cityhopper BV werken. Voor deze zogenoemde KLC-vliegers heeft tot 1998 de KLC-CAO gegolden, terwijl voor de KLM-vliegers de KLM-CAO gold. De arbeidsvoorwaarden en carrièreperspectieven onder de KLM-CAO zijn in het algemeen gunstiger dan onder de KLC-CAO. Laatstgenoemde CAO bepaalt onder meer dat door KLCvliegers bij een overstap naar KLM een deel van de KLC-senioriteit wordt meegenomen. KLC-vliegers hebben bezwaar tegen deze regeling; zij menen dat hun KLC-senioriteit bij een overstap naar KLM integraal als KLM-senioriteit zou worden erkend. Overleg heeft geleid tot wijziging van deze regeling per 1 juli Thans eiseres tot cassatie, Parallel Entry, is een vereniging opgericht teneinde - kort gezegd - te verwezenlijken dat de KLC-vliegers die vóór 1 juli 1996 in dienst waren, bij een overstap naar KLM recht kunnen doen gelden op vóór die datum opgebouwde KLC-senioriteit. Kantonrechter en rechtbank hebben Parallel Entry de aanspraak van KLC-vliegers op dezelfde arbeidsvoorwaarden wat betreft salaris en Volledig arrest - Parallel Entry 1

2 senioriteit als KLM-vliegers, gebaseerd op het aan HR 8 april 1994, NJ 1994, 704 ontleende algemeen erkende rechtsbeginsel dat gelijke arbeid in gelijke omstandigheden op gelijke wijze moet worden beloond, tenzij een objectieve rechtvaardigingsgrond een ongelijke beloning toelaat (het Agfa-criterium ), ontzegd. Daartegen richt zich het middel. De Hoge Raad overweegt het volgende. Bij de beoordeling van de vraag of de aanspraak van de KLC-vliegers gegrond is, moet worden vooropgesteld dat het in het onderhavige geval niet gaat om een onderscheid dat door de wet of een rechtstreeks werkende verdragsbepaling wordt verboden, zoals het ingevolge art. 5 Algemene wet gelijke behandeling verboden onderscheid op grond van godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, nationaliteit, hetero- of homoseksuele gerichtheid of burgerlijke staat, het door art. 7:646 BW en art. 7 Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen met betrekking tot de arbeidsvoorwaarden onderscheidenlijk het loon verboden onderscheid tussen mannen en vrouwen, of het ingevolge art. 7:648 en 7:649 BW verboden onderscheid op grond van verschil in arbeidsduur of van het al dan niet tijdelijke karakter van de arbeidsovereenkomst. In het onderhavige geval kan de vraag of sprake is van een ongeoorloofd onderscheid dan ook slechts worden beantwoord aan de hand van de eisen van goed werkgeverschap op de voet van art. 7:611 BW, in welke bepaling de algemene eisen van redelijkheid en billijkheid, zoals neergelegd in art. 6:2 en 6:248 BW voor het arbeidsrecht uitdrukking vinden. Bij de vaststelling van wat de eisen van goed werkgeverschap voor een geval als het onderhavige inhouden, moet derhalve, zoals in voormeld arrest ook is overwogen, het beginsel dat gelijke arbeid in gelijke omstandigheden op gelijke wijze moet worden beloond, tenzij een objectieve rechtvaardigingsgrond een ongelijke beloning toelaat, in aanmerking worden genomen. Dit een en ander betekent dat dit beginsel - waaraan, gelet op het feit dat het ook steun vindt in verdragsbepalingen als art. 26 IVBPR en art. 7 Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten (hierna: IVESCR), een zwaar gewicht kan worden toegekend - niet doorslaggevend is, maar dat het naast andere omstandigheden van het geval moet worden betrokken in de afweging of de werkgever in 2 Praktisch Arbeidsrecht

3 de gegeven omstandigheden heeft gehandeld in strijd met de eisen van goed werkgeverschap. Anders gezegd: ook ingeval op zichzelf moet worden aangenomen dat werknemers gelijke arbeid in gelijke omstandigheden verrichten, zonder dat voor een verschil in beloning een objectieve rechtvaardigingsgrond valt aan te wijzen, kan dit nog niet zonder meer tot de slotsom leiden dat zij een gelijke beloning behoren te krijgen. Tevens volgt hieruit dat bij de beoordeling van de vraag of een overeengekomen ongelijkheid in beloning op grond van dit beginsel als ongeoorloofd moet worden beschouwd en derhalve ongedaan gemaakt moet worden, een terughoudende toetsingop haar plaats is, aangezien het hier gaat om een toetsing van gelijke aard als die welke plaatsvindt bij de toepassing van art 6:248 lid 2 BW en dat derhalve deze vraag slechts bevestigend kan worden beantwoord indien de ongelijkheid in beloning naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Hetzelfde geldt eens te meer indien de ongelijke beloning voortvloeit uit een collectieve arbeidsovereenkomst, omdat dan tevens het uit verscheidene verdragsbepalingen voortvloeiende zwaarwegende beginsel van de vrijheid van onderhandelen over arbeidsvoorwaarden in het geding is. De rechtbank heeft met juistheid geoordeeld dat niet alleen de verrichte arbeid zelf, maar ook andere factoren, zoals opleiding, ervaring, geschiktheid voor een andere functie, kunnen worden betrokken bij de beantwoording van de vraag of sprake is van gelijke arbeid (vgl. onder meer HvJ EG 26 juni 2001, NJ 2002, 10). Het beroep van Parallel Entry op art. 7 IVESCR moet falen, omdat aan dit artikel geen rechtstreekse werking toekomt (HR 20 april 1990, NJ 1992, 636). 2010, Noordhoff Uitgevers bv [Tekst] De vereniging Parallel Entry te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, eiseres tot cassatie, voorwaardelijk incidenteel verweerster, advocaat: aanvankelijk mr. E.D. Vermeulen, thans mr. K.G.W. van Oven, tegen: 1. Koninklijke Luchtvaart Maatschappij NV, 2. Vereniging van Nederlandse Verkeersvliegers beide te Amstelveen, verweersters in cassatie, voorwaardelijk incidenteel eiseressen, Volledig arrest - Parallel Entry 3

4 advocaat: mr. R.A.A. Duk. Rechtbank Amsterdam, 13 februari 2002 (...; red.) Gronden van de beslissing 1. Het hoger beroep is tijdig ingesteld. 2. Voor de grieven wordt verwezen naar de memorie. 3. In hoger beroep zijn alleen bezwaren aangevoerd tegen de in het bestreden vonnis onder 4 (laatste regel) en onder 10 laatste zin vastgestelde feiten. Tegen de overige door de kantonrechter vastgestelde feiten zijn geen bezwarenaangevoerd, zodat ook de rechtbank van die feiten uitgaat. 4. In hoger beroep vordert Parallel Entry, na vermeerdering en wijziging van eis, het vonnis van de kantonrechter te Amsterdam van 28 september 2000 te vernietigen en opnieuw rechtdoende bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:a. voor recht te verklaren dat KLM, door na te laten zich tegenover de leden van Parallel Entry als goed werkgeefster te gedragen, althans in strijd te handelen met hetgeen de eisen van redelijkheid en billijkheid bij de uitvoering van de arbeidsovereenkomst met deze leden meebrengen, een en ander gelijk omschreven sub 31 van de dagvaarding in eerste aanleg, toerekenbaar tekort is geschoten en schiet in de nakoming van de arbeidsovereenkomst;b.1. primair: KLM te veroordelen binnen 8 weken na betekening van dit vonnis jegens ieder van de leden van Parallel Entry schriftelijk te verklaren dat het desbetreffende lid van Parallel Entry recht heeft op dezelfde beloning - in de zin van salariëring met alle bijbehorende wettelijke en contractuele aanspraken - als een vergelijkbare KLM-vlieger - dat wil zeggen: een KLM-vlieger met dezelfde functie, leeftijd en diensttijd die in dezelfde periode waarin het lid van Parallel Entry bij KLC werkzaam is/was, binnen Europa vliegt/heeft gevlogen op een Boeing 737/Fokker 100 -, zulks vanaf het moment dat de leden van Parallel Entry een arbeidsovereenkomst zijn aangegaan met KLM c.q. met de door KLM overgenomen maatschappij Netherlines, althans vanaf een in redelijkheid door de rechtbank te bepalen datum, en tevens om binnen 8 weken na dagtekening van de zojuist genoemde schriftelijke verklaring, jegens ieder van de leden van Parallel Entry schriftelijk te verklaren welke financiële verplichtingen door KLM per 4 Praktisch Arbeidsrecht

5 datum van betekening van het vonnis tegenover het desbetreffende lid van Parallel Entry volledig nageleefd zullen worden, ook voor wat betreft het reeds verstreken deel van het dienstverband;b.2. KLM te veroordelen binnen 8 weken na betekening van dit vonnis jegens ieder van de leden van Parallel Entry schriftelijk te verklaren dat het desbetreffende lid van Parallel Entry recht heeft op toekenning van dezelfde senioriteitsopbouw (100%) als KLM gedurende het tijdvak van 1 april 1991 tot 1 juli 1996 aan alle KLM-vliegers, althans vergelijkbare KLM-vliegers als nader aangeduid sub 15a, b en c van de memorie van grieven, heeft toegekend, zulks vanaf het moment dat de leden van Parallel Entry een arbeidsovereenkomst met KLM zijn aangegaan c.q. met de door KLM overgenomen maatschappij Netherlines, althans vanaf een in redelijkheid door de rechtbank te bepalen datum en tevens om binnen 8 weken na dagtekening van de zojuist genoemde schriftelijke verklaring aan ieder van de leden van Parallel Entry een aangepaste KLM-senioriteitslijst toe te zenden die de nieuwe positie per datum van betekening van het vonnis van het betrokken lid van Parallel Entry op deze senioriteitslijst vermeldt, alsmede de met deze toekenning van senioriteit gepaard gaande wettelijke en contractuele financiële verplichtingen tegenover het desbetreffende lid na te leven, ook voor wat betreft het reeds verstreken deel van het dienstverband;b.3. te bepalen dat KLM aan Parallel Entry een dwangsom van ,= (zegge: vijfhonderd duizend euro), althans een in redelijkheid door de rechtbank te bepalen bedrag, verschuldigd zal zijn voor elke dag of deel daarvan dat KLM in gebreke blijft aan een veroordeling tot wat onder B.1 en B.2 is gevorderd, of enig deel daarvan, te voldoen;b.4. subsidiair: voor recht te verklaren dat de leden van Parallel Entry recht hebben op a. dezelfde beloning - in de zin van salariëring met alle bijbehorende wettelijke en contractuele aanspraken - als de beloning die KLM een vergelijkbare KLM-vlieger met dezelfde functie, leeftijd en diensttijd als aangeduid in onderdeel B.1 van dit petitum toekent/heeft toegekend; b. dezelfde senioriteitsopbouw (100%) als KLM gedurende het tijdvak van 1 april 1991 tot 1 juli 1996 aan alle KLM-vliegers, althans vergelijkbare KLM-vliegers als aangeduid in onderdeel B.2 van dit petitum, heeft toegekend; 2010, Noordhoff Uitgevers bv Volledig arrest - Parallel Entry 5

