INHOUDSTAFEL. Hoofdstuk VI - Verhardingen. april 2006 Standaardbestek 250 versie 2.1 VI-i

Transcriptie

1 INHOUDSTAFEL 1 CEMENTBETONVERHARDINGEN Beschrijving Materialen Kenmerken van de uitvoering Meetkundige kenmerken van het profiel Meetkundige kenmerken A Dikte B Lengte C Breedte D Dwarshelling E Gaafheid Meetkundige en constructieve kenmerken van de voegen en de wapening A Algemene bepalingen B Dwarsvoegen C Langsvoegen D Gezaagde sponning E Deuvels F Ankerstaven G Wapeningen voor doorgaand gewapend beton H Afmetingen en wapening van de verankeringslandhoofden Kenmerken van het beton A Definitie B Kenmerken Wijze van uitvoering Algemene bepalingen Samenstelling van het mengsel Bereiding van het mengsel Vervoer van het mengsel Verwerking van het mengsel Plaatsen van deuvels en ankerstaven Aanbrengen van de voegen Voegvulling Oppervlakbehandeling A Uitwassen van het steenslagskelet B Bezemen C Eenvoudig dwars bezemen D Eenvoudig langs bezemen E Figureren Dateren van de platen Bescherming tegen uitdroging A In het geval van uitwassen B In het geval van (eenvoudig) bezemen Bescherming tegen uitspoeling door neerslag Bescherming tegen vorst Bescherming tegen beschadigingen Ontkisting Ingebruikneming Meetmethode voor hoeveelheden Controles Voorafgaande technische keuring A posteriori uitgevoerde technische keuringen Voorschriften Luchtgehalte Profiel van het oppervlak Dikte van de verharding A Totale dikte B Dikte van de deklaag Gaafheid van de platen april 2006 Standaardbestek 250 versie 2.1 VI-i

2 Druksterkte van het beton A Druksterkte van een éénlaagse verharding of de onderlaag van tweelaagse verharding B Druksterkte van de deklaag (tweelaagse verharding) Wateropslorping van het beton Oppervlakkenmerken A Vlakheid B Dwarswrijvingscoëfficiënt Specifieke kortingen wegens minderwaarde Luchtgehalte Profiel van het oppervlak Dikte van de verharding Totale dikte Dikte van de deklaag Gaafheid van de platen Druksterkte van het beton Voor vakken kleiner dan 7500 m² en hun deelvakken Voor vakken groter dan 7500 m² Wateropslorping van het beton Oppervlakkenmerken Vlakheid A Rij van 3 meter B APL Dwarswrijvingscoëfficiënt BITUMINEUZE VERHARDINGEN Beschrijving en materialen Beschrijving Materialen Bitumineuze mengsels Samenstelling Mengsels voor onderlagen Mengsels voor toplagen A Asfaltbeton (AB) B Splitmastiekasfalt (SMA) C Zeer Open Asfalt (ZOA) Kenmerken en registratie van de bitumineuze mengsels Karakteristieken van de bitumineuze mengsels A Asfaltbeton (AB) B Splitmastiekasfalt (SMA) C Zeer Open Asfalt (ZOA) Registratie A De theoretische studie B Experimenteel laboratoriumonderzoek C Onderzoek naar spoorvorming D Gyratoronderzoek E Nodige materiaal F Termijn G Kosten H Verantwoordingsnota en technische fiche Toepassing Bereiding van de bitumineuze mengsels Keuring Installatie A Bereiding in een discontinue asfaltmenginstallatie B Bereiding in een continue asfaltmenginstallatie Stapeling van de bouwstoffen Mengtijden Temperaturen bij de productie Temperaturen op de werf Opslag van het mengsel Vervoer van bitumineuze producten...52 VI-ii Standaardbestek 250 april 2006

3 2.2.5 Aanbrengen van een kleefmiddel Gecertificeerde asfaltmengsels Verhardingen Definitie Dikte van de toplagen Dikte van de onderlagen Dikte van de profileerlagen Dikte van de beschermingslaag Aanleg van de verhardingen Verwerking van de bitumineuze mengsels Oppervlakbehandeling van de toplagen van asfaltbeton Stortnaden A Naden in onderlagen B Naden in toplagen van AB en SMA C Naden in ZOA Voegen en buitenranden van de verhardingen A Voegen in onderlagen B Voegen in toplagen Voegen tussen asfaltverhardingen en cementverhardingen Voeg tussen asfaltverhardingen en kleinschalige elementen Niet-gesteunde randen van de asfaltverharding A Randen in AB en SMA B Randen in ZOA Ingebruikname Meetmethoden voor hoeveelheden Controles Afbakening Voorschriften Profiel van de verharding Dikte van de verharding A Totale dikte B Dikte van de toplaag C Regelmatigheid van de afzonderlijke, op nominale dikte aangelegde lagen Korrelverdeling van de minerale bestanddelen van een laag Bindmiddelgehalte van een laag Relatieve dichtheid van een laag Percentage holle ruimte van een laag Draineervermogen van Zeer Open Asfalt (ZOA) Oppervlakkenmerken A Vlakheid B Dwarswrijvingscoëfficiënt Specifieke kortingen wegens minderwaarde Profiel van de verharding Dikte Totale dikte Dikte van de toplaag Regelmatigheid van de afzonderlijke laag Korrelverdeling Bindmiddel Relatieve dichtheid Percentage holle ruimte Draineervermogen van Zeer Open Asfalt Oppervlakkenmerken Vlakheid A Rij van 3 meter B APL Dwarswrijvingscoëfficiënt BESTRATINGEN Bestrating van in rijen te leggen keien Beschrijving april 2006 Standaardbestek 250 versie 2.1 VI-iii

