Het ondervragingsrecht in het Nederlandse strafprocesrecht getoetst aan artikel 6 EVRM

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Het ondervragingsrecht in het Nederlandse strafprocesrecht getoetst aan artikel 6 EVRM"

Transcriptie

1 Het ondervragingsrecht in het Nederlandse strafprocesrecht getoetst aan artikel 6 EVRM Een onderzoek naar het recht van de verdachte om getuigen in het Nederlandse strafproces op te roepen en te ondervragen in licht van artikel 6 EVRM H. Hafti (ANR:151991) Masterscriptie Rechtsgeleerdheid accent Strafrecht te verdedigen tegenover de Examencommissie van de Faculteit Rechtsgeleerdheid van de Universiteit van Tilburg prof. mr. T. Kooijmans (begeleider) en mr. S.S. Buisman (tweede lezer) op 13 februari 2015 om uur

2 Voorwoord Met een dubbel gevoel sluit ik met deze scriptie mijn jaren als rechtenstudente af. Aan de ene kant een gevoel van voldoening en vreugde, maar aan de andere kant betekent dit dat hiermee een einde is gekomen aan een plezierige en leerzame studententijd. Ik kan met een zeer tevreden gevoel terugblikken op deze studentenjaren. Deze scriptie vormt het sluitstuk van de master Rechtsgeleerdheid accent strafrecht aan de Universiteit van Tilburg. Voordat ik u veel leesplezier toewens, wil ik van deze gelegenheid gebruik maken om enkele mensen te bedanken die op welke manier dan ook een steentje hebben bijgedragen aan de totstandkoming van deze scriptie. Allereerst mijn begeleider de heer Kooijmans, dank u wel voor uw begeleiding, uw kritische blik op mijn scriptie, voor de tijd die u altijd heeft kunnen vrijmaken ondanks uw drukke agenda en het delen van uw kennis en uw visie over het onderwerp. Ook ben ik mijn vrienden, mijn zus en broers erg dankbaar voor hun steun gedurende mijn studiejaren. Ten slotte wil een bijzonder dankwoord richten tot mijn ouders aangezien zij met hun steun, vertrouwen en bemoedigende woorden mij als geen ander wisten te motiveren. Hanane Hafti Breda, januari 2015

3 INHOUDSOPGAVE Lijst van gebruikte afkortingen... 5 HOOFDSTUK 1 Inleiding, probleemstelling en plan van aanpak Inleiding Probleemstelling Vraagstelling Plan van aanpak HOOFDSTUK 2 Het ondervragingsrecht in het Straatsburgse perspectief: artikel 6 lid 3 sub d EVRM Inleiding Aard en inhoud van het recht om getuigen te (doen) ondervragen Een adequate and proper gelegenheid tot ondervraging Geen absoluut recht op ondervraging van de getuige Het arrest Al-Khawaja & Tahery t. Verenigd Koninkrijk Feitenschets Het Britse standpunt en het verdere procesverloop inzake Al-Khawaja en Tahery Het Straatsburgse beoordelingsmodel Goede grond voor uitblijven van effectieve ondervragingsgelegenheid De sole or decisive-rule Counterbalancing factors Volgorde van het beslissingsschema Counterbalancing factors nader bezien Post-Al-Khawaja & Tahery-jurisprudentie Analyse post-khawaja & Tahery-jurisprudentie: welke counterbalancing factors zijn voldoende? Counterbalancing factors bij zedenzaken met minderjarige slachtoffers Samenvatting en conclusie HOOFDSTUK 3 Het ondervragingsrecht in het Nederlandse strafprocesrecht Inleiding Het ondervragen van een getuige in het strafproces Het gebruik van een getuigenverklaring voor het bewijs De ontwikkelingen in de Nederlandse rechtspraak... 53

4 3.4.1 Post-Vidgen: Hoge Raad 29 januari Rechtspraak na HR 29 januari Samenvatting en conclusie HOOFDSTUK 4 Het ondervragingsrecht in het Nederlandse strafprocesrecht in het licht van artikel 6 EVRM Inleiding Beoordeling benaderingen ondervragingsrecht De eis van een goede reden Sole or decisive toetsing Aanwezigheid van voldoende counterbalancing factors Nederlandse invulling ondervragingsrecht in overeenstemming met Straatsburgse uitleg? Integraal overnemen van het Straatsburgse beslissingsschema Toepassen nadere bewijsmotivering Compenserende factoren in het Nederlandse strafprocesrecht Samenvatting en conclusies HOOFDSTUK 5 Conclusie en aanbevelingen Conclusie Aanbevelingen Bronnenlijst Literatuur Jurisprudentie... 92

5 Lijst van gebruikte afkortingen Aanwijzing AVR Aanwijzing auditief en audiovisueel registreren van verhoren van aangevers, getuigen en verdachten A-G Advocaat-Generaal EHRM (of Hof) Europees Hof voor de Rechten van de Mens EVRM Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden HR Hoge Raad Rb. rechtbank R-C rechter-commissaris Rh-C raadsheer-commissaris Sv Wetboek van Strafvordering Sr Wetboek van Strafrecht t. tegen 5

6 HOOFDSTUK 1 Inleiding, probleemstelling en plan van aanpak 1.1 Inleiding Cees heeft bij de politie bekend Willem om het leven te hebben gebracht. Naast deze bekennende verklaring, heeft Cees een belastende verklaring afgelegd over Johnny. Johnny zou de opdrachtgever zijn van de moord. Hij zou het vuurwapen hebben geleverd en zou voor het plegen van de moord een bedrag van vijftienduizend euro aan Cees hebben betaald. Dat Johnny de opdrachtgever zou zijn van de moord, blijkt voornamelijk uit de getuigenverklaring van Cees. Johnny ontkent betrokken te zijn bij de moord. Ondanks een verzoek van de verdediging aan de zijde van Johnny om Cees als getuige ter terechtzitting te ondervragen, heeft de verdediging Cees niet aan de tand kunnen voelen. Cees heeft namelijk op de terechtzitting een beroep gedaan op het aan hem toekomende verschoningsrecht. 1 In het Nederlandse strafprocesrecht wordt de verdachte de bevoegdheid verleend om oproeping van getuigen te doen verzoeken teneinde deze te kunnen ondervragen. 2 Dit geeft de verdachte de mogelijkheid om de geloofwaardigheid van getuigen te testen en twijfels te zaaien omtrent de betrouwbaarheid van de eerder afgelegde getuigenverklaring(en). Zoals uit bovenstaande casus blijkt, kunnen zich echter situaties voordoen waarbij het niet mogelijk is om getuigen te (doen) ondervragen. Een beroep op het verschoningsrecht is daar slechts één voorbeeld van. In de praktijk blijkt dat er ook andere situaties denkbaar zijn waarin het niet mogelijk dan wel onwenselijk is om getuigen, die in een eerder stadium belastend hebben verklaard, te (kunnen) ondervragen ondanks een tijdig gedaan verzoek. Hierbij kan worden gedacht aan gevallen waarin het gaat om anonieme getuigen, getuigen die overleden zijn, getuigen die om uiteenlopende redenen niet ter terechtzitting verschijnen of getuigen die onvindbaar zijn. 3 Indien de verdediging in geen enkel stadium van het geding de mogelijkheid heeft gehad om een getuige, die in een eerder stadium een belastende verklaring heeft afgelegd, te ondervragen, rijst de vraag of de desbetreffende getuigenverklaring voor het bewijs kan worden gebruikt. Het recht om getuigen op te roepen en te (doen) ondervragen is een fundamenteel recht. Artikel 6 lid 3 sub d van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) formuleert dit recht als een specifiek onderdeel van het grondbeginsel van het recht op een eerlijk proces ex artikel 6 EVRM. Het recht op een eerlijk proces, dat niet enkel geldt voor strafzaken, omvat in het derde lid van artikel 6 EVRM verdedigingsrechten, die te kwalificeren zijn als minimumwaarborgen waar verdragsstaten aan moeten voldoen als sprake is van (the determination of) a 1 De casus is ontleend aan een zaak die op 10 december 2013 is behandeld door de Hoge Raad. De casus is op bepaalde punten aangepast. HR 10 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:1744, NJ 2014/313 m.nt. T.M. Schalken. 2 Artikelen 263, 264, 288, 315 en 328 Sv. 3 De hier genoemde gevallen waarin het niet mogelijk dan wel onwenselijk is om getuigen te (kunnen) ondervragen is niet uitputtend. 6

