~atwijl{ Overee KC''1lstig het voorstel besloten. Voorstel. :9 Evaluatie : Nee , ~ 30 OKT : Openbaar / Ter besluitvorming

Transcriptie

1 Voorstel ~atwijl{ Aan : Burgemeester en Wethouders Status : Openbaar / Ter besluitvorming Afdeling : Maatschappelijke zaken Medewerk(st)er : J. Hogewoning Telefoonnummer : Zaaknummer : Datum : 24 oktober 2012 Paraaf Raad: : Ja medew~: ter kennisgeving Or : Nee porrefeuillehorder Bijlagein) : Mostert, l.g. Communicatie: : Nee :9 Evaluatie : Nee Onderwerp: beleidsrege~ leerlingenvervoer Katwijk 2012 Samenvattin4: Met betrekking tot toepassing van de verordening voor het leerlingenvervoer is door het college op 16 maart 2010 een aantal beleidsregels opgesteld. In de commissie Welzijn van 17 mei 2011 heeft het college toegezegd gedurende het schooljaar ~011/2012 de problematiek van het toepassen van de beleidsregels van het aangepast vervoer te monitoren, na een jaar te evalueren en de raad daarover te informeren. Uit de evaluatie blijkt dat er een aantal verbeteringen op het gebied van tie beoordeling doorgevoerd kunnen worden. Deze verbeterpunten, de in 2012 door de raad vastgestelde wijzigingentvan de verordening en enkele andere gewenste wijzigingen zijn verwerkt in de beleidsregels leerlingenvervoer Katwijk Gevraaqde beslissing: 1. Instemmen met de evaluatie van de beleidsregels van het leerlingenvervoer 2. Vaststellen van de beleidsregels leerlingenvervoer Katwijk 2012 ~ Intern advfes PUB en Juridische zaken l8j Extern advies Klankbordgroep, GGD en scholen Circuleren 8&W Secr. Burg. Weth.1 Weth.1I Weth.1II Weth. IV Datum besluit B&WjBurgemeester \ Nr. $ Akkoord:, ~ 30 OKT 2012 Bespreken veroaderino Besluit: 5 juli 2011 B&W ~ Overee KC''1lstig het voorstel besloten

2 Zaaknummer : Onderwerp : beleidsregels leerlingenvervoer Katwijk 2012 Inleiding In de verordening leerlingenvervoer is bepaald wanneer ouders van leerlingen aanspraak maken op een vergoeding van de vervoerskosten van en naar school. Het college heeft via - de in het jaar 2010 vastgestelde - beleidsregels nadere criteria vastgesteld voor het toetsen van aanvragen voor leerlingenvervoer. In de commissie Welzijn van 17 mei 2011 heeft het college - bij de behandeling van de beleidsregels leerlingenvervoer - toegezegd gedurende het schooljaar 2011/2012 de problematiek van het toepassen van de beleidsregels van het aangepast vervoer te monitoren, na een jaar te evalueren en de raad daarover te informeren. Aan de hand van de discussie in de commissie Welzijn is er een evaluatie uitgevoerd. Deze evaluatie treft u hierbij aan. De verbeterpunten van de evaluatie zijn meegenomen in de wijziging van de beleidsregels. In de beleidsregels worden de (onderdelen van) artikelen van de verordening leerlingenvervoer weergegeven met daaronder de beleidsregel(s) die daarop betrekking heeft/hebben. Op 29 maart 2012 heeft de raad een aantal wijzigingen van de verordening leerlingenvervoer vastgesteld. De test van de beleidsregels is hierop aangepast. Bij de toepassing van de beleidsregels in de afgelopen jaren is geconstateerd dat de beleidsregels op een aantal punten gewijzigd moet worden. Voorgesteld wordt ook deze wijzigingen te verwerken in de beleidsregels. In de bijlage Toelichting bij de wijziging van de beleidsregels leerlingenvervoer Katwijk 2012 zijn alle wijzigingen vermeld en toegelicht. Beoogd resultaat Er zijn heldere regels voor het toetsen van aanvragen voor leerlingenvervoer. Argumenten 1.1 In de commissie Welzijn van 17 mei 2011 heeft het college toegezegd gedurende het schooljaar 2011/2012 de problematiek van het toepassen van de beleidsregels van het aangepast vervoer te monitoren, na een jaar te evalueren en de raad daarover te informeren. In de evaluatienotitie zal antwoord gegeven worden op de volgende vragen: - op grond van welke criteria wordt bepaald wanneer een leerling dusdanig gehandicapt wordt beschouwd dat vervoer per taxi gerechtvaardigd is?; - voldoet de huidige wijze van beoordeling van wat in een individueel geval passend vervoer is?; - welke verbeteringen kunnen op het gebied van de beoordeling doorgevoerd worden? 2.1 In de beleidsregels zijn beleidskeuzes geformuleerd, welke de wijze van beoordeling eenduidig en transparant maken. De beleidsregels geven concreet inhoud aan de gemaakte beleidskeuzes en de beoordelingscriteria op basis waarvan de aanvragen worden behandeld. Dit is onder andere van belang voor de rechtmatigheid van de beoordelingen van de aanvragen. 2.2 Door het strikter toepassen van de verordening blijven de kosten voor leerlingenvervoer binnen de beschikbare budgeten. Op het product leerlingenvervoer is een situatie ontstaan waarbij de gemeente Katwijk structureel hogere kosten heeft dan via de begroting beschikbaar is. Om de kosten voor het leerlingenvervoer te kunnen beheersen 5 juli 2012

3 wordt de verordening vanaf het jaar 2010 strikt toegepast. Door het hanteren van beleidsregels kan de verordening strikt toegepast worden. 2.3 Het college is op basis van de verordening bevoegd om beleid vast te stellen. In dit beleid wordt vastgesteld hoe de regels uit de verordening worden toegepast. Kanttekeningen 1+2 De klankbordgroep leerlingenvervoer heeft enkele bezwaren tegen de beleidsregels leerlingenvervoer. In oktober 2011 is een adviesgroep leerlingenvervoer ingesteld, t.w. de klankbordgroep leerlingenvervoer. De klankbordgroep bestaat uit een aantal ouders van leerlingen die gebruik maken van leerlingenvervoer en de heer Wiegman van het Platform Gehandicaptenbeleid KRV. De beleidsregels leerlingenvervoer zijn voorgelegd aan de klankbordgroep leerlingenvervoer. Op 18 september 2012 heeft de klankbordgroep advies uitgebracht (zie bijlage 7). De klankbordgroep gaat in op enkele artikelen en geeft een aantal adviezen en opmerkingen. In bijlage 8 (brief aan klankbordgroep leerlingenvervoer) is de reactie van het college vastgelegd. De klankbordgroep pleit o.a. voor behoudt van het taxivervoer voor leerlingen in het SO (basisschoolleeftijd), waarvan ouders het vervoer zelf niet georganiseerd krijgen. De reactie van het college hierop is dat ouders (ook) een eigen verantwoordelijkheid hebben om ervoor te zorgen dat hun kind naar school gaat. Leerlingenvervoer valt niet onder de WMO en daarom is de WMO-raad niet om advies gevraagd. De WMOraad heeft de stukken echter wel ter kennisgeving ontvangen. Middelen De kostenontwikkeling van het product leerlingenvervoer: Beschikbaar budget (1) (3) (4) Realisatie (2) (1) Budget is incidenteel in de BERAP met verhoogd. (2) Ondanks een daling van het aantal leerlingen in het aangepast vervoer in 2011 t.o.v zijn de kosten van het leerlingenvervoer gestegen. De stijging van de kosten werd met name veroorzaakt door een toename van het aantal individuele ritten en indexering van de vervoerstarieven. In de bijlage Overzicht aantal leerlingen gemeente Katwijk treft u meer informatie aan over het aantal leerlingen en de kosten van het leerlingenvervoer. (3) Structurele bij raming van a.g.v. stijging van de kosten in (4) Bezuiniging van i.h.k.v. scherp aan de wind (de kilometergrens voor het speciaal basisonderwijs is verhoogd van 2 km naar 4 km). Uitvoering Na vaststelling worden de beleidsregels gepubliceerd en ter inzage gelegd. De raad ontvangt de evaluatie en de beleidsregels leerlingenvervoer 2012 ter kennisgeving. De reactie aan de klankbordgroep leerlingenvervoer wordt verzonden. 3

4 Bijlage(n) 1. Verordening leerlingenvervoer gemeente Katwijk Beleidsregels leerlingenvervoer Katwijk Beleidsregels leerlingenvervoer Katwijk Toelichting bij wijziging beleidsregels leerlingenvervoer Katwijk Evaluatie toepassing van de beleidsregels van het aangepast (leerlingen-)vervoer 6. Sociaal medische advisering leerlingenvervoer 7. Advies van klankbordgroep leerlingenvervoer 8. Brief aan klankbordgroep leerlingenvervoer (reactie op advies van klankbordgroep) 9. Overzicht aantal leerlingen 4

