Overeenkomst inzake verleggingen van kabels en leidingen buiten beheersgebied 3. Sideletter bij de overeenkomst 7. Toelichting op de overeenkomst 8

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Overeenkomst inzake verleggingen van kabels en leidingen buiten beheersgebied 3. Sideletter bij de overeenkomst 7. Toelichting op de overeenkomst 8"

Transcriptie

1 i 29

2

3 Vernieuwde regelingen m.bt. het verleggen van kabels en leidingen in opdracht van de Minister van Verkeer en Waterstaat Inhoudsopgave Inleiding 2 Overeenkomst inzake verleggingen van kabels en leidingen buiten beheersgebied 3 Sideletter bij de overeenkomst 7 Toelichting op de overeenkomst 8 Algemeen deel 8 Artikelsgewijze toelichting 10 Bijlage bij de overeenkomst 16 Nadeelcompensatieregeling verleggen kabels en leidingen in en buiten rijkswaterstaatswerken en spoorwegwerken 1999 (NKL 1999) 18 Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen 18 Hoofdstuk 2. Bepalingen van procedurele aard 20 Hoofdstuk 3. Voorschotten 22 Hoofdstuk 4. Slotbepalingen 23 Toelichting 23 Algemeen deel 23 Artikelsgewijze toelichting 28 Bijlage 1, 36 Bijlage 2, 42 Bijlage 3, 43 Bijlage 4, 43 AMnisterie van Verkeer en Waterstaat 1

4 Inleiding De afgelopen jaren is intensief overleg door ging buiten het beheersgebied aan te kunhet ministerie van Verkeer en Waterstaat nen bieden, is in deze nieuwe nadeelcomgepleegd met brancheorganisaties van pensatieregeling de categorie buitenleidingen opgenomen. Deze categorie buitenlei- kabel- en leiding beheerders (EnergieNed, Vewin en VeEn) over het schadevergoedingsregime bij rechtmatige overheidsdaad l<osten van kabels en leidingen met een dingen ziet op vergoeding van verleggings- voor het verleggen van kabels en leidingen openbaar belang die in beheer zijn bij ten behoeve van infrastructuurprojecten kabel- en leidingbeheerders die niet aangesloten zijn bij één van de drie genoemde van het ministerie van Verkeer en Waterstaat. Dit overleg heeft geleid tot de brancheorganisaties. De wijze van schadeberekening voor de verschillende soorten overeenkomst inzake verleggingen van kabels en leidingen buiten beheersgebied leidingcategorieën is overigens gelijk. (de overeenkomst) van 10 februari 1999 De berekening van de schade bij eenverlegging is opgenomen in bijlage 1 bij de NKL waarin afspraken zijn vastgelegd met betrekking tot vergoeding van verleggingsl<osten die veroorzaal<t worden door of van een langsleiding dient bepaald te wor De vergoeding voor een verlegging namens de minister buiten het beheersgebied (de door of namens de minister van 1999, de vergoeding voor een verlegging den aan de hand van bijlage 2 bij de NKL Verkeer en Waterstaat vergunde werken) van een kruisende leiding aan de hand van van de minister. Deze overeeenkomst verplichtte de minister tot een aanpassing van voor een verlegging van een buitenleiding bijlage 3 bij de NKL 1999 en de vergoeding de nadeelcompensatieregeling inzake het aan de hand van bijlage 4 bij de NKL verleggen van kabels en leidingen in De vergoeding voor een verlegging van een Rijkswaterstaatswerken (Stcrt. 1991, 249) kabel of leiding buiten het beheersgebied welke aanpassing heeft geleid tot de van de minister van Verkeer en Waterstaat nadeelcompensatieregeling verleggen die in beheer is bij een kabel- of leidingbeheerder die gebonden is aan de overeen- kabels en leidingen in en buiten rijkswaterstaatswerken en spoorwegwerken 1999 komst moet op grond van de overeenkomst (NKL 1999). In deze nieuwe nadeelcompensatieregeling voor het verleggen van In het onderstaande worden de overeen- vastgesteld worden. kabels en leidingen wordt een onderscheid komst en de NKL 1999 gepubliceerd. gemaal<t tussen leidingen die een waterstaatswerl< of spoorwegwerk I<ruisen en leidingen die langs een waterstaatswerk of spoorwegwerk liggen. Aangezien een overeenkomst slechts tussen partijen geldt, en het uit het oogpunt van rechtsgelijl<heid gewenst is om kabel- en leidingbeheerders die niet aan de overeenkomst gebonden zijn een zelfde vergoeding voor een verleg- Ministerie van Verkeer en Waterstaat 2

5 Overeenkomst Overeenkomst inzake verleggingen van kabels en leidingen buiten beheersgebied tussen de Minister van Verkeer en Waterstaat en Energie-Ned, VELIN en VEWIN Overeenkomst De Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door de Minister van Verkeer en Waterstaat, mevrouw T. Netelenbos, verder te noemen 'de Minister en de Vereniging van Energiedistributie-bedrijven in Nederland, verder te noemen 'EnergieNed', gevestigd te Arnhem, ten deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door haar algemeen directeur, de heer dr. R.H.J. van 't Hullenaar en de Vereniging van Leidingeigenaren in Nederland, verder te noemen 'VELIN', gevestigd te Utrecht, ten deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door haar voorzitter, de heer J.M.G. Werker en de Vereniging van Exploitanten van Waterleidingbedrijven in Nederland, verder te noemen 'VEWIN', gevestigd te Rijswijk, ten deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door haar directeur, de heer ir. E.J.J. Cals Komen als volgt overeen: Artikel 1 Onteigening Indien in het kader van een project van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat een kabel of leiding (waaronder tevens wordt verstaan bovengrondse elektriciteitsleiding) van één van de leden van een van de verenigingen EnergieNed, VELIN en VEWIN, verder te noemen de leidingbeheerder, zal moeten worden verlegd of aangepast in het gebied buiten de door of namens de Minister van Verkeer en Waterstaat vergunde werken, zal de schadeloosstelling worden berekend conform de principes van de onteigeningswetgeving en de daarbij behorende jurisprudentie, met inachtneming van hetgeen in deze overeenkomst is bepaald. Artikel 2 Verplichting van parti/en Partijen dan wel de leden van partijen verplichten zich bij aanpassing of verlegging van een kabel of leiding in het kader van het project wederzijds schadebeperkend op te treden Artikel 3 Schadeloosstelling De in artikel 1 bedoelde schadeloosstelling wordt vastgesteld volgens de hierna te noemen berekening van een schadeloosstelling voor incourante zaken. Bij deze berekeningsmethodiek worden de componenten vermogensschade en inkomensschade niet als uitgangspunt genomen. Bij deze berekeningsmethodiek wordt de schadeloosstelling vastgesteld aan de hand van de werkelijke verleggingskosten. De werkelijke verleggingskosten bestaan uit: - materiaalkosten; - kosten van het uit en in bedrijfstellen; - kosten van ontwerp en begeleiding; - uitvoeringskosten. Voor zover de te verleggen of aan te passen kabel of leiding in eigendom of met een zal<elijk recht (als bedoeld in artikel 3 lid 2 van de Onteigeningswet) buiten de in artikel 1 genoemde werken gelegen is, worden alle werkelijke verleggingskosten door het Ministerie van Verkeer en Waterstaat vergoed, met inachtneming van artikel 3 lid 7. Voor zover de te verleggen of aan te passen kabel of leiding niet op basis van eigendom of een zakelijk recht buiten de in artikel 1 bedoelde werken is gelegen, komen de materiaalkosten en de kosten van uit en in bedrijfstellen voor rekening van het bedrijf. De kosten van ontwerp en begeleiding en de uitvoeringskosten komen voor rel<ening van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, met inachtneming van artikel 3 lid 7. De schadeloosstelling wordt gecorrigeerd indien zich door de verlegging of aanpassing van de kabel of leiding een kwantificeerbare Ministerie van Verkeer en Waterstaat 3

6 voordeeltoerekening voordoet (zoals bijvoorbeeld een capaciteitstoename van een leiding of het voordeel dat ontstaat indien er een nieuwe leiding in de plaats komt van een - voor beide partijen kenbaar - technisch versleten leiding). Artikel 4 Materiaalkosten Onder materiaalkosten worden verstaan: - kosten van bedrijfseigen materialen die noodzakelijk zijn voor de instandhouding van de functie van de te verleggen kabel of leiding en daarvoor noodzakelijke beschermingsconstructies. Hieronder worden in elk geval verstaan kosten van kabel- en leidingcomponenten, kosten van elektrotechnische, werl<tuigbouwkundige en civieltechnische materialen, alsmede kosten van bouwmaterialen bestemd voor gebouwen waarin delen van kabel- en leidingsystemen worden ondergebracht. - kosten van constructieve en bijzondere voorzieningen die nodig zijn in verband met de aanraking van het infrastructuurwerk (zoals overkluizingen en mantelbuizen), - kosten van tijdelijke voorzieningen van fysieke aard, zoals extra kabel- en leidingvoorzieningen die worden opgeheven zodra de definitieve verlegging is gerealiseerd in samenhang met de voortgang van het infrastructu urproject. Artikel 7 Optima lisatie Gestreefd wordt naar optimalisatie, hetgeen betekent dat zal worden gekozen voor het meest aantrekkelijke alternatief, onder de voorwaarde dat zulks geen nadelen oplevert voor een der partijen ten opzichte van de meest voor de hand liggende variant. Onder de meest voor de hand liggende variant wordt verstaan een verlegging ter plaatse van de probleemlokatie. Artikel 5 Kosten van uit en in bedrijf stellen Onder de kosten van het uit en in bedrijf stellen worden verstaan: - kosten van het spannings- of produktloos maken van de kabel en leiding alsmede de kosten van het weer in bedrijfstellen van de kabel of leiding; - kosten samenhangend met tijdelijke voorzieningen van operationele aard; dit zijn voorzieningen die benodigd zijn om de levering tijdens de uitvoering van de verlegging te waarborgen. Artikel 6 Uitvoeringskosten Onder uitvoeringskosten worden verstaan: - kosten van civieltechnische, bouwkundige en installatietechnische werkzaamheden (zoals werl<putten en ondersteuningen), - kosten samenhangend met de uitvoering van het verwijderen van verlaten kabels of leidingen. De ter plaatse vrijgekomen materialen zijn c.q. worden eigendom van de leidingbeheerder, Artikel 8 Gebiedsbenadering In deze overeenkomst wordt uitgegaan van de gebiedsbenadering. Dit wil zeggen dat de kosten van een verlegging op een locatie elders als gevolg van een verlegging/aanpassing op de probleemlocatie, aan partijen worden toegerekend conform het op de locatie elders geldende regime (zakelijk recht c.q. vergunning/toestemming derde). Indien de verlegging op de probleemlocatie leidt tot een noodzakelijke verlegging voor een derde, dan worden de verleggingskosten vergoed conform het bepaalde in deze overeenkomst, tenzij tussen de leidingbeheerder en die derde een tijdens de ondertekening van deze overeenkomst reeds bestaande schriftelijl<e overeenkomst van kracht is waaruit een financiële verplichting voortvloeit. Alsdan geldt het bepaalde in die vergoedingsregeling met inachtneming van de bestaande wet- en regelgeving. De hier genoemde derde kan een andere leidingbeheerder zijn. Ministerie van Verkeer en Waterstaat

7 Overeenkomst Artikel 9 Voordeeltoerekening Artikel 12 NKL 1. Aftrek nieuw voor oud wordt alleen toege- Partijen hebben met elkaar gesproken over past indien sprake is van voor partijen kenbaar technisch versleten leidingen. Onder toegelicht in de bij deze overeenkomst wijzigingen in de NKL 91 die nader worden technisch versleten wordt verstaan kabels en gevoegde sideletter. leidingen waarvan de technische levensduur EnergieNed, VELIN en VEWIN hebben het binnen een periode van 5 jaar verstreken zal recht deze overeenkomst met terugwerkende kracht te ontbinden, indien de Minister zijn. Aftrek nieuw voor oud vindt plaats op basis van Verkeer en Waterstaat niet voor 1 april van contante waardeberekening. Hierbij 1999 de NKL 91 volgens de in de sideletter wordt uitgegaan van de technische levensduur van de betreffende kabel of leiding. De Minister van Verkeer en Waterstaat aangegeven uitgangspunten heeft gewijzigd. Indien delen van een zelfstandige eenheid heeft het recht deze overeenkomst voor 1 vervangen moeten worden, wordt voor de april 1999 met onmiddellijke ingang te ontbinden indien en zodra een of meerdere bij berekening uitgegaan van de integrale kosten van de vervanging van de gehele VEWIN of VELIN aangesloten leden zich zelfstandige eenheid onder toerekening van kenbaar niet gebonden achten aan deze een evenredig deel van de kosten aan het te overeenkomst. vervangen onderdeel. Gelet op de besluitvormingsprocedure in de Partijen stellen in gezamenlijk overleg een vereniging EnergieNed zijn alle bij die vereniging aangesloten leden gebonden door de overzicht samen van voorkomende soorten kabels en leidingen en de daarbij behorende ondertekening door EnergieNed. technische levensduur. Dit overzicht wordt eens in de vijf jaar geëvalueerd en zo nodïg Artikel 13 Geschillen aangepast. Indien zich tussen de partijen een geschil Indien ten gevolge van een deelverlegging een kabel of leiding van een kenbaar partijen trachten hier in goed overleg uit te inzake deze overeenkomst voordoet, zullen technisch inferieure kwaliteit ontstaat, en de komen. Indien zulks niet mogelijk blijkt, zullen leidingbeheerder als gevolg daarvan besluit partijen het geschil voorleggen aan een drietal de gehele of een groter deel van de kabel of deskundigen die een advies hierover zullen uitbrengen binnen drie maanden na benoeming. leiding te vervangen, dan vindt nader overleg plaats over de wijze van voordeeltoerel<ening. nadat de ene partij schriftelijk aan de andere Iedere partij benoemt binnen een maand partij kenbaar heeft gemaakt dat sprake is Artikel 10 Hardheidsclausule van een geschil een deskundige, waarna die Van het gestelde in artikel 3 l<an worden twee deskundigen een derde deskundige afgeweken indien dit voor een der partijen zullen benoemen. onmiskenbaar onredelijl< uitwerkt. De vergoeding en de kosten verbonden aan de werkzaamheden van de deskundigen Artikel 11 Uitwerking worden door beide partijen voor gelijke Partijen zullen deze overeenkomst waar delen gedragen. nodig verder uitwerl<en in een uitvoeringsprotocol. vinden in dit advies, staat het partijen vrij Indien een van de partijen zich niet kan om het geschil voor te leggen aan de terzake bevoegde burgerlijke rechter. Ministerie van Verkeer en Waterstaat 5

8 Artikel 14 Duur van de overeenkomst Deze overeenkomst treedt in werking op 1 juli 1998 en heeft een looptijd van vijf jaar. Na afloop van deze periode wordt de overeenkomst telkens stilzwijgend verlengd met een periode van twee jaar, tenzij een der partijen tenminste twee jaar voor het einde van de (verlengde) looptijd te kennen geeft de overeenkomst niet te willen continueren. Aldus overeengekomen, opgemaakt en getekend in viervoud, te 's-gravenhage, d.d. 10 februari De Minister van Verkeer en Waterstaat, T Netelenbos. te Arnhem, d.d. 10 februari EnergieNed, R.H.J. van 't Hullenaar. te Urmond, d.d. 10 februari VEL IN, J.M.G. Werker. te Ri/swi/k, d.d. 10 februari VE WIN, E.J.J. Cals. Ministerie van Verkeer en Waterstaat 6

9 Sideletter bij de overeenkomst Sideletter bij de overeenkomst inzake ver- leggingen van kabels en leidingen buiten beheers gebied In het kader van de totstandkoming van de overeenkomst, zijn de partijen, te weten de Minister van Verkeer en Waterstaat, Aldus overeengekomen, opgemaakt en getekend in viervoud, te s-cravenhage, d.d. 10 februari De Minister van Verkeer en Waterstaat, T Netelenbos. EnergieNed, VELIN en VEWIN, het volgen- te Arnhem, d.d. 10 februari de met elkaar overeen gekomen: 1 De Minister van Verkeer en Waterstaat is voornemens de NKL 91 v6br 1 april 1999 te wijzigen conform de uitgangspunten in deze sideletter en deze gewijzigde NKL voor of uiterlijk op 1 april 1999 te publiceren in de Staatscourant. Deze uitgangspunten houden de volgende wijzigingen in: - bij kruisende infrastructuur zullen de uitvoeringskosten en kosten van ontwerp en begeleiding volledig als nadeelcompensatie vergoed worden (met onverkorte toepassing van voordeelverrekening) en zullen de materiaalkosten en de kosten van uit en in bedrijfstellen voor rel<ening van de leidingbeheerders komen; - bij langsliggende infrastructuur geldt, indien sprake is van een evidente fysieke noodzaak voor het langsliggen, dat er ruimte is voor specifieke invulling van het begrip maatschappelijl< risico (via de hardheidsclausule). In de periode waarbinnen de leidingbeheerders gebruik kunnen maken van de ontbindingsmogelijkheid als bedoeld in artikel 12 van de overeenkomst, zullen zij zich constructief opstellen bij de uitvoering van infrastructurele werken. Gedurende de periode als bedoeld in punt 1 van deze sideletter, wordt afgerekend conform de NKL 91. De gewijzigde NKL heeft terugwerkende kracht tot 1 juli De effecten van de terugwerkende kracht zullen zo spoedig mogelijk daarna verrekend worden. EnergieNed R.H.J. van 't Hu/lenaar. te Urmond, d.d. 10 februari VEL IN J.M.G. Werker. te Ri/swi/k, d.d. 10 februari VE WIN E.I.I. Cals. Ministerie van Verkeer en Waterstaat 7

10 1 Het gebied waarbinnen op basis van beheerswetgeving vergunning is vereist voor onder meer het hebben van leidingen. Zo is voor leidingen binnen het beheersgebied van rijkswegen op grond van de Wet beheer rijkswaterstaatwerken vergunning van de Minister van VenW nodig Heeltde geldt voor vergunningen in spoorwegwerken als bedoeld in het Reglement Dienst Hoofd- en Lokaalspoorwegen. Toelichting op de overeenkomst inzake verleggingen van kabels en leidingen buiten beheersgebied 1. Algemeen deel 1.1 Inleiding Geruime tijd hebben besprekingen plaats gevonden tussen vertegenwoordigers van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat (V&W) en van de koepelorganisaties van leidingbeheerders (EnergieNed, VEWIN en VELIN) over de wijze waarop leidingbeheerders schadeloos worden gesteld in geval van verlegging van kabels (boven- en ondergronds) en leidingen (hierna te noemen: leidingen), als gevolg van infrastructurele werken van V&W. Aanleiding voor die besprel<ingen was onder meer de ontevredenheid van leidingbeheerders over de basis waarop het Ministerie van V&W vergoedingen toekende voor het verleggen van leidingen. Ook van de zijde van het Ministerie bestond behoefte aan overleg, vooral met het oog op de grote projecten, die binnen enkele jaren tot uitvoering l<omen dan wel zijn gekomen (zoals Betuweroute, HSL-Zuid, Maaswerl<en en rijkswegverbredingen.) Die besprekingen hebben geleid tot de totstandkoming van de onderhavige overeenkomst. De werking daarvan strekt zich uit tot die infrastructurele projecten, die door de Minister van V&W en/of NSRIB worden uitgevoerd en tot die leidingen waarop een erkenning van openbaar belang als bedoeld in de Belemmeringenwet Privaatrecht van toepassing is dan wel l<an zijn. Projecten, die buiten deze verantwoordelijkheid vallen, en/of verlegging van andere leidingen dan hierbedoeld, zoals die well<e onder de Wet op de Telecommunicatievoorzieningen vallen. worden derhalve niet bestreken door deze overeenkomst. In dit Algemeen Deel van deze Toelichting wordt hierna een korte en globale schets gegeven van de bij verlegging van leidingen te onderscheiden juridische titels en wordt vervolgens de opzet van deze overeenkomst geschetst. Het Bijzonder Deel bestaat uit een artikelsgewijze toelichting. 1.2 Het juridische regiem bij verlegging van leidingen in kort bestek In geval van verlegging van leidingen is een juridische tweedeling onvermijdelijk: verleggingen binnen of buiten het beheersgebied1 Voor zover de leidingen daarbinnen liggen, vindt de schade-afwil<keling in beginsel plaats op basis van het in wet en jurisprudentie gevormde leerstul< van schadevergoeding bij rechtmatige overheidsdaad. In die gevallen gaat aan de verlegging een intrekl<ing van de aan de desbetreffende leidingbeheerder verleende (publiekrechtelijke) vergunning vooraf. De Minister van V&W heeft met het oog op schadeclaims van leidingbeheerders in die situaties de 'Nadeelcompensatie-regeling voor het verleggen van kabels en leidingen in rijkswaterstaatswerken 1991' (NKL 1991, Stcrt. 23 december 1991, nr. 249) vastgesteld. Van groot belang daarbij is, dat de Minister zich blijkens artikel 12 van de overeenkomst heeft verplicht, om deze Nl<L 1991 voor 1 april 1999 volgens de in de zg. sideletter aangegeven uitgangspunten te wijzigen. Voor zover leidingen buiten het beheersgebied (m.a.w. binnen het zg. onteigeningsgebied) liggen, ontbreken per definitie vergunningen van V&W, zodat de publiel<rechtelijke regels voor nadeelcompensatie daar geen directe toepassing vinden. Het zal dan vaak gaan om situaties, waarin een nieuwe infrastructuur wordt gerealiseerd. Bij de verleggingen buiten het beheersgebied is in eerste instantie de juridische titel, op basis waarvan de leiding ter plaatse ligt, de toetssteen. Ministerie van Verkeer en Waterstaat 8

