JURISPRUDENTIE BURGERLIJK PROCESRECHT

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "JURISPRUDENTIE BURGERLIJK PROCESRECHT"

Transcriptie

1 JURISPRUDENTIE BURGERLIJK PROCESRECHT SPREKER MR. D. VERGUNST 18 DECEMBER

2 Inhoudsopgave Mr. D. Vergunst Jurisprudentie Hoge Raad 24 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:1128 p. 3 Hoge Raad 17 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:1074 p. 8 Hoge Raad 12 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1600 p. 14 Hoge Raad 6 februari 2015, ECLI:NL:HR:2015:251 p. 20 Hoge Raad 4 september 2015, ECLI:NL:HR:2015:2461 p. 26 Hoge Raad 27 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:760 p. 32 Hoge Raad 23 januari 2015, ECLI:NL:HR:2015:113 p. 36

3 ECLI:NL:HR:2015:1128 Permanente link: Instantie Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 14/02407 Formele relaties Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:2345, Gevolgd In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2014:624, (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Cassatie Inhoudsindicatie Kort geding. Art. 47 AWR. Vordering belastingdienst tot het verstrekken van gegevens en inlichtingen door belastingplichtige (KB-Lux). Verhouding kort geding en bodemprocedure; afstemmingsregel (HR 7 januari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP0015, NJ 2011/304). Verhouding tot bestuursrechtelijke procedure (HR 18 februari 1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC1267, NJ 1995/718). Geen gebondenheid van burgerlijke rechter aan inhoudelijke overwegingen in oordeel bestuursrechter (HR 20 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:661). Vindplaatsen Rechtspraak.nl V-N 2015/11.9 met annotatie van Kluwer FutD met annotatie van Fiscaal up to Date NJB 2015/874 RvdW 2015/595 NJ 2015/266 met annotatie van J.W. Zwemmer RF 2015/18 RF 2015/76 Gst. 2015/115 met annotatie van D.G.J. Sanderink Dirk Sanderink is advocaat bij Damsté advocaten notarissen fiscalisten en onderzoeker bij de Radboud Universiteit Nijmegen. Uitspraak 24 april 2015 Eerste Kamer 14/02407 EV/AS Hoge Raad der Nederlanden Arrest in de zaak van: 3

4 De STAAT DER NEDERLANDEN (Ministerie van Financiën, Directoraat-Generaal Belastingdienst), zetelende te s-gravenhage, EISER tot cassatie, advocaten: mr. J.W.H. van Wijk en mr. C.M. Bergman, t e g e n [verweerder], wonende te [woonplaats], VERWEERDER in cassatie, advocaat: mr. R. Dhalganjansing. Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de Staat en [verweerder]. 1 Het geding in feitelijke instanties Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken: a. het vonnis in de zaak C/14/144823/KG ZA van de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Holland van 18 april 2013; b. het arrest in de zaak /01 KG van het gerechtshof Amsterdam van 25 februari Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht. 2 Het geding in cassatie Tegen het arrest van het hof heeft de Staat beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. [verweerder] heeft primair geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de Staat in zijn cassatieberoep en subsidiair tot verwerping van het cassatieberoep. De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten. De conclusie van de Advocaat-Generaal P.J. Wattel strekt tot vernietiging en doorverwijzing naar een ander gerechtshof. De advocaat van [verweerder] heeft bij brief van 23 januari 2015 op die conclusie gereageerd. 3 Beoordeling van het middel 3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan. (i) [verweerder] is door de Inspecteur van rijksbelastingen geïdentificeerd als houder van (een) rekening(en) bij de Kredietbank Luxembourg (KB-Lux). De Inspecteur heeft hem verzocht dan wel gesommeerd opgave te doen van (het verloop van) de door hem aangehouden buitenlandse bankrekeningen(en). [verweerder] heeft ontkend over enige KB-Lux-rekening te beschikken. (ii) [verweerder] heeft de hem opgelegde (navorderings)-aanslagen in de inkomstenbelasting/premieheffing volksverzekeringen (IB/PVV) en 4

5 vermogensbelasting (VB) en boetebeschikkingen bestreden. De belastingkamer van het hof Amsterdam heeft geoordeeld dat de Inspecteur aannemelijk heeft gemaakt dat [verweerder] houder is (geweest) van een rekening bij KB-Lux. [verweerder] heeft tegen die uitspraak cassatieberoep ingesteld. Op dat beroep was nog niet beslist toen het hof uitspraak deed in de onderhavige zaak In deze zaak vordert de Staat in kort geding dat [verweerder] wordt bevolen (het verloop van) zijn buitenslands aangehouden bankrekeningen vanaf 31 januari 1994 tot heden op te geven, zulks op straffe van een dwangsom. De voorzieningenrechter heeft de gevraagde voorzieningen verleend Het hof heeft het vonnis van de voorzieningenrechter vernietigd en de gevraagde voorzieningen alsnog geweigerd. Het overwoog daartoe met name als volgt: 3.4 Het hof stelt voorop dat in deze zaak nog niet onherroepelijk is beslist over de (juistheid van de) identificatie van [verweerder] als rekeninghouder bij de KB Luxbank. [verweerder] is in cassatie gekomen van het ( ) arrest van de belastingkamer van dit hof en een van de cassatiemiddelen is gericht tegen het in dat arrest gegeven oordeel over de identificatie van [verweerder] als rekeninghouder. Dit betekent dat nog niet als vaststaand kan worden aangenomen dat [verweerder] rekeninghouder was en dat de door [verweerder] tot nu toe gedane opgave - luidend dat hij geen rekeninghouder is of was van de KB Luxrekeningen - onjuist of onvolledig was. Tevens kan nog niet worden beoordeeld of (en als vaststaand worden aangenomen dat) [verweerder], willens en wetens, geen juiste informatie heeft verstrekt aan de Belastingdienst. 3.5 De gevraagde voorziening heeft een verstrekkend karakter. Nu onzeker is hoe zal worden beslist op het cassatiemiddel dat betrekking heeft op de identificatie van [verweerder], acht het hof de vorderingen van de Staat te verstrekkend om deze thans toe te wijzen. Bij dit oordeel houdt het hof rekening met het belang van de Staat om reeds nu de gevorderde opgave door [verweerder] te kunnen verkrijgen, tegenover het belang van [verweerder] om daartoe niet te worden veroordeeld voordat hij definitief als rekeninghouder is geïdentificeerd. Nu het hof onvoldoende aanleiding ziet het belang van de Staat zwaarder te laten wegen dan dat van [verweerder], ziet het hof geen aanleiding om vooruit te lopen op het oordeel in cassatie Bij de beoordeling van het hiertegen gerichte middel wordt het volgende vooropgesteld De rechter die in kort geding beslist op een vordering tot het geven van een voorlopige voorziening nadat de civiele bodemrechter een vonnis in de hoofdzaak heeft gewezen, dient in beginsel zijn vonnis af te stemmen op het oordeel van die bodemrechter, ongeacht of dit oordeel is gegeven in een tussenvonnis of in een eindvonnis, in de overwegingen of in het dictum van het vonnis, en ongeacht of het vonnis in kracht van gewijsde is gegaan. Onder omstandigheden kan er plaats zijn voor het aanvaarden van een uitzondering op dit uitgangspunt. Dit zal het geval kunnen zijn indien het vonnis van de civiele bodemrechter klaarblijkelijk op een misslag berust, alsook indien sprake is van een zodanige wijziging van 5

6 omstandigheden dat moet worden aangenomen dat de bodemrechter, ingeval hij daarvan op de hoogte zou zijn geweest, tot een andere beslissing zou zijn gekomen. (vgl. HR 7 januari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP0015, NJ 2011/304) Aan deze "afstemmingsregel" ligt ten grondslag dat de rechtsverhouding tussen partijen in een contradictoir gevoerde civiele bodemprocedure, anders dan in kort geding, zo nodig na bewijslevering en rapportage door deskundigen, in beginsel bindend tussen partijen wordt vastgesteld, afgezien van de mogelijkheid daartegen een rechtsmiddel in te stellen Indien in kort geding van de civiele rechter wordt verlangd dat hij een voorlopige voorziening treft voor de beoordeling waarvan de rechtmatigheid van een bestuursbesluit waartegen beroep bij de bestuursrechter is ingesteld, van belang is, dient hij, indien de uitspraak van de bestuursrechter niet kan worden afgewacht, zijn oordeel over die rechtmatigheid af te stemmen op de uitspraak die van de bestuursrechter mag worden verwacht (vgl. onder meer HR 18 februari 1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC1267, NJ 1995/718). Indien op dit punt reeds door de bestuursrechter is geoordeeld, maar tegen diens uitspraak een rechtsmiddel is ingesteld, dient de rechter in kort geding in beginsel zijn vonnis af te stemmen op het oordeel van de bestuursrechter op gelijke wijze als hiervoor in is vermeld. Daaraan ligt dan de bevoegdheidsverdeling tussen de civiele rechter en de bestuursrechter - en het beginsel van formele rechtskracht ten grondslag. Het beginsel van formele rechtskracht brengt echter niet mee dat de burgerlijke rechter de voorzieningenrechter daaronder begrepen bij de beoordeling van een geschilpunt dat niet de geldigheid van het besluit betreft, is gebonden aan de inhoudelijke overwegingen die ten grondslag liggen aan het oordeel van de bestuursrechter over dat besluit (vgl. HR 20 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:661 (SNS Bank), rov ). Indien een voorlopige voorziening wordt gevraagd in een geval waarin mede feiten van belang zijn die in het oordeel van de bestuursrechter zijn betrokken, dient de civiele rechter zich dus zelfstandig een oordeel te vormen over die feiten De onderdelen 2-7 bevatten klachten van uiteenlopende aard. Deze klachten falen in zoverre dat het in een civielrechtelijk kort geding oordelende hof in dit geval niet was gebonden aan het oordeel van de belastingkamer van het hof over de identificatie van [verweerder] als rekeninghouder bij KB-Lux, ook niet behoudens bijzondere omstandigheden. Evenmin is juist dat hij zijn uitspraak in beginsel diende af te stemmen op het oordeel van de belastingrechter. In geschil was immers niet of sprake was van rechtmatige (navorderings)aanslagen, maar of [verweerder] rekeninghouder bij KB-Lux was, of is geweest. Het oordeel daarover betreft een zuiver feitelijke kwestie waarvoor de afstemmingsregel niet geldt De klachten slagen echter voor zover zij een beroep doen op de omstandigheid dat het hof niet heeft vastgesteld, en uit de stukken van feitelijke instanties evenmin blijkt, dat [verweerder] in eerste aanleg of in appel de feitelijke constateringen of de daarop gebaseerde stellingen van de belastingdienst heeft weersproken waarop ook in de fiscale procedure zijn identificatie als houder van de desbetreffende KB-Luxrekening is gebaseerd. Het hof heeft de gevraagde 6

