Eerste aanleg: ECLI:NL:RBDHA:2015:7667, Bekrachtiging/bevestiging Cassatie: ECLI:NL:HR:2016:2675
|
|
- Ivo van Dongen
- 6 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 ECLI:NL:GHDHA:2016:945, Gerechtshof Den Haag, , BK-15/00909 Inhoudsindicatie In geschil is of de wetgever, door het voordeel uit sparen en beleggen te bepalen op 4% van de rendementsgrondslag voor zover deze meer bedraagt dan het heffingvrije vermogen (hierna: het forfaitaire stelsel), mede gelet op het toepasselijke tarief, artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EP EVRM) heeft geschonden, in het bijzonder in gevallen waarin de tot de rendementsgrondslag behorende bezittingen geheel of grotendeels bestaan uit bank- en spaartegoeden en geldmarktfondsen; het forfaitaire stelsel, mede gelet op het toepasselijke tarief, in het individuele geval van belanghebbende in strijd is met artikel 1 EP EVRM omdat het voor belanghebbende leidt tot een buitensporig zware last. Gegevens Instantie Datum uitspraak Datum publicatie Formele relaties Gerechtshof Den Haag Eerste aanleg: ECLI:NL:RBDHA:2015:7667, Bekrachtiging/bevestiging Cassatie: ECLI:NL:HR:2016:2675 Zaaknummer BK-15/00909 Bijzondere Hoger beroep kenmerken Rechtsgebied Belastingrecht In geschil is of de wetgever, door het voordeel uit sparen en beleggen te bepalen op 4% van de rendementsgrondslag voor zover deze meer bedraagt dan het heffingvrije vermogen (hierna: het forfaitaire stelsel), mede gelet op het toepasselijke tarief, artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van Inhoudsindicatie de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EP EVRM) heeft geschonden, in het bijzonder in gevallen waarin de tot de rendementsgrondslag behorende bezittingen geheel of grotendeels bestaan uit bank- en spaartegoeden en geldmarktfondsen; het forfaitaire stelsel, mede gelet op het toepasselijke tarief, in het individuele geval van belanghebbende in strijd is met artikel 1 EP EVRM omdat het voor belanghebbende leidt tot een buitensporig zware last. Vindplaats rechtspraak-nl Uitspraak GERECHTSHOF DEN HAAG Team Belastingrecht meervoudige kamer nummer BK-15/00909 Uitspraak van 23 maart 2016 het geding tussen: [X] te [Z], belanghebbende, en de inspecteur van de Belastingdienst, Oost-Brabant, kantoor Eindhoven, de Inspecteur, inzake het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 2 juli 2015, nummer AWB 14/11238 IB/PVV, betreffende de onder 1.1 vermelde aanslag. Aanslag, bezwaar en geding in eerste aanleg 1.1.
2 De inspecteur heeft met dagtekening 16 mei 2014 aan belanghebbende voor het jaar 2011 een aanslag opgelegd in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar de aanslag gehandhaafd Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep bij de rechtbank ingesteld. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. Loop van het geding in hoger beroep 2.1. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld. Ter zake daarvan is van hem een griffierecht geheven van 123. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend 2.2. Voorafgaande aan de mondelinge behandeling heeft het Hof van belanghebbende een nader stuk ontvangen op 29 januari 2016, waarvan een afschrift is gezonden aan de Inspecteur. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 10 februari 2016, gehouden te Den Haag. Aldaar is de Inspecteur verschenen. Belanghebbende heeft in het nader stuk meegedeeld niet ter zitting te verschijnen en heeft daarbij niet om uitstel van de zitting verzocht. Van het verhandelde ter zitting is door de griffier een proces-verbaal opgemaakt. Vaststaande feiten 3.1. Belanghebbende heeft in zijn aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2011 een belastbaar inkomen uit werk en woning aangegeven van en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van De aangegeven rendementsgrondslag voor het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen bedraagt en bestaat voor uit banktegoeden, voor uit aandelen en obligaties, voor 339 uit vorderingen en voor uit onroerende zaken, verminderd met een bedrag aan schulden van en een heffingsvrij vermogen van De aanslag is conform de aangifte opgelegd. Het aanslagbiljet vermeldt onder meer een bedrag aan verschuldigde inkomstenbelasting van , dat als volgt kan worden gespecificeerd: Inkomstenbelasting box Premie volksverzekeringen Inkomstenbelasting box Heffingskortingen Het onder 3.2. vermelde bedrag van is het saldo van 30 percent van ofwel , verminderd met wegens aftrek elders belast inkomen en wegens aftrek buitenlandse bronheffing. Omschrijving geschil in hoger beroep en standpunten van partijen 4.1. In geschil is of: a. de wetgever, door het voordeel uit sparen en beleggen te bepalen op 4% van de rendementsgrondslag voor zover deze meer bedraagt dan het heffingvrije vermogen (hierna: het forfaitaire stelsel), mede gelet op het toepasselijke tarief, artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EP EVRM) heeft geschonden, in het bijzonder in gevallen waarin de tot de rendementsgrondslag behorende bezittingen geheel of grotendeels bestaan uit bank- en spaartegoeden en geldmarktfondsen;
3 b. het forfaitaire stelsel, mede gelet op het toepasselijke tarief, in het individuele geval van belanghebbende in strijd is met artikel 1 EP EVRM omdat het voor belanghebbende leidt tot een buitensporig zware last. Belanghebbende beantwoordt de in geschil zijnde vragen bevestigend, de Inspecteur daarentegen ontkennend 4.2. Belanghebbende heeft ter ondersteuning van zijn standpunt het volgende aangevoerd: Fair balance Belanghebbende stelt dat geen sprake meer is van een fair balance tussen het individueel eigendomsrecht en het algemeen belang, nu als gevolg van het fingeren van 4 percent rendement, zonder dat daarvoor in de werkelijkheid enige grondslag is gelegen, structureel inkomstenbelasting wordt geheven over een zeer aanzienlijk groter bedrag dan dat er vanaf de invoering van de vermogensrendementsheffing daadwerkelijk kon worden behaald, hetgeen resulteert in een buitenproportionele last op individueel niveau. De beleggingen in Amerikaanse geldfondsen en bank- en spaarrekeningen van belangheb-bende leverden in 2011 niet meer dan 2 percent op. Ook op langere termijn bezien over-schrijdt het wettelijke percentage de spaarrente in belangrijke mate en dat geldt ook met betrekking tot het gemiddelde rendement op alle andere belangrijke beleggingscategorieën. Belanghebbende stelt dat het percentage van 4 niet is gehaald in de twaalf jaren vanaf de invoering van de Wet IB Belanghebbende verwijst dienaangaande naar de conclusies in het Eindrapport van de Commissie Inkomstenbelasting en toeslagen (rapport van de Commissie Dijkhuijzen, bladzijde 64 e.v.). Zeker op spaarrente wordt, naar belanghebbende stelt, voor 2011 een rendement verondersteld dat meer dan 200 percent afwijkt van het objectief haalbare rendement zonder dat enige mogelijkheid van tegenbewijs bestaat. Dat berust op een keuze van de fiscale wetgever die evident elke redelijke grond ontbeert. Volgens de jurisprudentie van het EHRM gaat dit de ruime beoordelingsmarge van de wetgever bij zijn beleidskeuzes