6 het een en ander vanaf het moment van indiensttreding van de leden van Parallel Entry bij KLM c.q. bij de door KLM overgenomen maatschappij Netherlines, althans vanaf een in redelijkheid door de rechtbank te bepalen datum;c. VNV te veroordelen om - indien en voor zover KLM de medewerking van VNV nodig zou hebben om te kunnen voldoen aan het door de rechtbank in dezen te wijzen vonnis en KLM aan Parallel Entry ter kennis heeft gebracht dat zij (KLM) VNV tevergeefs om de bedoelde medewerking heeft verzocht - deze medewerking aan KLM te verlenen, zulks op straffe van een dwangsom van ,= (zegge: vijfhonderd duizend euro), althans een in redelijkheid door de rechtbank te bepalen bedrag, voor elke dag of deel daarvan dat VNV geheel of gedeeltelijk in gebreke blijft die medewerking te verlenen; met veroordeling van KLM en VNV in de kosten van beide instanties. 5. Parallel Entry heeft de in de laatste zin van punt 4 en in punt 10 van het bestreden vonnis vastgestelde feiten in de eerste grief betwist. De rechtbank zal van die feiten zoals gezegd niet uitgaan. Voorzover de in die (volgens Parallel Entry ten onrechte vastgestelde) feiten aan de orde zijnde omstandigheden in hoger beroep van belang zijn, zal daarop hierna nog worden ingegaan. 6. In de tweede grief betoogt Parallel Entry dat de kantonrechter een aantal tussen partijen vaststaande feiten niet in zijn vonnis heeft vermeld en die feiten ten onrechte niet in zijn oordeel heeft betrokken. 7. Deze grief is tevergeefs voorgesteld. Het staat de rechter vrij de feiten vast te stellen, die aan zijn beslissing ten grondslag liggen. Voorzover het betoog van Parallel Entry aldus moet worden begrepen dat de kantonrechter op een aantal van haar stellingen ten onrechte niet is ingegaan, zullen die stellingen hierna nog aan de orde komen. 8. De overige grieven beogen het geschil in volle omvang aan het oordeel van de rechtbank voor te leggen en lenen zich - tezamen met de vermeerderde eis - voor gezamenlijke behandeling. 9. De vermeerdering van eis komt er - kort gezegd - op neer dat, naast de in eerste aanleg reeds gevorderde gelijke senioriteitsopbouw over de periode 1 april 1991 tot 1 juli 1996, thans tevens wordt gevorderd een gelijke salariëring van gezagvoerders en co-piloten van KLC als gezagvoerders 6 Praktisch Arbeidsrecht

7 respectievelijk co-piloten van KLM, die binnen Europa op de Boeing 737/Fokker 100 vliegen/vlogen. 10. KLM en VNV hebben ter afwering van de vorderingen van Parallel Entry in de eerste plaats betoogd dat de KLC-vliegers voor een andere onderneming werkzaam zijn dan de KLM-vliegers. Voor een toewijzing van de in geding zijnde vorderingen is in ieder geval vereist dat sprake is van gelijke arbeid in één en dezelfde onderneming voor dezelfde werkgever. Aan dat vereiste is hier niet voldaan. KLM is slechts formeel de werkgever van de KLC-vliegers. Materieel zijn zij in dienst bij KLC. De KLC-vliegers maken deel uit van het tot die onderneming behorende vliegerscorps. Op de KLCvliegers is een afzonderlijke CAO van toepassing. KLC is een volledig zelfstandige onderneming met een eigen directie, een eigen vliegdienst en eigen vliegtuigen, etc. De vorderingen van Parallel Entry stuiten reeds af op de omstandigheid dat geen sprake is van dezelfde (materiële) werkgever. Aldus KLM en VNV. 11. Van doorslaggevend belang is dat de KLC-vliegers met KLM hebben gecontracteerd. De omstandigheid dat in die arbeidsovereenkomst is bepaald dat de KLC-vlieger te werk wordt gesteld bij KLC, een zelfstandige vennootschap met een eigen directie, vliegdienst, vliegtuigen etc. en dat op de KLC-vliegers een afzonderlijke collectieve arbeidsovereenkomst van toepassing is, rechtvaardigt nog niet de conclusie dat de gevorderde gelijke beloning en gelijke senioriteitsopbouw reeds moeten worden afgewezen omdat geen sprake zou zijn van dezelfde (materiële) werkgever of van gelijke omstandigheden in de zin van het Agfaarrest, HR 8 april 1994, NJ 1994, 704 (zie hierna). Het betoog van KLM dat in artikel 7:690 BW de mogelijkheid is gecreëerd onderscheid te maken tussen de formele en de materiële werkgever, maakt dat niet anders. KLM is geen uitzendbedrijf. 2010, Noordhoff Uitgevers bv Gelijke beloning 12. Voor de beoordeling van de in hoger beroep bij wijze van eisvermeerdering gevorderde gelijke beloning geldt als uitgangspunt het in het Agfa-arrest neergelegde rechtsbeginsel, dat gelijke arbeid in gelijke omstandigheden op gelijke wijze moet worden beloond, tenzij een objectieve rechtvaardigingsgrond een ongelijke beloning toelaat, welk rechtsbeginsel samenhangt met het bepaalde in artikel 7:611 BW en in artikel 3:12 BW. Parallel Entry Volledig arrest - Parallel Entry 7

8 heeft zich in dit kader in de toelichting bij de derde grief ook nog beroepen op een groot aantal daar vermelde internationale bepalingen. Gesteld noch gebleken is echter dat uit die bepalingen ten aanzien van de gevorderde gelijke beloning een strengere norm volgt dan het hiervoor weergeven rechtsbeginsel, zodat daarvan moet worden uitgegaan. 13. De gevorderde gelijke beloning heeft zoals gezegd betrekking op gezagvoerders en co-piloten van KLC, die (beweerdelijk) gelijke arbeid verricht(t)en als de (binnen Europa vliegende) gezagvoerders en co-piloten van KLM op de Boeing 737/Fokker Nu Parallel Entry ter gelegenheid van het pleidooi niet is ingegaan op het betoog van KLM bij memorie van antwoord, dat ook de co-piloten van KLM een salarisbestanddeel ontvangen dat afhankelijk is van het type vliegtuig waarop de co-piloot vliegt, maar dat om meer praktische redenen bij co-piloten de toekenning van de functietoeslag niet altijd betekent dat de functie ook daadwerkelijk wordt uitgevoerd, moet worden aangenomen dat (in ieder geval) zowel voor de gezagvoerders als voor de co-piloten van KLM geldt dat hoe groter het vliegtuig is waarop men vliegt, hoe hoger (het functiebestanddeel van) de beloning. Hoewel Parallel Entry heeft betwist dat de functie van co-piloot of gezagvoerder zwaarder wordt naarmate in een groter vliegtuig wordt gevlogen en meer in het algemeen vraagtekens heeft geplaatst bij deze wijze van functiewaardering, kan die functiewaardering op zichzelf genomen niet in strijd met enige geschreven of ongeschreven rechtsregel worden geacht. Dit zou alleen anders worden indien dit systeem op enigerlei wijze in strijd komt met het in het Agfa-arrest neergelegde rechtsbeginsel van - kort gezegd - gelijke arbeid, gelijk loon. Parallel Entry heeft niet betwist dat tot 1 juli 1996 andere selectiecriteria golden voor KLMvliegers dan voor KLC-vliegers en dat KLC-vliegers, indien zij de overstap naar KLM wilden maken, alsnog een positief testresultaat met betrekking tot de selectiecriteria van KLM dienden te laten zien. Het verschil in selectiecriteria had, zoals KLM en VNV onweersproken hebben betoogd, te maken met de omstandigheid dat de KLM-vlieger in beginsel geschiktheid moest tonen voor de functie van gezagvoerder op het grootste vliegtuig van KLM. Omdat de overgang van KLC-vlieger naar KLM-vlieger geen automatisme was, gold die eis voor de beginnende KLC-vlieger niet. 8 Praktisch Arbeidsrecht

9 De rechtbank is van oordeel dat in de situatie zoals die tot 1 juli 1996 bestond, waarin de KLM-vlieger in beginsel geschikt werd bevonden voor functies in een reeks vliegtuigen variërend van om en nabij de 100 tot 400 zitplaatsen en een KLC-vlieger voor vliegtuigen variërend van 30 tot 80 zitplaatsen niet kan worden gesproken van gelijke arbeid van de KLC-vlieger en de KLM-vlieger, (binnen Europa) werkzaam op de Fokker-100/Boeing-737. Dat de Fokker-70 vlieger, zonder nadere bijscholing op een Fokker-100 kon worden ingezet, is onvoldoende om aan dit oordeel af te doen. De Fokker-100 vlieger was immers, anders dan de Fokker-70 vlieger, getest en in beginsel geschikt bevonden om door te groeien naar een functie op het grootste KLM-vliegtuig. Wat de situatie na 1 juli 1996 betreft geldt het volgende. Niet in geschil is dat de verschillende selectiecriteria per die datum zijn gelijkgetrokken. Alle KLC-vliegers zijn in het najaar van 1996 getest op de KLM-selectiecriteria. De positief geteste KLC-vliegers, alsmede de nadien in dienst getreden KLC-vliegers, worden na die datum bij doorstroming naar KLM, net als een KLM-vlieger, beschouwd als een interne sollicitant. Naar het oordeel van de rechtbank rechtvaardigt dit evenwel nog niet de conclusie dat sprake is van gelijke arbeid in gelijke omstandigheden die op gelijke wijze moet worden beloond. Dat de KLC-vlieger gelijke arbeid verricht als de KLM-vlieger, die binnen Europa op de Boeing-737 vliegt, is onvoldoende duidelijk geworden. De omstandigheid dat voor beide vliegtuigen een gelijk (basis)brevet geldt is daartoe niet voldoende. Gesteld noch gebleken is dat de KLC-vlieger zonder enige om- of bijscholing op de Boeing-737 kan (kon) worden ingezet. Ook het aantal passagiers dat met deze vliegtuigen maximaal kan worden vervoerd, verschilt aanzienlijk. Dit maakt dat al met al niet van gelijke arbeid kan worden gesproken. Dat, zoals Parallel Entry heeft betoogd, de KLCvlieger per saldo meer passagiers vervoert, omdat meer vluchten per dag worden uitgevoerd, vaker moet stijgen en landen en wellicht in grotere mate te maken heeft met lastiger, want kleinere, luchthavens, kan daar niet aan af doen. Van belang is dat het systeem waarbij de honorering gedeeltelijk afhankelijk is van de grootte van het toestel op zichzelf genomenaanvaardbaar is en dat gelet op de hiervoor genoemde verschillen niet van gelijke arbeid kan worden gesproken in de zin van het Agfa-criterium. 2010, Noordhoff Uitgevers bv Volledig arrest - Parallel Entry 9