7 voorzieningen geweigerd op de gronden dat het oordeel van de belastingrechter nog niet onherroepelijk is geworden en dat de gevraagde voorzieningen een vérstrekkend karakter hebben. De eerste grond kan zijn beslissing niet dragen, gelet op hetgeen hiervoor in is overwogen over de betekenis van het desbetreffende oordeel van de belastingrechter in het onderhavige kort geding. De tweede grond is onvoldoende motivering voor afwijzing indien zoals de Staat heeft betoogd, maar het hof in het midden heeft gelaten de stukken van het geding het oordeel rechtvaardigen dat [verweerder] houder is geweest van de desbetreffende rekening bij KB-Lux. Weliswaar kan de in kort geding oordelende civiele rechter ook buiten het geval van een executiegeschil een voorziening weigeren op grond van een belangenafweging, maar in een zodanig geval dient hij voldoende inzicht te geven in zijn gedachtegang De overige klachten van het middel behoeven geen behandeling. 4 Beslissing De Hoge Raad: vernietigt het arrest van het gerechtshof Amsterdam van 25 februari 2014; verwijst het geding naar het gerechtshof Den Haag ter verdere behandeling en beslissing; veroordeelt [verweerder] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Staat begroot op 944,98 aan verschotten en 2.600,-- voor salaris. Dit arrest is gewezen door de vice-president F.B. Bakels als voorzitter en de raadsheren A.H.T. Heisterkamp, J. Wortel, G. de Groot en V. van den Brink, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op 24 april

8 ECLI:NL:HR:2015:1074 Permanente link: Instantie Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 14/01028 Formele relaties Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:27, Gevolgd In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2013:4669, Bekrachtiging/bevestiging Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Cassatie Inhoudsindicatie Beslag- en executierecht; opheffing conservatoir beslag. Kort geding. Beoordeling aannemelijkheid van de gestelde vordering; nieuwe grondslag die niet in het beslagrekest is genoemd. Opheffing beslag, afwijzing vordering door bodemrechter; beoordeling kans van slagen van het aangewende rechtsmiddel (HR 30 juni 2006, ECLI:NL:HR:2006:AV1559, NJ 2007/483). Wetsverwijzingen Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering 705 Vindplaatsen Rechtspraak.nl NJB 2015/864 RvdW 2015/556 JOR 2015/220 met annotatie van mr. A. Steneker TvPP 2015, afl. 3, p. 84 Ars Aequi AA met annotatie van A.W. Jongbloed JBPR 2015/50 met annotatie van Mr. M.R. van Zanten Uitspraak 17 april 2015 Eerste Kamer 14/01028 TT/LZ Hoge Raad der Nederlanden Arrest in de zaak van: [eiser], wonende te [woonplaats], EISER tot cassatie, advocaat: mr. M.W. Scheltema, 8

9 t e g e n 1. NIDERA (SUISSE) S.A., gevestigd te Renens, Zwitserland, 2. ALIZÉS DENDRÉES S.A., gevestigd te Abidjan, Ivoorkust, 3. HUILERIE DE GUINEE SARL, gevestigd te Conakry, Guinee, 4. AMLIN CORPORATE INSURANCE N.V., gevestigd te Amstelveen, 5. ALLIANZ NEDERLAND SCHADE-VERZEKERING N.V., gevestigd te Rotterdam, VERWEERSTERS in cassatie, niet verschenen. Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en Nidera c.s. 1 Het geding in feitelijke instanties Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken: a. het vonnis in de zaak / KG ZA NB/CP van de voorzieningenrechter te Amsterdam van 25 februari 2010; b. het arrest in de zaak /02 van het gerechtshof Amsterdam van 17 december Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht. 2 Het geding in cassatie Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding en het herstelexploot zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit. Tegen Nidera c.s. is verstek verleend. De zaak is voor [eiser] toegelicht door zijn advocaat. De conclusie van de Advocaat-Generaal G.R.B. van Peursem strekt tot verwerping. De advocaat van [eiser] heeft bij brief van 6 februari 2015 op die conclusie gereageerd. 3 Beoordeling van het middel 3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan. (i) [eiser] is bestuurder van Sirius Shipping Inc. (hierna: Sirius), gevestigd te St. Vincent & the Grenadines. Nidera is een handelsonderneming gevestigd te Zwitserland. (ii) Nidera heeft een lading witte rijst gekocht. Zij heeft een gedeelte van deze lading doorverkocht aan Alizés en Huilerie. Deze ladingen dienden te worden afgeleverd in respectievelijk Abidjan, Ivoorkust en Conakry, Port Guinee. (iii) De volledige lading rijst is ter vervoer naar Abidjan en Conakry ingeladen in de Pine Trader, een schip van Sirius. Op de ter zake afgegeven cognossementen 9

10 staat Sirius als carrier vermeld. (iv) De Pine Trader is gestrand voor de kust van Kaapstad. Het bedrijf [A] heeft de Pine Trader de haven van Kaapstad binnengesleept. De lading rijst is als gevolg van dit incident verloren gegaan. De Pine Trader had een casco- en een aansprakelijkheidsverzekering, maar de uitkeringen uit hoofde daarvan zijn niet ten goede gekomen aan Nidera c.s. [A] heeft beslag gelegd op de Pine Trader, het schip is verkocht en de opbrengst daarvan is aangewend voor de betaling van de lonen van de bemanningsleden en de openstaande hypothecaire schulden van Sirius. (v) Nadien heeft Sirius, vertegenwoordigd door [eiser], twee andere aan haar toebehorende schepen, de Oasis II en de Lundenes voor $ 1,-- per schip verkocht aan Taurus Shipholdings Co. Inc. Taurus werd bij de koop vertegenwoordigd door een persoon die tevens (mede)bestuurder van Sirius was. (vi) De voorzieningenrechter heeft aan Nidera c.s. verlof verleend om conservatoir (derden)beslag te leggen op twee huizen van [eiser] en op aan hem toebehorende bankrekeningen bij ABN AMRO Bank en de Rabobank. In het beslagrekest is aangevoerd dat [eiser] persoonlijk verwijtbaar heeft gehandeld. Deze verwijten betroffen de slechte onderhoudstoestand van de Pine Trader en onvoldoende hulpverlening nadat het schip was gestrand. (vii) Nidera c.s. hebben een bodemprocedure tegen [eiser] aanhangig gemaakt. Zij stelden daarin dat [eiser] persoonlijk ernstig verwijtbaar, en dus onrechtmatig tegenover hen heeft gehandeld, en herhaalden daartoe de in het beslagrekest reeds tot hem gerichte verwijten. De rechtbank heeft de vordering afgewezen op de grond dat naar het toepasselijke recht van St. Vincent and the Grenadines geen persoonlijke aansprakelijkheid van bestuurder [eiser] kan worden aangenomen. Nidera c.s. hebben hoger beroep tegen dit bodemvonnis ingesteld. Op de uitspraakdatum van het hierna in te vermelden, in kort geding gewezen, arrest van het hof was hierop nog niet beslist. (viii) Nidera c.s. hebben na de afwijzing van hun vordering in het hiervoor in (vii) vermelde vonnis van de rechtbank in de bodemprocedure en na het hierna in te vermelden vonnis van de voorzieningenrechter, maar nog vóór het hierna in te vermelden arrest van het hof in dit kort geding, de ten laste van [eiser] gelegde beslagen onvoorwaardelijk opgeheven In dit kort geding heeft [eiser] opheffing gevorderd van de hiervoor in 3.1 onder (vi) vermelde beslagen. Hij voerde daartoe aan dat het door Nidera c.s. ingeroepen recht ondeugdelijk was. Bij conclusie van antwoord voegden Nidera c.s., één dag voor de mondelinge behandeling, nog een derde grondslag toe aan de door hen gestelde vordering, namelijk dat de hiervoor in 3.1 onder (v) vermelde handelwijze van [eiser] paulianeus was De voorzieningenrechter heeft de gevraagde voorziening geweigerd. Hij was van oordeel dat zowel de vraag of de beslagen dienden te worden opgeheven, als de vraag of de vordering van Nidera c.s. (on)deugdelijk is, moet worden beantwoord naar Nederlands recht. De gevorderde opheffing werd afgewezen op de nader aangevoerde paulianagrond. Volgens de voorzieningenrechter viel voorshands niet uit te sluiten dat de bodemrechter zal oordelen dat [eiser] in dat opzicht persoonlijk verwijtbaar en dus onrechtmatig heeft gehandeld

11 [eiser] heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Het hof heeft het vonnis van de voorzieningenrechter bekrachtigd en [eiser] veroordeeld in de proceskosten. Het hof stelde voorop dat [eiser] voldoende belang had bij zijn beroep, ook nu dit alleen nog de proceskostenveroordeling in eerste aanleg betrof (rov. 2.6). Het hof verwierp de grief van [eiser] dat de voorzieningenrechter zijn beslissing ten onrechte heeft gebaseerd op de nader aangevoerde paulianagrond. Deze alsnog aangevoerde (grondslag van de) vordering heeft immers niet geleid tot een onredelijke bemoeilijking van de verdediging of onredelijke vertraging van het geding, ook al is deze grondslag pas daags voor de zitting aangevoerd. Dit impliceert niet dat een behoorlijke verdediging tegen die (grondslag van de) vordering niet mogelijk is, en daarvan is ook niet gebleken. Een doelmatige rechtspleging wordt erdoor gediend dat Nidera c.s. niet voor nieuw opgekomen vorderingen opnieuw beslag moeten leggen. Daarom is een eisvermeerdering als hier aan de orde, binnen de grenzen van een goede procesorde toelaatbaar. (rov. 2.7) Voorts is niet summierlijk gebleken van de ondeugdelijkheid van de vorderingen van Nidera c.s., en evenmin dat de beslagen onnodig zijn gelegd. De enkele omstandigheid dat de vorderingen in de bodemprocedure in eerste aanleg zijn afgewezen brengt dit niet mee, te minder nu hoger beroep is ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank. Het hof achtte zich binnen het bestek van dit kort geding niet in staat een beslissing te geven over de vraag welk recht van toepassing is op de vorderingen van Nidera c.s. Evenwel kon niet op voorhand worden gezegd dat de vordering, die is gebaseerd op schending van een op [eiser] persoonlijk rustende verplichting, geen steun vindt in het toepasselijke recht, ook niet als in het midden wordt gelaten welk recht dat is. In dit verband is mede van belang dat [eiser] het gestelde paulianeus handelen heeft erkend, zodat niet op voorhand kan worden gezegd dat een daarop gebaseerde vordering geen steun vindt in de feiten. (rov ) [eiser] heeft in dit licht te weinig gesteld om summierlijk van de ondeugdelijkheid van de vordering van Nidera c.s. te doen blijken of van de onnodigheid van het beslag, de wederzijdse belangen van partijen in aanmerking nemende. [eiser] is dus niet ten onrechte door de voorzieningenrechter in de proceskosten veroordeeld. (rov. 2.11) 3.3 De onderdelen zijn gericht tegen hetgeen het hof in rov. 2.7 heeft overwogen. De onderdelen houden in de kern in dat het hof, bij de beoordeling van de onderhavige vordering tot opheffing van de gelegde beslagen, ten onrechte mede de paulianagrondslag heeft betrokken, die niet in het beslagrekest is genoemd en in elk geval te laat is aangevoerd. Het oordeel van het hof dat [eiser] aldus niet in zijn verdediging is bemoeilijkt, is onbegrijpelijk. 3.4 Bij de beoordeling van de onderdelen wordt vooropgesteld dat de voorzieningenrechter deze "paulianagrondslag" klaarblijkelijk en alleszins begrijpelijk heeft opgevat als een door Nidera c.s. mede aan hun vordering ter verzekering waarvan het beslag is gelegd, ten grondslag gelegde onrechtmatige daad van [eiser] (zie hiervoor in 3.2.2, laatste zin). Deze onrechtmatige daad bestond volgens Nidera c.s. in een opzettelijke verkorting van hun verhaalsrecht op Sirius, welk verhaalsrecht is gebaseerd op door Sirius jegens hen gepleegde wanprestatie, daarin bestaande dat de door Sirius vervoerde lading rijst door haar schuld verloren is gegaan. Tegen deze uitleg is in hoger beroep niet opgekomen, en het hof heeft met zijn overwegingen over de "paulianagrondslag" kennelijk ditzelfde bedoeld. 11