4 Kenmerken van de materialen Kenmerken van de uitvoering A Bed van de bestrating B Profiel van het oppervlak van de bestrating C Vlakheid van het oppervlak van de bestrating D Dwarshelling van het oppervlak van de bestrating E Hoogteverschil tussen de randen van de kopvlakken van aanliggende keien F Gaafheid van de bestrating G Steenverband H Voegen Wijze van uitvoering A Bestrating van in rijen te leggen keien op een zandbed B Bestrating van in rijen te leggen keien op een zandcementbed Meetmethode voor hoeveelheden Controles Voorafgaande technische keuring A posteriori uitgevoerde technische keuringen A Profiel van het oppervlak B Vlakheid van het oppervlak C Gaafheid van de bestrating D Druksterkte van het zandcement Specifieke kortingen wegens minderwaarde Bestrating van mozaïekkeien Beschrijving Kenmerken van de materialen Kenmerken van de uitvoering A Bed van de bestrating B Profiel van het oppervlak van de bestrating C Vlakheid van het oppervlak van de bestrating D Dwarshelling van het oppervlak van de bestrating E Hoogteverschil tussen de randen van de kopvlakken van aanliggende mozaïekkeien F Gaafheid van de bestrating G Steenverband H Voegen Wijze van uitvoering A Bestrating van mozaïekkeien op een zandbed B Bestrating van mozaïekkeien op een zandcementbed Meetmethode voor hoeveelheden Controles Voorafgaande technische keuring A posteriori uitgevoerde technische keuringen A Profiel van het oppervlak B Vlakheid van het oppervlak C Gaafheid van de bestrating D Druksterkte van het zandcement Specifieke kortingen wegens minderwaarde Bestrating van betonstraatstenen Beschrijving Kenmerken van de materialen Kenmerken van de uitvoering A Bed van de bestrating B Profiel van het oppervlak van de bestrating C Vlakheid van het oppervlak van de bestrating D Dwarshelling van het oppervlak van de bestrating E Hoogteverschil tussen aanliggende betonstraatstenen F Gaafheid van de bestrating G Steenverband H Voegen Wijze van uitvoering...85 VI-iv Standaardbestek 250 april 2006

5 A Bestrating van betonstraatstenen op een straatlaag van zand of een mengsel van brekerzand en steenslag 2/4 of 2/6, B Bestrating van betonstraatstenen op een ternair zandmengselbed C Bestrating van betonstraatstenen op een zandcementbed D Bestrating van betonstraatstenen op een mortelbed Meetmethode voor hoeveelheden Controles Voorafgaande technische keuring A posteriori uitgevoerde technische keuringen A Profiel van het oppervlak B Vlakheid van het oppervlak C Gaafheid van de bestrating D Kwaliteit van de mortel E Druksterkte van het zandcement Specifieke kortingen wegens minderwaarde Bestrating van gebakken straatstenen Beschrijving Kenmerken van de materialen Kenmerken van de uitvoering A Kwaliteitsklasse van de gebakken straatstenen B Bed van de bestrating C Profiel van het oppervlak van de bestrating D Vlakheid van het oppervlak van de bestrating E Dwarshelling van het oppervlak van de bestrating F Hoogteverschil tussen aanliggende gebakken straatstenen G Gaafheid van de bestrating H Steenverband I Voegen Wijze van uitvoering A Bestrating van gebakken straatstenen op een zandbed B Bestrating van gebakken straatstenen op een ternair zandmengselbed C Bestrating van gebakken straatstenen op een mortelbed Meetmethode voor hoeveelheden Controles Voorafgaande technische keuring A posteriori uitgevoerde technische keuringen A Profiel van het oppervlak B Vlakheid van het oppervlak C Gaafheid van de bestrating D Kwaliteit van de mortel Bestrating van betontegels Beschrijving Kenmerken van de materialen Kenmerken van de uitvoering A Bed van de bestrating B Profiel van het oppervlak van de bestrating C Vlakheid van het oppervlak van de bestrating D Dwarshelling van het oppervlak van de bestrating E Hoogteverschil tussen aanliggende betontegels F Gaafheid van de bestrating G Voegen Wijze van uitvoering A Bestrating van betontegels op een zandbed B Bestrating van betontegels op een ternair zandmengselbed C Bestrating van betontegels op een zandcementbed D Bestrating van betontegels op een mortelbed Meetmethode voor hoeveelheden Controles Voorafgaande technische keuring A posteriori uitgevoerde technische keuringen april 2006 Standaardbestek 250 versie 2.1 VI-v

6 A Profiel van het oppervlak B Vlakheid van het oppervlak C Gaafheid van de bestrating D Kwaliteit van de mortel E Druksterkte van het zandcement Specifieke kortingen wegens minderwaarde Bestrating van grasbetontegels Beschrijving Kenmerken van de materialen Kenmerken van de uitvoering A Bed van de bestrating B Profiel van het oppervlak C Vlakheid van het oppervlak van de grasbetontegels D Dwarshelling van het oppervlak van de grasbetontegels E Hoogteverschil tussen aanliggende grasbetontegels F Gaafheid van de bestrating G Steenverband H Voegen I Vullen van de holten Wijze van uitvoering A Aanleggen van het zandbed B Plaatsen van de grasbetontegels C Vastzetten van grasbetontegels D Vullen van de holten E Zaaien van grasmengsel Meetmethode voor hoeveelheden Controles Voorafgaande technische keuring A posteriori uitgevoerde technische keuringen A Profiel van het oppervlak B Vlakheid van het oppervlak C Gaafheid van de bestrating D Vulling van holten E Zaaien van grasmengsel Buitengewone herstellingswerken Verharding van gras-kunststofplaten Beschrijving Kenmerken van de materialen Kenmerken van de uitvoering A Bed van de bestrating B Profiel van het oppervlak C Vlakheid van het oppervlak van de gras-kunststofplaten D Dwarshelling van het oppervlak van de gras-kunststofplaten E Hoogteverschil tussen aanliggende gras-kunststofplaten F Gaafheid van de bestrating G Legverband H Voegen I Vullen van de holten Wijze van uitvoering A Aanleggen van het legbed B Plaatsen van de gras-kunststofplaten C Vastzetten van gras-kunststofplaten D Vullen van de holten E Zaaien van grasmengsel F Ingebruikneming Meetmethode voor hoeveelheden Controles Buitengewone herstellingswerken Bestratingen - overzichtstabel Bestratingen - steenverbanden VI-vi Standaardbestek 250 april 2006