11 Toelichting op de overeenkomst - algemeen 2 De Belemmeringenwet Privaatrecht maakt het mogelijk werken van algemeen belang te doen gedogen door de overheid en door andere rechthebbendon, zo nodig tegen schadevergoeding. 3 Hiermee wordt een overeenkomst bedoeld, die uitsluitend een verbintenis tussen partijen tot stand brengt, zoals een huur- of bruikleenovereenkomst. Vaak zal het gaan om een opstalrecht voor de leidingbeheerder of een gedoogplicht (uit hoofde van de Belemmeringenwet Privaatrecht 2 te zijnen behoeve). Daarnaast l<omt het echter ook regelmatig voor, dat de leidingbeheerder met de grondeigenaar een zg. obligatoire3 overeenkomst heeft gesloten dan wel anderszins van deze vergunning of toestemming heeft verkregen voor het hebben van de leiding in diens grond, veelal mede als gevolg van het feit dat vele leidingbeheerders zijn voortgekomen uit provinciale en gemeentelijke diensten. Vaak is er ook geen alternatief beschikbaar. Een louter formele toepassing van regels van het onteigeningsrecht zou vermoedelijl< meebrengen, dat in de laatstbedoelde gevallen bij gedwongen verlegging geen adequate vergoeding tot stand zou komen. Partijen menen, dat daarmee onvoldoende recht zou worden gedaan aan de positie van de leidingbeheerders, die immers even zeer als het rijk een publiek belang dienen. Bovendien is gebleken, dat strikte toepassing van het onteigeningsrecht in sommige gevallen kan leiden tot onaanvaardbare vertraging in de realisering van infrastructurele projecten. Ool< om die reden is er aanleiding een adequate vergoedingstructuur in te voeren. Deze overeenkomst beoogt daarvoor een regeling te geven. Adequaat wil in dit geval zeggen een formule, waarin de overheid een reëel deel van de verleggingskosten voor haar rekening neemt. Voorwaarde daarbij is, dat het hiervoor genoemde publiel< belang van de leidingen door de Minister wordt erkend of geacht wordt te zijn erkend. De partijen bij deze overeenkomst worden geacht te beschikken over een verklaring van openbaar belang dan wel die te l<unnen verkrijgen. Daarmee wordt buiten twijfel gesteld, dat alle leidingen in beheer bij de aan de overeenkomst deelnemende partijen (waar- onder de individuele leden van EnergieNed, VEWIN en VELIN worden begrepen) ook metterdaad onder de werl<ing van de overeenkomst vallen. 1.3 Algemene uitgangspunten, die aan de overeenkomst ten grondslag liggen. Partijen hebben een drietal algemene uitgangspunten aan de overeenkomst ten grondslag gelegd. De schade alsmede de schadevergoeding worden berekend naar de regelen van het onteigeningsrecht en de daarop gebaseerde jurisprudentie, voor zover de overeenkomst daaraan niet een nadere invulling geeft (artikel 1). Dit impliceert, dat bij het bepalen van de schadevergoeding rekening wordt gehouden met eventueel aan de leidingbeheerder door de verlegging toevallende vordelen (voordeeltoerekening). In artikel 2 van de overeenkomst is de verplichting van partijen neergelegd om wederzijds schadebeperl<end op te treden. Daarmee is bedoeld dat zij rekening moeten houden met de wederzijdse belangen (bijvoorbeeld bij de keuze van het tracé). Partijen zijn het erover eens, dat de verleggingen uiteindelijk dienen te worden gerealiseerd op basis van een technisch adequaat alternatief dat tegen de maatschappelijk lagste kosten gerealiseerd kan worden. Partijen zijn het er voorts over eens, dat leidingen als incourante objecten moeten worden aangemerkt. Feit is immers dat deze, nadat ze zijn gelegd en hun functie zijn gaan vervullen, niet op de markt worden verhandeld. Toekennen van een vermogenswaarde is dan niet goed uitvoerbaar. Daarom nemen partijen bij de berekening van schade en schadevergoeding de werkelijl<e verleggingl<osten als uitgangspunt, zulks conform de structuur van de onteigeningswetgeving en -jurisprudentie. AMnistesie van verkeer en Waterstaat 9

12 II. Bijzonder deel (artikelsgewijze toelichting) Artikel 1 (onteigening) In dit artikel is de reikwijdte van de overeenkomst neergelegd: zij heeft bij uitsluiting betrekking op het gebied buiten het beheersgebied van de Minister van Verl<eer en Waterstaat. Daarop ziet ook de in dit artikel gebruikte terminologie buiten de door of namens de Minister van Verkeer en Waterstaat vergunde werken. Voor zover ten behoeve van een kabel of leiding vergunning is verleend door of namens de Minister en die l<abel of leiding derhalve is gelegen binnen het beheersgebied van de Minister wordt de schadeloosstelling bepaald naar de regelen van de Nl<L Herhaald zij hier, dat de Minister zich blijkens artikel 12 van de overeenl<omst heeft verplicht om deze NKL 1991 v66r 1 april 1999 volgens de in de zg. sideletter aangegeven uitgangspunten te wijzigen. Voorts is in dit artikel het hiervoor onder paragraaf 1.3 sub a besprol<en beginsel tot uitdrukking gebracht. Opgemerkt zij dat de begrippen kabel en leiding ruim moeten worden geïnterpreteerd. Afhankelijk van de omstandigheden van het geval kunnen daaronder ool< kabelof leidingwerken vallen, Te denken valt in dit verband aan bijv. trafos, gasstations, hoogspanningsmasten e.d. Artikel 2 (verplichting van partijen) Zie allereerst onder paragraaf 1.3 sub b van het algemene deel van deze toelichting. De plicht van partijen om schadebeperl<end op te treden zou onder omstandigheden voor een van de partijen nadelig kunnen werken, bijv. als een leidingbeheerder dan wel de beheerder van de infrastructuur om die reden zou afzien van een andere dan de meest voor de hand liggende oplossing, die in totaal goedkoper is maar voor hem nadeliger kan uitpakken. Alsdan mag geen van de partijen hiervan uiteindelijl< nadeel ondervinden. Artikel 3 (schadeloosstelling) Zie voor de leden 1 tot en met 3 het onder paragraaf 1.4 sub c. gestelde. In lid 4 wordt een onderscheid gemaal<t naar kostensoorten. Onderscheiden worden: - materiaalkosten; - kosten van uit en in bedrijf stellen; - kosten van ontwerp en begeleiding; - uitvoeringskosten. Dit onderscheid is nodig om aan te kunnen geven welk gedeelte van de met de verlegging of aanpassing verbonden kosten voor rel<ening van welke partij komt. In de artikelen 4, 5 en 6 worden de begrippen 'materiaalkosten', kosten van uït en in bedrijf stellen en uitvoeringskosten nader gedefinieerd. Voor de kosten van ontwerp en begeleiding wordt aangesloten bij de RVOI-1998 (Regeling van de verhouding tussen opdrachtgever en adviserend ingenieursbureau, zoals uitgegeven door het l<oninklijk Instituut van Ingenieurs). lngevolge artikel 26 van die regeling kunnen de volgende werkzaamheden worden onderscheiden: - onderzoek voorontwerp definitief ontwerp bestek - aanbesteding en gunning - detaillering ten behoeve van de uitvoering - directievoering - oplevering - onderhoud- en garantietermijn. Voor de hoogte van de hier opgesomde kosten zullen de werkelijke kosten uitgangspunt zijn. Indien deze afwijken van het in de RVOI aangegeven niveau, dan dient onderbouwing van de afwijking te worden gegeven. Zo nodig kan op artikel 10 (hardheidsclausule) een beroep worden gedaan. Ministerie van verkeer en Waterstaat 10

13 Artikeisgewijze toelichting op de overeenkomst Lid 5 ziet op situaties dat de kabel of leiding is gesitueerd in gronden die in eigendom zijn van de leidingbeheerder of in gronden waarop ten behoeve van de kabel of leiding een zakelijk recht of een gedoogplicht ingevolge de Belemmeringenwet Privaatrecht is gevestigd. In die gevallen kan ingevolge de regelen van het onteigeningsrecht aanspraak worden gemaakt op volledige schadeloosstelling. Uitgangspunt blijft overigens dat de schade wordt bepaald naar de regelen van het onteigeningsrecht, hetgeen impliceert dat - indien daartoe aanleiding bestaat - een korting plaatsvindt vanwege aan de leidingbeheerder toevallend voordeel. Een en ander is tot uitdrukking gebracht met de verwijzing naar lid 7. Zie in dit verband ook de toelichting op artikel 9. Lid 6 heeft het oog op alle andere situaties dan die bedoeld in lid 5. Het gaat dan om een kabel of leiding gelegen buiten het beheersgebied van de Minister zonder dat een zakelijk recht of gedoogplicht is gevestigd, terwijl de leidingbeheerder evenmin over de eigendom van de grond beschikt. Zoals hiervoor onder paragraaf 3 al opgemerkt, kan bijv. sprake zijn van een obligatoire overeenkomst, een feitelijke gedoogsituatie of een eenvoudige toestemming. In al die gevallen komen de materiaalkosten en de kosten van uit en in bedrijf stellen voor rekening van de leidingbeheerder. De kosten van ontwerp en begeleiding alsmede de uitvoeringskosten komen voor rekening van de Minister. Overigens is ook hier de verwijzing naar lid 7 opgenomen, hetgeen impliceert dat een correctie kan plaatsvinden in verband met voordeeltoereken ing. Lid 7 is een verbijzondering van artikel 1, waarin o.a. is bepaald dat de regels van de Onteigeningswet en de daarop gebaseerde jurisprudentie op de wijze van schadeberekening van toepassing zijn. Het verrekenen van voordeel bij capaciteitstoename van de leiding of bij vervanging van een technisch versleten kabel of leiding is daarvan een logische consequentie. Zie in dit verband ook de toelichting op artikel 9. Indien spral<e is van kwantificeerbare voordelen, vindt deze bepaling mutatis mutandis ook toepassing op opstallen. Artikel 4 (materiaalkosten) Bij de definiëring van het begrip'materiaalkosten' is uitgegaan van de gedachte dat in beginsel die materiaalkosten voor rekening van de leidingbeheerder komen, die - het infrawerk waarvoor moet worden verlegd, weggedacht - hoe dan ook gemaakt hadden moeten worden. Dit impliceert, dat indien voor het kabel- of leidingwerk een beschermingsconstructie nodig is in de vorm van b.v. een stenen opstal (denk aan technische apparatuur ten behoeve van de telecommunicatie) de materiaalkosten daarvan voor rekening van de leidingbeheerder blijven. Ook de kosten van het transport van materialen naar de bouwplaats dienen te worden begrepen onder het begrip 'matenaalkosten. Partijen realiseren zich, dat bij de uitvoering van de overeenkomst discussie kan ontstaan omtrent de reil<wijdte van het begrip materiaalkosten. Het is niet doenlijk een voor alle gevallen sluitende definitie te maken. Partijen zullen in de praktijk door middel van onderhandelingen moeten komen tot een redelijke en pragmatische oplossing, handelend in de geest van deze overeenkomst. Artikel 5 (kosten van uit en in bedrijf stellen) Onder kosten van uit- en in bedrijf stellen vallen kosten van tijdelijke voorzieningen van operationele aard, zoals extra kosten van personele aard t.b.v. bedrijfsvoering en hulpmiddelen voor die bedrijfsvoering zoals watertanks, gasflessen en noodaggregaten. Ministerie van verkeer en Waterstaat 11

14 Artikel 6 (uitvoeringskosten) Onder de kosten van tijdelijke voorzieningen van fysieke aard (4e gedachtenstreepje) worden alle tijdelijke fysiel<e kabel- en leidingverbindingen verstaan, die de leidingbeheerder moet aanleggen en later buiten bedrijf stellen, in het kader van de door de andere partij gevraagde verlegging. Deze kosten houden nauw verband met de noodzakelijke continuiteit van de nutsvoorzieningen. Onder uitvoeringskosten begrijpen partijen bij deze overeenkomst tevens de éénmalige kosten verbonden aan het vestigen van zakelijl<e rechten. Uitgangspunt voor de hoogte van de te betalen vergoedingen bij ondergrondse leidingen vormt de regeling die terzake tussen de Gasunie en [TO Nederland AD 1998 is overeengekomen en waarvan de bedragen periodiek worden aangepast. Ook voor de definiëring van het begrip uitvoeringskosten geldt in zijn algemeenheid, dat in de pral<tijk discussie kan ontstaan omtrent de vraag wat daaronder nu precies dient te worden verstaan. Partijen zullen ook ten aanzien van de invulling van dit begrip in redelijkheid tot overeenstemming moeten zien te komen, handelend in de geest van deze overeenkomst. De kosten van een CAR-verzekering vallen in principe eveneens onder uitvoeringskosten. Er zijn echter nogal wat varianten denkbaar; mede daarom kan de opdrachtgever verlangen, dat hij inzage van de CAR-polis krijgt en bij aantoonbare inefficiency corrigerende voorstellen kan doen. Artikel 7 (optimalisatie) Voor de toepassing van dit artikel wordt een onderscheid gemaakt tussen de meest voor de handliggende variant en het meest aantrekl<elijke alternatief. De meest voor de hand liggende variant is een verlegging van de kabel of leiding ter plaatse van de probleemlocatie. Denkbaar is echter, dat één van de partijen gebaat is bij een andere oplossing. Dit is bijv. het geval indien de situatie ter plaatse van het uit te voeren werl< zo ingewikkeld is, dat de leidingbeheerder er de voorkeur aan geeft - ook uit een oogpunt van efficiënt beheer - de kabels en leidingen geheel of gedeeltelijk te verplaatsen dan wel andere maatregelen te treffen buiten de grenzen van het uit te voeren werk. In beginsel wordt dan ook gekozen voor het meest aantrekkelijke alternatief, tenzij de andere partij ten gevolge daarvan in een slechtere positie komt te verkeren dan het geval zou zijn geweest bij verlegging ter plaatse van de probleemlocatie. Vanzelfsprekend is het te allen tijde mogelijk, dat partijen alsdan nadere afspraken maken omtrent de verdeling van de financiële gevolgen daarvan. Artikel 8 (gebiedsbenadering) Deze overeenkomst l<iest voor de gebiedsbenadering in plaats van de oorzaal<benadering, omdat een integrale aanpak nu eenmaal billijker is dan een partiële. Daartoe behoort met name honorering van reeds bestaande afspraken met derden. Weliswaar doet de opdrachtgever geen zaken met die derde maar hij rekent met de leidingbeheerder af op de voet van diens afspraken als ware het zijn schade. Het kan voorkomen, dat niet volstaan kan worden met een aanpassing of verlegging op de probleemlocatie. Dat is mogelijk bij de meest voor de hand liggende variant doch ook bij een eventueel aantrekkelijker alternatief. Het is dan de vraag welk uitgangspunt gehanteerd moet worden bij de berekening van de schadeloosstelling, samenhangend met de aanpassing of verlegging op die andere locatie: het rechtsregiem op de (oorspronkelijke) probleemlocatie of het rechtsregiem op die andere locatie. De eerste keuze is een oorzaakbenadering, de tweede keuze is een gebiedbenadering. Partijen I<iezen Ministerie van Verkeer en Waterstaat 12

15 Artikeisgewijze toelichting op de overeenkomst voor de gebiedbenadering; bepalend is dus het rechtsregiem op de locatie waar de werkzaamheden moeten worden verricht. Het is bovendien mogelijk, dat als gevolg van een bepaalde oplossing een derde (dwz een partij die in beginsel met de probleemlocatie geen enkele bemoeienis heeft) op een andere locatie werkzaamheden moet verrichten. In het geval dat die derde partij zijn kosten krachtens een (tijdens de ondertekening van deze overeenkomst reeds bestaande) schriftelijke overeenkomst bij de leidingbeheerder van de probleemlocatie in rekening kan brengen, is er sprake van gevolgschade van de leidingbeheerder. Die gevolgschade zal door de Minister worden vergoed, uiteraard indien en voor zover inzage is verleend in de desbetreffende contractafspraken en die schadevergoeding maximaal strel<t tot de directe aanpassing- of verleggingl<osten van die derde. Mocht er geen aantoonbare financiële verplichting tot vergoeding van schade door de leidingbeheerder aan die derde zijn, en is die derde partij eveneens een leidingbeheerder die onder het bereik van deze overeenkomst valt, dan zal de Minister de schade van die derde/leidingbeheerder rechtstreeks (d.w.z. zonder tussenl<omst van de leidingbeheerder op de probleemlocatie) vergoeden overeenkomstig de overeengekomen systematiek van deze overeenkomst. Bij deze bijzondere situaties (de derde partij is eveneens leidingbeheerder) kunnen artikel 7 (optimalisatie) en artikel 10 (hardheidsclausule) per geval een belangrijke rol spelen, omdat alsdan deze bepalingen ook jegens de derde partij hebben te gelden. Indien bij voorbeeld op een bepaalde locatie hoogspanningslijnen als gevolg van een infrawerk moeten worden verhoogd (te vergelijken met het verleggen van grondkabels) dan is voor de gebiedsbenadering bepalend op welke plaats de werkzaamheden worden verricht teneinde de lijnen te kunnen verhogen. Indien deze werkzaamheden plaatsvinden in de hoogspanningsmast, dan zal het regime van de locatie van die hoogspanningsmast bepalend zijn voor het vaststellen van de vergoeding. Artikel 9 (voordeeltoerekening) Ter uitvoering van dit artikel worden leidingen met een technische levensduur van 100 jaar en ouder geacht niet aan technische veroudering onderhevig te zijn. Dat brengt met zich, dat ten aanzien van de verlegging van die leidingen geen l<orting nieuw voor oud zal worden toegepast. Denkbaar is dat de leidingbeheerder in de nieuwe situatie geen voordeel, maar nadeel ondervindt van de verlegging, b.v. ten gevolge van hogere onderhoudskosten. Ook die kosten zullen in aanmerking worden genomen bij de vaststelling van de vergoeding. In artikel 3, lid 7 is overeengekomen dat partijen de schadeloosstelling zullen corrigeren, indien zich door de verlegging of aanpassing van de kabel of leiding een kwantificeerbare voordeeltoerekening voordoet. Artikel 9 beoogt een uitwerking van artikel 3, lid 7 te geven bij een mogelijke aftrek nieuw voor oud bij kabels en leidingen. In artikel 3, lid 7 wordt als voorbeeld van een kwantificeerbare voordeeltoerekening naast het technisch versleten zijn van de leiding de capaciteitstoename van een leiding genoemd. Andere voorbeelden daarvan zijn: - andere toename van de functionaliteit van de leiding zoals een door de leidingbeheerder gewenste hogere drukl<lasse - opheffen van een evident verkeerde ligging zoals te weinig gronddekking - opheffen van aanwezige constructiefouten of foutieve keuze van leidingmaterialen, voor zover die de technische levensduur significant zouden kunnen beïnvloeden - achterstallig onderhoud eveneens met significante verkorting van de technische levensduur - noodzakelijke reconstructie van oudere opstallen. Bij een reconstructie van oudere opstallen Ministerie van Verkeer en Waterstaat 13

16 4 Dit is tweederde van het gemiddelde percentage dat de grootste banken van Nederland als rente hanteren voor standaardhypotheken zonder gemeentegarantie op basis van een tienjarige annuiteit. kan afhankelijk van de incidentele situatie eventueel een correctie nieuw voor oud worden toegepast naar analogie van de reguliere onteigeningregels. Bij een tegelijkertijd toegepaste vergroting van functionaliteit - bij voorbeeld - komen alle aan die vergroting toe te rekenen meerkosten voor rekening van de leidingbeheerder. Een aftrel< nieuw voor oud bij leidingen is gecompliceerd, omdat in bijna alle aanpassing- en verleggingsituaties een zelfstandige eenheid ontbreekt. In de NKL 1991 is het begrip zelfstandige eenheid als volgt gedefinieerd: een onderdeel van de technische werken in het leidingencomplex, dat bij vervanging van (een deel van) dit leidingencomplex, zowel uit technisch als uit bedrijfseconomisch oogpunt naar redelijl<e verwachting in stand zal blijven. Bij een verlegging van een deel van een zelfstandige eenheid is het pas zinvol een correctie nieuw voor oud toe te passen, indien die 'partiële verlegging dicht tegen het moment aan zit, waarop de technische levensduur van de gehele leiding verstreken is. Partijen zijn overeengekomen, dat daarvan sprake is indien de periode tussen partiële verlegging en een verstrijken van de technische levensduur 5 jaar of korter is. Een voorbeeld: - leiding aangelegd in technische levensduur: 45 jaar - totale leiding met een lengte van 800 m zou naar objectieve maatstaven aldus in 2004 moeten worden vernieuwd - infrastructureel project maakt verlegging van 100 m leiding noodzakelijk in kosten partiële verlegging: f geschatte kosten gehele verlegging in 2004 f evenredig deel van het in 2001 te verleggen deel ten opzichte van de in 2004 geplande totale verlegging is. 100/800 X f = f bij een rekenrente van 4%4 is dit bedrag naar het jaar 2001 contant te maken met de rekensom f : (1,04) = f de schadeloosstelling is nu gelijk aan f (kosten partiële verlegging in 2001) minus f (de contant gemaakte evenredige besparing in 2004) = f Voor het door partijen inmiddels opgestelde overzicht van leidingmaterialen zij verwezen naar de bijlage 1. Partijen zullen zich over herziening daarvan voor de eerste maal voor het vervallen van de looptijd van 5 jaar (zie artikel 14) met elkaar verstaan. Artikel 10 (hardheidsclausule) Zoals gebruikelijl< is ook in deze overeenkomst een hardheidsclausule opgenomen, die partijen de gelegenheid biedt van het bepaalde in artikel 3 af te wijken, indien de redelijkheid daarom vraagt. Artikel 11 (uitwerking) Indien in de praktijl< behoefte blijkt te bestaan aan een uitvoeringsprotocol, zullen partijen tot de vaststelling daarvan overgaan. Wellicht dat de overeenkomst na enige tijd wordt geëvalueerd en dat alsdan aan de hand van in de praktijk aan het licht getreden probleemsituaties een meer uitgewerkte regeling in de vorm van een uitvoeringsprotocol aan de overeenl<omst l<an worden toegevoegd. Artikel 12 (NKL) De bepaling spreel<t voor zich. Artikel 13 (geschillen) Partijen beogen nadrukkelijk elkaar over en weer rechtens te binden. De branche-organisaties vertegenwoordigen in deze hun individuele leden, zodat daar waar in deze overeenl<omst gesproken wordt van partijen daarmee tevens die individuele leden worden bedoeld. Dat betel<ent, dat het noch de Minister van Verkeer en Ministerie van verkeer en Waterstaat 14