ver te buiten en leidt het tot schending van art. 1 EP EVRM. Belanghebbende doet verder een beroep op het arrest van de Hoge Raad van 3 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:812, waarin wordt overwogen dat het forfaitaire stelsel van de belas-tingheffing in box 3 slechts dan in strijd zou komen met art. 1 EP EVRM als zou komen vast te staan dat het destijds door de wetgever voor een lange reeks van jaren veronderstelde rendement van 4 percent voor particuliere beleggers niet meer haalbaar is en belanghebbenden mede gezien het toepasselijke tarief, zouden worden geconfronteerd met een buitensporig zware last. Voorts blijft niet slechts het rendement van bepaalde bezittingen structureel achter, maar het rendement op alle door de Commissie onderzochte beleggingen. Aan de voorwaarden die de Hoge Raad in dit arrest stelt wordt derhalve voldaan. De Inspecteur heeft de juistheid van de door de Commissie gepresenteerde rendementscijfers niet ter discussie gesteld. Zonder risico zijn slechts staatsobligaties en - tot een bepaalde omvang en bij voortduren van de impliciete staatsgarantie van banken op basis van too big to fail - bankdeposito s. Geen van deze twee categorieën heeft de 4 percent gehaald, haalt die 4 percent heden ten dage of zal die 4 percent bij het huidige ECB-beleid de komende jaren gaan halen. Het wettelijke systeem is dan ook gebaseerd op veronderstellingen waarvan inmiddels is gebleken dat zij van elke redelijkheid zijn ontbloot. Dat de evenredigheidstoets op objectief niveau reeds faalt, is toereikend om de vermogensrendementsheffing thans onrechtmatig te achten. Jurisprudentie EHRM De rechtmatigheid van een vermogensbelasting werd door het EHRM beoordeeld in Imbert de Tremiolles vs. Frankrijk (EHRM, 4 januari 2008, 25834/05). Het Hof achtte de heffing niet disproportioneel omdat de wet voorzag in een plafond (van 85 percent) bedoeld om te vermijden dat de heffing hoger zou uitvallen dan de opbrengsten van het vermogen van de belastingplichtige. Nu de Nederlandse vermogensrendementsheffing (anders dan de Vermogensbelasting 1964) een dergelijke begrenzing ontbeert is zij gedoemd te sneuvelen voor het EHRM. Zij mist - in de terminologie van Dusarduijn de vereiste veiligheidsklep (zie Dusarduijn, Fiscale ficties binnen de wereld van het eigendomsrecht, WPNR, 12 mei 2012). Vergelijk in dit verband EHRM 19juni 2006, 35014/97 (Hütten-Czapska), waarin het oor-deel dat sprake was van een ontoelaatbare eigendomsrechtsschending ook werd gegrond op het feit dat de door overheid ter zake van een object opgelegde lasten niet uit de inkomsten daaruit konden worden voldaan. Vergelijk eveneens HR 5 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL6443, BNB 2010/143. r.o , waarin een beroep op art. 1 EP werd verworpen, ook daar werd in de afweging door de HR de aanwezigheid van een veiligheidsklep betrokken, te weten het wettelijk maximum gesteld aan de in rekening te brengen kosten van betekening. Tarief van 30 percent Omdat de vermogensopbrengsten volgens de Wet IB 2001 worden belast tegen een tarief van 30 percent, een de facto Europese consensus over een maximumtarief van 25 percent over vermogensinkomsten, en de Nederlandse tarieven over andere soorten inkomsten moet ook de heffing van 30 percent over een gefingeerde 4 percent bij een daadwerkelijk risicomijdend rendement van 2 percent thans als excessief worden aangemerkt. Bij deze vergelijking dient in aanmerking te worden genomen dat het resulterende effectieve tarief van 60 percent over spaarrente niet slechts het marginale tarief is, maar - afgezien van de beperkte drempel - ook het
4 gemiddelde tarief. Dat gemiddelde tarief is aanzienlijk hoger dan enig ander (gemiddeld of marginaal) tarief over inkomsten, uit welke bron dan ook, een factor die het EHRM in aanmerking neemt bij zijn proportionaliteitsanalyse (zie EHRM 4 november 2013, 66529/11, N.K.M. v. Hongarije, r.o. 67). Individuele buitensporige last Belanghebbende berekent over het jaar 2011 de volgende disproportionele last. Het vermogen in box 3 aan het einde van 2011 (d.w.z. op 1 januari 2012) beliep Aan het begin van 2011 was het Dit is een afname van Het inkomen uit box 1 over 2011 was Ter bepaling van het voor toevoeging aan het vermogen beschikbare netto-bedrag dienen loonheffingen en voorlopige aanslagen van in mindering te worden gebracht. De consumptie van belanghebbende beliep niet meer dan Dit resulteert in een vermogensvermindering van ofwel een negatief rendement van 11 percent van het vermogen in box 3 aan het begin van het jaar De Inspecteur heeft het standpunt van belanghebbende gemotiveerd bestreden Voor hetgeen partijen ter onderbouwing van hun standpunten hebben aangevoerd, verwijst het Hof naar de gedingstukken. Conclusies van partijen 5.1. Belanghebbende heeft in hoger beroep geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar en tot vermindering van de aanslag inkomstenbelasting met de belasting over het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen, oftewel met , subsidiair tot vermindering van de belastingaanslag met (30 percent van het verschil tussen 4 percent en het haalbare rendement van 0.01 percent op het saldo van geldmarktfondsen van ) plus (30 percent van het verschil tussen het wettelijke forfaitaire rendement van 4 percent en de in 2011 gemiddeld haalbare spaarrente van 2 percent, toegepast op het saldo van bank- en spaartegoeden van belanghebbende) De Inspecteur heeft in hoger beroep geconcludeerd tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank. Oordeel van de rechtbank 6. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en daartoe het volgende overwogen, waarbij de rechtbank belanghebbende als eiser en de Inspecteur als verweerder heeft aangeduid: 8. Bij zijn arrest van 3 april 2015, nr. 13/04247, ECLI:NL:HR:2015:812, overwoog de Hoge Raad dat de heffing van inkomstenbelasting over de inkomsten uit sparen en beleggen met ingang van 2001 op forfaitaire wijze plaatsvindt in box 3. Bij de bepaling van die inkomsten wordt uitgegaan van een forfaitair rendement van vier procent, berekend over de waarde in het economische verkeer (hierna: WEV) van het positieve saldo van de bezittingen en de schulden. Aanvankelijk werd dit saldo berekend naar het gemiddelde aan het begin en het einde van het kalenderjaar, vanaf 2011 naar het saldo aan het begin van het kalenderjaar. Dit forfaitaire stelsel is naar de opzet van de wetgever robuust en daardoor enigszins ruw, aangezien het niet afhankelijk is gesteld van het werkelijke rendement van de bezittingen gedurende het jaar. De wetgever achtte dat uitgangspunt gerechtvaardigd omdat: daarmee op een globale maar aanvaardbare wijze zou kunnen worden aangesloten bij de rendementen die belastingplichtigen in de praktijk, indien dit over een langere periode wordt bezien, gemiddeld zouden moeten kunnen behalen zonder dat zij daar (veel) risico voor hoeven te nemen. In zoverre kan derhalve niet worden gesteld dat in het concept van de forfaitaire rendementsheffing geen rekening wordt gehouden met de omvang van de werkelijk genoten inkomsten uit vermogen (Kamerstukken II 1999/2000, , nr. 7, blz. 263). 