Ruimtelijke onderbouwing Garages Jacob Catsstraat Middelburg

Transcriptie

1 GEMEENTE MIDDELBURG Ruimtelijke onderbouwing Garages Jacob Catsstraat Middelburg

2 gemeente titel Middelburg Ruimtelijke onderbouwing Garages Jacob Catsstraat Middelburg projectnummer datum status MB definitief

3 INHOUD 1 INLEIDING Aanleiding Vigerend bestemmingsplan Opbouw ruimtelijke onderbouwing 6 2 BESTAANDE EN BEOOGDE SITUATIE Bestaande situatie Beoogde situatie 9 3 BELEIDSKADERS Rijksbeleid Provinciaal beleid Gemeentelijk beleid 12 4 KWALITEIT VAN DE LEEFOMGEVING Archeologie Cultuurhistorie Bodem Milieuzonering Geluidhinder Externe veiligheid Overige kabels en leidingen Luchtkwaliteit Flora en fauna Water 17 5 ECONOMISCHE UITVOERBAARHEID 19 6 PROCEDURELE ASPECTEN 21 7 MOTIVERING Afweging Conclusie 23 3

4 Figuur 1: Ligging projectlocatie 4

5 1 INLEIDING 1.1 Aanleiding Het perceel Jacob Catsstraat 44 te Middelburg (zie figuur 1) kent in de bestaande situatie enkele verouderde gebouwen, veelal schuren en overkappingen. Samen met het gebruik van de gronden als opslag en stort leverde dit tot voor kort een rommelig beeld op. Zowel qua uitstraling als qua gebruik past dit niet (langer) in de Jacob Catsstraat, die overwegend bestaat uit woonpercelen. Vanuit die achtergrond is door DHC Vastgoed een plan gemaakt om het perceel opnieuw in te richten en er garageboxen te realiseren. Hiermee wordt zowel de huidige situatie opgeruimd, als een mogelijkheid geboden voor extra stallings- of bergingsruimte voor omwonenden uit de buurt. Het plan is daarom goed ontvangen in de buurt en ook de gemeente is bereid medewerking te verlenen. Het huidige bestemmingsplan biedt echter onvoldoende ruimte om het plan toe te staan. Om af te kunnen wijken van het bestemmingsplan is deze ruimtelijke onderbouwing opgesteld, waarmee wordt aangetoond dat met het plan sprake is van een goede ruimtelijke ordening. 1.2 Vigerend bestemmingsplan Het vigerende bestemmingsplan voor de projectlocatie is het plan Nieuw Middelburg zoals vastgesteld op 19 december Ter plaatse is de bestemming Wonen opgenomen met de functieaanduiding garage. Figuur 2: uitsnede vigerend bestemmingsplan 5

6 Conform de bestemmingsregels zijn ter plaatse van deze aanduiding uitsluitend garageboxen en bergplaatsen toegestaan. De aanduiding garage is overigens alleen binnen het bouwvlak opgenomen, dat wil zeggen binnen de dikke omlijning uit figuur 2. Over deze bestemming ligt de dubbelbestemming Waarde Archeologie 3, ter bescherming van archeologische waarden. Hieraan is de regeling gekoppeld dat bij bodemingrepen groter dan 500 m 2 én dieper dan 40 cm eerst archeologisch onderzoek verricht moet worden. Gelet op het beperkte bouwvlak behoort de bouw van de garageboxen, die ook op het achterterrein worden beoogd, niet direct tot de mogelijkheden. 1.3 Opbouw ruimtelijke onderbouwing De ruimtelijke onderbouwing is als volgt opgebouwd. In dit hoofdstuk is de aanleiding voor het opstellen van deze ruimtelijke onderbouwing omschreven. Hoofdstuk twee volgt hierop met een beschrijving van zowel de bestaande als de beoogde situatie. De beoogde situatie wordt in hoofdstuk 3 afgezet tegen het ruimtelijk beleidskader en in hoofdstuk 4 wordt de ontwikkeling getoetst aan de relevante onderzoeksaspecten. De economische uitvoerbaarheid en de procedurele aspecten komen in respectievelijk hoofdstuk 5 en 6 aan bod, waarna de onderbouwing wordt afgesloten met een integrale conclusie in hoofdstuk 7. 6