7 criminal charge. 4 Hoewel in artikel 6 lid 3 sub d EVRM aan de verdachte het recht wordt toegekend om getuigen à charge en getuigen à décharge op te roepen en te (doen) ondervragen, blijkt echter uit de Straatsburgse rechtspraak dat dit recht geen absoluut recht is. 5 Dat brengt onder meer met zich mee dat er ruimte is om rekening te houden met de verschillende belangen die bij de uitoefening van het ondervragingsrecht op gespannen voet kunnen staan met elkaar. Enerzijds valt te denken aan het belang van de verdachte om getuigen te ondervragen en anderzijds valt te denken aan het belang van getuigen om niet ter terechtzitting te verklaren of het belang van de samenleving om de dader op de juiste wijze en voortvarend te vervolgen. 6 Het niet kunnen uitoefenen van het ondervragingsrecht door de verdediging leidt niet zonder meer in alle gevallen tot een schending van het recht op een eerlijk proces ex artikel 6 EVRM. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (hierna: EHRM) heeft namelijk in de rechtspraak eisen geformuleerd voor onder welke omstandigheden sprake kan zijn van een eerlijk proces, ondanks dat de verdediging in de uitoefening van haar ondervragingsrecht is beperkt en de in het eerder onderzoek afgelegde belastende getuigenverklaring voor het bewijs is gebruikt. Deze criteria volgen uit het arrest Al- Khawaja & Tahery en zijn richtinggevend voor de beoordeling of al dan niet sprake is van een eerlijk proces ex artikel 6 lid 1 en lid 3 sub d EVRM. Mede gelet op rechtspraak van het EHRM en de rechtstreekse werking dat (het belangrijkste deel van) het EVRM heeft binnen het Nederlandse rechtssysteem, was het onontkoombaar dat ook in het Nederlandse strafproces voorwaarden zouden worden gesteld aan het gebruik van verklaringen van belastende getuigen ingeval de verdediging in de uitoefening van haar verdedigingsrecht is beperkt. 7 Het Straatsburgse kader bevat geen dwingende regels voor de wijze waarop het oproepen en het (doen) ondervragen van belastende getuigen dient plaats te vinden, zolang de uitkomst van de procedure maar fair is. De Hoge Raad heeft eigen criteria gesteld met betrekking tot het gebruik van in het vooronderzoek afgelegde belastende verklaringen van niet-ondervraagde getuigen voor het bewijs. Uit eerdere rechtspraak van het EHRM blijkt dat de wijze waarop in het Nederlandse strafprocesrecht wordt omgegaan met het recht om belastende getuigen te ondervragen, niet altijd Straatsburgsproof 8 is. Dit bleek onder meer uit de zaak Vidgen t. 4 Zie voor uitgebreide bespreking van wat onder criminal charge wordt verstaan, Harteveld e.a. 2004, p ; Mols 2003, p Een getuige à charge is een persoon die op verzoek van de openbare aanklager is opgeroepen en doorgaans een belastende verklaring aflegt. Een getuige à décharge is een persoon die op verzoek van de verdachte is opgeroepen en in beginsel een ontlastende verklaring aflegt. In het Nederlandse strafrechtsysteem kent men de begrippen à charge en à décharge niet Zie Mols 2003, p. 371 en Scheele 2011, p Kooijmans 2013, p Artikelen 93 en 94 Grondwet en Corstens/Borgers 2014, p T.N.B.M. Spronken, annotatie bij: EHRM 10 juli 2012, 29353/06, EHRC 2012/179 (Vidgen/Nederland), 9. Zie ook EHRM 20 november 1989, 11454/85, NJ 1990/245 m.nt. E.A. Alkema (Kostovski/Nederland). 7

8 Nederland. 9 Het EHRM stelde Vidgen in het gelijk en veroordeelde Nederland voor het schenden van artikel 6 EVRM. De schending werd aangenomen, nu de verdediging kort gezegd geen mogelijkheid heeft gehad om de getuige te ondervragen van wie de in het eerder onderzoek afgelegde belastende verklaring, die wezenlijk van belang was voor de bewezenverklaring, voor het bewijs was gebruikt. De Hoge Raad heeft na deze vingerwijzing van het EHRM zijn regels bijgesteld in de zaak die leidde tot het arrest van 29 januari 2013 (post-vidgen-arrest). In recente rechtspraak heeft de Hoge Raad de sinds 1994 geldende uitgangspunten genuanceerd om daarmee de uitleg die het EHRM aan het ondervragingsrecht ex artikel 6 lid 3 sub d EVRM te volgen. 1.2 Probleemstelling Gezien het voorgaande rijst de vraag of de wijze waarop in huidige Nederlandse strafzaken invulling wordt gegeven aan het ondervragingsrecht niet alsnog in strijd is of kan zijn met de Straatsburgse uitleg van het recht om belastende getuigen op te roepen en te (doen) ondervragen. Het is van belang dat de wijze waarop in het Nederlandse strafprocesrecht wordt omgegaan met de gevallen waarin de verdediging haar ondervragingsrecht niet heeft kunnen uitoefenen in overeenstemming is met de Straatsburgse standaarden, zodat de rechtspositie van de verdachte voldoende wordt gewaarborgd. 10 Mede gelet op hetgeen het recht op een eerlijk proces beoogt te bewerkstelligen en de grondeisen die het EVRM stelt aan een strafrechtelijke procedure, is het van belang dat de wijze waarop in het Nederlandse strafprocesrecht wordt omgegaan met de gevallen waarin de verdediging haar ondervragingsrecht niet heeft kunnen uitoefenen in overeenstemming is met de Straatsburgse standaarden, zodat de rechtspositie van de verdachte voldoende wordt gewaarborgd Vraagstelling Het voorgaande leidt tot de volgende centrale vraag: In hoeverre is de invulling van het recht van de verdachte om belastende getuigen te ondervragen in het Nederlandse strafprocesrecht in overeenstemming met het ondervragingsrecht zoals vastgelegd in artikel 6 lid 3 sub d EVRM en rechtspraak van het EHRM in gevallen waar de verdachte wordt beperkt in de uitoefening van dat recht? 9 EHRM 10 juli 2012, 29353/06, NJ 2012/649 m.nt. T.M. Schalken (Vidgen/Nederland). 10 Het recht op een eerlijk proces beoogt de verdachte rechtsbescherming te bieden tegen willekeurig optreden van de overheid. Zie Garé 1994, p Het recht op een eerlijk proces beoogt de verdachte rechtsbescherming te bieden tegen willekeurig optreden van de overheid. Zie Garé 1994, p

