Kwalificatiedossier: BOA OV Module 1 Handhaving en toezicht Toetsvorm: 20 Gesloten vragen Toetsduur: 45 minuten Cesuur: 68%

Transcriptie

1 walificatiedossier: BOA OV Module 1 Handhaving en toezicht Toetsvorm: 20 Gesloten vragen Toetsduur: 45 minuten Cesuur: 68% Onderwerp Begrip/Artikel Toetsterm I. Het functioneren binnen en als onderdeel van de organen van de strafrechtspleging Taxonomie # vragen 2. Functioneren binnen het voor zijn opsporingstaak vastgesteld wettelijk kader (5 vragen) 2.1 De boa functioneert overeenkomstig het daartoe bepaalde in het Wetboek van Strafvordering (Sv) 2.2 De boa functioneert overeenkomstig het daartoe bepaalde in het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Opsporingsambtenaar Art. 127, 141, 142 Sv Bevoegdheid tot uitvoering taken boa Art. 142 lid 1 Sv Taken en bevoegdheden boa Art. 142 lid 1 t/m 3 Sv H5 Beleidsregels BOA Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Art. 142 lid 4 Sv Verkrijgen en verlenen van de opsporingsbevoegdheid Art. 2, 3, 4, 16 lid 1 en 2, 17, 19 lid 1 BBO De kandidaat kan de begrippen algemeen opsporingsambtenaar en buitengewoon opsporingsambtenaar omschrijven Begrip algemeen opsporingsambtenaar Begrip buitengewoon opsporingsambtenaar De kandidaat kan benoemen wie bevoegd zijn de taken van boa uit te voeren Personen met akte van opsporingsbevoegdheid of aangewezen door de minister of aangewezen in bijzondere wet/verordening De kandidaat kan benoemen met welke taken de boa is belast Opsporing van strafbare feiten Reikwijdte bevoegdheden Aanvullende bevoegdheden Domeinindeling De kandidaat kan benoemen dat nadere regels zijn uitgewerkt in een AMvB Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar De kandidaat kan de algemene voorwaarden benoemen waaronder opsporingsbevoegdheid kan worden verkregen of kan worden verleend. Titel van opsporingsbevoegdheid Eisen aan bekwaamheid en betrouwbaarheid Akte van beëdiging Noodzaakcriterium 1 2

2 2.4 Het opsporen van strafbare feiten Akte van opsporingsbevoegdheid en Akte van beëdiging Art. 10, 19 BBO Intrekken, vervallen en beëindigen van de opsporingsbevoegdheid Art. 8, 35 lid 1 en 2 BBO Het toezicht over de boa Art. 32, 36, 38, 39, 41, 42 BBO De instructie aan de boa Art. 25 lid 1 en 2, 26, 26a, 27, 28, 29, 31 BBO Bevoegdheid tot opsporing van strafbare feiten Art. 141, 142, 148 lid 1 Sv De kandidaat kan de begrippen Akte van opsporingsbevoegdheid en Akte van beëdiging omschrijven Akte van opsporingsbevoegdheid Akte van beëdiging De kandidaat kan de omstandigheden benoemen voor het intrekken, vervallen en beëindigen van de opsporingsbevoegdheid Intrekken van de opsporingsbevoegdheid Vervallen van de opsporingsbevoegdheid Beëindigen van de opsporingsbevoegdheid De kandidaat kan omschrijven hoe het toezicht over de boa is ingericht Begrippen toezichthouder en direct toezichthouder Informatieplicht werkgever Procedure afhandeling klachten De kandidaat kan de regels benoemen waaronder hij zijn functie uitoefent Beperkt de opsporingshandelingen tot waartoe hij bevoegd is. Gedraagt zich volgens de regels Draagt en toont een legitimatiebewijs Draagt op een duidelijke plek de insigne Vermeldt in het proces-verbaal zijn standplaats en het nummer van zijn akte van beëdiging. Volgt bij de opsporing de gegeven aanwijzingen op en verstrekt de gewenste inlichtingen Zorgt dat hij blijft beschikken over de bekwaamheid en de betrouwbaarheid voor de uitoefening van opsporingsbevoegdheden De kandidaat kan benoemen wie bevoegd zijn tot het verrichten van opsporing van belastbare feiten Officier van justitie Aangewezen ambtenaren van politie Aangewezen militairen van de oninklijke marechaussee Opsporingsambtenaren van de bijzondere opsporingsdiensten Buitengewoon opsporingsambtenaren 1 1