7 7

8 Figuur 3: Foto s huidige situatie 8

9 2 BESTAANDE EN BEOOGDE SITUATIE 2.1 Bestaande situatie Context De projectlocatie is gelegen aan de Jacob Catsstraat, ten noordoosten van het centrum van Middelburg en net buiten de vestingwerken. Het perceel grenst aan de voorzijde aan de Jacob Catsstraat en sluit aan de drie overige zijden aan op omliggende woonpercelen. Voor op het perceel, staan drie garages met de voorzijde naar de weg gekeerd en in lijn met de naastgelegen woningen. Dit bouwwerk is gesitueerd tegen de zijperceelsgrens met het woonperceel Jacob Catsstraat 48. Tussen deze bebouwing en de zijdelingse perceelsgrens met woonperceel Jacob Catsstraat 42, ligt de entree naar het achtererf. Daarop staan diverse schuurtjes en overkappingen in verwaarloosde staat, zoals weergegeven in figuur 3. Het perceel is geheel verhard, deels in de vorm van bebouwing en voor het overige deel in de vorm van straatwerk. 2.2 Beoogde situatie Zoals in de inleiding reeds kort omschreven, worden op het perceel garageboxen beoogd. Het plan dat hiervoor is uitgewerkt omvat 12 garageboxen. Zoals uit figuur 4 blijkt, worden er daarvan 5 op rij gesitueerd tegen de achtergrens van het perceel. Door deze vijf garageboxen niet de volledige breedte van het perceel te laten beslaan, ontstaat bovendien een achterpad voor de daarachter liggende woningen aan de Veerse Singel Nog eens 4 garageboxen worden tegen de zuidelijke perceelsgrens aan gesitueerd. De resterende 3 garageboxen worden met hun rug tegen de achterzijde gesitueerd van de drie bestaande garages voor op het perceel. Dat is overigens de enige bebouwing uit de bestaande situatie dat behouden blijft. Door deze situering, ontstaat tussen de garageboxen een binnenterrein dat voldoende ruim is voor auto s om te manoeuvreren. Dit binnenterrein zal geheel verhard worden aangelegd. De ontsluiting van het perceel blijft ongewijzigd, dus langs de noordelijke zijperceelsgrens en uitkomend op de Jacob Catsstraat. Onder de situatietekening, is tevens een aanzicht weergegeven van het blok van 4 garageboxen dat tegen de zuidelijke perceelsgrens wordt gesitueerd. De garageboxen worden plat afgedekt en zijn per stuk circa 3 meter breed, 6,5 meter diep en 2,5 meter hoog. Los van het aantal garageboxen, worden de blokken met 3 en 5 garageboxen overeenkomstig dit aanzicht en deze maatvoering gerealiseerd. 9

10 Figuur 4: Beoogde situatie 10

11 3 BELEIDSKADERS De beoogde ontwikkeling dient te passen binnen het vigerende en toekomstige ruimtelijk beleid. Om die reden wordt in dit hoofdstuk ingegaan op relevante rijks-, provinciale en gemeentelijke beleidsnotities. 3.1 Rijksbeleid Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 inwerking getreden. Deze structuurvisie vervangt de Nota Ruimte. De structuurvisie geeft een integraal kader voor het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de kapstok voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de structuurvisie schetst het rijk ambities tot 2040 en doelen, belangen en opgaven tot De leidende gedachte in de SVIR is ruimte maken voor groei en beweging. De SVIR is de eerste rijksnota die de onderwerpen infrastructuur en ruimte integraal behandelt. In de SVIR richt het Rijk zich vooral op decentralisatie. De verantwoordelijkheid wordt verplaatst van rijksniveau naar provinciaal en gemeentelijk niveau. Ambities tot 2040 zijn onder andere het aansluiten van woon- en werklocaties op de (kwalitatieve) vraag en het zoveel mogelijk benutten van locaties voor transformatie en herstructurering. Ook wil het Rijk ervoor zorgen dat in 2040 een veilige en gezonde leefomgeving met een goede milieukwaliteit wordt geboden. Dit moet voor zowel het landelijk als het stedelijk gebied gelden. In de SVIR is verder vastgelegd, dat provincies en (samenwerkende) gemeenten verantwoordelijk zijn voor programmering van verstedelijking. Om zorgvuldig ruimtegebruik te bevorderen heeft het Rijk enkel nog een ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen (gebaseerd op de SER-ladder ). Gelet op de aard en omvang van dit plan, werpt de SVIR geen belemmeringen op, mede vanwege de ligging binnen bestaand stedelijk gebied. Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) Het rijk legt met het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), de nationale ruimtelijke belangen juridisch vast. Het Barro is op 30 december 2011 inwerking getreden. Onderwerpen waarvoor het rijk ruimte vraagt, zijn onder andere de mainportontwikkeling van Rotterdam, bescherming van de waterveiligheid in het kustfundament en in en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen. Het Barro heeft geen consequenties voor voorliggend plan. 3.2 Provinciaal beleid Omgevingsplan Zeeland Op 28 september 2012 hebben Provinciale Staten van Zeeland het Omgevingsplan Zeeland vastgesteld. In dit plan staat het voorstel van het college voor het nieuwe omgevingsbeleid van eind 2012 tot en met eind Het Omgevingsplan geeft de provinciale visie op Zeeland en waar de komende jaren door de Provincie op wordt ingezet. Kort samengevat: veel ruimte voor economische ontwikkeling, een gezonde en veilige woonomgeving en goede kwaliteit van bodem, water, natuur en landschap. Het plan past binnen dit beleid gelet op de kwaliteit van de leefomgeving die hiermee versterkt wordt. 11

