Meldingsplicht vs. Zwijgrecht

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Meldingsplicht vs. Zwijgrecht"

Transcriptie

1 Een onderzoek naar de consequenties van de gewijzigde meldingsprocedure van politiële geweldsaanwendingen. Judith van der Ham Studentnummer: Scriptiebegeleider: Prof. dr. J. Naeyé Vrije Universiteit van Amsterdam Nederlands Recht 28 december 2005

2 2

3 Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 Inleiding Probleemstelling en opbouw van de scriptie Onderzoeksopzet... 5 Hoofdstuk 2 De Nederlandse politie & haar geweldsbevoegdheid Organisatie, beheer en gezag Geweldsbevoegdheid Internationale verdragen De Grondwet Politiewet Specifieke voorwaarden geweldsbevoegdheid Strafbaarheid van de politieambtenaar Strafbepalingen Strafuitsluitingsgronden...11 Hoofdstuk 3 De meldingsprocedure Meldingsprocedure op grond van de Ambtsinstructie Meldingsprocedure op grond van Amsterdams dienstvoorschrift Meldingsformulier Nabeschouwing...25 Hoofdstuk 4 Afdoening Afdoening door het Openbaar Ministerie Procedure in het algemeen Procedure parket Amsterdam Afdoeningbeslissingen Disciplinaire procedure Nabeschouwing...36 Hoofdstuk 5 Conflicterende rechten & plichten Instructie positie politiefunctionaris bij geweldsaanwending Zwijgrecht De inhoud van het zwijgrecht Nabeschouwing Verbaliseringsplicht De inhoud van de verbaliseringsplicht Rechtsgevolgen van niet-naleving Nabeschouwing...48 Hoofdstuk 6 Conclusie Samenvatting Conclusie Aanbevelingen...51 Bronvermelding...53 Bijlage 1 Enquête...56 Bijlage 2 Modelmeldingsformulier Bijlage 3 Modelmeldingsformulier Bijlage 4 Meldingsformulier Amsterdam-Amstelland...69 Bijlage 5 Dienstvoorschrift regiopolitie Amsterdam-Amstelland

4 Hoofdstuk 1 Inleiding Als de media berichten van geweldgebruik door een politieambtenaar, heeft bijna iedereen zijn mening klaar. De politieambtenaar die geweld heeft aangewend is dan ook een veelbesproken onderwerp in onze samenleving. In een samenleving als de onze is geweldgebruik door de politie echter onvermijdelijk. Onder omstandigheden zal de politieambtenaar genoodzaakt zijn geweld te gebruiken, bijvoorbeeld ter aanhouding van gevaarlijke verdachten. Vaak wordt echter vergeten dat de politieambtenaar de bevoegdheid heeft om binnen zijn beroepsuitoefening geweld te gebruiken. De politie beschikt hiertoe over het zogenaamde geweldsmonopolie. Aangezien de politie dit geweldsmonopolie bezit, dient verantwoording over het geweldgebruik afgelegd te worden. Ten behoeve van deze verantwoording is de geweldsbevoegdheid vastgelegd in de Politiewet Op grond van het bepaalde in deze wet dient bij ieder optreden sprake te zijn van bevoegd én rechtmatig optreden in verband waarmee het geweldgebruik noodzakelijk en onvermijdelijk is. In de Ambtsinstructie voor de politie, de koninklijke marechaussee en de buitengewoon opsporingsambtenaar (hierna Ambtsinstructie) worden nadere regels gegeven ten behoeve van de uitoefening van de geweldsbevoegdheid. Deze algemene maatregel van bestuur is in augustus 2001 gewijzigd. Met name de meldingsprocedure van politiële geweldsaanwendingen heeft hierbij veranderingen ondergaan. De achterliggende gedachte bij deze wijziging was verduidelijking van de Ambtsinstructie en verbetering van de melding van politieel geweldgebruik. Daarnaast heeft men met de wijziging van de meldingsprocedure beoogd de ambtenaar op afstand te plaatsen van de schriftelijke bescheiden of geautomatiseerde gegevens die van zijn handelen worden opgemaakt. Op deze manier zou zelfincriminatie door de politieambtenaar in een eventuele strafrechtelijke procedure voorkomen worden. De ambtenaar zou immers niet langer gedwongen worden schriftelijke verklaringen af te leggen die in een strafzaak tegen hem zouden kunnen worden gebruikt Probleemstelling en opbouw van de scriptie De vraag is of bovenstaande wijziging van de Ambtsinstructie in de praktijk ook daadwerkelijk het beoogde doel tot gevolg heeft gehad. Derhalve wil ik in deze scriptie de volgende probleemstelling onderzoeken: Welke consequenties heeft de wijziging van de Ambtsinstructie in 2001 gehad voor de praktijk van het melden van politiële geweldsaanwendingen? In mijn antwoord op deze vraag zal ik mij beperken tot 3 deelgebieden, te weten; de meldingsprocedure, het meldingsformulier en conflicterende rechten en plichten van de politieambtenaar bij het melden van zijn geweldsaanwending. Om de probleemstelling te kunnen beantwoorden heb ik de volgende deelvragen geformuleerd: 1. Meldingsprocedure: - Hoe ziet de huidige meldingsprocedure van politiële geweldsaanwendingen er uit? - Op welke wijze is deze meldingsprocedure in 2001 gewijzigd? - Hoe werkt de huidige meldingspraktijk? - Hoe ziet de afdoening van politiële geweldsaanwendingen er uit? 2. Het meldingsformulier: - Wat is de functie van het meldingsformulier? - Welke wijzigingen hebben plaatsgevonden in het meldingsformulier? - Hoe werkt de praktijk met betrekking tot het gebruik van het meldingsformulier? 1 Stb. 2001, 387, p

5 3. Conflicterende rechten en plichten: - Welke rechten en plichten van de politieambtenaar kunnen met elkaar botsen bij het melden van een geweldsaanwending? - Wat zijn de gevolgen van niet-naleving van de plichten van de politieambtenaar? Ter oriëntatie op bovenstaande probleemstelling acht ik het noodzakelijk in het tweede hoofdstuk een beeld te schetsen van de politieorganisatie en de geweldsbevoegdheid van de politieambtenaar. Het derde hoofdstuk betreft de meldingsprocedure van politiële geweldsaanwendingen. Hierin zal ik een antwoord geven op de eerste deelvragen; wat zijn de effecten van de gewijzigde meldingsprocedure van politiële geweldsaanwendingen in de praktijk? In dit hoofdstuk komen eveneens het meldingsformulier en de gevolgen van de wijziging in de praktijk aan bod. Voor een compleet beeld van de meldingsprocedure zal ik tevens ingaan op de afdoening van politieel geweldgebruik. Hiertoe zal ik in hoofdstuk vier de justitiële en disciplinaire afdoening in kaart brengen. Het vijfde hoofdstuk zal de rechten en plichten van de politieambtenaar die bij de meldingsprocedure een rol spelen behandelen. Hiermee zal een antwoord gegeven worden op de laatste twee deelvragen; welke rechten en plichten kunnen tijdens de meldingsprocedure met elkaar in conflict komen en wat zijn de gevolgen van niet-naleving van deze plichten. De theorie in de hoofdstukken zal verduidelijkt worden door middel van jurisprudentie, onderzoeksdata en bevindingen in de praktijk. De hoofdstukken 3 tot en met 5 zal ik afsluiten met een nabeschouwing. Tenslotte zal in hoofdstuk 6 van deze scriptie een antwoord gegeven worden op de probleemstelling en haar deelvragen. Dit zal plaatsvinden aan de hand van een samenvatting uit de voorgaande hoofdstukken. De conclusie in dit hoofdstuk zal worden afgesloten met aanbevelingen. 1.2 Onderzoeksopzet Deze scriptie maakt deel uit van het onderzoek dat door het Centrum voor Politie- en Veiligheidswetenschappen van de Vrije Universiteit Amsterdam wordt verricht naar het geweldgebruik van en tegen de politie in de politieregio Amsterdam-Amstelland in de jaren 2000 tot en met Het onderzoek moet leiden tot aanbevelingen ter verbetering van opleiding en training en van de aansturing van het uitvoerende politiewerk. Het doel van het onderzoek is het politiewerk veiliger te maken. Dat vindt plaats op grond van een brede en diepgaande analyse van de oorzaken, feiten, omstandigheden, gevolgen en toetsing van het geweld door en tegen de politie. Daarnaast kan dit onderzoek de organisatie als geheel en de afdeling Integrale Beroepsvaardigheid Training (IBT) in het bijzonder voorzien van handreikingen en informatie die relevant is voor de beheersing van gevaar en geweld. Het onderzoek behelst een inventarisatie van alle geweldgebruik aangewend door en tegen politieambtenaren in genoemde periode. Het onderzoek vertrekt vanuit een landelijk onderzoek naar politieel geweldgebruik in het jaar 2000, waarover begin 2006 een rapport verschijnt. 2 In deze scriptie is gebruik gemaakt van verschillende onderzoeksbestanden; het enquêtebestand en het meldingenbestand. Gezamenlijk met het onderzoeksteam is een enquête opgesteld. Deze is uitgezet onder politieambtenaren van de regiopolitie Amsterdam- Amstelland. De enquête is afgenomen onder 675 ambtenaren tijdens de verplichte training bij de afdeling Integrale Beroepsvaardigheid Training (hierna IBT). De enquêtes zijn hierbij klassikaal afgenomen, waarbij de instructeurs hebben toegezien op het invullen. 2 Infoblad APAA-onderzoek. 5

6 Dit heeft geresulteerd in een respons van 100%. 3 De indeling naar leeftijd en geslacht van het gebruikte enquêtebestand is globaal gelijk aan de samenstelling van het Amsterdamse politiekorps. De voor deze scriptie relevante vragen uit de enquête zijn weergegeven in bijlage 1. Naast het enquêtebestand is eveneens gebruik gemaakt van een meldingenbestand. Ten behoeve van het onderzoek zijn allerlei documenten, dossiers en andere paperassen doorgenomen, waarin mogelijk enig geweldgebruik van politieambtenaren gerelateerd kon zijn. Voorbeelden hiervan zijn door de ambtenaren zelf opgemaakte processen verbaal van aanhouding en bevindingen, meldingsformulieren en mutaties, dossiers van onderzoeken verricht door het Bureau Interne onderzoeken van de regiopolitie Amsterdam-Amstelland, dossiers van het Amsterdamse Openbaar Ministerie (hierna OM), disciplinaire besluiten van de korpsleiding. De gegevens die met het onderzoek van deze documenten verzameld zijn, zijn opgenomen in het meldingenbestand, waarin vele variabelen zijn opgenomen. Het voor deze scriptie gebruikte bestand bestaat uit 3382 meldingen van geweldgebruik. In onderstaande tabel is zichtbaar in welke mate de verschillende geweldsaanwendingen in het meldingenbestand voorkomen. Tabel 1 Politiële geweldsaanwendingen Meldingenbestand, totaal Soort geweldsaanwending Totaal Percentage Fysiek geweld % Korte wapenstok ,4% Lange wapenstok ,6% Dreigen pepperspray ,8% Pepperspray ,5% Dreigen diensthond ,9% Inzet diensthond ,6% Richten vuurwapen ,7% Schieten vuurwapen ,5% Totaal soorten geweld Percentage 19,1% 31,5% 28,4% 20,9% 100% Totaal geweldsmeldingen Percentage 20,9% 30,5% 27,9% 20,6% 100% De tabellen in deze scriptie zijn gebaseerd op een statistische analyse van de in kaart gebrachte geweldsaanwendingen. De totalen in de gepresenteerde tabellen kunnen onderling verschillen doordat niet van elke geweldsaanwending alle variabelen bekend zijn. De oorzaak hiervan ligt in de verschillende soorten meldingsformulieren die de Amsterdamse politieambtenaar voor het melden van zijn geweldgebruik heeft kunnen gebruiken (het zogenaamde Amsterdamse formulier, het formulier conform de Ambtsinstructie 1994 en het formulier conform het gewijzigde modelmeldingsformulier van 2001). Derhalve wordt bij de tabellen steeds vermeld welk percentage van de meldingen (of voorvallen) ontbreekt. 3 Ondanks deze 100% respons hebben de respondenten zo nu en dan vragen overgeslagen bij het invullen van de enquête. Dit is in de tabellen weergegeven als het aantal missing. 4 In één geweldsmelding kunnen verschillende soorten geweldsaanwendingen voorkomen. Derhalve wordt in deze tabel dit onderscheid gemaakt. 6