10 De enkele omstandigheid dat een Fokker-70 vlieger zonder bijscholing op een Fokker-100 kon worden ingezet, rechtvaardigt voorts nog niet de conclusie dat de KLC-vliegers dan in ieder geval aanspraak kunnen maken op een gelijke beloning als de Fokker-100 vlieger. Ook indien moet worden aangenomen dat in die situatie wel sprake is van gelijke arbeid die op gelijke wijze moet worden beloond, geldt dat niet iedere schending van het beginsel van gelijk loon voor gelijke arbeid moet leiden tot een aanpassing van het loon van de werknemers die ongunstiger worden beloond. Nu het hier slechts gaat om een kleine overlapping in de op zichzelf niet in strijd met enig rechtsbeginsel bevonden functiewaarderingssystemen van KLC en KLM (waarbij geldt hoe groter het vliegtuig, hoe hoger - het functiebestanddeel van - de beloning) kan niet worden volgehouden dat KLM in strijd handelt met het beginsel van gelijke arbeid, gelijk loon, haar verplichtingen als goed werkgever of de redelijkheid en billijkheid door de KLCvlieger (na 1 juli 1996) niet gelijk te belonen als de Fokker-100 vlieger. Hierbij wordt nog aangetekend dat, zoals KLM en VNV onweersproken hebben gesteld, ook binnen KLC wat betreft de beloning een onderscheid wordt gemaakt tussen de Fokker-50 en de Fokker-70 vlieger. De in hoger beroep gevorderde gelijke beloning moet gelet op het vorenstaande worden afgewezen. Gelijke senioriteit(sopbouw) 15. Parallel Entry heeft zich wat betreft de gevorderde gelijke senioriteit beroepen op het Agfa-arrest, het daarmee samenhangende goed werkgeverschap en de redelijkheid en billijkheid (in het bijzonder de artikelen 3:12, 6:2 en 6:248 BW) alsmede op een aantal internationale bepalingen betreffende - kort gezegd - het gelijkheidbeginsel en meer in het bijzonder op (doorwerking van) de artikelen 26 IVBPR en 7 IVESCR sub (a) (inhoudende een discriminatieverbod). Verder beroept zij zich ten aanzien van haar stelling dat KLC-vliegers ten onrechte in hun promotiekansen worden benadeeld nog op het bepaalde in artikel 7 IVESCR sub (c). 16. Niet in geschil is dat vóór 1 april 1991 alle bij KLM in dienst zijnde vliegers volledige senioriteit opbouwden bij KLM en dat met ingang van 1 juli 1996 de (na die datum) door KLC-vliegers bij KLC 10 Praktisch Arbeidsrecht

11 opgebouwde senioriteit bij overgang naar KLM volledig wordt erkend. De gevorderde gelijke senioriteitsopbouw heeft betrekking op de periode van 1 april 1991 tot1 juli Over die periode wordt (werd) door de KLC-vliegers - met uitzondering van de NLMvliegers, waarop hierna nog wordt ingegaan - krachtens de in de KLC-CAO neergelegde overgangsregeling bij overgang naar KLM slechts in beperkte mate senioriteit opgebouwd. 17. Het betoog van Parallel Entry, dat, afgezien van de vraag of sprake is van gelijke arbeid in gelijke omstandigheden, het feit dat voor 1 april 1991 alle KLM-vliegers en na 1 juli 1996 alle KLM- én alle KLC-vliegers wel volledige senioriteit opbouw(d)en reeds tot de conclusie leidt dat KLM in strijd handelt met het discriminatieverbod door de senioriteit die de KLC-vliegers (met uitzondering van de NLM-vliegers) over de periode tussen 1 april 1991 en 1 juli 1996 bij KLC hebben opgebouwd bij overgang naar KLM slechts in beperkte mate te erkennen, moet worden verworpen. KLM en VNV hebben bij oprichting van KLC redelijkerwijs kunnen besluiten dat de bij KLC opgebouwde senioriteit bij overgang naar KLM niet geheel zou worden erkend. KLC vloog op dat moment veelal met aanzienlijk kleinere vliegtuigen (zie productie 12 bij conclusie van repliek in eerste aanleg), vloog (en vliegt ook thans) niet intercontinentaal en begaf zich in een ander marktsegment met een lager service niveau (geen business class). Het besluit tot beperkte senioriteitsopbouw voor de KLC-vlieger bij KLM was gelet op die omstandigheden niet in strijd met enig discriminatieverbod. Dat die ongelijkheid in senioriteitsopbouw met ingang van 1 juli 1996 werd opgeheven, maakt de uiteindelijk tussen KLM en VNV overeengekomen overgangsregeling met betrekking tot de erkenning van de voor die datum door KLC-vliegers opgebouwde senioriteit, waar het in dit geding om gaat, niet onaanvaardbaar. Daarbij is van belang dat niet alleen rekening moest worden gehouden met de belangen van de KLC-vliegers, maar ook met de belangen van KLM-vliegers. Toekenning van senioriteit aan de eerste groep zou immers ten nadele werken van de laatste groep. Gelet op al deze omstandigheden, waarbij tevens een rol speelt dat het hier een bij CAO overeengekomen overgangsregeling betreft en het niet gaat om een onderscheid naar ras, geloof of geslacht kan ook de overeengekomen overgangsregeling niet in strijd met enig discriminatieverbod worden geoordeeld. De omstandigheden dat, 2010, Noordhoff Uitgevers bv Volledig arrest - Parallel Entry 11

12 zoals Parallel Entry heeft betoogd, KLM de enige luchtvaartmaatschappij is die een deel van haar vliegers gedurende enige tijd geen volledige senioriteit heeft toegekend, dat bij diverse andere luchtvaartmaatschappijen vliegers van een dochtermaatschappij bij een overstap naar de moedermaatschappij de volledige senioriteit meenemen, dat ook binnen KLM op vliegtuigen van zeer uiteenlopende grootte wordt gevlogen, dat KLC-cabinepersoneel altijd (ook in de relevante periode) 100% KLM-senioriteit heeft opgebouwd, dat KLC-vliegers gedurende zekere tijd niet bij KLM mochten solliciteren (sollicitatieverbod) en dat KLC-vliegers bij overgang naar KLM vanwege de beperkte senioriteitsopbouw eerder als overtollig kunnen worden aangemerkt dan KLM-vliegers met een korter dienstverband, zijn, wat van die omstandigheden verder ook zij, onvoldoende dit oordeel anders te doen uitvallen. Van doorslaggevend belang is dat bij oprichting van KLC redelijkerwijs kon worden besloten de KLC-vliegers bij overgang naar KLM beperkte senioriteit toe te kennen en dat, gelet op de geschetste omstandigheden, in onderlinge samenhang beschouwd, noch dit besluit, noch de nadien overeengekomen overgangsregeling in strijd met enig discriminatieverbod kan worden geoordeeld. 18. Voorzover Parallel Entry zich wat betreft de senioriteit beroept op het rechtsbeginsel van gelijke arbeid, gelijk loon ten opzichte van de KLM-vliegers, wordt dit beroep afgewezen op de gronden weergegeven in no. 14. Ook hier geldt dat de arbeid van de KLCvliegers in de periode gelegen voor 1 juli 1996 alleen al niet kan worden gelijkgesteld met de arbeid van de KLM-vliegers omdat tot die datum andere eisen werden gesteld aan de KLC-vlieger dan aan de KLM-vlieger, die in beginsel geschikt werd bevonden voor de functie van gezagvoerder op het grootste KLM-vlieghuig, welke eis niet aan de KLC-vlieger werd gesteld. 19. Aan Parallel Entry wordt toegegeven dat er in de periode binnen KLC sprake was van vliegers die precies hetzelfde werk deden en die toch ongelijke senioriteit opbouwden bij overgang naar KLM, te weten enerzijds de (voormalige) NLM-vliegers en anderzijds de KLC-vliegers die afkomstig waren van Netherlines of nieuw waren aangenomen bij KLC. De eerste groep behield bij overgang naar KLM volledige senioriteit, terwijl de andere 12 Praktisch Arbeidsrecht

13 groepkrachtens meergenoemde overgangsregeling slechts beperkte senioriteit opbouwde. 20. KLM en VNV hebben wat de voormalige NLM-vliegers betreft toegelicht dat deze vliegers vóór de oprichting van KLC, gelijk alle andere KLM-vliegers, volledige senioriteit opbouwden bij KLM. De activiteiten van NLM waren te gering om in een afzonderlijke onderneming (met andere arbeidsvoorwaarden voor de vliegers) onder te brengen. Bij oprichting van KLC en inbreng van het overgenomen Netherlines kwam verandering in die situatie. KLM wenste, evenals vele andere luchtvaartmaatschappijen, een afzonderlijke regionale maatschappij op te zetten. NLM werd, gezien haar activiteiten, in die nieuwe onderneming ingebracht. Aldus KLM en VNV. 21. Deze situatie is niet in strijd met het Agfa-criterium of enig ander gelijkheidsbeginsel of discriminatieverbod. Van KLM kon enerzijds niet worden gevergd de NLM-vliegers wat betreft de opbouw van senioriteit gelijk te behandelen als de andere KLCvliegers, die geen volledige senioriteit opbouwden. Dit zou immers een achteruitgang in arbeidsvoorwaarden betekenen die de NLMvliegers niet behoefden te accepteren. Anderzijds behoefde de KLM de overige KLC-vliegers, die gelijke arbeid in gelijke omstandigheden verrichtten als de voormalige NLM-vliegers, wat de opbouw van senioriteit betreft in de gegeven omstandigheden niet gelijk te behandelen als de NLM-vliegers. Ook hier geldt dat niet iedere schending van het beginsel van gelijk loon voor gelijke arbeid in gelijke omstandigheden behoeft te leiden tot een aanpassing van de arbeidsvoorwaarden van de werknemers die ongunstiger worden behandeld. Dit beginsel kan, zoals hiervoor reeds overwogen, niet op één lijn worden gesteld met de in het kader van het gelijkheidsbeginsel bestaande verboden om onderscheid te maken tussen personen van verschillend geslacht, ras of geloof. Van belang is dat het besluit de KLC-vliegers slechts in beperkte mate senioriteit toe te kennen bij overgang naar KLM op zichzelf genomen niet onaanvaardbaar was. De ongelijkheid binnen KLC tussen enerzijds de (voormalige) NLM-vliegers en anderzijds de KLC-vliegers die afkomstig waren van Netherlines of nieuw waren aangenomen bij KLC betrof gelet op alle omstandigheden een aanvaardbare overgangssituatie, die zou ophouden te bestaan op 2010, Noordhoff Uitgevers bv Volledig arrest - Parallel Entry 13