5

6

7

8

9

10

11

12

13

14

15

16

17

18

19

20

21

22

23

24

25

26 Beleidsregels leerlingenvervoer Katwijk 2012 Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Katwijk Gelezen het voorstel nr ; Gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht, gelet op de artikelen 4 van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs, en gelet op het gestelde in de verordening leerlingenvervoer gemeente Katwijk 2012; Overwegende dat het wenselijk is regels te stellen ten aanzien van de bekostiging van vervoersvoorzieningen voor leerlingen; Overwegende dat deze beleidsregels zijn opgesteld om aanvragen voor leerlingenvervoer op een eenduidige manier te kunnen beoordelen. Besluit: vast te stellen de volgende regeling: beleidsregels leerlingenvervoer Katwijk 2012 Titel 1. Algemene bepalingen Artikel 1. Toepassingsbereik Deze beleidsregels zijn een uitwerking van de artikelen 1, 2, 3, 4, 5, 10, 12, 13, 16, 17, 18, 20, 23, 25, 26 en 29 van de verordening leerlingenvervoer katwijk Er worden met betrekking tot deze artikelen 13 beleidsregels geformuleerd. Artikel verordening leerlingenvervoer Beleidsregel Art. 1 1, 2, 3 en 6 Art. 2 4 Art. 3 5 en 6 Art. 4 7 Art. 5 8 Art Art Art. 13 3, 11 en 12 Art Art Art en 12 Art Art Art Art en 12 Art

27 Titel 2. Beleidsregels Onderstaand worden de (onderdelen van) artikelen van de verordening leerlingenvervoer Katwijk 2012 weergegeven met daaronder de beleidsregel(s) die daarop betrekking heeft/hebben. Beleidsregel 1: routeplanner Artikel 1 Begripsomschrijving f. Afstand de afstand tussen de woning en de school, gemeten langs de kortste voor de leerling voldoende begaanbare en veilige weg; Voor het bepalen van de afstand tussen het woonadres en het schooladres maakt het college gebruik van de routeplanner op Hierbij wordt gebruik gemaakt van de optie 'kortste route' en vervoer per auto, waarna het gemiddelde van zowel de heen- als terugreis als kilometerafstand wordt vastgesteld. Indien de leerling naar het oordeel van het college, al dan niet onder begeleiding, gebruik kan maken van het vervoer per fiets, dan telt de kortste fietsafstand, dus de optie fiets. Het door deze routeplanner aantal uitgerekende kilometers is voor het college te allen tijde uitgangspunt bij de beoordeling van de aanvraag en voor bekostiging van leerlingenvervoer. Beleidsregel 2: handicap Artikel 1 Begripsomschrijving d. gehandicapte leerling: een leerling bedoeld onder c, die door een structurele lichamelijke, verstandelijke of zintuiglijke handicap, stoornis of ziekte niet, of niet zelfstandig van het openbaar vervoer gebruik kan maken; Artikel 20 Bekostiging vervoerskosten van gehandicapte leerlingen voor scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs 1. Het college verstrekt eveneens bekostiging op basis van de kosten van aangepast vervoer aan de ouders van de leerling die een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs bezoekt, in het geval de afstand van de woning naar de dichtstbijzijnde voor de leerling toegankelijke school minder bedraagt dan is bepaald in artikel 15, indien het college van oordeel is dat de structurele lichamelijke, verstandelijke of zintuiglijke handicap, ziekte of stoornis van de leerling dat vereist. Artikel 26 Bekostiging op basis van kosten van aangepast vervoer 2. Het college verstrekt bekostiging op basis van de kosten van aangepast vervoer aan de ouders van de leerling die een basisschool, speciale school voor basisonderwijs of een school voor voortgezet onderwijs bezoekt, indien a. De leerling, naar het oordeel van het college, gelet op zijn structurele lichamelijke, verstandelijke of zintuiglijke handicap, stoornis of ziekte niet in staat is ook niet onder begeleiding - van openbaar vervoer gebruik te maken. In de Wet op de expertisecentra (WEC) is bepaald dat gehandicapte leerlingen, die op een ander vervoer dan openbaar zijn aangewezen, op een passende wijze dienen te worden vervoerd. In de verordening is, uit uitvloeisel hiervan, opgenomen dat als de handicap van de leerling aangepast vervoer noodzakelijk maakt naar de school die dichterbij gelegen is dan vier kilometer (en bij basisonderwijs zes kilometer), dan kunnen ouders toch in aanmerking komen voor de bekostiging van de vervoerskosten. Een gehandicapte leerling in de zin van de verordening leerlingenvoer is een leerling die door een structurele lichamelijke, verstandelijke of zintuiglijke handicap, stoornis of ziekte niet, of niet zelfstandig van het openbaar vervoer gebruik kan maken. De noodzaak voor begeleiding of aangepast vervoer dient in die gevallen aangetoond te worden door middel van een nader (medisch) advies. Uit het advies moet blijken dat een leerling door een handicap, stoornis of structurele ziekte niet, of niet zelfstandig in staat is om gebruik te maken van het openbaar vervoer.

28 De handicap dient ook structureel te zijn. Een tijdelijke handicap tot 3 maanden levert geen aanspraak op leerlingenvervoer. Duurt de tijdelijke handicap langer dan 3 maanden, kan aanspraak bestaan op leerlingenvervoer gedurende de periode van herstel/revalidatie. Beleidsregel 3: reistijd/wachttijd Art. 1 Begripsomschrijving g. vervoer: openbaar vervoer, aangepast vervoer of eigen vervoer tussen de woning dan wel de opstapplaats en de school dat plaatsvindt in aansluiting op het begin en einde van de schooldag volgens de schoolgids, tenzij de structurele handicap van een leerplichtige leerling die aansluiting onmogelijk maakt; Artikel 13 Bekostiging op basis van de kosten van aangepast vervoer Het college verstrekt bekostiging op basis van de kosten van aangepast vervoer aan de ouders van de leerling die een school voor basisonderwijs of een speciale school voor basisonderwijs bezoekt, indien voldaan wordt aan het afstandscriterium van artikel 11, en a. de leerling met gebruikmaking van openbaar vervoer naar school of terug, meer dan anderhalf uur onderweg is en de reistijd met aangepast vervoer tot 50% of minder van de reistijd per openbaar vervoer kan worden teruggebracht, of: Artikel 18 Bekostiging op basis van de kosten van aangepast vervoer 1. Het college verstrekt bekostiging op basis van de kosten van aangepast vervoer aan de ouders van de leerling die een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs bezoekt, indien voldaan wordt aan het afstandscriterium van artikel 15, en a. de leerling met gebruikmaking van openbaar vervoer naar school of terug, meer dan anderhalf uur onderweg is en de reistijd met aangepast vervoer tot 50% of minder van de reistijd per openbaar vervoer kan worden teruggebracht, Het vervoer vindt plaats in aansluiting op het begin en einde van de schooldag, zoals aangegeven in de schoolgids. Hiermee wordt voorkomen dat ouders op basis van bijvoorbeeld sociale en medische overwegingen aanvragen indienen voor het vervoer tijdens schooltijd. Uitsluitend indien de structurele handicap, stoornis of ziekte van een leerplichtige leerling noodzaakt tot het volgen van slecht een deel van het onderwijsprogramma, dient in voorkomend geval wel tijdens de schooltijd vervoerd te worden. Met betrekking tot openbaar vervoer is een reistijdcriterium in de verordening opgenomen: er bestaat aanspraak op een vergoeding op basis van de kosten van aangepast vervoer bij een reistijd van meer dan 1,5 uur, die met het aangepast vervoer met 50% of meer kan worden teruggebracht. Er is in de verordening geen algemene maximum reistijd in het aangepast vervoer aangeven. Daarnaast is er in de verordening leerlingenvervoer geen wachttijd beschreven. De wachttijd is de tijd die ligt tussen het afzetten op school en de aanvang van de lessen of de tijd die ligt tussen de afloop van de lessen en de tijd dat de taxi de leerling ophaalt. Uitgangspunt is het streven naar een zo kort mogelijke reistijd en wachttijd. De gemeente heeft echter ook rekening te houden met een efficiënte uitvoering van het leerlingenvervoer door bijvoorbeeld het combineren van vervoer. In voorkomend geval kan er (afhankelijk van leeftijd/handicap leerling) een maximum reistijd/wachttijd voor een leerling bestaan. De gemeente dient zorg te dragen voor passend vervoer voor de leerling. Iedere leerling dient binnen de marge van 5 tot 15 minuten voor aanvang van de school te worden afgezet. De vervoerder is verplicht te wachten tot de school opengaat. Iedere leerling dient maximaal 15 minuten na het einde van de schooltijd te worden opgehaald. Op aangeven van de gemeente kunnen deze marges bij enkele scholen worden verkort of verlengd. De vervoerder dient hiermee rekening te houden. De individuele verblijfstijd per kind in het voertuig mag niet meer bedragen dan 60 minuten bij een rit binnen de gemeente Katwijk. Voor ritten buiten Katwijk bedraagt de individuele verblijftijd per leerling maximaal 90 minuten per rit. Afwijking van de maximale verblijftijd is alleen mogelijk, indien het door de afstand niet mogelijk is binnen de maximale tijdsduur te blijven. Bij dergelijke ritten geldt verder dat combinatie van leerlingen toch mogelijk is, echter alleen indien de individuele verblijftijd van de desbetreffende leerling niet meer bedraagt dan 1½ keer de verblijftijd op het rechtstreekse traject van herkomst tot bestemming. Combinatie van leerlingen mag niet leiden tot overschrijding van dit individuele reistijdcriterium.