12 Verordening ruimte provincie Zeeland Samenwerking tussen de provincie, andere overheden en maatschappelijke organisaties staat in het Omgevingsplan centraal. Een aantal uitgangspunten vindt de provincie van zo n groot belang dat ze worden opgenomen in een verordening die bindend is voor gemeenten. Hierin zijn onder andere regels voor uitbreiding van bedrijventerreinen en woonwijken, bescherming van natuurgebieden en regionale waterkeringen opgenomen. Ladder van duurzame verstedelijking In aansluiting op het Rijksbeleid wordt ook in de provinciale Verordening ruimte de ladder van duurzame verstedelijking vastgelegd. Stedelijke ontwikkelingen dienen zodoende te voorzien in een aantoonbare (regionale) behoefte en maken zoveel mogelijk gebruik van beschikbare ruimte binnen bestaand stedelijk gebied. Indien dit laatste niet mogelijk blijkt, dient de locatie in ieder geval multimodaal ontsloten te worden. Gelet op de aard en omvang van dit plan, werpt de provinciale verordening geen belemmeringen op, mede vanwege de ligging binnen bestaand stedelijk gebied. 3.3 Gemeentelijk beleid Kwaliteitsatlas De kwaliteitsatlas is een belangrijk integraal beleidsdocument van de gemeente Middelburg. In deze atlas wordt een richting uitgestippeld voor de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente tot het jaar Middelburg streeft naar kwalitatief goede woonmilieus. Goede woningen in een aantrekkelijke omgeving. De eerste opzet van de Kwaliteitsatlas (1998) ging uit van het realiseren van kwaliteit door groei. Woningen bouwen, nieuwe gebieden inrichten en daarmee draagvlak voor een hoger voorzieningenniveau realiseren. Volgens de toen geldende visie, dé manier om de stad naar een hoger niveau te tillen. Langzamerhand is duidelijk geworden, dat groei niet langer vanzelfsprekend is. Kwaliteit moet voorop staan. Middelburg moet zich als woon- en vestigingsplaats onderscheiden door een aantrekkelijke en complete stad te zijn. Mensen moeten graag in Middelburg blijven wonen. Potentiële nieuwkomers treffen een aantrekkelijke stad aan en voelen zich welkom in Middelburg. Door woonmilieus aan te bieden voor alle leeftijdscategorieën in zowel stedelijke als landelijke omgeving blijft Middelburg voor iedereen een aantrekkelijke plaats om zich te vestigen. De gemeente heeft zich aangesloten bij het provinciaal beleid om 50% van de woningbouwproductie te laten plaatsvinden binnen bestaand stedelijk gebied. De Kwaliteitsatlas werpt geen belemmeringen op voor dit plan. Het plan sluit goed aan bij het principe van kwaliteitsverbetering door herontwikkeling. 12