12 3.5 Voor zover bij de beoordeling of een beslag moet worden opgeheven, de aannemelijkheid van de gestelde vordering ter zake waarvan het beslag is gelegd, wordt meegewogen, is de rechter niet gebonden aan de grondslagen voor die vordering welke in het beslagrekest zijn vermeld. Het staat hem in beginsel vrij zijn beslissing om het beslag niet op te heffen, (mede) te baseren op feiten en omstandigheden die niet in het beslagrekest waren vermeld, maar in het opheffingsgeding nader door de beslaglegger ten grondslag zijn gelegd aan de vordering ter verzekering waarvan het beslag is gelegd. 3.6 Voor zover de onderdelen zijn gebaseerd op een andere rechtsopvatting dan hiervoor in 3.5 is vermeld, falen zij om die reden. Voor zover de onderdelen motiveringsklachten bevatten tegen feitelijke oordelen van het hof, waaronder het oordeel dat de paulianagrondslag niet te laat is aangevoerd, falen zij omdat deze oordelen niet onbegrijpelijk zijn. 3.7 Onderdeel 2.1 voert, kort samengevat, aan (a) dat, indien het beslag inmiddels is opgeheven door de beslaglegger, daarmee per definitie summierlijk is gebleken van de ondeugdelijkheid van de vordering waarvoor beslag is gelegd, en (b) dat het hof, gelet op de hiervoor in 3.1 onder (vii) vermelde beslissing van de bodemrechter (de rechtbank), is uitgegaan van een onjuiste maatstaf bij de beoordeling of summierlijk van deze ondeugdelijkheid is gebleken. 3.8 De klachten falen. Het ligt op de weg van degene die opheffing van een conservatoir beslag vordert om aannemelijk te maken dat de door de beslaglegger gestelde vordering ondeugdelijk is. Indien het beslag in de loop van het geding door de beslaglegger wordt opgeheven en, bijvoorbeeld in verband met de proceskosten, nog slechts moet worden beoordeeld of de vordering tot opheffing daarvan had moeten worden toegewezen, rechtvaardigt het enkele feit van die opheffing door de beslaglegger niet het oordeel dat summierlijk is gebleken van de ondeugdelijkheid van de vordering waarvoor het beslag is gelegd. Aan de opheffing van een beslag kunnen immers vele motieven ten grondslag liggen. Ook de omstandigheid dat die vordering is afgewezen, rechtvaardigt dit oordeel niet zonder meer indien tegen het vonnis of arrest een rechtsmiddel is ingesteld. In een zodanig geval dienen de wederzijdse belangen van partijen te worden afgewogen, waarbij in aanmerking dient te worden genomen dat een conservatoir beslag naar zijn aard ertoe strekt om te waarborgen dat, zo een vooralsnog niet vaststaande vordering in de hoofdzaak wordt toegewezen, verhaal mogelijk zal zijn, terwijl de beslaglegger bij afwijzing van de vordering voor de door het beslag ontstane schade kan worden aangesproken. De omstandigheid dat de rechter in de hoofdzaak reeds uitspraak heeft gedaan, dient hierbij te worden meegewogen. Van de rechter kan overigens niet worden gevergd dat hij in zijn vonnis mede een voorlopige beoordeling geeft van de kans van slagen van het door de beslaglegger tegen het vonnis aangewende rechtsmiddel. (vgl. HR 30 juni 2006, ECLI:NL:HR:2006:AV1559, NJ 2007/483) 3.9 De overige in het middel aangevoerde klachten kunnen evenmin tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de 12

13 rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. 4 Beslissing De Hoge Raad: verwerpt het beroep; veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Nidera c.s. begroot op nihil. Dit arrest is gewezen door de vice-president F.B. Bakels als voorzitter en de raadsheren C.A. Streefkerk, A.H.T. Heisterkamp, G. de Groot en T.H. Tanja-van den Broek, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op 17 april

14 ECLI:NL:HR:2015:1600 Permanente link: Instantie Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 14/02087 Formele relaties Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:230 In cassatie op : ECLI:NL:GHARL:2013:9956, Bekrachtiging/bevestiging Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Cassatie Inhoudsindicatie Procesrecht, verbintenissenrecht. Schade als gevolg van onrechtmatig gelegd beslag. Vergoeding kosten ter voorbereiding gedingstukken en instructie van de zaak, art Rv, art. 6:96 lid 2 en 3 BW. Exclusieve en limitatieve regeling vergoeding proceskosten. Vindplaatsen Rechtspraak.nl NJB 2015/1199 RvdW 2015/747 Uitspraak 12 juni 2015 Eerste Kamer 14/02087 EE/TT Hoge Raad der Nederlanden Arrest in de zaak van: [eiser], wonende te [woonplaats], EISER tot cassatie, advocaat: mr. R.K. van der Brugge, t e g e n de coöperatie COÖPERATIEVE RABOBANK EMMEN-COEVORDEN U.A., gevestigd te Emmen, 14

15 VERWEERSTER in cassatie, niet verschenen. Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en Rabobank. 1 Het geding in feitelijke instanties Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken: a. het vonnis in de zaak /CV EXPL van de kantonrechter te Emmen van 10 april 2013; b. het arrest in de zaak /01 van het gerechtshof Arnhem- Leeuwarden van 31 december Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht. 2 Het geding in cassatie Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. Tegen Rabobank is verstek verleend. De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot vernietiging van het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Leeuwarden, van 31 december 2013 en afdoening als onder 2.20 van de conclusie vermeld en voor het overige tot bekrachtiging van dat arrest. De advocaat van [eiser] heeft bij brief van 25 maart 2015 op die conclusie gereageerd. 3 Beoordeling van de middelen 3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan. (i) De broers [eiser] en [A] zijn erfgenamen van hun ouders, die op 10 september 2009 zijn vermoord. Tot de nog onverdeelde nalatenschap van de ouders behoort hun huis. [eiser] en [A] zijn het niet eens over de wijze van verkoop van dat huis. (ii) Rabobank heeft een vordering op [A]. Na verkregen toestemming heeft Rabobank conservatoir beslag gelegd op het huis. Het beslagexploit vermeldt onder meer: Het beslag geldt voor het aandeel dat voornoemde [A] heeft op voormelde onroerende zaak, welke onroerende zaak in de betreffende onverdeelde nalatenschap valt (iii) [eiser] heeft in kort geding opheffing van dit beslag gevorderd. De voorzieningenrechter heeft het beslag opgeheven. Rabobank is van dit vonnis in hoger beroep gegaan. In hoger beroep hebben partijen een vaststellingsovereenkomst gesloten en is de zaak geroyeerd. De vaststellingsovereenkomst vermeldt onder meer: Over de eventuele schade voor [eiser] als gevolg van de handelwijze van de Rabobank, waaronder de kosten van [eiser] voor rechtsbijstand, kan op dit moment niet veel worden gezegd. Deze eventuele schade staat thans nog open. 15

16 3.2.1 In deze procedure heeft [eiser] gevorderd dat Rabobank wordt veroordeeld tot betaling aan hem van een bedrag van ,44. Hij heeft aan zijn vordering ten grondslag gelegd dat het beslag onrechtmatig is gelegd en dat hij daardoor schade heeft geleden. Rabobank heeft de vordering bestreden. Zij heeft aangevoerd dat zij geen misbruik van procesrecht heeft gemaakt en dat [eiser] dus slechts recht heeft op vergoeding van proceskosten volgens het geliquideerde tarief. De kantonrechter heeft de vordering afgewezen [eiser] heeft in hoger beroep zijn eis gewijzigd en, zakelijk weergegeven, gevorderd (i) voor recht te verklaren dat Rabobank onrechtmatig beslag heeft gelegd, (ii) Rabobank te veroordelen tot betaling van een bedrag van 7.808,44, en (iii) Rabobank te veroordelen tot betaling van de volledige proceskosten van de procedure in eerste aanleg en appel Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter vernietigd en, opnieuw rechtdoende, (i) voor recht verklaard dat Rabobank onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld door het hiervoor in 3.1 onder (i) bedoelde beslag te leggen, (ii) Rabobank veroordeeld tot betaling aan [eiser] van een bedrag van 2.079,-- met rente, en (iii) Rabobank veroordeeld in de kosten van de procedure in appel, te berekenen volgens het liquidatietarief. Het meer of anders gevorderde is afgewezen. Het hof overwoog daartoe eerst dat Rabobank, doordat zij op onjuiste wijze beslag heeft gelegd, onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld en de daardoor veroorzaakte schade dient te vergoeden (rov ). Vervolgens overwoog het hof: 6.5 In appel vordert [eiser] nog slechts de integrale vergoeding van de proceskosten, gemoeid met de procedure om het beslag opgeheven te krijgen en van deze procedure, strekkende tot het verkrijgen van die vergoeding. 6.6 Het hof is van oordeel dat gelet op het onrechtmatig gelegde beslag, [eiser] aanspraak heeft op vergoeding van zijn proceskosten. In de kort gedingprocedure bij de voorzieningenrechter in Zwolle is door de voorzieningenrechter te zijnen gunste een proceskostenveroordeling uitgesproken, berekend naar het liquidatietarief. Tegen deze proceskostenveroordeling heeft [eiser] geen (incidenteel) hoger beroep aangetekend. Daarop stuit zijn vordering om ook voor die eerste aanleg zijn advocaatkosten integraal vergoed te krijgen af. 6.7 Ten aanzien van de appelprocedure tegen dat vonnis die in een schikking is geëindigd, geldt dat de kosten van die procedure (zie paragraaf 5 van het procesverbaal van 28 juni 2012) nadrukkelijk buiten de bereikte schikking zijn gelaten. Het hof is van oordeel dat [eiser] hiervoor een vergoeding toekomt, doch dat die berekend dient te worden aan de hand van het toepasselijke liquidatietarief. Het hof overweegt daartoe dat er in een geval als hier aan de orde geen wettelijk (zoals artikel 50 Onteigeningswet) of jurisprudentieel toegekend recht bestaat op een integrale vergoeding van de nota's zoals die door de eigen rechtsbijstandverlener zijn verzonden. Het hof kan een dergelijke aanspraak ook niet afleiden uit het door [eiser] aangehaalde arrest van 8 juli 2011, ECLI:NL:HR:[2011:BQ1823]. [eiser] heeft gelijk dat het toepasselijke liquidatietarief evenmin dwingend is voorgeschreven en dat het hof daarvan kan 16