7 Hoofdstuk 2 De Nederlandse politie & haar geweldsbevoegdheid Voor een goed inzicht in de geformuleerde probleemstelling is van belang dat allereerst een beschrijving van de Nederlandse politieorganisatie wordt gegeven. Hiervan zal in dit hoofdstuk een korte beschrijving volgen. Tevens zal ter oriëntatie op de probleemstelling in dit hoofdstuk in worden gegaan op de geweldsbevoegdheid van de politieambtenaar. Een beschrijving van deze geweldsbevoegdheid in relatie tot de verschillende grondrechten zal om die reden in de derde paragraaf van dit hoofdstuk te vinden zijn. Tenslotte zal ik in de laatste 2 paragraven van dit hoofdstuk ingaan op de strafbaarheid van de politieambtenaar die geweld heeft gebruikt. 2.1 Organisatie, beheer en gezag De Nederlandse politie is georganiseerd in 25 regionale korpsen en één korps landelijke politiediensten (KLPD) met verschillende ondersteunende divisies. Een regionaal politiekorps is belast met de uitvoering van de politietaak in de politieregio; de korpsen bedienen elk een aantal gemeenten. Het KLPD organiseert de landelijke politietaken. 5 Het politiekorps Amsterdam-Amstelland, zoals vermeld in de inleiding het korps waarop het onderzoek is gericht, omvat de gemeenten Aalsmeer, Amsterdam, Amstelveen, Diemen, Uithoorn en Ouder-Amstel; een gebied met ruim inwoners. De regiopolitie Amsterdam-Amstelland is per januari 2005 verdeeld in vijf districten en 32 wijkteams / politiebureaus. Districten verzorgen de generale politiezorg en zijn georganiseerd in wijkteams en een bureau opsporing. De wijkteams zijn basiseenheden die verantwoordelijk zijn voor de gehele politiezorg in hun toegewezen gebied. Het korps zelf bestaat uit 5800 politieambtenaren. 6 De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is verantwoordelijk voor de Nederlandse politie als geheel. Per korps is één burgemeester uit een regio (vaak van de grootste gemeente in die regio) korpsbeheerder. In deze functie is hij verantwoordelijk voor een korps en heeft daartoe overleg met een officier van justitie. De dagelijkse leiding over het korps berust bij de regionale korpschef, meestal een hoofdcommissaris. Op regionaal niveau worden beslissingen over de hoofdlijnen van het beleid genomen door het regionaal college, gevormd door de burgemeesters uit de regio en de hoofdofficier van justitie. Daarnaast vindt op regionaal niveau een zogenaamd driehoeksoverleg plaats tussen de korpsbeheerder, de hoofdofficier van justitie en de korpschef van de regio over ontwikkelingen, beleid en resultaten. 7 Het is de taak van de politie in ondergeschiktheid aan het bevoegde gezag en in overeenstemming met de geldende rechtsregels te zorgen voor de daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde en het verlenen van hulp aan hen die deze behoeven. 8 De taak van de politie is dus tweeledig; enerzijds het handhaven van de openbare orde en hulpverlening, anderzijds de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde. Indien de politie handelt in het kader van het handhaven van de openbare orde, heeft de burgemeester van de gemeente waarin de politie optreedt de leiding. 9 Voor de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde of indien de politie taken verricht ten dienste van justitie, staat zij onder verantwoordelijkheid van de officier van justitie. 10 Hier ligt het toezicht bij het College van procureurs-generaal en is de Minister van Justitie verantwoordelijk op landelijk niveau voor het functioneren van de officier en het College Corstens 2002, p. 101 en Nederlands Politie Instituut Politie Amsterdam-Amstelland (Over de politie Amsterdam-Amstelland). 7 Nederlands Politie Instituut Artikel 2 Politiewet Artikel 12 lid 1 Politiewet Artikel 13 lid 1 Politiewet Corstens 2002, p. 97 en artikel 127 Wet op de Rechterlijke Organisatie. 7

8 2.2 Geweldsbevoegdheid Internationale verdragen In een democratische rechtsstaat is politieel geweldgebruik onvermijdelijk. De politie zal in bepaalde gevallen genoodzaakt zijn bij haar optreden geweld te gebruiken, bijvoorbeeld ter aanhouding van gevaarlijke verdachten. De politie beschikt hiertoe over het geweldsmonopolie. Zo mag zij desnoods met geweld burgers arresteren. 12 Door de inzet van wapens (zoals de wapenstok, de diensthond of het vuurwapen) tegen burgers, wordt echter een inbreuk gemaakt op een ieders recht op de onaantastbaarheid van zijn lichaam en op het recht op leven zoals dat wordt beschermd door de Grondwet en mensenrechtenverdragen. De uitoefening van het geweldsmonopolie door de politie staat dus op gespannen voet met de grondrechtelijke bescherming waarop iedere burger recht heeft. 13 Zo ook met onderstaand artikel 2 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Artikel 2 EVRM 1. Het recht van een ieder op leven wordt beschermd door de wet. Niemand mag opzettelijk van het leven worden beroofd, behoudens door de tenuitvoerlegging van een gerechtelijk vonnis wegens een misdrijf waarvoor de wet in de doodstraf voorziet. 2. De beroving van het leven wordt niet geacht in strijd met dit artikel te zijn geschied ingeval zij het gevolg is van het gebruik van geweld, dat absoluut noodzakelijk is: a. ter verdediging van wie dan ook tegen onrechtmatig geweld; b. teneinde een rechtmatige arrestatie te bewerkstelligen of het ontsnappen van iemand die op rechtmatige wijze is gedetineerd, te voorkomen; c. teneinde in overeenstemming met de wet een oproer of opstand te onderdrukken. Op grond van dit artikel heeft iedere burger recht op bescherming van het leven en mag niemand (behoudens drie uitzonderingen) opzettelijk van het leven worden beroofd. Artikel 6 van het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten (IVBPR) heeft een soortgelijke strekking. 14 De Nederlandse regering heeft zich als verdragspartij verplicht dit fundamentele recht op leven te beschermen door wet- en regelgeving en maatregelen te treffen die recht doen aan de essentie van het recht op leven als bedoeld in bovenstaand artikel. 15 Het artikel beschrijft alleen de situaties waarin het gebruik van geweld is toegestaan dat als onbedoeld gevolg kán leiden tot levensberoving. Met het vereiste dat het geweldgebruik absoluut noodzakelijk moet zijn, wordt bedoeld dat het geweld ten aanzien van het nagestreefde legitieme doel moet voldoen aan een proportionaliteits- en subsidiariteitstoets. 16 Wanneer het geweld extreem is, is het mogelijk dat behalve artikel 2 EVRM ook artikel 3 EVRM wordt overtreden. Dit artikel luidt als volgt: Artikel 3 EVRM Niemand mag worden onderworpen aan folteringen of aan onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen. Foltering duidt op ernstige vormen van intense wrede behandeling gericht op het verkrijgen van een bekentenis. Onmenselijke behandeling heeft betrekking op het bewust toebrengen van ernstig geestelijk of lichamelijk lijden dat onder de gegeven omstandigheden niet kan worden gerechtvaardigd, aldus de Europese Commissie Corstens 2002, p Naeyé 2005a, p Timmer, Naeyé & Van der Steeg 1996, p Naeyé 2005a, p Naeyé 2005a, p Naeyé 2005a, p

9 Een behandeling is vernederend wanneer iemand in het bijzijn van anderen wordt ontluisterd of wordt gedwongen tot handelingen die tegen zijn wil en geweten indruisen. Onder omstandigheden kan een politiële geweldsaanwending tot schending van artikel 3 EVRM leiden De Grondwet De grondwet bevat, in tegenstelling tot het EVRM of IVBPR, geen specifieke bepaling ter bescherming van het recht op leven. Wel is het recht op lichamelijke integriteit in onze grondwet opgenomen en wel in het hieronder weergegeven artikel 11 Grondwet. Artikel 11 Grondwet Ieder heeft, behoudens bij of krachtens de wet te stellen beperkingen, recht op onaantastbaarheid van zijn lichaam. Dit recht wordt ook wel omschreven als het recht op afweer van invloeden van buitenaf op het lichaam en het recht te worden gevrijwaard van schendingen en inbreuken op het lichaam door anderen. 19 De reikwijdte van dit grondrecht blijft echter lastig te bepalen. Desondanks zal kunnen worden aangenomen dat politieel geweldgebruik per definitie een inbreuk maakt op de lichamelijke integriteit van degene waartegen het geweld is gericht Politiewet 1993 De wettelijke normering van het politieel geweldgebruik beoogt de burger bescherming te bieden tegen de uitoefening van het geweldsmonopolie door de overheid. 21 Artikel 11 van de Grondwet verlangt voor de beperking van dit grondrecht een specifieke wettelijke grondslag. Artikel 8 van de Politiewet bevat deze grondslag. Onderstaand is dit artikel, voor zover relevant, weergegeven. Artikel 8 Politiewet De ambtenaar van politie die is aangesteld voor de uitvoering van de politietaak is bevoegd in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening geweld te gebruiken, wanneer het daarmee beoogde doel dit, mede gelet op de aan het gebruik van geweld verbonden gevaren, rechtvaardigt en dat doel niet op een andere wijze kan worden bereikt. Aan het gebruik van geweld gaat zo mogelijk een waarschuwing vooraf. 5. De uitoefening van de bevoegdheden, bedoeld in het eerste tot en met vierde lid, dient in verhouding tot het beoogde doel redelijk en gematigd te zijn. In dit artikel is bepaald dat de politieambtenaar voor de uitvoering van de politietaak bevoegd is in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening geweld te gebruiken. Het artikel bevat echter geen zelfstandige bevoegdheid tot geweldgebruik; bij ieder optreden zal sprake moeten zijn van een bevoegd optreden én rechtmatig optreden in verband waarmee het geweldgebruik noodzakelijk en onvermijdelijk is. Het oordeel dat van bevoegd optreden sprake is zal niet automatisch kunnen leiden tot de conclusie dat het gebruikte geweld gerechtvaardigd was. 22 De geweldsbevoegdheid is dus beperkt tot de rechtmatige uitoefening van de bediening. Hiervan is in ieder geval sprake wanneer het optreden de uitoefening van een wettelijke bevoegdheid betreft, inclusief wat redelijkerwijs noodzakelijk is om zo'n bevoegdheid te effectueren. Ook is daarvan sprake wanneer het politieoptreden kan worden gebaseerd op de in artikel 2 Politiewet 1993 neergelegde algemene taakstelling Naeyé 2005a, p Kamerstukken II, , 15463, nr. 1-2, p Naeyé 2005a, p Timmer, Naeyé & Van der Steeg 1996, p Naeyé 2005a, p Naeyé 2005a, p