14 het moment dat er geen NLM-vliegers meer bij KLC vlogen. Dat die overgangssituatie mogelijk tot 1 juli 1996, de datum waarop de ongelijke senioriteitsopbouw ophield te bestaan, heeft voortgeduurd, doet daar niet aan af. Ten aanzien van het beroep van Parallel Entry op het bepaalde in artikel 7 IVESCR (c) geldt dat, al aangenomen dat op het in dit artikel neergelegde beginsel rechtstreeks een beroep kan worden gedaan, zonder nadere toelichting, die ontbreekt, de gestelde (drievoudige) benadeling in promotiekansen onvoldoende is om tot een toewijzing van de gevorderde gelijke senioriteitsopbouw over de gewraakte periode te kunnen leiden. 22. Het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd. Parallel Entry zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de procedure worden veroordeeld. (...; red.) Conclusie Advocaat-Generaal, (mr. Keus) 1. Feiten en procesverloop 1.1. Deze zaak betreft de vraag of het algemeen erkende rechtsbeginsel dat gelijke arbeid in gelijke omstandigheden op gelijke wijze moet worden beloond, tenzij een objektieve rechtvaardigingsgrond een ongelijke beloning toelaat, met zich brengt dat aan de vliegers die door KLM bij KLM Cityhopper tewerk zijn gesteld, dezelfde arbeidsvoorwaarden (salaris en aanspraken op grond van senioriteit) ten deel dienen te vallen als aan de vliegers die op de reguliere diensten van KLM werkzaam zijn In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan. a. KLM exploiteert luchtvaartlijnen binnen en buiten Europa. Voor de vliegers op haar luchtvloot gelden de bepalingen van de CAO voor KLM-vliegers op Vleugelvliegtuigen (hierna: KLM-CAO). b. In 1991 heeft KLM een 100% dochtermaatschappij opgericht: KLM Cityhopper B.V.,hierna te noemen KLC. Daarbij heeft KLM haar bedrijfsonderdeel NLM alsmede de activiteiten van het daartoe overgenomen Netherlines B.V. ingebracht. KLC onderhoudt luchtlijnen binnen Europa. KLM heeft de betrokken vliegers in dienst - zo bepalen de individuele arbeidscontracten - teneinde hen tewerk te stellen bij KLC. Voor deze KLC-vliegers hebben tot 1998 de bepalingen gegolden van de CAO voor KLM-vliegers bij KLM- Cityhopper B.V. (hierna: KLC-CAO). 14 Praktisch Arbeidsrecht

15 c. VNV is de belangenvereniging voor verkeersvliegers die bij beide voormelde CAO's als de contracterende partij voor de werknemers is opgetreden. d. Niet alleen bij KLM en KLC, maar ook elders in de burgerluchtvaart wordt de arbeidsrechtelijke positie van vliegers in belangrijke mate bepaald door hun senioriteit. Zo zal een vlieger met een hogere positie op de senioriteitslijst vóórgaan bij interne sollicitaties naar zwaardere, beter betaalde functies. e. De arbeidsvoorwaarden en carrièreperspectieven onder de KLM- CAO zijn in het algemeen gunstiger dan onder de KLC-CAO. KLCvliegers opteren geregeld voor een overstap naar KLM. Vanaf 1991 bepaalde de KLC-CAO dat een vlieger niet eerder voor zodanige overstap in aanmerking kwam dan na 8 jaar vliegen bij KLC. Voorts gold dat bij een overstap naar KLM een deel van de KLC-senioriteit werd meegenomen. f. Reeds vanaf 1992 hebben KLC-vliegers in de kring van VNV bezwaren tegen deze CAO-regeling aangevoerd. Zij hebben steeds bepleit dat hun KLC-senioriteit bij een overstap naar KLM integraal als KLM-senioriteit zou worden erkend. Deze benadering ontmoette binnen VNV ook weerstand. Implementatie van de door de KLCvliegers gewenste regeling zou er immers toe leiden dat KLMvliegers met geringe senioriteit door een aantal oud-klc-vliegers op de KLM-senioriteitslijst zouden worden gepasseerd. g. Intern beraad dienaangaande bracht VNV tot het openen van nadere onderhandelingen met KLM. Deze hebben geleid tot wijziging van de voormelde regelingen per 1 juli h. Naar het oordeel van de KLC-vliegers was daarmee echter in onvoldoende mate aan hun verlangens tegemoet gekomen, in het bijzonder wat betreft de behandeling van de vóór genoemde datum opgebouwde KLC-senioriteit. Ter verdere verwezenlijking van hun streven op dat punt heeft een aantal KLC-vliegers en -oudvliegers zich per 23 september 1996 in Parallel Entry verenigd. i. Parallel Entry heeft bevorderd dat het onderwerp van volledige erkenning van KLC-senioriteit opnieuw binnen VNV ter discussie kwam. Dat heeft geleid tot besluitvorming binnen VNV met betrekking tot een nader standpunt waarbij in verdergaande mate, maar niet ten volle aan de verlangens van de KLC-vliegers c.q. Parallel Entry werd tegemoet gekomen. KLM, van mening dat het aan de vliegers was om de senioriteitskwestie onderling tot een 2010, Noordhoff Uitgevers bv Volledig arrest - Parallel Entry 15

16 oplossing te brengen, heeft het nadere VNV-standpunt als een aanpassing van de KLC-CAO aanvaard. j. Het thans geldende resultaat van een en ander is derhalve een CAO-regeling welke KLC-vliegers die vóór 1 juli 1996 in dienst waren, bij een overstap naar KLM nog steeds geen recht op volledige erkenning van hun vóór die datum opgebouwde KLCsenioriteit geeft Tegen deze achtergrond heeft Parallel Entry de onderhavige procedure bij de kantonrechter Amsterdam aanhangig gemaakt en na eiswijziging in appel - verkort weergegeven en voor zover de vordering zich richt tegen KLM - gevorderd (i) voor recht te verklaren dat KLM toerekenbaar is tekortgeschoten en tekortschiet in de nakoming van de arbeidsovereenkomsten met de leden van Parallel Entry door na te laten zich tegenover deze leden als goed werkgever te gedragen althans door in strijd te handelen met hetgeen de eisen van redelijkheid en billijkheid meebrengen en (ii) primair KLM te veroordelen jegens ieder van de leden van Parallel Entry schriftelijk te verklaren dat het desbetreffende lid recht heeft op dezelfde beloning als een vergelijkbare KLM-vlieger, alsmede op toekenning van dezelfde senioriteitsopbouw als KLM-vliegers over het tijdvak van 1 april 1991 tot 1 juli 1996, (iii) subsidiairvoor recht te verklaren dat KLC-vliegers recht op zodanige beloning en op zodanige senioriteitsopbouw hebben. Parallel Entry heeft aan haar vorderingen ten grondslag gelegd, dat KLC-vliegers gelijk moeten worden behandeld en beloond als KLMvliegers. Hun arbeidsverhouding met KLM onderscheidt zich niet, althans niet in belangrijke mate, van de arbeidsverhouding die de KLM-vliegers met KLM hebben. Als goed werkgever dient KLM de KLC-vliegers (de leden van Parallel Entry) op gelijke wijze als de KLM-vliegers te belonen. KLM heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Bij akte van 7 juli 1999 is VNV in het geding tussengekomen Bij vonnis van 28 september 2000 heeft de kantonrechter Amsterdam de vorderingen van Parallel Entry afgewezen. De kantonrechter heeft daartoe in de kern overwogen, dat de door KLC-vliegers verrichte arbeid niet gelijk is aan de arbeid van KLMvliegers Parallel Entry heeft hoger beroep ingesteld bij de rechtbank Amsterdam. De rechtbank heeft bij vonnis van 13 februari 2002 het 16 Praktisch Arbeidsrecht

17 vonnis van de kantonrechter bekrachtigd. De rechtbank overwoog daartoe - samengevat - als volgt. a. De rechtbank heeft het verweer van KLM en VNV dat reeds beslissend is dat de KLC-vliegers voor een andere onderneming werkzaam zijn dan de KLM-vliegers, verworpen: daarbij is van doorslaggevend belang dat de KLC-vliegers met KLM hebben gecontracteerd. De omstandigheid dat de KLC-vlieger tewerk wordt gesteld bij KLC, een zelfstandige vennootschap met een eigen directie, vliegdienst, vliegtuigen etc. en dat op de KLC-vliegers een afzonderlijke CAO van toepassing is, rechtvaardigt nog niet de conclusie dat de vordering, strekkende tot een gelijke beloning en een gelijke senioriteitsopbouw, reeds moeten worden afgewezen, omdat van dezelfde (materiële) werkgever of van gelijke omstandigheden in de zin van het Agfa-arrest geen sprake zou zijn (rov ). b. Voor de beoordeling van de eis van gelijke beloning heeft de rechtbank het in het Agfa-arrest neergelegde rechtsbeginsel tot uitgangspunt genomen. Dit rechtsbeginsel, dat samenhangt met het bepaalde in de artikelen 7:611 en 3:12 BW, houdt in dat gelijke arbeid in gelijke omstandigheden op gelijke wijze moet worden beloond, tenzij een objectieve rechtvaardigingsgrond een ongelijke beloning toelaat (rov. 12). De rechtbank heeft geoordeeld dat in de tot 1 juli 1996 bestaande situatie, waarin een KLM-vlieger in beginsel geschikt werd bevonden voor vliegtuigen van om en nabij 100 tot 400 zitplaatsen en een KLC-vlieger voor vliegtuigen van 30 tot 80 zitplaatsen, niet van gelijke arbeid kan worden gesproken. Wat de situatie ná 1 juli 1996 betreft, geldt volgens de rechtbank dat niet in geschil is dat de selectiecriteria per die datum zijn gelijkgetrokken. Naar het oordeel van de rechtbank rechtvaardigt dit evenwel nog niet de conclusie dat sprake is van gelijke arbeid in gelijke omstandigheden die op gelijke wijze moet worden beloond. Volgens de rechtbank is niet aangetoond dat de KLC-vlieger gelijke arbeid verricht als de KLM-vlieger die binnen Europa op de Boeing 737 vliegt. In dat verband heeft de rechtbank erop gewezen dat gesteld noch gebleken is dat de KLC-vlieger zonder enige om- of bijscholing op de Boeing 737 kan (kon) worden ingezet en dat ook het aantal passagiers dat met de betrokken vliegtuigen wordt vervoerd, aanzienlijk verschilt. Naar aanleiding van het argument 2010, Noordhoff Uitgevers bv Volledig arrest - Parallel Entry 17