29 Beleidsregel 4: tijdelijk verblijf in andere gemeente Artikel 2 Bekostiging van de door het college noodzakelijk te achten vervoerskosten 1. Ten behoeve van het schoolbezoek kent het college aan de ouders van in de gemeente verblijvende leerlingen op aanvraag een vervoersvoorziening toe met inachtneming van het bepaalde in deze verordening. Indien de leerling verblijft in een andere gemeente gedurende een kortere periode dan 6 weken en zijn eigen school blijft bezoeken, dan zal de gemeente Katwijk het leerlingenvervoer voor de duur van maximaal 6 weken blijven bekostigen op basis van de eigen verordening. Indien het verblijf een langere periode in beslag neemt, wordt geen vergoeding meer verstrekt vanuit de gemeente Katwijk. Eventueel dient er een nieuwe aanvraag voor leerlingenvervoer te worden gedaan bij de gemeente waar het kind gedurende die periode verblijft. Deze regeling geldt overigens niet indien het een leerling betreft die vanwege een vakantie van de ouders/verzorgers tijdelijk elders verblijft. Beleidsregel 5: dagcentrum Artikel 3 Bekostiging naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school 1. Bekostiging van de vervoerskosten wordt toegekend over de afstand tussen de woning dan wel de opstapplaats en de dichtstbijzijnde voor de leerling toegankelijke school, tenzij vervoer naar een verder weggelegen school voor de gemeente minder kosten met zich mee zou brengen en de ouders met het vervoer naar die school schriftelijk instemmen. In de verordening is expliciet bepaald dat leerlingenvervoer alleen vervoer van woning naar school en van school naar woning betreft. a. Een uitzondering op deze regel wordt gemaakt voor het vervoer van leerlingen die vanuit hun woning welke in de gemeente Katwijk staat, vanaf de dichtstbijzijnde toegankelijke school, omwille van een medisch of sociale indicatie, een dagcentrum bezoeken. Dit betekent dat zowel het vervoer van de woning naar school als het vervoer van school naar dagcentrum wordt bekostigd, indien wordt voldaan aan het afstandscriterium zoals deze staat beschreven in de verordening. Het vervoer van het dagcentrum naar huis valt niet onder het leerlingenvervoer. b. Volgt een kind ook onderwijs op of nabij een zorginstelling, medisch kinderdagverblijf e.d. dan kan het zijn dat ouders een (gedeeltelijke) tegemoetkoming bij de gemeente kunnen krijgen. Het moet dan gaan om onderwijs in de zin van onderwijswetgeving, dus moet de instelling die het onderwijs verzorgt een school zijn. Hierbij geldt dat, op grond van de verordening leerlingenvervoer, de gemeente vervoert in aansluiting op het begin en einde van de schooldag, volgens het schoolplan. Krijgen kinderen voor, tijdens of na schooltijd zorg/behandelingen, dan zijn toch de schooltijden leidend voor het leerlingenvervoer. c. Vervoer van buitenschoolse opvang naar school en van school naar buitenschoolse opvang wordt door de gemeente niet vergoed. Beleidsregel 6: stagevervoer Artikel 1 Begripsomschrijving g. vervoer: openbaar vervoer, aangepast vervoer of eigen vervoer tussen de woning dan wel de opstapplaats en de school dat plaatsvindt in aansluiting op het begin en einde van de schooldag volgens de schoolgids, tenzij de structurele handicap van een leerplichtige leerling die aansluiting onmogelijk maakt; Artikel 3 Bekostiging naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school 1. Bekostiging van de vervoerskosten wordt toegekend over de afstand tussen de woning dan wel de opstapplaats en de dichtstbijzijnde voor de leerling toegankelijke school, tenzij vervoer naar een verder weggelegen school voor de gemeente minder kosten met zich mee zou brengen en de ouders met het vervoer naar die school schriftelijk instemmen. Is de stage een onderdeel van het onderwijsprogramma en krijgt de leerling leerlingenvervoer, dan bestaat in beginsel aanspraak op leerlingenvervoer naar het stageadres.

30 a. Ook voor het stagevervoer geldt het afstandscriterium tussen het woonadres en de schoollocatie (in dit geval het stageadres) van 4 kilometer. Als het stageadres dichter bij huis is dan deze 4 kilometer, wordt het leerlingenvervoer niet door de gemeente bekostigd. b. Het stagevervoer vindt in principe plaats in aansluiting op het begin en einde van de schooldag, zoals aangegeven in de schoolgids. Het kan ook zijn dat stagevervoer op andere tijden plaatsvindt dan de reguliere schooltijden. Dit kan alleen in de situatie dat er geen mogelijkheid is de stage gedurende de schooltijden uit te voeren. De school of de ouders moeten beschrijven welke acties ondernomen zijn om de stage op een andere wijze vorm te geven en waarom dit niet lukt. De gemeente zal scholen er op attenderen dat stageplaatsing financiële gevolgen kan hebben voor de gemeente. Scholen kunnen dit aspect mee laten wegen in de plaatsing van leerlingen door bijvoorbeeld een stageplek te zoeken op de route van het leerlingenvervoer. Beleidsregel 7: meerjarenbeschikking Artikel 4 Uitbetaling van de bekostiging Het college bepaalt bij het verstrekken van bekostiging van de vervoerskosten de wijze en het tijdstip van de uitbetaling, alsmede de tijdsduur van de verstrekte bekostiging, met dien verstande dat de tijdsduur, indien dit mogelijk is, voor meerdere jaren of de hele schoolperiode wordt vastgesteld. Voor de volgende leerlingen kan een meerjarige beschikking worden afgegeven: a. leerlingen met een structurele lichamelijke, verstandelijke of zintuiglijke handicap, ziekte of stoornis, die door hun handicap, stoornis of ziekte nu en in de toekomst geen gebruik kunnen maken van openbaar vervoer of (brom)fiets; b. leerlingen die zelfstandig gebruik maken van openbaar vervoer of (brom)fiets. In de beoordeling of voor het vervoer van de leerling een meerjarige beschikking kan worden afgegeven kan advies worden ingewonnen bij derden (zoals de GGD, betrokken specialist en onafhankelijk medisch deskundige). Aan de GGD en de scholen zal bij een advies gevraagd worden: is deze leerling in staat om (zelfstandig of onder begeleiding) met het openbaar vervoer te reizen; als aangepast vervoer noodzakelijk is voor hoeveel (school-)jaren acht u deze leerling niet in staat om (zelfstandig of onder begeleiding) met het openbaar vervoer te reizen?. Beleidsregel 8: inkomensgegevens/drempelbedrag Artikel 5 Aanvraagprocedure 1. Een aanvraag voor bekostiging van de vervoerskosten wordt gedaan door indiening bij het college van een volledig ingevuld en door de ouders ondertekend formulier, voorzien van de op het formulier vermelde gegevens. 6. Indien een vervoersvoorziening wordt toegekend wordt deze getroffen: b. met ingang van de door de ouders verzochte datum als het een aanvraag gedurende het schooljaar betreft, met dien verstande dat de datum waarop bekostiging wordt verstrekt niet ligt voor de datum van ontvangst van de aanvraag door het college. Artikel 23 Drempelbedrag 1. Aan de ouders van een leerling die een school voor basisonderwijs of een speciale school voor basisonderwijs bezoekt, van wie het inkomen tezamen meer bedraagt dan euro ,-, wordt slechts bekostiging verstrekt voor zover de kosten van het vervoer van die leerling de kosten van het openbaar vervoer over de in artikel 11 bepaalde afstand te boven gaan. Om te kunnen bepalen of het drempelbedrag als bedoeld in artikel 23 van de verordening leerlingenvervoer gemeente katwijk 2012 moet worden geheven, is het noodzakelijk dat door de aanvrager bij de aanvraag inkomensgegevens worden overlegd. Indien deze gegevens ontbreken of aan de andere kant niet (volledig) kunnen worden beoordeeld, wordt de aanvrager in de gelegenheid gesteld om binnen een bepaalde termijn alsnog deze gegevens aan te leveren. Indien na afloop van deze termijn de gegevens nog niet ontvangen zijn, of zo van aard zijn dat deze niet op een juiste wijze inhoudelijk kunnen worden beoordeeld, gaat het college er van uit dat het inkomen van de aanvrager van dien aard is dat het drempelbedrag door het college kan worden geheven. De eigen bijdrage zal dan worden verrekend of worden gefactureerd. Het is mogelijk om de eigen bijdrage in (maximaal 4) termijnen te betalen.