10 Wanneer het politieoptreden buiten de rechtmatige uitoefening van de bediening valt en evenmin wordt gerechtvaardigd door een rechtvaardigingsgrond (bijvoorbeeld noodweer) zal de politieambtenaar geen geweld mogen gebruiken en zal een burger zich daartegen straffeloos mogen verzetten. 24 De korpsbeheerders kunnen naast of aanvullend op de wettelijke bepalingen dienstvoorschriften vaststellen met betrekking tot de geweldsbevoegdheid. Dergelijke voorschriften hebben uitsluitend interne werking en mogen niet in strijd zijn met hogere regelgeving. Dat betekent dat de beheerder de geweldsbevoegdheid niet mag uitbreiden in strijd met artikel 8 Politiewet 1993 noch deze bevoegdheid mag inperken in strijd met het recht op strafuitsluiting zoals neergelegd in artikel 41 Wetboek van Strafrecht (noodweer) Specifieke voorwaarden geweldsbevoegdheid Hierboven werd al aan de hand van het EVRM duidelijk gemaakt dat politieel geweldgebruik alleen toegestaan is als dat absoluut noodzakelijk is. Dit komt tot uiting in het algemene uitgangspunt dat het geweldgebruik dient te voldoen aan de beginselen van proportionaliteit, subsidiariteit, redelijkheid en gematigdheid. Op grond van de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit dient de politieambtenaar zich steeds af te vragen of de risico s en gevolgen van het geweldgebruik evenredig zijn met het te bereiken doel. Daarnaast moet het doel niet met een ander, minder ingrijpend, middel kunnen worden bereikt, terwijl daarbij tevens van het gekozen middel op de minst ingrijpende wijze gebruik dient te worden gemaakt. De wetgever heeft bepaald dat de geweldsbevoegdheid aan beide objectieve criteria dient te voldoen, met het doel politiegeweld zoveel mogelijk te beperken. 26 De Ambtsinstructie voor de politie, de koninklijke marechaussee en de buitengewoon opsporingsambtenaar (hierna Ambtsinstructie) geeft meer specifieke voorwaarden en waarborgen voor het gebruik van de geweldsbevoegdheid. De grondslag voor deze algemene maatregel van bestuur is artikel 9 Politiewet 1993, waarin wordt gesteld dat in de ambtsinstructie regels worden gegeven ter uitvoering van de geweldsbevoegdheid. 27 Zo bepaalt artikel 4 Ambtsinstructie dat het gebruik van een geweldsmiddel uitsluitend is toegestaan aan een ambtenaar die over het middel rechtens beschikt en in het gebruik van dat middel geoefend is. Artikel 5 bepaalt dat alleen geweld mag worden gebruikt in opdracht van een meerdere wanneer wordt opgetreden onder leiding van een meerdere. Vuurwapengebruik is alleen geoorloofd om een persoon aan te houden in nader omschreven gevallen (artikel 7) en het dreigen met het vuurwapen mag alleen als het gebruik ook geoorloofd is (artikel 10). Tevens dient aan het gebruik van het vuurwapen een waarschuwing vooraf te gaan (artikel 12). In de artikelen 12a tot en met 16 zijn nadere bepalingen opgenomen voor het onder meer het gebruik van traangas, pepperspray en de surveillancehond. De Ambtsinstructie bevat voor het gebruik van fysiek en geïmproviseerd geweld (met andere dan de wettelijk toegelaten geweldsmiddelen) geen afzonderlijke bepalingen. Dergelijk geweldgebruik valt onder artikel 8 Politiewet 1993 en de meldingsplicht van artikel 17 Ambtsinstructie. 28 Over de meldingsprocedure geregeld in de artikelen 17 tot en met 19 gaat het volgende hoofdstuk. 24 Naeyé 2005a, p Naeyé 2005a, p Naeyé 2005a, p Naeyé 2005b, p Naeyé 2005a, p

11 2.3 Strafbaarheid van de politieambtenaar Strafbepalingen Ondanks dat de politieambtenaar de bevoegdheid heeft tijdens zijn beroepsuitoefening geweld te gebruiken, pleegt hij hiermee in principe een strafbaar feit. Bij politieel geweldgebruik komen diverse strafbepalingen in aanmerking. Afhankelijk van de gevolgen en intentie zijn dit in volgorde van de maximale strafbedreiging: - doodslag (artikel 287 Sr); - (zware) mishandeling (artikel 300 of 302 Sr); - bedreiging met een misdrijf (artikel 285 Strafrechtelijk); - dood door schuld (artikel 307 Sr); - dwang (artikel 284 Sr) of - zwaar lichamelijk letsel door schuld (artikel 308 Sr). Van dwang is bijvoorbeeld sprake als een politieambtenaar onbevoegd een waarschuwingsschot afvuurt. Doordat het bestanddeel wederrechtelijk in de delictsomschrijving voorkomt valt bevoegd politieoptreden buiten de reikwijdte van dit artikel. Met betrekking tot dood en zwaar lichamelijk letsel door schuld geldt een bijzondere zorgplicht voor de politieambtenaar. Het schuldverwijt in deze strafbepalingen betreft een ernstiger mate van onvoorzichtigheid, een sterkere mate van onzorgvuldigheid dan van een gemiddelde mens in het algemeen mag worden verwacht. Van een politieambtenaar mag meer kennis en een meer overwogen keuze worden verwacht dan van een gemiddelde burger, maar niet meer dan van een doorsnee collega. Beslissend criterium hierbij is wat in het maatschappelijk verkeer als doorsnee niveau mag worden verwacht. Deze bijzondere zorgplicht is nader geformuleerd in artikel 309 Wetboek van Strafrecht. Dit artikel bepaalt dat bij een veroordeling terzake dood of zware lichamelijke mishandeling door schuld de desbetreffende strafbedreiging met een derde wordt verhoogd wanneer deze strafbare feiten zijn gepleegd in de uitoefening van een ambt of beroep. De politieambtenaar dient bij de uitoefening van zijn beroep dus een speciale voorzichtigheid in acht te nemen. Ook op grond van artikel 44 Wetboek van Strafrecht kan de rechter het strafmaximum met een derde verhogen. Dit maal op grond van de ambtelijke status van de politieambtenaar. Dit kan plaatsvinden als de ambtenaar door het begaan van een strafbaar feit een bijzondere ambtsplicht schendt of gebruik maakt van macht, gelegenheid of middel dat hem door zijn ambt is geschonken. 29 De Hoge Raad heeft bepaald dat voor toepasselijkheid van artikel 44 Wetboek van Strafrecht niet vereist is dat er een verband bestaat tussen het strafbaar feit en de aan de verdachte uit hoofde van zijn ambt toekomende bevoegdheden. Voldoende is dat de dader bij de uitoefening van zijn ambt een strafbaar feit begaat Strafuitsluitingsgronden In de vorige paragraaf is te zien geweest dat een politieambtenaar een strafbaar feit pleegt als hij geweld gebruikt. De ambtenaar kan zonder strafoplegging vrijuit gaan wanneer hij zich kan beroepen op een strafuitsluitingsgrond. Of sprake is van een strafuitsluitingsgrond wordt besloten op basis van de situatie waarin en het moment waarop de politieambtenaar geweld gebruikte. Bij de vaststelling van de strafrechtelijke aansprakelijkheid van de politieambtenaar spelen de Garantenstellung en het culpa in causa-beginsel een rol. 31 De Garantenstellung houdt in dat aan personen met een bepaalde maatschappelijke functie, bijvoorbeeld de politieambtenaar, in bepaalde situaties hogere eisen worden gesteld dat aan de gemiddelde burger. Van politieambtenaren mag verwacht worden dat zij met een zakelijke en doordachte aanpak ook moeilijke taken tot een goed einde kunnen brengen Timmer 2005, p & Timmer, Naeyé & Van der Steeg 1996, p HR 8 december 1998, NJ 1999, Timmer 2005, p Timmer 2005, p

12 Incasseringsvermogen en persoonlijke ervaringen zijn van invloed op hun gedrag, maar de rechtmatige uitoefening van hun bediening moet aan hoge eisen voldoen. Maar ook aan de politieambtenaar die buiten diensttijd geweld gebruikt, mag de rechter hoger eisen stellen dan in een vergelijkbaar geval aan een burger. Gesteld kan worden dat naarmate het politieoptreden verder geprofessionaliseerd is, de kans op slagen van het beroep op een strafuitsluitingsgrond afneemt. 33 Culpa in causa is een verzamelbegrip voor gevallen waarin een feit toch strafbaar is, omdat de verdachte zich verwijtbaar vrijwillig (zonder dwang of noodzaak) in een situatie heeft gebracht, waarin het vervolgens plegen van het delict redelijkerwijs voorspelbaar was; het is zijn eigen schuld dat hij in de betreffende situatie verzeild is geraakt. Omdat in bepaalde situaties handelend optreden wordt verwacht van de politieambtenaar en niet van de burger, verliest het culpa in causa beginsel hier enigszins aan kracht. Aan de andere kant brengt de Garantenstellung juist mee dat er voor een politieambtenaar eerder sprake is van culpa in causa dan voor een burger. Het beginsel breidt de reikwijdte van beoordeling van politiegeweld uit tot de aanloopfase en de mate van geoefendheid. Met het culpa in causabeginsel is de plicht van de politieambtenaar aangescherpt om op grond van zijn professionaliteit te voorzien in wat voor situatie hij terecht kan komen. 34 Relevante strafuitsluitingsgronden zijn, ingeval van politieel geweldgebruik, wettelijk voorschrift, ambtelijk bevel, noodweer en noodweerexces. Op grond van artikel 42 Wetboek van Strafrecht is niet strafbaar degene die een feit begaat ter uitvoering van een wettelijk voorschrift. De algemene bevoegdheid van een politieambtenaar om in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening geweld te gebruiken (artikel 8 Politiewet 1993), gecombineerd met een specifieke bevoegdheid waartoe de ambtenaar dat geweld aanwendt (aanhoudingsbevoegdheid van artikel 53 en 54 Wetboek van Strafrecht), vormt een dergelijk wettelijk voorschrift. Datzelfde geldt voor de geweldsbevoegdheid in het kader van de handhaving van de openbare orde (artikel 175 Gemeentewet) op grond waarvan de burgemeester bevelen kan geven. De politieambtenaar is dan niet strafbaar omdat hij handelde op basis van een ambtelijk bevel; de rechtvaardigingsgrond uit artikel 43 Wetboek van Strafrecht. Om van een ambtelijk bevel te kunnen spreken dient sprake te zijn van een zeggenschapsrelatie waarbinnen de bevolene verplicht is aan het bevel gevolg te geven. Daarnaast moet de meerdere van de politieambtenaar een wettelijke grond hebben waarop het bevel is gebaseerd en het bevel moet passen binnen de taakopdracht van de ondergeschikte politieambtenaar. Hierbij heeft de politieambtenaar een eigen verantwoordelijkheid en dient ingeval van twijfel over de bevoegdheid van het bevel, af te zien van uitvoering. Indien de politieambtenaar het bevel te goeder trouw als bevoegd gegeven heeft opgevolgd, is de schulduitsluitingsgrond uit artikel 43 lid 2 Wetboek van Strafrecht van toepassing en is de ambtenaar niet strafbaar. 35 De strafuitsluitingsgrond noodweer is opgenomen in het eerste lid van artikel 41 Wetboek van Strafrecht. Omdat op deze strafuitsluitingsgrond in de politiepraktijk veelvuldig beroep wordt gedaan zal ik onderstaand dit noodweer-artikel weergeven. Artikel 41 Wetboek van Strafrecht 1. Niet strafbaar is hij die een feit begaat, geboden door de noodzakelijke verdediging van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed tegen ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding. 2. Niet strafbaar is de overschrijding van de grenzen van noodzakelijke verdediging, indien zij het onmiddellijk gevolg is geweest van een hevige gemoedsbeweging, door de aanranding veroorzaakt. In deze bepaling komt tot uitdrukking dat iedere burger het recht heeft zich te verdedigen tegen iemand die hem aanvalt zonder recht of bevoegdheid, zelfs als hij daardoor een strafbaar feit pleegt. Aan de politieambtenaar komt dus in zijn hoedanigheid van burger een beroep op noodweer toe Timmer 2005, p Timmer 2005, p Timmer 2005, p Timmer 2005, p