13 4 KWALITEIT VAN DE LEEFOMGEVING 4.1 Archeologie In aansluiting op het Verdrag van Valletta (Malta, 1992) en het provinciaal archeologiebeleid hebben de raden van de Walcherse gemeenten Middelburg, Veere en Vlissingen in 2006 de Nota archeologische monumentenzorg Walcheren vastgesteld en besloten tot de oprichting van de Walcherse Archeologische Dienst (WAD). De evaluatie van die nota in 2008 heeft geleid tot het huidig archeologisch beleid. Hiermee worden archeologisch waardevolle zones beschermd tegen bodemingrepen. Al naar gelang de archeologische verwachting, is bij grondwerkzaamheden van een vooraf bepaalde omvang en diepte archeologisch onderzoek verplicht. Hieruit zal in dat geval moeten blijken of ter plaatse daadwerkelijk archeologische waarden aanwezig zijn en hoe deze veilig gesteld kunnen worden. In figuur 5 is een uitsnede opgenomen van de archeologische beleidsadvieskaart van Walcheren. Hieruit blijkt dat de projectlocatie (rood omcirkeld) is gelegen in een zone met een hoge en middelhoge archeologische verwachting. Figuur 5: uitsnede Walcherse archeologische beleidsadvieskaart In het archeologisch beleid is over deze zone bepaald dat voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek verplicht is wanneer deze ingrepen een oppervlakte beslaan van meer dan 500 m2 én dieper reiken dan 40 cm onder maaiveld. De garages beslaan gezamenlijk een oppervlakte van circa 225 m2. Daarnaast geldt dat er voor het binnenterrein in het geheel geen grondwerkzaamheden zullen worden verricht. De huidige bodem wordt deels opgehoogd en geheel afgedekt, wat binnen de oppervlakte past die is vrij- 13

14 gesteld van archeologisch onderzoek. Daarnaast geldt dat het binnenterrein niet wordt afgegraven. Ter plaatse wordt de bestaande bodem juist afgedekt met bestrating. Het aspect archeologie staat de uitvoering van het plan zodoende niet in de weg. 4.2 Cultuurhistorie Per 1 januari 2012 is de Monumentenwet 1988 gewijzigd en gelijktijdig, als gevolg daarvan, ook het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Hiermee is het wettelijk verplicht om in de toelichting van een bestemmingsplan een beschrijving op te nemen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden. Hierbij gaat het om zowel beschermde als niet formeel beschermde objecten en structuren. Gelet op dit aspect zijn in de omgeving van de projectlocatie twee cultuurhistorische beschermingsregimes van belang, het beschermd stadsgezicht van Middelburg en de molenbiotoop van korenmolen De Koning aan de Veerseweg. Beschermd Stadsgezicht Middelburg Het beschermd Stadsgezicht Middelburg omvat in grote lijnen de middeleeuwse binnenstad en de laat 16e eeuwse uitleg daar omheen. In figuur 6 is de begrenzing van het beschermd stadsgezicht weergegeven. Hieruit blijkt dat de projectlocatie daar net buiten is gelegen en zodoende geen onderdeel uitmaakt van dit gebied. Het beschermd stadsgezicht werpt zodoende geen beperkingen op voor dit plan. Figuur 6 begrenzing beschermd stadsgezicht Molenbiotoop De Koning Op enige afstand van de projectlocatie is korenmolen De Koning gesitueerd aan de Veerseweg. De molen is een Rijksmonument. Los van de bescherming van het monument zelf, wordt ook de molenbiotoop beschermd. Dit gebeurt door hoogtebeperkingen voor bebouwing en beplanting in de directe omgeving. De molenbiotoop reikt tot 400 m uit het middelpunt van de molen. De projectlocatie is op net iets meer dan 400 m gelegen en valt zodoende niet binnen het beschermingsregime. Er gelden om die reden geen aanvullende bepalingen over de toegestane bouwhoogte op het perceel. Het aspect cultuurhistorie staat de uitvoering van het plan zodoende niet in de weg. 4.3 Bodem Bij ruimtelijke ingrepen dient aangetoond te worden dat de bodem ter plaatse geschikt is voor het beoogde gebruik. In dat kader zijn in het verleden reeds onderzoeken uitgevoerd (SGS, onderzoek EZ ) 14