3 3. Handelen naar de ambtseed en de eed van zuivering 3.1 De boa handelt op grond van kennis van afgelegde eden of beloften II. Het opsporen van strafbare feiten Ambtseed, ambtsbelofte, eed of belofte van zuivering Art 20, 21 BBO De kandidaat kan de begrippen ambtseed of ambtsbelofte en eed of belofte van zuivering omschrijven Begrip ambtseed of ambtsbelofte Begrip eed van zuivering of belofte van zuivering Eden en beloften worden afgenomen door de minister of degene aan wie hij daartoe een mandaat heeft verleend 6. Een onderzoek instellen om bewijsmateriaal te verzamelen (5 vragen) 6.1 De verdachte 6.2 Rechtmatig toepassen van de opsporingsbevoegdheden De verdachte Art. 27 lid 1 en 2 Sv Opsporingsbevoegdheden De kandidaat kan het begrip verdachte omschrijven Begrip verdachte De kandidaat kan de begrippen met betrekking tot de opsporingsbevoegdhedenuitleggen Begrip opsporingsbevoegdheden Begrip toezichtbevoegdheden 1 B 6.3 Toepassen van dwangmiddelen ten aanzien van de persoonlijke vrijheid Misbruik van de opsporingsbevoegdheden Art. 3:3 Awb Art. 359a Sv Staande houden Art. 27a, 27c Sv, 52 Sv Art. 435 sub 4 WvSr De kandidaat kan de begrippen met betrekking tot misbruik van de opsporingsbevoegdheden uitleggen en kent de mogelijke gevolgen van het ontbreken van de rechtmatigheid Begrip détournement de pouvoir Begrip onrechtmatig verkregen bewijs Mogelijke gevolgen van het ontbreken van de rechtmatigheid De kandidaat kan het begrip staande houden omschrijven en kan de voorwaarden waaronder staande mag worden gehouden benoemen Staande houden - Dwangmiddel met als enig doel het vaststellen van de identiteit - Is voorbehouden aan opsporingsambtenaren - Reden wordt medegedeeld aan verdachte - Alleen een verdachte mag staande worden gehouden Strafbaarheid bij opgeven van valse identificerende persoonsgegevens B 1

4 Identiteit Art. 4 lid 1, art. 5 lid 5, art. 6, art. 9 lid 1 en 3 Boek 1 BW Toonplicht identiteitsbewijs Art. 1 sub 1 t/m sub 4, art. 2 WID Bevoegdheid vorderen inzage identiteitsbewijs Art. 8 lid 1 en 2 Politiewet 2012 Art. 5:16a Awb Art. 447e WvSr Vaststellen en bewijsvoering identiteit Art. 27a WvSv De kandidaat kan de wettelijke regels met betrekking tot het Nederlandse naamrecht benoemen Voornaam natuurlijk persoon Geslachtsnaam kind Bewijs geslachtsnaam Gebruik geslachtsnaam gehuwde man/vrouw De kandidaat kan de documenten waarmee de identiteit kan worden vastgesteld benoemen Toonplicht identiteitsbewijs Documenten waarmee de identiteit kan worden vastgesteld - Een geldig nationaal paspoort van het oninkrijk der Nederlanden - Een geldige Nederlandse identiteitskaart - Een Nederlands vreemdelingendocument - Een geldig nationaal paspoort of geldige identiteitskaart van een der landen van de Europese Economische Ruimte - Een geldig rijbewijs De kandidaat kan benoemen wie bevoegd is tot het vorderen van inzage van een identiteitsbewijs en kan de strafbaarheid bij het niet tonen van een identiteitsbewijs benoemen Personen bevoegd tot vorderen van inzage identiteitsbewijs Strafbaarstelling van het niet tonen van een identiteitsbewijs De kandidaat kan benoemen wie de identiteit van de verdachte kan vaststellen, op welke wijze dat geschiedt en welke gegevens daartoe moeten worden gevraagd aan de verdachte Wijze van vaststelling identiteit (zoals in de wet vastgelegd) Bevraging bepaalde gegevens ten behoeve vaststelling identiteit Nemen van foto s en vingerafdrukken van verdachte Begrip Basisregistratie Personen (BRP) 1