17 Artikelsgewijze toelichting op de overeenkomst Waterstaat, noch EnergieNed, VELIN en VEWIN, noch hun individuele leden vrijstaat om zich eenzijdig aan de werking van de overeenkomst te onttrekken. Zo nodig kan de meest gerede partij zich tot de bevoegde burgerlijke rechter wenden, teneinde de nakoming daarvan af te dwingen. Alvorens echter een eventueel geschil aan de rechter te l<unnen voorleggen dient aan een commissie van deskundigen advies te worden gevraagd. Partijen gaan ervan uit, dat een dergelijk advies voldoende gezag heeft om partijen te doen besluiten zich dienovereenl<omstig te gedragen. Partijen zijn echter geenszins rechtens gebonden aan de inhoud van het advies. Een gang naar de rechter blijft dan ook tot de mogelijkheden behoren. de Minister deze Nl<L met terugwerkende kracht tot 1 juli 1998 zal wijzigen. Deze terugwerl<ende l<racht van de te herziene NKL tot 1 juli 1998 zal eveneens van toepassing zijn op die verleggingen, waartoe de opdracht van het Ministerie (inclusief NSRIB) na 1januari1998 is gegeven, maar waarvan de feitelijl<e uitvoering na 1 juli 1998 is gestart. 5 Onder de Betuweroute dient mede de aanpassing van de havensporen te Rotterdam te worden verstaan alsmede de aanpassing van de spoorbaan op het gedeelte Zevenaar-Duitse grens (beide overeenkomstig de door de Minister goedgekeurde planbeschrijving( Artikel 14 (duur van de overeenkomst) De overeenkomst geldt vanaf 1 juli Zij is bedoeld voor alle verleggingen (en aanpassingen) in het kader van de infrastructurele projecten van het Ministerie van V&W, NSRIB daartoe gerekend (zoals de Betuweroutet, HSL-Zuid, aanleg en uitbreiding van rijkswegen alsmede Maaswerken), buiten het zg. beheersgebied (zie o.a. artikel 1 van de overeenkomst). Die toepassing geldt ook, indien de opdracht tot een zodanige verlegging dateert van v66r 1 juli 1998, maar partijen terzal<e van de definitieve uitvoering van de verlegging en de daaraan gerelateerde schadevergoeding nog geen overeenstemming hadden bereikt dan wel in het geval dat deze overeenstemming wel was bereil<t, daarbij kennelijk hadden geanticipeerd op de overeenkomst. Voor zover het betreft verleggingen ed. binnen het zg. beheersgebied - m.a.w. in geval van opzegging van vergunningen door V&W resp. NSRIB - is daarop tot 1 april 1999 nog de Nl<L 1991 van toepassing, echter met dien verstande - zie de sideletter alsmede artikel 12 van de overeenkomst - dat Ministerie van verkeer en waterstaat 15

18 Bijlage 1 bij de overeenkomst inzake verleg- baar technisch versleten leiding (art. 3, lid 7) gingen van kabels en leidingen buiten Onder technisch versleten wordt verstaan: beheersgebied kabels en leidingen waarvan de technische levensduur binnen een periode van vijf jaar Technische levensduur van kabels en verstreken zal zijn. leidingen Voor het bepalen van de technische levensduur van de diverse soorten kabels en leidin- In de overeenkomst inzal<e verleggingen van gen heeft de Stuurgroep Kabels en Leidingen kabels en leidingen buiten beheersgebied is (SKL) in overleg met vertegenwoordigers en in bepaalde gevallen spral<e van voordeel- deskundigen van de VEWIN, VELIN en compensatie. Eén van die gevallen betreft het EnergieNed de volgende tabel met te ververvangen van een voor beide partijen ken- wachten levensduren samengesteld. Waterleidingen Gasleidingen Materiaal Diameter- Verwachte Materiaal Verwachte range [mm] technische technische levensduur levensduur (jaar) (jaar) Transportleid i ngen Staal >300 >100 Beton >300 >100 Asbestcement > Nodulair GIJ >300 >100 Laminair GIJ >300 >100 PVC v66r 1975 > PVC van en na 1975 > EE > GVI< >300 >100 Distributiefeidingeri Asbestcement Nodulair GIJ > 100 Laminair GIJ PVC v66r PVC van en na EE Staal Transportleidingen (8, 4 en 1 bar) Staal > 100 Nodulair GIJ > 100 EE 1 e en 2e generatie 70 PE 3e generatie > 100 Distributieleidingen (100 en 30 mbar) Asbestcement 70 Staal 80 Nodulair GIJ > 100 Laminair GIJ > 100 EE 1 e en 2e generatie 70 EE 3e generatie > 100 SIvPVC >100 HPVC 70 Aansl uitleid i ngen I<leinere leidingen (tot 50 mm) niet relevant, grotere conform de distributieleidingen. Ministerie van verkeer en Waterstaat 16

19 Bijlage 1 bij de overeenkomst Elektriciteitskabels Aardgas. KI, K2 EN K3 transportleidingen ( > 8 bar) Materiaal Verwachte technische levensduur (jaar) Materiaal Diameter- Verwachte (mm) technische levensduur (jaar) Hoogspanningsmasten Stalen masten > 100 Staal >100 > 100 Transportkabels (>30 kv) Oliedruk kabel Casdrukpijpkabel 70 Gepantserd papier lood kabel (GPLK) 60 (XL)PE kabel, gegrafiteerd, niet waterdicht of voorzien van waterboombestendige isolatie 20 (XL)PE kabel, niet gegrafiteerd, niet waterdicht of voorzien van waterboombestendige isolatie 40 (XL)PE kabel, waterdicht of voorzien van waterboombestendige isolatie 70 Distributiekabel middenspanning (tot 30 kv) Gepantserd papier lood kabel(gplk) 60 (XL)PE kabel, gegrafiteerd, niet waterdicht of voorzien van waterboom-bestendige isolatie 20 (XL)PE kabel, niet gegrafiteerd, niet waterdicht of voorzien van waterboom-bestendige isolatie 40 (XL)PE kabel, waterdicht of voorzien van waterboombestendige isolatie 70 Distributiekabels laagspanning (0,4 kv) GPLI< 100 Pvc 100 Ministerie van Verkeer en Waterstaat 17

20 Nadeelcompensatieregeling verleggen kabels en leidingen in en buiten rijkswaterstaatswerken en spoorwegwerken 1999, NKL 1999 De Minister van Verkeer en Waterstaat, Overwegende dat op 19 december 1991 is vastgesteld de Nadeelcompensatieregeling inzake het verleggen van kabels en leidingen in Rijkswaterstaatswerl<en 1991 (NKL 1991); dat er aanleiding bestaat de reikwijdte van genoemde regeling uit te breiden tot spoorwegwerken; dat er tevens redenen zijn om de desbetreffende regeling te actualiseren, in het bijzonder in die zin, dat een aanpassing plaats vindt aan de Algemene wet bestuursrecht en aan de uitl<omsten van het overleg met brancheorganisaties van kabel- en leidingbeheerders dat heeft geleid tot de 'Overeenkomst inzake verleggingen van kabels en leidingen buiten beheersgebied van 10 februari 1999, Staatscourant 1999, nr. 97 (de overeenl<omst); dat het bovendien wenselijk is, in verband met de overeenkomst en het gelijkheidsbeginsel, om het werkingsgebied van de NKL 1991 uit te breiden tot kabels en leidingen die buiten het beheersgebied van de Minister van Verkeer en Waterstaat gelegen zijn; dat, als gevolg van een en ander, de NKL 1991 wordt vervangen door de hieronder vast te stellen regeling; Besluit: Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen Afdeling 1.1. Definities Artikel 1 In deze regeling wordt verstaan onder: de minister: de Minister van Verkeer en Waterstaat; verzoeker: de indiener van een verzoek als bedoeld in artikel 2 of 7; kabel: een sterke, buigzame, verbinding, bestaande uit een of meer geleiders welke zijn samengesteld uit draden van metaal of glasvezel en geschikt voor het transport van elektrische energie en/of elektrische signalen en/of optische signalen; leiding: een buis, vervaardigd van een duurzaam materiaal zoals staal, beton of kunststof en geschikt voor het transport van vloeistoffen en gassen; rijkswaterstaatswerken: werken als bedoeld in de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, Staatsblad 1996, 645; spoorwegwerken: infrastructuur bestemd voor verkeer over spoorstaven of geleiderails, met inbegrip van bovenbouw, kunstwerken, sloten en onderhoudswerken en vaste installaties, alsmede de daarbij behorende perrons, laad- en loswegen, trappen, tunnels en liften; vergunning: een vergunning als bedoeld in de Rivierenwet, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken en het Reglement dienst hoofden lokaalspoorwegen, voorzover betrel<king hebbend op het aanbrengen en hebben van kabels en leidingen in, op, onder of boven rijkswaterstaatswerken of spoorwegwerken; droge infrastructuur: rijkswaterstaatswerken en spoorwegwerken, met uitzondering van waterwegen en die dijken als hierna onder i genoemd; natte infrastructuur: waterwegen en dijken, voor wat betreft de laatste slechts voor zover het gaat om (de aanleg van of wijziging aan) de dijk als waterkeringswerk; langsleiding: een leiding of kabel die, krachtens vergunning, parallel is gelegd aan, boven, onder op of in een rijkswaterstaatswerk of spoorwegwerk; kruisende leiding: een leiding of kabel die, krachtens vergunning, kruisend door, op, boven, onder of in een rijkswaterstaatswerk of spoorwegwerl< is gelegd. 1. buitenleiding: een leiding of kabel die buiten een rijkswaterstaatswerk of spoorwegwerk is gelegd en valt onder één van de categorieën openbare werken als bedoeld in artikel 1 van de Belemmeringenwet privaatrecht (wet van 13 mei 1927, Stb.159). Ministerie van Verkeer en Waterstaat 18

21 Nadeelcompensatieregeling 1999 (NKL 1999) Afdeling 1.2. Recht op vergoeding voor het verleggen van kruisende en/of langsleidingen en de omvang daarvan Artikel 2 Voorzover blijl<t dat een verzoel<er ten gevolge van een besluit van de minister, inhoudende de wijziging of intrekking van een vergunning, schade lijdt of zal lijden, waarvan de vergoeding niet of niet voldoende op andere wijze is verzekerd, kent de minister, met inachtneming van de hierna volgende bepalingen, op verzoek aan hem een vergoeding toe. Artikel 3 De omvang van de schade wordt overeenkomstig de voorschriften vervat in de bijlage 1 bij deze regeling berekend. ken vergunning, een wijziging of intrekking van die vergunning te voorzien is in verband met binnen die periode uit te voeren werkzaamheden aan en ten behoeve van het desbetreffende rijkswaterstaatswerl< of spoorwegwerk en binnen de genoemde periode van vijf jaar daadwerkelijl< een besluit tot wijziging of intrekking van de vergunning wordt toegezonden dan wel uitgereikt. Artikel 6 Indien in bijzondere omstandigheden gronden aanwezig zijn om te concluderen dat redelijkerwijs een groter of kleiner gedeelte van de schade ten laste van de verzoeker dient te blijven dan uit de toepassing van het gestelde in de artikelen 3 t/m 5 voortvloeit, kan van het gestelde in die artikelen worden afgeweken. Artikel 4 Onverminderd het bepaalde in de artikelen 5 t/m 6, bestaat de vergoeding bij een langsleiding uit een percentage van de berekende schade, well< percentage lineair gerelateerd is aan de tijdsduur die is verstreken vanaf de datum van inwerkingtreding van het besluit tot verlening van de vergunning tot en met de dag van de toezending of uitreiking van het besluit tot wijziging of intrekking van de vergunning, zulks overeenkomstig hetgeen terzake is weergegeven ten behoeve van respectievelijk de droge en natte infrastructuur in de van deze beleidsregeling deel uitmakende schema's zoals opgenomen in bijlage 2. Onverminderd het bepaalde in de artikelen 5 t/m 6, bestaat de vergoeding bij een kruisende leiding uit de componenten kosten van ontwerp en begeleiding alsmede uitvoeringskosten van de werkelijke verleggingskosten zoals is weergegeven in de van deze beleidsregeling deel uitmakende bijlage 3. Artikel 5 Geen vergoeding vindt plaats als in het besluit tot verlening van de vergunning een bepaling is opgenomen dat binnen een periode van vijf jaren, te rekenen vanaf de datum van inwerkingtreding van de betrok- Afdeling 1.3. Recht op vergoeding voor het verleggen van buitenleidingen en de omvang daarvan Artikel 7 De minister l<ent de verzoeker die schade lijdt of zal lijden als gevolg van de rechtmatige uitoefening door of namens de minister van een aan het publiekrecht ontleende bevoegdheid of taak leidende tot een verlegging van een buitenleiding, op verzoek een vergoeding toe, voor zover de schade redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en voor zover de vergoeding niet of niet voldoende anderszins is verzekerd. Artikel 8 De omvang van de schade wordt overeenkomstig de voorschriften vervat in de bijlage 1 bij deze regeling berekend. Artikel 9 Onverminderd het bepaalde in artil<el 10, bestaat de vergoeding bij een buitenleiding uit de componenten kosten van ontwerp en begeleiding alsmede uitvoeringskosten van de werkelijke verleggingskosten zoals is weergegeven in de van deze beleidsregeling deel uitmakende bijlage 4. Ministerie van verkeer en Waterstaat 19

22 Artikel 10 Indien in bijzondere omstandigheden gronden aanwezig zijn om te concluderen dat redelijkerwijs een groter of kleiner gedeelte van de schade ten laste van de verzoeker dient te blijven dan uit de toepassing van het gestelde in de artikelen 8 en 9 voortvloeit, l<an van het gestelde in die artikelen worden afgeweken. Hoofdstuk 2. Bepalingen van procedurele aard Afdeling 2.1. De behandeling van de aan vraag; afdoening in eenvoudige gevallen Artikel 11 Een verzoek tot vergoeding wordt zo spoedig mogelijk bij de minister ingediend, doch in ieder geval binnen een termijn van vijf jaar na het van kracht worden van het besluit waarbij de vergunning wordt gewijzigd of ingetrokken, of de dag na het recht matig uitoefenen door of namens de minister van een aan het publiekrecht ontleende bevoegdheid of taak waardoor een buitenleiding verlegd diende te worden. Artikel 12 Het verzoek bevat - onverminderd het bepaalde in artikel 4:2 van de Algemene wet bestuursrecht - ten minste: een aanduiding van het besluit tot intrekl<ing of wijziging van de vergunning of van het rechtmatig uitoefenen door of namens de minister van een aan het publiekrecht ontleende taak of bevoegdheid leidende tot een verlegging van een buitenleiding; een aanduiding van de aard en omvang van de schade, alsmede een specificatie van het bedrag van de schade berekend conform de artikelen 3 t/m 5 en/of de artikelen 8 en 9; een opgave van het schadebedrag dat naar het oordeel van de verzoeker vergoed dient te worden. Artikel 13 De minister bevestigt de ontvangst van het verzoek om vergoeding zo spoedig mogelijk, doch uiterlijl< binnen twee weken na ontvangst ervan, en stelt de verzoeker op de hoogte van de te volgen procedure. Artikel 14 Binnen acht weken na ontvangst van het verzoek om vergoeding besluit de minister: het verzoek buiten behandeling te laten indien deze na afloop van de in artikel 11 genoemde termijn is ingediend of het verzoek af te wijzen indien deze naar het oordeel van de minister niet dan wel onvoldoende onderbouwd is nadat de minister de verzoeker in de gelegenheid heeft gesteld het verzuim te herstellen binnen vier weken na verzending van de brief waarin de verzoeker op het verzuim is gewezen of het verzoek geheel of gedeeltelijk in te willigen of toepassing te geven aan hoofdstuk 3 van deze regeling indien daartoe naar het oordeel van de minister termen aanwezig zijn of het verzoek in handen te stellen van een adviseur dan wel adviescommissie, bedoeld in Afdeling 2.2. of het verzoek kennelijl< ongegrond te verklaren. Artikel 15 in het besluit, bedoeld in artikel 14, aanhef en onder c, wordt tevens aangegeven tot welk gedeelte van de schade de vergoeding zich zal uitstrel<ken. Artikel 16 De minister kan de termijn, genoemd in artikel 14, eenmaal met vier weken verlengen. Afdeling 2.2. Advisering Artikel 17 Binnen vier weken nadat toepassing is gegeven aan het bepaalde in artikel 14, aanhef en onder e, wijst de minister een adviseur aan, well<e niet werkzaam is onder de verantwoordelijkheid van de minister. De adviseur heeft tot taak de minister van advies te dienen over het op het verzoek om vergoeding te nemen besluit. Ministerie van verkeer en Waterstaat 20

23 Artikel 18 Alvorens een adviseur aan te wijzen, geeft de minister van zijn voornemen daartoe kennis aan de verzoeker. De kennisgeving bevat, naast de redengeving voor het inschakelen van een adviseur, ten minste de naam van de adviseur, zijn beroep en de plaats waar hij zijn werkzaamheden pleegt te verrichten. De verzoeker kan binnen twee weken na de verzending van de kennisgeving bedenkingen uiten tegen de voorgenomen aanwijzing in welk geval de minister eenmalig tot een andere aanwijzing kan overgaan. Artikel 19 Het door de adviseur uit te brengen advies bevat ten minste een antwoord op de vraag of de schade een gevolg is van de activiteiten van de minister zoals omschreven in de artikelen 2 en 7. Bij bevestigende beantwoording van die vraag bevat het advies tevens antwoorden op de volgende vragen: Is vergoeding van de schade niet of niet voldoende op ander wijze verzel<erd? wat is de omvang van de schade? welk gedeelte van de schade behoort voor vergoeding op basis van deze regeling in aanmerl<ing te komen? zijn er gronden om toepassing te geven aan artikel 6 of 10 van deze regeling en zo ja, welk bedrag komt dan voor vergoeding in aanmerking? bestaat er aanleiding om op verzoek een bijdrage in de door de verzoeker gemaakte deskundigenkosten toe te kennen voorzoverre het inroepen van deskundigenbijstand door de verzoeker en de kosten daarvan redelijk zijn te achten? Artikel 20 De minister stelt aan de adviseur de (nadere) gegevens ter beschikking die nodig zijn voor een goede vervulling van diens adviestaal<. Artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur is van overeenkomstige toepassing. Artikel 21 De verzoeker verschaft de adviseur, naast de van verzoeker afkomstige informatie waarover de adviseur - op grond van artikel 20 - reeds beschikt, desgevraagd nadere gegevens en bescheiden die voor de advisering nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. Artikel 22 De adviseur kan inlichtingen en adviezen inwinnen bij derden, daaronder begrepen ambtenaren, in dienst bij een dienst, bedrijf of instelling, werkzaam onder verantwoordelijkheid van de minister. Indien met het verstrekken van inlichtingen of adviezen door derden kosten gemoeid zijn, oefent de adviseur deze bevoegdheid eerst uit na goedkeuring van de minister. Artikel 23 De adviseur kan desgewenst een plaatsopneming houden. Artikel 24 Ter voorbereiding van zijn advies stelt de adviseur de verzoeker en de minister in de gelegenheid tot het geven van een mondelinge toelichting. Beiden kunnen zich laten bijstaan of laten vertegenwoordigen door een gemachtigde. Meegebrachte deskundigen I<unnen in de gelegenheid gesteld worden een nadere toelichting te geven. Artikel 25 De adviseur stelt van zijn werkzaamheden een verslag op. Dit verslag bevat mede een weergave van hetgeen, op grond van artikel 24, ten overstaan van de adviseur naar voren is gebracht. Artikel 26 De minister kan aangeven binnen welke termijn een advies wordt verwacht. Deze termijn mag niet zodanig kort zijn dat de adviseur - gelet op de in de artil<elen 27 en 28 genoemde termijnen - binnen een dermate beperkt tijdsbestek een conceptadvies dient op te stellen dat hij zijn taak niet naar behoren kan vervullen. Artikel 27 Alvorens de adviseur zijn definitieve advies opstelt, maakt hij een concept-advies op. Ministerie van Verkeer en Waterstaat 21

24 Dit concept-advies wordt aan de verzoeker en de minister toegezonden, met het verzoek om binnen een termijn van uiterlijk vier weken, te rekenen vanaf de datum van verzending van het concept-advies, schriftelijk eventuele bedenkingen tegen het conceptadvies naar voren te brengen. Artikel 28 De adviseur stelt zijn definitieve advies vast binnen vier weken na ontvangst van de eventuele bedenkingen van de verzoeker en/of de minister, danwel na afloop van de in artikel 27 gestelde termijn. Artikel 29 Zodra het definitieve advies is vastgesteld, zendt de adviseur dit, vergezeld van het in artikel 25 bedoelde verslag, aan de minister en aan de aanvrager toe. verre toekenning van de gevraagde vergoeding jegens een verzoel<er zal plaatsvinden. Artikel 34 Indien het in artikel 33 bedoelde besluit afwijkt van het terzake uitgebrachte advies, bevat de motivering van dat besluit de redenen van deze afwijking. Artikel 35 In een besluit, bedoeld in artikel 15 of artikel 33, kan het bedrag van de toegel<ende vergoeding worden verhoogd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek, berekend vanaf de dag dat het verzoek om vergoeding is ontvangen dan wel vanaf de dag dat de schade daadwerkelijk is veroorzaal<t indien laatstbedoeld tijdstip later is dan de dag van ontvangst van het verzoek. Artikel 30 In bijzondere gevallen kan de minister, bij toepassing van het bepaalde in artikel 14, aanhef en onder e, voor de benodigde advisering over de aanvraag om schadevergoeding een commissie instellen. Artikel 31 Een commissie, bedoeld in artikel 30, bestaat uit een drietal door de minister benoemde desl<undigen. De minister wijst uit hun midden de voorzitter aan. Artikel 32 De artikelen 17 tot en met 29 zijn ten aanzien van de commissie van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de in artikel 17 genoemde termijn van vier weken in dat geval acht weken bedraagt. Afdeling 2.3. De vaststelling van de vergoeding Artikel 33 Indien toepassing is gegeven aan het bepaalde in artikel 14, aanhef en onder e, besluit de minister binnen vier wel<en na de dag van ontvangst van het advies in hoe- Hoofdstuk 3. Voorschotten Artikel 36 Indien de verzoeker naar redelijke verwachting in aanmerking komt voor een schadevergoeding, kan de minister, in afwachting van de beslissing terzal<e die vergoeding, op verzoek dan wel ambtshalve aan de verzoeker een voorschot verlenen. Artikel 37 Indien de minister besluit tot het verlenen van één of meer voorschot(ten) wordt daarmee geen aanspraal< op schadevergoeding, als bedoeld in artikel 2 of artikel 7, erkend. Artikel 38 Een voorschot wordt eerst verleend nadat de verzoeker schriftelijk de verplichting heeft aanvaard tot gehele en onvoorwaardelijke terugbetaling van hetgeen ten onrechte als voorschot is uitbetaald. De minister kan daarvoor zekerheidstelling verlangen. Ministerie van verkeer en Waterstaat 22