15 Op basis van de verontreiniging die met dit onderzoek in beeld is gekomen, is in 2009 een BUS-melding gedaan bij de provincie Zeeland. Hierin is toegelicht hoe sanering van deze locatie voorzien wordt. Per brief van 22 juli 2009 heeft de provincie Zeeland bevestigd dat dit voorstel voldoet aan de eisen van het Besluit uniforme saneringen en de Regeling uniforme saneringen. Op basis daarvan kan de sanering worden uitgevoerd. Het plan is nadien iets gewijzigd, maar de strekking is gelijk gebleven met als belangrijkste constatering dat de te nemen maatregelen niet gewijzigd zijn. Het terrein zal in eerste instantie (deels) worden opgehoogd met circa 50 cm, gelet op het aflopende maaiveld. Ter plaatse van de beoogde garages zal het perceel vervolgens tot enige diepte ontgraven worden. Ten behoeve van de fundering gaat het om ontgraving tot circa 80 cm diep. Voor de resterende oppervlakte van de garageboxen zal, ten behoeve van de betonvloer, tot circa 20 cm diep ontgraven worden. Het terrein zal vervolgens geheel worden afgedekt, deels met een betonlaag (ter plaatse van bebouwing garageboxen) en voor het overige in de vorm van klinkers / tegels. Nu deze wijze van sanering nog steeds van toepassing is, wordt het plan op dit vlak uitvoerbaar geacht. Het aspect bodem de uitvoering van het plan niet in de weg staat. 4.4 Milieuzonering Door het aanbrengen van een zone tussen bedrijvigheid en gevoelige bestemmingen (zoals woningbouw) kan de overlast ten gevolge van bedrijfsactiviteiten zo laag mogelijk gehouden worden. Zonering is met name van toepassing bij nieuwbouw van woningen en andere gevoelige functies in de directe omgeving van een bedrijf en bij vestiging van een nieuw bedrijf in de directe omgeving van gevoelige bestemmingen. In dit geval voorziet het plan niet in gevoelige functies, die hinder kunnen ondervinden van of een beperkende werking kunnen hebben op (bedrijfs)inrichtingen in de omgeving. Evenmin wordt voorzien in (bedrijfs)inrichtingen die zelf juist van invloed zijn op gevoelige functies in de omgeving, zoals de naastgelegen woningen. Samen met de constatering dat het perceel op basis van het vigerende bestemmingsplan reeds is aangewezen voor garageboxen en bergplaatsen, wordt geconstateerd dat het aspect milieuzonering geen belemmeringen opwerpt. 4.5 Geluidhinder Binnen dit bestemmingsplan worden geen nieuwe geluidsgevoelige functies (zoals woningen) mogelijk gemaakt. Evenmin wordt voorzien in nieuwe infrastructuur of wijziging van bestaande infrastructuur die belastend kan zijn voor de omgeving. In het kader van de Wet geluidhinder is daarom geen onderzoek nodig naar de geluidsbelasting. In het kader van een goede ruimtelijke ordening, is er wel aandacht voor geluid in algemene zin. Daarbij geldt dat het perceel in het huidige bestemmingsplan al is aangemerkt voor garageboxen en bergplaatsen. Dat er sprake zal zijn van aankomende en vertrekkende auto s wordt om die reden aangemerkt als passende bij de huidige, toegestane situatie. Gelet op de inrichting zal het daarbij gaan om stapvoets rijdend verkeer. 15