7 3.9.1 Segmentverband Schubbenverband Waaierverband Schelpen- of pauwstaartverband Halfsteensverband Elleboogverband Visgraatverband Keperverband Blokverband ANDERE VERHARDINGEN Verharding van gietasfalt Beschrijving Kenmerken van de materialen Kenmerken van de uitvoering A Meetkundige kenmerken van de verharding B Constructieve kenmerken van de laag C Constructieve kenmerken van de naden D Behandeling van het oppervlak Wijze van uitvoering A Algemeen geldige bepalingen B Samenstelling van het gietasfalt C Bereiding van het gietasfalt D Vervoer van het gietasfalt E Verwerking van het gietasfalt F Oppervlakbehandeling van het gietasfalt Meetmethode voor hoeveelheden Controles Voorafgaande technische keuring A posteriori uitgevoerde technische keuringen A Korrelverdeling en bindmiddelgehalte B Profiel van het oppervlak C Vlakheid van het oppervlak D Dikte van de verharding E Percentage holle ruimte van de verharding Specifieke kortingen wegens minderwaarde Vlakheid van het oppervlak Dikte van de laag Percentage holle ruimte van de laag Dolomietverharding Beschrijving Kenmerken van de materialen Kenmerken van de uitvoering A Samenstelling van de lagen B Dikte van de lagen C Profiel van het oppervlak D Vlakheid van het oppervlak E Draagvermogen F Dwarshelling van het oppervlak Wijze van uitvoering A Bereiding en vervoer van het dolomiet B Verwerking C Nabehandeling met calciumchloride D Ingebruikneming Meetmethode voor hoeveelheden Controles Voorafgaande technische keuring A posteriori uitgevoerde technische keuringen A Gemiddelde dikte B Profiel van het oppervlak C Vlakheid van het oppervlak april 2006 Standaardbestek 250 versie 2.1 VI-vii

8 D Draagvermogen Specifieke kortingen wegens minderwaarde Vlakheid van het oppervlak Dikte van de verharding Walsbetonverharding Beschrijving Kenmerken van de materialen Kenmerken van de uitvoering A Samenstelling van de laag B Dikte van de laag C Profiel van het oppervlak D Vlakheid van het oppervlak E Druksterkte Wijze van uitvoering Meetmethode voor hoeveelheden Controles Specifieke kortingen wegens minderwaarde Dikte Druksterkte Verharding van ternair mengsel voor fiets- en voetpaden Beschrijving Materialen Kenmerken van de uitvoering A Samenstelling van de laag B Dikte van de laag C Profiel van het oppervlak D Vlakheid van het oppervlak E Draagvermogen Wijze van uitvoering Meetmethode voor hoeveelheden Controles Dikte Profiel van het oppervlak Vlakheid van het oppervlak Draagvermogen Specifieke kortingen wegens minderwaarde Dikte Verharding in steenslag voor fiets- en voetpaden Beschrijving Materialen Kenmerken van de uitvoering A Samenstelling van de lagen B Dikte van de lagen C Profiel van het oppervlak D Vlakheid van het oppervlak E Draagvermogen Wijze van uitvoering Meetmethode voor hoeveelheden Controles Dikte Profiel van het oppervlak Vlakheid van het oppervlak Draagvermogen Druksterkte Specifieke kortingen wegens minderwaarden Dikte VI-viii Standaardbestek 250 april 2006

9 1 CEMENTBETONVERHARDINGEN 1.1 Beschrijving De cementbetonverharding omvat: - het laags- en strooksgewijs spreiden en mechanisch verdichten van een mengsel van granulaten, cement, aanmaakwater, en eventuele hulpstoffen ten einde een stijve verharding te verwezenlijken met of zonder wapening voor de rijbanen, zijstroken, fietspaden of voetpaden, alsook voor de trottoirbanden, kantstroken of straatgoten wanneer ze als geheel samen met de rijbaan, zijstroken, fietspaden of voetpaden worden aangelegd; verhardingen van doorgaand gewapend cementbeton bestaan uit één of meer stroken gewapend beton gescheiden door langsvoegen evenwijdig met de rijbaanas en al dan niet met verankeringslandhoofden aan de uiteinden ervan. - de werken die van voornoemde werken afhangen of ermee samenhangen, zoals: - in voorkomende gevallen het vooraf wegwerken van de oneffenheden van de fundering of, bij ontstentenis ervan, van het baanbed wanneer een verharding wordt opgebroken en de fundering of, bij ontstentenis ervan, het baanbed behouden blijft; - in voorkomende gevallen het vooraf effenen en verdichten van wielsporen in de fundering of, bij ontstentenis ervan, in het baanbed; - het vooraf van het oppervlak van de fundering of, bij ontstentenis ervan, van het baanbed verwijderen van alle plassen en ongewenste materialen; - het aanbrengen van een plastiekfolie op het oppervlak van de fundering die niet beschermd werd tegen uitdrogen met bitumenemulsie of, bij ontstentenis ervan, op het baanbed; - het uitvoeren van langsvoegen tussen de stroken en van dwarsvoegen in de stroken, teneinde de verharding in platen te verdelen; - het eventueel uitvoeren van langsvoegen in de aangelegde stroken ter plaatse van de verdeling in rijstroken; - in voorkomende gevallen, het aanbrengen van dwarse en/of langse werkvoegen tussen aan te leggen en bestaande cementbetonverhardingen; - het aanbrengen van ankerstaven in de langsvoegen, wanneer ze voorgeschreven worden in de aanbestedingsdocumenten; - het aanbrengen van de vooraf behandelde deuvels in de dwarsvoegen van de rijbaan, wanneer deuvels voorgeschreven worden in de aanbestedingsdocumenten; - het aanbrengen van de wapening bij de uitvoering van doorgaand gewapend cementbeton; - de voegvulling; - het dateren van de platen; - de oppervlakbehandeling; - de bescherming tegen uitdroging, vorst, uitspoeling door neerslag en andere beschadigingen bij de aanleg Materialen De materialen zijn hoofdzakelijk: - zand voor cementbeton voor wegenwerken volgens III-6.2.5, met dien verstande dat de bepaling III alleen geldt voor de rijbanen of de deklaag van het cementbeton ingeval van tweelaagse uitvoering van cementbeton; - steenslag of grind voor cementbeton, voor wegverhardingen en lijnvormige wegelementen volgens III , met dien verstande dat de bepaling III E alleen geldt voor de rijbanen; april 2006 Standaardbestek 250 versie 2.1 VI-1

