MAAI-EENHEDEN MET 5, 7 & 11 MESSEN

Transcriptie

1 FORM NO Rev A MODELNR & HOGER MODELNR & HOGER MODELNR & HOGER REELMASTER 6000 SERIE GEBRUIKERS- HANDLEIDING MAAI-EENHEDEN MET 5, 7 & 11 MESSEN The Toro Company 1998

2 Specificaties CONSTRUCTIE MESSENKOOIEN: Fairway messenkooien. 5, 7 of 11 messen, geheel gelast. BEREIK MAAIHOOGTE: 5 messen: 19 mm tot 38 mm 7 messen: 12,7 mm tot 28 mm 11 messen: 9,5 mm tot 19 mm NB: Gebruik snijplaat Onderdeelnr voor maaihoogte-instellingen korter dan 12,7 mm. MESSENKOOI-DIAMETER: 17,7 mm. AANDRIJVING: De motors van de messenkooi zijn voorzien van een snelkoppelsysteem waardoor ze snel aan de maai-eenheid kunnen worden vastgekoppeld of hiervan worden losgekoppeld. De maai-eenheden kunnen aan beide zijden worden aangedreven. AFSTELLEN MAAIHOOGTE & ROLLER: De maaihoogte-instelling wordt uitgevoerd aan de achterste roller met pin waarmee de maaihoogte snel ingesteld kan worden, en/of met de fijnafstelling met schroefdraad. De positie van de voorste roller is instelbaar, voor het afstellen van de maaihoogte. MAAIFREQUENTIE: 9,5 mm 31,7 mm. Het toerental van de messenkooien wordt automatisch aangepast om de juiste maairesultaten te behalen. Het toerental van de messenkooi wordt voortdurend berekend op basis van de werkelijke voorwaartse snelheid, het type messenkooi (aantal messen) en de maaihoogte. ROLLERS: Voorste rollers: Wiehle rollers met een diameter van 7,62 cm. Optionele volle rollers met een diameter van 7,62 cm, Onderdeelnr zijn leverbaar voor de voorzijde. Achterste rollers: Volle rollers met een diameter van 6,35 cm. Alle rollers gebruiken dezelfde degelijke kogellagers met twee conventionele eenlippige afdichting en een Toro labyrint afdichting waardoor vier afdichtposities ontstaan ter bescherming van de lagers. ROLLER-SCHRAAPSETS: Roller-schraper, voorzijde Onderdeelnr Roller-schraper, set, achterzijde Onderdeelnr (1 per set) AFSTELLEN VAN SNIJPLAAT EN SNIJBALK: Enkelpunts-afstelmechanisme. 2

3 Het afstellen van de maai-eenheid BELANGRIJK: Lees deze gebruikershandleiding grondig door alvorens de maai-eenheid in gebruik te nemen. Indien dit wordt verzuimd, kan dit tot gevolg hebben dat de maai-eenheid wordt beschadigd of dat de maaikwaliteit te wensen overlaat. BELANGRIJK: Toro adviseert nadrukkelijk een uitlijnplaat te gebruiken bij het samenstellen of afstellen van elk type maai-eenheid. De uitlijnplaat zorgt ervoor dat de afstellingen nauwkeurig en consistent kunnen worden uitgevoerd. HET UITLIJNEN VAN DE SNIJPLAAT OP DE MESSENKOOI (Afb. 24) 1. U heeft een sleutel van 19 mm nodig om de stelknop van de snijplaat te kunnen verdraaien. Met elke inkeping op de knop wordt de snijplaat 0,013 mm verplaatst (Afb. 2). NB: Met de linker en rechter zijde van de maaieenheden worden gezien vanuit de positie van de gebruiker (Afb. 1). Afbeelding 2 1. Stelknop snijplaat 2. Kantel de maai-eenheid achterover om toegang te krijgen tot de messenkooi en de snijplaat (Afb. 3). Afbeelding 1 Nadat de maai-eenheid uit de verpakking is verwijderd, volgt u de volgende procedures om er zeker van te zijn dat de maai-eenheden correct worden afgesteld. 1. Controleer beide zijden van de messenkooi op de aanwezigheid van vet. Het vet dient duidelijk zichtbaar te zijn in de lagers en gleuven in de as van de messenkooien. 2. Zorg ervoor dat alle bouten en moeren goed vast zitten. 3. Zorg ervoor dat de ophanging van het draagframe vrij kan bewegen en niet wordt geblokkeerd wanneer het vooruit of achteruit wordt bewogen. 4. Lijn de snijplaat uit op de messenkooi. 5. Zorg ervoor dat de voorste en achterste rollers horizontaal en correct zijn afgesteld. 6. Stel de maaihoogte in. Afbeelding 3 3. Steek aan één van de zijden van de messenkooi een lange strook krantenpapier tussen de messenkooi en de snijplaat. Draai de messenkooi langzaam tegen de snijplaat in en verdraai tegelijkertijd de stelknop van de messenkooi met de wijzers van de klok mee, klik voor klik, totdat het papier licht bekneld wordt, waardoor u een lichte weerstand voelt als u eraan trekt. 4. Controleer of er aan de andere zijde van de messenkooi licht contact bestaat door aan het papier te trekken. Indien er geen duidelijk contact is of indien er een opening is, is de snijplaat niet parallel op de messenkooi uitgelijnd. Ga verder met stap