16 Wanneer het aantal garageboxen in ogenschouw wordt genomen, samen met de beperkte mate van verkeersbewegingen dat hiermee gemoeid zal zijn, zal dit een geluidssituatie opleveren die niet noemenswaardig afwijkt van de bestaande situatie. Er wordt om die reden geen verslechtering van de kwaliteit van de leefomgeving verwacht. Geconcludeerd wordt dat het aspect wegverkeerslawaai geen belemmering vormt voor de uitvoering van het plan. 4.6 Externe veiligheid Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid aan verschillende aspecten aandacht te worden besteed, namelijk: bedrijven in of in de directe omgeving van het plangebied, waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid; vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door leidingen. In dit geval omvat het plan geen gevoelige functies waar personen langere tijd verblijven. Het wel of niet aanwezig zijn van bovengenoemde voorzieningen is daarom niet relevant voor het plangebied en de beoogde ontwikkeling. Evenmin omvat het plan inrichtingen die zelf van invloed zijn op de externe veiligheid in de omgeving. Nader onderzoek naar dit aspect is om die reden niet noodzakelijk. Het aspect externe veiligheid staat de uitvoering van het plan niet in de weg. 4.7 Overige kabels en leidingen Binnen de projectlocatie of in de directe nabijheid daarvan zijn geen planologisch relevante (buis)leidingen aanwezig. Bij de bouwwerkzaamheden zal rekening worden gehouden met eventueel overige aanwezige kabels en leidingen. 4.8 Luchtkwaliteit De Wet luchtkwaliteit (Wlk) vormt het wettelijk kader waarin luchtkwaliteitseisen zijn vastgelegd. Eén van de elementen daarvan is dat projecten die niet in betekenende mate bijdragen aan de concentraties, niet meer afzonderlijk getoetst hoeven te worden aan de grenswaarden voor de buitenlucht. Deze Ministeriële Regeling, verder aan te duiden als de Regeling NIBM, geeft voor bepaalde typen projecten een getalsmatige grens die aangeeft wanneer projecten niet in betekenende mate bijdragen. Dit geldt onder andere voor woningbouwprojecten met: 1500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg; 3000 woningen bij minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling (voorschrift 3A.2). De beoogde ontwikkeling betreft in dit geval de realisatie van 12 garageboxen. Gesteld kan worden dat de beoogde ontwikkeling ruimschoots kleiner is dan de realisatie van 1500 woningen bij minimaal 1 ontsluitingsweg. De beoogde ontwikkeling valt daarom onder het criterium waardoor het aangemerkt kan worden als zijnde NIBM. Dit betekent dat het aspect luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor de beoogde ontwikkeling. 16

17 4.9 Flora en fauna Op het gebied van flora en fauna wordt onderscheid gemaakt in twee soorten bescherming: gebiedsbescherming en soortenbescherming. In het kader van de gebiedsbescherming is beoordeeld of het plangebied in de nabijheid van beschermde (natuur)gebieden ligt en of er in dat geval sprake is van negatieve effecten. In het kader van de soortenbescherming is beoordeeld of de concrete werkzaamheden binnen het plangebied een bedreiging vormen voor beschermde diersoorten en hun leefomgeving, voor zover die voorkomen. Gebiedsbescherming Beschermde gebieden komen binnen een straal van 3 kilometer van de locatie voor in de vorm van Nationaal Landschap Zuidwest-Zeeland en in de vorm van Het Nationaal Landschap Zuidwest-Zeeland ligt op circa 850 meter ten oosten van de locatie. Het Nationaal Landschap volgt daarbij de N57 als grens. De N57 vormt een scherp contrast tussen het open landschap enerzijds en de stedelijke inrichting van Middelburg anderzijds. De aard van de beoogde ontwikkeling en de ligging daarvan in het stedelijk gebied van Middelburg, heeft zodoende geen effect op het Nationaal Landschap. De meest nabij gelegen delen van de EHS bevinden zich langs het Kanaal door Walcheren (op circa 700 m in zuidoostelijke richting) en nabij Brigdamme (op circa 1250 m in noordelijke richting). De afwegingszone van 100 meter ten opzichte van natuurgebieden (gebaseerd op de Provinciale Ruimtelijke Verordening Zeeland) wordt daarmee ruimschoots gehaald. Gelet op deze afstanden zijn er in het kader van gebiedsbescherming geen belemmeringen die het plan in de weg staan. Soortenbescherming In het kader van soortenbescherming staat centraal welke werkzaamheden er uitgevoerd worden die mogelijk een bedreiging vormen voor beschermde diersoorten en hun leefomgeving. In dit geval betreft het uitsluitend de sloop van de huidige, vervallen bouwwerken op het achterterrein. Ter plaatse kunnen diverse algemene soorten voorkomen, waar op basis van de Flora en faunawet in algemene zin een ontheffing voor bestaat. Daarnaast is bij de sloop van gebouwen de aanwezigheid van vleermuizen en/of vogels een aandachtspunt. Vleermuizen worden in dit geval niet gewacht, gelet op de vervallen staat van de bouwwerken en de nattigheid en tocht die dit in de hand werkt. Dit maakt de bouwwerken onaantrekkelijk voor vleermuizen in het algemeen. Binnen het plangebied zijn geen nesten van vogels aangetroffen. Met eventueel voorkomende broedvogels in de omgeving kan rekening worden gehouden door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. Gelet op bovenstaande, vormt het aspect flora en fauna geen belemmering voor het plan Water Water en ruimtelijke ordening hebben met elkaar te maken. Enerzijds is water één van de sturende principes in de ruimtelijke ordening en kan daarmee beperkingen opleggen aan het ruimtegebruik. Anderzijds kunnen ontwikkelingen in het ruimtegebruik ongewenste effecten hebben op de waterhuishouding. Een goede afstemming tussen beiden is daarom noodzakelijk om problemen, zoals wateroverlast, slechte waterkwaliteit, verdroging, etc., te voorkomen. Op basis van het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro) is de watertoets daarom een verplicht onderdeel bij ruimtelijke plannen. In deze paragraaf wordt beschreven op welke wijze in het plangebied met water en watergerelateerde aspecten wordt omgegaan. 17