17 afwijken. Het hof acht daartoe evenwel onvoldoende reden aanwezig. Er zijn geen aanwijzingen dat Rabobank opzettelijk op onjuiste wijze beslag heeft gelegd. De gemaakte fout is meer van technische aard en wel zodanig dat noch de voorzieningenrechter te Zwolle, noch de kantonrechter te Emmen deze precies hebben onderkend. Het hof is dan ook van oordeel dat ook in de appelprocedure van het kort geding het liquidatietarief dient te worden toegepast. Dat leidt ertoe dat daarvoor nog een proceskostenveroordeling aan [eiser] toekomt, voor wat betreft het salaris van de advocaat te begroten op 2 punten naar tarief II, te vermeerderen met het in rekening gebrachte griffierecht. 6.8 In de onderhavige procedure geldt voor het appel hetzelfde. Daar heeft [eiser] recht op 3 punten naar tarief I, en op het in rekening gebrachte griffierecht in hoger beroep. ( ) 3.3 Middel I keert zich tegen hetgeen het hof heeft overwogen in zijn rov. 6.5 en 6.6. Volgens het middel zijn deze overwegingen onbegrijpelijk omdat [eiser] schadevergoeding heeft gevorderd op de voet van art. 6:96 leden 1 en 2 BW en dus niet vergoeding van proceskosten op de voet van art. 241 Rv. De gevorderde schadevergoeding betreft de voor de procedure tot opheffing van het beslag gemaakte kosten van zijn advocaat, de in die procedure gemaakte reiskosten van [eiser] zelf, diens gederfde inkomsten en de kosten van aangetekend verzonden brieven In cassatie dient tot uitgangspunt dat Rabobank onrechtmatig tegenover [eiser] heeft gehandeld door het onderhavige beslag te leggen. Zij is dan ook in beginsel gehouden de daardoor veroorzaakte schade volledig te vergoeden (art. 6:162 lid 1 BW). Het middel miskent echter dat de wetgever op dit uitgangspunt een uitzondering heeft gemaakt in de art. 6:96 lid 3 en 241 Rv ten aanzien van verrichtingen waarvoor de in de art Rv bedoelde kosten een vergoeding plegen in te sluiten, zoals die ter voorbereiding van gedingstukken en ter instructie van de zaak. In zoverre kan de wederpartij geen schadevergoeding vorderen op de voet van art. 6:96 lid 2 BW, maar zijn de regels betreffende proceskosten exclusief van toepassing. Zie aldus de M.v.T. Inv. bij art. 57 lid 6 (oud) Rv, dat correspondeert met het huidige art. 241 Rv, waarin onder meer het volgende is opgemerkt (Parl. Gesch. Wijziging Rv. e.a.w. (Inv. 3, 5 en 6), p. 36): dat het [artikel een] geval regelt van samenloop van de bepalingen betreffende proceskosten en die van artikel lid 2 onder b en c Nieuw B.W. In de memorie van antwoord betreffende Boek 6 wordt bij dit artikel opgemerkt dat de kosten van lid 2 onder b en c niet mede de proceskosten omvatten. Dit behoeft echter verduidelijking, omdat beide groepen van kosten elkaar kunnen overlappen. Te denken valt met name aan de kosten van voorbereiding van de dagvaarding en andere gedingstukken en die van de instructie van de zaak. Zo het tot een proces komt, moeten deze kosten begrepen worden in de salarissen en verschotten en plegen zij in deze vorm in belangrijke mate te worden vergoed ( ). Komt het echter niet tot een proces, dan zullen de kosten, voorzover zij redelijk zijn, krachtens artikel lid 2 onder b en c voor vergoeding in aanmerking komen. ( ) Tegen deze achtergrond is het wenselijk dat komt vast te staan dat in geval de hier bedoelde bepalingen samenlopen, omdat een procedure is aangespannen, 17

18 voor de onderhavige kosten geen vergoeding op grond van artikel kan worden toegekend, maar dat dan uitsluitend de bepalingen betreffende proceskosten van toepassing zijn. ( ) Dat de verliezende partij in de proceskosten pleegt te worden veroordeeld, vindt ( ) niet zijn grond in een verplichting tot schadevergoeding, maar in andere overwegingen die zich aldus laten samenvatten, dat het verbod van eigenrichting en de daarmee samenhangende, vrijwel onbeperkte vrijheid een ander in rechte te betrekken en zich in rechte tegen eens anders aanspraken te verdedigen, kan meebrengen dat het gerechtvaardigd is de kosten van het geding, voor zover zij niet ten laste van de overheid blijven, over partijen te verdelen op een wijze waarbij aan overwegingen van procesrisico en procesbeleid mede betekenis wordt toegekend, onder meer om te voorkomen dat de voormelde vrijheid door de vrees voor een veroordeling tot omvangrijke proceskosten in het gevaar zou worden gebracht ( ). Dit kan verklaren waarom de proceskosten waarin de verliezende partij veelal wordt veroordeeld vaak geen volledige vergoeding opleveren van hetgeen de winnende partij aan het proces ten koste heeft gelegd. ( ) Een volledige vergoedingsplicht is wel denkbaar, doch alleen in buitengewone omstandigheden ( ). Daarbij dient te worden gedacht aan misbruik van procesrecht en onrechtmatige daad Uit de wettekst en de zojuist aangehaalde toelichting volgt dat de art Rv, behoudens bijzondere omstandigheden, een zowel limitatieve als exclusieve regeling bevatten van de kosten waarin de partij die bij vonnis in het ongelijk wordt gesteld, kan worden veroordeeld. Deze regeling derogeert ingevolge art. 6:96 lid 3 BW in verbinding met art. 241 Rv aan art. 6:96 lid 2 BW. Zij derogeert eveneens aan het uitgangspunt dat hij die jegens een ander een onrechtmatige daad pleegt die hem kan worden toegerekend, verplicht is de schade die de ander dientengevolge lijdt, volledig te vergoeden. 3.5 Het hof heeft kennelijk geoordeeld dat de vordering tot schadevergoeding die [eiser] in zoverre heeft ingesteld, verrichtingen betreft waarvoor de in de art Rv bedoelde kosten een vergoeding plegen in te sluiten. Dit betreft niet alleen de in het opheffingsgeding gemaakte advocatenkosten, maar ook de bij die gelegenheid gemaakte reis- en verletkosten van [eiser], diens gederfde inkomsten en de kosten van aangetekende brieven. Aan dit oordeel ligt kennelijk mede ten grondslag dat art. 239 Rv bepaalt dat in zaken waarin partijen niet in persoon kunnen procederen, van de kosten van de wederpartij slechts de salarissen en verschotten van de advocaat van die wederpartij ten laste van de in het ongelijk gestelde partij kunnen worden gebracht. Om deze redenen heeft het hof de vordering tot schadevergoeding, die [eiser] heeft gebaseerd op art. 6:96 lid 2 BW, slechts toewijsbaar geacht tot het beloop van het bedrag dat wordt gerechtvaardigd door de regels betreffende proceskosten. Voor zover het middel dit oordeel met een rechtsklacht bestrijdt faalt het, omdat dit oordeel juist is. Voor zover het middel aanvoert dat dit oordeel onbegrijpelijk is omdat de bovenvermelde schadeposten niet vallen onder de verrichtingen waarvoor de in de art Rv bedoelde kosten een vergoeding plegen in te sluiten, faalt het omdat het oordeel van het hof alleszins begrijpelijk is, en voor verder onderzoek daarvan in cassatie geen plaats is. 3.6 Middel I faalt dus in zoverre. Ook de door overige door het middel, en door 18

19 middel II aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. 4 Beslissing De Hoge Raad: verwerpt het beroep; veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Rabobank begroot op nihil. Dit arrest is gewezen door de vice-president F.B. Bakels als voorzitter en de raadsheren A.H.T. Heisterkamp, G. Snijders, M.V. Polak en T.H. Tanja-van den Broek, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op 12 juni

20 ECLI:NL:HR:2015:251 Permanente link: Instantie Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 14/03627 Formele relaties Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:2114, Gevolgd In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2014:2515, (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen Rechtsgebieden Insolventierecht Bijzondere kenmerken Cassatie Inhoudsindicatie Faillissementsrecht. WSNP. Hoge Raad komt terug van regel (laatstelijk HR 22 december 2009, ECLI:NL:HR:2009:BK3574, NJ 2010/15) dat het faillissement van een vof steeds en noodzakelijkerwijs het faillissement van de vennoten ten gevolge heeft. Aard vof, afgescheiden vermogen; afzonderlijke vorderingen op vof en vennoten; schuldsaneringsregeling voor vennoten; HvJEU 15 december 2011, zaak C-191/10, ECLI:EU:C:2011:838, NJ 2012/258 (Rastelli); art. 6 EVRM. Afzonderlijke verzoeken en beoordeling nodig. Wetsverwijzingen Wetboek van Koophandel Wetboek van Koophandel 18 Faillissementswet Faillissementswet 4 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering 51 Vindplaatsen Rechtspraak.nl OR-Updates.nl NJB 2015/362 RvdW 2015/253 FutD Ondernemingsrecht 2015/41 met annotatie van A.J.S.M. Tervoort V-N 2015/19.25 RO 2015/28 RN 2015/39 JIN 2015/80 met annotatie van J. van der Kraan JOR 2015/181 met annotatie van Prof. mr. S.C.J.J. Kortmann en prof. mr. N.E.D. Faber JONDR 2015/323 JOW 2015/19 Ars Aequi AA met annotatie van M.J.G.C. Raaijmakers JBPR 2015/45 met annotatie van Mr. L. Krieckaert mr. J. Wind (red.)* annotatie in UDH:TvCu/11871 Uitspraak 6 februari