9. Bij het hierboven aangehaalde arrest overwoog de Hoge Raad verder dat van dit forfaitaire stelsel, gelet op voormelde uitgangspunten, niet kan worden gezegd dat het elke redelijke grond ontbeert. Gelet op de ruime beoordelingsmarge die de wetgever op het terrein van het belastingrecht toekomt, is dit stelsel niet in strijd met artikel 1 van het EP bij het EVRM (vgl. HR 28 oktober 2012, nr. 10/03727, ECLI:NL:HR:2011:BR0664, BNB 2011/297). Dit stelsel zou slechts dan in strijd komen met artikel 1 van het EP indien zou komen vast te staan dat het destijds door de wetgever voor een lange reeks van jaren veronderstelde rendement van vier procent voor particuliere beleggers niet meer haalbaar is en belastingplichtigen, mede gelet op het toepasselijke tarief, zouden worden geconfronteerd met een buitensporig zware last. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat daarvan in het onderhavige geval sprake is. Voor het aannemen van een inbreuk op artikel 1 van het EP is niet voldoende dat het rendement van bepaalde bezittingen zoals in het onderhavige geval de spaartegoeden structureel blijft beneden vier procent van de waarde daarvan, vooral niet als de desbetreffende vermogensbestanddelen slechts een relatief klein gedeelte van het gehele vermogen uitmaken. 10. In de loop van het geding heeft eiser een nader stuk ingediend en daarin onder meer verklaard dat de andere bestanddelen van zijn vermogen vermogenswinsten kunnen opleveren, zodat daar geen sprake is van een substantieel te hoog forfaitair rendement. Naar het oordeel van de rechtbank kan dit tot geen andere conclusie leiden dan dat het primaire standpunt van eiser, waarbij de belasting over het gehele bisb zou worden verminderd tot nihil, faalt. Op grond van hetgeen is overwogen in 8 en 9 is de rechtbank van oordeel dat ook eisers subsidiaire standpunt faalt. Het robuuste karakter van de wettelijke regeling brengt mee dat geen rekening wordt gehouden
5 met verschillen in het rendement van verschillende vermogensbestanddelen. Verder neemt de rechtbank in aanmerking dat eiser beschikt over een vermogen van ongeveer 1,8 miljoen, dat voor het overgrote deel in korte tijd kan worden omgezet in contanten, en dat eiser in het onderhavige jaar een biww genoot van Onder die omstandigheden is een bedrag aan belasting van bezwaarlijk aan te merken als een individuele buitensporige last. 11. Op grond van het vorenstaande moet het beroep ongegrond worden verklaard. Proceskosten 12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. Arrest Hoge Raad 7. Voor zover van belang heeft de Hoge Raad in zijn arrest van 3 april 2015, 13/04247, ECLI:NL:HR:2015:812, BNB 2015/174, V-N 2015/19.33.overwogen: 2.3. Bij de beoordeling van de daartegen gerichte klachten moet het volgende worden vooropgesteld De heffing van inkomstenbelasting over de inkomsten uit sparen en beleggen vindt met ingang van 2001 op forfaitaire wijze plaats in box 3. Bij de bepaling van die inkomsten wordt uitgegaan van een forfaitair rendement van vier percent, berekend over de waarde in het economische verkeer (hierna: WEV) van het positieve saldo van de bezittingen en de schulden. Aanvankelijk werd dit saldo berekend naar het gemiddelde aan het begin en het einde van het kalenderjaar, vanaf 2011 naar het saldo aan het begin van het kalenderjaar. Dit forfaitaire stelsel is naar de opzet van de wetgever robuust en daardoor enigszins ruw, aangezien het niet afhankelijk is gesteld van het werkelijke rendement van de bezittingen gedurende het jaar. De wetgever achtte dat uitgangspunt gerechtvaardigd omdat: daarmee op een globale maar aanvaardbare wijze zou kunnen worden aangesloten bij de rendementen die belastingplichtigen in de praktijk, indien dit over een langere periode wordt bezien, gemiddeld zouden moeten kunnen behalen zonder dat zij daar (veel) risico voor hoeven te nemen. In zoverre kan derhalve niet worden gesteld dat in het concept van de forfaitaire rendementsheffing geen rekening wordt gehouden met de omvang van de werkelijk genoten inkomsten uit vermogen. (Kamerstukken II 1999/2000, , nr. 7, blz. 263) Van dit forfaitaire stelsel kan, gelet op voormelde uitgangspunten, niet worden gezegd dat het elke redelijke grond ontbeert. Gelet op de ruime beoordelingsmarge die de wetgever op het terrein van het belastingrecht toekomt, is dit stelsel niet in strijd met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM (hierna: het EP) (vgl. HR 28 oktober 2012, nr. 10/03727, ECLI:NL:HR:2011:BR0664, BNB 2011/297). Dit stelsel zou slechts dan in strijd komen met artikel 1 van het EP indien zou komen vast te staan dat het destijds door de wetgever voor een lange reeks van jaren veronderstelde rendement van vier percent voor particuliere beleggers niet meer haalbaar is en belastingplichtigen, mede gelet op het toepasselijke tarief, zouden worden geconfronteerd met een buitensporig zware last. Dit een en ander is in dit geding niet gesteld of gebleken.( ) Beoordeling van het hoger beroep Met betrekking tot de vraag onder 4.1 sub a 8.1. Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de wetgever, door invoering van het forfaitaire stelsel, mede gelet op het toepasselijke tarief, aan de belastingplichtigen een buitensporige last heeft opgelegd, in het bijzonder in gevallen waarin de tot de rendementsgrondslag behorende bezittingen geheel of grotendeels bestaan uit bank- en spaartegoeden en geldmarktfondsen. Dienaangaande overweegt het Hof het volgende Belanghebbende heeft met hetgeen hij heeft aangevoerd niet aannemelijk gemaakt dat is voldaan aan de twee in het onder 7 genoemde arrest door de Hoge Raad geformuleerde, cumulatieve criteria, te weten dat het destijds door de wetgever voor langere tijd veronderstelde rendement van 4 percent voor particuliere beleggers niet meer haalbaar is en dat deze beleggers daarom, mede gelet op het toepasselijke tarief, worden geconfronteerd met een buitensporig zware last. Weliswaar blijkt uit het door de Commissie Van Dijkhuijzen in 2013 uitgebrachte rapport dat in de periode 2001 tot en met 2012 zowel de nominale als de reële rendementen op aandelen, termijndeposito s, spaarrekeningen en betaalrekeningen achterbleven bij het veronderstelde rendement van gemiddeld 4 percent per jaar, dat alleen de kapitaalmarktrente ( lange rente ) over die periode in de buurt kwam van het veronderstelde rendement van 4 percent nominaal per jaar en dat op spaarrekeningen een reëel rendement van gemiddeld slechts 0,5 percent per jaar werd behaald, doch hieruit kan niet de conclusie worden getrokken dat de belastingplichtigen het veronderstelde rendement van gemiddeld 4 percent per jaar in de genoemde periode niet hebben behaald en in latere jaren niet zullen behalen, Dit zou slechts anders zijn indien zou komen vast te staan dat een rendement van 4 percent nominaal per jaar over de gehele breedte van de mogelijke beleggingsvormen structureel onhaalbaar is. Dat zulks het geval is, heeft belanghebbende niet aannemelijk gemaakt. 8.3 Gelet op het vorenstaande beantwoordt het Hof de vraag onder 4.1 sub a ontkennend.