10 - cement CEM I (LA) of cement CEM III/A (LA) van de sterkteklasse 42,5 volgens III-8; - hulpstoffen voor mortel en beton volgens III-20; - aanmaakwater volgens NBN-EN 1008; - nabehandelingsproducten volgens III-15; - plastiekfolie volgens III of volgens III (enkel voor landbouwwegen); - staalproducten voor voegen in cementbetonverhardingen volgens III-12.1; - staal voor doorgaand gewapend beton volgens III-12.2; - bitumenemulsies volgens III-11.4; - voegvullingsproducten volgens III-16; - voegplanken voor uitzettingsvoegen volgens III-17; - voeginlagen volgens III-18; - kleefvernis volgens III-19; - calciumchloride in oplossing volgens III Kenmerken van de uitvoering Meetkundige kenmerken van het profiel De peilen van een willekeurig profiel worden afgeleid uit de peilen van de aanbestedingsdocumenten Meetkundige kenmerken A DIKTE De totale nominale dikte wordt aangegeven in de aanbestedingsdocumenten. In het geval van een tweelaagse uitvoering bedraagt de nominale dikte van de deklaag 40 mm B LENGTE De nominale lengte van de betonplaten is 5 m. De nominale lengte van de betonplaten van de vrijliggende fietspaden is 4 m. De betonplaten voor fietspaden zijn 5 m lang als ze enkel gescheiden worden van de rijbaan door een langsvoeg én als de rijbaan ook uit platenbeton bestaat. De dwarsvoegen liggen dan ook in elkaars verlengde. In dat geval worden ook deuvels voorzien voor de fietspaden als de rijbanen verdeuveld zijn. De betonverhardingen voor wegen van de bouwklassen B1 t.e.m. B5, zijn steeds van deuvels voorzien C BREEDTE De nominale breedte wordt aangegeven in de aanbestedingsdocumenten. In de regel bedraagt ze hoogstens 4,50 m. In de bochten mag de plaatbreedte hoogstens 0,05 m afwijken van de nominale plaatbreedte. Bij nominale plaatbreedten kleiner dan 3 m bedraagt deze afwijking hoogstens 0,02 m D DWARSHELLING VI-2 Standaardbestek 250 april 2006

11 De nominale dwarshelling wordt aangegeven in de aanbestedingsdocumenten. Zo niet bedraagt ze 2,5 % voor wegen van de bouwklassen B1 t.e.m. B5 en 2 % voor de wegen van de bouwklasse B6 t.e.m. B10 en de landbouwwegen E GAAFHEID De randen vertonen geen afbrokkelingen. Er zijn geen oppervlaktegebreken (afdrukken, schuine of langse groeven, gaten, grindnesten, afgebroken hoeken, afgebroken randen en bij platenbeton de scheuren die twee willekeurige randen van een plaat verbindt, niet doorlopende scheuren langer dan 0,5 m, enz.). Voor landbouwwegen geldt: - een plaat vertoont geen niet-doorlopende scheur langer dan 1,0 m en/of een scheur die twee willekeurige randen van de plaat verbindt; - de som van de lengten van de niet-doorlopende scheuren van een plaat bedraagt hoogstens 3,0 m; de scheuren korter dan 0,5 m worden niet meegerekend voor het berekenen van de totale lengte; - een plaat mag geen scheur vertonen die, vertrekkend van een boord terugkomt naar dezelfde boord Meetkundige en constructieve kenmerken van de voegen en de wapening A ALGEMENE BEPALINGEN De algemene regel is dat: - de langsvoegen evenwijdig met, en de dwarsvoegen loodrecht op de as van de rijbaan zijn; - de dwarsvoegen in aan elkaar grenzende stroken in elkaars verlengde zijn B DWARSVOEGEN B.1 Uitzettingsvoeg De uitzettingsvoegen worden aangebracht op de plaatsen waar de cementbetonverharding vrij moet kunnen uitzetten. Deze plaatsen worden aangeduid in de aanbestedingsdocumenten. De uitzettingsvoegen beantwoorden aan de figuren VI-1-1 tot VI-1-3. De toleranties in min en meer op de aangegeven nominale afmetingen van de sponning voor de voegvulling, gemeten kort na het zagen, zijn 1 mm voor de individuele afmetingen. De uitzettingsvoegen zijn steeds gedeuveld wanneer de verharding een dikte heeft van 180 mm of meer. april 2006 Standaardbestek 250 versie 2.1 VI-3

12 Figuur VI-1-1: bovenaanzicht dwarse uitzettingsvoeg (alle maten in mm), 150 a < 300 Figuur VI-1-2: dwarse uitzettingsvoeg, doorsnede A A (alle maten in mm) warm verwerkte massa koud verwerkte massa Figuur VI-1-3: detail van de dwarse uitzettingsvoeg (alle maten in mm) B.2 Krimpvoeg De krimpvoeg beantwoordt aan één van de types afgebeeld in de figuren VI-1-4 tot VI-1-9. De toleranties in min en in meer op de erop aangegeven nominale dikte van de zaagsnede, gemeten kort na het zagen, zijn 1 mm voor de individuele dikten. De krimpvoegen in de rijbaan van wegen van de bouwklassen B1 t.e.m. B5 zijn steeds gedeuveld. VI-4 Standaardbestek 250 april 2006

13 Wegen van de bouwklassen B6 t.e.m. B10 en BF kunnen eventueel met gedeuvelde krimpvoegen uitgevoerd worden. In dit geval wordt dat aangegeven in de aanbestedingsdocumenten. Figuur VI-1-4: bovenaanzicht dwarse krimpvoeg (alle maten in mm), 150 a < 300 Figuur VI-1-5: doorsnede A A (alle maten in mm) dwarse krimpvoeg type 1: met zaagsnede en sponning met voegvulling Figuur VI-1-6: warm verwerkte massa koud verwerkte massa detail van de dwarse krimpvoeg type 1 (alle maten in mm) april 2006 Standaardbestek 250 versie 2.1 VI-5

14 Figuur VI-1-7: doorsnede A A (alle maten in mm) dwarse krimpvoeg type 2: met harde voegvullingsstrip Figuur VI-1-8: doorsnede A A (alle maten in mm) dwarse krimpvoeg type 3: met zaagsnede zonder sponning en zonder voegvulling voor vrijliggende fietspaden, vrijliggende zijstroken en voetpaden Figuur VI-1-9: doorsnede A A (alle maten in mm) dwarse krimpvoeg type 4: met plastiekfolie B.3 Dwarse werkvoeg De dwarse werkvoeg die aangebracht wordt telkens de aanleg van de strook begonnen, onderbroken of beëindigd wordt, behalve waar een uitzettingsvoeg voorzien is, beantwoordt, volgens het toepassingsgebied, aan de figuren VI-1-10 tot VI De dwarse werkvoegen zijn alleen in de rijbaan van deuvels voorzien. De dwarse werkvoegen van de landbouwwegen worden niet verdeuveld. De dwarse werkvoegen van fietspaden worden verdeuveld als de krimpvoegen verdeuveld worden. VI-6 Standaardbestek 250 april 2006