31 Beleidsregel 9: advies andere deskundigen Artikel 10 Permanente commissie leerlingenzorg 1. Indien het college de gevraagde voorziening ten behoeve van een leerling op een school voor primair onderwijs niet of slechts gedeeltelijk toekent, dient het bij de beschikking de beslissing te betrekken van de permanente commissie leerlingenzorg over de toelating van de leerling op een speciale school voor basisonderwijs. 2. Het college betrekt bij de beoordeling van de aanvraag voor leerlingenvervoer eventuele adviezen van de permanente commissie leerlingenzorg die voor de beoordeling van die aanvraag van belang zijn. Artikel 16 Commissie voor de begeleiding Indien het college de gevraagde voorziening ten behoeve van een leerling op een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs niet of slechts gedeeltelijk toekent, dient het bij de beschikking het advies van de commissie voor de begeleiding of het advies van andere deskundigen te betrekken. Indien niet duidelijk is voor welke vorm van vervoer een leerling in aanmerking moet komen, zal het college door de GGD een medisch advies uit laten brengen over welk soort vervoer het beste past bij de leerling. Dit is alleen van toepassing in gevallen waarin het verzoek om een vervoersvergoeding te maken heeft met een medische -en sociale situatie en de ouders de noodzaak niet voldoende kunnen aantonen. Nadeel van twee adviserende instanties (school en GGD) is dat het voorkomt dat de ene instantie stelt dat de leerling onder begeleiding met het openbaar vervoer kan reizen en de andere instantie van mening is dat aangepast vervoer noodzakelijk is. Voor ouders en scholen is het soms niet duidelijk/te begrijpen waarom een verschillend advies gegeven wordt. Daarom zal erop toegezien worden dat de GGD het schooladvies bij de beoordeling betrekt. Het college dient bij de beoordeling van de aanvraag voor leerlingenvervoer eventuele adviezen van de permanente commissie leerlingenzorg/commissie van begeleiding die voor de beoordeling van die aanvraag van belang zijn (indien deze er zijn), te betrekken. Het is voor ouders en scholen echter geen verplichting om ieder jaar een uitgebreid schooladvies in te leveren. Beleidsregel 10: overlast in het vervoer Artikel 13 Bekostiging op basis van de kosten van aangepast vervoer Het college verstrekt bekostiging op basis van de kosten van aangepast vervoer aan de ouders van de leerling die een school voor basisonderwijs of een speciale school voor basisonderwijs bezoekt, indien voldaan wordt aan het afstandscriterium van artikel 11, en a. de leerling met gebruikmaking van openbaar vervoer naar school of terug, meer dan anderhalf uur onderweg is en de reistijd met aangepast vervoer tot 50% of minder van de reistijd per openbaar vervoer kan worden teruggebracht, of: b. openbaar vervoer ontbreekt, tenzij de leerling naar het oordeel van het college al dan niet onder begeleiding gebruik kan maken van het vervoer per fiets. c. indien op grond van artikel 12 aanspraak bestaat op openbaar vervoer onder begeleiding en de ouders kunnen aantonen dat openbaar vervoer onder begeleiding door hen of anderen onmogelijk is dan wel tot ernstige benadeling van het gezin zou leiden en een andere oplossing niet mogelijk is. In principe begeleidt de chauffeur de leerlingen. Ouders moeten hun kinderen instrueren zich zo te gedragen dat tijdens het vervoer geen ongereldheden ontstaan. Blijkt toch aanvullende begeleiding nodig te zijn dan stelt de gemeente de ouders één of meer zitplaatsen ter beschikking. Dit wordt schriftelijk bevestigd. Daarbij dienen de ouders meteen gewaarschuwd te worden dat de gemeente het vervoer stopzet als de ouders niet voor begeleiding zorgdragen. Ouders dienen zelf zorg te dragen voor (de kosten van) hun terugreis. Beleidsregel 11 a: begeleiding / aangepast vervoer Artikel 13 Bekostiging op basis van de kosten van aangepast vervoer Het college verstrekt bekostiging op basis van de kosten van aangepast vervoer aan de ouders van de leerling die een school voor basisonderwijs of een speciale school voor basisonderwijs bezoekt, indien voldaan wordt aan het afstandscriterium van artikel 11, en

32 a. de leerling met gebruikmaking van openbaar vervoer naar school of terug, meer dan anderhalf uur onderweg is en de reistijd met aangepast vervoer tot 50% of minder van de reistijd per openbaar vervoer kan worden teruggebracht, of: b. openbaar vervoer ontbreekt, tenzij de leerling naar het oordeel van het college al dan niet onder begeleiding gebruik kan maken van het vervoer per fiets. c. indien op grond van artikel 12 aanspraak bestaat op openbaar vervoer onder begeleiding en de ouders kunnen aantonen dat openbaar vervoer onder begeleiding door hen of anderen onmogelijk is dan wel tot ernstige benadeling van het gezin zou leiden en een andere oplossing niet mogelijk is. Artikel 18 Bekostiging op basis van de kosten van aangepast vervoer 1. Het college verstrekt bekostiging op basis van de kosten van aangepast vervoer aan de ouders van de leerling die een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs bezoekt, indien voldaan wordt aan het afstandscriterium van artikel 15, en a. de leerling met gebruikmaking van openbaar vervoer naar school of terug, meer dan anderhalf uur onderweg is en de reistijd met aangepast vervoer tot 50% of minder van de reistijd per openbaar vervoer kan worden teruggebracht, of: b. openbaar vervoer ontbreekt, tenzij de leerling naar het oordeel van het college al dan niet onder begeleiding gebruik kan maken van het vervoer per fiets, dan wel zelfstandig gebruik kan maken van het vervoer per bromfiets. c. Indien op grond van artikel 17 aanspraak bestaat op openbaar vervoer onder begeleiding en de ouders kunnen aantonen dat openbaar vervoer onder begeleiding door hen of anderen onmogelijk is dan wel tot ernstige benadeling van het gezin zou leiden en een andere oplossing niet mogelijk is. Artikel 26 Bekostiging op basis van kosten van aangepast vervoer 1. Het college verstrekt bekostiging op basis van de kosten van aangepast vervoer aan de ouders van de leerling die een basisschool, speciale school voor basisonderwijs of een school voor voortgezet onderwijs bezoekt, indien a. de leerling, naar het oordeel van het college, gelet op zijn lichamelijke, verstandelijke of zintuiglijke handicap, stoornis of ziekte niet in staat is - ook niet onder begeleiding - van openbaar vervoer gebruik te maken. Ten aanzien van een leerling van een speciale school voorbasisonderwijs neemt het college artikel 9 in acht. Of: b. aanspraak bestaat op bekostiging zoals bedoeld in artikel 22 en de leerling met gebruikmaking van openbaar vervoer naar school of terug, meer dan een uur onderweg is en de reistijd met aangepast vervoer tot 50% of minder van de reistijd per openbaar vervoer kan worden teruggebracht, of: c. aanspraak bestaat op bekostiging zoals bedoeld in artikel 22 en openbaar vervoer ontbreekt, tenzij de leerling naar het oordeel van het college al dan niet onder begeleiding gebruik kan maken van het vervoer per fiets, dan wel zelfstandig gebruik kan maken van het vervoer per bromfiets, 2. Indien het college de in het vorige lid bedoelde aanvraag niet of slechts gedeeltelijk toekent, dient het bij de beschikking het advies van de permanente commissie leerlingenzorg, de ambulante begeleider of het advies van andere deskundigen te betrekken. 3. Het college vergoedt niet de kosten - anders dan vervoerskosten - welke zijn verbonden aan begeleiding van de leerling in het aangepast vervoer. Indien het begeleiden van een leerling (die naar het oordeel van het college is aangewezen op openbaar vervoer of de fiets onder begeleiding) door de ouders of anderen onmogelijk is, dan wel tot ernstige benadeling van het gezin zou leiden en een andere oplossing onmogelijk is, verstrekt het college aan de ouders van de leerling bekostiging op basis van de kosten van aangepast vervoer. Om te kunnen beoordelen of begeleiden onmogelijk is of dat een gezin ernstig wordt benadeeld als ze moet zorgen voor de begeleiding van een kind naar (speciale scholen voor) basisonderwijs of het speciaal onderwijs, zijn de onderstaande criteria opgesteld. Hierbij wordt er vanuit gegaan dat wordt voldaan aan het voor de onderwijssoort geldende afstandscriterium. A. De leerling kan in aanmerking komen voor aangepast vervoer, indien de reistijd per openbaar vervoer voor de begeleider een maximale reisduur te boven gaat. Er wordt uitgegaan van de mogelijkheid dat het kind overblijft en de begeleider na het wegbrengen ook weer terug naar huis moet, en 's middags naar de school moet reizen om het kind weer op te halen. Indien de reistijd voor de begeleider langer is dan de maximale reisduur en er is geen aantoonbare andere mogelijkheid om vervoer te combineren met kinderen uit de buurt, dan kan het kind in aanmerking komen voor aangepast vervoer. De reisduur wordt bepaald met behulp van OV Reisinformatie ( Indien de leerling tussen de middag naar huis gaat, telt deze reistijd niet mee bij de berekening van de reistijd per dag; 1. De begeleiding van een kind naar speciale scholen voor basisonderwijs of speciaal onderwijs mag een begeleider maximaal drie uur per dag kosten. Dit betekent dus maximaal 3/4 uur per enkele reisafstand. 2. De begeleiding van een leerling naar scholen voor basisonderwijs mag een begeleider maximaal vier uur per dag kosten. Dit betekent dus maximaal een uur per enkele reis afstand.