25 Toelichting NKL Algemeen Hoofdstuk 4. Slotbepalingen Artikel 39 Aanvragen om vergoeding, ingediend voor 1juli1998, worden behandeld met machtneming van de NKL Artikel 40 De NKL 1991 wordt op het tijdstip genoemd in artikel 41 ingetrokken Artikel 41 Deze beleidsregeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij, tezamen met de toelichting en bijlagen, wordt be ke n d ge m aa 1< t. Artikel 42 Deze beleidsregeling wordt tezamen met de overeenl<omst in het vijfde jaar na het tijdstip genoemd in artikel 39 geëvalueerd. Artikel 43 Deze beleidsregeling kan worden aangehaald als Nadeelcompensatieregeling verleggen l<abels en leidingen in en buiten rijkswaterstaatswerken en spoorwegwerken 1999 (NKL 1999). De Minister van Verkeer en Waterstaat, T Netelenbos. Toelichting 1. Inleiding in het Nederlands schadevergoedingsrecht wordt vanouds het uitgangspunt gehanteerd dat in beginsel eenieder zijn eigen schade dient te dragen. Deze regel is in de loop der tijden gematigd, in die zin, dat er afwijkingen van het uitgangspunt mogelijl< zijn. Deze afwijkingen doen zich voor ten aanzien van een tweetal te onderscheiden situaties. In de eerste plaats is een afwijking mogelijk als het schadetoebrengend handelen als onrechtmatig moet worden bestempeld. Voordat daarvan sprake kan zijn, is het in de eerste plaats vereist dat vaststaat dat er een rechtstreeks verband bestaat tussen een bepaalde beslissing of handeling en de schade. Daarnaast is het noodzakelijk om aan te tonen dat voldaan is aan de voor de vaststelling van de onrechtmatigheid van een bepaald optreden ontwikkelde criteria (= schending rechtsnorm, schuld, causaliteit, schade en schending van het door de rechtsnorm beschermde belang). Een tweede afwijking van het uitgangspunt doet zich voor in het specifieke geval dat het openbaar bestuur bij het uitoefenen van haar - op zich gerechtvaardigde - bestuurstaak onevenredige schade toebrengt aan een derde. Het is immers de taak van het overheidsorgaan om bij de uitoefening van haar bestuurstaken eenieder gelijk te behandelen en mocht dat niet het geval zijn, dan kan daaruit een plicht ontstaan tot vergoeding van die schade die onevenredig is. Hieronder zal met name deze tweede afwijking op het uitgangspunt centraal staan. Als basis voor deze in de jurisprudentie ontwikkelde lijn is veelal het in artikel 1 van de Grondwet neergelegde gelijkheidsbeginsel gehanteerd. Voorts is in dit verband van invloed geweest het uit het Franse recht bel<ende beginsel van de égalité devant les charges publiques. in het algemeen kan gezegd worden dat in bepaalde gevallen waarin een overheidshandeling schade veroorzaakt en die schade niet vergoed wordt, dit Ministerie van Verkeer en Waterstaat 23

26 optreden als onvoldoende zorgvuldig kan worden aangemerkt. Dit roept de vraag op, wanneer van een dergelijk onvoldoende zorgvuldig optreden' sprake is? Daaromtrent bieden de artikelen 3:2 en 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) enige houvast. Artikel 3:2 schrijft voor dat bestuursorganen bij de voorbereiding van een besluit (of een andere handeling, zulks via de schakelbepaling van artikel 3:1, tweede lid Awb) de nodige l<ennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen dient te vergaren. Artikel 3:4, eerste lid, van de Awb maal<t duidelijk dat dat moet gebeuren met het oog op de vereiste afweging van de rechtstreeks bij het te nemen besluit betrokken belangen. Tenslotte attendeert het tweede lid van artikel 3:4 er nadrukkelijk op dat de verantwoordelijl<heid van een bestuursorgaan bij het besluitvormingsproces verder gaat dan het louter afwegen van belangen. De belangenafweging moet resulteren in een dusdanige uitkomst dat de voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van het besluit niet onevenredig mogen zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doel(en). Het is in het bijzonder het tweede lid van artikel 3:4 van de Awb dat de rechtsplicht bevat tot het 'wegnemen' c.q. compenseren van de nadelen die door een besluit jegens een derde worden veroorzaakt en die als onevenredig moeten worden beschouwd. Daarbij zij aangetel<end dat de nadeelcompensatieplicht voor een bestuursorgaan in die zin begrensd is dat zij er enkel toe verplicht om aan degene, die door een besluit nadeel ondervindt, een vergoeding te verstrel<ken voorzover de betrokkene onevenredig zwaar door het besluit wordt getroffen. Slechts het element 'onevenredig' dient bij wijze van spreken aan het nadeel te worden 'ontnomen'. Met het oog daarop dient een bestuursorgaan achtereenvolgens de volgende vragen te beantwoorden: - Kan, gezien de onevenredige schade die een besluit teweeg zal brengen, dat besluit wel genomen worden of dient van het voornemen daartoe afgezien te worden? - l<an door een wijziging in het voorgenomen besluit de onevenredigheid van de schade weggenomen worden? of - Is sprake van onevenredige schade die - via vergoeding van dat gedeelte daarvan dat de schade een onevenredig karakter geeft - gereduceerd kan worden tot een tot het normaal maatschappelijk risico behorend niveau? Wat dient nu te worden verstaan onder schade die als onevenredig moet worden ge 1< en schetst? Daarbij moet het schade betreffen die een bepaald individu of een specifieke groep van individuen onevenredig zwaar treft in vergelijking met andere burgers die in een vergelijl<bare positie verkeren. Benadrukt wordt daarbij dat het bij het bepalen van het al of niet bestaan van een rechtsplicht tot compensatie van door het openbaar bestuur toegebrachte nadelen niet gaat om een onderlinge vergelijking van de positie van verschillende personen in verge- Iijkbare omstandigheden en het wegnemen van enige verstoring die daarin door overheidsoptreden kan ontstaan. Van belang is slechts de vraag of door een bepaalde overheidshandeling/-besluit een bepaalde burger zwaarder getroffen wordt (= een groter verstoring in een onderling vergelijkbare situatie ontstaat) dan met de algemeen aanvaarde normen/het normaal te achten maatschappelijk risico dat iedere burger loopt strookt. Alleen in dat laatste geval is er reden tot vergoeding van toegebracht nadeel. Bij het bepalen of in een concrete situatie gesproken kan worden van als onevenredig aan te merken schade en derhalve van nadeel dat redelijkerwijs niet (geheel) ten laste van de benadeelde behoort te blijven l<unnen diverse factoren een rol spelen, zoals de mate waarin de schade voorzienbaar was c.q. beperl<t had kunnen worden. Ministerie van Verkeer en Waterstaat 24

27 Toelichting NKL Algemeen II. Strekking van de Nadeelcompensatieregeling voor het verleggen van kabels en leidingen in en buiten rijkswaterstaatswerken en spoorwegwerken 1999 (NKL 1999) in navolging van haar voorgangster (de Nadeelcompensatieregeling voor het verleggen van kabels en leidingen in Rijkswaterstaatswerken 1991) strekt de NKL 1999 ertoe aan de in het voorafgaande beschreven (grondslag voor de) nadeelcompensatieverplichting op een terrein, alwaar het openbaar bestuur en leidingbeheerders (vooral nutsbedrijven) elkaar ontmoeten, nader concreet invulling te geven. Bij het elkaar ontmoeten gaat het om aanpassingen in de breedste zin van het woord (meestal verleggingen) aan de infrastructuur van de kabel- of leidingbeheerder tengevolge van activiteiten van de minister. Bij de voorbereiding van de NKL 1999 zijn als vertrel<punt genomen de NKL 1991 en de uitkomsten van het overleg met brancheorganisaties van kabel- en leidingbeheerders dat heeft geleid tot de overeenkomst. De NKL 1999 is een regeling betreffende de schade-elementen die een rol spelen, indien een wijziging optreedt in een bestaande relatie in het beheersgebied van de minister tussen enerzijds beheerders van bepaalde infrastructurele werken en anderzijds de beheerders van kabels en leidingen, zoals elektriciteitskabels, aardgasleidingen, waterleidingen en dergelijke. Eveneens bestrijkt de NKL 1999 de rechtsrelatie tussen de minister en niet aan de overeenkomst gebonden beheerders van kabels en leidingen die ontstaat indien kabels en leidingen buiten het beheersgebied door of vanwege de minister verlegd dienen te worden. Was echter in de NKL 1991 slechts sprake van de schadelijl<e gevolgen van de uitvoering van waterstaatswerken voor beheerders op kabels of leidingen, thans is de regeling mede van toepassing bij schade die leidingbeheerders wordt toegebracht door de uitvoering van spoorwegwerken. Een dergelijke uitbreiding van de reikwijdte van de oorspronl<elijke regeling strookt als zodanig met hetgeen in de praktijk reeds als gedragslijn wordt gevolgd. In feite vindt immers regelmatig een analoge toepassing van de NKL 1991 plaats in gevallen, waarin door wijziging in een spoorwegwerk nadeel aan een leidingbeheerder wordt toegebracht welke pral<tijk door de Raad van State niet onredelijk bevonden is (AbRRvS, 2 juli 1994, No. R , BR 1995,593). De belangrijkste reden om de NKL 1991 te herzien is de overeenkomst. De overeenkomst verplichtte de minister om de redelijkheidsnorm bij het verleggen van l<ruisende kabels en leidingen op dezelfde wijze in te vullen als overeengekomen in genoemde overeenkomst. De overeenkomst is met name afgesloten met het oog op de aanleg van de HSL-Zuid, Betuweroute en Westerscheldetunnel welke projecten mogelijk vertraging zouden kunnen oplopen door de ontevredenheid bij kabel- en Ieidingbeheerders over de wijze waarop de minister invulling gaf aan de schadevergoedingsplicht bij het verleggen van kabels en leidingen. Aangezien kabels en leidingen net als rail- en weginfrastructuur een zeker publiek belang dienen is tot afwijking van het bestaande schadevergoedingsbeleid voor het verleggen van kabels en leidingen besloten. Dit overigens alleen voor kabels en leidingen die onder één van de categorieën openbare werken als bedoeld in artikel 1 van de Belemmeringenwet Privaatrecht vallen. De overeenkomst bevat een afspraak tussen de minister en brancheorganisaties van eidingbeheerders over de manier waarop de minister invulling geeft aan artikel 3:4 lid 2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bij verleggingen van kabels en leidingen buiten beheersgebied. Aangezien een overeenkomst slechts tussen partijen geldt is het wenselijk, uit het oogpunt van rechtsgelijkheid, om niet-ondertekenaars van de overeenkomst qua nadeelcompensatie op dezelfde wijze te behandelen als de ondertekenaars van de overeenkomst. Het werl<ingsbereil< van de NKL 1999 is daarom, in tegenstelling tot de NKL 1991, niet slechts beperkt tot het beheersgebied van de minister. Ministerie van verkeer en Waterstaat 25

28 s,r 5re S s5's Een andere belangrijke reden om niet te volstaan met het inpassen van spoorwegwerken in de NKL 1991 maar te komen met een geheel herziene versie van die regeling wordt gevormd door de inmiddels in werking getreden Awb. Tevens is van de gelegenheid gebruik gemaakt om de regeling iets meer toe te schrijven naar de inmiddels gegroeide nadeelcompensatiepral<tijk op het terrein van kabels en leidingen. Zo is bijvoorbeeld nagenoeg nooit de hulp van een externe adviescommissie nodig gebleken voor de beantwoording van de zich voordoende schadevragen. Gelet hierop is bij het opzetten van de regeling op dit punt als uitgangspunt gekozen dat, in geval een extern advies nodig is, doorgaans volstaan l<an worden met de inschakeling van één adviseur. Slechts in uitzonderlijke, complexe, situaties kan gedacht worden aan inschakeling van een commissie. Een ander onderdeel waarbij nadrukkelijk wordt aangesloten bij ervaringen uit de schadevergoed i ngspraktijl< betreft het, in afwachting van de uiteindelijl<e vaststelling van de schade, ambtshalve kunnen verstrekl<en van voorschotten. Dit ter voorkoming van onnodige rentelasten. Ter zal<e zij hieromtrent verder verwezen naar de toelichting op de inhoud van de artikelen 36 tot en met 40. Hedentendage wordt vrij algemeen aangenomen dat de bestuursrechter, die bevoegd is om te oordelen over schadeveroorzakend handelen van de overheid, ook bevoegd is om te oordelen over beslissingen van de overheid op schadevergoedingsverzoel<en naar aanleiding van dat schadeveroorzakend handelen in gevallen waarin de schade is veroorzaakt door uitoefening van een aan het publiekrecht ontleende bevoegdheid. Dit overigens alleen indien de bestuursrechter bevoegd is om te oordelen over de schadeveroorzakende uitoefening van de aan het publiekrecht ontleende bevoegdheid zelf. In het kader van het intrekl<en van vergunningen als bedoeld in deze regeling moge het duidelijk zijn dat beslissingen op schadevergoedingsverzoel<en naar aanleiding van het intrekl<en van deze vergunningen aangeduid worden als besluiten in de zin van artikel 1:3 Awb. Tegen deze besluiten staat de rechtsbescherming van de Awb bij de daartoe bevoegde rechter open. In het licht van het voorafgaande wordt, wellicht ten overvloede voor wat betreft schade voortvloeiende uit het intrekl<en of wijzigen van vergunningen, met deze beleidsregeling, naast het geven van een procedure voor het behandelen van schadevergoedingsverzoel<en, tevens beoogd een voldoende publiekrechtelijke grondslag te creëren om de beslissingen van de minister, die uit de toepassing van de regeling voortspruiten, te kunnen aanmerken als besluiten in de zin van artil<el 1:3 van de Awb. Bij de toepassing van deze regeling geldt dat deze algemene regeling terugtreedt indien een specifieke wettelijke regeling, zoals bijvoorbeeld de Telecommunicatiewet voorziet in een vergoeding voor het verleggen van kabels en leidingen. Is zon specifieke regeling van toepassing op een verlegging dan dient de hoogte van de vergoeding voor de verlegging op grond van die specifieke regeling vastgesteld te worden. III. Reikwijdte van de regeling Op een zelfde wijze als waarop in de NI<L 1991 de nadeelcompensatieverplichting is geconcretiseerd, te weten door het noemen van percentages van de schade die voor vergoeding in aanmerking l<omen, is dit ook in de onderhavige regeling voor wat betreft langsleidingen geschied. Ook is daarbij wederom als uitgangspunt gehanteerd dat, naar mate de tijd dat een leidingeigenaar of -beheerder gerechtigd is tot het hebben van een langsleiding in een waterstaatswerk of (thans ook) spoorwegwerk langer is geweest, de hoogte van de vergoeding van nadelen als gevolg van een wijziging in de situatie afneemt. Dit op grond van de gedachte dat niet onafgebroken op een recht van een ongestoorde ligging in het desbetreffende werk gerekend mag worden. Integendeel, met het verstrijken der jaren zal het risico van gerechtvaardigde inbreuken op dat recht navenant toenemen. Mfnsterie van verkeeren Waterstaat 26

29 Een belangrijk verschil met de NKL 1991 betreft evenwel het feit dat krachtens de onderhavige regeling gedurende de eerste vijf jaren na de verlening van de vereiste vergunning aan de leidingeigenaar in principe een volledige vergoeding van zijn schade behoort te worden toegekend en dat na verloop van die eerste vijf jaren de hoogte van de vergoeding lineair afneemt. Dit in tegenstelling tot de constructie, gekozen in de NKL Daarbij immers bedroeg het te vergoeden percentage van de voor vergoeding in aanmerking komende schade gedurende de eerste vijf jaren 80% en ging dit percentage, telkens per periode van vijf jaar, sprongsgewijs omlaag. Wél gehandhaafd is daarbij overigens dat het tijdperk, gedurende hetwell< in meer of geleidelijk mindere mate gerel<end mag worden op een ongestoorde ligging van de kabels of leidingen, bij droge infrastructuur op 15 jaar is gesteld en bij natte infrastructuur op 30 jaar. Op het hierboven beschreven uitgangspunt van schadeberekening kan onder omstandigheden middels een beroep op de hardheidsclausule een uitzondering gemaakt worden. Gedacht wordt met name aan situaties waarbij het voor de leidingbeheerder evident fysiek niet mogelijk is om de ligging van de leiding anders te realiseren dan via het leggen daarvan parallel aan een waterstaats- of spoorwegwerk. Bij het bepalen van deze evidente fysieke onmogelijkheid I<unnen de maatschappelijl<e en/of wettelijke verplichtingen van de leidingbeheerder een rol spelen. Overigens is de vraag of een beroep op de hardheidsclausule in een specifiek geval gerechtvaardigd is in hoge mate een juridische zodat, bij twijfel of de hardheidsclausule van toepassing is, inschakeling van een juridisch geschoold adviseur op grond van deze regeling voor de hand ligt. Een belangrijk verschil met de NKL 1991 is de invulling van de redelijkheidsnorm bij het verleggen van kruisende kabels of leidingen. Waar de NKL 1991 voor zowel kruisende leidingen en langsleidingen uitging van het principe zoals hierboven bij langsleidingen beschreven, gaat de NKL 1999 bij de berel<ening van de hoogte van de vergoeding bij het verleggen van kruisende kabels en leidingen uit van de principes die ten grondslag hebben gelegen aan de overeenkomst. Dit betekent dat de uitvoeringskosten en de kosten van ontwerp en begeleiding van een verlegging wel voor vergoeding in aanmerking kunnen komen en de door de verlegging veroorzaakte materiaalkosten en l<osten voor uit en in bedrijfstellen niet. De uitbreiding van reikwijdte van de NKL 1999 tot buiten het beheersgebied van de minister heeft geleid tot de introductie van een nieuwe categorie leiding: de buitenleiding. De vergoeding voor het verleggen van de buitenleiding stemt overeen met de vergoeding voor het verleggen van een kruisende leiding. in de praktijk is deze categorie slechts van belang voor l<abel- en eidingbeheerders die niet gebonden zijn aan de overeenkomst, dat wil zeggen kabel- en leidingbeheerders die niet lid zijn van een van de brancheorganisaties die de overeenkomst hebben ondertekend. Voor ondertekenaars van de overeenkomst geldt immers dat de vergoeding al anderszins is verzekerd' zodat zij geen beroep op de NKL 1999 behoeven te doen. Ool< 'anderszins verzekerd' is de vergoeding voor een verlegging van een buitenleiding die op basis van eigendom of een zakelijk recht ligt. Een dergelijke vergoeding wordt op grond van de onteigeningswet bepaald. Nieuw is ook dat thans een regeling is opgenomen voor gevallen, waarin een leidingbeheerder een vergunning tot het mogen aanbrengen en hebben van kabels en/of leidingen in een bepaald waterstaatsof spoorwegwerl< aanvraagt en redelijkerwijs voorzienbaar is dat, te rel<enen vanaf het tijdstip van verlening van de gewenste vergunning, binnen een beperkte - op maximaal vijf jaar gestelde - periode een wijziging van het desbetreffende infrastructurele werk in uitvoering genomen zal gaan worden. Deze regeling geldt zowel voor kruisende leidingen als voor langsleidingen. Ministerie van Verkeer en Waterstaat 27

30 Indien een leidingbeheerder in een dergelijke voor hem kenbare situatie niettemin kabels en/of leidingen in dat infrastructurele werk wenst aan te brengen, maakt de vergunningverlener in de daartoe te verstrekl<en vergunning van de te verwachten wijziging(en) in de situatie melding. Het is redelijk dat het risico voor de schade die de leidingbeheerder wordt toegebracht bij het binnen de gestelde periode daadwerkelijk ter hand nemen van de voorziene infrastructurele wijziging (en de daarmee samenhangende intrekking of wijziging van de vergunning) ten volle bij de leidingbeheerder berust. Van enige vergoeding van schade door de vergunningverlener kan dan geen sprake zijn. De hardheidsclausule kan niet alleen ten gunste maar ook ten nadele van een betrokken leidingbeheerder worden gehanteerd. Men denl<e daarbij aan onder meer situaties, waarbij de nadelen die een leidingbeheerder treffen (mede) zijn toe te rel<enen aan de leidingbeheerder zelf doordat deze - door een bepaalde actieve gedragslijn of juist door stil te zitten - het risico van benadeling heeft vergroot. IV. Artikelsgewijze toelichting Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen Afdeling 1.1 Definities Deze afdeling bevat de begripsbepalingen die in de regeling worden gehanteerd. De meeste bepalingen sprel<en voor zich zij het dat een enkele bepaling nadere toelichting behoeft De begrippen kabel of leiding dienen ruim te worden geïnterpreteerd. Het gaat om zowel bovengrondse- als ondergrondse kabels en leidingen met de daarbij behorende technische installaties, bouwkundige voorzieningen etc., etc. Hierbij kan onder andere gedacht worden aan trafos, gasstations, hoogspanningsmasten met de daarbijbehorende funderingen en dergelijke. De definitie van spoorwegwerken is mede ontleend aan de onteigeningswet. Tot natte infrastructuur worden in de regeling slechts waterwegen en dijken gerekend. Onder dijken wordt daarbij slechts gedoeld op dijken in hun functie van waterkering. Alle andere functies die dijken tevens kunnen hebben (zoals bijvoorbeeld de functie van wegverbinding) vallen buiten het begrip natte infrastructuur en moeten dientengevolge in dit kader als droge infrastructuur worden beschouwd. Voor de goede orde: wanneer een dijk aangepast wordt in het kader van de functie waterl<ering dan is er sprake van natte infrastructuur en wanneer de dijk enkel en alleen in het kader van de verkeersfunctie wordt aangepast is er sprake van droge infrastructuur. Buitenleidingen zijn kabels of leidingen die buiten de door of namens de minister vergunde spoorwegwerken of rijkswaterstaatswerken zijn gelegen. In de praktijl< is deze categorie leidingen slechts van belang voor kabel- en leidingbeheerders die niet lid zijn van één van de branche-organisaties die de overeenkomst hebben ondertekend. Zie over het fenomeen buitenleidingen nader de toelichting bij afdeling 1.3. Mnsterie van Verkeer en waterstaat 28