15 Figuur VI-1-10: bovenaanzicht dwarse werkvoeg (alle maten in mm), 150 a < 300 Figuur VI-1-11: dwarse werkvoeg, doorsnede A A (alle maten in mm) warm verwerkte massa koud verwerkte massa Figuur VI-1-12: detail van de dwarse werkvoeg (alle maten in mm) april 2006 Standaardbestek 250 versie 2.1 VI-7

16 C LANGSVOEGEN C.1 Langse buigingsvoeg De langse buigingsvoeg beantwoordt aan de figuren VI-1-13 tot VI De toleranties in min en in meer op de erop aangegeven nominale dikte van de zaagsnede zijn 1 mm voor de individuele dikten. In de langse buigingsvoeg zijn eventueel ankerstaven aangebracht. In dit geval wordt dat aangegeven in de aanbestedingsdocumenten. Figuur VI-1-13: bovenaanzicht langse buigingsvoeg (alle maten in mm), 750 b < 1000 Figuur VI-1-14: langse buigingsvoeg, doorsnede A A (alle maten in mm) neopreen profiel warm verwerkte massa koud verwerkte massa Figuur VI-1-15: detail van de langse buigingsvoeg (alle maten in mm) scheurvormingsaanzet met afgeschuinde voegsponning VI-8 Standaardbestek 250 april 2006

17 C.2 Langse werkvoeg De langse werkvoeg beantwoordt aan één van de types op de figuren VI-1-16 tot VI-1-18, met dien verstande dat de types 2 en 3 die met hol en dol zijn op halve hoogte van de platen, alleen toegepast mogen worden wanneer de verharding een dikte heeft van 200 mm of meer. De toleranties in min en meer, op de erop in mm aangegeven nominale maten, gelden voor de individuele afmetingen. Voor de wegen van bouwklasse B1 t.e.m. B5 worden steeds ankerstaven geplaatst in de langse werkvoeg. Voor de wegen van bouwklasse B6 t.e.m. B10 dient de plaatsing van ankerstaven in de langse werkvoeg te worden aangegeven in de aanbestedingsdocumenten. De ankerstaven hebben een diameter van 16 mm voor de wegen van bouwklassen B1 t.e.m. B5 en een diameter van 12 mm voor de wegen van bouwklassen B6 t.e.m. B10. Figuur VI-1-16: doorsnede langse werkvoeg type 1 (alle maten in mm) Figuur VI-1-17: doorsnede langse werkvoeg type 2 (alle maten in mm) Figuur VI-1-18: doorsnede langse werkvoeg type 3 (alle maten in mm) C.3 Langsvoeg tussen asfalt en beton De langsvoeg tussen asfalt en beton is een gezaagde sponning in het asfalt (zie D voor de afmetingen) en wordt opgevuld met een geprefabriceerde voegvullingsstrip of met gegoten voegvullingsproduct. april 2006 Standaardbestek 250 versie 2.1 VI-9

18 C.4 Langsvoeg tussen beton en lijnvormig element of betonnen fietspad De langsvoeg tussen beton en een ter plaatse vervaardigd lijnvormig element of een betonnen fietspad is een langse werkvoeg van het type 1, zonder verankering, tenzij de aanbestedingsdocumenten het opleggen D GEZAAGDE SPONNING De gezaagde sponning is derwijze aangebracht dat de vooraf uitgevoerde zaagsnede, aangebracht zodra het beton voldoende verhard is, er volledig invalt. Wanneer een koud verwerkt voegvullingsproduct aangebracht wordt, dan heeft de gezaagde sponning een nominale breedte van 7 mm en een nominale diepte van 25 mm. Wanneer een warm verwerkt voegvullingsproduct aangebracht wordt, dan heeft de gezaagde sponning een nominale breedte van 10 mm en een nominale diepte van 30 mm. De toleranties in min en in meer op de breedte zijn 1 mm voor de individuele afmetingen. De sponningen worden alleen afgeschuind bij wegen van bouwklassen B1 t.e.m. B E DEUVELS Deuvels kunnen alleen voorgeschreven worden wanneer de verharding een dikte heeft van 180 mm of meer. De deuvels zijn met bitumenemulsie ingestreken of met in de aanbestedingsdocumenten voorgeschreven coating behandeld. Ze zijn aangebracht op halve dikte van de platen evenwijdig met de richting van de strook, derwijze dat ze door de dwarse voeg doormidden zijn gedeeld. De onderlinge afstand bedraagt 0,30 m. De afstand tot de rand van de strook bedraagt minstens 0,15 m en hoogstens 0,30 m F ANKERSTAVEN De ankerstaven zijn aangebracht op halve dikte van de platen (verharding) dwars op de richting van de strook, met een tolerantie van 30 mm onder het midden van de betonverharding. De onderlinge afstand bedraagt 0,75 m bij platenbeton. Bij doorgaand gewapend beton bedraagt de afstand 0,80 m tot 0,85 m ten einde het boren van de gaten tussen de dwarswapening te kunnen uitvoeren. De afstand tot de dwarsvoeg bedraagt minstens 0,75 m en hoogstens 1,00 m G WAPENINGEN VOOR DOORGAAND GEWAPEND BETON G.1 Wapeningsnet: Paneel: Dwarselement: Definities is het samenstel van langs- en dwarsstaven die t.o.v. elkaar een bepaalde hoek α vormen; zij vormen een netstructuur waarvan de knooppunten hetzij in de fabriek gelast zijn of op het werk gebonden zijn. is een deel van een wapeningsnet van bepaalde afmetingen. is de dwarsstaaf waaraan de steunen, bestemd om de staaf op zijn plaats te houden t.o.v. het funderingsoppervlak, bevestigd zijn. Aangezien de langsstaven bevestigd zijn op de dwarsstaven kunnen de steunen fungeren als verbinding tussen de langsstaven en de dwarsstaven. Iedere steun moet zonder zichtbare vervorming weerstaan aan een puntbelasting van 250 kg. VI-10 Standaardbestek 250 april 2006