9 Dit onderzoek ziet op de situaties waarin getuigen in een eerder stadium voor de verdachte belastende verklaringen hebben afgelegd en de verdediging, ondanks een tijdig gedaan verzoek, het ondervragingsrecht niet heeft kunnen uitoefenen, terwijl de verklaringen van deze getuigen wel voor het bewijs zijn gebruikt. De getuige à décharge wordt aldus in dit onderzoek buiten beschouwing gelaten. Het EHRM hanteert een autonome uitleg voor verdragstermen. 12 Dit brengt onder andere met zich mee dat een in een ambtsedig proces-verbaal vervatte belastende verklaring van een persoon volgens de autonome betekenis van de term getuigen in artikel 6 lid 3 sub d EVRM, wordt aangemerkt als verklaring van een getuige. 13 Dit betreft een ruimere uitleg dan in het Nederlandse strafprocesrecht wordt gehanteerd waar de verklaring ter terechtzitting dient te worden afgelegd om als getuigenverklaring te kunnen dienen. 14 Gelet op het voorgaande wordt in dit onderzoek aansluiting gezocht bij de autonome uitleg van de term getuige zoals die door het EHRM wordt gehanteerd. Het leerstuk van anonieme getuigen wordt in dit onderzoek tevens buiten beschouwing gelaten, aangezien voor dit leerstuk bijzondere wettelijke bepalingen zijn gecreëerd. Bovendien is de rechtspraak van de Hoge Raad met betrekking tot de regels die gelden voor het oproepen van getuigen op deze categorie getuigen niet onverkort van toepassing. 15 Om een antwoord te kunnen geven op de centrale vraag, dienen de volgende subvragen te worden beantwoord: 1. Wat houdt het ondervragingsrecht ex artikel 6 lid 3 sub d EVRM in en op welke wijze wordt het recht van de verdachte om belastende getuigen te ondervragen in Straatsburgs perspectief uitgelegd? 2. Op welke wijze heeft het recht van de verdachte om belastende getuige te ondervragen ex artikel 6 EVRM in het Nederlands strafprocesrecht vorm gekregen? 3. Welke verschillen en overeenkomsten zijn er te ontwaren tussen de Straatsburgse benadering van het ondervragingsrecht en de benadering in het Nederlandse strafprocesrecht en zijn de verschillen in overeenstemming met de uitleg van het ondervragingsrecht van het EHRM? 4. Op welke wijze kan in Nederlandse strafzaken concreet invulling van het ondervragingsrecht in overeenstemming worden gebracht met de uitleg van het ondervragingsrecht van het EHRM indien dit recht onvoldoende gewaarborgd blijkt te zijn in het Nederlandse strafprocesrecht? 12 EHRM 6 mei 1985, 8658/79, NJ 1989/385 m.nt. P. van Dijk (Bönisch/Oostenrijk), Zie o.a. HR 29 januari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BX5539, r.o , NJ 2013/145 m.nt. T.M. Schalken (post- Vidgen). 14 Artikel 342 lid 1 Sv. 15 HR 1 februari 1994, NJ 1994/427 m.nt. G.J.M. Corstens (grenzen getuigenbewijs); HR 12 oktober 1999, NJ 1999/827; HR 20 mei 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF5704, NJ 2003/672 m.nt. T.M. Schalken; HR 23 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2753, NJ 2014/488 m.nt. M.J. Borgers; HR 29 januari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BX5539, NJ 2013/145 m.nt. T.M. Schalken (post-vidgen). 9

10 Indien het tweede deel van subvraag 3 bevestigend kan worden beantwoord, is bespreking van subvraag 4 niet meer aan de orde. 1.3 Plan van aanpak De wijze waarop het ondervragingsrecht van de verdachte in het Nederlandse strafproces vorm heeft gekregen, wordt vergeleken met de uitleg van het ondervragingsrecht ex artikel 6 lid 3 sub d EVRM. Op deze manier kan worden bezien of het toetsingskader van de Hoge Raad ook gelet op de uitkomsten bij de toepassing van de criteria voldoet aan de vereisten van een eerlijk proces. Deze vergelijking heeft voornamelijk betrekking op de Nederlandse rechtspraak en de rechtspraak van het EHRM. In hoofdstuk 2 staat de benadering van het ondervragingsrecht vanuit het Straatsburgse perspectief centraal. Het Straatsburgse toetsingskader dat uit het arrest Al-Khawaja & Tahery kan worden gedestilleerd, komt in dit hoofdstuk uitvoerig aan bod. Ook de daaropvolgende jurisprudentie van het EHRM, waar de toetsingscriteria van het EHRM als uitgangspunt zijn genomen en nader zijn verduidelijkt, wordt besproken. In hoofdstuk 3 wordt het ondervragingsrecht in het Nederlandse strafprocesrecht onder de loep genomen. Om de invloed van Straatsburgse rechtspraak in de Nederlandse strafrechtspleging aan te duiden, wordt tevens de lijn die in de Nederlandse jurisprudentie gold vóór het post-vidgen-arrest besproken, om vervolgens de recente rechtspraak uiteen te zetten. Daarbij zullen de verschillen tussen de oude en nieuwe rechtspraak van de Hoge Raad aan de orde komen. Deze stappen maken het mogelijk om een vergelijking te maken tussen de Straatsburgse benadering en de uitleg van het ondervragingsrecht in het Nederlandse strafprocesrecht. In hoofdstuk 4 vindt dan ook een analyse plaats, waar verschillen en overeenkomsten tussen beide benaderingen aan bod komen. Er wordt getoetst of de wijze waarop de Hoge Raad thans invulling geeft aan het ondervragingsrecht, voldoet aan de eisen die het EHRM stelt aan het ondervragingsrecht in het licht van artikel 6 EVRM. Op basis van deze bevindingen wordt voorts in dit hoofdstuk besproken op welke wijze het ondervragingsrecht van de verdachte gewaarborgd kan worden in het Nederlandse strafprocesrecht. Deze bespreking vindt alleen plaats als gebleken is dat dit recht in het Nederlandse strafprocesrecht onvoldoende is gewaarborgd. Ten slotte wordt in hoofdstuk 5 antwoord gegeven op de vraag die centraal staat in dit onderzoek om vervolgens indien nodig aanbevelingen te kunnen doen. 10