4 5. Draai lichtjes de (2) borgmoeren los waarmee de naaf van het draaipunt links aan de zijplaat is gemonteerd (Afb. 4). 6. Draai de stelschroef van de naaf van het draaipunt rond totdat er aan de linker zijde een iets grotere opening ontstaat tussen de messen van de messenkooi en de snijplaat dan aan de rechter zijde (Afb. 4). 7. Steek een lange strook droog krantenpapier aan de rechter zijde van de messenkooi tussen de messenkooi en de snijplaat. Draai de messenkooi langzaam tegen de snijplaat in en verdraai tegelijkertijd de stelknop van de messenkooi met de wijzers van de klok mee, klik voor klik, totdat het papier licht bekneld wordt, waardoor u een lichte weerstand voelt als u eraan trekt. HET AFSTELLEN VAN DE STAND VAN DE MAAI-EENHEID Met behulp van de verstelbare beugels voor en achter kan de stand van de maai-eenheid traploos worden afgesteld. Met stand wordt bedoeld de hoek die de snijplaat maakt ten opzichte van de grond. De stand heeft een aanzienlijke uitwerking op de prestaties van de maai-eenheid. Alle maai-eenheden van een bepaalde machine moeten onder dezelfde hoek zijn afgesteld. Doorgaans zijn minder agressieve standen geschikter voor lagere maaihoogte-instellingen, terwijl voor hogere maaihoogte-instellingen een agressievere stand vereist is. Een te platte hoek kan ertoe leiden dat de snijbalk of delen van de messenkooi het gazon raken, waardoor het wordt opengesneden of beschadigd. De minimaal aanbevolen hoek is 2 graden. De beste stand van de maai-eenheid is afhankelijk van de gazoncondities en de gewenste resultaten. De stand van de maai-eenheid kan afgesteld moeten worden tijdens het maaiseizoen om rekening te houden met verscheidene gazoncondities. Door ervaring met de maaieenheid op het gazon kunt het beste bepalen welke instelling het beste gebruikt kan worden. Slijtage aan de snijplaat en de messenkooi al leiden tot een verandering in de stand van de maai-eenheid, welke gecompenseerd dient te worden tijdens het installeren en de verdere levensduur van de maai-eenheid. Afbeelding 4 1. Naaf draaipunt 2. Borgmoeren naaf draaipunt 3. Stelschroef naaf draaipunt 8. Verdraai de stelschroef van het draaipunt totdat de opening tussen de messen en de snijplaat aan beide zijden gelijk is. 9. Draai de borgmoeren vast om de naaf van het draaipunt links aan de zijplaat te bevestigen en controleer de afstelling. Onderstaand overzicht geeft bij benadering de afmetingen voor het installeren van een nieuwe maaieenheid op 6 graden. Aan de hand van geobserveerde resultaten kunnen er wijzigingen worden uitgevoerd. INSTRUCTIES VOOR HET INSTALLEREN VAN EEN MAAI- EENHEID NB: Indien de uiteindelijke gewenste maaihoogteinstellingen afwijken van hetgeen in het overzicht staat vermeld, selecteert u de set positiegaten die het dichtst bij de gewenste maaihoogte in de buurt komen. Gebruik de bovenste tapbouten om de uiteindelijke stand af te stellen. NB: Zet de maaihoogte achter aanvankelijk circa 9,5 mm lager zodat u de afstellingen gemakkelijker uit kunt voeren. 4