6 Met betrekking tot de vraag onder 4.1 sub b 8.4. Naar het oordeel van het Hof heeft belanghebbende met hetgeen hij heeft aangevoerd niet aannemelijk gemaakt dat het forfaitaire stelsel, mede gelet op het toepasselijke tarief, voor belanghebbende leidt tot een individuele, buitensporig zware last. Bij dit oordeel overweegt het Hof het volgende. 8.5 Belanghebbende heeft het Hof geen inzicht gegeven in het verloop van de door hem door de jaren heen behaalde vermogensrendementen. Dat het vermogen van belanghebbende aan het einde van 2011 beduidend lager was dan het vermogen aan het begin van dat jaar is onvoldoende om enkel op grond daarvan te concluderen dat het forfaitaire stelsel ten aanzien van belanghebbende leidt tot een buitensporige last. In dat verband acht het Hof mede van belang dat uit hetgeen partijen hebben overgelegd blijkt dat het vermogen van belanghebbende in 2011 naast bank- en spaartegoeden beleggingen in aandelen en onroerende zaken omvatte. Die beleggingen zijn risicovoller dan bank- en spaartegoeden en kunnen tot incidentele verminderingen of vermeerderingen van het vermogen leiden die los staan van het structurele vermogensrendement. Slotsom 8.6. Het hoger beroep is ongegrond. Beslist dient te worden zoals hierna is vermeld. Proceskosten en griffierecht Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. Evenmin is er aanleiding tot vergoeding van het griffierecht. Beslissing Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de rechtbank. Deze uitspraak is vastgesteld door mr. G.J. van Leijenhorst, mr. J.J.J. Engel, mr. drs. W.A.P. Nieuwenhuizen, in tegenwoordigheid van de griffier mr. Y. Postema. De beslissing is op 23 maart 2016 in het openbaar uitgesproken. aangetekend aan partijen verzonden: Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen: 1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd. 2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste: - - de naam en het adres van de indiener; - - de dagtekening; - - de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht; - - de gronden van het beroep in cassatie. Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten. Bron: Datum: :19:54 Alle rechten voorbehouden. Alle auteursrechten en databankrechten van deze tekst worden uitdrukkelijk voorbehouden. Deze rechten berusten bij Sdu Uitgevers. Niets uit NDFR mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch,mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. All rights reserved. No part of this publication may be reproduced, stored in a retrieval system, or transmitted in any form or by any means, electronic, mechanical, photocopying, recording or otherwise, without the publisher s prior consent.
ECLI:NL:GHDHA:2017:1341
ECLI:NL:GHDHA:2017:1341 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 10-05-2017 Datum publicatie 17-05-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie BK-16/00396
Nadere informatieECLI:NL:GHDHA:2014:2773
ECLI:NL:GHDHA:2014:2773 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 21-03-2014 Datum publicatie 18-09-2014 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie BK-13/00269
Nadere informatieECLI:NL:GHARL:2016:8884
ECLI:NL:GHARL:2016:8884 Instantie Datum uitspraak 08-11-2016 Datum publicatie 11-11-2016 Zaaknummer 16/00065 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Nadere informatieEerste aanleg: ECLI:NL:RBDHA:2015:10274, Bekrachtiging/bevestiging
ECLI:NL:GHDHA:2016:1491, Gerechtshof Den Haag, 06-04-2016, BK-15/01012 en BK-15/01013 Inhoudsindicatie Gegevens Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 06-04-2016 Datum Publicatie 26-05-2016 Formele
Nadere informatieECLI:NL:GHDHA:2017:1563
ECLI:NL:GHDHA:2017:1563 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 29-03-2017 Datum publicatie 02-06-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie BK-16/00505
Nadere informatieECLI:NL:GHSHE:2017:1064
ECLI:NL:GHSHE:2017:1064 Instantie Datum uitspraak 17-03-2017 Datum publicatie 10-05-2017 Zaaknummer 16/00056 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch
Nadere informatieECLI:NL:GHAMS:2015:382 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/00712
ECLI:NL:GHAMS:2015:382 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 12-02-2015 Datum publicatie 26-03-2015 Zaaknummer 13/00712 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Eerste
Nadere informatieECLI:NL:RBNHO:2015:1985
ECLI:NL:RBNHO:2015:1985 Instantie Rechtbank Noord-Holland Datum uitspraak 23-03-2015 Datum publicatie 07-04-2015 Zaaknummer AWB - 14 _ 1993 Rechtsgebieden Belastingrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg
Nadere informatieECLI:NL:GHARL:2017:4777
ECLI:NL:GHARL:2017:4777 Instantie Datum uitspraak 07-06-2017 Datum publicatie 16-06-2017 Zaaknummer 16/00619 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Nadere informatietegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 12 september 2013, nummer AWB 13/915, in het geding tussen belanghebbende
Uitspraak GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN Afdeling belastingrecht Locatie Arnhem nummer 13/01077 uitspraakdatum: 20 mei 2014 Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer op het hoger beroep van drs.