21 Eerste Kamer 14/03627 LH/EE Hoge Raad der Nederlanden Arrest in de zaak van: [eiser], wonende te [woonplaats], EISER tot cassatie, advocaat: mr. R.J. van Galen, t e g e n BEPRO B.V., gevestigd te Heusden, VERWEERSTER in cassatie, niet verschenen. Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en Bepro. 1 Het geding in feitelijke instanties Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken: a. het vonnis in de zaak C/01/277446/FT RK 14/587 en C/01/277448/FT RK 14/588 van de rechtbank Oost-Brabant van 12 mei 2014; b. het arrest in de zaak HV /01 van het gerechtshof s- Hertogenbosch van 10 juli Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht. 2 Het geding in cassatie Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. Bepro heeft geen verweerschrift ingediend. De zaak is voor [eiser] toegelicht door zijn advocaat. De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot vernietiging van het bestreden arrest. 3 Beoordeling van het middel 3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan. 21

22 ( i) Bepro heeft de rechtbank verzocht om onder meer de vennootschap onder firma VDV Totaalbouw (hierna: VDV) en haar (mede)vennoot [eiser] in staat van faillissement te verklaren. [eiser] heeft een verzoek ingediend tot het uitspreken van de toepassing van de schuldsaneringsregeling (hierna: het wsnp-verzoek). De rechtbank heeft de behandeling van het verzoek tot faillietverklaring geschorst totdat bij in kracht van gewijsde gegane uitspraak beslist zou zijn op het wsnpverzoek van [eiser]. (ii) Ten tijde van de mondelinge behandeling van zijn verzoek door de rechtbank heeft [eiser] het wsnp-verzoek ingetrokken in verband met het ontbreken van een verklaring als bedoeld in art. 285 lid 1, onder f, Fw, althans omdat het verzoek onvolledig was wegens het ontbreken van stukken. (iii) Bepro heeft [eiser] en VDV vervolgens doen oproepen voor een nader te houden faillissementszitting. Kort voor die zitting heeft [eiser] wederom een wsnp-verzoek ingediend (hierna: het tweede wsnp-verzoek). Bij het tweede wsnp-verzoek ontbraken (opnieuw) gegevens als bedoeld in art. 285 lid 1 Fw. (iv) De rechtbank heeft bij brief aan [eiser] medegedeeld: Op 31 maart 2014 is op de griffie van deze rechtbank uw verzoekschrift tot het uitspreken van de toepassing van de schuldsaneringsregeling binnen gekomen. Uw verzoekschrift is nog niet volledig. Bij uw verzoekschrift moeten de volgende stukken gevoegd zijn: [Opmerking Hoge Raad: volgt een opsomming, bestaande uit negen voorgedrukte rondjes tekst die alle negen zijn aangekruist] (...) 0 U dient een verklaring als bedoeld in artikel 285 van de Faillissementswet te overleggen. Om deze verklaring te verkrijgen dient u zich per ommegaande te wenden tot de afdeling schuldhulpverlening van uw gemeente. De aangekruiste stukken hebben wij niet aangetroffen. (...) U wordt verzocht ervoor te zorgen dat de ontbrekende stukken binnen één maand na dagtekening van deze brief bij de rechtbank aanwezig zijn. (...) ( v) [eiser] en VDV zijn bij de mondelinge behandeling van het faillissementsverzoek niet verschenen. (vi) VDV is op de dag van mondelinge behandeling in staat van faillissement verklaard. [eiser] is op dezelfde dag bij afzonderlijk vonnis eveneens in staat van faillissement verklaard [eiser] heeft verzet ingesteld tegen de vonnissen tot faillietverklaring van VDV en van hemzelf. De rechtbank heeft het verzet ongegrond verklaard [eiser] heeft hoger beroep ingesteld en heeft daarbij verzocht om (uitsluitend) de faillietverklaring van hemzelf te vernietigen en hem alsnog toe te laten tot de schuldsanering Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bekrachtigd. Het oordeelde dat de rechtbank gelet op art. 3a Fw nog geen beslissing omtrent het verzoek tot faillietverklaring van [eiser] had mogen nemen; naar het oordeel van het hof was het tweede wsnp-verzoek van [eiser] op dat moment namelijk nog aanhangig 22

23 (rov ). Dat laatste kon [eiser] echter niet baten. Het vonnis tot faillietverklaring van VDV, dat onherroepelijk was geworden, brengt immers mee dat ook [eiser] in staat van faillissement verkeert. [eiser] heeft daarom geen belang meer bij vernietiging van de in hoger beroep bestreden beslissing (rov ). 3.3 Het middel klaagt (in onderdeel 10) onder meer dat het in rov gegeven oordeel getuigt van een onjuiste rechtsopvatting. Betoogd wordt dat het onherroepelijk geworden vonnis tot faillietverklaring van VDV, anders dan het hof oordeelde, niet (noodzakelijkerwijs) het faillissement van de vennoten meebrengt. Het onderdeel bepleit dat de Hoge Raad terugkomt van zijn vaste rechtspraak terzake (zie onder meer HR 14 april 1927, NJ 1927/725 en laatstelijk HR 22 december 2009, ECLI:NL:HR:2009:BK3574, NJ 2010/15). Dit betoog is gelet op het navolgende gegrond Een vof heeft geen rechtspersoonlijkheid. Zij is een bij overeenkomst aangegane rechtsverhouding strekkende tot de uitoefening van een bedrijf onder gemeenschappelijke naam in een duurzaam samenwerkingsverband. De vof heeft wel een (van de vermogens van de vennoten) afgescheiden vermogen. Ondanks het ontbreken van rechtspersoonlijkheid wordt de vof in het maatschappelijk verkeer gezien en op diverse plaatsen in de wet (art. 51 Rv, art. 4 lid 3 Fw) behandeld als een afzonderlijk rechtssubject dat zelfstandig aan het rechtsverkeer kan deelnemen, wat strookt met het feit dat de vof een afgescheiden vermogen heeft. Ingevolge art. 18 WvK is elk der vennoten hoofdelijk verbonden voor de verbintenissen van de vof, wat betekent dat die verbintenissen ook op hen persoonlijk rusten. De schuldeisers van de vof kunnen daarom hun vorderingen op het privévermogen van de vennoten verhalen. Daarnaast kunnen de schuldeisers van de vof zich met voorrang boven de privéschuldeisers van de vennoten op het afgescheiden vermogen van de vof verhalen Het voorgaande verklaart mede dat een vof, hoewel zij geen rechtspersoonlijkheid heeft, als zodanig failliet kan worden verklaard. Wat de positie van de vennoten in dat faillissement betreft, bepaalt de Faillissementswet slechts dat de aangifte tot faillietverklaring van een vof ook de naam en de woonplaats van de vennoten moet inhouden (art. 4 lid 3 Fw). Hieruit kan niet worden afgeleid dat een faillissement van de vof steeds en zonder meer het faillissement van de vennoten meebrengt De omstandigheid dat een vof haar verplichtingen niet voldoet, kan het oordeel wettigen dat zij in de toestand verkeert dat zij heeft opgehouden te betalen. Indien zij op die grond failliet verklaard wordt zal, gelet op art. 18 WvK, het faillissement van de vennoten doorgaans onvermijdelijk zijn, maar dat behoeft niet noodzakelijkerwijs het geval te zijn. Zo kan een vennoot, in tegenstelling tot de vof zelf, voldoende (privé)vermogen hebben om zowel de schuldeisers van de vof als zijn privéschuldeisers te voldoen; ook als hij bepaalde vorderingen niet voldoet, brengt dat nog niet noodzakelijkerwijs mee dat hij in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen. Voorts is van belang dat, in verband met het feit dat de vof een 23

24 afgescheiden vermogen heeft, de vorderingen op de vof en op de vennoten als afzonderlijke (samenlopende) vorderingen moeten worden beschouwd, die onafhankelijk van elkaar kunnen worden ingesteld en verhaald. In verband daarmee is het mogelijk dat een vennoot een hem persoonlijk toekomend verweermiddel (bijvoorbeeld een tegenvordering) kan aanvoeren tegen de vordering van de aanvrager van het faillissement of van andere schuldeisers (vgl. HR 18 december 1959, ECLI:NL:HR:1959:BG9455, NJ 1960/121 en HR 13 december 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE9261, NJ 2004/212). Gelet op dit een en ander is het niet noodzakelijk dat, zoals de hiervoor in 3.3 genoemde rechtspraak inhoudt, het faillissement van de vennoten steeds en zonder meer intreedt als een gevolg van het faillissement van de vof Ook de invoering per 1 december 1998 van de schuldsaneringsregeling voor natuurlijke personen heeft tot gevolg dat de zojuist bedoelde regel niet langer op zijn plaats is. De toepassing van de schuldsaneringsregeling staat immers open voor natuurlijke personen met zakelijke schulden (vgl. onder meer Kamerstukken II , , nr. 3, p en 29-30, en nr. 6, p ). Dat brengt mee dat vennoten (natuurlijke personen) die een wsnp-verzoek hebben ingediend, niet zonder meer failliet verklaard dienen te worden indien het faillissement van de vof wordt uitgesproken Voorts is van belang dat in het arrest HvJEU 15 december 2011, zaak C-191/10, ECLI:EU:C:2011:838, NJ 2012/258 (Rastelli), punten 25-29, besloten ligt dat de rechter ten aanzien van elke schuldenaar afzonderlijk dient te bepalen of hem op grond van art. 3 lid 1 dan wel art. 3 lid 2 Insolventieverordening (Verordening (EG) nr. 1346/2000 betreffende insolventieprocedures) internationale bevoegdheid toekomt om een insolventieprocedure te openen. De regel van de hiervoor in 3.3 genoemde rechtspraak is daarmee niet te verenigen indien de vennootschap in Nederland is gevestigd en de vennoten in een andere lidstaat of andere lidstaten wonen. Ook in zoverre is die regel dus niet (langer) op zijn plaats Ten slotte staat het op gespannen voet met de aan art. 6 EVRM ten grondslag liggende beginselen om een vennoot in privé failliet te verklaren, zonder dat dit ook ten aanzien van hem afzonderlijk is verzocht en zonder dat is onderzocht of hij ook in privé verkeert in de toestand dat hij heeft opgehouden te betalen Op grond van het voorgaande komt de Hoge Raad terug van de hiervoor in 3.3 bedoelde regel dat het faillissement van een vof steeds en noodzakelijkerwijs het faillissement van de vennoten ten gevolge heeft Gelet op het hiervoor overwogene dient een schuldeiser, indien hij niet alleen het faillissement van de vof maar ook dat van de vennoten wil bewerkstelligen, dat in zijn verzoekschrift ten aanzien van ieder van hen afzonderlijk te verzoeken, en dient de rechter te onderzoeken of ook ten aanzien van de vennoten afzonderlijk aan de voorwaarden voor faillietverklaring is voldaan. Gelet op art. 18 WvK en de wenselijkheid dat de faillissementen van de vof en van de vennoten zoveel mogelijk tegelijk worden uitgesproken en afgewikkeld, verdient het overigens 24