13 Deze rechtvaardigingsgrond vormt een vangnet voor die gevallen die niet onder de geweldsbepalingen van de Ambtsinstructie en de Politiewet 1993 vallen. Voor een geslaagd beroep op noodweer (en noodweerexces) moet er sprake zijn van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding. 37 Onder aanranding worden gedragingen verstaan die kunnen worden beschouwd als een feitelijke aantasting van het eigen lijf, eerbaarheid of goed of dat van een ander, maar ook gedraging die een onmiddellijk dreigend gevaar voor een dergelijke aantasting opleveren. Geboden door de noodzakelijke verdediging duidt op de toepasselijkheid van de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit. Bij noodweerexces zijn juist de grenzen van deze noodzakelijke verdediging overschreden. Voor een geslaagd beroep op deze schulduitsluitingsgrond dient de excessieve reactie (waarbij dus de grenzen van de noodzakelijke verdediging zijn overschreden) een gevolg te zijn van een hevige gemoedsbeweging. Deze gemoedsbeweging moet veroorzaakt zijn door de wederrechtelijke aanranding en kan voortduren ook nadat het onmiddellijke gevaar objectief is geweken. Het overschrijden van de grenzen van de noodzakelijke verdediging kan zich pas voordoen als deze verdediging zelf noodzakelijk is of was. Een beroep op noodweerexces kan dus alleen slagen als er eveneens een noodweersituatie was. 38 In de meeste gevallen zal de noodzaak tot politieel geweldgebruik in het kader van de aanhouding gelegen zijn in het feit dat de verdachte zich tegen zijn aanhouding verzet. De noodzakelijke verdediging tegen gewelddadig verzet van de zijde van verdachte wordt binnen de politieorganisatie nogal eens gezien als een vorm van noodweer in plaats van een gerechtvaardigde toepassing van de geweldsbevoegdheid. Dit berust op een onjuiste interpretatie van de betrokken bevoegdheden. Noodweer is immers pas gerechtvaardigd wanneer het geweldgebruik van de politieambtenaar een noodzakelijke verdediging vormt tegen de wederrechtelijke aanranding van de verdachte (artikel 41 Wetboek van Strafrecht). Zolang de politieambtenaar kan vluchten ontbreekt die noodzaak. Wat dat betreft moet noodweer worden gezien als een vluchtplicht. Het spreekt voor zich dat de vluchtplicht op gespannen voet staat met de taakstelling van artikel 2 Politiewet Deze dwingt immers tot handelend optreden in gevallen waarin burgers zouden mogen vluchten. Systematische interpretatie van deze wettelijke bepalingen leidt voor de politie tot de conclusie dat de vluchtplicht (noodweer) moet wijken voor de taakgestuurde aanvalsplicht. Uit de Nota van Toelichting bij de Ambtsinstructie 1994 blijkt dat de wetgever het systeem van de geweldsbepalingen op dit uitgangspunt heeft gebaseerd. Daarom is sinds 1988 noodweer uit de Ambtsinstructie gehouden. Het noodweerrecht van een politieambtenaar verschilt dus niet van dat van een burger Timmer 2005, p Timmer 2005, p Naeyé 2005a, p

14 Hoofdstuk 3 De meldingsprocedure Om tot beantwoording van mijn probleemstelling te kunnen komen, zal in dit hoofdstuk de meldingsprocedure van politiële geweldsaanwendingen beschreven worden. Hierbij komen tevens de in 2001 in de Ambtsinstructie en het meldingsformulier aangebrachte wijzigingen aan bod. In het vorige hoofdstuk is reeds beschreven dat de korpsbeheerders aanvullend op de wettelijke regeling zelf dienstvoorschriften opstellen met betrekking tot de geweldsaanwendingen. Dit geldt eveneens voor regels met betrekking tot de meldingsprocedure. Aangezien het onderzoek waarvan deze scriptie deel uitmaakt, zich richt op de regiopolitie Amsterdam-Amstelland zal ik in dit hoofdstuk tevens de interne meldingsprocedure van dit politiekorps verwerken. In dit hoofdstuk zal aan de hand van onderzoeksgegevens de praktijk aan de theorie getoetst worden. Het hoofdstuk zal met een nabeschouwing worden afgesloten. 3.1 Meldingsprocedure op grond van de Ambtsinstructie In 2001 heeft herziening van de Ambtsinstructie plaatsgevonden. Aanleiding hiertoe is het onderzoek Onder Schot 40 geweest en het standpunt dat de regering hierop heeft ingenomen. Hierin is namelijk het belang aangegeven van maximale helderheid over de instructie van vuurwapengebruik door de politie en is gewezen op de wenselijkheid van een uniforme registratie van het geweldgebruik. Een dergelijke registratie zou het belang van beleidsontwikkeling en beheer dienen met betrekking tot het geweldsmonopolie, maar dient ook rekening te houden met belangen rondom de toetsing van het individuele geweldgebruik. De werkgroep Ambtsinstructie, die naar aanleiding van het regeringsstandpunt is ingesteld, heeft terminologische tekstvoorstellen en een voorstel voor een nieuw modelformulier inzake geweldgebruik gedaan. Deze voorstellen zijn in hun geheel overgenomen en verwerkt in het besluit tot herziening van de Ambtsinstructie, aangezien was vastgesteld dat deze zouden leiden tot verduidelijking van de Ambtsinstructie en tot verbetering van de melding van politieel geweldgebruik. 41 Met het oog op het onderscheid tussen de verantwoording door de ambtenaar die geweld heeft aangewend enerzijds en het belang van beleidsinformatie en de mogelijke incriminerende aspecten van de informatie anderzijds, is bij de herziening artikel 17, waarin de meldingsprocedure is bepaald, in zijn geheel opnieuw geredigeerd. 42 Het huidige artikel luidt als volgt: Artikel 17 Ambtsinstructie 1. De ambtenaar die geweld heeft aangewend, meldt de feiten en omstandigheden dienaangaande, alsmede de gevolgen hiervan, onverwijld aan zijn meerdere. 2. De melding, bedoeld in het eerste lid, wordt door de meerdere terstond vastgelegd op een daartoe door Onze Ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties bij ministeriele regeling vastgestelde wijze. 3. De melding, bedoeld in het tweede lid, wordt door de korpschef binnen 48 uur ter kennis gebracht van de officier van justitie van het arrondissement waarbinnen het geweld is aangewend,, indien: a. de gevolgen van het aanwenden van geweld daartoe naar het oordeel van de korpschef of de commandant aanleiding geven, b. het aanwenden van geweld lichamelijk letsel van meer dan geringe betekenis, dan wel de dood heeft veroorzaakt, of c. gebruik is gemaakt van een vuurwapen en daarmee één of meer schoten zijn gelost. 40 Het in 1997 verschenen onderzoeksrapport Onder schot behelst een onderzoek naar vuurwapengebruik van de politie in Nederland over de periode van 1978 tot Stb. 2001, 387, p Stb. 2001, 387, p

15 Geweld Van belang is te vermelden dat onder geweld dient te worden verstaan elke dwangmatige kracht van meer dan geringe betekenis uitgeoefend op personen of zaken. 43 In de Nota van Toelichting bij de herziene Ambtsinstructie wordt opgemerkt dat het begrip geweld, als `elke dwangmatige kracht van meer dan geringe betekenis moet worden uitgelegd als een fysieke kracht die moet worden uitgeoefend om een persoon een bepaalde handeling te doen verrichten die hij niet wil verrichten, of om een persoon een bepaalde handeling juist niet te laten verrichten. 44 Voorbeelden hiervan zijn het naar de grond werken van een verdachte (bijvoorbeeld om deze de handboeien aan te leggen), het aanleggen van een verwurging om een verdachte bolletjes te doen uitspugen of het geven van een pijnprikkel met de aangelegde handboeien om een verdachte in een bepaalde richting te doen bewegen. Geweldsaanwending Daarnaast dient te worden opgemerkt dat onder het aanwenden van geweld wordt verstaan het gebruiken van geweld en het dreigen met geweld, waaronder wordt begrepen het ter hand nemen van een vuurwapen. 45 De huidige procedure houdt dus in dat ook het ter hand nemen van het vuurwapen onder de meldingsplicht valt. Dit was voor de wijziging in 2001 nog niet het geval. Met de enquête is onderzocht wat de politieambtenaar verstaat onder geweld dat aan zijn meerdere gemeld dient te worden. Hiertoe zijn de ambtenaar negen casus voorgelegd, waarbij hij aan diende te geven of in de casus sprake was van geweld dat de politieambtenaar aan zijn meerdere zou melden (zie bijlage 1, vraag 3 11). De voorgelegde casus betreffen weergaven van situaties uit de dagelijkse politiepraktijk. Op grond van het bepaalde in de Ambtsinstructie dient de politieambtenaar alle in de casus beschreven geweldsaanwendingen aan zijn meerdere te melden. Daarnaast zijn verschillende beschreven geweldsaanwendingen, naast het feit dat zij aan de meerdere gemeld dienen te worden disproportioneel of onrechtmatig. Dit is het geval bij het slaan van een geboeide verdachte en het in verdachtes gezicht wrijven van pepperspray. De resultaten van de enquête zijn weergegeven in tabel 2. Tabel 2 Geweld dat gemeld zou moeten worden Enquêtebestand, totaal 675. Soort geweldsaanwending Aantal ambtenaren dat Percentage Missing geweld zou melden Kantelen boeien om geboeide verdachte ,1% 13 (1,9%) onder controle te houden Met knie in nek verdachte onder controle ,5% 13 (1,9%) brengen Ter hand nemen dienstpistool bij betreden ,5% 34 (5%) perceel Omstander met wapenstok in buik prikken ,5% 17 (2,5%) om op afstand te houden Met voetveeg verdachte naar grond brengen ,5% 17 (2,5%) Met nekklem gestoorde naar grond brengen ,9% 11 (1,6%) Trekken dienstpistool bij heterdaad ,2% 29 (4,3%) betrappen verdachte diefstal in bedrijfspand Geboeide verdachte met vlakke hand in ,3% 17 (2,5%) gezicht slaan na spugen Door pepperspray in gezicht verdachte te wrijven, verdachte onder controle brengen ,5% 38 (5,6%) Uit de tabel blijkt dat in een aanzienlijk aantal gevallen de politieambtenaar het aangewende geweld niet aan zijn meerdere zou melden. 43 Artikel 1 lid 3 sub b Ambtsinstructie. 44 Stb. 2001, 387, p Artikel 1 lid 3 sub c Ambtsinstructie. 15