Nadere informatieECLI:NL:GHDHA:2017:2098
ECLI:NL:GHDHA:2017:2098 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 27-06-2017 Datum publicatie 14-07-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie BK-17/00015 Belastingrecht
Nadere informatieECLI:NL:GHARL:2017:9611
ECLI:NL:GHARL:2017:9611 Instantie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak 07-11-2017 Datum publicatie 10-11-2017 Zaaknummer 16/01141 Formele relaties Eerste aanleg: ECLI:NL:RBNNE:2016:3790, Bekrachtiging/bevestiging
Nadere informatieEerste aanleg: ECLI:NL:RBDHA:2016:8053, Bekrachtiging/bevestiging Cassatie: ECLI:NL:HR:2017:2353
ECLI:NL:GHDHA:2017:1565, Gerechtshof Den Haag, 19-04-2017, BK-16/00361 Inhoudsindicatie Partijen hebben desgevraagd verklaard dat tussen hen enkel in geschil is of de Inspecteur terecht het door belanghebbende
Nadere informatieECLI:NL:RBARN:2008:BF9690
ECLI:NL:RBARN:2008:BF9690 Instantie Rechtbank Arnhem Datum uitspraak 26-09-2008 Datum publicatie 16-10-2008 Zaaknummer AWB 08/537 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht Eerste
Nadere informatieECLI:NL:GHDHA:2014:3701
ECLI:NL:GHDHA:2014:3701 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 11-11-2014 Datum publicatie 02-12-2014 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie BK-13_1439
Nadere informatieECLI:NL:GHARL:2014:6759
ECLI:NL:GHARL:2014:6759 Instantie Datum uitspraak 02-09-2014 Datum publicatie 12-09-2014 Zaaknummer 13/01247 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Nadere informatieECLI:NL:GHAMS:2017:928 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/00024
ECLI:NL:GHAMS:2017:928 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 21-03-2017 Datum publicatie 29-03-2017 Zaaknummer 16/00024 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht Hoger
Nadere informatieECLI:NL:GHARL:2013:8624
ECLI:NL:GHARL:2013:8624 Instantie Datum uitspraak 12-11-2013 Datum publicatie 28-11-2013 Zaaknummer 13/00542 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Nadere informatieECLI:NL:RBDHA:2014:5556
ECLI:NL:RBDHA:2014:5556 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 22-04-2014 Datum publicatie 14-05-2014 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie AWB-13_10120
Nadere informatieECLI:NL:GHARL:2017:613
ECLI:NL:GHARL:2017:613 Instantie Datum uitspraak 31-01-2017 Datum publicatie 10-02-2017 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Zaaknummer 16/00072 en 16/00073 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken
Nadere informatieECLI:NL:RBNNE:2017:153
ECLI:NL:RBNNE:2017:153 Instantie Datum uitspraak 19-01-2017 Datum publicatie 19-01-2017 Rechtbank Noord-Nederland Zaaknummer AWB - 16 _ 783 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht
Nadere informatieECLI:NL:GHDHA:2013:3180
ECLI:NL:GHDHA:2013:3180 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 24072013 Datum publicatie 21082013 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie BK12/00764 Belastingrecht Hoger
Nadere informatieECLI:NL:GHAMS:2005:AU3334 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 04/04123
ECLI:NL:GHAMS:2005:AU3334 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 20-09-2005 Datum publicatie 05-10-2005 Zaaknummer 04/04123 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht
Nadere informatieAdvocaatkosten tot behoud van toekomstige uitkeringen uit lijfrentepolis aftrekbaar
Advocaatkosten tot behoud van toekomstige uitkeringen uit lijfrentepolis aftrekbaar ECLI:NL:GHARL:2016:7882 Instantie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak 04-10-2016 Datum publicatie 07-10-2016
Nadere informatieECLI:NL:GHARL:2017:634
ECLI:NL:GHARL:2017:634 Instantie Datum uitspraak 31-01-2017 Datum publicatie 10-02-2017 Zaaknummer 15/01571 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Nadere informatieECLI:NL:GHDHA:2017:1555
ECLI:NL:GHDHA:2017:1555 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 26-04-2017 Datum publicatie 02-06-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie BK-16/00485
Nadere informatieECLI:NL:RBZWB:2016:4850
ECLI:NL:RBZWB:2016:4850 Instantie Datum uitspraak 19-07-2016 Datum publicatie 01-12-2016 Rechtbank Zeeland-West-Brabant Zaaknummer AWB - 15 _ 5497 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie
Nadere informatieGerechtshof 's-hertogenbosch Instantie Datum uitspraak Datum publicatie ECLI ECLI:NL:GHSHE:2006:AZ8214
Gerechtshof 's-hertogenbosch, 25-08-2006, 05/00487 Inhoudsindicatie Ingevolge artikel 3.20, lid 5, van de Wet IB 2001is de bijtelling privé-gebruik auto, als bedoeld in dat artikel, niet van toepassing
Nadere informatieECLI:NL:GHAMS:2000:AA8940 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 00/2559
ECLI:NL:GHAMS:2000:AA8940 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 28-11-2000 Datum publicatie 04-07-2001 Zaaknummer 00/2559 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht Eerste
Nadere informatieECLI:NL:GHSHE:2011:BV2388
ECLI:NL:GHSHE:2011:BV2388 Instantie Datum uitspraak 06-10-2011 Datum publicatie 01-02-2012 Zaaknummer 11/00219 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch Belastingrecht
Nadere informatie2.1. De Inspecteur is van de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
io~oo6zz hop uitspraak GERECHTSHOF 's-gravenhage Sector belasting Nummer BK-08/00456 Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer d.d. S januari 2010 op het hoger beroep van de Inspecteur, de voorzitter
Nadere informatieECLI:NL:GHSHE:2017:2511
ECLI:NL:GHSHE:2017:2511 Instantie Datum uitspraak 02-06-2017 Datum publicatie 08-06-2017 Zaaknummer 15/01363 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch
Nadere informatieBPM. Dwangsom. Kennelijk niet-ontvankelijk. Bezwaar tegen voldoening op aangifte van nihil. Immateriële schadevergoeding. Proceskosten.
ECLI:NL:GHARL:2017:4578, Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 30-05-2017, 15/00942 Inhoudsindicatie BPM. Dwangsom. Kennelijk niet-ontvankelijk. Bezwaar tegen voldoening op aangifte van nihil. Immateriële schadevergoeding.