18 Aan de hand van het Overzicht van indicatieve ontwerprichtlijnen en toetsingscriteria uit de Handreiking Watertoets van het waterschap Scheldestromen is onderstaande tabel opgesteld. Thema Waterdoelstelling Toetsing Veiligheid/ Waterkering Wateroverlast (vanuit oppervlaktewater) Watervoorziening/- aanvoer Volksgezondheid Riolering/RWZI Bodemdaling Grondwater Overlast Oppervlakte waterkwaliteit Grondwater Kwaliteit Verdroging Natte Natuur Onderhoud(mogelijkheid) waterlopen Waterschapswegen Waarborgen veiligheidsniveau en daarvoor benodigde ruimte Voldoende ruimte voor vasthouden/ bergen/afvoeren van water. Vergroten van de veerkracht van het watersysteem Het voorzien van de bestaande functie van water van de juiste kwaliteit en de juiste hoeveelheid op het juiste moment. Het tegengaan van nadelige effecten van veranderingen in ruimtegebruik op de behoefte aan water. Minimaliseren risico water gerelateerde ziekten en plagen; Voorkomen van verdrinkingsgevaar/-risico s via o.a. de daarvoor benodigde ruimte Afkoppelen van (schone) verharde oppervlakken i.v.m. reductie hydraulische belasting RWZI; rekening houden met (ook eventuele (filter)ruimte daarvoor Voorkómen van maatregelen die (extra) maaiveldsdalingen met name in zettingsgevoelige gebieden kunnen veroorzaken Tegengaan/Verhelpen van grondwateroverlast Behoud/Realisatie van goede waterkwaliteit voor mens en natuur Behoud en realisatie van goede waterkwaliteit voor mens en natuur Bescherming karakteristieke grondwaterafhankelijke ecologische waarden Ontwikkeling & bescherming van een rijke, gevarieerde en natuurlijk karakteristieke aquatische natuur Oppervlaktewater dient adequaat onderhouden te worden. Binnen het plangebied komen geen waterschapswegen voor. Het plangebied ligt niet binnen een zone van een primaire waterkering. Het terrein is in de bestaande situatie geheel verhard (deels bebouwing, deels bestrating). In de nieuwe situatie geldt dit evengoed. Per saldo vindt geen toename aan verhard oppervlak plaats. De watervoorziening is niet in het geding. Er is geen sprake van de aanleg van (extra) open water. Van vuilwaterafvoer is geen sprake. Hemelwaterafvoer zal aangesloten worden op het bestaande rioolsysteem. Er zullen geen veranderingen in het peilregiem plaatsvinden die voor bodemdaling zorgen. De grondwaterstand hoeft niet te worden aangepast. Geen gebruik zal worden gemaakt van uitloogbare materialen. De beoogde uitbreiding heeft geen negatieve invloed op de oppervlaktewaterkwaliteit. Er wordt geen water de grond ingebracht en daarom heeft de beoogde ontwikkeling geen nadelige gevolgen voor de grondwaterkwaliteit. Er is geen sprake van het onttrekken van grondwater of het specifiek infiltreren van grondwater met als doel het later weer op te pompen in het plangebied, dus verdroging is hier niet aan de orde. Het plangebied is niet gelegen in een bufferzone van een kwetsbaar gebied. Binnen of langs het plangebied zijn geen waterlopen aanwezig. Onderhoud is zodoende niet aan de orde. Er liggen geen waterschapswegen binnen het plangebied of direct daarlangs. 18