16 Vooral het niet melden van het kantelen van de boeien en het door middel van fysiek geweld onder controle brengen of houden van een verdachte is opvallend. Het kantelen van de boeien zou slechts door 55% van de ondervraagde politieambtenaren gemeld worden. Het onder controle houden van een verdachte met de knie in zijn nek zou door 56% gemeld worden. Eveneens opmerkelijk is dat maar 58% van de politieambtenaren aangeeft het ter hand nemen van het dienstpistool bij het betreden van een perceel aan zijn meerdere te melden. Van de twee disproportionele of onrechtmatige geweldsaanwendingen geeft de politieambtenaar beduidend vaker aan deze te melden (83 en 84%). Omdat de politieambtenaar bij de voorgelegde casus kon aangeven of hij de geweldsaanwending wel of niet aan zijn meerdere zou melden, heeft hij de vragen goed of fout kunnen beantwoorden. Deze resultaten zijn in tabel 3 weergegeven. Tabel 3 Door politieambtenaar goed beantwoorde vragen Enquêtebestand, totaal 675 (missing 13 (1,9%)). Aantal vragen Aantal ambtenaren Percentage 0 6 0,9% % ,3% ,3% ,8% % ,6% ,6% % ,4% Totaal % Gemiddelde score 6,1 Opvallend is dat uit deze tabel blijkt dat 6 van de 662 politieambtenaren geen van de 9 vragen goed beantwoord heeft. Deze ambtenaren zijn dus van mening geweest dat geen enkele van de beschreven geweldsaanwendingen gemeld diende te worden. Daarnaast valt het op hoe veel ambtenaren maar één tot vier vragen goed heeft beantwoord. Gezien de ja/nee antwoordmogelijkheid zou alleen al door te gokken vier tot vijf vragen goed beantwoord moeten worden. De gemiddelde score van 6 goede antwoorden per ambtenaar is hiermee aan de lage kant. Melding aan meerdere Onder meerdere wordt volgens de Ambtinstructie de ambtenaar verstaan die uit hoofde van zijn functie of krachtens beschikking of aanwijzing met de leiding is belast of bevel heeft over de taakuitvoering. Indien op grond van deze definitie geen meerdere kan worden aangewezen wordt onder meerdere verstaan de ambtenaar die een hogere rang heeft of, bij gelijkheid in rang, degene met de meeste dienstjaren. 46 Ingevolge het voormalige artikel 17 moest iedere ambtenaar die geweld had gebruikt dit schriftelijk melden aan zijn meerdere. De politieambtenaar legde zijn aangewende geweld dus zelf schriftelijk vast. Dit kon worden gedaan in de vorm van een mutatie in het bedrijfsprocessensysteem of door een speciaal meldingsformulier in te vullen. Het geweldgebruik kon ook worden vermeld in het proces verbaal van aanhouding. Wel was uitdrukkelijk voorgeschreven dat de ambtenaar diende te vermelden welke redenen tot de geweldsaanwending hadden geleid en welke gevolgen daaruit voortvloeiden. Dit vereiste bracht mee dat de ambtenaar diende te motiveren waarom zijn geweldgebruik in het concrete geval noodzakelijk en onvermijdelijk was geweest. Volgens de huidige procedure meldt de ambtenaar zijn aangewende geweld nu mondeling aan zijn meerdere (de melding is vormvrij) en de meerdere dient hiervan terstond rapport op te maken Artikel 1 lid 2 Ambtsinstructie. 47 Naeyé 2005a, p

17 Deze rapportage dient altijd plaats te vinden via vastlegging van de geweldsaanwending op het nieuwe meldingsformulier (modelmeldingsformulier 2001, zie bijlage 2). Met de wijziging van deze procedure heeft men beoogd de ambtenaar op afstand te plaatsen van de schriftelijke bescheiden of geautomatiseerde gegevens die van zijn handelen worden opgemaakt, zo blijkt uit de Nota van Toelichting bij de herziene Ambtsinstructie. Hierdoor voldoet de ambtenaar wel aan zijn informatieplicht, maar wordt de meerdere aanspreekbaar voor de inhoud. Door het geweldgebruik aan zijn meerdere te melden plaatst de ambtenaar zichzelf immers meestal ook in een potentieel strafrechtelijk kader. Door de wijziging wordt de politieambtenaar niet langer gedwongen informatie op schrift te stellen die achteraf, in een eventuele strafzaak, tegen hem zou kunnen worden gebruikt. De meldingsplicht en het zwijgrecht die aan de verdachte toekomen botsen dan met elkaar (zie hoofdstuk 5). 48 Er moet naar een evenwicht worden gezocht tussen enerzijds voldoende informatie om te voldoen aan de meldingsplicht zonder dat anderzijds de informatie bij voorbaat incriminerend is, aldus voornoemde nota. 49 Ten tijde van de herziening was men van mening dat dit evenwicht bereikt wordt doordat de ambtenaar alleen maar feiten en omstandigheden met betrekking tot het geweldgebruik aan de meerdere behoeft te melden. Na de melding aan de meerdere kan in opvolgende fasen van een eventueel strafrechtelijk onderzoek de betrokkene niet worden verplicht tot medewerking. Dit ligt anders bij een eventueel disciplinair onderzoek. 50 De vraag is of dit deel van de meldingsprocedure, het opmaken van de geweldsrapportage door de meerdere, in de praktijk opgevolgd wordt. Tijdens het onderzoek is getracht te achterhalen door wie de geweldsrapportage daadwerkelijk werd opgemaakt. Al snel werd duidelijk dat dit niet vast te stellen was aan de hand van het opgemaakte meldingsformulier zelf. Deze was veelal wel ondertekend door de meerdere van de ambtenaar, maar of deze meerdere ook daadwerkelijk het meldingsformulier had opgemaakt kon niet worden vastgesteld. De opmaak had evengoed door de geweldgebruikende politieambtenaar zelf verricht kunnen zijn. Daarom is besloten in de enquête de politieambtenaar zelf te vragen aan te geven wie, na melding van zijn geweldsaanwending aan zijn meerdere, de geweldsrapportage opmaakt (zie bijlage 1, vraag 1). Hierbij heeft de politieambtenaar per deelvraag een keuze kunnen maken uit de antwoorden: nooit, soms, geregeld, vaak of altijd. De resultaten van deze enquête zijn weergegeven in tabel 4. Tabel 4 Wie maakt geweldsrapportage op? Enquêtebestand, totaal 675. Nooit (1) Soms (2) Geregeld (3) Vaak (4) Altijd (5) Gemiddeld (1-5) Totaal Missing Ambtenaar zelf , (22,5%) Meerdere , (24%) Ambtenaar en meerdere samen , (24,4%) In de tabel is te zien dat de politieambtenaar in de enquête heeft aangegeven na melding van zijn geweldgebruik aan zijn meerdere, soms zelf de geweldsrapportage op te maken. Ook geeft de politieambtenaar aan soms tot geregeld de geweldsrapportage samen met zijn meerdere op te maken. Tenslotte wordt over het algemeen aangegeven dat, conform de meldingsprocedure, de meerdere de geweldsrapportage geregeld tot vaak opmaakt. Uit deze tabel blijkt dus dat in zijn algemeen gesteld kan worden dat overeenkomstig de voorgeschreven procedure, de meerdere maakt de geweldsrapportage op, gehandeld wordt. 48 Stb. 2001, 387, p en Naeyé 2005, p Stb. 2001, 387, p en Naeyé 2005, p Stb. 2001, 387, p

Op de voordracht van Onze Minister van Veiligheid en Justitie, in overeenstemming met Onze Minister van Defensie;

Op de voordracht van Onze Minister van Veiligheid en Justitie, in overeenstemming met Onze Minister van Defensie; Besluit van, houdende wijziging van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en andere opsporingsambtenaren in verband met de herziening van de geweldsmelding Op de voordracht van

Nadere informatie

NEDERLANDSE VERENIGING VOOR RECHTSPPjy^K

NEDERLANDSE VERENIGING VOOR RECHTSPPjy^K NEDERLANDSE VERENIGING VOOR RECHTSPPjy^K De Minister van Veiligheid en Justitie mr. G.A. van der Steur Postbus 20301 2500 EH DEN HAAG Datum 18 juli 2016 Uw kenmerk 756867 Contactpersoon J.M.A. Timmer Onderwerp

Nadere informatie

Nota van toelichting. 1 Rapport Verantwoord politiegeweld, Nationale Ombudsman, 2 juni 2013, nr.2013/055

Nota van toelichting. 1 Rapport Verantwoord politiegeweld, Nationale Ombudsman, 2 juni 2013, nr.2013/055 Nota van toelichting Algemeen De onderhavige algemene maatregel van bestuur bevat een wijziging van een aantal artikelen van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en andere opsporingsambtenaren

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2001 387 Besluit van 16 juli 2001 tot wijziging van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en de buitengewoon opsporingsambtenaar

Nadere informatie

1. In de eerste volzin vervalt:, bedoeld in artikel 1, derde lid, van de Politiewet 1993,.

1. In de eerste volzin vervalt:, bedoeld in artikel 1, derde lid, van de Politiewet 1993,. Artikel PM1 A.4 Bijlage 4 De Wet veiligheidsregio s wordt als volgt gewijzigd: A In artikel 1 wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van het artikel door een puntkomma, toegevoegd korpschef:

Nadere informatie

College van Procureurs-Generaal

College van Procureurs-Generaal Openbaar Ministerie College van Procureurs-Generaal Voorzitter U' Postbus 20B05 2500 EH Den Haag Prins Olauslaan IB D' 2505 AJ Den Haag, Minister van Veiligheid en Justitie Telefoon+31 (0)70 233 3B 00

Nadere informatie

Aanwijzing handelwijze bij geweldsaanwending (politie)ambtenaar

Aanwijzing handelwijze bij geweldsaanwending (politie)ambtenaar JU Aanwijzing handelwijze bij geweldsaanwending (politie)ambtenaar Categorie: Opsporing en vervolging Afzender: College van procureursgeneraal Adressaat: Hoofden van de parketten, hoofd Rijksrecherche

Nadere informatie

Gemeentewet. Hoofdstuk IX. De bevoegdheid van de raad. Artikel 151b

Gemeentewet. Hoofdstuk IX. De bevoegdheid van de raad. Artikel 151b Verruiming fouilleerbevoegdheden, versie 6 april 2011 internetconsultatie: de relevante bepalingen van de huidige Gemeentewet en Wet wapens en munitie en van de toekomstige Politiewet 201x, met daarin

Nadere informatie

Rapport. Datum: 1 februari 2007 Rapportnummer: 2007/018

Rapport. Datum: 1 februari 2007 Rapportnummer: 2007/018 Rapport Datum: 1 februari 2007 Rapportnummer: 2007/018 2 Klacht Verzoekster klaagt er over dat ambtenaren van het regionale politiekorps Brabant Zuid-Oost bij de aanhouding van haar minderjarige zoon T.