33 B. Als een ouder een ander kind/andere kinderen in het gezin tegelijkertijd naar een andere school moet brengen en dat aannemelijk is gemaakt dat hij/zij hierdoor niet in staat is de leerling naar school te begeleiden, kan de leerling in aanmerking komen voor aangepast vervoer. Er moet dan wel sprake zijn van een eenoudergezin en door de ouder moet aannemelijk worden gemaakt dat een andere oplossing (bijvoorbeeld het inschakelen van buren of familie) niet mogelijk is. C. Als er sprake is van een eenoudergezin en deze ouder aangeeft op medische gronden de leerling niet te kunnen begeleiden, dient dit altijd vergezeld te gaan van een (goed onderbouwde) medische verklaring. Onder een eenoudergezin wordt verstaan: een huishouden bestaande uit één volwassene met een of meer thuiswonende kinderen. Huishoudens van (on)gehuwde paren met kind(eren) worden gerekend tot de gezinnen met twee ouders. D. Als de leerlingen in een woonvoorzieningen woont en dat aannemelijk is gemaakt dat begeleiders en ouders niet in staat zijn de leerling naar school te begeleiden. Het hebben van (betaalde) werkzaamheden van één of beide ouder(s) is geen reden om tot bekostiging van aangepast vervoer over te gaan. Ter onderbouwing bij de hierboven vermelde punten b, c en d wordt de ouder(s)/verzorgers gevraagd dit aannemelijk te maken door het indienen van een verklaring waaruit blijkt wat de ouder(s)/verzorgers hebben ondernomen om de begeleiding van hun kind te organiseren en waarom dit niet lukt. Daarbij wordt ook gekeken naar begeleidingsmogelijkheden van mensen uit het sociale netwerk van de ouders. Beleidsregel 11 b: overgangsregeling begeleiding / aangepast vervoer Om niet in de situatie te geraken dat leerlingen die momenteel wel in aanmerking komen voor een vervoersvergoeding, maar na vaststelling van de beleidsregels niet meer, zal beleidsregel 12a alleen van toepassing zijn voor: - alle nieuwe cliënten; - alle bestaande cliënten met een vervoersvergoeding, waarbij de leerling van school verandert. Dit betekent dat bij bestaande gevallen, waar zich geen wijziging in de situatie voordoet, het recht op een vervoersvergoeding blijft bestaan. De vervoersvergoeding kan afhankelijk van de noodzaak, in zijn soort wél veranderen. Beleidsregel 12: hardheidsclausule Artikel 29 Afwijken van bepalingen Het college kan in bijzondere gevallen, het vervoer voor onderwijs aangaande, ten gunste van de ouders afwijken van de bepalingen in deze verordening, zo nodig na advies te hebben gevraagd aan de permanente commissie leerlingenzorg, de commissie van begeleiding, de regionale verwijzingscommissie of andere deskundigen. Als niet wordt voldaan aan het afstandscriterium bestaat als regel geen aanspraak op aangepast vervoer. Afhankelijk van de individuele omstandigheden kan hiervan worden afgeweken. De hardheidsclausule heeft tot doel onbillijkheden van overwegende aard, die zich ten aanzien van personen bij strikte toepassing van de bepalingen van de verordening zouden voordoen, weg te nemen. Het gaat om buitengewone onredelijke situaties die bij het opstellen van de verordening en beleidsregels niet waren voorzien. Ter voorkoming van ongewenste precedentwerking dient de toepassing van de hardheidsclausule onderbouwd te worden met op de specifieke, concrete situatie van ouders van de leerling betrekking hebbende argumenten. In de praktijk gaat het vaak om crisissituaties, zoals uithuisplaatsingen. Er moet dus sprake zijn van bijzondere omstandigheden. Er kan alleen sprake zijn van bijzondere omstandigheid als die omstandigheid het gezin in betekende mate onderscheidt van andere gezinnen. Een voorbeeld: het feit dat er in het gezin en het sociale netwerk van het gezin niemand in staat is voor begeleiding te zorgen is geen bijzondere omstandigheid, omdat deze situatie in vele gezinnen aan de orde is. Het hebben van (betaalde) werkzaamheden van één of beide ouders waardoor ouders in de begeleiding van de leerlingen kunnen voorzien is geen reden om de hardheidsclausule toe te passen

34 De toepassing ervan is niet aan enige beperking gebonden. Met alle feiten en omstandigheden kan rekening worden gehouden, zoals bijvoorbeeld medische, pedagogische en sociale factoren. De bevoegdheid tot toekenning van vervoerskosten is wel beperkt tot schoolbezoek voor het volgen van onderwijs. Besluitvorming over toepassing van de hardheidsclausule gebeurt alleen na advies van externe deskundigen (deze andere deskundigen zijn onder andere de leerplichtambtenaar, hulpverleningsinstanties die in het gezin werkzaam zijn, gezinsvoogden en medische specialisten). Titel 3. Slotbepalingen Artikel 1. Inwerkingtreding Deze beleidsregels treden in werking op 1 januari Artikel 2. Citeertitel Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als: beleidsregels leerlingenvervoer Katwijk 2012 Artikel 3. Intrekking oude regeling De beleidsregels leerlingenvervoer Katwijk 2010 wordt ingetrokken. Vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van Katwijk, Op Burgemeester en wethouders van Katwijk, de secretaris, de burgemeester, Drs. E. Stolk Drs. J. Wienen

35 Toelichting bij de wijziging van de beleidsregels leerlingenvervoer Katwijk 2012 De beleidsregels worden als volgt gewijzigd. Beleidsregel 1: routeplanner Het zinsdeel Hierbij wordt gebruik gemaakt van de optie kortste route' wordt gewijzigd in de zinsdeel Hierbij wordt gebruik gemaakt van de optie kortste route en vervoer per auto'. Indien de leerling naar het oordeel van het college, al dan niet onder begeleiding, gebruik kan maken van het vervoer per fiets, dan telt de korte fietsafstand, dus de optie fiets. Toelichting: De routeplanner op kent opties voor de reismethodes auto, openbaar vervoer, fiets of te voet. Om de afstand consequent te kunnen meten is het nodig om een bepaalde reismethode in de beleidsregels op te nemen. Door de optie vervoer per auto op te nemen wordt door het college bepaald dat de route toegankelijk moet zijn voor gemotoriseerd verkeer. Beleidsregel 2: handicap a. Artikel 18 (van de verordening) wordt verwijderd. Artikel 26, het eerste lid, onder a, wordt als volgt gewijzigd: De eerste volzin de leerling, naar het oordeel van het college gehandicapt is wordt: de leerling, naar het oordeel van het college, gelet op zijn structurele lichamelijke, verstandelijke of zintuiglijke handicap, stoornis of ziekte niet in staat is - ook niet onder begeleiding - van openbaar vervoer gebruik te maken. b. De volgende alinea wordt verwijderd: Het begrip handicap is zeer moeilijk in een paar woorden of een paar zinnen uit te leggen. In het kader van het leerlingenvervoer is er daarom voor gekozen om een aantal handicaps te benoemen die ieder voor zich helder en duidelijk zijn, danwel gekoppeld kunnen worden aan bepaalde typen van onderwijs: - Dove of slechthorende kinderen; - Kinderen met ernstige spraakmoeilijkheden; - Kinderen met een visuele handicap; - Kinderen met een lichamelijke handicap; - Langdurig zieke kinderen (al of niet opgenomen in een ziekenhuis); - Meervoudig gehandicapte kinderen; - Verstandelijk gehandicapte kinderen. Toelichting: Ad. a De artikelen 18 en 26 van de verordening leerlingenvervoer zijn bij de vorige aanpassing van de verordening gewijzigd. De tekst van de beleidsregels dient hierop aangepast te worden. Ad. b Het hebben van een bepaalde handicap is op zichzelf geen reden om aangepast vervoer toe te kennen. Het benoemen van een aantal handicaps werkt daarom voor ouders verwarrend en creëert oneigenlijke verwachtingen.

36 Beleidsregel 3 reistijd/wachttijd Als laatste alinea s van beleidsregel 3 wordt de volgende tekst toegevoegd. Iedere leerling dient binnen de marge van 5 tot 15 minuten voor aanvang van de school te worden afgezet. De vervoerder is verplicht te wachten tot de school opengaat. Iedere leerling dient maximaal 15 minuten na het einde van de schooltijd te worden opgehaald. Op aangeven van de gemeente kunnen deze marges bij enkele scholen en/of leerlingen worden verkort of verlengd. De vervoerder dient hiermee rekening te houden. De individuele verblijfstijd per kind in het voertuig mag niet meer bedragen dan 60 minuten bij een rit binnen de gemeente Katwijk. Voor ritten buiten Katwijk bedraagt de individuele verblijftijd per leerling maximaal 90 minuten per rit. Afwijking van de maximale verblijftijd is alleen mogelijk, indien het door de afstand niet mogelijk is binnen de maximale tijdsduur te blijven. Bij dergelijke ritten geldt verder dat combinatie van leerlingen toch mogelijk is, echter alleen indien de individuele verblijftijd van de desbetreffende leerling niet meer bedraagt dan 1½ keer de verblijftijd op het rechtstreekse traject van herkomst tot bestemming. Combinatie van leerlingen mag niet leiden tot overschrijding van dit individuele reistijdcriterium. Toelichting: In de beleidsregels leerlingenvervoer 2010 is geen maximum reistijd en geen maximum wachttijd vermeld. In het programma van eisen van de laatste aanbesteding van het taxivervoer zijn deze marges wel beschreven. Dit om eisen te kunnen stellen aan het vervoer. Het is goed om deze tekst ook in beleidsregels vast te leggen. Beleidsregel 6:stagevervoer Bij onderdeel B wordt toegevoegd: Dit kan alleen in de situatie dat er geen mogelijkheid is de stage gedurende de schooltijden uit te voeren. De school of de ouders moeten beschrijven welke acties ondernomen zijn om de stage op een andere wijze vorm te geven en waarom dit niet lukt. Toelichting: Als het vervoer niet plaatsvindt gedurende de schooltijden dient de gemeente tweemaal per dag een extra taxi in te zetten. Dit heeft forse financiële gevolgen voor de gemeente. Scholen worden met deze toevoeging gedwongen dit aspect zwaarder mee laten wegen in de plaatsing van leerlingen. Beleidsregel 7: meerjarenbeschikking Als laatste alinea wordt toegevoegd: Aan de GGD en de scholen zal bij een advies gevraagd worden: is deze leerling in staat om (zelfstandig of onder begeleiding) met het openbaar vervoer te reizen; als aangepast vervoer noodzakelijk is voor hoeveel (school-)jaren acht u deze leerling niet in staat om (zelfstandig of onder begeleiding) met het openbaar vervoer te reizen?. Toelichting: Een andere vraagstelling aan de scholen en GGD is nodig om per leerling te kunnen bepalen voor hoelang een beschikking kan worden afgegeven. Uit de evaluatie van de beleidsregels is naar voren gekomen dat het wenselijk is te gaan werken met meerjaren indicaties/beschikkingen. Beleidsregel 8: inkomensgegevens/drempelbedrag Als laatste zin wordt toegevoegd: Het is mogelijk om de eigen bijdrage in maximaal 4 termijnen te betalen.