Nadere informatieECLI:NL:GHARL:2014:2681
ECLI:NL:GHARL:2014:2681 Instantie Datum uitspraak 01-04-2014 Datum publicatie 11-04-2014 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Zaaknummer 13/00862 en 13/00863 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken
Nadere informatiede inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Amersfoort (hierna: de Inspecteur)
Uitspraak GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN Afdeling belastingrecht Locatie Arnhem nummer 14/000542 uitspraakdatum: 27 januari 2015 Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer op het hoger beroep van
Nadere informatieECLI:NL:GHARL:2017:5327
ECLI:NL:GHARL:2017:5327 Instantie Datum uitspraak 27-06-2017 Datum publicatie 28-07-2017 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Zaaknummer 16/00521 en 16/00522 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken
Nadere informatieAan de Hoge Raad der Nederlanden Postbus EH Den Haag. Datum Betreft: Conclusie van de Advocaat-Generaal. Edelhoogachtbaar College,
Aan de Hoge Raad der Nederlanden Postbus 20303 2500 EH Den Haag Datum Betreft: Conclusie van de Advocaat-Generaal Ons kenmerk DGB 2016-568 Edelhoogachtbaar College, Uw brief (kenmerk) 14/05020 Naar aanleiding
Nadere informatieNTFR 2010/203 met annotatie van Castelijn FutD V-N 2009/65.1.1
ECLI:NL:GHSGR:2009:BK0392 Instantie Gerechtshof 's-gravenhage Datum uitspraak 13-10-2009 Datum publicatie 16-10-2009 Zaaknummer BK-07/00550 Formele relaties Cassatie: ECLI:NL:HR:2010:BN8729, (Gedeeltelijke)
Nadere informatieECLI:NL:GHARL:2017:1064
ECLI:NL:GHARL:2017:1064 Instantie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak 14-02-2017 Datum publicatie 24-02-2017 Zaaknummer 1600162 Formele relaties Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGEL:2016:175, Bekrachtiging/bevestiging
Nadere informatieECLI:NL:GHSGR:2011:BP5815
ECLI:NL:GHSGR:2011:BP5815 Instantie Datum uitspraak 09-02-2011 Datum publicatie 25-02-2011 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-gravenhage BK-10/00091
Nadere informatieECLI:NL:RBDHA:2015:7800
ECLI:NL:RBDHA:2015:7800 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 02-07-2015 Datum publicatie 02-09-2015 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 15_57 IBPVV Belastingrecht Eerste
Nadere informatieECLI:NL:RBGEL:2013:CA1901
ECLI:NL:RBGEL:2013:CA1901 Instantie Rechtbank Gelderland Datum uitspraak 04-06-2013 Datum publicatie 04-06-2013 Zaaknummer AWB 13/675 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie
Nadere informatieECLI:NL:RBZWB:2015:5573
ECLI:NL:RBZWB:2015:5573 Instantie Datum uitspraak 01-07-2015 Datum publicatie 17-09-2015 Rechtbank Zeeland-West-Brabant Zaaknummer AWB - 14 _ 6149 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie
Nadere informatieECLI:NL:GHDHA:2017:826
ECLI:NL:GHDHA:2017:826 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 28-03-2017 Datum publicatie 19-04-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie BK-16/00407
Nadere informatieECLI:NL:GHSHE:2015:1379
ECLI:NL:GHSHE:2015:1379 Instantie Datum uitspraak 17-04-2015 Datum publicatie 17-04-2015 Zaaknummer 14/01065 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch
Nadere informatieECLI:NL:GHDHA:2016:1495
ECLI:NL:GHDHA:2016:1495 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 26-04-2016 Datum publicatie 26-05-2016 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie BK-15/01072
Nadere informatieECLI:NL:GHAMS:2008:BG6992 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 07/00490
ECLI:NL:GHAMS:2008:BG6992 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 04-12-2008 Datum publicatie 17-12-2008 Zaaknummer 07/00490 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie
Nadere informatieECLI:NL:GHARL:2015:20
ECLI:NL:GHARL:2015:20 Instantie Datum uitspraak 06-01-2015 Datum publicatie 16-01-2015 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Zaaknummer 14/00053, 14/00054 en 14/00055 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere
Nadere informatieUitspraak GERECHTSHOF DEN HAAG Uitspraak van 26 maart 2014 [X] te [Z], belanghebbende, de directeur van de Belastingdienst/Rijnmond,
Uitspraak GERECHTSHOF DEN HAAG Team Belastingrecht meervoudige kamer nummer BK-13/01258 Uitspraak van 26 maart 2014 in het geding tussen: [X] te [Z], belanghebbende, en de directeur van de Belastingdienst/Rijnmond,
Nadere informatieAanslag, beschikkingen, bezwaar en geding in eerste aanleg
Uitspraak GERECHTSHOF DEN HAAG Team Belastingrecht meervoudige kamer nummer BK-13/00338 Uitspraak van 3 januari 2014 in het geding tussen: [X], wonende te [Z], belanghebbende, en de directeur van de Belastingdienst/
Nadere informatieNu premies AOV zijn afgetrokken vormen uitkeringen belastbare periodieke uitkeringen uit inkomensvoorziening (art. 3.100, lid 1, ond.
Nu premies AOV zijn afgetrokken vormen uitkeringen belastbare periodieke uitkeringen uit inkomensvoorziening (art. 3.100, lid 1, ond. b) LJN: BX8102, Gerechtshof 's-gravenhage, BK-10/00754 en 10/00233
Nadere informatieECLI:NL:GHDHA:2014:1430
ECLI:NL:GHDHA:2014:1430 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 18-04-2014 Datum publicatie 25-04-2014 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie BK-13-01336
Nadere informatieECLI:NL:RBHAA:2006:AY9268
ECLI:NL:RBHAA:2006:AY9268 Instantie Rechtbank Haarlem Datum uitspraak 22-09-2006 Datum publicatie 13-10-2006 Zaaknummer AWB 06/2133 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie
Nadere informatieECLI:NL:GHSHE:2010:BM7477
ECLI:NL:GHSHE:2010:BM7477 Instantie Datum uitspraak 12-05-2010 Datum publicatie 14-06-2010 Zaaknummer 09/00106 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch
Nadere informatieECLI:NL:GHAMS:2017:789 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/00218
ECLI:NL:GHAMS:2017:789 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 14-03-2017 Datum publicatie 22-03-2017 Zaaknummer 16/00218 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht Hoger
Nadere informatieAfkoopsom lijfrente belast in het jaar waarin de afkoopsom vorderbaar en inbaar is
Afkoopsom lijfrente belast in het jaar waarin de afkoopsom vorderbaar en inbaar is ECLI:NL:GHARL:2015:4336 Instantie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak 16-06-2015 Datum publicatie 19-06-2015
Nadere informatieWoning in aanbouw vormt geen eigen woning omdat deze belanghebbende niet als hoofdverblijf ter beschikking stond.