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Circulaire Aanhoudings- en ondersteuningseenheden (AOE en)

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Circulaire Aanhoudings- en ondersteuningseenheden (AOE en) STAATSCOURANT Nr. Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. 18660 8 december 2009 Circulaire Aanhoudings- en ondersteuningseenheden (AOE en) Aard circulaire: Bekendmaking van beleid

Nadere informatie

Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 1987

Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 1987 Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 1987 Wet van 3 december 1987, Stb. 635, houdende regels betreffende de inlichtingen- en veiligheidsdiensten Zoals deze is gewijzigd bij de wetten van 02-12-1993(Stb.759)

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2007 174 Besluit van 7 mei 2007 tot wijziging van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en de buitengewoon opsporingsambtenaar

Nadere informatie

Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving

Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving α Ministerie van Justitie Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving Directie Juridische en Operationele Aangelegenheden Postadres: Postbus 20301, 2500 EH Den Haag An de Voorzitter van de Tweede

Nadere informatie

Wet op de bijzondere opsporingsdiensten Geldend van t/m heden

Wet op de bijzondere opsporingsdiensten Geldend van t/m heden Wet op de bijzondere opsporingsdiensten Geldend van 01-01-2013 t/m heden Wet van 29 mei 2006 tot vaststelling van regels met betrekking tot de bijzondere opsporingsdiensten en de instelling van het functioneel

Nadere informatie

VOORSTEL VAN WET ARTIKEL I. Het Wetboek van Strafrecht wordt als volgt gewijzigd: Artikel 42 wordt als volgt gewijzigd:

VOORSTEL VAN WET ARTIKEL I. Het Wetboek van Strafrecht wordt als volgt gewijzigd: Artikel 42 wordt als volgt gewijzigd: Wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met het opnemen van een specifieke strafuitsluitingsgrond voor opsporingsambtenaren die geweld hebben gebruikt in de rechtmatige uitoefening van hun

Nadere informatie

Rapport. Datum: 28 maart 2001 Rapportnummer: 2001/071

Rapport. Datum: 28 maart 2001 Rapportnummer: 2001/071 Rapport Datum: 28 maart 2001 Rapportnummer: 2001/071 2 Klacht Op 18 januari 2000 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer M. te Groningen, met een klacht over een gedraging van regionale

Nadere informatie

Rapport. Datum: 7 juli 2005 Rapportnummer: 2005/190

Rapport. Datum: 7 juli 2005 Rapportnummer: 2005/190 Rapport Datum: 7 juli 2005 Rapportnummer: 2005/190 2 Klacht Verzoekers klagen erover dat het regionale politiekorps Utrecht hun verzoek om vergoeding van de schade als gevolg van een politieonderzoek in

Nadere informatie

Rapport. Datum: 4 december 1998 Rapportnummer: 1998/540

Rapport. Datum: 4 december 1998 Rapportnummer: 1998/540 Rapport Datum: 4 december 1998 Rapportnummer: 1998/540 2 Klacht Op 10 oktober 1997 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer V. te Amsterdam, met een klacht over een gedraging van het

Nadere informatie

Schieten zonder (strafrechtelijke) gevolgen?

Schieten zonder (strafrechtelijke) gevolgen? Schieten zonder (strafrechtelijke) gevolgen? Pieter Tersago en Jeroen De Herdt Faculteit Rechten Onderzoeksgroep Rechtshandhaving en behoorlijke rechtsbedeling In het Oost-Vlaamse Erpe-Mere is een man

Nadere informatie

Pers. nr AFSCHRIFT. Dienst Justis Ministerie van Veiligheid en Justitie. De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie;

Pers. nr AFSCHRIFT. Dienst Justis Ministerie van Veiligheid en Justitie. De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie; AFSCHRIFT Dienst Justis Ministerie van Veiligheid en Justitie De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie; Gezien het verzoek van RDW Bureau handhaving te Veendam d.d. 27 augustus 2015; Gelet op artikel

Nadere informatie

Rapport. Datum: 17 september 2007 Rapportnummer: 2007/196

Rapport. Datum: 17 september 2007 Rapportnummer: 2007/196 Rapport Datum: 17 september 2007 Rapportnummer: 2007/196 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat een ambtenaar van het regionale politiekorps Haaglanden hem op 12 mei 2005 met een vuist in het gezicht heeft

Nadere informatie

Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en andere opsporingsambtenaren

Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en andere opsporingsambtenaren http://wetten.overheid.nl/bwbr0006589/geldigheidsdatum_02-06-20.. 1 van 11 02/06/2015 15:32 Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en andere opsporingsambtenaren (Tekst geldend op:

Nadere informatie

opleiding BOA Besluit BOA

opleiding BOA Besluit BOA Deze reader geeft een overzicht van de die zijn genoemd, versie juni 2005. Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen Artikel 2 De buitengewoon opsporingsambtenaar die beschikt over: a. een titel van opsporingsbevoegdheid,

Nadere informatie

de Rechtspraak Raad voor de rechtspraak

de Rechtspraak Raad voor de rechtspraak De minister van Justitie en Veiligheid Prof. mr. F.B.J. Grapperhaus Postbus 20301 2500 EH Den Haag bezoekadres Kneuterdijk 1 2514 EM Den Haag correspondentieadres Postbus 90613 2509 LP Den Haag datum 20

Nadere informatie

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie en Veiligheid, in overeenstemming met Onze Minister van Defensie;

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie en Veiligheid, in overeenstemming met Onze Minister van Defensie; Besluit van houdende wijziging van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en andere opsporingsambtenaren, het Besluit bewapening en uitrusting politie en het Besluit reis-, verblijf-

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2009 2010 31 487 (R1862) Wijziging Wetboek van Militair Strafrecht in verband met het opnemen van een strafuitsluitingsgrond voor rechtmatig geweldgebruik

Nadere informatie

Kwalificatiedossier: BOA OV Module 5 Samenwerking en assistentieverlening Toetsvorm: 20 Gesloten vragen Toetsduur: 45 minuten Cesuur: 68%

Kwalificatiedossier: BOA OV Module 5 Samenwerking en assistentieverlening Toetsvorm: 20 Gesloten vragen Toetsduur: 45 minuten Cesuur: 68% walificatiedossier: BOA OV Module 5 Samenwerking en assistentieverlening Toetsvorm: 20 Gesloten vragen Toetsduur: 45 minuten Cesuur: 68% Onderwerp Begrip/Artikel Toetsterm I. Het functioneren binnen en

Nadere informatie

5. Verzoeker kon zich niet vinden in de reactie van W. en wendde zich bij brief van 26 januari 2009 tot de Nationale ombudsman.

5. Verzoeker kon zich niet vinden in de reactie van W. en wendde zich bij brief van 26 januari 2009 tot de Nationale ombudsman. Rapport 2 h2>klacht Verzoeker klaagt erover dat een ambtenaar van het regionale politiekorps Rotterdam-Rijnmond zich, nadat verzoeker om een legitimatie had gevraagd, niet kon legitimeren. Beoordeling

Nadere informatie

Rapport. Datum: 15 februari 2002 Rapportnummer: 2002/049

Rapport. Datum: 15 februari 2002 Rapportnummer: 2002/049 Rapport Datum: 15 februari 2002 Rapportnummer: 2002/049 2 Klacht Verzoeker klaagt over het optreden van het regionale politiekorps Midden en West Brabant op 11 januari 2000. Hij klaagt er met name over

Nadere informatie

REGELING MELDING ONREGELMATIGHEDEN UNIVERSITEIT LEIDEN

REGELING MELDING ONREGELMATIGHEDEN UNIVERSITEIT LEIDEN REGELING MELDING ONREGELMATIGHEDEN UNIVERSITEIT LEIDEN INHOUDSOPGAVE Hoofdstuk 1: Hoofdstuk 2: Hoofdstuk 3: Hoofdstuk 4: Hoofdstuk 5: Algemene bepalingen Interne procedure De Commissie integriteit Universiteit

Nadere informatie

Een noodzakelijk schot? Een onderzoek naar de strafrechtelijke afdoening van politieel vuurwapengeweld in Nederland.

Een noodzakelijk schot? Een onderzoek naar de strafrechtelijke afdoening van politieel vuurwapengeweld in Nederland. Een onderzoek naar de strafrechtelijke afdoening van politieel vuurwapengeweld in Nederland. Geen bevoegdheid zonder verantwoordelijkheid, geen verantwoordelijkheid zonder verantwoording 1 Student: Studentnummer:

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2016 2017 34 641 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met het opnemen van een specifieke strafuitsluitingsgrond voor opsporingsambtenaren

Nadere informatie

Rapport. Datum: 20 januari 2005 Rapportnummer: 2005/015

Rapport. Datum: 20 januari 2005 Rapportnummer: 2005/015 Rapport Datum: 20 januari 2005 Rapportnummer: 2005/015 2 Klacht Verzoekster klaagt erover dat het Openbaar Ministerie ter aanhouding van haar zoon op 24 september 2003 toestemming heeft gegeven voor de

Nadere informatie

Als er sprake is van een incident op heterdaad (tijdens of kort na plegen) en het gaat om een mishandeling of een bedreiging met mishandeling:

Als er sprake is van een incident op heterdaad (tijdens of kort na plegen) en het gaat om een mishandeling of een bedreiging met mishandeling: 1-2-3 Aangiftewijzer Geweld, bedreiging en belediging tegen de gerechtsdeurwaarder Soms heeft de gerechtsdeurwaarder te maken met agressie en geweld. Helaas worden strafbare feiten niet altijd en automatisch

Nadere informatie

Rotterdam, 7 juli 2009.

Rotterdam, 7 juli 2009. Rotterdam, 7 juli 2009. Onderwerp: Vaststellen van de beleidsregel inzake het beperken van overlast door jongeren; Opnemen van artikel 2.4.4a Algemene Plaatselijke Verordening: Mosquito op openbare plaatsen.