5 Heterdaad en buiten heterdaad Art. 128 Sv Aanhouden van een verdachte Art. 15 lid 1 GW Art. 53 lid 1, 54 lid 1 t/m 4, 67 lid 1 sub a, 133 Sv Geleiden van de verdachte voor de (hulp)officier van justitie Art 53 lid 2 t/m 3, 54 lid 1 t/m 4 Sv De kandidaat kan in een gegeven situatie beoordelen of er sprake is van heterdaad. Begrip heterdaad Begrip buiten heterdaad Tijdsverloop waarbinnen nog heterdaad aanwezig is (inspanningscriterium) De kandidaat kan benoemen wanneer, waar en door wie een verdachte mag worden aangehouden bij ontdekking op heterdaad en ontdekking buiten heterdaad. Bevoegdheid tot aanhouden verdachte - Bij ontdekking op heterdaad - Buiten heterdaad Voorlopige hechtenis - Begrip voorlopige hechtenis - Feiten waarvoor een bevel tot voorlopige hechtenis kan worden gegeven De kandidaat kan de procedure beschrijven met betrekking tot het voorgeleiden van de verdachte Geleiden van de verdachte voor de (hulp)officier in geval van ontdekking op heterdaad en in geval van buiten heterdaad T 1 1

6 III. De afhandeling van opgespoorde strafbare feiten 7. Een proces-verbaal opmaken dat kan leiden tot vervolging en behandeling ter terechtzitting (3 vragen) 7.1 De functie van het proces-verbaal De beslissing tot vervolging Art. 167 lid 1 Sv, art. 242 lid 1 Sv De beslissing tot afzien of niet voortzetten van vervolging Art. 12GW, 167 lid 2, 242 lid 2 Sv De strafbeschikking Art. 257a lid 1 en 2 Sv De Halt-straf De kandidaat kan het begrip vervolging omschrijven Begrip vervolging Vervolgingsbeslissing na opsporingsonderzoek zo spoedig mogelijk Verdere vervolging na voorbereidend onderzoek geschiedt zo spoedig mogelijk De kandidaat kan de begrippen sepot en opportuniteitsbeginsel omschrijven en kan de artikel 12-procedure uitleggen Begrip sepot Begrip opportuniteitsbeginsel: afzien van vervolging op gronden aan het algemeen belang ontleend Artikel 12-procedure: rechtstreeks belanghebbende doet beklag over niet vervolgen of staken van vervolging ter zake van een strafbaar feit De kandidaat kan het begrip strafbeschikking omschrijven en kan de daarbij behorende straffen en maatregelen benoemen Begrip strafbeschikking Straffen en maatregelen - Taakstraf - Geldboete - Onttrekking aan het verkeer - Geldelijke vergoeding aan slachtoffer - Ontzegging rijbevoegdheid De kandidaat kan het begrip Halt-straf omschrijven en kan benoemen wie, en onder welke voorwaarden, een Halt-straf kan voorstellen Begrip Halt-straf: - Voor jongeren tussen 12 en 18 jaar - Ter voorkoming van inzending van het proces-verbaal aan de officier van justitie - Alleen voor licht strafbaar feit Voorstel door opsporingsambtenaar na verkregen toestemming van de officier van justitie 1 /B