ECLI:NL:GHARN:2010:BL6459, Gerechtshof Arnhem, 16-02-2010, 09-00138 Inhoudsindicatie Inkomstenbelasting. Woning in aanbouw vormt geen eigen woning omdat deze belanghebbende niet als hoofdverblijf ter beschikking
Nadere informatieECLI:NL:RBHAA:2008:BD9044
ECLI:NL:RBHAA:2008:BD9044 Instantie Rechtbank Haarlem Datum uitspraak 25-07-2008 Datum publicatie 05-08-2008 Zaaknummer 07/6768 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht Eerste
Nadere informatietegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 8 maart 2011, nummers AWB 10/2670 en 10/2672, in het geding tussen belanghebbende en
Uitspraak GERECHTSHOF ARNHEM Sector belastingrecht nummers 11/00311 en 11/00312 uitspraakdatum: 20 september 2011 Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer op het hoger beroep van X te Z (hierna:
Nadere informatieECLI:NL:GHAMS:2017:2886 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/00546
ECLI:NL:GHAMS:2017:2886 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 13-07-2017 Datum publicatie 09-08-2017 Zaaknummer 16/00546 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht Hoger
Nadere informatieECLI:NL:RBZWB:2015:2857
ECLI:NL:RBZWB:2015:2857 Instantie Datum uitspraak 08-04-2015 Datum publicatie 13-05-2015 Rechtbank Zeeland-West-Brabant Zaaknummer AWB - 14 _ 6290 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie
Nadere informatieECLI:NL:GHARN:2011:BP8393
ECLI:NL:GHARN:2011:BP8393 Instantie Gerechtshof Arnhem Datum uitspraak 01-03-2011 Datum publicatie 21-03-2011 Zaaknummer 10/00433, 10/00439 en 10/00440 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie
Nadere informatieECLI:NL:RBSGR:2007:BC0614
ECLI:NL:RBSGR:2007:BC0614 Instantie Datum uitspraak 25-07-2007 Datum publicatie 08-02-2008 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank 's-gravenhage AWB 06/8362 IB/PVV Belastingrecht
Nadere informatiede inspecteur van de Belastingdienst/Noord/Kantoor Groningen (hierna: de Inspecteur)
Uitspraak GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN Afdeling belastingrecht Locatie Leeuwarden nummer: 12/00201 uitspraakdatum: 15 oktober 2013 Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer op het hoger beroep
Nadere informatieop het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 14 juni 2017, nr. SGR 16/2060.
\81e>vat>' uitspraak GERECHTSHOF DEN HAAG Team Belastingrecht meervoudige kamer Uitspraak van 30 maart 2018 in het geding tussen: y z >B.V. te' I, belanghebbende, en P de inspecteur van de Belastingdienst,
Nadere informatieECLI:NL:RBGEL:2017:3529
ECLI:NL:RBGEL:2017:3529 Instantie Rechtbank Gelderland Datum uitspraak 06-07-2017 Datum publicatie 07-07-2017 Zaaknummer AWB - 16 _ 2610 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht
Nadere informatieECLI:NL:RBDHA:2017:2607
ECLI:NL:RBDHA:2017:2607 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 16-03-2017 Datum publicatie 01-06-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 16_8226 IBPVV Belastingrecht
Nadere informatieECLI:NL:GHAMS:2010:BO9334 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 09/00549
ECLI:NL:GHAMS:2010:BO9334 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 09-12-2010 Datum publicatie 05-01-2011 Zaaknummer 09/00549 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht
Nadere informatieECLI:NL:GHAMS:2013:2044 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer
ECLI:NL:GHAMS:2013:2044 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 11-07-2013 Datum publicatie 17-07-2013 Zaaknummer 12-00035 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Belastingrecht
Nadere informatiede inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Almere (hierna: de Inspecteur)
Uitspraak GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN Afdeling belastingrecht Locatie Arnhem nummer 13/00631 uitspraakdatum: 18 maart 2014 Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer op het hoger beroep van
Nadere informatieEerste aanleg: ECLI:NL:RBSGR:2012:22148, Bekrachtiging/bevestiging
Gerechtshof Den Haag, 08-11-2013, BK 12-00864 Inhoudsindicatie BPM. In geschil is of voor de hoogte van de BPM de vermelding van energie-efficiëntieklasse E in het kentekenregister beslissend is, dat wil
Nadere informatieECLI:NL:GHARL:2015:3296
ECLI:NL:GHARL:2015:3296 Instantie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak 07-05-2015 Datum publicatie 22-05-2015 Zaaknummer 14/00675 Formele relaties Eerste aanleg: ECLI:NL:RBMNE:2014:5014, Bekrachtiging/bevestiging
Nadere informatieECLI:NL:GHDHA:2016:30
ECLI:NL:GHDHA:2016:30 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 06-01-2016 Datum publicatie 13-01-2016 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie BK-15/00227
Nadere informatieUitspraak. Afname (F)OR voor lijfrentepremie beïnvloedt vermogenstoets (F)OR niet ECLI:NL:RBZWB:2015:1978. Instantie. Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Afname (F)OR voor lijfrentepremie beïnvloedt vermogenstoets (F)OR niet ECLI:NL:RBZWB:2015:1978 Instantie Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie
Nadere informatietegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 12 februari 2015, nummer LEE 13/1129, in het geding tussen belanghebbende en
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 05-04-2016, 15/00291 Inhoudsindicatie Heffingsambtenaar maakt de waarde van een in de commerciële sfeer geëxploiteerde onroerende zaak niet aannemelijk. Hof stelt de waarde
Nadere informatieGerechtshof Den Haag 13-01-2016 20-01-2016 BK-15_00463. Belastingrecht. Hoger beroep. Rechtspraak.nl FutD 2016-0219
ECLI:NL:GHDHA:2016:62 Instantie Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Den Haag 13-01-2016 20-01-2016 BK-15_00463
Nadere informatiepagina 1 van 5 ECLI:NL:RBDHA:2014:6145 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 20-05-2014 Datum publicatie 04-06-2014 Zaaknummer Rechtsgebieden AWB-13_10151 Belastingrecht Bijzondere kenmerken Bodemzaak
Nadere informatieECLI:NL:GHLEE:2012:BV0713 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie
ECLI:NL:GHLEE:2012:BV0713 Instantie Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak 10-01-2012 Datum publicatie 12-01-2012 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie BK 10/00331 Inkomstenbelasting