Nadere informatie

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie en Veiligheid, in overeenstemming met Onze Minister van Defensie;

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie en Veiligheid, in overeenstemming met Onze Minister van Defensie; Besluit van houdende wijziging van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en andere opsporingsambtenaren, het Besluit bewapening en uitrusting politie en het Besluit reis-, verblijf-

Nadere informatie

Rapport. Datum: 22 juni 2006 Rapportnummer: 2006/222

Rapport. Datum: 22 juni 2006 Rapportnummer: 2006/222 Rapport Datum: 22 juni 2006 Rapportnummer: 2006/222 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland, nadat hij op 12 april 2005 was aangehouden wegens belediging van

Nadere informatie

Geweldsbepalingen RTGB

Geweldsbepalingen RTGB BOA - De Buitengewoon OpsporingsAmbtenaar in Nederland Een buitengewoon opsporingsambtenaar is een opsporingsambtenaar die beperkt wordt door zijn opsporingsbevoegdheid. Het is daarom geen algemeen, maar

Nadere informatie

Advies conceptwetsvoorstel geweldsaanwending opsporingsambtenaar

Advies conceptwetsvoorstel geweldsaanwending opsporingsambtenaar Advies conceptwetsvoorstel geweldsaanwending opsporingsambtenaar Dit document bevat de alternatieve tekst van het origineel. Dit document is bedoeld voor mensen met een visuele beperking, zoals slechtzienden

Nadere informatie

Toetsmatrijs BOA OV Module 4 Rechtskennis 24 mei 2017

Toetsmatrijs BOA OV Module 4 Rechtskennis 24 mei 2017 walificatiedossier: BOA OV Module 4 Meer strafrecht Toetsvorm: 20 Gesloten vragen Toetsduur: 45 minuten Cesuur: 68% Onderwerp Begrip/Artikel Toetsterm I. Het functioneren binnen en als onderdeel van de

Nadere informatie

AMBTSINSTRUCTIE COMMISSARIS VAN DE KONING

AMBTSINSTRUCTIE COMMISSARIS VAN DE KONING AMBTSINSTRUCTIE COMMISSARIS VAN DE KONING Tekst zoals deze geldt op 24 januari 2011 BESLUIT van 10 juni 1994, houdende regels inzake de taken die de commissaris van de Koning op grond van artikel 126 Grondwet

Nadere informatie

VOORSTEL VAN WET ARTIKEL I. Het Wetboek van Strafrecht wordt als volgt gewijzigd: Artikel 42 wordt als volgt gewijzigd:

VOORSTEL VAN WET ARTIKEL I. Het Wetboek van Strafrecht wordt als volgt gewijzigd: Artikel 42 wordt als volgt gewijzigd: Wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met het opnemen van een specifieke strafuitsluitingsgrond voor opsporingsambtenaren die geweld hebben gebruikt in de rechtmatige uitoefening van hun

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2000 2001 27 605 Wijziging van de Wet wapens en munitie met betrekking tot onderzoek aan de kleding en het onderzoeken van vervoermiddelen en van de Gemeentewet

Nadere informatie

wijziging van het Barp in verband met de invoering van de wet op de medische keuringen

wijziging van het Barp in verband met de invoering van de wet op de medische keuringen Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wijziging van het Barp in verband met de invoering van de wet op de medische keuringen Datum 27 oktober 1998 Aan de Korpsbeheerders van de regionale

Nadere informatie

BELEIDSREGELS GEBIEDSONTZEGGINGEN GEMEENTE HARDINXVELD-GIESSENDAM

BELEIDSREGELS GEBIEDSONTZEGGINGEN GEMEENTE HARDINXVELD-GIESSENDAM gemeente Hardinxveld-Giessendam BELEIDSREGELS GEBIEDSONTZEGGINGEN GEMEENTE HARDINXVELD-GIESSENDAM Zaaknr. 052317737 De burgemeester van de gemeente Hardinxveld-Giessendam; overwegende dat: de gebiedsontzegging

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2003 341 Besluit van 25 augustus 2003, houdende wijziging van het Besluit aanwijzing Halt-feiten Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden,

Nadere informatie

Rapport. Datum: 7 november 2007 Rapportnummer: 2007/244

Rapport. Datum: 7 november 2007 Rapportnummer: 2007/244 Rapport Datum: 7 november 2007 Rapportnummer: 2007/244 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat een ambtenaar van het regionale politiekorps Haaglanden hem op 16 juni 2006 tweemaal hardhandig bij de bovenarm

Nadere informatie

Grondtrekken van het Nederlandse strafrecht

Grondtrekken van het Nederlandse strafrecht Grondtrekken van het Nederlandse strafrecht Mr. J. Kronenberg Mr. B. de Wilde Vijfde druk Kluwer a Kluwer business Deventer - 2012 Inhoudsopgave Voorwoord 13 Aanbevolen literatuur 15 Afkortingenlijst 17

Nadere informatie

De minister van Veiligheid en Justitie mr. G.A. van der Steur Postbus EH Den Haag

De minister van Veiligheid en Justitie mr. G.A. van der Steur Postbus EH Den Haag De minister van Veiligheid en Justitie mr. G.A. van der Steur Postbus 20301 2500 EH Den Haag datum 11 juli 2016 contactpersoon Voorlichting e-mail voorlichting@rechtspraak.nl telefoonnummer 06-46 11 65

Nadere informatie

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over het Openbaar Ministerie te Den Haag. Datum: 13 juni Rapportnummer: 2012/101

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over het Openbaar Ministerie te Den Haag. Datum: 13 juni Rapportnummer: 2012/101 Rapport Rapport naar aanleiding van een klacht over het Openbaar Ministerie te Den Haag. Datum: 13 juni 2012 Rapportnummer: 2012/101 2 Feiten Verzoekster was werkzaam bij het gerechtshof te Den Haag. Op

Nadere informatie

Benelux Reacties kunt u geven via het feedbackformulier.

Benelux Reacties kunt u geven via het feedbackformulier. Benelux Reacties kunt u geven via het feedbackformulier. Datum gegenereerd: 29-7-2017 7:32:19 Inhoudsopgave Inleiding... 3 Francais... 4 Nederlands... 5 Documentatie...10 2 Inleiding LET OP. GEBRUIK DEZE

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 1998 1999 Nr. 63f 25 398 Wijziging van de Wet politieregisters, houdende nadere regels voor bijzondere politieregisters ten behoeve van de politie, Koninklijke

Nadere informatie

Hoofdstuk 1 Bevoegdheid en rollen

Hoofdstuk 1 Bevoegdheid en rollen Bekendmaking Rectificatie vaststelling beleid De burgemeester van Heemskerk maakt bekend een verbeterde versie van de Beleidsregel Gebiedsverboden Heemskerk vast te stellen. De daarin opgenomen verwijzingen

Nadere informatie

************************* AB 1988 no. 65 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 18 september 2013 *************************

************************* AB 1988 no. 65 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 18 september 2013 ************************* Intitulé : LANDSBESLUIT, houdende algemene maatregelen, ter uitvoering van artikel 11, onder c, van de Landsverordening politie (A.B. 1988, no. 18) Citeertitel: Landsbesluit opleiding buitengewoon agenten

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2008 2009 28 844 Integriteitsbeleid openbaar bestuur en politie Nr. 33 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nadere informatie

Rapport. Datum: 1 december 2006 Rapportnummer: 2006/377

Rapport. Datum: 1 december 2006 Rapportnummer: 2006/377 Rapport Datum: 1 december 2006 Rapportnummer: 2006/377 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat de beheerder van het regionale politiekorps Midden en West Brabant bij brief gedateerd 10 februari 2005 zijn

Nadere informatie

Rapport. Rapport betreffende een klacht over de politiechef van de regionale eenheid Noord- Nederland. Datum: 11 februari 2015 Rapportnummer: 2015/030

Rapport. Rapport betreffende een klacht over de politiechef van de regionale eenheid Noord- Nederland. Datum: 11 februari 2015 Rapportnummer: 2015/030 Rapport Rapport betreffende een klacht over de politiechef van de regionale eenheid Noord- Nederland. Datum: 11 februari 2015 Rapportnummer: 2015/030 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat een politieambtenaar

Nadere informatie

Opmerkingen bij de voorgenomen herziening van het stelsel geweldsaanwending politieambtenaren *

Opmerkingen bij de voorgenomen herziening van het stelsel geweldsaanwending politieambtenaren * Opmerkingen bij de voorgenomen herziening van het stelsel geweldsaanwending politieambtenaren * Inleiding Binnen de Nationale Politie bestaat al enige tijd het verlangen de bestaande regelgeving met betrekking

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Aan de Voorzitter van de Tweede der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG > Retouradres Postbus 20011 2500 EA Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Directoraat-generaal Veiligheid Programma Bestuurlijke Aanpak Schedeldoekshaven

Nadere informatie

Inhoudsopgave. 3 Materieel strafrecht: opzet en schuld Inleiding 45

Inhoudsopgave. 3 Materieel strafrecht: opzet en schuld Inleiding 45 Inhoudsopgave 1 Algemene inleiding: wat is strafrecht? 15 1.1 Inleiding 15 1.2 Strafrecht: begripsvorming 16 1.2.1 Materieel en formeel strafrecht 16 1.2.2 Commuun en bijzonder strafrecht 17 1.2.3 Wat

Nadere informatie

Het geweldsmiddel op de proef gesteld

Het geweldsmiddel op de proef gesteld Het geweldsmiddel op de proef gesteld Wat is de juridische grondslag voor de beproeving van de nieuwe geweldsmiddelen voor de Nederlandse politie? The armament put to the test What is the judicial basis

Nadere informatie

Hebben goedgevonden en verstaan: ARTIKEL I

Hebben goedgevonden en verstaan: ARTIKEL I Besluit van, houdende wijziging van het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens in verband met de implementatie van de richtlijn 2011/93/EU van het Europees Parlement en de Raad ter bestrijding

Nadere informatie

R e g i s t r a t i e k a m e r. Regiopolitie Gooi- en Vechtstreek

R e g i s t r a t i e k a m e r. Regiopolitie Gooi- en Vechtstreek R e g i s t r a t i e k a m e r Regiopolitie Gooi- en Vechtstreek 1..'s-Gravenhage, 12 maart 1999.. Onderwerp verstrekking aan Centraal Meldpunt en toegang tot CVS-JC In uw fax van 23 november 1998 stelt

Nadere informatie

Pers. nr Dienst Justis Ministerie van Veiligheid en Justitie. De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

Pers. nr Dienst Justis Ministerie van Veiligheid en Justitie. De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie; Gezien het verzoek van RDW Bureau handhaving te Veendam, d.d. 14 februari 2014; Gelet op artikel 142 van het Wetboek van Strafvordering, het Besluit buitengewoon

Nadere informatie

ingevolge artikel 12 Politiewet 2012 het OM is belast met het gezag over politie

ingevolge artikel 12 Politiewet 2012 het OM is belast met het gezag over politie Afstemmingsprotocol Openbaar Ministerie Inspectie Justitie en Veiligheid 1. Doel Dit protocol is opgesteld ten behoeve van de samenwerking tussen het Openbaar Ministerie (hierna: OM) en de Inspectie Justitie

Nadere informatie

1. In artikel 126nba, eerste lid, onderdeel d, wordt het woord verwerkt telkens vervangen door : opgeslagen.

1. In artikel 126nba, eerste lid, onderdeel d, wordt het woord verwerkt telkens vervangen door : opgeslagen. 34 372 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering in verband met de verbetering en versterking van de opsporing en vervolging van computercriminaliteit (computercriminaliteit

Nadere informatie

Pers. nr Dienst Justis Ministerie van Veiligheid en Justitie. De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie;

Pers. nr Dienst Justis Ministerie van Veiligheid en Justitie. De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie; Dienst Justis Ministerie van Veiligheid en Justitie De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie; Gezien het verzoek van RDW Bureau handhaving te Veendam, d.d. 14 februari 2014; Gelet op artikel 142

Nadere informatie

Raadsinformatiebrief

Raadsinformatiebrief Raadsinformatiebrief Onderwerp : Uitbreiding Boapool vooruitlopend op verkennend onderzoek. Aard : Actieve informatie Portefeuillehouder : Hillenaar Datum college : 21 mei 2013 Openbaar : Ja Afdeling :

Nadere informatie

Beleidsregel verblijfsontzeggingen Alkmaar De Burgemeester van de gemeente Alkmaar,