JURISPRUDENTIE BURGERLIJK PROCESRECHT

JURISPRUDENTIE BURGERLIJK PROCESRECHT JURISPRUDENTIE BURGERLIJK PROCESRECHT SPREKER MR. DRS. P.J.J. VONK, SENIOR RAADSHEER HOF DEN HAAG, RECHTER-PLAATSVERVANGER RECHTBANK NOORD-HOLLAND 3 JULI 2015 12:00 13:00 UUR WWW.AVDRWEBINARS.NL Inhoudsopgave

Nadere informatie

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken: Uitspraak 6 februari 2015 Eerste Kamer 14/03627 LH/EE Hoge Raad der Nederlanden Arrest in de zaak van: [eiser], wonende te [woonplaats], EISER tot cassatie, advocaat: mr. R.J. van Galen, t e g e n BEPRO

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2017:1064. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:410, Gevolgd

ECLI:NL:HR:2017:1064. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:410, Gevolgd ECLI:NL:HR:2017:1064 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 09-06-2017 Datum publicatie 09-06-2017 Zaaknummer 16/04866 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:410,

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2014:156. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/00392

ECLI:NL:HR:2014:156. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/00392 ECLI:NL:HR:2014:156 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 24-01-2014 Datum publicatie 24-01-2014 Zaaknummer 13/00392 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:1257,

Nadere informatie

Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:21, Gevolgd In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2016:1717, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan

Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:21, Gevolgd In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2016:1717, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan ECLI:NL:HR:2017:571 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 31-03-2017 Datum publicatie 31-03-2017 Zaaknummer 16/03870 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:21,

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2013:37. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 12/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:BZ5416, Gevolgd

ECLI:NL:HR:2013:37. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 12/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:BZ5416, Gevolgd ECLI:NL:HR:2013:37 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 28-06-2013 Datum publicatie 04-07-2013 Zaaknummer 12/00171 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:BZ5416,

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2018:484. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 17/01642

ECLI:NL:HR:2018:484. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 17/01642 ECLI:NL:HR:2018:484 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 30-03-2018 Datum publicatie 30-03-2018 Zaaknummer 17/01642 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2018:46

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2017:130. Uitspraak. Permanente link:

ECLI:NL:HR:2017:130. Uitspraak. Permanente link: ECLI:NL:HR:2017:130 Permanente link: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ecli:nl:hr:2017:130 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 10 02 2017 Datum publicatie 10 02 2017 Zaaknummer 16/02729 Formele

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2017:3619

ECLI:NL:GHSHE:2017:3619 ECLI:NL:GHSHE:2017:3619 Instantie Datum uitspraak 15-08-2017 Datum publicatie 16-08-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch 200.216.119_01

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2007:BA7844 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHLEE:2007:BA7844 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHLEE:2007:BA7844 Instantie Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak 20-06-2007 Datum publicatie 25-06-2007 Zaaknummer 0600267 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2016:2505

ECLI:NL:GHSHE:2016:2505 ECLI:NL:GHSHE:2016:2505 Instantie Datum uitspraak 21-06-2016 Datum publicatie 24-04-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie - Vindplaatsen Uitspraak Gerechtshof

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2015:1871. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 14/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:589, Gevolgd

ECLI:NL:HR:2015:1871. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 14/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:589, Gevolgd ECLI:NL:HR:2015:1871 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 10-07-2015 Datum publicatie 10-07-2015 Zaaknummer 14/04610 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:589,

Nadere informatie

ECLI:NL:RBLIM:2017:4418

ECLI:NL:RBLIM:2017:4418 ECLI:NL:RBLIM:2017:4418 Instantie Rechtbank Limburg Datum uitspraak 04052017 Datum publicatie 15052017 Zaaknummer C/03/232895 / KG ZA 17112 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2016:65. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 14/05661

ECLI:NL:HR:2016:65. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 14/05661 ECLI:NL:HR:2016:65 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 15-01-2016 Datum publicatie 15-01-2016 Zaaknummer 14/05661 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:2048,

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2013:983. Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 18-10-2013 Datum publicatie

ECLI:NL:HR:2013:983. Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 18-10-2013 Datum publicatie ECLI:NL:HR:2013:983 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 18-10-2013 Datum publicatie 18-10-2013 Zaaknummer 12/03380 Formele relaties Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:52, Gevolgd In cassatie op : ECLI:NL:GHSGR:2012:BW8529,

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2013:3271 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2013:3271 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2013:3271 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 08-10-2013 Datum publicatie 06-01-2014 Zaaknummer 200.121.491-01 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:114, Gevolgd In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2014:2007, Bekrachtiging/bevestiging

Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:114, Gevolgd In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2014:2007, Bekrachtiging/bevestiging ECLI:NL:HR:2016:1271 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 24-06-2016 Datum publicatie 24-06-2016 Zaaknummer 14/04377 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:114,

Nadere informatie

In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2013:417, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:1483

In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2013:417, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:1483 ECLI:NL:HR:2014:2652 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 09-09-2014 Datum publicatie 10-09-2014 Zaaknummer 13/01257 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie In cassatie op

Nadere informatie

Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:293, Gevolgd In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2013:2338, Bekrachtiging/bevestiging

Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:293, Gevolgd In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2013:2338, Bekrachtiging/bevestiging ECLI:NL:HR:2014:1651 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 11-07-2014 Datum publicatie 11-07-2014 Zaaknummer 13/04531 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:293,

Nadere informatie

Hoge Raad der Nederlanden

Hoge Raad der Nederlanden 4 november 2016 Eerste Kamer 15/00920 LZ/IF Hoge Raad der Nederlanden Arrest in de zaak van: tegen STICHTING PENSIOENFONDS PERSONEELSDIENSTEN, gevestigd te Amsterdam, VOOR VERWEERSTER in cassatie, advocaat:

Nadere informatie

Rechtspraak.nl - Print uitspraak

Rechtspraak.nl - Print uitspraak pagina 1 van 6 Zoekresultaat - inzien document ECLI:NL:HR:2015:2191 Permanente link: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ecli:nl:hr:2015:2191 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 14-08-2015 Datum

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2013:4437 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHARL:2013:4437 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHARL:2013:4437 Instantie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak 25-06-2013 Datum publicatie 23-07-2013 Zaaknummer 200.115.689 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Hoger beroep

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2014:3066

ECLI:NL:GHDHA:2014:3066 ECLI:NL:GHDHA:2014:3066 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 09-09-2014 Datum publicatie 25-09-2014 Zaaknummer 200.133.088/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2015:20

ECLI:NL:GHARL:2015:20 ECLI:NL:GHARL:2015:20 Instantie Datum uitspraak 06-01-2015 Datum publicatie 16-01-2015 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Zaaknummer 14/00053, 14/00054 en 14/00055 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere

Nadere informatie

Rechtspraak.nl - Print uitspraak

Rechtspraak.nl - Print uitspraak pagina 1 van 6 Zoekresultaat - inzien document ECLI:NL:RBAMS:2014:6139 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 13-08-2014 Datum publicatie 19-09-2014 Zaaknummer HA ZA 14-295 Rechtsgebieden Civiel

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2016:7955 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHARL:2016:7955 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHARL:2016:7955 Instantie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak 04-10-2016 Datum publicatie 28-10-2016 Zaaknummer 200.177.389 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Hoger beroep

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2016:24. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 14/03918

ECLI:NL:HR:2016:24. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 14/03918 ECLI:NL:HR:2016:24 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 15-01-2016 Datum publicatie 15-01-2016 Zaaknummer 14/03918 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:1701,

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2015:6585

ECLI:NL:GHARL:2015:6585 ECLI:NL:GHARL:2015:6585 Instantie Datum uitspraak 08-09-2015 Datum publicatie 26-10-2015 Zaaknummer 200.134.402 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Civiel

Nadere informatie

LJN: BV6124,Voorzieningenrechter Rechtbank Arnhem, Datum uitspraak: Datum publicatie:

LJN: BV6124,Voorzieningenrechter Rechtbank Arnhem, Datum uitspraak: Datum publicatie: LJN: BV6124,Voorzieningenrechter Rechtbank Arnhem, 225359 Datum uitspraak: 15-02-2012 Datum publicatie: Rechtsgebied: 17-02-2012 Handelszaak Soort procedure: Kort geding Inhoudsindicatie: In deze zaak

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2013:873 Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie Datum publicatie Zaaknummer 12/04481

ECLI:NL:PHR:2013:873 Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie Datum publicatie Zaaknummer 12/04481 ECLI:NL:PHR:2013:873 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie 20-09-2013 Datum publicatie 08-11-2013 Zaaknummer 12/04481 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2004:AR2782

ECLI:NL:HR:2004:AR2782 ECLI:NL:HR:2004:AR2782 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 03-12-2004 Datum publicatie 03-12-2004 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie R03/145HR Conclusie: ECLI:NL:PHR:2004:AR2782

Nadere informatie

http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ecli:nl:rbove...

http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ecli:nl:rbove... Rechtspraak.nl Print uitspraak 1 of 5 071215 09:02 Zoekresultaat inzien document ECLI:NL:RBOVE:2013:1448 Permanente link: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ecl Instantie Rechtbank Overijssel

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2008:BD1383 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie

ECLI:NL:PHR:2008:BD1383 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie ECLI:NL:PHR:2008:BD1383 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak 20-06-2008 Datum publicatie 20-06-2008 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie C07/041HR

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZWB:2016:4850

ECLI:NL:RBZWB:2016:4850 ECLI:NL:RBZWB:2016:4850 Instantie Datum uitspraak 19-07-2016 Datum publicatie 01-12-2016 Rechtbank Zeeland-West-Brabant Zaaknummer AWB - 15 _ 5497 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBGEL:2013:CA1901

ECLI:NL:RBGEL:2013:CA1901 ECLI:NL:RBGEL:2013:CA1901 Instantie Rechtbank Gelderland Datum uitspraak 04-06-2013 Datum publicatie 04-06-2013 Zaaknummer AWB 13/675 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2008:BG6664 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2008:BG6664 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2008:BG6664 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 03-06-2008 Datum publicatie 12-02-2009 Zaaknummer 104.003.290 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

zaaknummer rechtbank Amsterdam : C/13/5545011KG ZA 13-1428 arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 22 juli 2014

zaaknummer rechtbank Amsterdam : C/13/5545011KG ZA 13-1428 arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 22 juli 2014 arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM afdeling civiel recht en belastingrecht, team II zaaknummer :200.140.465101 KG zaaknummer rechtbank Amsterdam : C/13/5545011KG ZA 13-1428 arrest van de meervoudige burgerlijke

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ0634

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ0634 ECLI:NL:GHARL:2013:BZ0634 Instantie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak 24-01-2013 Datum publicatie 05-02-2013 Zaaknummer 200.113.026 Rechtsgebieden Personen- en familierecht Bijzondere kenmerken

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2015:9831

ECLI:NL:GHARL:2015:9831 ECLI:NL:GHARL:2015:9831 Instantie Datum uitspraak 22-12-2015 Datum publicatie 31-12-2015 Zaaknummer 200.173.880 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Civiel

Nadere informatie

Bijzondere kenmerken Kort geding Inhoudsindicatie Opheffen conservatoir beslag. Onjuist en/of onvolledig informeren van beslagrechter.