19 G.2 Plans De wapening voldoet aan de figuren VI-1-19 en VI Principe voor de schikking: 1. langs de randen in langsrichting, steunen afwisselend van de ene dwarswapening tot de volgende, tussen de 2 uiterste mazen ( O ); 2. voor elke dwarswapening, een steun om de 3 mazen te beginnen met de dichtst tegen de buitenrand gelegen steun ( X ); 3. naargelang het aantal dwarswapeningen, bedraagt de afstand op elke dwarswapening tussen de twee uiterste steunen 3, 4 of 5 mazen (schuine streeplijnen). Figuur VI-1-19: wapeningsplan - doorgaand gewapend beton (alle maten in mm) Figuur VI-1-20: schema voor de schikking van de steunen (alle maten in mm) De wapeningsnetten worden vervaardigd van ter plaatse verbonden staven of van in de fabriek geprefabriceerde panelen. Op het werk is verbinding door lassen verboden. De onderlinge verbinding van de staven en de bevestiging aan de steunen moeten iedere speling van het samenstel verhinderen vóór en tijdens de verwerking van het beton. Ten minste één knooppunt op twee wordt gebonden. Iedere overlapping van wapeningen moet een lengte van 35 maal de nominale diameter hebben en ten minste 2 verbindingspunten omvatten. De overlappingen worden zo geschikt dat er geen twee overlappingen in dezelfde dwarsdoorsnede vallen van een stortbreedte. april 2006 Standaardbestek 250 versie 2.1 VI-11

20 De afmetingen van de wapeningsstaven zijn: - langsstaaf : - lengte = minstens mm met een tolerantie naar boven van 200 mm op de normale lengte; - nominale diameter = 16 mm of 20 mm. - dwarsstaaf: - lengte = (b - 140)/0,866 mm met een tolerantie van 20 mm naar boven of naar beneden; waarin b de stortbreedte in mm van de verharding is; - nominale diameter = 12 of 16 mm. De kenmerken van de wapening zijn volgens tabel VI-1-1. Nominale dikte van de betonverharding Nominale diameter van de langswapening Tussenafstand h.o.h. en tolerantie van de langswapeningen 150 ± ± ± ± 20 Hoogte van de steun voor de wapeningen Nominale diameter van de bouwklasse 1 t.e.m dwarswapening bouwklasse 6 t.e.m Afstand en tolerantie tussen de bovenste beschrijvende van de langswapening en het oppervlak van de éénlaagse verharding Afstand en tolerantie tussen de bovenste beschrijvende van de langswapening en het oppervlak van de tweelaagse verharding Tabel VI-1-1: kenmerken van de wapening (alle afmetingen in mm) 65 ± ± ± ± 10 n.v.t. 80 ± ± ± H AFMETINGEN EN WAPENING VAN DE VERANKERINGSLANDHOOFDEN De plaats van en het aantal verankeringslandhoofden worden nader omschreven in de aanbestedingsdocumenten. De afmetingen en de wapening van de verankeringslandhoofden voldoen aan de voorschriften van de figuren VI-1-21 tot VI Figuur VI-1-21: langsdoorsnede verankeringslandhoofd (alle maten in mm) VI-12 Standaardbestek 250 april 2006

21 Figuur VI-1-22: dwarsdoorsnede verankeringslandhoofd (alle maten in mm) Figuur VI-1-23: doorsnede A A van het verankeringslandhoofd (alle maten in mm) Kenmerken van het beton A DEFINITIE Beton wordt verkregen door menging van steenslag, zand, cement, water en eventueel hulpstoffen. april 2006 Standaardbestek 250 versie 2.1 VI-13

22 B KENMERKEN Korrelverdeling van de éénlaagse uitvoering en van de onderlaag van de tweelaagse uitvoering: - de korrelverdeling van de granulaten is continu; - de maximum nominale afmeting van de granulaten is beperkt tot 31,5 mm of tot 20 mm. De aanbestedingsdocumenten leggen deze keuze op, zo niet is de maximale korrelmaat 31,5 mm. Korrelverdeling van de deklaag van de tweelaagse uitvoering: - het aangewende steenkaliber is 4/6,3. Het percentage bedraagt minimum 60 % van het zandsteenslagmengsel. Het percentage zand wordt, rekening houdend met een goede verwerkbaarheid, zo laag mogelijk gehouden. Cement: - soort: portlandcement (CEM I) of hoogovencement (CEM III/A) met gecertificeerd beperkt alkaligehalte; - sterkteklasse: 42,5; - voor de deklaag en de onderlaag wordt steeds dezelfde cementsoort gebruikt; - de hoeveelheid cement en de water-cementfactor zijn volgens tabel VI-1-2. Bouwklasse B1-B5 B6-B10, BF landbouwwegen Tabel VI-1-2 Laag bovenlaag (één- of tweelaags) onderlaag in tweelaagssysteem bovenlaag (één- of tweelaags) onderlaag in tweelaagssysteem Maximum nominale afmeting D max van de granulaten in mm Hoeveelheid cement C in kg/m³ Watercementfactor W/C > ,45 6,3 < D max ,45 < 6,3 (alleen deklaag) 425 0,45 > ,45 > ,50 6,3 < D max ,50 < 6,3 (alleen deklaag) 400 0,50 > ,50 > ,50 6,3 < D max , Wijze van uitvoering De eventuele asfaltlaag, ABT-B1, onder de betonverharding beantwoordt aan de voorschriften van Algemene bepalingen Het storten, verdichten, afwerken en beschermen tegen uitdroging worden onmiddellijk opéénvolgend en zoveel mogelijk zonder onderbreking uitgevoerd. Daartoe zorgt de aannemer ervoor dat de bereiding en de aanvoer van het mengsel steeds verzekerd zijn en dat de voorbereidende werken steeds ver genoeg gevorderd zijn. De uitvoering mag niet aangevat worden indien er onvoldoende afdekkingsmateriaal voorradig is om de verharding gedurende de eerste 2 uren na het aanbrengen van de bescherming tegen uitdroging te VI-14 Standaardbestek 250 april 2006