11 HOOFDSTUK 2 Het ondervragingsrecht in het Straatsburgse perspectief: artikel 6 lid 3 sub d EVRM 2.1 Inleiding In dit hoofdstuk staat de benadering van het ondervragingsrecht vanuit Straatsburgs perspectief centraal. Deze uitleg wordt toegespitst op het recht van de verdachte om belastende getuigen te (doen) ondervragen ex artikel 6 lid 3 sub d EVRM in het licht van een eerlijk proces. Allereerst wordt de aard en de inhoud van het ondervragingsrecht besproken. Daarbij wordt ingegaan op de uitgangspunten van artikel 6 EVRM die betrekking hebben op het recht van de verdacht om belastende getuigen te ondervragen. 16 De ontwikkelingen in de Straatsburgse rechtspraak met betrekking tot de interpretatie van het ondervragingsrecht zullen aan de orde komen. Daarbij wordt ingegaan op de manier waarop het EHRM omgaat met beperkingen van het ondervragingsrecht. 2.2 Aard en inhoud van het recht om getuigen te (doen) ondervragen De waarborg die uit artikel 6 lid 3 sub d EVRM volgt, beschrijft dat eenieder tegen wie een vervolging is ingesteld de gelegenheid moet krijgen om getuigen te (doen) ondervragen. Dit recht beoogt de verdachte een goede procespositie te bieden bij het onderzoek naar het bewijsmateriaal. 17 De kern van het ondervragingsrecht ligt besloten in de beoordeling van de credibility van de getuige en de reliability van zijn verklaring. 18 Door het uitoefenen van dit recht kan de verdediging twijfel zaaien omtrent de beschuldiging. Dit kan uiteindelijk van invloed zijn op de bewijskracht van de getuigenverklaring. In het licht van het voorgaande kan het ondervragingsrecht een bijdrage leveren aan het belang van adequate waarheidsvinding en in het verlengde daarvan in het verhinderen van veroordeling van onschuldigen. 19 Dit aspect ziet er aldus onder meer op dat de uitkomst van het strafproces berust op zo betrouwbaar mogelijk bewijsmateriaal. 20 De ratio achter het ondervragingsrecht is ook gelegen in het effectueren van een eerlijk proces waarbij de beginselen recht op tegenspraak en de equality of arms (gelijkheid van wapenen) een belangrijke rol spelen. 21 Deze beginselen beogen de verdediging in een positie te stellen om zich ten 16 Stessens & De Smet 2004, p. 380 e.v. 17 Harteveld e.a. 2004, p Fedorova 2012, p.338; Stessens & De Smet 2004, p. 617; Den Hartog 2001, p Van der Leij 2002, p Corstens/Borgers 2014, p Vgl. Fedorova 2012, p Van Kempen & Van der Spoel 2012, p. 327; Fedorova 2012, p. 337 en Corstens/Borgers 2014, p Anders: Van der Leij 2002, p Van der Leij bepleit dat met het beginsel geen invulling wordt gegeven aan het recht op een eerlijk proces maar de achterliggende gedachte van het beginsel toeziet op het waarborgen van de betrouwbaarheid van onderzoek en daarmee het belang dient van materiële waarheidsvinding. 11

12 overstaan van de rechter te verweren tegen het aangedragen bewijsmateriaal en zich op gelijke voet te bevinden als de openbare aanklager. 22 Getuigen kunnen om uiteenlopende redenen, gewild of ongewild, anders verklaren dan hetgeen men daadwerkelijk heeft waargenomen of ondervonden. 23 Gelet op de potentiële onbetrouwbaarheid van getuigenverklaringen en de gevaren die kleven aan het toelaten van verklaringen van niet-ondervraagde getuigen tot het bewijs, is een effectieve ondervragingsmogelijkheid voor de verdediging om de betrouwbaarheid en de geloofwaardigheid van de getuigen(verklaring) te toetsen van belang Een adequate and proper gelegenheid tot ondervraging Op verdragsstaten rust een positieve verplichting om maatregelen te treffen die de verdediging de gelegenheid bieden om een getuige die een belastende verklaring aflegt, te (doen) ondervragen. 25 De verdediging dient echter wel haar wens om de getuige te (doen) ondervragen op de juiste wijze naar voren te hebben gebracht. 26 Uit de rechtspraak van het EHRM volgt dat het bewijs in beginsel op het onderzoek ter terechtzitting gepresenteerd dient te worden ten overstaan van de rechter en de verdediging. 27 Bij het afleggen van de verklaring door de getuige ter terechtzitting, heeft de verdediging de mogelijkheid om de getuige te ondervragen. Om een getuigenverklaring te gebruiken voor het bewijs, is echter niet vereist dat de belastende getuigenverklaring is afgelegd op een openbare terechtzitting. 28 Een getuigenverklaring die in het vooronderzoek is afgelegd, kan eveneens als bewijs gebezigd worden, op voorwaarde dat het 22 Harteveld e.a. 2004, p. 116; Fedorova 2012, p. 337; EHRM 6 december 1988, 10590/83 (Barberà, Messegué & Jabardo/Spanje), 78; EHRM 28 augustus 1991, 13468/87, 11170/84 en 12876/87 (Brandstetter/Oostenrijk). 23 Zie voor mogelijke motieven: Corstens/Borgers 2014, p. 776 en Alink & Zeben 2007, p. 2. Zie ook Dubelaar 2014, p voor een uitgebreide bespreking van betrouwbaarheid van getuigenverklaringen, mede vanuit (rechts)psychologische oogpunt. 24 Corstens/Borgers 2014, p EHRM 6 december 1988, 10590/83 (Barberà, Messegué & Jabardo/Spanje), 78: Paragraph 1 of Article 6 taken together with paragraph 3 (art. 6-1, art. 6-3), also requires the Contracting States to take positive steps, (...) to enable him to examine or have examined witnesses against him and to obtain the attendance and examination of witnesses on his behalf under the same conditions as witnesses against him. The latter right not only entails equal treatment of the prosecution and the defence in this matter ( ), but also means that the hearing of witnesses must in general be adversarial. Het EHRM hecht grote waarde aan het verdedigingsbelang van de verdachte. Den Hartog 2001, p Zie voor een uitgebreide bespreking De Wilde 2007, p Zie o.a. EHRM 6 december 1988, 10590/83 (Barberà, Messegué & Jabardo/Spanje), 78; EHRM 20 november 1989, 11454/85, NJ 1990/245 m.nt. E.A. Alkema (Kostovski/Nederland); EHRM 24 november 1986, 9120/80, NJ 1988/745 m.nt. E.A. Alkema (Unterpertinger/Oostenrijk). 28 EHRM 20 november 1989, 11454/85, NJ 1990/245 m.nt. E.A. Alkema (Kostovski/Nederland), 41: In principle, all the evidence must be produced in the presence of the accused at a public hearing with a view to adversarial argument. This does not mean, however, that in order to be used as evidence statements of witnesses should always be made at a public hearing in court: to use as evidence such statements obtained at the pre-trial stage is not in itself inconsistent with paragraphs 3 (d) and 1 of Article 6 (art. 6-3-d, art. 6-1) provided the rights of the defence have been respected. As a rule, these rights require that an accused should be given an adequate and proper opportunity to challenge and question a witness against him, either at the time the witness was making his statement or at some later stage of the proceeding. EHRM 26 april 1991, 12398/86, NJ 1993/710 m.nt. E.A. Alkema (Asch/Oostenrijk),