31 Afdeling 1.2 Recht op vergoeding voor het verleggen van kruisende- en/of langsleidingen en de omvang daarvan Artikel 2 In artikel 2 wordt de grondslag voor het recht op vergoeding vastgelegd. Voor de juridische positionering van deze vergoeding wordt l<ortheidshalve verwezen naar het algemene deel van de toelichting bij deze regeling. Artikel 3 en 4 Er is om praktische redenen voor gekozen om bijlagen bij de regeling te voegen. Het vaststellen van de hoogte van de schade wordt in de bijlagen mede aan de hand van voorbeelden toegelicht, waardoor de regeling zelf inzichtelijk blijft. Artikel 4 Onder a van artikel 4 wordt bepaald dat de vergoeding bij langsleidingen lineair is gerelateerd aan de leeftijd van de vergunning. Dit is een wijziging ten opzichte van de Nl<L 1991 waarin het percentage stapsgewijs afnam. In de schema's kan worden afgelezen welk percentage bij welke vergunningsleeftijd behoort. Dit lineaire systeem doet meer recht aan de achterliggende grondgedachte dat het normaal maatschappelijk risico toeneemt naarmate de leeftijd van de vergunning vordert. De vergoeding kan hierdoor nauwl<eurig worden afgestemd op de leeftijd van de vergunningen. Er wordt bij langsleidingen een onderscheid gemaakt tussen droge en natte infrastructuur. Het normaal maatschappelijk risico wordt bij natte infrastructuur gedurende een looptijd van 30 jaar geacht 'om te slaan' naar de vergunninghouder. De periode van 30 jaar is gekozen omdat mag worden aangenomen dat bij natte infrastructuur zich geen snel wijzigende omstandigheden zullen voordoen. Na die termijn kan een ongestoorde ligging niet meer worden gegarandeerd en wordt er geen vergoeding meer toegekend. In tegenstelling tot de natte infrastructuur zijn wijzigingen in de droge infrastructuur een veelvoorkomend verschijnsel. Door de toename van het personen- en goederenvervoer over wegen en spoorwegen bestaat er een grote behoefte aan uitbreiding van de infrastructuur. Uitvoering van het Structuurschema Verl<eer en Vervoer, Rail 21 (versnelde verruiming van de spoorwegcapaciteit), de Betuwe-route en de Noordelijke aftakking hiervan, de Hoge Snelheidslijnen Zuid en Oost, de Westerscheldetunnel en de Hanzespoorlijn zijn hiervan de grote voorbeelden. Zoals gezegd, liggen wijzigingen in de droge infrastructuur nadrukkelijk sneller in het verschiet dan veranderingen/aanpassingen van natte infrastructurele werken. Met het oog daarop is het redelijk het tijdstip, waarop het normaal maatschappelijk risico voor de gevolgen van een wijziging in de droge infrastructuur voor rekening van een vergunninghouder behoort te komen, bij droge infrastructuur op een eerder moment te fixeren dan bij natte infrastructuur. Als uitvloeisel daarvan is - evenals in de NKL de termijn, waarna een ongestoorde ligging niet meer kan worden gegarandeerd op 15 jaren gesteld. Deze termijn is globaal opgebouwd uit een drietal perioden van 5 jaar die de voorzienbaarheid van de wijzigingen weergeven. De eerste periode van 5 jaar wordt gevormd door het volgen van de Planologische l<ernbeslissings- (Pl<B)-procedure. Hierdoor ontstaat het inzicht in de wijzigingen in het Structuurschema Verkeer en Vervoer (SVV). Vanaf het moment van goedkeuring door de Eerste Kamer van de PKB wordt wederom 5 jaar gerekend; dit l<omt in grote lijnen overeen met de geldigheidsduur van de PKB. De overige periode van 5 jaar is de tijd die genomen is om een en ander te implementeren in de regionale planologische structuur. Onder b van artikel 4 is bepaald dat de hoogte van de vergoeding bij l<ruisende leidingen bepaald wordt aan de hand van de werl<elijke verleggingsl<osten waarvan de kosten van ontwerp en begeleiding en uitvoering wel voor vergoeding in aanmerking komen en de materiaalkosten en de kosten van in en uit bedrijf stellen niet. Deze 'kos- Ministerie van verkeer en Waterstaat 29

32 tenverdeelsleutel' bij kruisende leidingen is de uitkomst van het overleg met brancheorganisaties van leidingbeheerders dat heeft geleid tot de overeenkomst. De vergoedingssystematiek voor kruisende leidingen is nader uitgewerkt in bijlage 3. Bij één en dezelfde verlegging kan zich de situatie voordoen dat een enkele te verleggen leiding bestaat uit zowel een kruisend, een langsliggend als een buitenliggend gedeelte. Voor de bepaling van de hoogte van de vergoeding voor het kruisende en het langsliggende gedeelte binnen het beheersgebied van de minister moet gekeken worden naar het doel van de ligging van de kabel of leiding in het gehele waterstaats- of spoorwegwerk. Is de aanraking geschiedt met het oog om langs te gaan liggen of juist met het oog om te l<ruisen? Is er sprake van een leiding die gedeeltelijk l<ruist en gedeeltelijk langsligt met het doel om langs te liggen dan moet de vergoeding voor de verlegging van de gehele leiding bepaald worden aan de hand van de systematiek voor het langs liggen. Mutatis mutandis geldt dit ool< voor kruisende leidingen. Is het doel van de ligging van de leiding niet eenduidig te bepalen dan dient in het kader van een dergelijl<e combi-verlegging de vergoeding bepaald te worden aan de hand van de vergoedingssystematiek die voor het desbetreffende stul< leiding geldt. Dit leidt ertoe dat in de praktijk voor wat betreft de schadevergoeding zon combi-verlegging als het ware opgeknipt wordt in stukken langsof kruisende leidingen. De hoogte van de vergoeding wordt dan voor het stuk of de stukken langskruisende leiding bepaald aan de hand van bijlagen 2 en 3. Wanneer sprake is van een verlegging van een leiding die zowel binnen het beheersgebied van de minister ligt (een kruisende- of een langsleiding) als buiten het beheersgebied ligt (een buitenleiding) dan dient sowieso de vergoeding voor een dergelijke verlegging opgel<nipt te worden in een gedeelte voor binnen het beheersgebied van de minister en een gedeelte voor buiten het beheersgebied van de minister. Artikel 5 Bij het verlenen van een vergunning kan het voorkomen dat met grote mate van zekerheid kan worden vastgesteld binnen vijf jaar daarna een wijziging of intrekking van de verleende vergunning zal plaatsvinden ten gevolge van een aanpassing van natte of droge infrastructuur. Zon grote mate van zekerheid bestaat bijvoorbeeld indien er reeds een voor elke belanghebbende kenbare beleidslijn zoals het SVV, het Meerjarenprogramma Infrastructuur en Transport (MIT) of een trajectnota is geformuleerd, waaruit redelijkerwijs kan worden afgeleid dat de uitvoering van de aanpassing binnen bovengenoemde termijn kan plaatsvinden. Wordt hiervan melding gemaakt bij de behandeling van een aanvrage terzake een vergunning en opteert een leidingbeheerder desondanl<s voor het - l<rachtens daartoe benodigde vergunning - mogen aanbrengen en hebben van een kabel of leiding in het betrokken infrastructurele werl<, dan legt de vergunningverlener een en ander in de vergunning vast. In dat geval behoren de kosten die voor de leidingbeheerder voortvloeien uit een wijziging van het infrastructurele werl< die binnen bovengenoemde periode in uitvoering wordt genomen, voor diens rekening te blijven. In de regeling is daarom een periode van vijf jaar opgenomen voor de gelding van de geschetste risico-aanvaarding door de leidingbeheerder/vergunninghouder. Deze periode van vijf jaar loopt dan vanaf het moment, waarop het besluit tot vergunningverlening in werking is getreden tot het tijdstip waarop - vanwege een aanpassing van het betrokken rijkswaterstaatswerk of spoorwegwerk - een besluit tot wijziging of intrekking van de desbetreffende vergunning wordt toegezonden of uitgereil<t. Deze regeling geldt zowel voor langsleidingen als voor kruisende leidingen. Deze regeling geldt per definitie niet voor buitenleidingen omdat deze niet op basis van een vergunning van de minister liggen. Indien het in bepaalde situaties, ondanks de te verwachten wijziging of intrekking, gewenst is toch een vergunning te verlenen, Ministerie van Verkeer en Waterstaat 30

33 Artikeisgewijze toelichting NKL 1999 zal hierin een bepaling worden opgenomen waaruit blijkt dat de vergunninghouder actief het risico aanvaardde voor de verandering in de situatie. De vergoeding bedraagt in zon geval 0%. l<eerzijde van de medaille is dat, indien door de minister een dergelijke bepaling niet wordt opgenomen, er sprake is van een vorm van actieve risico-aanvaarding aan de kant van de Minister. Blijkt immers in dat geval binnen de periode van vijf jaar toch een wijziging of opzegging van de vergunning noodzakelijk, dan zal de minister de door de leidingeigenaar te lijden schade voor 100% vergoeden. Artikel 6 Artikel 6 betreft de hardheidsclausule. Indien door de vergunninghouder aangetoond kan worden dat bijzondere omstandigheden met zich brengen dat de uit de artikelen 2 t/m 5 voortvloeiende vergoeding tot een apert onredelijke uitkomst zal leiden, kan de minister besluiten om op grond hiervan een hogere vergoeding vast te stellen. De hardheidsclausule kan ook in het nadeel van de vergunninghouder of de beheerder van een buitenleiding werken (zie hiervoor het algemene deel van de toelichting). Afdeling 1.3. Recht op vergoeding voor het ver/eggen buitenleidin gen en de omvang daarvan Artikel 7 In artikel 7 wordt de grondslag voor het recht op vergoeding vastgelegd. Anders dan bij het schadeveroorzakend handelen als bedoeld in artikel 2 van deze regeling, is in artikel 7 geen sprake van het wijzigen of intrekken van een vergunning door de minister welke schade veroorzaakt. De schade die hier bedoeld wordt zal in de meeste gevallen veroorzaakt worden door activiteiten van de minister buiten het beheersgebied van de minister. Deze schade zal meestal voortvloeien uit de aanleg van nieuwe infrastructuur welke aanleg veelal juridisch mogelijk gemaal<t wordt door besluiten genomen op grond van de Tracéwet. Voorbeelden van dergelijke besluiten zijn het tracébesluit Betuweroute en het tracébesluit HSL-Zuid welke besluiten door de minister als schadeveroorzal<end zijn aangemerkt. Niet altijd zal overigens een tracébesluit ten grondslag liggen aan activiteiten van de minister buiten het beheersgebied. Aan de aanleg van de Westerscheldetunnel ligt bijvoorbeeld geen tracébesluit ten grondslag maar ook diverse andere, wat mindere grootschalige activiteiten dan de drie genoemde projecten, vinden buiten het beheersgebied plaats zonder dat daar een tracébesluit aan ten grondslag ligt. Met name met het oog op de projecten HSL- Zuid, Betuweroute en Westerscheldetunnel is de overeenkomst gesloten om voor de kabels- en leidingenbeheerders te voorzien in vergoeding van schade die niet anderszins verzekerd is. Een overeenkomst geldt slechts tussen partijen zodat, om ook nietondertekenaars van de overeenkomst een zelfde vergoeding voor een verlegging te bieden als is voorzien in de overeenkomst, in deze regeling de categorie buitenleidingen is opgenomen. In de regeling is bepaald dat een vergoeding voor een verlegging van een buitenleiding overeenkomstig de systematiel< die geldt voor kruisende leidingen geschiedt. In de praktijk is deze categorie leidingen slechts van belang voor kabel- en leidingbeheerders buiten het beheersgebied van de minister die vanwege de minister verleggingen dienen uit te voeren welke verleggingen niet op basis van de overeenkomst of op basis van de onteigeningswet (de te verleggen kabel of leiding ligt op basis van eigendom of zakelijk recht) vergoed worden. De opname van de categorie buitenleidingen in de NKL 1999 is slechts de codificatie van de bestaande nadeelcompensatiepraktijl< voor verleggingen in het buitengebied van de minister waarin via de Regeling Nadeelcompensatie Rijkswaterstaat (RNR) de NKL 1991 analoog werd toegepast. Deze analoge toepassing van de NKL 1991 via de RNR in het buitengebied is door de Raad van State niet rechtens onjuist bevonden (AbRRvS, 8 januari 1999, HOl , REMU-Staat). Ministerie van Verkeer en Waterstaat 31

34 Artikel 8 Zie de toelichting bij artikel 3 Artikel 9 Dit artikel bepaalt dat de vergoeding voor het verleggen van een buitenleiding op dezelfde wijze bepaald wordt als de vergoeding voor een kruisende leiding in gevallen waarin de vergoeding voor een verlegging van een buitenleiding niet anderszins is verzekerd Artikel 10 Artikel 10 bevat de hardheidsclausule Hoofdstuk 2. Bepalingen van procedurele aard Afdeling 2.1 De behandeling van de aan vraag, afdoening in eenvoudige gevallen Artikel 11 Deze verjaringsbepaling is ontleend aan het Burgerlijk Wetboek (BW). De datum van het intrekl<en of wijzigen van een vergunning is eenvoudig te bepalen. Het rechtmatig uitoefenen door of namens de minister van een aan het publiekrecht ontleende taak of bevoegdheid waardoor een buitenleiding verlegd dient te worden is het schriftelijk verzoek van of namens de minister aan de betrokken kabel- of leidingbeheerder om de verlegging uit te voeren. Artikel 12 De Algemene wet bestuursrecht bevat in artikel 4:2 een aantal eisen waaraan een verzoek tenminste moet voldoen. In aanvulling hierop zijn, mede gezien de aard van de materie, een aantal gegevens noodzakelijk om tot een beslissing op het verzoek te kunnen komen. Indien en voorzoverre de werkelijke kosten nog niet exact bekend zijn wordt een gemotiveerde en controleerbare raming verschaft. Artikel 13 Behoorlijke vervulling van de bestuurstaak vergt dat de minister de ontvangst van het verzoek binnen twee weken na binnen- komst bevestigt en inzicht geeft in de te volgen procedure. Artikel 14 De minister neemt binnen acht weken na ontvangst van het verzoek een besluit. Het besluit van de minister kan een van de in de leden a t/m f opgesomde mogelijkheden betreffen. In geval de minister conform lid e een adviseur benoemt of een adviescommissie instelt, heeft dit tot gevolg dat de beslistermijn wordt opgerekt tot vier weken na ontvangst van het advies. De minister kan een verzoek kennelijk ongegrond verklaren als de verlegging waarvoor vergoeding wordt verzocht niet door of namens de minister is veroorzaakt. Artikel 15 Indien de minister besluit het verzoek geheel of gedeeltelijk in te willigen moet worden aangegeven tot welk gedeelte van de schade de vergoeding zich zal uitstrekken. De minister moet derhalve de hoogte van de schadevergoeding motiveren. Het besluit moet immers met voldoende redenen omkleed zijn. Artikel 16 Analoog aan artikel 4:14 Algemene wet bestuursrecht kan de in artikel 14 genoemde termijn van acht weken, waarin de minister een standpunt naar aanleiding van het verzoek dient in te nemen, verlengd worden met een redelijke termijn, welke maximaal vier weken kan bedragen. Dit zal aan de verzoel<er worden medegedeeld. Afdeling 2.2 Advisering Artikel 17 Evenals in de NKL 1991 is in de NKL 1999 de mogelijkheid opgenomen dat, in het kader van de wettelijke verplichting van de minister op grond van artikel 3:2 Awb om de beslissing op een verzoek tot vergoeding zorgvuldig voor te bereiden, adviezen van externe deskundigen kunnen worden ingewonnen. Voor de goede orde zij opgemerkt dat zon eventueel ingewonnen advies Ministerie van Verkeer en Waterstaat 32

35 Artikelsgewijze toelichting NKL 1999 slechts dient ter voorbereiding op het te nemen besluit door de minister en deze adviesprocedure niet in de plaats treedt van de Awb-rechtsbescherming die tegen de besluiten, die op grond van deze regeling genomen worden, openstaat. Ool< al behoefde bij de toepassing van de NKL 1991 vrijwel nimmer de deskundigheid van externe adviseurs te hulp geroepen te worden, dit laat onverlet dat zich in voorkomende gevallen de noodzaak daartoe wel kan voordoen. In afwijking van de NKL 1991 is in de regeling evenwel als uitgangspunt genomen dat in gevallen waarin de inbreng van een extern advies noodzakelijk geacht wordt, dit in principe wordt uitgebracht door één adviseur. Slechts in uitzonderlijke gevallen kan een beroep worden gedaan op meerdere deskundigen, verenigd in een adviescommissie. In de regeling is dit tot uitdrukking gebracht door allereerst, in de artikelen 17 t/m 29, de positie van de adviseur, zijn bevoegdheden en zijn werkwijze te regelen. Eerst daarna wordt in de artikelen 30 t/m 32 de mogelijkheid van het inschakelen van een adviescommissie vermeld en worden de regels, zoals zij met betrekking tot de adviseur zijn opgenomen, ten aanzien van een adviescommissie van overeenkomstige toepassing verklaard. Artikel 18 Een eerste voorwaarde, waaraan voldaan moet zijn wil sprake zijn van een advies dat de toets der kritiek kan doorstaan, is dat de adviseur moet kunnen optreden geheel onafhankelijk van met name degene die zijn deskundigheid heeft ingeroepen. Daartoe is vastgelegd dat de adviseur niet werkzaam mag zijn onder de verantwoordelijl<heid van de minister. Daarnaast wordt aan de verzoeker om vergoeding de mogelijkheid geboden om desgewenst bedenkingen te uiten tegen de keuze voor een bepaalde adviseur. De naar voren te brengen bedenkingen zullen dan in het bijzonder betrekking moeten hebben op (vermeende) partijdigheid van de adviseur. Artikelen 19 t/m 25 Teneinde goed in kaart te kunnen brengen welke feiten en omstandigheden voor de zaak in kwestie van betekenis zijn en welke belangen bij de beoordeling van de zaak relevant zijn, is het allereerst noodzakelijk dat de adviseur de beschikking krijgt over de gegevens die terzake in het bezit zijn van de minister (artikel 20). Ter aanvulling op die gegevens kan het van belang zijn dat van de zijde van de verzoeker nog nadere informatie wordt verschaft (artikel 21). Naast de documentatie die aldus aan de adviseur ter hand gesteld wordt, kan deze het opportuun achten uit eigen hoofde informatie te vergaren. Daartoe kan hij gegevens inwinnen bij andere personen dan de minister en de verzoeker en, zo nodig, een plaatsopneming houden (artikelen 22 en 23). Tenslotte stelt de adviseur zowel de minister als de verzoeker in de gelegenheid om - naast de schriftelijke stukken die zij aan de adviseur hebben verstrekt - ook mondeling hun zienswijze op de zaak nader toe te lichten. Van hetgeen mondeling naar voren is gebracht, dient de adviseur een verslag op te stellen (artikelen 24 en 25). Artikel 26 Indien de minister besluit het verzoek - conform artikel 14, sub e - in handen te stellen van een adviseur of adviescommissie, houdt dit impliciet in dat op het verzoek niet binnen de in artikel 4:13 van de Algemene wet bestuursrecht genoemde redelijke termijn van maximaal acht weken kan worden beschikt. Op grond van artikel 4:14 van de Algemene wet bestuursrecht dient in dat geval aan de verzoeker te worden bericht dat eerst na ontvangst van het advies een beslissing genomen kan worden en dat, zodra het advies is ontvangen, de beslistermijn - gelet op artikel 34 - maximaal vier weken bedraagt. In de geschetste situatie is er sprake van een onzekere tijdsfactor, gelegen in de duur van de advisering. Immers, op voorhand is ongewis hoeveel tijd de adviseur nodig zal hebben voor het uitbrengen van zijn advies. Gelet echter op het beginsel dat elke zaak Ministerie van verkeer en Waterstaat 33

36 a.- binnen redelijk te achten tijdpaden dient te worden afgehandeld, is het de taak van de minister om ervoor te wal<en dat de adviestijd, rekening houdend met aard en gewicht van een zaak, niet langer duurt dan strikt noodzal<elijk is. Teneinde deze taak goed te kunnen vervullen, dient de minister de mogelijkheid te hebben om in de gevallen, die zich daartoe lenen, de adviseur op enig tijdstip aan een termijn te binden. Het spreekt voor zich dat een dergelijke termijn niet dermate kort mag zijn dat aan de adviseur, die reeds rel<ening moet houden met de in de artil<elen 27 en 28 neergelegde termijnen, een onredelijk korte termijn wordt ve rgu n d. Artikelen 27 en 28 Alvorens de adviseur zijn advies uitbrengt, is het gewenst dat aan zowel de verzoeker als de minister het concept wordt voorgelegd teneinde beide partijen de gelegenheid te geven op eventuele onjuistheden te wijzen. Aldus wordt discussie, met name over de door de adviseur in l<aart gebrachte feiten en omstandigheden en de aard van de in beeld gebrachte belangen, voorkomen nadat het advies definitief is geworden. Weliswaar bevat artikel 34 de mogelijkheid om bij de uiteindelijl<e beslissing van het advies af te wijken, doch hantering van deze mogelijkheid behoort beperl<t te blijven tot gevallen, waarin de minister met de uiteindelijke conclusies in het advies niet kan instemmen. Artikel 29 Behoorlijk bestuur brengt met zich dat niet alleen de opdrachtgever, maar ook degene omtrent wiens verzoek advies is uitgebracht tegelijkertijd van de inhoud van het advies moet kunnen kennis nemen. Tevens wordt aldus bereil<t dat de verzoeker direct het tijdstip weet waarop ook de minister het advies heeft ontvangen. Dit is van belang voor de op dat moment aanvangende termijn van vier weken waarbinnen de minister dient te beslissen (artikel 33). Artikelen 30 t/m 32 in voorkomende gevallen kunnen aard en/of gewicht van een l<westie, waarop een verzoek betrekking heeft, zodanig zijn dat advies behoort te worden uitgebracht door meerdere adviseurs gezamenlijk. In dat geval zal een commissie van drie deskundigen worden ingesteld. Anders dan bij de benoeming van een adviseur wordt voor de benoeming van de leden van een adviescommissie aan de minister niet de in artikel 17 neergelegde termijn van vier weken, maar van acht weken vergund. Voor het overige zijn de in de artikelen 17 t/m 29 geformuleerde spelregels die bij advisering door een adviseur in acht genomen moeten worden, evenzo van toepassing bij de invulling van de adviestaak door een commissie. Afdeling 2.3 De vaststelling van de vergoeding Artikel 33 In gevallen, waarin voor de beslissing op het verzoek het inroepen van de deskundigheden van een extern adviseur noodzakelijk wordt geoordeeld, zal als regel de in artikel 4:13 van de Algemene wet bestuursrecht neergelegde regel dat een redelijke beslistermijn in principe maximaal acht weken bedraagt, worden overschreden. Om toch zoveel mogelijl< te waarborgen dat ook in die situatie op voorspoedige wijze tot een beslissing gekomen wordt, is - naast het in artikel 26 opgenomen voorschrift dat de minister een adviseur op termijn kan stellen - bepaald dat de minister binnen vier weken na ontvangst van het advies op de desbetreffende aanvraag dient te beschikken. Artikel 34 Het motiveringsbeginsel brengt met zich mee dat een van het advies afwijkend besluit goed onderbouwd moet worden. Artikel 35 Bij de berel<ening van de rente wordt aansluiting gezocht bij het burgerlijl< recht (artikel 6:119 8W). Vanaf het moment van het verzoek om Ministerie van Verkeer en Waterstaat 34