5 Gewenste maaihoogte Positiegaten achter Gat zijplaat achterste maai-eenheid Draadafstand achter R Boven Onder Draadafstand voorste roller F *9,5 mm X X 13,5 mm 13,9 mm *12,7 mm X X 14,2 mm 9,1 mm 15,9 mm X X 17,5 mm 6,1 mm 19,0 mm X X 13,7 mm 2,8 mm 22,2 mm X X 17,0 mm 0,0 mm 25,4 mm X X 13,2 mm 3,6 mm 28,6 mm X X 16,5 mm 6,6 mm 31,8 mm X X 12,9 mm 9,7 mm 34,9 mm X X 16,0 mm 12,9 mm 38,1 mm X X 12,5 mm 16,3 mm *Optionele snijplaat voor kort maaien (Onderdeelnr ) is benodigd voor maaihoogtes korter dan 12,7 mm **Draadafstand achter is 4,8 mm kleiner bij aanvankelijke afstelling. Afstand beugel achter = R Afbeelding 5 1. Tapbout maaihoogte-afstelling 2. Maaihoogtesteun 3. Pin voor snel instellen maaihoogte 4. Rollerbeugel Positiegaten snel instellen maaihoogte Afbeelding 6 1. Zijplaat 2. Maaihoogtesteun 3. Gat boven 4. Gat onder Afstand beugel voor = F Afbeelding 7 5

6 VOORLOPIGE AFSTELLING MAAI- HOOGTE EN VOORSTE ROLLER Bij het installeren van een maai-eenheid, of bij het afstellen of bij het aan de maai-eenheid installeren van een voorste of achterste roller, gaat u als volgt te werk: 1. Controleer of er contact is tussen messenkooi en snijplaat alvorens de maaihoogte af te stellen. 2. Selecteer de initiële positie van de voorste rollerbeugel en positiegaten van de achterste roller voor de gewenste maaihoogte (Afb. 5, 6 & overzicht). 3. Plaats de maai-eenheid op een horizontaal oppervlak (uitlijnplaat). 4. Plaats een strip van 11,3 mm of dikker onder de messen en tegen de snijrand van de snijplaat. Zorg ervoor dat de strip de messen over de gehele lengte bedekt. De achterste roller mag geen contact maken met het oppervlak (Afb. 8). 7. Draai de bovenste en onderste moeren van de voorste rollerbeugels vast met een moment van Nm. 8. Controleer nogmaals of de roller contact maakt met het papier om na te gaan of de positie van de roller niet veranderd is, en parallel loopt aan de messenkooi. DEFINITIEVE INSTELLING VAN DE MAAIHOOGTE 1. Gebruik een meetlat, Toro Onderdeelnr of gelijkwaardig (Afb. 9) om de kop van de schroef op de gewenste maaihoogte af te stellen. Deze afmeting wordt gemeten vanaf de bovenkant van de lat tot aan de onderkant van de kop van de schroef. 1 2 CONTACT OVER DE GEHELE LENGTE BIJ A EN B LIJNT DE VOORSTE ROLLER UIT OP DE MESSENKOOI Afbeelding 9 1. Definitieve maaihoogte-afstelling 2. Voorste roller 3. Meetlat Afbeelding 8 1. Achterste roller 2. Voorste roller 3. Messenkooi 4. B 5. Horizontaal oppervlak 6. Snijplaat 7. Strip 5. Beweeg de maai-eenheid naar voren (op de messen en de stalen strip) totdat de voorste roller contact maakt met het horizontale oppervlak. De messen en de snijplaat moeten contact houden met de strip. 6. Stel de voorste beugels af totdat beide zijden van de roller contact maken met het horizontale oppervlak. Gebruik een strook papier of controleer op het oog of er een opening bestaat tussen de uiteinden van de roller en het horizontale oppervlak Plaats de meetlat over de voorste en achterste rollers. Aan beide zijden controleren (Afb. 10). Afstellen voor zover nodig. BELANGRIJK: Wanneer deze correct zijn afgesteld, maken de voorste en achterste rollers contact met de meetlat en valt de kop van de schroef juist over de snijrand van de snijplaat aan beide zijden van de messenkooi. Als de maaihoogte of de stand opnieuw moeten worden afgesteld, kunt u de voorstel of de achterste roller afstellen. Controleer de uitlijning nogmaals met behulp van een stuk papier en een uitlijnplaat nadat de afstellingen zijn uitgevoerd.