23 kunnen beschutten tegen uitspoeling door neerslag, en om ze bij vorstgevaar, gedurende de eerste 48 uren na het aanbrengen van de bescherming tegen uitdroging, te kunnen beschutten tegen vorst Samenstelling van het mengsel De aannemer bepaalt de samenstelling van het mengsel, rekening houdend met de bepalingen inzake de kenmerken van de materialen en van de uitvoering. Elke samenstelling wordt door de aannemer toegelicht in een verantwoordingsnota, waarin o.m. worden vermeld: - de kenmerken van de materialen: - steenslag; - zand; - cement; - eventuele hulpstoffen; - het doel en de mogelijke nevenwerkingen van de hulpstoffen; - de korrelverdelingskromme van het steenslag, het zand en het mengsel; - de samenstelling van het beton (uitgedrukt in massadelen per m³ verwerkt beton); - de consistentie (NBN-EN en , Abrahamskegel of VB-consistentie) 30 min. na het bereiden van het mengsel; - de druksterkte na 7 en 28 dagen; - de droge volumemassa van het beton; - de wijze van uitvoering en aangewende verdichting; - de plaats van vervaardiging; - de manier van aanvoer. Voor de éénlaagse verhardingen is het gebruik van luchtbelvormers verplicht indien de maximale nominale afmeting van de granulaten 20 mm. Voor de deklaag en de onderlaag van de tweelaagse verharding is de luchtbelvormer verplicht. De te bekomen luchtgehaltes staan vermeld in de tabel VI-1-3. De afstandsfactor van de ingebrachte luchtbellen is kleiner dan 0,20 mm gemeten op het verharde beton. Het gebruik van een plastificeerder welke verenigbaar is met de luchtbelvormer is verplicht. Bouwklasse B1-B5 B6-B10, BF landbouwwegen Tabel VI-1-3 Laag bovenlaag (één- of tweelaags) onderlaag in tweelaagssysteem bovenlaag (één- of tweelaags) onderlaag in tweelaagssysteem Maximum nominale afmeting D max van de granulaten in mm Luchtgehalte > 20-6,3 < D max 20 3 % < 6,3 (alleen deklaag) 5 % > 20 3 % > 20-6,3 < D max 20 3 % < 6,3 (alleen deklaag) 5 % > 20 3 % > 20-6,3 < D max 20 3 % april 2006 Standaardbestek 250 versie 2.1 VI-15

24 Telkens de aannemer de samenstelling wijzigt, stelt hij m.b.t. de wijziging een verantwoordingsnota op, zoals hiervoor beschreven. De aannemer verwerkt een betonmengsel ten vroegste vijftien kalenderdagen nadat hij de verantwoordingsnota aan de leidend ambtenaar voorgelegd heeft. Ingeval hij ze voorlegt per aangetekend schrijven, begint die termijn op de dag volgend op de postdatum van het toezenden. Zoniet begint die termijn op de datum van ontvangst, genotificeerd in het dagboek der werken. Bovendien maakt hij op eenvoudig verzoek van de leidend ambtenaar, ten laatste de werkdag erop volgend, monsters over van de materialen waarvan sprake in de verantwoordingsnota Bereiding van het mengsel Het mengsel wordt mechanisch gemengd in een mengcentrale. De inrichting voor het ledigen van de mengkuip is zodanig dat ontmenging voorkomen wordt Vervoer van het mengsel Het transport gebeurt ofwel met laadbakken die met een zeildoek afgedekt zijn, ofwel met wagens uitgerust met een menginrichting Verwerking van het mengsel De verwerking gebeurt: - hetzij met een machine met glijbekisting; - hetzij tussen vaste bekisting d.m.v. een trein die bestaat uit een spreid-, een tril- en een afwerkingsmachine; - eventueel een voegtrilapparaat. Wanneer de krimpvoegen voor wegen van bouwklasse B6 t.e.m. B10 en voor landbouwwegen van het type met harde voegvullingsstrip of met plastiekfolie zijn, zijn de hierboven vermelde machines tevens uitgerust met een trilmes. Een afzonderlijk voegtrilapparaat is eveneens toegelaten indien het is uitgerust met een boordondersteuning. In bepaalde uitzonderlijke omstandigheden zoals plaatselijke verbredingen, puntverbindingen, driehoeksverbindingen mag het verwerken met de hand gebeuren en wordt het gespreide beton met aangepast trilmaterieel verdicht. De verdichting is zodanig dat overal een gesloten textuur bekomen wordt. De tijdspanne tussen het ogenblik waarop het mengsel vervaardigd is en het aanbrengen van de bescherming tegen uitdroging bedraagt hoogstens 2 uren. Zoniet is de leidend ambtenaar gerechtigd de verharding te weigeren en onmiddellijke verwijdering ervan te eisen. Het beton wordt in één laag gestort. Voor bijzondere toepassingen kan het storten in 2 lagen voorgeschreven worden in de aanbestedingsdocumenten. Het aanleggen in verscheidene stroken per verkeersrichting gebeurt altijd van het laagste naar het hoogste punt van het dwarsprofiel. Wanneer de verharding bestaat uit verscheidene rijstroken in iedere verkeersrichting, moet de aannemer steeds ten minste twee rijstroken tegelijk aanleggen, met uitzondering van de laatst aan te leggen rijstrook. Indien de pechstrook in beton van dezelfde kwaliteit en dikte als de rijstroken voorzien is, dan wordt deze als rijstrook beschouwd en steeds samen met de eerste rijstrook aangelegd. Iedere bijpleistering en besproeiing van het beton zijn verboden. Het storten van verhardingsbeton wordt maar toegestaan als de temperatuur van de lucht, onder thermometerhut, op 1,50 m boven de grond, afgelezen om 8 uur s ochtends hoger is dan of gelijk is aan +1 C en als het nachtminimum niet beneden -3 C gedaald is. De aannemer is evenwel verplicht het oppervlak van de verharding VI-16 Standaardbestek 250 april 2006