Bijzondere kenmerken Kort geding Inhoudsindicatie Opheffen conservatoir beslag. Onjuist en/of onvolledig informeren van beslagrechter. Rechtspraak.nl Print uitspraak 1 of 5 261015 11:10 Zoekresultaat inzien document ECLI:NL:RBMNE:2013:3231 Permanente link: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ecl Instantie Datum uitspraak 19072013

Nadere informatie

ECHTSCHEIDINGS PROCESRECHT SPREKER MR. H.A. GERRITSE 9 APRIL 2015 09:00-11:15 WWW.AVDRWEBINARS.NL

ECHTSCHEIDINGS PROCESRECHT SPREKER MR. H.A. GERRITSE 9 APRIL 2015 09:00-11:15 WWW.AVDRWEBINARS.NL ECHTSCHEIDINGS PROCESRECHT SPREKER MR. H.A. GERRITSE 9 APRIL 2015 09:00-11:15 WWW.AVDRWEBINARS.NL Inhoudsopgave Mr. H.A. Gerritse Jurisprudentie Hoge Raad 4 maart 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP1402, met betrekking

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2016:2884. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 15/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:1003, Gevolgd

ECLI:NL:HR:2016:2884. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 15/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:1003, Gevolgd ECLI:NL:HR:2016:2884 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 16-12-2016 Datum publicatie 16-12-2016 Zaaknummer 15/04494 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:1003,

Nadere informatie

pagina 1 van 5 ECLI:NL:RBDHA:2014:6145 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 20-05-2014 Datum publicatie 04-06-2014 Zaaknummer Rechtsgebieden AWB-13_10151 Belastingrecht Bijzondere kenmerken Bodemzaak

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2004:AM2358

ECLI:NL:HR:2004:AM2358 1 of 5 3-8-2014 18:56 ECLI:NL:HR:2004:AM2358 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 16-01-2004 Datum publicatie 16-01-2004 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden C02/239HR Conclusie: ECLI:NL:PHR:2004:AM2358

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARN:2006:AZ6239

ECLI:NL:GHARN:2006:AZ6239 ECLI:NL:GHARN:2006:AZ6239 Instantie Gerechtshof Arnhem Datum uitspraak 14-11-2006 Datum publicatie 17-01-2007 Zaaknummer 2006/346 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2016:2356. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 15/00920

ECLI:NL:HR:2016:2356. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 15/00920 ECLI:NL:HR:2016:2356 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 04-11-2016 Datum publicatie 04-11-2016 Zaaknummer 15/00920 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:238,

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2016:1678

ECLI:NL:RBAMS:2016:1678 ECLI:NL:RBAMS:2016:1678 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 24-03-2016 Datum publicatie 29-03-2016 Zaaknummer KK EXPL 16-200 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

JIN 2013/174, Hof Arnhem-Leeuwarden, , ECLI:NL:GHARL:2013:6823, , (annotatie) ECLI:NL:GHARL:2013:6823

JIN 2013/174, Hof Arnhem-Leeuwarden, , ECLI:NL:GHARL:2013:6823, , (annotatie) ECLI:NL:GHARL:2013:6823 JIN 2013/174 JIN 2013/174, Hof Arnhem-Leeuwarden, 17-09-2013, ECLI:NL:GHARL:2013:6823, 200.090.368, (annotatie) INHOUDSINDICATIE Personenvennootschappen, Ontvankelijkheid maatschap GA DIRECT NAAR GEGEVENS

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOVE:2014:2411

ECLI:NL:RBOVE:2014:2411 ECLI:NL:RBOVE:2014:2411 Instantie Rechtbank Overijssel Datum uitspraak 18-04-2014 Datum publicatie 07-05-2014 Zaaknummer C/08/154383 / KG-ZA 14-130 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Kort

Nadere informatie

Zoekresultaat inzien document ECLI:NL:HR:2016:2222. Uitspraak

Zoekresultaat inzien document ECLI:NL:HR:2016:2222. Uitspraak Zoekresultaat inzien document ECLI:NL:HR:2016:2222 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 30 09 2016 Datum publicatie 30 09 2016 Zaaknummer 15/01943 Formele relaties Rechtsgebieden Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:473,

Nadere informatie

ECLI:NL:RBARN:2010:BM1303

ECLI:NL:RBARN:2010:BM1303 ECLI:NL:RBARN:2010:BM1303 Instantie Rechtbank Arnhem Datum uitspraak 14-04-2010 Datum publicatie 15-04-2010 Zaaknummer 198015 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Kort geding

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2016:5140 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHAMS:2016:5140 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01 ECLI:NL:GHAMS:2016:5140 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 29-11-2016 Datum publicatie 06-02-2017 Zaaknummer 200.174.828/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBSGR:2006:AY9580

ECLI:NL:RBSGR:2006:AY9580 ECLI:NL:RBSGR:2006:AY9580 Instantie Datum uitspraak 05-09-2006 Datum publicatie 06-10-2006 Rechtbank 's-gravenhage Zaaknummer AWB 05/37675 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Vreemdelingenrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2014:2773

ECLI:NL:GHDHA:2014:2773 ECLI:NL:GHDHA:2014:2773 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 21-03-2014 Datum publicatie 18-09-2014 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie BK-13/00269

Nadere informatie

2.1. X leeft van een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand. Op deze uitkering worden de lopende huurbetalingen volledig ingehouden.

2.1. X leeft van een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand. Op deze uitkering worden de lopende huurbetalingen volledig ingehouden. beschikking RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND Afdeling Civiel recht kantonrechter zittinghoudende te Utrecht zaaknummer: 2534388 UE VERZ 13805 GD/4243 Beschikking van 13 december 2013 inzake X wonende te Arnhem,

Nadere informatie

ECLI:NL:RBARN:2008:BD8513

ECLI:NL:RBARN:2008:BD8513 ECLI:NL:RBARN:2008:BD8513 Instantie Rechtbank Arnhem Datum uitspraak 12-06-2008 Datum publicatie 24-07-2008 Zaaknummer AWB 07/3464 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2013:8624

ECLI:NL:GHARL:2013:8624 ECLI:NL:GHARL:2013:8624 Instantie Datum uitspraak 12-11-2013 Datum publicatie 28-11-2013 Zaaknummer 13/00542 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2007:BB8805 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 1659/05

ECLI:NL:GHAMS:2007:BB8805 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 1659/05 ECLI:NL:GHAMS:2007:BB8805 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 30-08-2007 Datum publicatie 14-12-2007 Zaaknummer 1659/05 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2007:BB0648 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHLEE:2007:BB0648 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHLEE:2007:BB0648 Instantie Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak 25-07-2007 Datum publicatie 31-07-2007 Zaaknummer 0600466 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Hoger

Nadere informatie

Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:57, Gevolgd In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2014:5348, Bekrachtiging/bevestiging

Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:57, Gevolgd In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2014:5348, Bekrachtiging/bevestiging ECLI:NL:HR:2016:1052 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 03-06-2016 Datum publicatie 03-06-2016 Zaaknummer 15/00912 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:57,

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2013:3247 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2013:3247 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2013:3247 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 08-10-2013 Datum publicatie 06-01-2014 Zaaknummer 200.035.875-01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

Rechtspraak.nl - Print uitspraak

Rechtspraak.nl - Print uitspraak ECLI:NL:HR:2014:1405 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 13-06-2014 Datum publicatie 13-06-2014 Zaaknummer 13/05858 Formele relaties Rechtsgebieden Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:289 Civiel recht Bijzondere

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2015:1379

ECLI:NL:GHSHE:2015:1379 ECLI:NL:GHSHE:2015:1379 Instantie Datum uitspraak 17-04-2015 Datum publicatie 17-04-2015 Zaaknummer 14/01065 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch

Nadere informatie

1 Het geding in feitelijke instanties

1 Het geding in feitelijke instanties Uitspraak 14 februari 2014 nr. 13/00475 Arrest gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te s-gravenhage van 18 december 2012, nr. 12/00169,

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2016:2885. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 15/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:1004, Gevolgd

ECLI:NL:HR:2016:2885. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 15/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:1004, Gevolgd ECLI:NL:HR:2016:2885 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 16-12-2016 Datum publicatie 16-12-2016 Zaaknummer 15/04731 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:1004,

Nadere informatie

Vindplaatsen Rechtspraak.nl. Uitspraak

Vindplaatsen Rechtspraak.nl. Uitspraak ECLI:NL:HR:2017:5 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 06-01-2017 Datum publicatie 06-01-2017 Zaaknummer 15/03526 Formele relaties In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2015:2209, (Gedeeltelijke) vernietiging

Nadere informatie

ECLI:NL:RBARN:2010:BN9752

ECLI:NL:RBARN:2010:BN9752 ECLI:NL:RBARN:2010:BN9752 Instantie Rechtbank Arnhem Datum uitspraak 04-10-2010 Datum publicatie 07-10-2010 Zaaknummer 205064 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Eerste aanleg

Nadere informatie

Rechtspraak.nl - Zoeken in uitspraken

Rechtspraak.nl - Zoeken in uitspraken Page 1 of 5 LJN: BD7584, Hoge Raad, 07/12596 Datum uitspraak: 07-11-2008 Datum publicatie: 07-11-2008 Rechtsgebied: Civiel overig Soort procedure: Cassatie Inhoudsindicatie: Internationaal privaatrecht.