37 Artikeisgewijze toelichting NKL 1999 schadevergoeding kan de wettelijke rente worden berekend. Mede omdat de minister krachtens deze regeling pas een besluit kan nemen omtrent de vergoeding, indien de schade ook kenbaar wordt gemaakt en daartoe het verzoek is ingediend, brengt een redelijke toepassing van deze regeling met zich mee dat het tijdstip waarop de rente ingaat wordt gesteld op de datum van ontvangst van het verzoek. Indien de schade later is ontstaan dan nadat het verzoek is ingediend wordt de wettelijke rente berekend vanaf de datum dat de schade ontstond. Hoofdstuk 3. Voorschotten Artikelen 36 t/m 38 Evenals de NKL 1991 bevat de NKL 1999 de mogelijkheid om op verzoek, vooruitlopend op de uiteindelijke beslissing op het verzoek, een of meerdere voorschotten te verlenen. Dergelijl<e voorschotten kunnen in principe slechts worden verleend nadat de verzoeker schriftelijl< de verplichting heeft aanvaard om ten onrechte betaalde voorschotten geheel en onvoorwaardelijk te restitueren verhoogd met de conform het BW vast te stellen wettelijke rente. De minister kan daartoe een vorm van zekerheidstelling, bijvoorbeeld in de vorm van een bankgarantie, verlangen. Anders dan in de NKL 1991 is thans de mogelijkheid gecreëerd dat de minister ook ambtshalve tot voorschotverlening kan besluiten. Een belangrijke aanleiding daartoe kan zijn gelegen in het voorkomen van onnodige rentelasten. Daarvan is immers sprake indien op voorhand vaststaat dat de verzoeker recht heeft op enigerlei vergoeding van hem toegebrachte schade doch de hoogte daarvan niet direct vaststaat. Betaling van voorschotten, in afwachting van de vaststelling van de uiteindelijl< verschuldigde vergoeding, brengt met zich dat niet achteraf over het totaal verschuldigde bedrag ook nog renteverliezen bijgepast behoeven te worden. Opgemerkt zij dat in die gevallen, waarin - in het licht van het voorgaande - gerede aanleiding bestaat tot het ambtshalve verstrekken van een voorschot, doch de verzoeker de ter zake gewenste zekerheidstelling weigert te verschaffen, de minister de in de rede liggende bevoorschottingsbedragen zal storten op een afzonderlijke rel<ening. Dit ter voorkoming van het risico dat door het gedrag van de verzoeker de rentelasten onnodig hoog zullen oplopen. Hoofdstuk 4. SlotbepaJingen Artikelen 39 t/in 43 Bij inwerkingtreding van de regeling overeenkomstig artil<el 41, wordt de NKL 1991 ingetrokken. In artikel 39 is evenwel - als maatregel van overgangsrecht - vastgelegd dat de NKL 1991 van toepassing blijft op verzoeken om vergoeding die zijn ingediend voor 1juli Dit impliceert dat verzoel<en om vergoeding die zijn ingediend na 1 juli 1998, maar voor inwerkingtreding van de NKL 1999, op grond van de NKL 1999 behandeld dienen te worden. In artil<el 42 is bepaald dat de NKL 1999 tegelijkertijd met de overeenkomst geëval ueerd wordt. De Minister van Verkeer en Waterstaat, T Nete/enbos. Minstere van Verkeer en Waterstaat 35

38 Bijlage 1, bedoeld in artikel 3 van de NKL 1999 Introductie In de NKL 1999 worden vier soorten leidingen onderscheiden: Leidingen binnen beheersgebied: langsleidingen; kruisende leidingen De vergoeding voor het verleggen van Iangsleidingen wordt bepaald aan de hand van bijlage 2 van deze regeling. De vergoeding voor het verleggen van een kruisende leiding wordt bepaald aan de hand van bijlage 3 van deze regeling. buitenleidingen; leidingen die onder de overeenkomst vallen. De vergoeding voor een verlegging van een buitenleiding wordt bepaald aan de hand van bijlage 3 en de vergoeding voor het verleggen van een leiding die onder de overeenkomst valt wordt bepaald aan de hand van de overeenkomst. Voor de leidingen genoemd onder 1, 2 en 3 dat allereerst de kosten van een verlegging bepaald dienen te worden. Van deze kosten worden de voordelen afgetrokken die voortvloeien uit een verlegging. Het aldus berel<ende bedrag is de schade die een kabel of leidingbeheerder lijdt door een verlegging. De wijze van schadeberekening is in deze bijlage vastgelegd. De vergoeding voor een verlegging van een kruisende-, langsliggende- of buitenleiding wordt vervolgens aan de hand van de respectieve bijlagen bepaald. 1. Wijze waarop de omvang van de schade wordt bepaald In het navolgende wordt uiteengezet welke uitgangspunten en berel<eningsmethode worden gehanteerd bij het vaststellen van de omvang van de schade bij een verlegging van een kabel of leiding. Schade wordt gedefinieërd als de kosten die gemaal<t moeten worden om de verlegging uit te voeren minus de uit de verlegging voortvloeiende voordelen. Uitgangspunt bij de bepaling van de omvang van de schade bij een verlegging van een kabel of leiding zijn de werkelijke verleggingskosten. De verleggingskosten omvatten alle directe kosten die de verzoeker moet maken om de kabel of leiding te verleggen. In concreto betreft het de volgende kostencomponenten: - materiaall<osten; - kosten van het uit en in bedrijf stellen; - kosten van ontwerp en begeleiding; - uitvoeringskosten. In het onderstaande wordt een leidraad gegeven voor de berel<eningswijze van de kosten van een verlegging. Deze berel<eningswijze is ontleend aan de overeenkomst. Aan de overeenkomst is een drietal uitgangspunten ten grondslag gelegd: - De schade bij een verlegging wordt in principe bepaald aan de hand van het onteigen in gs recht. - l<abels en leidingen zijn incourante objecten (ze kunnen immers niet meer op de markt verhandeld worden nadat ze zijn gelegd en hun functie zijn gaan vervullen) in de zin van het onteigeningsrecht, wat tot gevolg heeft dat bij de berekening van schade en de vergoeding de werkelijke verleggingskosten als uitgangspunt worden genomen. Zulks met inachtneming van het onteigen ingsrecht. - Verleggingen dienen te worden gerealiseerd op basis van een technisch adequaat alternatief dat tegen de maatschappelijke laagste kosten gerealiseerd kan worden. Dit houdt in dat gestreefd dient te worden naar optimalisatie, hetgeen betekent dat bij een verlegging gekozen zal worden voor het meest aantrekkelijl<e alternatief onder de voorwaarde dat zuli<s geen nadelen oplevert voor de verlegger en de minister ten opzichte van de meest voor de hand liggende variant. De meest voor de hand liggende variant is een verlegging ter plaatse van de oorspronkelijke ligging van de te verleggen kabel of leiding. Ministerie van Verkeer en Waterstaat 36

39 Bijlage 1 NKL Leidraad schadeberekening Artikel 1 De hoogte van de kosten voor het verleggen van een kabel of leiding wordt vastgesteld volgens de hierna volgende berel<en i ngsmethodiek. Bij deze berekeningsmethodiek worden de componenten vermogensschade en inkomensschade niet als uitgangspunt genomen. Bij deze berekeningsmethodiek worden de kosten vastgesteld aan de hand van de werl<elijke verleggingskosten. De werl<elijke verleggingskosten bestaan uit: - materiaalkosten - kosten van het uit en in bedrijfstellen - kosten van ontwerp en begeleiding - uitvoeringskosten. De hoogte van de kosten worden gecorrigeerd indien zich door de verlegging of aanpassing van de kabel of leiding een kwantificeerbare voordeeltoerekening voordoet (zoals bijvoorbeeld een capaciteitstoename van een leiding of het voordeel dat ontstaat indien er een nieuwe leiding in de plaats komt van een technisch versleten leiding). Artikel 2 Onder materiaalkosten worden verstaan: - kosten van bedrijfseigen materialen die noodzal<elijk zijn voor de instandhouding van de functie van de te verleggen kabel of leiding en daarvoor noodzakelijke beschermingsconstructies. Hieronder worden in elk geval verstaan kosten van kabel- en of eidingcomponenten, kosten van elektrotechnische, werktuigbouwkundige en civieltechnische materialen, alsmede kosten van bouwmaterialen, alsmede kosten van bouwmaterialen bestemd voor gebouwen waarin delen van kabel- en leidingsystemen worden ondergebracht. Artikel 3 Onder de kosten van het uit en in bedrijf stellen worden verstaan: - kosten van het spannings- of produktloos maken van de kabel en leiding alsmede de kosten van het weer in bedrijf stellen van de kabel of leiding, - kosten samenhangend met tijdelijke voorzieningen van operationele aard. Tijdelijke voorzieningen van operationele aard zijn voorzieningen die benodigd zijn om de levering tijdens de uitvoering van een verlegging te waarborgen. Artikel 4 Onder uitvoeringskosten worden verstaan: - kosten van civieltechnische, bouwl<undige en installatietechnische werkzaamheden (zoals werkputten en ondersteuningen), - kosten samenhangend met de uitvoering van het verwijderen van verlaten kabels of leidingen. De ter plaatse vrijgekomen materialen zijn c.q. worden het eigendom van de leid i ngbeheerder, - kosten van constructieve en bijzondere voorzieningen die nodig zijn in verband met de aanraking van het infrastructuurwerk (zoals overkluizingen en mantelbuizen), - kosten van tijdelijke voorzieningen van fysieke aard, zoals extra kabel- en leidingvoorzieningen die worden opgeheven zodra de definitieve verlegging is gerealiseerd in samenhang met de voortgang van het infrastructuurproject. Artikel 5 Een aftrel< nieuw voor oud wordt alleen toegepast indien sprake is van l<enbaar technisch versleten kabels of leidingen. Onder technisch versleten wordt verstaan kabels of leidingen waarvan de technische levensduur binnen een periode van 5 jaar verstreken zal zijn. Een aftrek nieuw voor oud vindt plaats op basis van een contante waardeberekening waarbij wordt uitgegaan van de technische levensduur van de betreffende kabel of leiding. Indien delen van een zelfstandige eenheid vervangen moeten worden, wordt voor de berel<ening uitgegaan van de integrale kosten van de vervanging van de gehele zelfstandige eenheid onder toerekening van een evenredig deel van de kosten aan het te vervangen onderdeel. De technische levensduur van een aantal soorten kabels of leidingen wordt bepaald Ministerie van Verkeer en Waterstaat 37

40 aan de hand van het overzicht dat in onder staande toelichting is opgenomen. De technische levensduur van soorten kabels of leidingen die niet in dit overzicht zijn opgenomen wordt naar redelijkheid bepaald. 3. Toelichting berekeningswijze schade Artikel 1 Voor de bepaling van de kosten van ontwerp en begeleiding als bedoeld in lid 4 wordt aansluiting gezocht bij artikel 26 van de Regeling van de verhouding tussen opdrachtgever en adviserend ingenieursbureau (RVOI 1998). Ingevolge artikel 26 van die regeling I<unnen de volgende werkzaamheden worden onderscheiden: - onderzoek - voorontwerp - definitief ontwerp - bestek - aanbesteding en gunning - detaillering ten behoeve van de uitvoering - directievoering - oplevering - onderhoud- en garantietermijn. Voor de hoogte van de hier opgesomde kosten zijn de werkelijke kosten het uitgangspunt. Indien deze afwijken van het in de RVOI 1998 aangegeven niveau, dan dient onderbouwing van de afwijking te worden gegeven. Zonodig l<an een beroep op de hardheidsclausule gedaan worden. Lid 5 impliceert dat, wanneer sprake is van een capaciteitstoename van een leiding of een vervanging van een technisch versleten leiding of kabel, het hierdoor ontstane voordeel wordt afgetrokken van het schadebedrag dat wordt vastgesteld. Mutatis mutandis geldt hetzelfde voor opstallen indien er sprake is van kwantificeerbare voordelen. Artikel 2 Ook de kosten van het transport van materialen naar de bouwplaats vallen onder het begrip 'materiaalkosten. Een sluitende opsomming van wat onder het begrip materiaalkosten dient te vallen is niet goed mogelijk zodat in de praktijk van geval tot geval beoordeeld dient te worden welke kosten als materiaall<osten aangemerkt dienen te worden. Als richtsnoer l<an daarbij wellicht de interpretatie die in de praktijk gegeven wordt aan artikel 4 van de overeenkomst dienen. Artikel 3 Onder kosten van uit- en in bedrijf stellen vallen kosten van tijdelijke voorzieningen van operationele aard, zoals extra kosten van personele aard ten behoeve van bedrijfsvoering en hulpmiddelen voor die bedrijfsvoering zoals watertanks, gasflessen en noodaggregaten. Artikel 4 Onder de kosten van tijdelijke voorzieningen van fysieke aard worden alle tijdelijke fysiel<e kabel- en leidingverbindingen verstaan, die de leidingbeheerder moet aanleggen en later buiten bedrijf stellen in het kader van de door de minister gevraagde verlegging. Deze kosten houden nauw verband met de noodzakelijke continuiteit van het bedrijfsproces van de betrokken kabelof leidingbeheerder. De kosten van een CAR-verzekering vallen ook onder het begrip uitvoeringskosten. Onder uitvoeringskosten worden tevens de eenmalige kosten verbonden aan het vestigen van zal<elijke rechten begrepen. Uitgangspunt hierbij is echter wel dat deze kosten redelijk zijn. Bij de beantwoording van de vraag wat redelijk is kan bijvoorbeeld gekeken worden naar de regeling terzake zoals die door de Gasunie en LTO Nederland is overeengekomen. Voor uitvoeringskosten geldt hetzelfde als wat in de laatste zin van de toelichting bij artikel 2 is gesteld. Artikel 5 Leidingen met een technische levensduur van 100 jaar en ouder worden niet geacht aan veroudering onderhevig te zijn. Dit leidt ertoe dat een korting nieuw voor oud niet Min isterie van Verkeer en Waterstaat 38

41 Bijlage 1 NKL 1999 toegepast kan worden bij het bepalen van de kosten voor het verleggen van een dergelijke leiding. De hoogte van de kosten van een verlegging kan echter wel gecorrigeerd worden indien zich door de verlegging een kwantificeerbare voordeeltoerekening voordoet. Dit is o.a. het geval als: de capaciteit van de leiding toeneemt, de leiding meer druk kan verdragen (verhoging van de drukklasse), opheffen van een evident verl<eerde ligging, opheffen van constructiefouten of een foutieve keuze van leidingmaterialen voorzover deze de technische levensduur significant zouden kunnen beïnvloeden, achterstallig onderhoud eveneens gepaard gaande met een significante verkorting van de technische levensduur en een noodzakelijke reconstructie van oudere opstallen. Bij een reconstructie van oudere opstallen kan afhankelijk van de situatie een correctie nieuw voor oud worden toegepast conform de regels van het onteigeningsrecht waarbij dan een eventuele vergroting van de functionaliteit eveneens in mindering gebracht kan worden op de vergoeding. zou naar objectieve maatstaven aldus in 2004 moeten worden vernieuwd - infrastructureel project maakt verlegging van 100 m leiding noodzakelijl< in kosten partiële verlegging': f geschatte kosten gehele verlegging in 2004: f evenredig deel van het in 2001 te verleggen deel ten opzichte van de in 2004 geplande totale verlegging is: 100/800 X f = f bij een rekenrente van 4% (dit is tweederde van het gemiddelde percentage dat de grootste banken van Nederland als rente hanteren voor standaard - hypotheken zonder gemeentegarantie op basis van een tienjarige annuïteit) is dit bedrag naar het jaar 2001 contant te maken met de rekensom f : (1,04) 3 = f de schadeloosstelling is nu gelijk aan f (kosten partiële verlegging in 2001) minus f (de contant gemaakte evenredige besparing in 2004) = f Een aftrek nieuw voor oud bij leidingen is gecompliceerd, omdat in bijna alle aanpassings- en verleggingssituaties een zelfstandige eenheid (een onderdeel van de technische werken in het leidingencomplex, dat bij vervanging van een (deel van) dit leidingencomplex, zowel uit technisch als uit bedrijfseconomisch oogpunt naar redelijke verwachting in stand zal blijven) ontbreekt. Bij een verlegging van een deel van een zelfstandige eenheid is het pas zinvol om een correctie nieuw voor oud toe te passen, indien die partiële verlegging dicht tegen het moment aan zit, waarop de technische levensduur van de gehele leiding verstreken is. Van dat laatste is sprake indien de periode tussen partiële verlegging en een verstrijken van de technische levensduur 5 jaar of korter is. Een voorbeeld: - leiding aangelegd in technische levensduur: 45 jaar - totale leiding met een lengte van 800 m Ministerie van Verkeer en waterstaat 39

42 Overzicht technische levensduur Het onderstaande overzicht is samengesteld op grond van artikel 9 lid 2 van de overeenkomst. Dit overzicht is niet uitputtend zodat de technische levensduur van een kabel of leiding die niet in dit overzicht is opgenomen naar redelijkheid en billijkheid bepaald dient te worden. Waterleidingen Gasleidingen Materiaal Diameter- Verwachte Materiaal Verwachte range [mm] technische levensduur (jaar) technische levensduur (jaar) Transportleidingen Staal > 300 > 100 Beton > 300 > 100 Asbestcement > Nodulair GIJ > 300 > 100 Laminair GIJ > 300 > 100 PVC v66r 1975 > PVC van ennal97s > PE > GVK >300 >100 Distri butieleid i ngen Asbestcement Nodulair GIJ >100 Laminair GIJ PVC v66r PVC van en na PE Staal Transportleidingen (8, 4 en 1 bar) Staal > 100 Nodulair GIJ > 100 PE 1 e en 2e generatie 70 PE 3e generatie > 100 Distributieleidingen (100 en 30 mbar) Asbestcement 70 Staal 80 Nodulair GIJ > 100 Laminair GIJ > 100 PEl e en 2e generatie 70 PE 3e generatie > 100 SIvPVC >100 HPVC 70 Aansl uitleidi ngen Kleinere leidingen (tot 50 mm) niet relevant, grotere conform de distributieleidingen. Ministerie van Verkeer en Waterstaat 40

43 Bijlage 1 NKL 1999 Elektriciteitskabels Aardgas. KI, K2 EN K3 transportleidingen ( > 8 bar) Materiaal Verwachte Materiaal Diameter- Verwachte technische (mm) technische levensduur levensduur ('aar) (jaar) Hoogspanningsmasten Stalen masten > 100 Staal >100 > 100 Transportkabels (>30 kv) Oliedruk kabel Gasdrukpijpkabel 70 Gepantserd papier lood kabel (GPLK) 60 (XL)PE kabel, gegrafiteerd, niet waterdicht of voorzien van waterboom- bestendige isolatie 20 (XL)PE kabel, niet gegrafiteerd, niet waterdicht of voorzien van waterboom- bestendige isolatie 40 (XL)PE kabel, waterdicht of voorzien van waterboombestendige isolatie 70 Distributiekabel middenspanning (tot 30 kv) Gepantserd papier lood kabel(gplk) 60 (XL)PE kabel, gegrafiteerd, niet waterdicht of voorzien van waterboom-bestendige isolatie 20 (XL)PE kabel, niet gegrafiteerd, niet waterdicht of voorzien van waterboom-bestendige isolatie 40 (XL)PE kabel, waterdicht of voorzien van waterboom- bestendige isolatie 70 Distributiekabels laagspanning (0,4 kv) GPLK 100 Pvc 100 Ministerie van verkeer en Waterstaat 41

44 Bijlage 2, bedoeld in artikel 4 sub a (langsleidingen) van de NKL 1999 De schade bij een verlegging van een langsleiding wordt bepaald conform bijlage 1 waarna, afhankelijk van de ouderdom van de ingetrol<ken vergunning, aan de hand van de van bij gaande tabellen, de vergoeding bepaald wordt. De tabellen concretiseren een aftrek maatschappelijk risico wat er in resulteert dat bij een verlegging van een langsleiding vanwege een droog of nat infrastruc- tuurwerk de vergoeding bij een in te trekken of te wijzigen vergunning die ouder is dan vijftien respectievelijk 30 jaar nihil bedraagt. Een voorbeeld: Verlegging van een langsleiding gelegen in droge infrastructuur in 2008 waarvoor de vergunning om langs te mogen liggen in 2000 is verleend. De schade voor de kabel- of leidingbeheerder bedraagt f ,- De vergoeding bedraagt 56% van f ,- = f ,- Vergoedingspercentage Droge Infrastructuur ) n Jaren Vergoedingspercentage na verloop van genoemd jaar: Vergoedingspercentage Natte Infrastructuur ) 70 0) 6) 6) Jaren Vergoedingspercentage na verloop van genoemd jaar: ,8 73,6 70,4 67, ,8 57,6 54,4 51, ,8 41,6 38,4 35, ,8 25,6 22,4 19, ,8 9,6 6,4 3,2 0 Ministerie van Verkeer en Waterstaat 42