Beleidsregel verblijfsontzeggingen Alkmaar De Burgemeester van de gemeente Alkmaar, Beleidsregel verblijfsontzeggingen Alkmaar 2013 De Burgemeester van de gemeente Alkmaar, Gelezen het voorstel van team Openbare Orde en Veiligheid van 7 februari 2013 en na beraadslaging in de driehoek

Nadere informatie

Richtlijn Forensische Geneeskunde Afname celmateriaal voor DNA

Richtlijn Forensische Geneeskunde Afname celmateriaal voor DNA Richtlijn Forensische Geneeskunde Afname celmateriaal voor DNA Inhoudsopgave 1. Onderwerp 2 2. Doelstelling 2 3. Toepassingsgebied 2 4. Uitgangspunten 2 5. Toestemming 2 6. Werkwijze 3 6.1 Algemeen 3 6.2

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2014:1700 Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie Datum publicatie Zaaknummer 12/04833

ECLI:NL:PHR:2014:1700 Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie Datum publicatie Zaaknummer 12/04833 ECLI:NL:PHR:2014:1700 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie 01-07-2014 Datum publicatie 26-09-2014 Zaaknummer 12/04833 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie

Nadere informatie

opleiding BOA Wetboek van Strafrecht

opleiding BOA Wetboek van Strafrecht Deze reader geeft een overzicht van de die zijn genoemd in de eindtermen, versie juni 2005. Eerste Boek. Algemene bepalingen Titel I. Omvang van de werking van de strafwet Artikel 1 1. Geen feit is strafbaar

Nadere informatie

Rapport. Datum: 30 september 2005 Rapportnummer: 2005/302

Rapport. Datum: 30 september 2005 Rapportnummer: 2005/302 Rapport Datum: 30 september 2005 Rapportnummer: 2005/302 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat de korpschef van het regionale politiekorps Haaglanden in zijn brief van 31 januari 2005 niet inhoudelijk is

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2000 616 Wet van 13 december 2000 tot herziening van een aantal strafbepalingen betreffende ambtsmisdrijven in het Wetboek van Strafrecht alsmede

Nadere informatie

Rapport. Datum: 8 augustus 2007 Rapportnummer: 2007/162

Rapport. Datum: 8 augustus 2007 Rapportnummer: 2007/162 Rapport Datum: 8 augustus 2007 Rapportnummer: 2007/162 2 Klacht Verzoeker klaagt over de wijze waarop ambtenaren van het regionale politiekorps Utrecht op 6 mei 2006 hebben gereageerd op zijn verzoek om

Nadere informatie

De politie vindt dat agenten die geweld hebben

De politie vindt dat agenten die geweld hebben 18 Wetsvoorstel geweldsaanwending het Tijdschrift voor de Politie jg.79/nr.3/17 Het wetsvoorstel geweldsaanwending opsporingsambtenaren: wat schiet de agent ermee op? Dr. mr. Magrete van der Steeg, advocaat

Nadere informatie

ANPR Rotterdam-Rijnmond

ANPR Rotterdam-Rijnmond ANPR Rotterdam-Rijnmond Onderzoek naar de verwerking van no-hits bij de inzet van Automatic Number Plate Recognition Regionaal politiekorps Rotterdam-Rijnmond Rapportage van Definitieve Bevindingen College

Nadere informatie

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. CONSULTATIEVERSIE Wijziging van de Politiewet 2012 en de Wet op de medische keuringen in verband met het screenen van personen die ambtenaar van politie willen worden of zijn en personen die krachtens

Nadere informatie

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van, nr. ;

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van, nr. ; Besluit van, tot wijziging van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 in verband met een vergoeding voor de beurtelingse verlening van rechtsbijstand in het kader van politieverhoren Op de voordracht

Nadere informatie

Inhoudsopgave. Voorwoord 13. Aanbevolen literatuur 15. Afkortingenlijst 17. Hoofdstuk 1 Inleiding 19

Inhoudsopgave. Voorwoord 13. Aanbevolen literatuur 15. Afkortingenlijst 17. Hoofdstuk 1 Inleiding 19 Inhoudsopgave Voorwoord 13 Aanbevolen literatuur 15 Afkortingenlijst 17 Hoofdstuk 1 Inleiding 19 1.1 Eerste kennismaking 19 1.2 Plaats van het strafrecht 19 1.3 Doelen van straffen 22 1.4 Materieel strafrecht,

Nadere informatie

Regeling toezicht verwerking persoonsgegevens door gerechten en het parket bij de Hoge Raad 1

Regeling toezicht verwerking persoonsgegevens door gerechten en het parket bij de Hoge Raad 1 Regeling toezicht verwerking persoonsgegevens door gerechten en het parket bij de Hoge Raad 1 Gelet op artikel 55 lid 3 Verordening EU 2016/679 en artikel 45 lid 2 van de Richtlijn EU 2016/680, gehoord

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2005 2006 30 553 Wijziging van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 in verband met de verbetering van de mogelijkheden van de inlichtingen-

Nadere informatie

Rapport. Een onderzoek naar een klacht over informatieverstrekking aan derden. Oordeel

Rapport. Een onderzoek naar een klacht over informatieverstrekking aan derden. Oordeel Rapport Een onderzoek naar een klacht over informatieverstrekking aan derden. Oordeel Op basis van het onderzoek vindt de Nationale ombudsman de klacht over het Openbaar Ministerie gedeeltelijk gegrond.

Nadere informatie

Zie onder bevindingen of volledige tekst voor de volledige tekst van het rapport.

Zie onder bevindingen of volledige tekst voor de volledige tekst van het rapport. Rapport 2 h2>klacht Beoordeling Conclusie Onderzoek Bevindingen Klacht Verzoeker klaagt erover dat de politie Amsterdam-Amstelland op 20 maart 2007 ter aanhouding van een huisgenoot rond middernacht, zonder

Nadere informatie

Rapport. Datum: 12 februari 2004 Rapportnummer: 2004/048

Rapport. Datum: 12 februari 2004 Rapportnummer: 2004/048 Rapport Datum: 12 februari 2004 Rapportnummer: 2004/048 2 Klacht Verzoeker, die op 20 juli 2002 is aangehouden op grond van verdenking van belediging van een politieambtenaar, klaagt erover dat het Korps

Nadere informatie

B 11 Buitenlandse werknemers 8

B 11 Buitenlandse werknemers 8 B 11 Buitenlandse werknemers 8 Wettelijke maatregelen te~en ille~ale tewerkstellin~ Teneinde illegale tewerkstelling tegen te gaan en de tewerkstelling van buitenlandse werknemers te kunnen reguleren voorziet

Nadere informatie

WvSr De kandidaat kan aan de hand van een gegeven situatie vaststellen of het om een wet in materiële of formele zin gaat.

WvSr De kandidaat kan aan de hand van een gegeven situatie vaststellen of het om een wet in materiële of formele zin gaat. Kennisonderdeel Wettelijke Kaders Milieu Generiek oetsvorm Gesloten vragen Hulpmiddelen Geen Duur 70 minuten (1 uur en 10 minuten) Cesuur 67% Onderwerp Artikel/begrip oetsterm 1.1 Strafrecht algemeen WvSr

Nadere informatie

Dienst Justis Ministerie van Veiligheid enjustitie

Dienst Justis Ministerie van Veiligheid enjustitie Dienst Justis Ministerie van Veiligheid enjustitie De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie; Gezien het verzoek van RDW Bureau handhaving te Veendam, d.d. 22 mei 2017; Gelet op artikel 142 van het

Nadere informatie

De normering en beheersing van politiegeweld

De normering en beheersing van politiegeweld De normering en beheersing van politiegeweld N. Uildriks sanderg it lnstituut 1997 Gouda Quint Inhoudsopgave Inleiding 1 Hoofdstuk 1 Geweldgebruik door de politie: een overzicht 3 1 Geweldgebruik door

Nadere informatie

De toepassing van fysiek geweld met een risico op verstikking

De toepassing van fysiek geweld met een risico op verstikking De toepassing van fysiek geweld met een risico op verstikking Thematisch onderzoek naar aanleiding van de toepassing van de nekklem in het Zuiderpark Plan van aanpak Datum september 2015 Status Vastgesteld

Nadere informatie

Pers. nr Dienst Justis Ministerie van Veiligheid en Justitie AFSCHRIFT

Pers. nr Dienst Justis Ministerie van Veiligheid en Justitie AFSCHRIFT De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie; AFSCHRIFT Gezien het verzoek van RDW Bureau handhaving te Veendam, d.d. 05 november 2015; Gelet op artikel 142 van het Wetboek van Strafvordering, het Besluit

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten- Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten- Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag > Retouradres Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten- Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag DGOBR Directie Organisatie- en Personeelsbeleid Rijk www.facebook.com/minbzk www.twitter.com/minbzk

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 11406 21 juli 2010 Onderlinge regeling houdende een ambtsinstructie voor de politie van Curaçao, van Sint Maarten en van

Nadere informatie

Regeling toetsing geweldsbeheersing buitengewoon

Regeling toetsing geweldsbeheersing buitengewoon JU Regeling toetsing geweldsbeheersing opsporingsambtenaar Regeling van de Minister van Justitie d.d. 27 november 2003, kenmerk 5255744/503/CBK, houdende vaststelling van bepalingen inzake toetsing van

Nadere informatie

Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en andere opsporingsambtenaren met conceptwijzigingen (vanaf artikel 20)

Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en andere opsporingsambtenaren met conceptwijzigingen (vanaf artikel 20) Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en andere opsporingsambtenaren met conceptwijzigingen (vanaf artikel 20) Besluit van 8 april 1994, houdende regels met betrekking tot een nieuwe

Nadere informatie

Rapport. Datum: 12 augustus 2004 Rapportnummer: 2004/310

Rapport. Datum: 12 augustus 2004 Rapportnummer: 2004/310 Rapport Datum: 12 augustus 2004 Rapportnummer: 2004/310 2 Klacht Verzoeker klaagt over het optreden van een ambtenaar van het regionale politiekorps Haaglanden op 3 maart 2003. Verzoeker klaagt er met

Nadere informatie

Dienst Justis Ministerie van Veiligheid en Justitie

Dienst Justis Ministerie van Veiligheid en Justitie Dienst Justis Ministerie van Veiligheid en Justitie De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie; Gezien het verzoek van RDW Bureau handhaving te Veendam, d.d. 04 februari 2013; Gelet op artikel 142

Nadere informatie

De Registratiekamer voldoet hierbij gaarne aan uw verzoek.

De Registratiekamer voldoet hierbij gaarne aan uw verzoek. R e g i s t r a t i e k a m e r Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid..'s-Gravenhage, 19 januari 1999.. Onderwerp AMvB informatieplicht banken Bij brief van 8 oktober 1998 heeft u de Registratiekamer

Nadere informatie

betreft: [klager] datum: 8 september 2014

betreft: [klager] datum: 8 september 2014 nummer: 14/794/GA betreft: [klager] datum: 8 september 2014 De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat

Nadere informatie

Beleidsregel gebiedsverboden Heemskerk

Beleidsregel gebiedsverboden Heemskerk I gemeente Beleidsregel gebiedsverboden Heemskerk 24 augustus 2016 BIVO/2016/ IIIII IIIIII IH IIIII H IIIII IIIII IIII IIIIII IIII IIIIII III IIII Z020FDB2B1B Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 Bevoegdheid en rollen

Nadere informatie