37 Toelichting Veel ouders wensen de eigen bijdrage in termijnen te betalen. Om betaling in termijnen uit te kunnen voeren is het nodig om dit op te nemen in beleidsregel. Beleidsregel 9: NS begeleiderkaart De volledige tekst bij dit artikel wordt verwijderd. Toelichting: De praktijk wijst uit dat de leerlingen - voor wie een vergoeding in het kader van leerlingenvervoer wordt verstrekt niet met de trein reizen. Deze beleidsregel kan daarom geschrapt worden. Beleidsregel 9 (was 10): advies andere deskundigen De volgende tekst wordt toegevoegd. Nadeel van twee adviserende instanties (school en GGD) is dat het voorkomt dat de ene instantie stelt dat de leerling onder begeleiding met het openbaar vervoer kan reizen en de andere instantie van mening is dat aangepast vervoer noodzakelijk is. Voor ouders en scholen is het soms niet duidelijk/te begrijpen waarom een verschillend advies gegeven wordt. Daarom zal erop toegezien worden dat de GGD het schooladvies bij de beoordeling betrekt. Het college dient bij de beoordeling van de aanvraag voor leerlingenvervoer eventuele adviezen van de permanente commissie leerlingenzorg/commissie van begeleiding die voor de beoordeling van die aanvraag van belang zijn (indien deze er zijn), te betrekken. Het is voor ouders en scholen echter geen verplichting om ieder jaar een uitgebreid schooladvies aan te leveren. Toelichting: Beleidsregel 9 NS begeleiderkaart is verwijderd. De nummering van de beleidsregels moet hierop aangepast te worden. Uit de evaluatie van het beleidsregels is dit als verbeterpunt beschreven en wordt daarom dit nu opgenomen in de beleidsregels. Beleidsregel 10 (was 11) : overlast in het vervoer De volgende tekst is toegevoegd Ouders dienen zelf zorg te dragen voor (de kosten van) hun terugreis. Toelichting: Als aanvullende begeleiding door ouders nodig is, stelt de gemeente een zitplaats ter beschikking. De kosten van de terugreis dienen ouders echter zelf te betalen. Beleidsregel 11a (was 12a): begeleiding/aangepast vervoer a. Artikel 18, het eerste lid van de verordening wordt als volgt gewijzigd: Onderdeel a de gehandicapte leerling, naar het oordeel van het college niet in staat is ook niet onder begeleiding van openbaar vervoer gebruik te maken wordt verwijderd. Onderdeel b wordt a Onderdeel c wordt b Onderdeel d wordt c Artikel 26, het eerste lid, onder a, wordt als volgt gewijzigd: De eerste volzin de leerling, naar het oordeel van het college gehandicapt is, wordt: de leerling, naar het oordeel van het college, gelet op zijn structurele lichamelijke, verstandelijke of zintuiglijke handicap, stoornis of ziekte niet in staat is - ook niet onder begeleiding - van openbaar vervoer gebruik te maken.

38 b. De volgende zin wordt bij punt C toegevoegd: Onder een eenoudergezin wordt verstaan: een huishouden bestaande uit één volwassene met een of meer thuiswonende kinderen. Huishoudens van (on)gehuwde paren met kind(eren) worden gerekend tot de gezinnen met twee ouders. c. De volgende zin wordt als punt D toegevoegd: D. Als de leerlingen in een woonvoorzieningen woont en dat aannemelijk is gemaakt dat begeleiders en ouders niet in staat zijn de leerling naar school te begeleiden. Toelichting: Ad. a De artikelen 18 en 26 van de verordening leerlingenvervoer zijn bij de vorige wijziging van de verordening gewijzigd. De tekst van de beleidsregels dient hierop aangepast te worden. Ad. b Een definitie van het begrip eenoudergezin is nodig voor eenduidigheid van het beleid. Ad. c Uit de praktijk blijkt dat het voor begeleiders van kinderen uit een woonvoorziening niet mogelijk is voor de begeleiding van kinderen van en naar school te zorgen. Beleidsregel 12 (was 13): hardheidsclausule Bij de tweede alinea wordt de volgende zin toegevoegd Het gaat om buitengewone onredelijke situaties die bij het opstellen van de verordening en beleidsregels niet waren voorzien. De tweede zin van de vierde alinea worden de woorden in betekende mate toegevoegd. De zin wordt nu als volgt: Er kan alleen sprake zijn van bijzondere omstandigheid als die omstandigheid het gezin in betekende mate onderscheidt van andere gezinnen. Bij de vierde alinea wordt de volgende zin toegevoegd Het hebben van (betaalde) werkzaamheden van één of beide ouders waardoor ouders in de begeleiding van de leerlingen kunnen voorzien is geen reden om de hardheidsclausule toe te passen. Toelichting: Om de hardheidsclausule eenduidig toe te kunnen passen is het nodig deze wijzigingen door te voeren. Titel 3. Slotbepalingen Onderstaand artikel is toegevoegd. Artikel 3. Intrekking oude regeling De beleidsregels leerlingenvervoer Katwijk 2010 wordt ingetrokken. Toelichting: Juridisch gezien is het noodzakelijk dat de beleidsregels 2010 wordt ingetrokken.

39 Evaluatie toepassing van de beleidsregels van het aangepast (leerlingen-)vervoer Inleiding Sinds 1987 is het leerlingenvervoer gedecentraliseerd naar de gemeenten. Gemeenten zijn sindsdien verplicht een verordening leerlingenvervoer vast te stellen op basis waarvan ouders van leerlingen aanspraak maken op een vergoeding van de vervoerskosten van en naar school. De huidige verordening leerlingenvervoer is door de gemeenteraad vastgesteld op 29 maart De beleidsregels leerlingenvervoer zijn per maart 2010 ingegaan en dienen - omdat de verordening is gewijzigd - door het college aangepast te worden. Het college heeft via beleidsregels nadere criteria vastgesteld voor het toetsen van aanvragen voor leerlingenvervoer. Eén van de beleidsregels is dat de gemeente in bepaalde situaties door de GGD een medisch advies laat uitbrengen over welk soort vervoer het beste past bij de leerling. Deze toetsing door de GGD wordt in veel gemeenten toegepast om tot objectieve beoordeling van aanvragen te komen. Vóór invoering van de beleidsregels werd taxivervoer in de gemeente Katwijk ruimhartig toegekend. Dit werkte in de hand dat kinderen van jongs af aan met de taxi gehaald en gebracht werden. Het college heeft in 2010 besloten tot een wijziging van beleid omdat het college de eigen verantwoordelijkheid van de ouders centraal wilde stellen. Ruimhartige toekenning van taxivervoer doet afbreuk aan de eigen verantwoordelijkheid die ouders/verzorgers hebben om ervoor te zorgen dat hun kind naar school gaat, maar bijvoorbeeld ook wordt opgehaald als het kind ziek is. Indien jongeren zelfstandig leren reizen zorgt dit op langere termijn dat een grote groep jongeren beter in staat is om zelfstandig te functioneren in de maatschappij. Enkele ouders van kinderen die gebruik maken van het leerlingenvervoer hebben in het voorjaar 2011 vragen gesteld over de verordening en de beleidsregels. Deze ouders hebben toen aan de commissie Welzijn kenbaar gemaakt dat transparantie in de criteria betreffende de vraag welk vervoer passend is voor een leerling ontbreekt. Daarnaast hebben ze gesteld dat de gemeente het schooladvies niet serieus neemt en dat de school een beter beeld heeft van de leerling dan de GGD. Medio 2011 is de klankbordgroep leerlingenvervoer ingesteld. Dit omdat er binnen de gemeente geen regulier overleg plaatsvindt met de gebruikers van de regeling. In de commissie Welzijn van 17 mei 2011 heeft het college - bij de behandeling van de beleidsregels leerlingenvervoer - toegezegd gedurende het schooljaar 2011/2012 de problematiek van het toepassen van de beleidsregels van het aangepast vervoer te monitoren, na een jaar te evalueren en de raad daarover te informeren. In de commissie welzijn van 17 mei 2011 is gediscussieerd over de volgende vragen. In deze notitie zal hierop antwoord gegeven worden. 1. Op grond van welke criteria wordt bepaald wanneer een leerling dusdanig gehandicapt wordt beschouwd dat vervoer per taxi gerechtvaardigd is? 2. Voldoet de huidige wijze van beoordeling van wat in een individueel geval passend vervoer is? 3. Welke verbeteringen kunnen op het gebied van de beoordeling doorgevoerd worden?