45 Bijlage 3 en 4 NKL 1999 Bijlage 3, bedoeld in artikel 4 sub b (kruisende leidingen) van de NKL 1999 De schade bij een verlegging van een kruisende leiding wordt bepaald conform bijlage 1. De vergoeding voor een verlegging van een kruisende leiding bestaat uit de componenten l<osten van ontwerp en begeleiding en uitvoeringskosten hetgeen impliceert dat materiaalkosten en de kosten van het uit en in bedrijf stellen niet voor vergoeding in aanmerking komen. Bijlage 4, bedoeld in artikel 9 (buitenleidingen) van de NKL 1999 De overeenkomst is het resultaat van besprel<ingen tussen het Ministerie van Verkeer en Waterstaat en van brancheorganisaties van leidingbeheerders (EnergieNed, Vewin en Velin). Deze overeenkomst geldt slechts tussen de minister en de leden van genoemde brancheorganisaties. Uit oogpunt van rechtsgelijkheid is het wenselijk om verleggingen van kabels en leidingen in beheer bij niet-ondertekenaars van de overeenkomst op dezelfde wijze te vergoeden als op grond van de overeenkomst dient te geschieden. Daarom is het werkingsbereik van de NKL 1999 uitgebreid tot buiten het beheersgebied van de Minister en is bepaald dat de vergoeding voor het verleggen van een buitenleiding op dezelfde manier bepaald wordt als de vergoeding voor het verleggen van een kruisende leiding. Voor de goede orde: leden van de brancheorganisaties die de overeenkomst hebben onderte- <end komen niet in aanmerking voor een vergoeding op grond van deze bijlage aangezien de vergoeding voor een verlegging buiten het beheersgebied al anderszins verzekerd is namelijk door de overeenkomst. Uitgangspunt van de overeenkomst is overigens, wil een kabel of leiding onder de overeenkomst vallen, dat de te verleggen kabel of leiding op basis van een gedoogplicht op grond van de Belemmeringenwet Privaatrecht (Wet van 13 mei 1927, Stb. 159) had l<unnen liggen maar dat dit, om welke reden dan ook, niet het geval is. M.a.w. een dergelijke kabel of leiding dient een zeker publiek belang te hebben welk publiek belang hier wordt bepaald door het begrip 'openbaar werl<' van artikel 1 van de Belemmeringenwet Privaatrecht. Wanneer een kabel of leiding niet valt onder te brengen in één van de categorieën van openbare werken als bedoeld in artikel 1 van de Belemmeringenwet Privaatrecht dan wordt een dergelijl< publiek belang niet aanwezig geacht. Bij verleggingen van buitenleidingen is wat betreft de vergoeding voor de verlegging allereerst de juridische basis waarop de te verleggen kabel of leiding ligt van belang. Ligt een kabel of leiding op basis van eigendom of een ander zal<elijk recht of op grond van een gedoogplicht op grond van de Belemmeringenwet privaatrecht dan wordt de vergoeding van de verlegging op basis van de onteigeningswet bepaald. Aangezien het echter regelmatig voorkomt dat een kabel of leiding op basis van een vergunning van een ander dan de minister of op basis van een overeenkomst of een andere vorm van toestemming van de grondeigenaar ligt, is in een wettelijke schadevergoedingsregeling niet voorzien. In deze gevallen wordt de vergoeding voor een verlegging op grond van deze bijlage bepaald aan de hand van bijlage 3 waarin immers de vergoeding voor het verleggen van kruisende leidingen is vastgelegd. Deze vergoedingssystematiek stemt overeen met de vergoedingssystematiel< van de overeenkomst. Een kabel of leiding die niet valt onder te brengen onder één van de categorieën openbare werken als bedoeld in artikel 1 van de Belemmeringenwet Privaatrecht wordt niet geacht een publiek belang te hebben. Voor een vergoeding van een verlegging van een dergelijke kabel of leiding, indien deze niet anderszins verzel<erd is, dient daarom een beroep gedaan te worden op een algemene nadeelcompensatieregeling zoals de RNR. Ministerie van Verkeer en Waterstaat 43

46 Ministerie van Verkeer en Waterstaat 44

47

Introductie. 1. Wijze waarop de omvang van de schade wordt bepaald

Introductie. 1. Wijze waarop de omvang van de schade wordt bepaald Bijlage 1, bedoeld in artikel 3 van de Beleidsregels nadeelcompensatie verleggen kabels en leidingen bij primaire waterkeringen Waterschap Groot Salland Introductie In de beleidsregels worden drie soorten

Nadere informatie

Schadevergoedingsregeling verlegging kabels en leidingen buiten beheergebied van de Provincie Noord Holland

Schadevergoedingsregeling verlegging kabels en leidingen buiten beheergebied van de Provincie Noord Holland Besluit van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland van 22 februari 2005, kenmerk 2004-56624, tot vaststelling van de Schadevergoedingsregeling verlegging kabels en leidingen buiten beheergebied van de Provincie

Nadere informatie

OVEREENKOMST. Komen als volgt overeen:

OVEREENKOMST. Komen als volgt overeen: 1 OVEREENKOMST De Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door de Minister van Verkeer en Waterstaat, mevrouw T. Netelenbos, verder te noemen de Minister en De Vereniging van Energiedistributiebedrijven

Nadere informatie

Nadeelcompensatieregeling verleggen kabels en leidingen in en buiten rijkswaterstaatswerken en spoorwegwerken 1999 (NKL 1999)

Nadeelcompensatieregeling verleggen kabels en leidingen in en buiten rijkswaterstaatswerken en spoorwegwerken 1999 (NKL 1999) Nadeelcompensatieregeling verleggen kabels en leidingen in en buiten rijkswaterstaatswerken en spoorwegwerken 1999 (NKL 1999) De Minister van Verkeer en Waterstaat, Overwegende dat op 19 december 1991

Nadere informatie

provinciaal blad nr.

provinciaal blad nr. provinciaal blad nr. 2 ISSN: 0920-1092 V A N D E P R O V I N C I E G R O N I N G E N 25 januari 2007 Besluit van Gedeputeerde Staten der provincie Groningen van 12 december 2006, nr. 2006-07470, afd. MT,

Nadere informatie

Nadeelcompensatieregeling kabels en leidingen Gemeente Ede 2015

Nadeelcompensatieregeling kabels en leidingen Gemeente Ede 2015 Nadeelcompensatieregeling kabels en leidingen Gemeente Ede 2015 Beleidsregels over nadeelcompensatie als gevolg van het op verzoek van het college van burgemeester en wethouders verplaatsen, of het anderszins

Nadere informatie

Nadeelcompensatieregeling kabels en leidingen Gemeente Stichtse Vecht 2014

Nadeelcompensatieregeling kabels en leidingen Gemeente Stichtse Vecht 2014 Nadeelcompensatieregeling kabels en leidingen Gemeente Stichtse Vecht 2014 Beleidsregels over nadeelcompensatie als gevolg van het verplaatsen op verzoek van de gemeente of het anderszins nemen van maatregelen

Nadere informatie

Nadeelcompensatieregeling kabels en leidingen. Gemeente Steenwijkerland

Nadeelcompensatieregeling kabels en leidingen. Gemeente Steenwijkerland Nadeelcompensatieregeling kabels en leidingen Gemeente Steenwijkerland Versie 1.0 juli 2016 1. Inleidende bepalingen 1.1. Begripsbepalingen De begripsbepalingen van de Algemene verordening ondergrondse

Nadere informatie

Nadeelcompensatieregeling kabels en leidingen Gemeente Woudrichem 2014

Nadeelcompensatieregeling kabels en leidingen Gemeente Woudrichem 2014 Nadeelcompensatieregeling kabels en leidingen Gemeente Woudrichem 2014 Beleidsregels over nadeelcompensatie als gevolg van het verplaatsen op verzoek van de gemeente of het anderszins nemen van maatregelen

Nadere informatie

Nadeelcompensatieregeling kabels en leidingen Maasdriel

Nadeelcompensatieregeling kabels en leidingen Maasdriel GEMEENTEBLAD Officiële uitgave van de gemeente Maasdriel Nr. 116856 7 juli 2017 Nadeelcompensatieregeling kabels en leidingen Maasdriel Nadere regels over nadeelcompensatie als gevolg van het op verzoek

Nadere informatie

Nadeelcompensatieregeling kabels en leidingen gemeente Almere 2016

Nadeelcompensatieregeling kabels en leidingen gemeente Almere 2016 CVDR Officiële uitgave van Almere. Nr. CVDR422357_1 12 december 2017 Nadeelcompensatieregeling kabels en leidingen gemeente Almere 2016 Nadeelcompensatieregeling kabels en leidingen gemeente Almere 2016

Nadere informatie

Nadeelcompensatieregeling kabels en leidingen Gemeente Hollands Kroon 2015

Nadeelcompensatieregeling kabels en leidingen Gemeente Hollands Kroon 2015 Nadeelcompensatieregeling kabels en leidingen Gemeente Hollands Kroon 2015 Beleidsregels over nadeelcompensatie als gevolg van het verplaatsen op verzoek van de gemeente of het anderszins nemen van maatregelen

Nadere informatie

Verlegregeling Deventer 2015

Verlegregeling Deventer 2015 Verlegregeling Deventer 2015 Oudelandseweg 21 3194 AR Hoogvliet Postbus 271 3190 AG Hoogvliet T: 010-416 40 40 F: 010-416 20 40 info@roosenbijl.nl www.roosenbijl.nl KvK 24321633 Bank 68.45.52.981 BTW 8098.74.623.B.01

Nadere informatie

Nadeelcompensatieregeling kabels en leidingen gemeente Almere 2016

Nadeelcompensatieregeling kabels en leidingen gemeente Almere 2016 Nadeelcompensatieregeling kabels en leidingen gemeente Almere 2016 Beleidsregels over nadeelcompensatie als gevolg van het op verzoek van het college van burgemeester en wethouders verplaatsen of het anderszins

Nadere informatie

Nadeelcompensatieregeling Kabels en leidingen Gemeente Castricum 2014

Nadeelcompensatieregeling Kabels en leidingen Gemeente Castricum 2014 GEMEENTEBLAD Officiële uitgave van gemeente Castricum. Nr. 78794 31 december 2014 Nadeelcompensatieregeling Kabels en leidingen Gemeente Castricum 2014 Het college van burgemeester en wethouders maakt

Nadere informatie

vast te stellen de Beleidsregels nadeelcompensatie verleggen kabels en leidingen bij primaire waterkeringen Waterschap Groot Salland

vast te stellen de Beleidsregels nadeelcompensatie verleggen kabels en leidingen bij primaire waterkeringen Waterschap Groot Salland HET DAGELIJKS BESTUUR VAN WATERSCHAP GROOT SALLAND Gelet op het bepaalde in artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, artikel 7.14 van de Waterwet en de Procedureverordening nadeelcompensatie Waterschap

Nadere informatie

Nadeelcompensatieregeling kabels en leidingen gemeente De Bilt 2014

Nadeelcompensatieregeling kabels en leidingen gemeente De Bilt 2014 Nadeelcompensatieregeling kabels en leidingen gemeente De Bilt 2014 Beleidsregels over nadeelcompensatie als gevolg van het verplaatsen op verzoek van het college van burgemeester en wethouders of het

Nadere informatie

Toelichting. op de Nadeelcompensatieregeling kabels en leidingen Regio Noord Veluwe

Toelichting. op de Nadeelcompensatieregeling kabels en leidingen Regio Noord Veluwe Toelichting op de Nadeelcompensatieregeling kabels en leidingen Regio Noord Veluwe Hoofdstuk 1 Algemeen Met enige regelmaat komt het voor dat de gemeente bij de uitvoering van haar taken ter behartiging

Nadere informatie

Betreft vergadering Commissie Economie en Mobiliteit 2 maart Commissiegriffier Annemieke Lobik

Betreft vergadering Commissie Economie en Mobiliteit 2 maart Commissiegriffier Annemieke Lobik Griffier van de Staten Geleidebrief informatief Naam v oorstel 15001095 GS brief 13 januari 2015 over Nadeelcompensatieregeling kabels en leidingen Zeeland 2014 Betreft vergadering Commissie Economie en

Nadere informatie

. $$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$/ "$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$&

. $$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$/ $$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$& ! ""#$"%"" !"!!#$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$ & & && % $$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$$

Nadere informatie

Nadeelcompensatieregeling kabels en leidingen Urk

Nadeelcompensatieregeling kabels en leidingen Urk Nadeelcompensatieregeling kabels en leidingen Urk Nadere regels over nadeelcompensatie als gevolg van het op verzoek van burgemeester en wethouders verplaatsen, of het anderszins nemen van maatregelen,

Nadere informatie

Bijlage 28, behoort bij nota van inlichtingen zaaknr. nr. 31034955

Bijlage 28, behoort bij nota van inlichtingen zaaknr. nr. 31034955 1. KABELS EN LEIDINGEN Derden 1.1 Definities Kabels en Leidingen Derden Alle kabels en leidingen die niet in beheer zijn bij Rijkswaterstaat. Kabels en Leidingen Derden Categorie 1 De Kabels en Leidingen

Nadere informatie

Nadere regels nadeelcompensatie kabels en leidingen Helmond 2014

Nadere regels nadeelcompensatie kabels en leidingen Helmond 2014 Nadere regels nadeelcompensatie kabels en leidingen Helmond 2014 Nadere regels over nadeelcompensatie als gevolg van het verplaatsen op verzoek van de gemeente of het anderszins nemen van maatregelen ten

Nadere informatie

Nadeelcompensatieregeling kabels en leidingen gemeente Almere 2016

Nadeelcompensatieregeling kabels en leidingen gemeente Almere 2016 Toelichting: Nadeelcompensatieregeling kabels en leidingen gemeente Almere 2016 Hoofdstuk 1 Algemeen Met enige regelmaat komt het voor dat de gemeente bij de uitvoering van haar taken ter behartiging van

Nadere informatie

Algemene toelichting. Artikelsgewijze toelichting

Algemene toelichting. Artikelsgewijze toelichting Algemene toelichting Met enige regelmaat komt het voor dat de gemeente bij de uitvoering van haar taken ter behartiging van het algemeen belang besluiten neemt, dan wel werken uitvoert of doet uitvoeren,

Nadere informatie

Toelichting: Nadeelcompensatieregeling kabels en leidingen 1. ALGEMEEN

Toelichting: Nadeelcompensatieregeling kabels en leidingen 1. ALGEMEEN Toelichting: Nadeelcompensatieregeling kabels en leidingen 1. ALGEMEEN Met enige regelmaat komt het voor dat de gemeente bij de uitvoering van haar taken ter behartiging van het algemeen belang besluiten

Nadere informatie

Toelichting: Nadeelcompensatieregeling kabels en leidingen 2014

Toelichting: Nadeelcompensatieregeling kabels en leidingen 2014 Toelichting: Nadeelcompensatieregeling kabels en leidingen 2014 Hoofdstuk 1 Algemeen Met enige regelmaat komt het voor dat de gemeente bij de uitvoering van haar taken ter behartiging van het algemeen

Nadere informatie

Beleidsregels Nadeelcompensatie kabels en leidingen Heeze-Leende 2015

Beleidsregels Nadeelcompensatie kabels en leidingen Heeze-Leende 2015 Beleidsregels Nadeelcompensatie kabels en leidingen Heeze-Leende 2015 Beleidsregels over nadeelcompensatie als gevolg van het verplaatsen op verzoek van de gemeente of het anderszins nemen van maatregelen

Nadere informatie

NADEELCOMPENSATIEREGELING KABELS EN LEIDINGEN PROVINCIE FLEVOLAND 2009

NADEELCOMPENSATIEREGELING KABELS EN LEIDINGEN PROVINCIE FLEVOLAND 2009 NADEELCOMPENSATIEREGELING KABELS EN LEIDINGEN PROVINCIE FLEVOLAND 2009 Gedeputeerde Staten van Flevoland, overwegende, dat het wenselijk is een regeling vast te stellen inzake het toekennen van nadeelcompensatie

Nadere informatie

Nadeelcompensatieregeling gemeente Delfzijl

Nadeelcompensatieregeling gemeente Delfzijl Nadeelcompensatieregeling gemeente Delfzijl Project: Opdrachtgever: Beleid & Organisatie Ondergrondse Infra DAL-gemeenten Gemeente Delfzijl Contactpersoon: A. Venema Goedgekeurd: W.J. ter Velde Projectnummer:

Nadere informatie

-- ontwerp -- Beleidsregel schadevergoeding kabels en leidingen waterschap Hunze en Aa s 2014.

-- ontwerp -- Beleidsregel schadevergoeding kabels en leidingen waterschap Hunze en Aa s 2014. -- ontwerp -- Beleidsregel schadevergoeding kabels en leidingen waterschap Hunze en Aa s 2014. Het dagelijks bestuur van het waterschap Hunze en Aa s; overwegende, dat uitgangspunten ontbreken voor het

Nadere informatie

Nadeelcompensatieregeling kabels en leidingen Gemeente Ede 2015

Nadeelcompensatieregeling kabels en leidingen Gemeente Ede 2015 Toelichting: Nadeelcompensatieregeling kabels en leidingen Gemeente Ede 2015 Hoofdstuk 1 Algemeen Met enige regelmaat komt het voor dat de gemeente bij de uitvoering van haar taken ter behartiging van

Nadere informatie

Verlegregeling gemeente Utrechtse Heuvelrug Nadeelcompensatie voor het verleggen van kabels en leidingen.

Verlegregeling gemeente Utrechtse Heuvelrug Nadeelcompensatie voor het verleggen van kabels en leidingen. Verlegregeling gemeente Utrechtse Heuvelrug 2014 Nadeelcompensatie voor het verleggen van kabels en leidingen. Algemene bepalingen Artikel 1 Toepassing Deze verlegregeling (beleidsregel) bevat de nadere

Nadere informatie

Nadere regels Nadeelcompensatie kabels en leidingen Laarbeek 2015

Nadere regels Nadeelcompensatie kabels en leidingen Laarbeek 2015 Nadere regels Nadeelcompensatie kabels en leidingen Laarbeek 2015 Nadere regels over nadeelcompensatie als gevolg van het verplaatsen op verzoek van de gemeente of het anderszins nemen van maatregelen

Nadere informatie

Het College van Dijkgraaf en Hoogheemraden van het Hoogheemraadschap van Delfland;

Het College van Dijkgraaf en Hoogheemraden van het Hoogheemraadschap van Delfland; Beleidsregel nadeelcompensatie kabels en leidingen Delfland. Het College van Dijkgraaf en Hoogheemraden van het Hoogheemraadschap van Delfland; Overwegende dat, een vaste lijn en eenduidige uitgangspunten

Nadere informatie

regeling nummer Verlegverordening kabelsen leidingen Gouda 2008

regeling nummer Verlegverordening kabelsen leidingen Gouda 2008 regeling nummer 7.1.5. Verlegverordening kabelsen leidingen Gouda 2008 pagina 2 nr. 7.1.5. de raad van de gemeente Gouda, Gelezen het voorstel van het college d.d. 5 juni 2008; Gelet op artikel 149 van

Nadere informatie

Verlegregeling Enschede 2018: nadeelcompensatie bij het verleggen van kabels en leidingen

Verlegregeling Enschede 2018: nadeelcompensatie bij het verleggen van kabels en leidingen GEMEENTEBLAD Officiële uitgave van de gemeente Enschede Nr. 54088 15 maart 2018 Verlegregeling Enschede 2018: nadeelcompensatie bij het verleggen van kabels en leidingen Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Nadere informatie

Verlegregeling gemeente Krimpen aan den IJssel

Verlegregeling gemeente Krimpen aan den IJssel Verlegregeling gemeente Krimpen aan den IJssel Het college van B&W van de gemeente Krimpen aan den IJssel; Gelet op vaststelling van de Algemene Verordening Ondergrondse Infrastructuren door de gemeenteraad

Nadere informatie

VERLEGREGELING KABELS EN LEIDINGEN WIJK BIJ DUURSTEDE

VERLEGREGELING KABELS EN LEIDINGEN WIJK BIJ DUURSTEDE VERLEGREGELING KABELS EN LEIDINGEN WIJK BIJ DUURSTEDE Het college van burgemeester en wethouders van Wijk bij Duurstede, gelet op de artikelen 3:4, 4:81 en 4:126 van de Algemene wet bestuursrecht; besluit

Nadere informatie

Verlegregeling Kabels en Leidingen 2016 Gemeente Maastricht.

Verlegregeling Kabels en Leidingen 2016 Gemeente Maastricht. CVDR Officiële uitgave van Maastricht. Nr. CVDR408746_1 21 maart 2017 Verlegregeling Kabels en Leidingen 2016 Gemeente Maastricht. Burgemeester en wethouders van de gemeente Maastricht: overwegende dat

Nadere informatie

Verlegregeling gemeente Renswoude

Verlegregeling gemeente Renswoude Het college van B&W van de gemeente Renswoude; Gelet op vaststelling van de Algemene Verordening Ondergrondse Infrastructuren door de gemeenteraad d.d. 26 januari 2016 en gelet op, artikel 3 lid 1 b van

Nadere informatie

Toelichting op de Verlegregeling Raalte 2015

Toelichting op de Verlegregeling Raalte 2015 Toelichting op de Verlegregeling Raalte 2015 Algemeen De AVOI bevat een bepaling over de vergunningplicht voor het aanleggen, in stand houden en opruimen van leidingen (niet vallende onder de Telecommunicatiewet)

Nadere informatie

Nadeelcompensatieregeling kabels en leidingen Gemeente Ede 2015

Nadeelcompensatieregeling kabels en leidingen Gemeente Ede 2015 Nadeelcompensatieregeling kabels en leidingen Gemeente Ede 2015 Beleidsregels over nadeelcompensatie als gevolg van het op verzoek van het college van burgemeester en wethouders verplaatsen, of het anderszins

Nadere informatie

BELEIDSREGEL NADEELCOMPENSATIE KABELS EN LEIDINGEN GEMEENTE EINDHOVEN Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven;

BELEIDSREGEL NADEELCOMPENSATIE KABELS EN LEIDINGEN GEMEENTE EINDHOVEN Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven; BELEIDSREGEL NADEELCOMPENSATIE KABELS EN LEIDINGEN GEMEENTE EINDHOVEN 2014 Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven; gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht

Nadere informatie

gelet op artikel 10, derde lid van de AVOI alsmede artikel 3:4, tweede lid en het bepaalde in Titel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht;

gelet op artikel 10, derde lid van de AVOI alsmede artikel 3:4, tweede lid en het bepaalde in Titel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht; CVDR Officiële uitgave van Lingewaard. Nr. CVDR619654_1 31 december 2018 Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lingewaard houdende regels omtrent infrastructuur Nadeelcompensatieregeling

Nadere informatie

NADERE REGELS NADEELCOMPENSATIE KABELS EN LEIDINGEN Gemeente Someren 2015.