7 7.2 Wettelijk eisen t.a.v. het proces-verbaal De gerechtelijke beslissing Art. 338, 339 lid 1 sub 5 jo. 344 lid 1 sub 2 Sv Opmaken van het proces-verbaal Art. 29a lid 2 en 3, Art. 152 lid 1, 153 Sv Het doen toekomen van het proces-verbaal aan de juiste functionaris Art. 156 lid 1 Sv De inhoud van het proces-verbaal De kandidaat kan de noodzaak van de aanwezigheid van wettig en overtuigend bewijs bij de behandeling door de rechter uitleggen Wettig en overtuigend bewijs vereist bij behandeling door rechter Proces-verbaal als wettig bewijsmiddel De kandidaat kan benoemen op welk moment en op welke wijze een proces-verbaal wordt opgemaakt Opmaken proces-verbaal zo spoedig mogelijk Opmaken proces-verbaal op ambtseed of ambtsbelofte Proces verbaal is persoonlijk, gedagtekend, ondertekend en bevat redenen van wetenschap De verklaringen van de verdachte, in het bijzonder een bekentenis, worden in het proces-verbaal zo veel mogelijk in diens eigen woorden opgenomen en voor zo veel mogelijk in vraag- en antwoordvorm De kandidaat kan benoemen wanneer en aan wie de opsporingsambtenaar het door hem opgemaakte proces-verbaal moet doen toekomen Onverwijld Aan de hulpofficier van justitie De kandidaat kan benoemen welke mededelingen in een procesverbaal worden opgenomen en kan de relevante begrippen benoemen. De gedane mededeling aan de verdachte dat hij niet tot antwoorden is verplicht Feiten of omstandigheden, die zijn waargenomen of ondervonden door degenen die daartoe bevoegd zijn Begrip feit Begrip omstandigheden Begrip waarneming Begrip ondervinding B 1 1

8 10 19 Eindtermen OV (7 vragen) Toetsmatrijs BOA OV Module 1 24 mei Wp2000 Algemene Bepalingen en begrippen Maakt deel uit van de Wp2000 en de daaruit voortvloeiende reglementen Art. 1 Wp De kandidaat kan voor de uitvoering van zijn taak relevante definities benoemen bus dienstregeling openbaar vervoer besloten busvervoer vervoerder concessie concessiehouder communautaire vergunning 1 Die geldt/ niet geldt voor de Wp2000 en daar uit voortvloeiende reglementen ) Art. 2 lid 1 sub a, b en c Wp ) Art. 2 lid 2 Wp ) Art. 3a Wp De kandidaat kan de voor de uitvoering van zijn taak relevante werkingssfeer benoemen Toepasselijkheid van de wet Niet van toepassing wet Noodzaak bij verrichten collectief openbaar vervoer Art. 7 lid 1 Wp2000 Concessieplicht Art. 19, lid 1 Wp De kandidaat kan de toepassing van de vergunning beschrijven binnen de taak Verbod verrichten collectief openbaar vervoer zonder communautaire vergunning anders dan trein of besloten busvervoer 10.4 De kandidaat kan de concessie voor het openbaar vervoer benoemen Verbod openbaar vervoer zonder concessie Voor wat betreft vervoerbewijzen en vervoersplicht 5.1) Art. 30 lid 1 en lid 2 Wp ) Art. 30 lid 4 en art.34 Wp2000 Waarborgen van de veiligheid Art. 32, lid 2 sub H Wp De kandidaat kan benoemen hoe de concessie moet worden uitgevoerd binnen de taak 5.1 Nationale vervoerbewijzen 5.2 Verplichting reizigers te vervoeren 5.2 Verplichting voorschriften na te leven 10.6 De kandidaat kan de verbonden voorschriften v.w.b. de concessie aangeven (concessievoorschriften) Waarborgen verantwoorde veiligheid voor reiziger en personeel