Nadere informatieECLI:NL:RBARN:2009:BI3591
ECLI:NL:RBARN:2009:BI3591 Instantie Rechtbank Arnhem Datum uitspraak 14-01-2009 Datum publicatie 12-05-2009 Zaaknummer AWB 07/1900 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht Eerste
Nadere informatieECLI:NL:GHDHA:2015:387
ECLI:NL:GHDHA:2015:387 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 18-02-2015 Datum publicatie 27-02-2015 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie BK-14_00412
Nadere informatieECLI:NL:RBARN:2008:BD8513
ECLI:NL:RBARN:2008:BD8513 Instantie Rechtbank Arnhem Datum uitspraak 12-06-2008 Datum publicatie 24-07-2008 Zaaknummer AWB 07/3464 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht Eerste
Nadere informatieECLI:NL:GHARL:2013:8747
pagina 1 van 7 ECLI:NL:GHARL:2013:8747 Instantie Datum uitspraak 19-11-2013 Datum publicatie 22-11-2013 Zaaknummer BK 13/00192 Rechtsgebieden Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Belastingrecht Bijzondere kenmerken
Nadere informatieECLI:NL:GHAMS:2009:BI1981 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 08/00054
ECLI:NL:GHAMS:2009:BI1981 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 16-04-2009 Datum publicatie 29-04-2009 Zaaknummer 08/00054 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie
Nadere informatieInhoudsindicatie. Gegevens. Uitspraak. uitspraak van 7 september [X] te [Z], Zwitserland, belanghebbende,
ECLI:NL:GHDHA:2016:4215, Gerechtshof Den Haag, 07-09-2016, BK-16/00037 tot en met BK-16/00039 Inhoudsindicatie In geschil is of de swapovereenkomst deel uitmaakt van de eigen woningschuld en of de daarmee
Nadere informatieECLI:NL:GHDHA:2017:1125
ECLI:NL:GHDHA:2017:1125 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 04-04-2017 Datum publicatie 02-05-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie BK-16/00480
Nadere informatieECLI:NL:RBZWB:2017:3691
ECLI:NL:RBZWB:2017:3691 Instantie Datum uitspraak 15-06-2017 Datum publicatie 20-07-2017 Rechtbank Zeeland-West-Brabant Zaaknummer AWB - 16 _ 2238 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht
Nadere informatieECLI:NL:RBHAA:2010:BM1234
ECLI:NL:RBHAA:2010:BM1234 Instantie Rechtbank Haarlem Datum uitspraak 08-04-2010 Datum publicatie 15-04-2010 Zaaknummer 09/3509 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht Eerste
Nadere informatiede voorzitter van het managementteam van de eenheid Belastinqdienat^ÉI^ van de rijksbelastingdienst, hierna: de Inspecteur,
uitspraak / GERECHTSHOF 's-hertogenbosch Sector belastingrecht Eerste meervoudige Belastingkamer Kenmerk: 09/00515 Uitspraak van de eerste meervoudige Belastingkamer op het hoger beroep van de voorzitter
Nadere informatieGerechtshof 's-hertogenbosch Instantie Datum uitspraak Datum publicatie ECLI ECLI:NL:GHSHE:2006:AY0300
Gerechtshof 's-hertogenbosch, 12-04-2006, 04/01727 Inhoudsindicatie Belanghebbende heeft verliezen uit jaren vóór de invoering van de Wet inkomstenbelasting 2001. Die verliezen zijn, naar de gemachtigde
Nadere informatieEerste aanleg: ECLI:NL:RBDHA:2016:4534, Bekrachtiging/bevestiging Cassatie: ECLI:NL:HR:2017:2608
Gerechtshof Den Haag, 23-11-2016, BK-16/00267 t/m BK-16/00270 Inhoudsindicatie In geschil is of de Inspecteur terecht het na een boekenonderzoek voor het jaar 2012 vastgestelde foutpercentage van 15 met
Nadere informatieNegatieve uitgaven voor inkomensvoorziening bij overdracht lijfrenteverplichting aan niet toegelaten aanbieder ECLI:NL:GHDHA:2016:4037
Negatieve uitgaven voor inkomensvoorziening bij overdracht lijfrenteverplichting aan niet toegelaten aanbieder ECLI:NL:GHDHA:2016:4037 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 28-12-2016 Datum publicatie
Nadere informatieECLI:NL:GHSGR:2004:AP1225
ECLI:NL:GHSGR:2004:AP1225 Instantie Datum uitspraak 06-05-2004 Datum publicatie 09-06-2004 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-gravenhage BK-03/01298 Belastingrecht
Nadere informatieECLI:NL:GHSGR:2010:BO5161
ECLI:NL:GHSGR:2010:BO5161 Instantie Datum uitspraak 17-11-2010 Datum publicatie 26-11-2010 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-gravenhage BK-09/00837 Belastingrecht
Nadere informatieECLI:NL:GHDHA:2015:2774
ECLI:NL:GHDHA:2015:2774 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 30-09-2015 Datum publicatie 08-10-2015 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie BK-14_01531
Nadere informatieECLI:NL:RBZWB:2015:8725
ECLI:NL:RBZWB:2015:8725 Instantie Datum uitspraak 20-10-2015 Datum publicatie 12-04-2016 Rechtbank Zeeland-West-Brabant Zaaknummer AWB - 14 _ 3746 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht
Nadere informatie<p>geen verlaagd tarief overdrachtsbelasting voor onroerende zaak die naar haar aard niet bestemd is voor bewoning.</p>
ECLI:NL:GHARL:2017:638, Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 31-01-2017, 16/01041 Inhoudsindicatie geen verlaagd tarief overdrachtsbelasting voor onroerende zaak die naar haar aard niet bestemd is voor bewoning.
Nadere informatietegen de mondelinge uitspraak van de Rechtbank Breda (hierna: de Rechtbank) van 10 november 2010, nummer AWB 10/1037, in het geding tussen
Uitspraak GERECHTSHOF 's-hertogenbosch Sector belastingrecht Eerste meervoudige Belastingkamer Kenmerk: 10/00867 Schriftelijke uitspraak op het hoger beroep van BigffiwnrrmBriWiflMI^^^^^ te hierna: belanghebbende,
Nadere informatieECLI:NL:RBARN:2012:BY0157
ECLI:NL:RBARN:2012:BY0157 Instantie Rechtbank Arnhem Datum uitspraak 18-10-2012 Datum publicatie 18-10-2012 Zaaknummer AWB 11/2382 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht Eerste
Nadere informatieECLI:NL:RBDHA:2015:3059
ECLI:NL:RBDHA:2015:3059 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 10-03-2015 Datum publicatie 10-04-2015 Zaaknummer AWB - 14 _ 7359 Rechtsgebieden Belastingrecht Bijzondere kenmerken Bodemzaak Eerste
Nadere informatieUitspraak GERECHTSHOF s-hertogenbosch Uitspraak op het hoger beroep van de heer [belanghebbende], belanghebbende
Uitspraak GERECHTSHOF s-hertogenbosch Team belastingrecht Meervoudige Belastingkamer Kenmerk: 13/00784 Uitspraak op het hoger beroep van de heer [belanghebbende], wonende te [woonplaats], hierna: belanghebbende,
Nadere informatie