NADERE REGELS NADEELCOMPENSATIE KABELS EN LEIDINGEN Gemeente Someren 2015. GEMEENTEBLAD Officiële uitgave van gemeente Someren. Nr. 65843 20 juli 2015 NADERE REGELS NADEELCOMPENSATIE KABELS EN LEIDINGEN Gemeente Someren 2015. Nadeelcompensatie bij het nemen van maatregelen ten

Nadere informatie

Verlegregeling Voorst 2015

Verlegregeling Voorst 2015 Gemeenteblad 541 Verlegregeling Voorst 2015 Beleidsregels over nadeelcompensatie bij het verleggen van kabels en leidingen Vastgesteld door B&W op 28 oktober 2014-1 - Inhoud pagina Hoofdstuk 1 Algemeen

Nadere informatie

Nadere regels Nadeelcompensatie kabels en leidingen Gemeente Someren 2015

Nadere regels Nadeelcompensatie kabels en leidingen Gemeente Someren 2015 Nadere regels Nadeelcompensatie kabels en leidingen Gemeente Someren 2015 Nadere regels over nadeelcompensatie als gevolg van het verplaatsen op verzoek van de gemeente of het anderszins nemen van maatregelen

Nadere informatie

Nadeelcompensatieregeling kabels en leidingen Heemskerk 2015

Nadeelcompensatieregeling kabels en leidingen Heemskerk 2015 NADEELCOMPENSATIEREGELING KABELS EN LEIDINGEN HEEMSKERK 2015 Bekendmaking vaststelling beleid Burgemeester en wethouders van Heemskerk maken bekend de beleidsregel Nadeelcompensatieregeling kabels en leidingen

Nadere informatie

Verlegregeling Brummen 2015

Verlegregeling Brummen 2015 Verlegregeling Brummen 2015 Verlegregeling Brummen 2015 (behorende bij de Algemene Verordening Ondergrondse Infrastructuur (AVOI) 2015) Kenmerk : INT15.0114 Vastgesteld : B&W-vergadering van met kenmerk

Nadere informatie

Verlegregeling Rotterdam 2005

Verlegregeling Rotterdam 2005 0G Verlegregeling Rotterdam 2005 Nadeelcompensatie bij het verleggen van leidingen Verlegregeling Rotterdam 2005 Status/Versie Definitief/09 september 2005 Inhoudsopgave 1 Algemeen 3 1.1 Begripsbepalingen

Nadere informatie

Toelichting Nadeelcompensatieregeling kabels en leidingen.

Toelichting Nadeelcompensatieregeling kabels en leidingen. Toelichting Nadeelcompensatieregeling kabels en leidingen. 1. Inleiding Bij de uitvoering van werkzaamheden of reconstructies aan provinciale wegen en vaarwegen komt het herhaaldelijk voor dat aanwezige

Nadere informatie

Verlegregeling Uithoorn - nadeelcompensatie bij het verleggen van kabels en leidingen

Verlegregeling Uithoorn - nadeelcompensatie bij het verleggen van kabels en leidingen CVDR Officiële uitgave van Uithoorn. Nr. CVDR606155_1 28 december 2017 Verlegregeling Uithoorn - nadeelcompensatie bij het verleggen van kabels en leidingen Burgemeester en wethouders van de gemeente Uithoorn,

Nadere informatie

Toelichting op de Schadevergoedingsregeling Kabels en Leidingen

Toelichting op de Schadevergoedingsregeling Kabels en Leidingen Toelichting op de Schadevergoedingsregeling Kabels en Leidingen Algemeen De AVOI bevat een bepaling over de vergunningplicht voor het aanleggen, in stand houden en opruimen van kabels en leidingen (niet

Nadere informatie

Verlegregeling Zwolle 2012

Verlegregeling Zwolle 2012 voor elkaar Verlegregeling Zwolle 2012 nadeelcompensatie bij het verleggen van kabels en leidingen status: definitief FVB 21-02-2012 Inhoud 1 Algemene bepalingen 3 Artikel 1 Toepassing 3 Artikel 2 Definities

Nadere informatie

Nadeelcompensatieregeling kabels en leidingen Doesburg 2014.

Nadeelcompensatieregeling kabels en leidingen Doesburg 2014. GEMEENTEBLAD Officiële uitgave van gemeente Doesburg. Nr. 34246 21 april 2015 Nadeelcompensatieregeling kabels en leidingen Doesburg 2014. Nadeelcompensatie bij het nemen van maatregelen ten aanzien van

Nadere informatie

Nadeelcompensatieregeling kabels en leidingen gemeente Vlaardingen. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vlaardingen,

Nadeelcompensatieregeling kabels en leidingen gemeente Vlaardingen. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vlaardingen, GEMEENTEBLAD Officiële uitgave van de gemeente Vlaardingen Nr. 132447 31 juli 2017 Nadeelcompensatieregeling kabels en leidingen gemeente Vlaardingen Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente

Nadere informatie

Nadeelcompensatieregeling kabels en leidingen

Nadeelcompensatieregeling kabels en leidingen GEMEENTEBLAD Officiële uitgave van de gemeente Montferland Nr. 140735 11 augustus 2017 Nadeelcompensatieregeling kabels en leidingen Nadeelcompensatieregeling als gevolg van het verplaatsen op verzoek

Nadere informatie

Provinciaal blad van Noord-Brabant

Provinciaal blad van Noord-Brabant Provinciaal blad van Noord-Brabant ISSN: 0920-1408 Onderwerp Regeling nadeelcompensatie wegen Noord-Brabant Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant Gelet op artikel 2 van de Verordening wegen Noord-Brabant

Nadere informatie

Nadeelcompensatieregeling kabels en leidingen UNOG

Nadeelcompensatieregeling kabels en leidingen UNOG Nadeelcompensatieregeling kabels en leidingen UNOG Datum: 10 november 2015 Beleidsregels over nadeelcompensatie als gevolg van het verplaatsen op verzoek van de gemeente of het anderszins nemen van maatregelen

Nadere informatie

Deze beleidsregels treden, zoals gesteld in art. 37,in werking 8 dagen na publicatie 18 januari 2013.

Deze beleidsregels treden, zoals gesteld in art. 37,in werking 8 dagen na publicatie 18 januari 2013. Gemeenteblad Nijmegen Jaartal / nummer 2013 / 021 Naam Verlegregeling Nijmegen Nadeelcompensatieregeling bij het verleggen van leidingen Publicatiedatum 10 januari 2013 Opmerkingen - Vaststelling van de

Nadere informatie

Nadeelcompensatie ondergrondse infra

Nadeelcompensatie ondergrondse infra Nadeelcompensatie ondergrondse infra NKL: de compensatieregeling voor aanpassingen Robert van Es 21 september 2017 Inhoud Verleggingen wat en waarom Proces NKL Nadeelcompensatie en basisdocument Verzoeker

Nadere informatie

gelet op de artikelen 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 3 van de Algemene Verordening Ondergrondse Infrastructuur gemeente Diemen ;

gelet op de artikelen 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 3 van de Algemene Verordening Ondergrondse Infrastructuur gemeente Diemen ; Burgemeester en Wethouders van de gemeente Diemen; gelet op de artikelen 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 3 van de Algemene Verordening Ondergrondse Infrastructuur gemeente Diemen ; b

Nadere informatie

Contractsduur, uitvoering en wijziging overeen-komst

Contractsduur, uitvoering en wijziging overeen-komst artikel 1. Algemeen 1.1 Deze voorwaarden zijn van toepassing op iedere aanbieding, offerte en overeenkomst tussen Juncto juridisch advies en training, hierna te noemen: Juncto, en een Opdrachtgever waarop

Nadere informatie

Toelichting op de Nadeelcompensatieregeling Kabels en Leidingen

Toelichting op de Nadeelcompensatieregeling Kabels en Leidingen Toelichting op de Nadeelcompensatieregeling Kabels en Leidingen Algemeen De AVOI bevat een bepaling over de vergunningplicht voor het aanleggen, in stand houden en opruimen van kabels en leidingen (niet

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Nr. Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. 355 8 januari 2010 Beleidsregel houdende bepalingen met betrekking tot het aanvragen en behandelen van aanvragen voor

Nadere informatie

1. Inleidende bepalingen

1. Inleidende bepalingen Het college van burgemeester en wethouders van Teylingen; gelet op artikel 3.6 van de Algemene Verordening Ondergrondse Infrastructuur Bollenstreek van de gemeente Teylingen 2016 (AVOI Teylingen 2016)

Nadere informatie

Betreft: Raadsinformatiebrief nadeelcompensatieregeling kabels en leidingen

Betreft: Raadsinformatiebrief nadeelcompensatieregeling kabels en leidingen De Gemeenteraad van Albrandswaard Uw brief van: Ons kenmerk: 1315771 Uw kenmerk: Contact: Dhr. J.J. Leeuwenburgh Bijlage(n): 2 Doorkiesnummer: 010-501 E-mailadres: j.leeuwenburgh@bar-organisatie.nl Datum:

Nadere informatie

Beleidsregels Nadeelcompensatie kabels en leidingen Cranendonck 2015

Beleidsregels Nadeelcompensatie kabels en leidingen Cranendonck 2015 Beleidsregels Nadeelcompensatie kabels en leidingen Cranendonck 2015 Beleidsregels over nadeelcompensatie als gevolg van het verplaatsen op verzoek van de gemeente of het anderszins nemen van maatregelen

Nadere informatie

Overeenkomst. tussen Rijkswaterstaat Noord-Nederland en Gemeente Vlieland. Zaaknummer Trim-nurnmer: RWS-3017/ 31360

Overeenkomst. tussen Rijkswaterstaat Noord-Nederland en Gemeente Vlieland. Zaaknummer Trim-nurnmer: RWS-3017/ 31360 Overeenkomst tussen Rijkswaterstaat Noord-Nederland en Gemeente Vlieland Zaaknummer 31129357 Trim-nurnmer: RWS-3017/ 31360 Betreft het uitvoeren van harde kering jachthaven en aanpassen strandovergang

Nadere informatie

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen Onderwerp: Beleidsregel Nadeelcompensatie kabels en leidingen gemeente Overbetuwe 2013 Ons kenmerk: 12BWB00075 Burgemeester en wethouders van de gemeente Overbetuwe; gelet op de artikelen 4:81 van de Algemene

Nadere informatie

Nadeelcompensatieregeling kabels en leidingen UNOG

Nadeelcompensatieregeling kabels en leidingen UNOG Nadeelcompensatieregeling kabels en leidingen UNOG Datum: 29 september 2015 Beleidsregels over nadeelcompensatie als gevolg van het verplaatsen op verzoek van de gemeente of het anderszins nemen van maatregelen

Nadere informatie

Verlegregeling Giessenlanden. Nadeelcompensatieregeling bij het verleggen van leidingen.

Verlegregeling Giessenlanden. Nadeelcompensatieregeling bij het verleggen van leidingen. 1 Verlegregeling Giessenlanden Nadeelcompensatieregeling bij het verleggen van leidingen. Burgemeester en wethouders van Giessenlanden, Gelet op artikel 11 lid 3 van de Algemene Verordening Ondergrondse

Nadere informatie

PROJECTOVEREENSTEMMING

PROJECTOVEREENSTEMMING Contractnummer: De ondergetekenden: De Staat der Nederlanden en haar taakorganisaties, waarvan de zetel is gevestigd te s-gravenhage, Ministerie van Verkeer en Waterstaat, vertegenwoordigd door de hoofdingenieur

Nadere informatie

Deze beleidsregels treden, zoals gesteld in art. 35, in werking 8 dagen na bekendmaking 2 november 2017.

Deze beleidsregels treden, zoals gesteld in art. 35, in werking 8 dagen na bekendmaking 2 november 2017. CVDR Officiële uitgave van Geertruidenberg. Nr. CVDR471286_1 8 mei 2018 Verlegregeling Geertruidenberg Naam Verlegregeling Geertruidenberg Nadeelcompensatieregeling bij het verleggen van leidingen Publicatiedatum

Nadere informatie

NGEKOMEN 17 n EC 2009

NGEKOMEN 17 n EC 2009 Memo NGEKOMEN 17 n EC 2009 J.W.A. van Dijk Contact T 070-441 7112 F 070-441 7883 jwa.van.dijk@pzh.nl provincie H 0 L L A N D Datum Aan Statencommissie MKE Paraaf \1~ & Onderwerp Nadeelcompensatieregeling

Nadere informatie

Algemene voorwaarden TU Delft

Algemene voorwaarden TU Delft Algemene voorwaarden TU Delft ALGEMENE VOORWAARDEN VOOR HET UITVOEREN VAN OPDRACHTEN DOOR DE TECHNISCHE UNIVERSITEIT DELFT Artikel 1: Begripsomschrijving In deze algemene voorwaarden voor opdrachten, verstrekt

Nadere informatie

Algemene Voorwaarden het Perspectief, financieel & strategisch management

Algemene Voorwaarden het Perspectief, financieel & strategisch management Algemene Voorwaarden het Perspectief, financieel & strategisch management Artikel 1 Definities 1. In deze algemene voorwaarden worden de hiernavolgende termen in de navolgende betekenis gebruikt, tenzij

Nadere informatie

Beleidsregels Nadeelcompensatieregeling kabels en leidingen Haarlemmermeer

Beleidsregels Nadeelcompensatieregeling kabels en leidingen Haarlemmermeer GEMEENTEBLAD Officiële uitgave van de gemeente Haarlemmermeer Nr. 159817 28 juni 2019 Beleidsregels Nadeelcompensatieregeling kabels en leidingen Haarlemmermeer Het college van burgemeester en wethouders

Nadere informatie

Uitvoeringsprotocol Schadevergoeding Kabels en Leidingen

Uitvoeringsprotocol Schadevergoeding Kabels en Leidingen Uitvoeringsprotocol Schadevergoeding Kabels en Leidingen Overwegingen Dit uitvoeringsprotocol is een nadere uitwerking van de Overeenkomst inzake verleggingen van kabels en leidingen buiten beheersgebied

Nadere informatie

Artikel D1 Uitvoering van de overeenkomst

Artikel D1 Uitvoering van de overeenkomst BIJZONDERE BEPALINGEN TERZAKE OPLEIDINGEN Artikel D1 Uitvoering van de overeenkomst D1.1 Gebruiker zal de overeenkomst naar beste inzicht en vermogen en overeenkomstig de eisen van goed vakmanschap uitvoeren.

Nadere informatie

Algemene voorwaarden Stichting Salvage

Algemene voorwaarden Stichting Salvage Algemene voorwaarden Stichting Salvage 30 augustus 2010 ALGEMENE VOORWAARDEN Stichting Salvage, Prins Willem Alexanderlaan 701, 7311 ST Apeldoorn Artikel 1 Toepasselijkheid 1.1 Deze voorwaarden zijn van

Nadere informatie

Algemene Voorwaarden van De Jong Assurantiën cv en/of De Jong & Bouterse bv, behorend bij de Overeenkomst tot het verrichten van diensten

Algemene Voorwaarden van De Jong Assurantiën cv en/of De Jong & Bouterse bv, behorend bij de Overeenkomst tot het verrichten van diensten Algemene Voorwaarden van De Jong Assurantiën cv en/of De Jong & Bouterse bv, behorend bij de Overeenkomst tot het verrichten van diensten Artikel 1 Algemeen 1.1 In de Algemene Voorwaarden wordt verstaan

Nadere informatie

De Opdrachtgever: de (rechts)persoon die de opdracht aan RandstadMakelaars verstrekt.

De Opdrachtgever: de (rechts)persoon die de opdracht aan RandstadMakelaars verstrekt. Artikel 1 - Toepasselijkheid Deze algemene bepalingen zijn van toepassing op iedere overeenkomst van opdracht tot dienstverlening en/of bemiddeling, alsmede de daaruit voortvloeiende aanvullende en/of

Nadere informatie

3.Eventuele afwijkingen op deze voorwaarden zijn slechts geldig indien deze uitdrukkelijk schriftelijk zijn overeengekomen.

3.Eventuele afwijkingen op deze voorwaarden zijn slechts geldig indien deze uitdrukkelijk schriftelijk zijn overeengekomen. Algemene Voorwaarden JJM-webdesign Aardenburg Index: 1 Definities 2 Algemeen 3 Aanbiedingen en offertes 4 Uitvoering van de overeenkomst 5 Wijziging van de overeenkomst 6 Honorarium 7 Betaling 8 Incassokosten

Nadere informatie

1. In deze algemene voorwaarden wordt verstaan onder: TerZake : de gebruiker van de algemene voorwaarden; Opdrachtgever: de wederpartij van TerZake.

1. In deze algemene voorwaarden wordt verstaan onder: TerZake : de gebruiker van de algemene voorwaarden; Opdrachtgever: de wederpartij van TerZake. Algemene voorwaarden voor dienstverlening Artikel 1. Definities 1. In deze algemene voorwaarden wordt verstaan onder: TerZake : de gebruiker van de algemene voorwaarden; Opdrachtgever: de wederpartij van

Nadere informatie

1. In deze algemene voorwaarden worden de hiernavolgende termen in de navolgende betekenis gebruikt, tenzij nadrukkelijk anders is aangegeven.

1. In deze algemene voorwaarden worden de hiernavolgende termen in de navolgende betekenis gebruikt, tenzij nadrukkelijk anders is aangegeven. Deventer, telefoon: 06 450 909 55 ALGEMENE VOORWAARDEN Index: Definities Algemeen Aanbiedingen en offertes Uitvoering van de overeenkomst Wijziging van de overeenkomst Honorarium Betaling Incassokosten

Nadere informatie

I-SZ/2015/1803. Beleidsregels Bijzondere bijstand en Minimabeleid - Algemene bepalingen 2015

I-SZ/2015/1803. Beleidsregels Bijzondere bijstand en Minimabeleid - Algemene bepalingen 2015 I-SZ/2015/1803 Beleidsregels Bijzondere bijstand en Minimabeleid - Algemene bepalingen 2015 Definitieve vaststelling Besluit College d.d. 1 september 2015 . Beleidsregels Bijzondere bijstand en Minimabeleid

Nadere informatie

Algemene voorwaarden voor levering diensten door 3 Ster Advies

Algemene voorwaarden voor levering diensten door 3 Ster Advies Algemene voorwaarden voor levering diensten door Van: gevestigd en kantoorhoudende te 7827 RG, Emmen, Drieteenspecht 4, hierna te noemen: Artikel 1: Definities 1. In deze algemene voorwaarden wordt verstaan

Nadere informatie

1. Al onze aanbiedingen zijn vrijblijvend, tenzij in de offerte een termijn voor aanvaarding is genoemd.

1. Al onze aanbiedingen zijn vrijblijvend, tenzij in de offerte een termijn voor aanvaarding is genoemd. Algemene voorwaarden Artikel 1. Definities In deze algemene voorwaarden wordt verstaan onder: Reinsmabouw Reinsmabouw Lentegaarde 5 3436ZB Nieuwegein kvk: 58761330 opdrachtgever: de wederpartij van Reinsmabouw

Nadere informatie

PROJECTOVEREENSTEMMING

PROJECTOVEREENSTEMMING Contractnummer: De ondergetekenden: De Staat der Nederlanden en haar taakorganisaties, waarvan de zetel is gevestigd te s-gravenhage, Ministerie van Verkeer en Waterstaat, vertegenwoordigd door de hoofdingenieur

Nadere informatie

1. In deze algemene voorwaarden worden de hiernavolgende termen in de navolgende betekenis gebruikt, tenzij uitdrukkelijk anders is aangegeven.

1. In deze algemene voorwaarden worden de hiernavolgende termen in de navolgende betekenis gebruikt, tenzij uitdrukkelijk anders is aangegeven. Algemene Voorwaarden Interim Recruitment Recruvisie Artikel 1 Definities 1. In deze algemene voorwaarden worden de hiernavolgende termen in de navolgende betekenis gebruikt, tenzij uitdrukkelijk anders

Nadere informatie

Productvoorwaarden voor verhuur van bedrijfsmiddelen

Productvoorwaarden voor verhuur van bedrijfsmiddelen Productvoorwaarden voor verhuur van bedrijfsmiddelen 2016 Productvoorwaarden voor verhuur van bedrijfsmiddelen 2016 3 Inhoudsopgave Artikel 1 Artikel 2 Artikel 3 Artikel 4 Artikel 5 Artikel 6 Artikel

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 39157 4 november 2015 Overeenkomst Staat NEN en NEC Partijen: 1. De Staat der Nederlanden, waarvan de zetel is gevestigd

Nadere informatie

ALGEMENE VOORWAARDEN

ALGEMENE VOORWAARDEN Artikel 1 Definities 1.1. In deze algemene voorwaarden worden de hiernavolgende termen in de navolgende betekenis gebruikt, tenzij uitdrukkelijk anders is aangegeven. 1.2. DIGI HR: DIGI HR. 1.3. Opdrachtgever:

Nadere informatie

gelet op de artikelen 16 Leidingenverordening Dordrecht en artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht

gelet op de artikelen 16 Leidingenverordening Dordrecht en artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht CVDR Officiële uitgave van Dordrecht. Nr. CVDR339323_1 23 februari 2016 Nadeelcompensatieregeling leidingen Het college van de gemeente Dordrecht; gelet op de artikelen 16 Leidingenverordening Dordrecht

Nadere informatie

Beleidsregels Nadeelcompensatie bij het verleggen van kabels en leidingen ====================================================

Beleidsregels Nadeelcompensatie bij het verleggen van kabels en leidingen ==================================================== Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oss, gelet op Titel 4.5 van de Algemene wet bestuursrecht ( Awb ), jo artikel 15 Algemene Verordening Ondergrondse Infrastructuren 2013 ( AVOI

Nadere informatie

gelet op de artikelen 16 Leidingenverordening Dordrecht en artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht

gelet op de artikelen 16 Leidingenverordening Dordrecht en artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht Het college van de gemeente Dordrecht; gelet op de artikelen 16 Leidingenverordening Dordrecht en artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht besluit: vast te stellen de volgende Nadeelcompensatieregeling

Nadere informatie

gelet op de artikelen 16 Leidingenverordening Sliedrecht en artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht

gelet op de artikelen 16 Leidingenverordening Sliedrecht en artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht Het college van de gemeente Sliedrecht; gelet op de artikelen 16 Leidingenverordening Sliedrecht en artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht besluit: vast te stellen de volgende Nadeelcompensatieregeling

Nadere informatie

Algemene voorwaarden Klusbedrijf Daan Penders

Algemene voorwaarden Klusbedrijf Daan Penders Algemene voorwaarden Klusbedrijf Daan Penders Artikel 1. Definities In deze algemene voorwaarden wordt verstaan onder: Klusbedrijf Daan Penders Klusbedrijf Daan Penders Tubasingel 13 2287 CM Rijswijk KvK:

Nadere informatie