9 11 Aanwijzingen aan een Bepalingen voor de reiziger ieder Art. 73 Wp2000 Toetsmatrijs BOA OV Module 1 24 mei De kandidaat kan de bepalingen noemen waaraan een ieder en specifiek de reiziger moeten voldoen 7.4 Verplichting voor een ieder tot opvolgen aanwijzingen door of vanwege de vervoerder duidelijk kenbaar gemaakt betreffende de orde, rust, veiligheid of goede bedrijfsgang T 12 Bepalingen betreffende de handhaving Toezicht en opsporing Art. 87 lid 2 en 3 Wp2000 Art 88 Wp2000 (geen examenstof algemeen benoemen volstaat) 12.9 De kandidaat kan de bepalingen noemen voor wat betreft de handhaving 9.1 Met toezicht op naleving aangewezen personen 9.1 Door de vervoerder aangewezen personen Vaststellen beleidsregels minister 2 Aanvullende opsporingsbevoegdheid Art. 89 lid 1 en 2 Wp2000 Uitsluiting bevoegdheid Art. 90 Wp2000 Toezicht bevoegdheden Awb Art. 91 Wp2000 Vorderen identificatie reiziger Art. 92 Wp2000 documenten ter identificatie art. 1 Wid (wet identificatieplicht Wvw 1994 (wegenverkeerswet)) 12.9 De kandidaat kan de bepalingen noemen voor wat betreft de handhaving 9.3 Uitbreiding opsporingsbevoegdheid voor WvSr feiten 9.3 Aanwijzen personen door ministers 12.9 De kandidaat kan de bepalingen noemen voor wat betreft de handhaving 9.4 uitsluiting opening van zaken en nemen van monsters van inhoud van onderzochte zaken 12.9 De kandidaat kan de bepalingen noemen voor wat betreft de handhaving Artikelen Awb overeenkomstig van toepassing: 9.5 Legitimatieplicht ambtenaar 5:12 Awb 9.5 Subsidiariteit 5:13 Awb 9.5 Plaatsen betreden 5:15Awb 9.5 Inzage te vorderen 5:17 Awb 9.5 Plicht tot medewerking 5:20 Awb 12.9 De kandidaat kan de bepalingen noemen voor wat betreft de handhaving 9.6 Identificatieplicht reiziger op eerste vordering ambtenaar onder voorwaarden 9.7 Documenten Wid 9.7 Rijbewijs

10 Nemen van maatregelen 10.1 Art. 97 Wp Art. 98 Wp2000 Toetsmatrijs BOA OV Module 1 24 mei De kandidaat kan de te nemen maatregelen benoemen 10.1 bij uitblijven medewerking het nemen van maatregelen, evt. met behulp van sterke arm 10.2 Intrekken vervoerbewijs en ontzeggen toegang gehele openbaar vervoer onder bepaalde voorwaarden 10.2 Onder voorwaarden toegang tot een station, halteplaats of een andere bij het openbaar vervoer behorende voorziening of de daarbij behorende locatie ontzeggen 10.2 Regels m.b.t. de ontzegging toegang 10.2 Verbod in strijd te handelen ontzegging 10.2 Overtuigen van de inhoud van handbagage en onbevoegd meegenomen handbagage verwijderen of weren e.e.a. onder voorwaarden 13 Bp2000 Algemene bepalingen en begrippen Niet van toepassing besluit 12.1 Art. 2 Bp Art. 5 Bp De kandidaat kan de voor de uitvoering van zijn taak relevante definities benoemen Elektronisch vervoerbewijs 12.1 Die niet geldt voor het Bp2000 (Geen examenstof, algemeen benoemen volstaat) 12.2 Artikelen niet van toepassing op OV per trein 2 Geldigheid vervoerbewijs Art. 41, lid 1 en 2 Bp2000 Tarieven nationale vervoerbewijzen Art 42 lid 1 en 2 Bp2000 Model nationaal vervoerbewijs Art 43 lid 1 sub a, b en c en lid 2 Bp2000 Verschuldigde vervoerprijs Art. 44 Bp2000 Handbagage, fietsen en levende dieren Art. 46 lid 1, lid 2, lid 3 en lid 4Bp De kandidaat kan de voorwaarden en bepalingen 13.1 Geldigheid nationaal vervoerbewijs 13.1 Gebieden waar nationaal vervoerbewijs niet geldig is De kandidaat kan de voorwaarden en bepalingen 13.2 vaststelling tarieven 13.2 Zone indeling De kandidaat kan de voorwaarden en bepalingen 13.3 Eisen aan model als gegeven( zonder model bespreking) 13.3 Regels voor nationale vervoerbewijzen (sec artikel bepaling) De kandidaat kan de voorwaarden en bepalingen 13.4 vervoerprijs volgens geldende tarief De kandidaat kan de voorwaarden en bepalingen 13.6 geen vervoerprijs voor handbagage 13.6 definitie handbagage 13.6 geen vervoerprijs voor hond als begeleiding gehandicapte 13.6 verschuldigde vervoerprijs voor fietsen en levende dieren 13.6 nadere regels vervoersprijs