18 dat de KLC-vlieger per saldo meer passagiers vervoert omdat hij meer vluchten per dag maakt, dat hij vaker moet stijgen en landen en dat hij wellicht in grotere mate te maken heeft met lastiger, want kleinere, luchthavens, heeft de rechtbank geoordeeld dat het systeem waarbij de honorering gedeeltelijk afhankelijk is van de grootte van het toestel, op zichzelf genomen aanvaardbaar is en dat, gelet op de hiervoor genoemde verschillen, niet van gelijke arbeid in de zin van het Agfa-arrest kan worden gesproken. In verband met het argument dat een Fokker 70-vlieger (KLC) zonder bijscholing op een Fokker-100 (KLM) kan worden ingezet, heeft de rechtbank overwogen dat, ook indien sprake is van gelijke arbeid die in beginsel gelijk moet worden beloond, niet iedere schending van het beginsel van gelijk loon voor gelijke arbeid moet leiden tot een aanpassing van het loon van de werknemers die ongunstiger worden beloond. Nu het hier slechts gaat om een kleine overlapping in de op zichzelf niet in strijd met enig rechtsbeginsel bevonden functiewaarderingssystemen van KLC en KLM (waarbij geldt: hoe groter het vliegtuig, hoe hoger - het functiebestanddeel van - de beloning) kan niet worden volgehouden dat KLM in strijd handelt met het beginsel van gelijke arbeid, gelijk loon, haar verplichtingen als goed werkgever of de redelijkheid en billijkheid door de KLC-vlieger na 1 juli 1996 niet gelijk te belonen als de Fokker-100 vlieger (rov. 14). c. Ten aanzien van de senioriteitsopbouw heeft de rechtbank geoordeeld, dat niet in geschil is dat vóór 1 april 1991 alle bij KLM in dienst zijnde vliegers volledige senioriteit bij KLM opbouwden en dat met ingang van 1 juli 1996 de na die datum door KLC-vliegers bij KLC opgebouwde senioriteit bij overgang naar KLM volledig wordt erkend. De gevorderde gelijke senioriteitsopbouw heeft betrekking op de periode van 1 april 1991 tot 1 juli 1996 (rov. 16). De rechtbank is Parallel Entry niet gevolgd in haar betoog, dat, reeds op grond van het feit dat alle (KLM- respectievelijk KLM- èn KLC)- vliegers vóór 1 april 1991 en ná 1 juli 1996 volledige senioriteit opbouw(d)en, KLM inbreuk maakt op het discriminatieverbod door de senioriteit die KLC-vliegers (met uitzondering van NLM-vliegers) tussen 1 april 1991 en 1 juli 1996 bij KLC hebben opgebouwd, bij overgang naar KLM slechts in beperkte mate te erkennen. KLM en VNV hebben bij oprichting van KLC redelijkerwijs kunnen besluiten dat de bij KLC opgebouwde 18 Praktisch Arbeidsrecht

19 senioriteit bij overgang naar KLM niet geheel zou worden erkend. Daarbij heeft de rechtbank erop gewezen dat de KLC op dat moment veelal met aanzienlijk kleinere vliegtuigen vloog, niet intercontinentaal vloog (en vliegt) en zich in een ander marktsegment met een lager serviceniveau begaf. Dat de ongelijkheid in senioriteitsopbouw per 1 juli 1996 werd opgeheven, maakt de litigieuze, uiteindelijk tussen KLM en VNV overeengekomen overgangsregeling niet onaanvaardbaar. Daarbij heeft de rechtbank mede gewezen op de belangen van KLMvliegers, die zich juist tegen toekenning van volledige senioriteit aan KLC-vliegers verzetten. Voorts heeft de rechtbank van belang geacht dat de overgangsregeling bij CAO is overeengekomen en dat het niet gaat om een onderscheid naar ras, geloof of geslacht (rov. 17). Voor zover Parallel Entry zich wat betreft de senioriteit beroept op het rechtsbeginsel van gelijke arbeid, gelijk loon ten opzichte van KLM-vliegers, heeft de rechtbank dit beroep afgewezen op de gronden, weergegeven in rov. 14 (rov. 18). De rechtbank heeft aan Parallel Entry toegegeven dat er in de periode binnen KLC sprake was van vliegers die precies hetzelfde werk deden en die toch ongelijke senioriteit opbouwden bij overgang naar KLM, te weten enerzijds de (voormalige) NLMvliegers en anderzijds de KLC-vliegers die afkomstig waren van Netherlines of nieuw bij KLC waren aangenomen. De eerste groep behield bij overgang naar KLM volledige senioriteit, terwijl de tweede groep krachtens meergenoemde overgangsregeling slechts beperkte senioriteit opbouwde (rov. 19). Deze situatie is volgens de rechtbank niet in strijd met het Agfa-criterium of enige ander gelijkheidsbeginsel of discriminatieverbod. Daarbij heeft de rechtbank erop gewezen dat de activiteiten van NLM te gering waren om in een afzonderlijke onderneming (met andere arbeidsvoorwaarden voor de vliegers) te worden ondergebracht, dat bij de oprichting van KLC verandering in die situatie kwam, maar dat de NLM-vliegers geen achteruitgang in de arbeidsvoorwaarden behoefden te accepteren. Ook hier geldt overigens naar het oordeel van de rechtbank dat niet iedere schending van het beginsel van gelijk loon voor gelijke arbeid in gelijke omstandigheden tot een aanpassing van de arbeidsvoorwaarden van de werknemers die ongunstiger worden behandeld, behoeft te leiden; het beginsel kan 2010, Noordhoff Uitgevers bv Volledig arrest - Parallel Entry 19

20 volgens de rechtbank niet op één lijn worden gesteld met de in het kader van het gelijkheidsbeginsel bestaande verboden om onderscheid te maken tussen personen van verschillend geslacht, ras of geloof. De ongelijkheid binnen KLC tussen enerzijds de (voormalige) NLM-vliegers en anderzijds de KLC-vliegers die afkomstig waren van Netherlines of nieuw bij KLC waren aangenomen, betrof, gelet op alle omstandigheden, een naar het oordeel van de rechtbank aanvaardbare overgangssituatie, die zou ophouden te bestaan op het moment dat er geen NLM-vliegers meer bij KLC zouden vliegen (rov ) Parallel Entry heeft tijdig cassatieberoep ingesteld. KLM en VNV hebben gezamenlijk tot verwerping van het beroep geconcludeerd en hunnerzijds voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. Parallel Entry heeft geconcludeerd tot verwerping van het voorwaardelijke incidentele beroep. Partijen hebben hun onderscheiden standpunten vervolgens schriftelijk doen toelichten en gere- en gedupliceerd. 2. Bespreking van het principale cassatiemiddel Inleiding Het beginsel van gelijk loon voor gelijke arbeid 2.1. Het beginsel van gelijke behandeling in arbeidsverhoudingen en, meer in het bijzonder, het beginsel dat gelijke arbeid gelijk moet worden beloond, is stevig in de nationale wetgeving verankerd waar het de gelijke behandeling van mannen en vrouwen betreft. In het BW vindt het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen bij de arbeid uitdrukking in art. 7:646. Volgens dat artikel is direct onderscheid tussen mannen en vrouwen behoudens de in de wet neergelegde uitzonderingen verboden. Afwijkende bedingen zijn nietig. Indirect onderscheid is niet verboden als het objectief gerechtvaardigd is. De toepassing van art. 7:646 BW wordt, in het bijzonder voor het aspect van gelijke beloning voor arbeid van gelijke waarde, verder uitgewerkt in de art. 7 e.v. van de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen Daarnaast geldt de Algemene wet gelijke behandeling (hierna: Awgb), die het maken van onderscheid op persoonsgebonden kenmerken, te weten godsdienst, levensovertuiging, politieke 20 Praktisch Arbeidsrecht

21 gezindheid, ras, geslacht, nationaliteit, hetero- of homoseksuele gerichtheid en burgerlijke staat, verbiedt. Ook hier geldt dat direct onderscheid is verboden, behoudens de in de wet gemaakte uitzonderingen, terwijl indirect onderscheid uitsluitend is toegestaan als sprake is van een objectieve rechtvaardiging. Artikel 5 lid 1 sub d verbiedt - binnen het toepassingsgebied van de Awgb - onderscheid in de arbeidsvoorwaarden Van de wettelijk vastgelegde verboden kan voorts het verbod op onderscheid naar arbeidsduur, geregeld in art. 7:648 BW, worden genoemd. Het onderscheid is verboden, tenzij er sprake is van een objectieve rechtvaardigingsgrond. Dit geldt in afwijking van de hiervoor genoemde verboden ook voor direct onderscheid, waaruit valt af te leiden dat van een minder zwaar verbod sprake is. Dat wekt geen verbazing; onderscheid op de in de Awgb genoemde persoonsgebonden kenmerken weegt naar zijn aard zwaarder Het verbod op het maken van onderscheid in arbeidsverhoudingen op grond van geslacht en andere persoonsgebonden kenmerken vindt voorts een hechte basis in internationale verdragen en regelingen. Men vindt dergelijke verboden in internationale mensenrechtenverdragen als de Universele verklaring van de rechten van de mens, het Europees Sociaal Handvest, het EVRM en verdragen van de ILO. Voorts treft men dergelijke verboden aan in Europeesrechtelijke regelingen: te noemen valt art. 141 EG-Verdrag (voorheen artikel 119 EG- Verdrag), dat de lidstaten opdraagt ervoor zorg te dragen dat het beginsel van gelijke beloning van mannelijke en vrouwelijke werknemers voor gelijke of gelijkwaardige arbeid wordt toegepast. Richtlijn 2000/78/EG heeft ten doel met betrekking tot arbeid en beroep een algemeen kader voor de bestrijding van discriminatie op grond van godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid te creëren Noch de nationale wetgeving, noch de communautaire regelgeving bevat echter een algemene regel die, geheel los van de grond waarop een eventueel onderscheid wordt gemaakt, gelijke beloning voor gelijke arbeid voorschrijft. Een dergelijk algemene regel treft men wel aan in internationale mensenrechtenver-dragen. Genoemd kunnen worden artikel 23 lid 2 Universele verklaring van de rechten van de mens ( Een ieder, zonder enige achterstelling, 2010, Noordhoff Uitgevers bv Volledig arrest - Parallel Entry 21