13 ondervragingsrecht voldoende is gewaarborgd. 29 Het is vaste rechtspraak van het EHRM dat aan de verdediging, die haar wens om de getuige te (doen) ondervragen op de juiste wijze naar voren heeft gebracht, in enig stadium van het strafproces an adequate and proper opportunity geboden dient te worden om de belastende getuige te ondervragen en zijn verklaring te betwisten. 30 Dit is het criterium waaraan wordt getoetst om te bezien of het ondervragingsrecht voldoende is gewaarborgd. 31 Dit betekent dat de verdediging tijdens de terechtzitting of in een eerder stadium de gelegenheid dient te krijgen om de getuige te ondervragen. 32 Het ondervragingsrecht strekt zich echter verder uit dan het enkel bieden van een ondervragingsgelegenheid aan de verdediging door de getuige ter terechtzitting te doen verschijnen dan wel aanwezig te zijn bij het verhoor van de getuige. Het EHRM oordeelde immers in de zaak Vidgen t. Nederland expliciet, dat daar waar de getuige ter terechtzitting verschijnt maar weigert te antwoorden op de gestelde vragen van de verdediging, geen sprake is van een effectieve ondervragingsgelegenheid. 33 De getuige die in het eerder stadium van het onderzoek een voor de verdachte belastende verklaring had afgelegd, was in casu op de terechtzitting aanwezig, maar beriep zich op het verschoningsrecht. Aan de verdediging werd weliswaar een gelegenheid geboden om vragen te stellen, maar volgens het EHRM is in een dergelijk geval geen sprake van een effectieve ondervragingsgelegenheid. Dit was eveneens het geval in de zaak Sievert t. Duitsland, waarin de getuige wel de vragen van de rechtbank en de openbare aanklager beantwoordde, maar niet van de verdediging. 34 In het oordeel van het EHRM kan aldus worden gelezen dat het uitoefenen van het ondervragingsrecht een rechtstreekse effectieve en adequate gelegenheid tot ondervraging inhoudt, waarbij de getuige daadwerkelijk de vragen van de verdediging beantwoordt. Anders gezegd, het uitoefenen van het ondervragingsrecht impliceert in beginsel een recht op een antwoord. 35 Daarbij dient opgemerkt te worden dat het ondervragingsrecht niet vereist dat alle vragen van de verdediging bij iedere ondervraging dienen te worden beantwoord. 36 Om te voldoen aan het principe van an adequate and proper opportunity to challenge and question a witness against him dient de 29 EHRM 15 december 2011, 26766/05 en 22228/06, NJ 2012/283 m.nt. T.M. Schalken en E.A. Alkema (Al- Khawaja & Tahery/Verenigd Koninkrijk), 118; Scheele 2012, par Zie o.a. EHRM 15 december 2011, 26766/05 en 22228/06, NJ 2012/283 m.nt. T.M. Schalken en E.A. Alkema (Al-Khawaja & Tahery/Verenigd Koninkrijk), Scheele 2012, par Corstens/Borgers 2014, p EHRM 10 juli 2012, 29353/06, NJ 2012/649 m.nt. T.M. Schalken (Vidgen/Nederland). Aldus ook Duker 2012, p In de eerdere rechtspraak van het EHRM en literatuur waren al aanwijzingen voor deze zienswijze. Zie o.a. M.J. Borgers, annotatie bij: HR 5 januari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BJ6932, NJ 2010/571; Jebbink 2007, p ; Alink & Van Zeben 2007, p en Corstens/Borgers 2011, p EHRM 19 juli 2012, 29881/07, EHRC 2012/180 m.nt. T.N.B.M. Spronken (Sievert/Duitsland). Het EHRM had zich in deze zaak uitgelaten over de vraag of er voldoende counterbalancing factors aanwezig zijn. Dit toetsingspunt komt aan de orde nadat het ondervragingsrecht is beperkt. 35 Zie o.a. De Wilde 2013a, p Borgers heeft in zijn noot onder het arrest van 5 januari 2010 deze opvatting verdedigd, zie M.J. Borgers, annotatie bij: HR 5 januari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BJ6932, NJ 2010/ De Wilde 2013a, p

14 verdediging in ieder geval die betrouwbaarheidsvragen te stellen en beantwoord te krijgen, die als gevolg van belemmering of weigering zouden leiden tot een aantasting van de essentie van het ondervragingsrecht. 37 Het bieden van an adequate and proper opportunity tot ondervraging kan worden aangemerkt als een uitvloeisel van één van de belangrijkste uitgangspunten van het EVRM die toegespitst zijn op het ondervragingsrecht. 38 Dit betreft het uitgangspunt dat de rechten die volgen uit het verdrag niet theoretical or illusory, maar practical and effective dienen te zijn Geen absoluut recht op ondervraging van de getuige Uit de rechtspraak van het EHRM blijkt dat het ondervragingsrecht van de verdachte geen absoluut recht is. 40 Bij de uitoefening van het ondervragingsrecht kan het belang van de verdediging op gespannen voet staan met het belang van de getuige of het belang van de samenleving en slachtoffers. Op de overheden van de lidstaten rust een positieve verplichting om het strafproces zo te organiseren dat de belangen van getuigen en slachtoffers, die door bepalingen van het EVRM beschermd worden, niet ongerechtvaardigd in gevaar worden gebracht. 41 Een belangenafweging kan ertoe leiden dat het belang van de verdachte om het ondervragingsrecht uit te oefenen dient te wijken voor het belang van de getuige of het slachtoffer om niet (ter terechtzitting) te verklaren. 42 Een beperking van het recht om een getuige te (doen) ondervragen, betekent niet per definitie dat er geen sprake is van een eerlijk proces. Blijkens vaste rechtspraak van het EHRM dient namelijk een vermeende inbreuk op het ondervragingsrecht in samenhang met het in het eerste lid vervatte recht op een eerlijk proces te worden beoordeeld. 43 Het uitgangspunt is dat het EHRM 37 Zie EHRM 23 oktober 2012, 38623/03 (Pichugin/Rusland), 212; Leeuw & Van Lent 2013a, p Kooijmans 2013, p. 138; EHRM 23 oktober 2012, 38623/03 (Pichugin/Rusland), 202. Ook wel het effectiviteitsbeginsel genoemd, zie Mols 2003, p EHRM 23 oktober 2012, 38623/03 (Pichugin/Russia), 202: is intended to guarantee not rights that are theoretical or illusory but rights that are practical and effective. Zie ook EHRM 9 oktober 1979, 6289/7, NJ 1980/376 m.nt. E.A. Alkema (Airey/Ierland), Het EHRM heeft immers herhaaldelijk overwogen dat: article 6 does not grant the accused an unlimited right to secure the appearance of witnesses in court. Zie onder andere EHRM 2 juli 2002, 34209/96, NJ 2003/67 m.nt. T.M. Schalken, EHRC 2002/91 m.nt. G.P.M.F. Mols (S.N./Zweden), EHRM 5 april 2005, 39209/02, NJ 2005/551 m.nt. T.M. Schalken (Scheper/Nederland) en EHRM 4 december 2008, 1111/02 (Trofimov/Rusland). 41 Het EHRM geeft dit ook wel aan als the issue of the overall fairness of the proceedings. Kooijmans 2013, p EHRM 26 maart 1996, 20524/92, NJ 1996/741 m.nt. G. Knigge (Doorson/Nederland), 70: It is true that Article 6 does not explicitly require the interests of witnesses in general, and those of victims called upon to testify in particular, to be taken into consideration. However, their life, liberty or security of person may be at stake, as may interests coming generally within the ambit of Article 8 of the Convention. Such interests of witnesses and victims are in principle protected by other, substantive provisions of the Convention, which imply that Contracting States should organise their criminal proceedings in such a way that those interests are not unjustifiably imperilled. Against this background, principles of fair trial also require that in appropriate cases the interests of the defence are balanced against those of witnesses or victims called upon to testify. 42 Alink & Van Zeben 2007, p Zie o.a. EHRM 24 november 1986, 9120/80, NJ 1988/745 m.nt. E.A. Alkema (Unterpertinger/Oostenrijk), 29: The Court recalls that the guarantees contained in para. 3 are specific aspects of the general concept of a fair trial 14