19 5 ECONOMISCHE UITVOERBAARHEID In de Wro is in afdeling 6.4 de regelgeving rondom grondexploitatie opgenomen. Centrale doelstelling van deze afdeling is om in de situatie van particuliere grondexploitatie te komen tot een verbetering van het gemeentelijk kostenverhaal en de versterking van de gemeentelijke regie bij locatieontwikkeling. In artikel 6.12 van de Wro is bepaald dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor gronden waarop een bouwplan is voorgenomen. In artikel Bro is vastgelegd wat onder een bouwplan wordt verstaan. De bouw van een of meerdere hoofdgebouwen is in het betreffende artikel van het Bro opgenomen. Een exploitatieplan dient tegelijkertijd met een omgevingsvergunning te worden vastgesteld. In de Wro is tevens opgenomen, dat kan worden afgeweken van de verplichting tot het opstellen van een exploitatieplan indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluit begrepen gronden anderszins verzekerd is. Bij de vaststelling van een omgevingsvergunning moet een expliciet besluit worden genomen dat het niet noodzakelijk is om een exploitatieplan vast te stellen. De beoogde ontwikkeling op de locatie aan de Jacob Catsstraat 44 is een particulier initiatief. De gronden ter plaatse van de ontwikkelingslocatie zijn in bezit van de initiatiefnemer. De kosten van het bouwplan zijn geheel voor rekening van de initiatiefnemer, waardoor het niet noodzakelijk is een exploitatieplan op te stellen. Overeenkomstig artikel van het Besluit ruimtelijke ordening is het plan economisch uitvoerbaarheid gebleken. 19

20 20

21 6 PROCEDURELE ASPECTEN In artikel 3.10 Wabo is bepaald dat op de voorbereiding van een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in artikel 2.12, lid 1, onder a, onder 3, afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing is. In afdeling 3.4 Awb is bepaald dat het ontwerp van de omgevingsvergunning gedurende 6 weken ter inzage zal liggen. Tijdens deze periode kan een ieder schriftelijk of mondeling zienswijzen kenbaar maken aan burgemeester en wethouders omtrent hun voornemen om medewerking te verlenen aan de onderhavige omgevingsvergunning. Binnen 26 weken na ontvangst van de aanvraag wordt de definitieve beschikking genomen. Beroep kan door een belanghebbende worden ingediend bij de Rechtbank en vervolgens hoger beroep bij de Raad van State. Van de omgevingsvergunning wordt elektronisch kennisgeving gedaan en wordt de Regeling standaarden ruimtelijke ordening (Rsro) in acht genomen. Zodoende kan via van de ontwikkeling kennis worden genomen. 21

22 22

23 7 MOTIVERING 7.1 Afweging Het vigerende bestemmingsplan Nieuw Middelburg voorziet niet in mogelijkheden voor voorliggend plan op de planlocatie aan de Jacob Catsstraat 44. Uit deze ruimtelijke onderbouwing blijkt echter dat: de ontwikkeling ruimtelijk en functioneel goed inpasbaar is in de omgeving, zie hoofdstuk 2; de ontwikkeling binnen het vigerende beleid van Rijk, provincie en gemeente past, zie hoofdstuk 3; de ontwikkeling geen (onaanvaardbaar) nadelige milieuhygiënische effecten of andere effecten op de leefomgeving met zich mee brengt, zie hoofdstuk 4; de economische uitvoerbaarheid gewaarborgd is, zie hoofdstuk Conclusie Alle belangen integraal afwegend komt de gemeente tot de conclusie dat er geen sprake is van belemmeringen die de realisatie van de garageboxen op het perceel aan de Jacob Catsstraat 44 te Middelburg in de weg staan. Met het plan is zodoende sprake van een goede ruimtelijke ordening. De gemeente is daarom bereid om aan het initiatief medewerking te verlenen met gebruikmaking van de omgevingsvergunning ex artikel 2.1, lid 1, sub a en c juncto artikel 2.12, lid 1, sub a, sub 3 Wabo. 23

24