40 Voor deze evaluatie zijn twee bijeenkomsten gehouden. Om duidelijkheid te krijgen over de criteria op grond waarvan de GGD een beoordeling maakt (vraag 1), is een overleg gehouden tussen vertegenwoordigers van de klankbordgroep leerlingenvervoer Katwijk, de GGD Hollands Midden en de gemeente. Omdat ook scholen adviserend voor de gemeente zijn, is ook een overleg gehouden tussen vertegenwoordigers uit het onderwijs (Leo Kannerschool, de Weerklank en de Duinpieper/VSO het Duin), de klankbordgroep leerlingenvervoer en de gemeente. In dit overleg is m.n. besproken of de huidige wijze van beoordeling van wat in een individueel geval passend vervoer is, voldoet (vraag 2) en welke verbeteringen er op het gebied van de beoordeling doorgevoerd kunnen worden (vraag 3). Het concept van de evaluatie en de beleidsregels is voor advies naar de klankbordgroep leerlingenvervoer verstuurd. Het advies van de klankbordgroep treft u hierbij aan. Dit advies is vervolgens besproken tussen de klankbordgroep en wethouder Mostert. De WMO-raad hebben wij niet om advies gevraagd, omdat leerlingenvervoer niet onder de WMO valt en omdat wij met de klankbordgroep afspraken op het gebied van advisering leerlingenvervoer hebben gemaakt. Desondanks hebben wij de concept-evaluatie en het concept collegeadvies wel ter kennisgeving naar de WMO-raad verstuurd. Ad.1 Op grond van welke criteria wordt bepaald wanneer een leerling dusdanig gehandicapt wordt beschouwd dat vervoer per taxi gerechtvaardigd is? De gemeenten hebben de wettelijke plicht om in bepaalde gevallen het leerlingenvervoer te bekostigen. Het gaat daarbij om het bekostigen van passend vervoer. In de wet is bepaald dat gehandicapte leerlingen, die op een ander vervoer dan openbaar zijn aangewezen, op een passende wijze dienen te worden vervoerd. Onder passend vervoer wordt het vervoer dat past bij de beperking en/of leeftijd van een leerling verstaan. Wat passend vervoer precies betekent is echter niet nader uitgewerkt in de wet. De wet geeft ook geen helderheid over de vraag wat moet worden verstaan onder gehandicapte leerlingen. Dit is een bewuste keuze van de wetgever geweest om gemeenten in staat te stellen zoveel mogelijk maatwerk te leveren. In de verordening is opgenomen dat als de handicap van de leerling aangepast vervoer noodzakelijk maakt, ouders in aanmerking komen voor aangepast vervoer (taxivervoer). Een gehandicapte leerling in de zin van de verordening leerlingenvoer is een leerling die door een structurele lichamelijke, verstandelijke of zintuiglijke handicap, stoornis of ziekte niet, of niet zelfstandig van het openbaar vervoer gebruik kan maken. In de verordening en de beleidsregels zijn geen verdere criteria gesteld voor het bepalen wanneer een leerling dusdanig gehandicapt wordt zijn beschouwd dat vervoer per taxi gerechtvaardigd is. Het is ook niet wenselijk specifiekere criteria op te stellen. De specifieke toetsing is namelijk altijd maatwerk en vindt plaats door de commissie voor de begeleiding of permanente commissie leerlingenzorg van de school en/of door een daarvoor gekwalificeerde (indicatie-arts) van de GGD.

41 De GGD Hollands Midden voert voor veel gemeenten in de regio de medische advisering uit. De toetsing en algemene werkwijze zijn gebaseerd op jarenlange ervaring met deze werkzaamheden. Er zijn geen algemene criteria op grond waarvan de GGD een beoordeling maakt. Hetzelfde geldt voor de beoordeling die de school maakt. De GGD objectiveert van ieder kind de stoornis/handicap. Dit is individueel bepalend. Er zijn wel punten waarop de GGD toetst. De algemene werkwijze van sociaal medische advisering van het leerlingenvervoer is beschreven in de bijlage sociaal medische advisering. De algemene werkwijze van de GGD houdt in dat de GGD de beperkingen van de leerling objectiveert. Het functioneren van een leerling wordt in kaart gebracht. De GGD doet dit door gesprekken met de mensen te voeren en informatie (mondeling of schriftelijk) bij de school en andere deskundigen op te vragen. De medewerkers hebben opleidingen gevolgd op het gebied van sociaal medische advisering en hebben medische kennis. De GGD is onafhankelijk. Een advies van de GGD is maximaal 2 á 3 jaar geldig. De mogelijkheden van een kind om (al dan niet onder begeleiding met het openbaar vervoer) te reizen kan namelijk binnen enkele jaren wijzigen. Ad.2 Voldoet de huidige wijze van beoordeling van wat in een individueel geval passend vervoer is? Gemeenten kunnen zelf niet goed inschatten of een leerling door een structurele lichamelijke, verstandelijke of zintuiglijke handicap, stoornis of ziekte niet, of niet zelfstandig van het openbaar vervoer gebruik kan maken. Gemeenten laten zich daarom adviseren door deskundigen. De verordening leerlingenvervoer bevat een bepaling die inhoudt dat het college van B&W, indien het een aanvraag voor bekostiging geheel of gedeeltelijk afwijst, het advies van de permanente commissie leerlingenzorg (als het om een leerling uit het speciaal basisonderwijs gaat), commissie voor de begeleiding (indien het uit een leerling betreft uit het speciaal onderwijs) of het advies van andere deskundigen dient te betrekken bij de beoordeling. Advisering door scholen De permanente commissie leerlingenzorg of de commissie van begeleiding speken zich uit over vraag welke de vorm van vervoer die voor een kind geschikt is om van huis naar school en vice versa te reizen. Als nadeel van een keuze voor school als adviserend orgaan geldt, dat hun adviezen subjectief van aard kunnen zijn. Zij zijn immers verbonden aan de ontvangende school en er kunnen dan bepaalde belangen zijn, bijvoorbeeld bij het aannemen van het kind op de desbetreffende school. De praktijk wijst uit dat vrijwel altijd een advies afgegeven wordt waaruit blijkt dat openbaar vervoer voor de leerling niet gepast is en aangepast vervoer wel. Uit ervaring blijkt verder dat deze adviezen slechts zelden voorzien zijn van een goede onderbouwing. Veel scholen vinden het zinloos om elk jaar weer te moeten vaststellen dat een kind zodanig gehandicapt is dat de komende jaren niet aan openbaar vervoer of zelfstandig reizen gedacht kan worden.

42 Advisering door GGD Omdat bij de vervoersaanvraag de school als belanghebbende kan worden beschouwd raadpleegt het college, naast de scholen, veelal ook andere deskundigen (medische keuring door een arts van de GGD). Zodoende kan objectief worden vastgesteld of de leerling echt hierop is aangewezen of toch met het openbaar vervoer of de fiets kan. Het helpt de gemeente om de aanvragen zuiver, objectiever en dus rechtmatiger te beoordelen. De GGD vraagt soms uitleg bij behandelaars over de medische situatie van de leerling. Ook het schooladvies wordt door de GGD bij de beoordeling betrokken. De klankbordgroep leerlingenvervoer hecht echter meer waarde aan advisering door de scholen omdat de school de leerling beter kent dan de GGD. De klankbordgroep acht de GGD niet objectief, omdat de gemeente de opdrachtgever is van de GGD-adviezen. In het schooljaar 2011/2012 maakten 213 leerlingen gebruik van aangepast vervoer. In totaal hebben 61 leerlingen een vergoeding op basis van openbaar vervoer ontvangen. In het schooljaar 2011/2012 is 37 keer een advies bij de GGD opgevraagd. Bij 32 leerlingen heeft de GGD geconcludeerd dat aangepast vervoer de goedkoopste adequate oplossing is. Bij 5 leerlingen is de GGD tot de conclusie gekomen dat de leerling (al dan niet onder begeleiding) met openbaar vervoer kan reizen. In het afgelopen schooljaar heeft de GGD dus bij het overgrote deel van de adviezen (85%) hetzelfde advies als de school (aangepast vervoer) gegeven. De conclusie van het college is dat er verschillen van inzicht zijn tussen de klankbordgroep en de gemeente over de deskundigheid en objectiviteit van de advisering van de GGD en de scholen. De gemeente hecht zeer aan deskundige en objectieve advisering en is van mening dat de GGD deze biedt. De gemeente is dan ook van mening dat de huidige wijze van beoordeling van wat in een individueel geval passend vervoer is, voldoet. Ad. 3 Welke verbeteringen kullen op het gebied van beoordeling doorgevoerd worden? In de gesprekken die ten behoeve van de evaluatie gevoerd zijn, hebben ook een aantal concrete verbetermogelijkheden naar voren gebracht. a. De verplichting om ieder jaar een uitgebreid schooladvies aan te leveren vervalt en de gemeente vraagt een overzicht van de kinderen die met de fiets of met openbaar vervoer evt. met begeleiding kunnen reizen voortaan direct aan de scholen. Voor scholen is het aanleveren van schooladviezen ieder jaar veel werk. Daarnaast hebben de scholen de indruk dat hun werk door de GGD wordt overgedaan. Met het schrappen van de verplichting om bij de aanvraag ieder jaar een uitgebreid schooladvies in te leveren is het mogelijk dat de school een advies opstelt voor een aantal jaren (een meerjaren schooladvies). b. Ter vermindering van de administratieve lasten van ouders/verzorgers en school) zullen in specifieke gevallen meerjarenbeschikkingen afgegeven. In 2010 heeft de gemeente bij alle ouders een enquête naar de ervaringen met het leerlingenvervoer gehouden. Een groot aantal ouders gaf aan het onnodig/onbegrijpelijk te vinden ieder jaar weer een aanvraag (incl. al het papierwerk) in te vullen. De vraag is gesteld