7 1. Meetlat Afbeelding 10 BELANGRIJK: Elke messenkooi moet consistent worden afgesteld. Kleine verschillen in de maaihoogte of de hoek tussen de maai-eenheden kunnen leiden tot een inconsistente maaikwaliteit. HET AFSTELLEN VAN GRASSCHERM EN VINNEN Stel grasscherm en/of de vinnen af in de gewenste hoek met het oog op het uitwerpen van het gras. Voor de beste verdeling voor de meeste condities: 1. Plaats de maai-eenheid op een vlak horizontaal oppervlak. 2. Om de vinnen te verstellen, haakt u de voorste bevestigingslip los en plaatst u deze in de positiegaten voor recht vooruit of onder een hoek. 3. Om de hoek van het grasscherm te verstellen, draait u de tapbout los (Afb. 11) waarmee het scherm links aan de zijplaat wordt bevestigd, zet het scherm in de gewenste hoek en draai de schroef vast. 1. Schermvin 2. Grasscherm 3. Tapbout Afbeelding 11 HET AFSTELLEN VAN HET ACHTERSCHERM Onder de meeste condities wordt de beste verspreiding bereikt wanneer het achterscherm gesloten is (uitstoot naar voren). Onder zware omstandigheden of in natte situaties, kan het achterscherm worden geopend. 1. Om het achterscherm te openen draait u de tapbouten los waarmee het scherm aan elke zijplaat is bevestigd. Draai vervolgens het scherm in de open positie en draai de schroeven vast. HET AFSTELLEN VAN DE LIFTKETTING De ketting waarmee het draagframe aan de maai-eenheid is bevestigd, bepaalt de hoeveelheid speling voor vooruit-achteruit roteren en de vrije hoogte boven de grond tijdens transport en omdraaien. De ketting bestaat uit 13 schakels. De ketting is in de fabriek afgesteld op de elfde schakel, voor een goede functionering voor de meeste fairways. Voor een ruwere ondergrond kan de ketting worden ingekort om de vrije ruimte boven de grond te vergroten. Om beter te kunnen draaien voor plaatsen met veel contouren kunt u de ketting langer maken. NB: De positie van de schroef in de schakel is van invloed op de lengte van de ketting. 7

8 HET AFSTELLEN VAN DE STAND VAN DE MAAI-EENHEID 1 (MEETLAT MET TWEE SCHROEVEN) De stand van de maai-eenheid kan worden versteld of gecontroleerd met behulp van een meetlat, Toro Onderdeelnr , die is uitgerust met twee schroeven en drie positiegaten. De tweede schroef wordt gebruikt om in het middelste gat om de stand van de maai-eenheid te verstellen of te controleren: 1. Stel de voorste schroefhoogte af op de definitieve maaihoogte-afstelling (Afb. 12). 2. Stel de achterste schroef af, afstand B, lager dan de voorste instelling (Afb. 12). 5,3 mm (,20") 8 3,8 mm (,15") 6 2,3 mm (,09") 4 1,0 mm (,04") Snijplaat Afbeelding 13 Afbeelding 14 Afbeelding Afstellen voor maaihoogte-afstelling 3. Plaats een meetlat over de voorste en achterste roller. De kop van de schroef van de voorste roller moet net over de snijrand van de snijplaat vallen en het uiteinde van de achterste schroef dient contact te maken met de onderkant van de snijplaat (Afb. 13 & 14). De voorste en achterste roller dienen contact te maken met de meetlat. Controleer de stand aan elke zijde. 8