15 beoordeelt of de strafprocedure as a whole, de wijze waarop het bewijs is verkregen daaronder begrepen, fair is in de zin van artikel 6 EVRM. 44 Het EHRM dat geen beroepsinstantie (fourth instance) is, laat zich in beginsel niet uit over de toelaatbaarheid, de beoordeling en waardering van het bewijs aangezien dit een nationale aangelegenheid betreft. 45 Hoewel het EHRM zich in beginsel niet uitlaat over de toelaatbaarheid van getuigenverklaringen tot het bewijs, heeft de uitleg van het recht om belastende getuigen te (doen) ondervragen zijn weerslag op het gebruik van getuigenverklaringen die de verdediging niet door middel van het uitoefenen van het ondervragingsrecht heeft kunnen toetsen. 2.3 Het arrest Al-Khawaja & Tahery t. Verenigd Koninkrijk Voorheen gold bij de beoordeling van een klacht betreffende een schending van het ondervragingsrecht de sole or decisive-rule 46 als een harde ondergrens. 47 Op basis van de sole or decisive-rule werd een schending van het ondervragingsrecht automatisch aangenomen, indien de verklaring van een getuige het enige of beslissende bewijs was dat aan de bewezenverklaring kon bijdragen en de verdediging in geen enkele fase van het proces deze beslissende getuige heeft kunnen ondervragen. 48 In een dergelijk geval was het vrijwel uitgesloten dat compenserende maatregelen 49 een schending van het ondervragingsrecht set forth in para. 1. EHRM 6 mei 1985, 8658/79, NJ 1989/385 m.nt. P. van Dijk (Bönisch/Oostenrijk), 29; EHRM 6 december 1988, 10590/83 (Barberà, Messegué & Jabardo/Spanje); EHRM 20 november 1989, 11454/85, NJ 1990/245 m.nt. E.A. Alkema (Kostovski/Nederland), 39; EHRM 28 augustus 1990, 12489/86 (Windisch/Oostenrijk), 23; EHRM 19 december 1990, 11444/85 (Delta/Frankrijk), 34; EHRM 26 april 1991, 12398/86, NJ 1993/710 m.nt. E.A. Alkema (Asch/Oostenrijk), 25. Zie ook Harris e.a. 2009, p EHRM 26 maart 1996, 20524/92, NJ 1996/741 m.nt. G. Knigge (Doorson/Nederland), 67. Zie EHRM 12 juli 1988,10862/84, NJ 1988/851 m.nt. E.A. Alkema (Schenk/Zwitserland), 46; EHRM 26 april 1991, 12398/86, NJ 1993/710 m.nt. E.A. Alkema (Asch/Oostenrijk), EHRM 20 november 1989, 11454/85, NJ 1990/245 m.nt. E.A. Alkema (Kostovski/Nederland), 39; EHRM 12 mei 2000, 35394/97, NJ 2002/180 m.nt. T.M. Schalken (Khan/Verenigd Koninkrijk), 34. Garé 1994, p. 112; Alink & Van Zeben 2007, p Haeck 2009, p EHRM 22 april 1992, 12351/86 (Vidal/België). 46 Zie voor de uitleg die het EHRM aan deze regel heeft gegeven. 47 EHRM 24 november 1986, 9120/80, NJ 1988/745 m.nt. E.A. Alkema (Unterpertinger/Oostenrijk). 48 De standaardoverweging van het EHRM luidde: (...) the rights of the defence are restricted to an extent that is incompatible with the guarantees provided by Article 6. Zie EHRM 27 februari 2001, 33354/96, NJ 2002/101 m.nt. T.M. Schalken (Lucà/Italië), 40. De sole or decisive-rule werd door het EHRM in de rechtspraak ook met andere bewoordingen tot uitdrukking gebracht, zie o.a. EHRM 28 augustus 1992, 13161/87 (Artner/Oostenrijk), 24 en 22: ( )contested statements were not the only evidence on which the Regional Court based its finding en those statements to be corroborated by other evidence before it. EHRM 20 december 2001, 33900/96, EHRC 2002/21 m.nt. G.P.M.F. Mols (P.S./Duitsland), 30: the only direct evidence of the offence in question and the domestic courts based their finding of the applicant s guilt to a decisive extent on S. s statements. EHRM 2 juli 2002, 34209/96, NJ 2003/671 m.nt. T.M. Schalken; EHRC 2002/91 m.nt. G.P.M.F. Mols (S.N./Zweden). 49 Voor het arrest van EHRM 20 januari 2009, 26766/05 & 22228/06, EHRC 2009/39 m.nt. W.H.B. Dreissen (Al- Khawaja & Tahery/Verenigd Koninkrijk) gebruikte het EHRM de term counterbalancing procedure. Deze term is door de Vierde Kamer vervangen in counterbalancing factors en is voorts overgenomen door de Grote Kamer van het EHRM bij de beoordeling van de zaken Al-Khawaja en Tahery. Uit de recente rechtspraak van het EHRM blijkt dat de term counterbalancing factors wordt gehanteerd. 15

16 konden voorkomen. 50 In het arrest van de Grote Kamer van het EHRM inzake Al-Khawaja & Tahery heeft het EHRM dit uitgangspunt genuanceerd. In deze zaak is de Grote Kamer van het EHRM van oordeel dat als de verklaring van een getuige het uitsluitende of doorslaggevende bewijs vormt in een zaak, dan kan een schending van het ondervragingsrecht aan de orde zijn als de getuige die de desbetreffende verklaring heeft afgelegd niet door de verdachte kan worden ondervraagd. Voldoende counterbalancing factors (compenserende factoren) kunnen echter een inbreuk doen voorkomen. 51 Doordat de sole or decisive-rule op een flexibele manier wordt toegepast, heeft dit ertoe geleid dat een veroordeling die solely or to a decisive extent berust op de verklaring van de niet-ondervraagde getuige, niet automatisch tot een schending van het ondervragingsrecht leidt. Door de relativering van de sole or decisive-rule en deze te plaatsen in de bredere context van een beoordeling van de overall fairness, is er meer ruimte ontstaan voor een belangenafweging. 52 Uit dit arrest valt een toetsingskader te destilleren. 53 Aangezien het arrest als leidraad wordt gebruikt in de jurisprudentie van het EHRM bij de beoordeling of sprake is van een schending van artikel 6 EVRM in gevallen waarin de verdediging het ondervragingsrecht niet of beperkt heeft kunnen uitoefenen, wordt dit zeer relevante arrest besproken, waarna het beoordelingsmodel uitvoerig uiteen wordt gezet. De daaropvolgende jurisprudentie van het EHRM waar de toetsingscriteria van het EHRM als uitgangspunt zijn genomen en nader zijn verduidelijkt, wordt eveneens besproken Feitenschets De bespreking van de feitelijke toedracht wordt beperkt tot de aspecten die van belang zijn om de lijn van het EHRM met betrekking tot het ondervragingsrecht uiteen te zetten. 54 Hoewel de zaken Al-Khawaja en Tahery niet aan elkaar gerelateerd zijn, werden deze wel gevoegd behandeld. De vraag die in beide strafzaken centraal stond, was of de verklaring van de getuige mocht worden toegelaten tot het bewijs nu de verdediging in geen enkele fase van het geding de gelegenheid heeft gehad om de getuige te ondervragen. 50 Zie EHRM 20 januari 2009, 26766/05 & 22228/06, EHRC 2009/39 m.nt. W.H.B. Dreissen (Al-Khawaja & Tahery/Verenigd Koninkrijk), 37; De Wilde 2012a, p ; T.M. Schalken, annotatie bij EHRM 15 december 2011, 26766/05 en 22228/06, NJ 2012/283 (Al-Khawaja & Tahery/Verenigd Koninkrijk). Zie ook Van Lent 2012, p. 245: Van Lent geeft aan dat de Vierde Kamer stelde dat geen maatregelen kon worden bedacht die het gebruik voor het bewijs van een untested getuigenverklaring voldoende zouden kunnen compenseren. 51 Zie voor een uitgebreide bespreking en De Wilde 2012a, p EHRM 15 december 2011, 26766/05 en 22228/06, NJ 2012/283 m.nt. T.M. Schalken en E.A. Alkema (Al- Khawaja & Tahery/Verenigd Koninkrijk). 54 Zie voor een uitgebreide bespreking van de feiten en procesverloop: De Wilde 2012a, p ; Van Lent 2012, p ; EHRM 15 december 2011, 26766/05 en 22228/06, NJ 2012/283 m.nt. T.M. Schalken en E.A. Alkema (Al-Khawaja & Tahery/Verenigd Koninkrijk). 16