11 Gehele of gedeeltelijke De kandidaat kan de voorwaarden en bepalingen terugbetaling v.d. vervoersprijs Verzoeken om gehele of gedeeltelijke terugbetaling Art. 50 lid 1 t/m 4 Bp Terugbetaling vervoersprijs onder voorwaarden (geen examenstof Bevoegdheid tot in rekening brengen administratiekosten algemeen benoemen nadere regel terugbetaling en ontheffing van betaling volstaat) Intrekken vervoerbewijs Art. 51 Bp De kandidaat kan de voorwaarden en bepalingen Afgifte bewijs aan reiziger bij intrekken vervoerbewijs 15 Algemene wet bestuursrecht Definities en reikwijdte Art. 1.1 lid 1 onder a Awb De kandidaat kan de bepalingen met betrekking tot de Awb noemen Rechtspersoon als bestuursorgaan 2 Toezicht op de naleving m.b.t definities Art. 5:11 Awb De kandidaat kan uit de algemene wet bestuursrecht de definitie van de toezichthouder noemen 18.1 Definitie toezichthouder Legitimatie Art. 5:12 lid 1, 2 en 3 Awb Bevoegdheden Art. 5:13 Awb betreffende de legitimatie noemen 18.2 Dragen legitimatiebewijs 18.2 Tonen legitimatiebewijs 18.2 Uitvoering legitimatiebewijs betreffende de bevoegdheden noemen 18.3 Gebruik bevoegdheden k Beperking bevoegdheden Art. 5:14 Awb Betreden van plaatsen m.b.v. sterke arm Art. 5:15 lid 1 en 2 Awb De kandidaat kan uit de algemene wet bestuursrecht de beperkingen betreffende de bevoegdheden noemen 18.4 Beperkingen bevoegdheden betreffende het betreden van plaatsen noemen 18.5 Betreden van plaatsen 18.5 Hulp van sterke arm k

12 Vorderen van inlichtingen Art. 5:16 Awb Inzage vorderen identiteitsbewijs Art. 5:16a Awb Inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden Art. 5:17 Awb Doorzoeken vervoermiddelen Art. 5:19 Awb Medewerking Art. 5:20 Awb betreffende het vorderen van inlichtingen noemen 18.6 Vorderen inlichtingen betreffende het ter inzage vorderen van een identiteitsbewijs noemen 18.7 Inzage vorderen identiteitsbewijs betreffende het vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden noemen 18.8 Inzage vorderen 18.8 opieën maken 18.8 Bescheiden meenemen betreffende het doorzoeken van vervoermiddelen noemen 18.9 Doorzoeken vervoermiddelen betreffende de medewerking noemen Verplichting tot verlenen medewerking Mogelijkheid tot weigeren medewerking

13 Deze eindtermen zijn vertaald in de volgende onderwerpen in module 1: Algemene en buitengewoon opsporingsambtenaren Eisen aan de BOA Instructie BOA Toezicht op de BOA Onderscheid toezicht/opsporing Toezichtbevoegdheden Identiteitsgegevens Verdachte, heterdaad Staande houden, Aanhouden, Identificatieplicht Bepalingen vervoersonderneming Opsporingsbepalingen openbaar vervoer Bepalingen proces-verbaal Opmaken proces-verbaal Gebruikte afkortingen Awob: Algemene wet op het binnentreden BBO: Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar BW: Burgerlijk Wetboek boa: buitengewoon opsporingsambtenaar Gemw: Gemeentewet GW: Grondwet PW: Provinciewet Sv: Wetboek van Strafvordering Wet RI: Wet op de rechterlijke indeling Wet RO: Wet op de rechterlijke organisatie WID: Wet op de identificatieplicht Wvr: Wet veiligheidsregio s WvSr: Wetboek van Strafrecht Wp2000: Wet personenvervoer Bp2000: Besluit personenvervoer Gebruikte taxonomie (naar Bloom) : ennis B: Begrip T Toepassen