9 Het wetten van de maai-eenheden GEVAAR De messenkooien kunnen stil komen te staan tijdens het wetten. Probeer niet de messenkooien met de hand opnieuw op gang te brengen, of deze aan te raken tijdens het wetten. Schakel de motor uit en verdraai de stelknop van de maaihoogte één positie richting A. NB: Tijdens het wetten werken de voorste units samen, en werken ook de achterste units samen. 1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, laat de maai-eenheden zakken, schakel de motor uit, activeer de parkeerrem en zet de ENABLE/DISABLE [INSCHAKELEN/UIT- SCHAKELEN] knop in de DISABLE positie. 2. Ontgrendel de stoel en haal hem omhoog om bij de besturing te kunnen komen. 3. Open de afdekplaat van de besturing en verdraai de selectieknop van de maaihoogte in positie P. NB: Het toerental van het wetten kan worden verhoogd door de selectieknop van de maaihoogte op A te zetten. Met elke positie wordt het toerental met circa 60 tpm verhoogd. Nadat de selectieknop is verzet, wacht u 30 seconden zodat het systeem kan reageren op het nieuwe ingestelde toerental. 4. Voer de voorlopige afstellingen tussen messenkooi en snijplaat uit voor het wetten, voor alle maaieenheden die moeten worden gewet. 5. Start de motor en laat deze stationair draaien. GEVAAR Om lichamelijk letsel te voorkomen moet u nooit uw handen of voeten in de buurt houden van de messenkooien terwijl de motor loopt. Door het motortoerental te veranderen, kunnen de messenkooien stil komen te staan. Verander nooit het toerental tijdens het wetten. Wetten mag uitsluitend gebeuren bij een stationair toerental. Probeer nooit de messenkooien met uw hand of voet te verdraaien terwijl de motor loopt. 6. Selecteer met behulp van de schakelaar voor het wetten of de voorste of achterste messenkooien moeten worden gewet. GEVAAR Om lichamelijk letsel te voorkomen, moet u ervoor zorgen dat u uit de buurt bent van de maai-eenheden voordat u verder gaat. 7. Zet de ENABLE/DISABLE [INSCHAKELEN/- UITSCHAKELEN] schakelaar in de ENABLE/IN- SCHAKELEN positie. Zet de hendel voor neerlaten maaier/liftbediening naar voren om het wetten te beginnen voor de aangegeven messenkooien. 8. Breng wetmiddel aan met behulp van een borstel met een lange handgreep (Toro Onderdeelnr ). Gebruik nooit een borstel met een korte handgreep. 9. Indien de messenkooien stil komen te staan of onregelmatig gaan lopen tijdens het wetten, zal het lampje van het wetten gaan knipperen en zullen de messenkooien worden uitgeschakeld. Indien dit gebeurt, draait u de maaihoogte selectieknop één positie verder naar A. Zet vervolgens de EN- ABLE/DISABLE schakelaar in de DISABLE [UITSCHAKELEN] positie en daarna weer in de ENABLE [INSCHAKELEN] positie. Om verder te gaan met wetten, zet u de hendel voor neerlaten maaier/liftbediening naar voren. 10. Om de maai-eenheden af te kunnen stellen tijdens het wetten, schakelt u de messenkooien UIT (OFF) door de hendel voor neerlaten maaier/liftbediening naar achteren te halen; zet de ENABLE/DISABLE schakelaar op DISABLE [UITSCHAKELEN] en schakel de motor uit (OFF). Herhaal stap 5 9 nadat de afstellingen zijn uitgevoerd. 11. Herhaal de procedure voor alle maai-eenheden die moeten worden gewet. 12. Nadat het wetten is afgerond, zet u de schakelaar voor het wetten weer op OFF [uit], laat u de stoel weer omlaag en wast u alle wetmiddel van de maai-eenheden af. Stel de maai-eenheden af voor zover nodig. BELANGRIJK: Indien de schakelaar voor het wetten niet wordt teruggezet in de OFF positie na het wetten, zullen de maai-eenheden niet correct worden opgehaald of functioneren. 9

10 Smering HET SMEREN VAN LAGERS, LAGERBUSSEN EN DRAAIPUNTEN Elke maai-eenheid is voorzien van (6) smeerpunten/nippels (Afb. 15) die regelmatig moeten worden gesmeerd met Nr.2 smeervet op lithiumbasis voor algemene doeleinden. Afbeelding 15 De in Afbeelding 15 aangegeven locaties voor de smeerpunten bevinden zich aan beide zijden van de maaieenheid. BELANGRIJK: Door de maai-eenheden onmiddellijk na een wasbeurt te smeren, wordt het water uit de lagers verwijderd en zorgt dit voor een verlengde levensduur. 1. Veeg elk smeerpunt schoon met behulp van een schone doek. 2. Breng smeer aan totdat u weerstand voelt op de spuit. NB: Breng smeer aan in de gaatjes van het lager totdat er een kleine hoeveelheid zichtbaar wordt aan de binnenzijde van de afdichting van de messenkooi. 3. Verwijder eventueel overtollig vet. 10

11

12