17 In de zaak Al-Khawaja ging het om een arts die zich voor de strafrechter moest verantwoorden op verdenking van het plegen van ontuchtige handelingen bij twee vrouwelijke patiënten S.T. en V.U. tijdens een consult, terwijl zij onder hypnose waren gebracht. Enige tijd na deze gebeurtenis legde S.T. een voor de arts belastende verklaring af bij de politie. De zaak die bij het EHRM werd behandeld, had betrekking op het slachtoffer S.T. Alvorens de zaak ter terechtzitting werd behandeld, kwam slachtoffer S.T. te overlijden. Hierdoor kon de verdachte de getuige die belastend had verklaard niet ondervragen. De verklaring van S.T. vormde het enige directe bewijs voor de ontucht met het slachtoffer S.T. Behalve de getuigenverklaring van S.T. waren ook de verklaringen van twee vriendinnen van het slachtoffer aan wie S.T. kort na de gebeurtenis over de ontucht had verteld voor het bewijs gebruikt. De rechter besloot dat de verklaring van S.T. ter terechtzitting werd voorgelezen. Tijdens de terechtzitting werden de twee vriendinnen, met wie S.T. op een eerder moment had gesproken over de ontucht, als getuige gehoord. Voorts werd slachtoffer V.U. gehoord. Ook de deskundige die had verklaard over de effecten van de hypnose op zintuiglijke waarnemingen en twee vrouwen die verklaarden dat Al-Khawaja hun onzedelijke voorstellen had gedaan tijdens een consult, werden verhoord. De verdediging had de gelegenheid om deze getuigen te ondervragen. De nationale rechter meende dat de verdediging voldoende mogelijkheden had om de betrouwbaarheid van de getuigenverklaring van S.T. te betwisten. Zo kon volgens de nationale rechter de klager zelf verklaren over het incident. Ook de mogelijkheid die aan de klager werd geboden om andere getuigen ter terechtzitting te ondervragen en de zorgvuldige instructies van de rechter aan de jury over de wijze van de afweging van het bewijs, werden door de nationale rechter als counterbalancing factors aangemerkt. Al-Khawaja werd uiteindelijk veroordeeld en ging tegen deze veroordeling in beroep. Nadat de veroordeling bij de nationale beroepsinstanties in stand bleef, klaagde Al-Khawaja bij het EHRM. 55 Tahery werd beschuldigd van het opzettelijk toebrengen van steekwonden aan slachtoffer S. Het slachtoffer heeft echter niet gezien door wie hij is gestoken. Omstanders konden evenmin verklaren wie het slachtoffer heeft gestoken. Twee dagen na de gebeurtenis legde getuige T., één van de omstanders, een verklaring af bij de politie. Hij verklaarde dat hij had gezien dat Tahery het slachtoffer met een mes had gestoken. Die beschuldiging werd door Tahery ontkend. Angst voor intimidatie was de reden dat getuige T. niet verscheen, noch ter terechtzitting verklaarde. Deze angst werd door de strafrechter, nadat getuige T. achter de schermen werd gehoord buiten aanwezigheid van de verdediging, gegrond geacht. Ook de politieambtenaar die de zaak had onderzocht, meende dat de angst van de getuige oprecht was. De verdediging had hierdoor niet de mogelijkheid gehad om getuige T. te ondervragen dan wel te observeren tijdens de ondervraging door de 55 De Wilde 2012a, p

18 strafrechter. De strafrechter besloot dat de getuigenverklaring mocht worden voorgehouden aan de jury. Volgens de nationale rechter had de klager voldoende mogelijkheden om de betrouwbaarheid van de getuigenverklaring te betwisten door tegenbewijs te leveren, door zelf te verklaren of getuigen op te roepen die bij de gebeurtenis aanwezig waren. Bovendien werd gewezen op de instructies die door de nationale rechters waren gegeven aan de jury over de wijze van de afweging van het bewijs. Tahery werd uiteindelijk op basis van de verklaring van de niet-ondervraagde getuige veroordeeld. Nadat ook in deze zaak de veroordeling bij de hogere beroepsinstanties in stand bleef, wendde Tahery zich tot het EHRM Het Britse standpunt en het verdere procesverloop inzake Al-Khawaja en Tahery De Vierde Kamer van het EHRM kwam in beide zaken tot een schending van artikel 6 EVRM. De beslissingen waren vooral gebaseerd op de sole or decisive-rule. Het EHRM achtte de geboden compenserende factoren in beide zaken ontoereikend om een schending te voorkomen. 57 De Britse regering maakte bezwaar tegen deze uitspraken en verzocht verwijzing naar de Grote Kamer van het EHRM. 58 In de zaak R. t. Horncastle 59 had het Britse Supreme Court zich ook kritisch uitgelaten omtrent de wijze waarop de Vierde Kamer van het EHRM inzake Al-Khawaja en Tahery de toelating van verklaringen van de nietondervraagde getuigen tot het bewijs heeft getoetst aan artikel 6 EVRM. 60 De kritiek van het Britse Hooggerechtshof was in het bijzonder gebaseerd op de rigide toepassing van de sole or decisive-rule en de betekenis van deze regel. Kort gezegd, zou een inflexibele uitleg van de sole or decisive-rule niet goed toepasbaar zijn in de comman law-stelsels. 61 Voorts werd betoogd dat er onvoldoende rekening werd gehouden met de regels uit het Britse recht, die op zichzelf voldoende rechtsbescherming zouden bieden om een eerlijk proces te garanderen. 62 Een strikte toepassing van de sole or decisive-rule zou derhalve overbodig zijn. 63 De onderbouwde standpunten van het Supreme Court in de R. t. Horncastle-zaak werden door de Britse regering aangevoerd bij de Grote Kamer van het EHRM inzake Al-Khawaja en Tahery. 64 Daarbij stelde de Britse overheid het EHRM voor om de sole or decisive-rule op een flexibele wijze toe te 56 De Wilde 2012a, p EHRM 20 januari 2009, 26766/05 & 22228/06, EHRC 2009/39 m.nt. W.H.B. Dreissen (Al-Khawaja & Tahery/Verenigd Koninkrijk), Artikel 43 EVRM. EHRM 15 december 2011, 26766/05 en 22228/06, NJ 2012/283 m.nt. T.M. Schalken en E.A. Alkema (Al-Khawaja & Tahery/Verenigd Koninkrijk). 59 United Kingdom Supreme Court 9 december 2009, UKSC Spronken 2012, p Kritiek van de Supreme Court is in 14 opgesomd: zie United Kingdom Supreme Court 9 december 2009, UKSC 14. Zie uitvoerige bespreking van de kritiek van de Britse regering, De Wilde 2012a, p Ölçer 2012, p. 33; Van Lent 2012, p Ölçer 2012, p. 33; Van Lent 2012, p Zie EHRM 15 december 2011, 26766/05 en 22228/06, NJ 2012/283 m.nt. T.M. Schalken en E.A. Alkema (Al- Khawaja & Tahery/Verenigd Koninkrijk), en Zie ook United Kingdom Supreme Court 9 december 2009, UKSC 14,