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2017:147 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHAMS:2017:147 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01 ECLI:NL:GHAMS:2017:147 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 17-01-2017 Datum publicatie 23-03-2017 Zaaknummer 200.189.286/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2010:BM1206

ECLI:NL:HR:2010:BM1206 ECLI:NL:HR:2010:BM1206 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 24-09-2010 Datum publicatie 24-09-2010 Zaaknummer 08/03539 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BM1206

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2017:613

ECLI:NL:GHARL:2017:613 ECLI:NL:GHARL:2017:613 Instantie Datum uitspraak 31-01-2017 Datum publicatie 10-02-2017 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Zaaknummer 16/00072 en 16/00073 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2016:2707. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 15/05236

ECLI:NL:HR:2016:2707. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 15/05236 ECLI:NL:HR:2016:2707 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 25-11-2016 Datum publicatie 25-11-2016 Zaaknummer 15/05236 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:874,

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2016:6102

ECLI:NL:RBDHA:2016:6102 ECLI:NL:RBDHA:2016:6102 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 26-05-2016 Datum publicatie 23-06-2016 Zaaknummer AWB - 15 _ 5196 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2016:171

ECLI:NL:GHSHE:2016:171 ECLI:NL:GHSHE:2016:171 Instantie Datum uitspraak 21-01-2016 Datum publicatie 26-01-2016 Gerechtshof 's-hertogenbosch Zaaknummer 200.164.903/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Personen-

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2005:AU3334 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 04/04123

ECLI:NL:GHAMS:2005:AU3334 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 04/04123 ECLI:NL:GHAMS:2005:AU3334 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 20-09-2005 Datum publicatie 05-10-2005 Zaaknummer 04/04123 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBGEL:2016:6801

ECLI:NL:RBGEL:2016:6801 pagina 1 van 5 ECLI:NL:RBGEL:2016:6801 Instantie Rechtbank Gelderland Datum uitspraak 20-12-2016 Datum publicatie 20-12-2016 Zaaknummer AWB - 15 _ 5684 Rechtsgebieden Belastingrecht Bijzondere kenmerken

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZWB:2017:1655

ECLI:NL:RBZWB:2017:1655 ECLI:NL:RBZWB:2017:1655 Instantie Datum uitspraak 09-03-2017 Datum publicatie 24-04-2017 Rechtbank Zeeland-West-Brabant Zaaknummer BRE - 15 _ 7280 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2017:9611

ECLI:NL:GHARL:2017:9611 ECLI:NL:GHARL:2017:9611 Instantie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak 07-11-2017 Datum publicatie 10-11-2017 Zaaknummer 16/01141 Formele relaties Eerste aanleg: ECLI:NL:RBNNE:2016:3790, Bekrachtiging/bevestiging

Nadere informatie

ECLI:NL:RBLIM:2017:3845

ECLI:NL:RBLIM:2017:3845 ECLI:NL:RBLIM:2017:3845 Instantie Rechtbank Limburg Datum uitspraak 26042017 Datum publicatie 27042017 Zaaknummer 5494929 \ CV EXPL 1610633 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Verbintenissenrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2017:3565

ECLI:NL:RBROT:2017:3565 ECLI:NL:RBROT:2017:3565 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 19-04-2017 Datum publicatie 10-05-2017 Zaaknummer C/10/507047 / HA ZA 16-758 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2017:1341

ECLI:NL:GHDHA:2017:1341 ECLI:NL:GHDHA:2017:1341 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 10-05-2017 Datum publicatie 17-05-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie BK-16/00396

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2010:BO2558

ECLI:NL:HR:2010:BO2558 ECLI:NL:HR:2010:BO2558 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 02-11-2010 Datum publicatie 03-11-2010 Zaaknummer 09/00354 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BO2558

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2014:1211 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer HD

ECLI:NL:GHSHE:2014:1211 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer HD ECLI:NL:GHSHE:2014:1211 Instantie Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak 29-04-2014 Datum publicatie 01-05-2014 Zaaknummer HD 200.136.561_01 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Hoger

Nadere informatie

De Rechtbank te 's-gravenhage (nr. AWB 10/5062) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.

De Rechtbank te 's-gravenhage (nr. AWB 10/5062) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard. 11 Oktober 2013 nr. 12/04012 Arrest gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-gravenhage van 10 juli 2012, nr. BK-11/00544,

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2003:AL7059

ECLI:NL:HR:2003:AL7059 1 of 6 12-10-2014 15:31 ECLI:NL:HR:2003:AL7059 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 05-12-2003 Datum publicatie 08-12-2003 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden C02/183HR Conclusie: ECLI:NL:PHR:2003:AL7059

Nadere informatie

LJN: BP4803, Hoge Raad, 10/04523. Datum uitspraak: 20-05-2011 Datum publicatie: 20-05-2011. Rechtsgebied: Civiel overig Soort procedure: Cassatie

LJN: BP4803, Hoge Raad, 10/04523. Datum uitspraak: 20-05-2011 Datum publicatie: 20-05-2011. Rechtsgebied: Civiel overig Soort procedure: Cassatie LJN: BP4803, Hoge Raad, 10/04523 Datum uitspraak: 20-05-2011 Datum publicatie: 20-05-2011 Rechtsgebied: Civiel overig Soort procedure: Cassatie Inhoudsindicatie: Onteigening. Verzuim tot betekening cassatieverklaring

Nadere informatie

ECLI:NL:RBHAA:2010:BN9920

ECLI:NL:RBHAA:2010:BN9920 ECLI:NL:RBHAA:2010:BN9920 Instantie Rechtbank Haarlem Datum uitspraak 23-09-2010 Datum publicatie 08-10-2010 Zaaknummer 171924 / KG ZA 10-360 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2009:BG2238 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie

ECLI:NL:PHR:2009:BG2238 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie ECLI:NL:PHR:2009:BG2238 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak 30-01-2009 Datum publicatie 30-01-2009 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie C07/181HR

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2016:2711

ECLI:NL:GHSHE:2016:2711 ECLI:NL:GHSHE:2016:2711 Instantie Datum uitspraak 05-07-2016 Datum publicatie 08-07-2016 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch 200.183.368_01

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2014:3351. Uitspraak. Datum uitspraak 21 11 2014 Datum publicatie 21 11 2014 Zaaknummer 13/04422 Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:1744, Gevolgd

ECLI:NL:HR:2014:3351. Uitspraak. Datum uitspraak 21 11 2014 Datum publicatie 21 11 2014 Zaaknummer 13/04422 Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:1744, Gevolgd ECLI:NL:HR:2014:3351 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 21 11 2014 Datum publicatie 21 11 2014 Zaaknummer 13/04422 Formele relaties Rechtsgebieden Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:1744, Gevolgd Civiel recht

Nadere informatie

JURISPRUDENTIE ONDERNEMINGSRECHT SPREKER 3 NOVEMBER 2015 12:00 13:00 WWW.AVDR.NL

JURISPRUDENTIE ONDERNEMINGSRECHT SPREKER 3 NOVEMBER 2015 12:00 13:00 WWW.AVDR.NL JURISPRUDENTIE ONDERNEMINGSRECHT SPREKER PROF. MR. C. A. SCHWARZ HOOGLERAAR HANDELS- EN ONDERNEMINGSRECHT MAASTRICHT UNIVERSITY 3 NOVEMBER 2015 12:00 13:00 WWW.AVDR.NL Inhoudsopgave Prof. Mr. C. A. Schwarz

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2007:AZ6118 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 00636/06

ECLI:NL:PHR:2007:AZ6118 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 00636/06 ECLI:NL:PHR:2007:AZ6118 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak 06-03-2007 Datum publicatie 06-03-2007 Zaaknummer 00636/06 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZWB:2017:3691

ECLI:NL:RBZWB:2017:3691 ECLI:NL:RBZWB:2017:3691 Instantie Datum uitspraak 15-06-2017 Datum publicatie 20-07-2017 Rechtbank Zeeland-West-Brabant Zaaknummer AWB - 16 _ 2238 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht

Nadere informatie

Uitspraak. Vindplaatsen Rechtspraak.nl NJF 2013/114 S&S 2013/98 GERECHTSHOF AMSTERDAM DERDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER BESCHIKKING.

Uitspraak. Vindplaatsen Rechtspraak.nl NJF 2013/114 S&S 2013/98 GERECHTSHOF AMSTERDAM DERDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER BESCHIKKING. Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 16-10-2012 Datum publicatie 31-01-2013 Zaaknummer 200.107.628/01 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie Géén appelverbod

Nadere informatie

Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:506, Gevolgd In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2015:188, (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen

Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:506, Gevolgd In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2015:188, (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen ECLI:NL:HR:2016:2447 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 28-10-2016 Datum publicatie 28-10-2016 Zaaknummer 15/02011 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:506,

Nadere informatie

24 juni Eerste Kamer 14/ Hoge Raad der Nederlanden. Arrest. in de zaak van: 1. De stichting STICHTING BETAALD VOETBAL VITESSE-ARNHEM,

24 juni Eerste Kamer 14/ Hoge Raad der Nederlanden. Arrest. in de zaak van: 1. De stichting STICHTING BETAALD VOETBAL VITESSE-ARNHEM, 24 juni 2016 Eerste Kamer 14/06313 EE Hoge Raad der Nederlanden Arrest in de zaak van: 1. De stichting STICHTING BETAALD VOETBAL VITESSE-ARNHEM, gevestigd te Arnhem, 2. B.V. VITESSE, gevestigd te Arnhem,

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARN:2011:BQ7402

ECLI:NL:GHARN:2011:BQ7402 ECLI:NL:GHARN:2011:BQ7402 Instantie Gerechtshof Arnhem Datum uitspraak 31-05-2011 Datum publicatie 08-06-2011 Zaaknummer 200.070.709/01 Formele relaties Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZLY:2010:BN3723, Bekrachtiging/bevestiging

Nadere informatie

ECLI:NL:RBARN:2010:BN2186

ECLI:NL:RBARN:2010:BN2186 ECLI:NL:RBARN:2010:BN2186 Instantie Rechtbank Arnhem Datum uitspraak 06-07-2010 Datum publicatie 23-07-2010 Zaaknummer AWB 10/180, 10/181, 10/508, 10/513, 10/684 en 10/685 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken

Nadere informatie

ECLI:NL:RBNHO:2014:8414

ECLI:NL:RBNHO:2014:8414 ECLI:NL:RBNHO:2014:8414 Instantie Datum uitspraak 16-06-2014 Datum publicatie 13-11-2014 Rechtbank Noord-Holland Zaaknummer 2896454 CV EXPL 14-830 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

ECLI:NL:RBGRO:2010:BO8890

ECLI:NL:RBGRO:2010:BO8890 ECLI:NL:RBGRO:2010:BO8890 Instantie Rechtbank Groningen Datum uitspraak 21-10-2010 Datum publicatie 24-12-2010 Zaaknummer AWB 09/1378 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht

Nadere informatie