43 of het mogelijk is kinderen met een bepaalde handicap (die door de jaren heen niet zal veranderen) voor een langere tijd toestemming voor leerlingenvervoer te geven. In de beleidsregels is al opgenomen dat voor de volgende leerlingen een meerjarige beschikking kan worden afgegeven: leerlingen met een structurele lichamelijke, verstandelijke of zintuiglijke handicap, ziekte of stoornis, die door hun handicap, stoornis of ziekte nu en in de toekomst geen gebruik kunnen maken van openbaar vervoer of (brom)fiets; leerlingen die zelfstandig gebruik maken van openbaar vervoer of (brom)fiets. Van deze mogelijkheid is nog geen gebruik gemaakt. Vanaf het schooljaar 2013/2104 worden (ter vermindering van de administratieve lasten van ouders/verzorgers en school) in specifieke gevallen meerjarenbeschikkingen afgegeven. Aan de GGD en de scholen zal in het vervolg bij een advies gevraagd worden: is deze leerling in staat om (zelfstandig of onder begeleiding) met het openbaar vervoer en/of fiets te reizen; als aangepast vervoer noodzakelijk is voor hoeveel (school-)jaren acht u deze leerling niet in staat om (zelfstandig of onder begeleiding) met het openbaar vervoer en/of fiets te reizen?. c. Er zal erop toegezien worden dat de GGD het schooladvies bij de beoordeling betrekt. Nadeel aan twee adviserende instanties (school en GGD) is dat het voor kan komen dat de ene instantie stelt dat de leerling onder begeleiding met het openbaar vervoer kan reizen en de andere instantie van mening is dat aangepast vervoer noodzakelijk is. Voor ouders en scholen is het veelal niet duidelijk/te begrijpen waarom een verschillend advies gegeven wordt. Daarom zal in de beleidsregels opgenomen worden dat er op toegezien wordt dat de GGD het schooladvies bij de beoordeling betrekt. Dit houdt voornamelijk in dat het schooladvies bij de GGD aangeleverd wordt. Daarnaast wordt het schriftelijk GGD-advies hierop gecheckt. d. De gemeente zal initiatief nemen om minimaal één keer per jaar te overleggen met deze partijen. De partijen (klankbordgroep, scholen, GGD en gemeente) zijn positief dat er overleg gevoerd is over (de advisering van) het leerlingenvervoer. Met het oog op de invoering van de Wet op Passend Onderwijs zal het overleg uitgebreid worden met de Samenwerkingsverbanden binnen de regio. De samenwerkingsverbanden krijgen nl. straks een belangrijke taak in de plaatsing van leerlingen op scholen voor speciaal onderwijs. Vervolg Deze verbeterpunten zullen verwerkt worden in de beleidsregels voor het leerlingenvervoer. Een voorstel voor wijziging van de beleidsregels treft u hierbij aan.

44 SOCIAAL MEDISCHE ADVISERING LEERLINGENVERVOER Inhoud onderzoek en werkwijze In de onderzoeken draait het om aantoonbare aandoeningen (diagnoses) die vaak onderlegd worden door schriftelijke gegevens van behandelaars. Het gaat hierbij om aandoeningen die door specialisten (bijvoorbeeld een kinderpsychiater, neuroloog) zijn vastgesteld. Alleen een diagnose is onvoldoende om te kunnen adviseren over de meest passende vorm van leerlingenvervoer. Zo kan bijvoorbeeld de ene leerling met autisme veel beter zelfstandig functioneren dan een andere leerling met autisme. Dit komt, omdat autisme in verschillende gradaties en vormen tot uiting kan komen. Hier is autisme als voorbeeld genomen, maar dit geldt natuurlijk niet alleen voor autisme, maar ook voor de meeste andere handicaps of stoornissen. Het is daarom van belang om te weten hoe de aandoening zich uit. Dit wordt in kaart gebracht door middel van: - dossierstudie (verslagen begeleiders/behandelaars) en/of - gesprekken met ouders/begeleiders en/of - een observatie van de leerling. Wanneer nodig, vindt er intercollegiaal overleg plaats. Hieronder wordt beschreven hoe dit onderzoek is opgebouwd en welke lichamelijke, psychosociale en gedragsmatige aspecten in het onderzoek onder andere worden meegenomen. Inhoud adviezen 1. De aantoonbare aandoening(en)/diagnose(s) Hierbij gaat het om aantoonbare aandoeningen (diagnoses) die vaak onderlegd worden door schriftelijke gegevens van behandelaars. Het gaat om aandoeningen die door specialisten (bijvoorbeeld een kinderpsychiater, neuroloog) zijn vastgesteld. 2. De manier waarop de aandoening zich uit (beperking/gedrag) - Het cognitief functioneren/intelligentie/ontwikkelingsleeftijd Hierbij wordt o.a. gekeken naar de concentratie, het denken, de werking van het geheugen, de intelligentie en de ontwikkelingsleeftijd. - De praktische, sociale en maatschappelijke redzaamheid Zelfredzaamheid Hierbij worden de Activiteiten Dagelijks Leven als uitgangspunt genomen om te bepalen in hoeverre de leerling zelfstandig kan functioneren. Zelfbescherming Hierbij wordt gekeken of de leerling in staat is voor zichzelf op te komen in veel voorkomende situaties, zoals groepsactiviteiten op school. Communicatievaardigheden Hierbij wordt gekeken of de leerling in staat is zich verbaal verstaanbaar en duidelijk te maken. Ook wordt hierin gekeken naar interactievaardigheden en hoe gereageerd wordt op sociale interactie. Oplossingsvaardigheid Hierbij wordt gekeken of de leerling in staat is om te gaan met onverwachte of gewijzigde situaties en hoe de leerling hierop reageert. Kennis van eigen personalia / Tijdsbesef Hierbij wordt gekeken of de leerling zijn eigen naam, adres, leeftijd en dergelijke weet en of hij/zij weet welke datum het is, welke dag het is, of hij/zij kan klokkijken, e.d.

45 Agressieregulatie Hierbij wordt gekeken of de leerling in staat is zijn agressieve neigingen (als die aanwezig zijn) in bedwang te houden in sociale situaties. Impulsregulatie Hierbij wordt gekeken of de leerling in staat is zijn impulsen in bedwang te houden in sociale situaties. Prikkelgevoeligheid Elk mens staat dagelijks bloot aan diverse prikkels. Ons brein moet deze prikkels verwerken en onderscheid maken tussen relevante prikkels waar we op moeten reageren en prikkels die niet van belang zijn. Hierbij wordt gekeken hoe de leerling omgaat met de prikkels in en uit de omgeving. Indien er problemen optreden in één of meer van deze gebieden wordt gekeken naar de ernst van de problematiek en de invloed hiervan op de leerling en zijn mogelijkheden. 3. Behandeling/Prognose - De van toepassing zijnde behandeling Hierbij wordt gekeken of er sprake is van medicatiegebruik die van invloed is of kan zijn op het functioneren, evenals therapieën. - De prognose Er wordt gekeken welke verwachting er is ten aanzien van de ontwikkeling van de leerling en de leerbaarheid. 4. Type vervoer Vervolgens worden de bevindingen naast het gemeentelijke beleid gelegd en wordt door de adviseur een inschatting gemaakt welke type leerlingenvervoer het meest passend is voor deze leerling. Hieruit komen voort: - Advies welk type vervoer het meest passend beschouwd wordt Op basis van de vastgestelde handicap/diagnose, de vastgestelde uitingen hiervan en de overig geconstateerde van invloed zijnde zaken, wordt een oordeel gegeven over het type vervoer dat voor de leerling als meest passend wordt beschouwd. Hierbij wordt gekeken naar de voor de gemeente meest goedkope vorm van vervoer. In eerste instantie wordt gekeken of de leerling in staat is zelfstandig met het openbaar vervoer of de fiets naar school te reizen. Is dit niet mogelijk dan wordt gekeken of openbaar vervoer of vervoer per fiets met begeleiding mogelijk is. Is dit niet het geval, dan wordt overgestapt op georganiseerd vervoer. - Verklaring waarom dit type vervoer als meest passend wordt beschouwd. Het bovenstaande wordt uitgeschreven in een adviesrapport, waarin het advies ook beargumenteerd wordt. Het uiteindelijke advies gaat naar de gemeente.

46 Gemeente Katwijk t.a.v. dhr. Mostert en Hogewoning Afdeling Maatschappelijke Zaken Postbus AN KATWIJK Katwijk, 18 september 2012 Geachte heren Mostert en Hogewoning, Bijgaand ons advies betreffende de evaluatie en de nieuwe beleidsregels inzake het leerlingenvervoer. Wij merken op dit advies te verrichten in het belang van de groep leerlingen binnen het onderwijs waarbij sprake is van een beperking in het functioneren ten opzichte van de leerling waar de reguliere school op afgestemd is. De groep leerlingen waarvoor op grond van geloofs- en/of levensovertuiging een beroep gedaan wordt op leerlingenvervoer, wordt door ons nadrukkelijk niet vertegenwoordigd. Daarnaast merken we op dat de effecten van het nieuwe beleid door de overgangsregeling worden gedempt en het niet makkelijk is om juist die mensen die vastlopen op dit nieuwe beleid te bereiken. Simpelweg, omdat zij geen gebruiker zijn van de regeling en daarom geen contact zoeken met de klankbordgroep. In de wandelgangen op scholen, clubs en verenigingen bereiken ons echter regelmatig geluiden die ons zorgen baren. We zijn dan ook blij met deze mogelijkheid advies uit te brengen over de evaluatie van de ingezette beleidskoers en de nieuwe beleidsregels. We vinden het jammer te moeten constateren dat veel van de punten die door ons zijn ingebracht niet tot aanpassing van het beleid hebben mogen leiden. We constateren dat de beleidsregels vooral nog scherper zijn gesteld om verwarring weg te nemen. Er is één lichtpunt, de meerjarenbeschikking. Maar. in de essentie van ons verhaal: de zorg die wij hebben omtrent de borging van het recht op passend (lees: speciaal) onderwijs, voelen wij ons niet gehoord. Het is daarom, dat vele reeds eerder genoemde adviezen en argumenten nu wederom op papier staan. Om één en ander overzichtelijk te houden gaan we eerst in op de evaluatie van de toepassing van de beleidsregels van het leerlingenvervoer en vervolgens op de daaruit voortvloeiende (aanpassingen op de) beleidsregels, waarbij we de door de Gemeente gehanteerde volgorde van punten hanteren. Klankbordgroep Leerlingenvervoer Aantal bijlagen: 2