22 heeft recht op gelijk loon voor gelijke arbeid ) en artikel 7 Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten (IVESC), dat beoogt een gelijke beloning voor werk van gelijke waarde zonder onderscheid van welke aard ook te waarborgen De onder 2.5 genoemde verdragsbepalingen hebben geen directe werking. Voor art. 7 IVESC volgt dit uit HR 20 april 1990, NJ 1992, 636, m.nt. EAA. Aangenomen moet worden dat dit voor art. 23 lid 2 Universele verklaring van de rechten van de mens niet anders is, nu de inhoud van de daar gegeven norm nagenoeg gelijk is aan die van art. 7 IVESC. Althans in verband met de aanspraken van Parallel Entry op gelijke beloning zijn de genoemde verdragsbepalingen (en andere internationale bepalingen) in cassatie niet aan de orde: blijkens het slot van rov. 12 is de rechtbank (in cassatie onbestreden) ervan uitgegaan dat uit die bepalingen géén strengere norm volgt dan het hierna te bespreken beginsel dat, behoudens objectieve rechtvaardiging, gelijke arbeid gelijk dient te worden beloond. Het Agfa-arrest 2.7. Het meer algemeen geformuleerde beginsel dat gelijke arbeid gelijk moet worden beloond, tenzij een onderscheid objectief is gerechtvaardigd, heeft in het nationale arbeidsrecht zijn intrede gedaan over de band van het goed werkgeverschap (art. 7:611 BW). De door Parallel Entry in de onderhavige zaak ingestelde vordering leunt zwaar op het Agfa-arrest, waarin aan de orde was dat schending van dit beginsel in strijd was met de verplichting van de werkgever zich als goed werkgever te gedragen. De zaak was aanhangig gemaakt door een werkneemster (Schoolderman), die al gedurende vele jaren bij Agfa werkzaam was, afwisselend via een uitzendbureau en in tijdelijke dienst op basis van een zogenaamd 0-uren contract. Agfa beschouwde Schoolderman als tijdelijke kracht op uurloonbasis. De feitelijke situatie was echter, dat Schoolderman op dezelfde voet als de werkneemsters in vaste dienst voltijds voor Agfa werkzaam was. In de woorden van de rechtbank: 5.3. (...) Schoolderman heeft zoals onder 4 vastgesteld, in ieder geval sinds medio 1985 praktisch voor de volledige werktijd en nagenoeg zonder onderbreking voor Agfa gewerkt, daarbij hetzelfde werk verrichtend als het vaste personeel, terwijl niet 22 Praktisch Arbeidsrecht

Casus 2 Werken in een mannenwereld

Casus 2 Werken in een mannenwereld Casus 2 Werken in een mannenwereld Lange tijd is het de gewoonste zaak van de wereld geweest dat vrouwen voor gelijke functies minder verdienden dan mannen en ook overigens minder rechten hadden dan hun

Nadere informatie

GELIJKE ARBEID, GELIJK LOON? HR 30 januari 2004, JAR 2004/68 (Parallel Entry/KLM en VNV)

GELIJKE ARBEID, GELIJK LOON? HR 30 januari 2004, JAR 2004/68 (Parallel Entry/KLM en VNV) GELIJKE ARBEID, GELIJK LOON? HR 30 januari 2004, JAR 2004/68 (Parallel Entry/KLM en VNV) Uitleg gelijke gevallen, rechtsbeginsel gelijke arbeid moet gelijk beloond worden tenzij een objectieve rechtvaardigingsgrond

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2013:3271 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2013:3271 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2013:3271 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 08-10-2013 Datum publicatie 06-01-2014 Zaaknummer 200.121.491-01 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBNNE:2016:4508 Rechtbank Noord-Nederland Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer CV EXPL

ECLI:NL:RBNNE:2016:4508 Rechtbank Noord-Nederland Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer CV EXPL ECLI:NL:RBNNE:2016:4508 Instantie Rechtbank Noord-Nederland Datum uitspraak 06-09-2016 Datum publicatie 11-10-2016 Zaaknummer 4888855 CV EXPL 16-3386 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Op

Nadere informatie

I n z a k e: T e g e n:

I n z a k e: T e g e n: HOGE RAAD DER NEDERLANDEN Datum : 1 juni 2018 Zaaknr. : 18/01151 VERWEERSCHRIFT MET VOORWAARDELIJK INCIDENTEEL CASSATIEBEROEP I n z a k e: 1 Stichting SDB Gevestigd te Stichtse Vecht 2 Stichting Euribar

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2008:BD1383 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie

ECLI:NL:PHR:2008:BD1383 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie ECLI:NL:PHR:2008:BD1383 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak 20-06-2008 Datum publicatie 20-06-2008 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie C07/041HR

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2007:BB0648 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHLEE:2007:BB0648 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHLEE:2007:BB0648 Instantie Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak 25-07-2007 Datum publicatie 31-07-2007 Zaaknummer 0600466 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2008:BG6664 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2008:BG6664 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2008:BG6664 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 03-06-2008 Datum publicatie 12-02-2009 Zaaknummer 104.003.290 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

IN NAAM DER KONINGIN

IN NAAM DER KONINGIN 2 januari 1987 Eerste Kamer Nr. 12.932 RF/AT IN NAAM DER KONINGIN Hoge Raad der Nederlanden Arrest in de zaak van: "VASTELOAVESVEREINIGING DE ZAWPENSE", gevestigd te Grevenbricht, gemeente Born EISERES

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2017:147 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHAMS:2017:147 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01 ECLI:NL:GHAMS:2017:147 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 17-01-2017 Datum publicatie 23-03-2017 Zaaknummer 200.189.286/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2013:37. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 12/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:BZ5416, Gevolgd

ECLI:NL:HR:2013:37. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 12/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:BZ5416, Gevolgd ECLI:NL:HR:2013:37 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 28-06-2013 Datum publicatie 04-07-2013 Zaaknummer 12/00171 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:BZ5416,

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2014:156. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/00392

ECLI:NL:HR:2014:156. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/00392 ECLI:NL:HR:2014:156 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 24-01-2014 Datum publicatie 24-01-2014 Zaaknummer 13/00392 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:1257,

Nadere informatie

ECLI:NL:RBLIM:2014:7733

ECLI:NL:RBLIM:2014:7733 ECLI:NL:RBLIM:2014:7733 Instantie Rechtbank Limburg Datum uitspraak 03-09-2014 Datum publicatie 20-11-2014 Zaaknummer 2502483 CV EXPL 13-4461 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2007:BA4351

ECLI:NL:RBUTR:2007:BA4351 ECLI:NL:RBUTR:2007:BA4351 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 03-05-2007 Datum publicatie 03-05-2007 Zaaknummer 515624 AV EXPL 07-35 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2015:6585

ECLI:NL:GHARL:2015:6585 ECLI:NL:GHARL:2015:6585 Instantie Datum uitspraak 08-09-2015 Datum publicatie 26-10-2015 Zaaknummer 200.134.402 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Civiel

Nadere informatie

zaaknummer rechtbank Amsterdam : C/13/5545011KG ZA 13-1428 arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 22 juli 2014

zaaknummer rechtbank Amsterdam : C/13/5545011KG ZA 13-1428 arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 22 juli 2014 arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM afdeling civiel recht en belastingrecht, team II zaaknummer :200.140.465101 KG zaaknummer rechtbank Amsterdam : C/13/5545011KG ZA 13-1428 arrest van de meervoudige burgerlijke

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2014:1211 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer HD

ECLI:NL:GHSHE:2014:1211 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer HD ECLI:NL:GHSHE:2014:1211 Instantie Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak 29-04-2014 Datum publicatie 01-05-2014 Zaaknummer HD 200.136.561_01 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2014:3834

ECLI:NL:GHDHA:2014:3834 ECLI:NL:GHDHA:2014:3834 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 28-10-2014 Datum publicatie 27-11-2014 Zaaknummer 200.140.914/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

Verplichte deelneming directeur in pensioenfonds PGGM

Verplichte deelneming directeur in pensioenfonds PGGM Verplichte deelneming directeur in pensioenfonds PGGM Mr. Z. Kasim 1 HR 13 juli 2007, nr. C05/331, LJN BA231 Verplichte deelneming pensioenfonds, criteria arbeidsovereenkomst BW artikel 7: 610, artikel

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZWB:2014:7769

ECLI:NL:RBZWB:2014:7769 ECLI:NL:RBZWB:2014:7769 Instantie Datum uitspraak 12-11-2014 Datum publicatie 24-11-2014 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Zeeland-West-Brabant 2807368_E12112014

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2014:218 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2014:218 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2014:218 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 28-01-2014 Datum publicatie 02-04-2014 Zaaknummer 200.091.734-01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2013:4308

ECLI:NL:GHDHA:2013:4308 ECLI:NL:GHDHA:2013:4308 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 12-11-2013 Datum publicatie 14-11-2013 Zaaknummer 200.092.575 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Hoger

Nadere informatie

Rechtspraak.nl - Print uitspraak

Rechtspraak.nl - Print uitspraak pagina 1 van 6 Zoekresultaat - inzien document ECLI:NL:RBAMS:2014:6139 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 13-08-2014 Datum publicatie 19-09-2014 Zaaknummer HA ZA 14-295 Rechtsgebieden Civiel

Nadere informatie

arrest van de tweede civiele kamer van 21 april 2009 de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

arrest van de tweede civiele kamer van 21 april 2009 de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid arrest GERECHTSHOF ARNHEM Sector civiel recht zaaknummer gerechtshof 104.001.423 (zaaknummer rechtbank 91282 / HA ZA 03-1198) arrest van de tweede civiele kamer van 21 april 2009 inzake de besloten vennootschap

Nadere informatie

ECLI:NL:RBALM:2010:BN8235

ECLI:NL:RBALM:2010:BN8235 ECLI:NL:RBALM:2010:BN8235 Instantie Rechtbank Almelo Datum uitspraak 22-09-2010 Datum publicatie 24-09-2010 Zaaknummer 113824 / KG ZA 10-207 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Kort geding

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2015:3610 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHAMS:2015:3610 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01 ECLI:NL:GHAMS:2015:3610 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 01-09-2015 Datum publicatie 09-09-2015 Zaaknummer 200.149.240/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Arbeidsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2016:5140 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHAMS:2016:5140 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01 ECLI:NL:GHAMS:2016:5140 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 29-11-2016 Datum publicatie 06-02-2017 Zaaknummer 200.174.828/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