25 doeltreffend te beschermen tegen vorst en wel zo dat, gedurende 72 uren na het verwerken van het beton, de temperatuur op het bovenpeil van de verharding niet beneden +1 C daalt. Het storten van het beton wordt onderbroken in geval van aanhoudende regen of een stortregenvlaag. Daarenboven neemt de aannemer alle nodige maatregelen om het uitwassen van het verse betonoppervlak door de regen te voorkomen, zowel voor het beton dat gestort werd en nog niet verdicht werd als voor het pas afgewerkte beton. De verwerking van de deklaag gebeurt binnen het half uur op de verse onderlaag. Op de kruisingen en opritten, en overal waar de aannemer ertoe verplicht is doorgang te verlenen, neemt hij de nodige maatregelen om iedere beschadiging van het oppervlak te verhinderen. Voor het verkrijgen van een vlak oppervlak, dient de glijbekistingsmachine voor wegen van bouwklasse B1 t.e.m. B5 uitgerust te zijn met een langse afstrijkbalk. Dit is eveneens het geval voor de deklaag van de tweelaagse uitvoering. Het gebruik van de langse afstrijkbalk is evenwel verboden voor de onderlaag van de tweelaagse uitvoering. Onmiddellijk na de overgang met deze balk worden de eventuele sporen weggewerkt, bijvoorbeeld door een jutedoek of sleepplaat over het verse betonoppervlak te trekken vóór de uitvoering van de oppervlakbehandeling Plaatsen van deuvels en ankerstaven De deuvels worden in een volstrekt evenwijdige stand t.o.v. de as van de betonplaat geplaatst en gehouden - hetzij met metalen deuvelstoelen; - hetzij door ze in te trillen in het verdichte, verse beton. De deuvelstoelen worden gemonteerd in de fabriek. De ankerstaven in langse buigingsvoegen worden hetzij op stoelen geplaatst, hetzij in het beton getrild. Voor wegen van de bouwklasse B1 t.e.m. B5 worden de ankerstaven in langse werkvoegen hetzij aangebracht in het verse beton indien de glijbekistingsmachine hiertoe uitgerust is (hol- en dolverbinding met inlage van metalen strip), hetzij geplaatst en verankerd in geboorde gaten. In geval van aansluiting op een bestaande verharding worden in dwarse werkvoegen tussen nieuwe en oude platen de deuvels aangebracht door in de oude platen gaten te boren en de deuvels erin te verankeren. In de langse werkvoegen tussen nieuwe en oude platen worden de ankerstaven aangebracht conform de specificaties gegeven in de aanbestedingsdocumenten Aanbrengen van de voegen Voor wegen van bouwklasse B1 t.e.m. B5 worden de voegen verplicht in het verharde beton gezaagd. Deze voegen worden afgeschuind. De dwarse krimpvoegen en de langse buigingsvoegen worden uiterlijk 24 u na de verwerking van het beton gezaagd. De sponningen worden eventueel later gezaagd. Bij constructievoegen en de voegen tussen cementbetonverhardingen en bitumineuze verhardingen of lineaire elementen wordt na het opengaan van de voeg gezaagd. Voor wegen van de bouwklassen B6 t.e.m. B10 en de landbouwwegen worden de krimpvoegen in het verharde beton gezaagd of in het verse beton ingetrild. De krimpvoegen van het type met harde voegvullingsstrip of met plastiekfolie worden met een maximum 6 mm dik trilmes in het verse beton gesneden. Daarna wordt de strip derwijze in de snede aangebracht dat hij circa 1 mm onder het betonoppervlak zit. Vervolgens worden de randen van de voegsnede zodanig aangedrukt dat alle oneffenheden verdwijnen. april 2006 Standaardbestek 250 versie 2.1 VI-17

26 De krimpvoegen van fietspaden worden gezaagd Voegvulling De voegvulling van de voegen met sponning wordt onmiddellijk na het aanbrengen van de sponningen aangebracht, met dien verstande dat het aanbrengen van de voegvulling verboden is bij neerslag evenals bij temperaturen lager dan 5 C. Ze omvat in volgorde: - het uit de sponning verwijderen van stofdeeltjes en brokjes; - het drogen van de sponning met een stralings- of warmeluchtapparaat; - het aanbrengen van de voeginlage onderin de sponning, derwijze dat ze over haar gehele lengte in contact is met de bodem van de sponning; - het aanbrengen van kleefvernis op de verticale wanden en de sponning; - het aanbrengen van het voegvullingsproduct bovenop de voeginlage in de sponning. De bovenkant van het voegvullingsproduct bevindt zich op max. 5 mm diepte onder het oppervlak van de verharding. In geval van het gebruik van neopreenprofielen voor wegen van bouwklassen B1 t.e.m. B5 worden deze aan de voegranden gekleefd en zijn ze minstens 1,5-maal zo breed als de voegsponning Oppervlakbehandeling Op de cementbetonverharding, eventuele trottoirbanden en straatgoten of watergreppels uitgezonderd, wordt steeds een oppervlakbehandeling uitgevoerd, bestaande uit een van de hierna beschreven technieken. Indien de aanbestedingsdocumenten geen oppervlakbehandeling opleggen, dan wordt het beton uitgewassen bij wegen van bouwklasse B1 t.e.m. B5 en eenvoudig dwars gebezemd bij wegen van bouwklasse B6 t.e.m. B10 en bij de landbouwwegen. De deklaag van de tweelaagse uitvoering wordt steeds uitgewassen. Een gemiddelde uitwasdiepte van 0,8 tot 1,2 mm wordt nagestreefd A UITWASSEN VAN HET STEENSLAGSKELET Het uitwassen van het steenslagskelet omvat: - het gelijkmatig verstuiven van een bindingsvertrager op het verse betonoppervlak. De vertrager bevat een pigment dat zorgt voor een permanent heldere kleur. Vóór het werk regelt de aannemer de hoogtestand van de sproeiarm, het debiet van de verstuivers en de voortbewegingssnelheid als functie van de vereiste te verstuiven hoeveelheid. De voortgang van de verstuiverbuis is gelijkmatig of zoniet gestuurd als functie van het debiet ervan. De verstuiverbuis is helemaal afgeschermd tegen de wind; - de bescherming van het behandelde betonoppervlak met een waterdichte folie. Indien de folie geprefabriceerd is, bedraagt de dikte ervan ten minste 40 micrometer terwijl de breedte ervan gelijk is aan die van het te beschermen oppervlak plus 1 meter. De folie wordt op haar plaats gehouden door ballast, aangebracht buiten het te beschermen oppervlak; - het verwijderen van de folie en (eventueel nat) bezemen met een staalbezem ten vroegste 24 u na de verwerking van het beton. De banden zijn breed, ze hebben een lage bandenspanning en een brede loopvlak-tekening. De instelling van de bezem in de hoogte en onder een hoek is voorzien en maakt het zijwaarts uitsteken ervan mogelijk met ten minste 0,30 m aan weerszijden van de buitenomtrek van de banden; VI-18 Standaardbestek 250 april 2006