LJN: BY3633, Gerechtshof Leeuwarden, /01

LJN: BY3633, Gerechtshof Leeuwarden, /01 LJN: BY3633, Gerechtshof Leeuwarden, 200.092.893/01 Datum uitspraak: 20-11-2012 Datum publicatie: 20-11-2012 Rechtsgebied: Handelszaak Soort procedure: Hoger beroep Inhoudsindicatie: Ziektekostenverzekering

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2014:5409 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2014:5409 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2014:5409 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 16-12-2014 Datum publicatie 08-01-2015 Zaaknummer 200.150.949-01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

zaak.nummer rechtbank Amsterdam : \ CV EXPL arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 13 december 2016

zaak.nummer rechtbank Amsterdam : \ CV EXPL arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 13 december 2016 arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM afdeling civiel recht en belastingrecht, team I zaak.nummer : 200.168.839/01 zaak.nummer rechtbank Amsterdam : 2846345 \ CV EXPL 14-6113 arrest van de meervoudige burgerlijke

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARN:2006:AZ6239

ECLI:NL:GHARN:2006:AZ6239 ECLI:NL:GHARN:2006:AZ6239 Instantie Gerechtshof Arnhem Datum uitspraak 14-11-2006 Datum publicatie 17-01-2007 Zaaknummer 2006/346 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2007:BB8805 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 1659/05

ECLI:NL:GHAMS:2007:BB8805 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 1659/05 ECLI:NL:GHAMS:2007:BB8805 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 30-08-2007 Datum publicatie 14-12-2007 Zaaknummer 1659/05 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2010:BO3017

ECLI:NL:RBAMS:2010:BO3017 ECLI:NL:RBAMS:2010:BO3017 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 11-06-2010 Datum publicatie 05-11-2010 Zaaknummer 1088000 CV EXPL 09-33692 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2014:3066

ECLI:NL:GHDHA:2014:3066 ECLI:NL:GHDHA:2014:3066 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 09-09-2014 Datum publicatie 25-09-2014 Zaaknummer 200.133.088/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2017:3619

ECLI:NL:GHSHE:2017:3619 ECLI:NL:GHSHE:2017:3619 Instantie Datum uitspraak 15-08-2017 Datum publicatie 16-08-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch 200.216.119_01

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2016:1678

ECLI:NL:RBAMS:2016:1678 ECLI:NL:RBAMS:2016:1678 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 24-03-2016 Datum publicatie 29-03-2016 Zaaknummer KK EXPL 16-200 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2016:2711

ECLI:NL:GHSHE:2016:2711 ECLI:NL:GHSHE:2016:2711 Instantie Datum uitspraak 05-07-2016 Datum publicatie 08-07-2016 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch 200.183.368_01

Nadere informatie

http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ecli:nl:rbove...

http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ecli:nl:rbove... Rechtspraak.nl Print uitspraak 1 of 5 071215 09:02 Zoekresultaat inzien document ECLI:NL:RBOVE:2013:1448 Permanente link: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ecl Instantie Rechtbank Overijssel

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2007:BA7844 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHLEE:2007:BA7844 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHLEE:2007:BA7844 Instantie Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak 20-06-2007 Datum publicatie 25-06-2007 Zaaknummer 0600267 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBSGR:2002:AF1787 Rechtbank 's-gravenhage Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 01/1647

ECLI:NL:RBSGR:2002:AF1787 Rechtbank 's-gravenhage Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 01/1647 ECLI:NL:RBSGR:2002:AF1787 Instantie Rechtbank 's-gravenhage Datum uitspraak 11-12-2002 Datum publicatie 11-12-2002 Zaaknummer 01/1647 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - enkelvoudig

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2004:AM2315

ECLI:NL:HR:2004:AM2315 ECLI:NL:HR:2004:AM2315 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 16-01-2004 Datum publicatie 16-01-2004 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie C02/203HR Conclusie: ECLI:NL:PHR:2004:AM2315

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2013:3247 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2013:3247 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2013:3247 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 08-10-2013 Datum publicatie 06-01-2014 Zaaknummer 200.035.875-01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2005:AU0239

ECLI:NL:RBROT:2005:AU0239 ECLI:NL:RBROT:2005:AU0239 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 28-07-2005 Datum publicatie 28-07-2005 Zaaknummer 242867/ KG ZA 05-645 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG Arbitraal vonnis van 19 oktober 2009 Kenmerk: 09/03 Het Scheidsgerecht, samengesteld als volgt: mr. A. Hammerstein, wonende te Arnhem, voorzitter, mr. R.P.D. Kievit, wonende

Nadere informatie

Ontslag na doorstart faillissement

Ontslag na doorstart faillissement Ontslag na doorstart faillissement december 2006 mr De auteur heeft grote zorgvuldigheid betracht in het weergeven van delen uit het geldende recht. Evenwel noch de auteur noch kan aansprakelijk worden

Nadere informatie

Geïntimeerde te veroordelen in de kosten van beide instantiën, te begroten volgens het gebruikelijke tarief. "

Geïntimeerde te veroordelen in de kosten van beide instantiën, te begroten volgens het gebruikelijke tarief. Cogas geïntimeerde DomJur 2002-136 Gerechtshof Leeuwarden Zaak-/rolnummer: 0000379 Datum: 19-09-2001 Arrest in de zaak van: de naamloze vennootschap Centraal Overijsselse Nuts Bedrijven N.V., gevestigd

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2017:3565

ECLI:NL:RBROT:2017:3565 ECLI:NL:RBROT:2017:3565 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 19-04-2017 Datum publicatie 10-05-2017 Zaaknummer C/10/507047 / HA ZA 16-758 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2017:526 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHAMS:2017:526 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01 ECLI:NL:GHAMS:2017:526 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 21-02-2017 Datum publicatie 19-05-2017 Zaaknummer 200.179.432/01 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2016:4193 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHAMS:2016:4193 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01 ECLI:NL:GHAMS:2016:4193 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 18-10-2016 Datum publicatie 21-10-2016 Zaaknummer 200.181.474/01 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2007:BA6231

ECLI:NL:HR:2007:BA6231 ECLI:NL:HR:2007:BA6231 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 13-07-2007 Datum publicatie 13-07-2007 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie C05/331HR Conclusie: ECLI:NL:PHR:2007:BA6231

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2017:2682

ECLI:NL:GHARL:2017:2682 ECLI:NL:GHARL:2017:2682 Instantie Datum uitspraak 28-03-2017 Datum publicatie 30-03-2017 Zaaknummer 200.189.034/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Civiel

Nadere informatie

ECLI:NL:RBLIM:2017:2309

ECLI:NL:RBLIM:2017:2309 ECLI:NL:RBLIM:2017:2309 Instantie Rechtbank Limburg Datum uitspraak 15032017 Datum publicatie 16032017 Zaaknummer 5377597 cv 169148 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Arbeidsrecht Burgerlijk

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2014:4333 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2014:4333 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2014:4333 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 21102014 Datum publicatie 03032015 Zaaknummer 200.145.27901 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2013:3943

ECLI:NL:GHDHA:2013:3943 ECLI:NL:GHDHA:2013:3943 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 29-10-2013 Datum publicatie 09-12-2014 Zaaknummer 200.129.922-01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2017:1150

ECLI:NL:GHDHA:2017:1150 ECLI:NL:GHDHA:2017:1150 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 21-03-2017 Datum publicatie 01-05-2017 Zaaknummer 200.196.398/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2015:5812

ECLI:NL:RBAMS:2015:5812 ECLI:NL:RBAMS:2015:5812 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 23-06-2015 Datum publicatie 04-09-2015 Zaaknummer CV EXPL 14-22777 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBLIM:2016:11367

ECLI:NL:RBLIM:2016:11367 ECLI:NL:RBLIM:2016:11367 Instantie Rechtbank Limburg Datum uitspraak 28-12-2016 Datum publicatie 28-12-2016 Zaaknummer 5301757 CV EXPL 16-7546 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Arbeidsrecht

Nadere informatie

Rechtspraak.nl - Zoeken in uitspraken

Rechtspraak.nl - Zoeken in uitspraken Page 1 of 5 LJN: BD7584, Hoge Raad, 07/12596 Datum uitspraak: 07-11-2008 Datum publicatie: 07-11-2008 Rechtsgebied: Civiel overig Soort procedure: Cassatie Inhoudsindicatie: Internationaal privaatrecht.

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2017:2508

ECLI:NL:GHSHE:2017:2508 ECLI:NL:GHSHE:2017:2508 Instantie Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak 06-06-2017 Datum publicatie 07-06-2017 Zaaknummer 200.197.702_01 Formele relaties Eerste aanleg: ECLI:NL:RBLIM:2016:5663 Rechtsgebieden

Nadere informatie

Hoge Raad 10 oktober 2003 nr. C02/122HR mrs. Neleman, Aaftink, De Savornin Lohman, Hammerstein, Kop concl. P-G Hartkamp

Hoge Raad 10 oktober 2003 nr. C02/122HR mrs. Neleman, Aaftink, De Savornin Lohman, Hammerstein, Kop concl. P-G Hartkamp Volledig arrest Van der Male/Den Hoed Van der Male/Den Hoedt, HR 10 oktober 2003, JAR 2003/263 (C02/122HR) JAR 2003/263 Hoge Raad 10 oktober 2003 nr. C02/122HR mrs. Neleman, Aaftink, De Savornin Lohman,

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2014:4363 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2014:4363 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2014:4363 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 07-10-2014 Datum publicatie 30-01-2015 Zaaknummer 200.126.703-01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBARN:2010:BN9752

ECLI:NL:RBARN:2010:BN9752 ECLI:NL:RBARN:2010:BN9752 Instantie Rechtbank Arnhem Datum uitspraak 04-10-2010 Datum publicatie 07-10-2010 Zaaknummer 205064 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Eerste aanleg

Nadere informatie

ECLI:NL:RBNHO:2014:8414

ECLI:NL:RBNHO:2014:8414 ECLI:NL:RBNHO:2014:8414 Instantie Datum uitspraak 16-06-2014 Datum publicatie 13-11-2014 Rechtbank Noord-Holland Zaaknummer 2896454 CV EXPL 14-830 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2018:484. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 17/01642

ECLI:NL:HR:2018:484. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 17/01642 ECLI:NL:HR:2018:484 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 30-03-2018 Datum publicatie 30-03-2018 Zaaknummer 17/01642 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2018:46

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2009:BI9049

ECLI:NL:CRVB:2009:BI9049 ECLI:NL:CRVB:2009:BI9049 Instantie Datum uitspraak 28-05-2009 Datum publicatie 22-06-2009 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 07-4976 AOW Bestuursrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2016:2505

ECLI:NL:GHSHE:2016:2505 ECLI:NL:GHSHE:2016:2505 Instantie Datum uitspraak 21-06-2016 Datum publicatie 24-04-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie - Vindplaatsen Uitspraak Gerechtshof

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2004:AR2782

ECLI:NL:HR:2004:AR2782 ECLI:NL:HR:2004:AR2782 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 03-12-2004 Datum publicatie 03-12-2004 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie R03/145HR Conclusie: ECLI:NL:PHR:2004:AR2782

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2015:4078 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHAMS:2015:4078 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01 ECLI:NL:GHAMS:2015:4078 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 06-10-2015 Datum publicatie 06-10-2015 Zaaknummer 200.173.123/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

Bekijk hier de uitspraak van de Commissie van Beroep GCHB 2010-401

Bekijk hier de uitspraak van de Commissie van Beroep GCHB 2010-401 Bekijk hier de uitspraak van de Commissie van Beroep GCHB 2010-401 Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 89 d.d. 3 mei 2010 (mr. drs. M.L. Hendrikse, voorzitter, mr. B.F. Keulen

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSGR:2004:AR5351 Gerechtshof 's-gravenhage Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer C03/1510 KA KG

ECLI:NL:GHSGR:2004:AR5351 Gerechtshof 's-gravenhage Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer C03/1510 KA KG ECLI:NL:GHSGR:2004:AR5351 Instantie Gerechtshof 's-gravenhage Datum uitspraak 23-07-2004 Datum publicatie 09-11-2004 Zaaknummer C03/1510 KA KG Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Hoger beroep

Nadere informatie

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN. Uit de stukken is, voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang, het navolgende gebleken.

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN. Uit de stukken is, voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang, het navolgende gebleken. RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN U I T S P R A A K Nr. i n d e k l a c h t nr. 2005.0156 (004.05) ingediend door: hierna te noemen 'klager', tegen: hierna te noemen 'verzekeraar'. De Raad van Toezicht Verzekeringen

Nadere informatie

Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:21, Gevolgd In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2016:1717, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan

Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:21, Gevolgd In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2016:1717, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan ECLI:NL:HR:2017:571 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 31-03-2017 Datum publicatie 31-03-2017 Zaaknummer 16/03870 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:21,

Nadere informatie

Het geding in hoger beroep Bij exploot van 26 oktober 2006 is door [Afbouw Noord B.V.] hoger beroep ingesteld van het vonnis d.d.

Het geding in hoger beroep Bij exploot van 26 oktober 2006 is door [Afbouw Noord B.V.] hoger beroep ingesteld van het vonnis d.d. LJN: BC8179, Gerechtshof Leeuwarden, 0600557 Datum uitspraak: 12-03-2008 Datum publicatie: 31-03-2008 Rechtsgebied: Soort procedure: Inhoudsindicatie: Civiel overig Hoger beroep [Naar] het oordeel van

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2014:3049

ECLI:NL:GHAMS:2014:3049 1 van 7 20-8-2014 9:27 ECLI:NL:GHAMS:2014:3049 Instantie Datum uitspraak 15-07-2014 Datum publicatie 04-08-2014 Gerechtshof Amsterdam Zaaknummer 200.100.003-01 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken

Nadere informatie

ECLI:NL:RBLIM:2017:3845

ECLI:NL:RBLIM:2017:3845 ECLI:NL:RBLIM:2017:3845 Instantie Rechtbank Limburg Datum uitspraak 26042017 Datum publicatie 27042017 Zaaknummer 5494929 \ CV EXPL 1610633 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Verbintenissenrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBSGR:2010:BO3551

ECLI:NL:RBSGR:2010:BO3551 ECLI:NL:RBSGR:2010:BO3551 Instantie Datum uitspraak 27-10-2010 Datum publicatie 10-11-2010 Rechtbank 's-gravenhage Zaaknummer 343076 - HA ZA 09-2395 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2014:21

ECLI:NL:GHDHA:2014:21 ECLI:NL:GHDHA:2014:21 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 21-01-2014 Datum publicatie 03-03-2014 Zaaknummer 200.129.144/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Hoger

Nadere informatie

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG Kenmerk: 05/16 Bindend advies in de zaak van: A., wonende te Z., eiser, gemachtigde: mr. Th.F.M. Pothof tegen De Stichting B., gevestigd te IJ., verweerster, gemachtigde:

Nadere informatie

LJN: BV6124,Voorzieningenrechter Rechtbank Arnhem, Datum uitspraak: Datum publicatie:

LJN: BV6124,Voorzieningenrechter Rechtbank Arnhem, Datum uitspraak: Datum publicatie: LJN: BV6124,Voorzieningenrechter Rechtbank Arnhem, 225359 Datum uitspraak: 15-02-2012 Datum publicatie: Rechtsgebied: 17-02-2012 Handelszaak Soort procedure: Kort geding Inhoudsindicatie: In deze zaak

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2014:4339 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2014:4339 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2014:4339 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 21-10-2014 Datum publicatie 07-01-2015 Zaaknummer 200.133.576-01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2013:4811

ECLI:NL:GHDHA:2013:4811 ECLI:NL:GHDHA:2013:4811 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 24-12-2013 Datum publicatie 30-01-2014 Zaaknummer 200.111.232/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

Vonnis in kort geding in de zaak met zaaknummer / rolnummer: 151558 / KG ZA 08-640 van

Vonnis in kort geding in de zaak met zaaknummer / rolnummer: 151558 / KG ZA 08-640 van Gemeente Haarlemmermeer Baan Kleef Aan DomJur 2008-432 Rechtbank Haarlem Zaak-/rolnummer: 151558 / KG ZA 08-640 en 151565 / KG ZA 08-641 Datum: 22 december 2008 Vonnis in kort geding in de zaak met zaaknummer

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2017:317

ECLI:NL:GHSHE:2017:317 ECLI:NL:GHSHE:2017:317 Instantie Datum uitspraak 31-01-2017 Datum publicatie 02-02-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch 200.172.307_01

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2014:3568 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHARL:2014:3568 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHARL:2014:3568 Instantie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak 29-04-2014 Datum publicatie 13-05-2014 Zaaknummer 200.142.615 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Hoger beroep

Nadere informatie

LJN: BA8945, Rechtbank 's-gravenhage, KG 07/529 Print uitspraak

LJN: BA8945, Rechtbank 's-gravenhage, KG 07/529 Print uitspraak LJN: BA8945, Rechtbank 's-gravenhage, KG 07/529 Print uitspraak Datum uitspraak: 06-07-2007 Datum publicatie: 06-07-2007 Rechtsgebied: Civiel overig Soort procedure: Kort geding Inhoudsindicatie: Eiseres

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMNE:2016:4975

ECLI:NL:RBMNE:2016:4975 ECLI:NL:RBMNE:2016:4975 Instantie Datum uitspraak 14-09-2016 Datum publicatie 07-10-2016 Zaaknummer 4293728 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Midden-Nederland Arbeidsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2017:2679

ECLI:NL:GHARL:2017:2679 ECLI:NL:GHARL:2017:2679 Instantie Datum uitspraak 28-03-2017 Datum publicatie 29-03-2017 Zaaknummer 200.184.322/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Civiel

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2007:BA5915 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 905/05

ECLI:NL:GHAMS:2007:BA5915 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 905/05 ECLI:NL:GHAMS:2007:BA5915 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 11-01-2007 Datum publicatie 14-06-2007 Zaaknummer 905/05 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:RBARN:2010:BM1303

ECLI:NL:RBARN:2010:BM1303 ECLI:NL:RBARN:2010:BM1303 Instantie Rechtbank Arnhem Datum uitspraak 14-04-2010 Datum publicatie 15-04-2010 Zaaknummer 198015 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Kort geding

Nadere informatie

het college van bestuur van de Universiteit Leiden, gevestigd te Leiden, verweerder.

het college van bestuur van de Universiteit Leiden, gevestigd te Leiden, verweerder. Zaaknummer: 2008/008 Rechter(s): mrs. Loeb, Lubberdink, Mollee Datum uitspraak: 20 juni 2008 Partijen: appellant tegen college van bestuur van de Universiteit Leiden Trefwoorden: Bijzondere omstandigheden,

Nadere informatie

1 Het geding in feitelijke instanties

1 Het geding in feitelijke instanties Uitspraak 14 februari 2014 nr. 13/00475 Arrest gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te s-gravenhage van 18 december 2012, nr. 12/00169,

Nadere informatie

Bij memorie van grieven, met producties, heeft Burger een grief tegen het bestreden vonnis gericht.

Bij memorie van grieven, met producties, heeft Burger een grief tegen het bestreden vonnis gericht. arrest GERECHTSHOF 'S-GRAVENHAGE Sector handel Zaaknummer Rolnummer rechtbank : 370789lKG ZA 10-877 arrest van de vijfde civiele kamer d.d. 22 februari 2011 inzake Paul Burger, kantoorhoudende te Amsterdam,

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2011:BR6231

ECLI:NL:GHLEE:2011:BR6231 ECLI:NL:GHLEE:2011:BR6231 Instantie Datum uitspraak 30-08-2011 Datum publicatie 30-08-2011 Gerechtshof Leeuwarden Zaaknummer 200.035.799/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBALK:2006:AY4703

ECLI:NL:RBALK:2006:AY4703 ECLI:NL:RBALK:2006:AY4703 Instantie Rechtbank Alkmaar Datum uitspraak 06-03-2006 Datum publicatie 20-07-2006 Zaaknummer 197257 CV EXPL 05-3435 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

zaaknummer / rolnummer: / KG ZA

zaaknummer / rolnummer: / KG ZA vonnis RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: Vonnis in kort geding van in de zaak van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid BECKERS BENELUX B.V., gevestigd

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2004:AO1428

ECLI:NL:HR:2004:AO1428 ECLI:NL:HR:2004:AO1428 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 19-03-2004 Datum publicatie 19-03-2004 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie C02/295HR Conclusie: ECLI:NL:PHR:2004:AO1428

Nadere informatie

ECLI:NL:RBARN:2010:BO4467

ECLI:NL:RBARN:2010:BO4467 ECLI:NL:RBARN:2010:BO4467 Instantie Rechtbank Arnhem Datum uitspraak 01-11-2010 Datum publicatie 19-11-2010 Zaaknummer 710236 VV Expl. 10-8085 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ3580

ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ3580 ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ3580 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 22-02-2011 Datum publicatie 06-05-2011 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie AWB 10-504 AOW Bestuursrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2009:BI6799

ECLI:NL:RBUTR:2009:BI6799 ECLI:NL:RBUTR:2009:BI6799 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 03-06-2009 Datum publicatie 05-06-2009 Zaaknummer 256615 / HA ZA 08-21443 juni 2009 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 201109405/1 /V4. Datum uitspraak: 20 september 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep

Nadere informatie