19 passen, zodat ook andere factoren een rol zouden spelen bij de beoordeling of er al dan niet sprake is van een eerlijk proces. 65 Hoewel de Grote Kamer in eerste instantie de indruk wekt de argumenten van de Britse regering te verwerpen 66, komt de Grote Kamer tot de conclusie dat where a hearsay statement is the sole or decisive evidence against a defendant, its admission as evidence will not automatically result in a breach of Article De Grote Kamer van het EHRM gaat aldus om, door de sole or decisive-rule als een niet-absoluut werkende regel te beschouwen. 68 Na een heroverweging van beide zaken kwam de Grote Kamer van het EHRM in de zaak Al-Khawaja tot het oordeel dat geen sprake is van een schending van het recht op een eerlijk proces aangezien er voldoende counterbalancing factors aanwezig waren. Echter, in de zaak Tahery had het gebrek aan voldoende counterbalancing factors geleid tot een schending van dit recht. Bij de beoordeling van counterbalancing factors kende de Grote Kamer in de zaak Al-Khawaja betekenis toe aan de correcte wijze waarop de verklaring van de getuige was opgenomen in het proces-verbaal en de wijze waarop de jury zorgvuldig werd geïnstrueerd over de bewijsafweging. 69 Voorts hechtte het EHRM groot belang aan het ondersteunende bewijs. Het EHRM oordeelde dat de betrouwbaarheid van de getuigenverklaring werd ondersteund doordat de verklaringen van de twee vriendinnen van het slachtoffer sterke overeenkomsten vertoonden met de verklaring van S.T. Het EHRM merkte op dat de aanwezige inconsistenties tussen de verklaringen van deze getuigen en de verklaring van S.T. van ondergeschikte aard waren. 70 Bovendien had de verdediging de gelegenheid om deze getuigen ter terechtzitting te ondervragen. De Grote Kamer van het EHRM hechtte veel belang aan de sterke gelijkenissen tussen de verklaring van slachtoffer V.U. en het andere slachtoffer van Al-Khawaja, terwijl er geen indicaties aanwezig waren dat deze twee slachtoffers 65 EHRM 15 december 2011, 26766/05 en 22228/06, NJ 2012/283 m.nt. T.M. Schalken en E.A. Alkema (Al- Khawaja & Tahery/Verenigd Koninkrijk), 98; Van Lent 2012, p EHRM 15 december 2011, 26766/05 en 22228/06, NJ 2012/283 m.nt. T.M. Schalken en E.A. Alkema (Al- Khawaja & Tahery/Verenigd Koninkrijk), EHRM 15 december 2011, 26766/05 en 22228/06, NJ 2012/283 m.nt. T.M. Schalken en E.A. Alkema (Al- Khawaja & Tahery/Verenigd Koninkrijk), Hoewel de Grote Kamer van het EHRM niet expliciet aangeeft een andere lijn op te gaan naar aanleiding van de argumenten van de Britse regering, blijkt dit wel uit de dissenting opinion van rechters Sajo en Karakas: Today the Court has departed from its previous position according to which, where a witness cannot be cross-examined and the conviction is based on hearsay as the sole or decisive evidence, the rights protected under Article 6 will be violated. EHRM 15 december 2011, 26766/05 en 22228/06, NJ 2012/283 m.nt. T.M. Schalken en E.A. Alkema (Al- Khawaja & Tahery/Verenigd Koninkrijk). 69 EHRM 15 december 2011, 26766/05 en 22228/06, NJ 2012/283 m.nt. T.M. Schalken en E.A. Alkema (Al- Khawaja & Tahery/Verenigd Koninkrijk), EHRM 15 december 2011, 26766/05 en 22228/06, NJ 2012/283 m.nt. T.M. Schalken en E.A. Alkema (Al- Khawaja & Tahery/Verenigd Koninkrijk),

De Hoge Raad moet om! Over het recht minderjarige slachtoffers in zedenzaken te ondervragen

De Hoge Raad moet om! Over het recht minderjarige slachtoffers in zedenzaken te ondervragen This is a postprint of De Hoge Raad moet om! Over het recht minderjarige slachtoffers in zedenzaken te ondervragen Wilde, B. de Nederlands Juristenblad, 2009(44/45), 2885-2886 Published version: no link

Nadere informatie

Het ondervragingsrecht. Een rechtsvergelijking tussen Nederland en Amerika.

Het ondervragingsrecht. Een rechtsvergelijking tussen Nederland en Amerika. Het ondervragingsrecht. Een rechtsvergelijking tussen Nederland en Amerika. Kan Nederland het ondervragingsrecht zoals in Amerika wordt toegepast, als inspiratiebron gebruiken teneinde het beginsel van

Nadere informatie

Raadsman bij het politieverhoor

Raadsman bij het politieverhoor De Nederlandse situatie J. Boksem Leuven, 23 april 2009 Lange voorgeschiedenis o.a: C. Fijnaut EHRM Schiedammer Parkmoord Verbeterprogramma Motie Dittrich: overwegende dat de kwaliteit van het politieverhoor

Nadere informatie

Themamiddag formeel belastingrecht Belastingdienst & NVAB. Agenda. EHRM 15 maart

Themamiddag formeel belastingrecht Belastingdienst & NVAB. Agenda. EHRM 15 maart Themamiddag formeel belastingrecht Belastingdienst & NVAB Het horen van getuigen (EHRM 15 maart 2016, nr. 39966/09, Gillissen) Ruud Lemmen, Belastingdienst GO Maastricht Marlijn Mokveld, Wladimiroff Advocaten

Nadere informatie

De inzet van deskundigen EHRM 8 oktober 2015, nr /12 Korošec

De inzet van deskundigen EHRM 8 oktober 2015, nr /12 Korošec De inzet van deskundigen EHRM 8 oktober 2015, nr. 77212/12 Korošec Ruud Ruijters (Jaegers & Soons Advocaten) Wendy van Wendel de Joode (Belastingdienst Pdb Amsterdam) Onderwerpen EHRM Korošec vs. Slovenië¹

Nadere informatie

This is a postprint of. Tahery: het ondervragingsrecht uitgekleed? Wilde, B. de. Delikt en Delinkwent, 2012(4), 274-289

This is a postprint of. Tahery: het ondervragingsrecht uitgekleed? Wilde, B. de. Delikt en Delinkwent, 2012(4), 274-289 This is a postprint of Tahery: het ondervragingsrecht uitgekleed? Wilde, B. de Delikt en Delinkwent, 2012(4), 274-289 Published version: no link available Link VU-DARE: http://hdl.handle.net/1871/40436

Nadere informatie

HR 5 januari 2010; ondervragingsrecht en beroep op het verschoningsrecht NJ 2010/571, Zaaknummer:08/01215, LJN:BJ6932. Noot van M.J.

HR 5 januari 2010; ondervragingsrecht en beroep op het verschoningsrecht NJ 2010/571, Zaaknummer:08/01215, LJN:BJ6932. Noot van M.J. HR 5 januari 2010; ondervragingsrecht en beroep op het verschoningsrecht NJ 2010/571, Zaaknummer:08/01215, LJN:BJ6932 Noot van M.J. Borgers 1. In de hierboven afgedrukte zaak betoogt de verdediging dat

Nadere informatie

Samenvatting STILLE GETUIGEN. HET RECHT BELASTENDE GETUIGEN IN STRAFZAKEN TE ONDERZOEKSVRAAG

Samenvatting STILLE GETUIGEN. HET RECHT BELASTENDE GETUIGEN IN STRAFZAKEN TE ONDERZOEKSVRAAG Samenvatting STILLE GETUIGEN. HET RECHT BELASTENDE GETUIGEN IN STRAFZAKEN TE ONDERVRAGEN (ARTIKEL 6 LID 3 SUB D EVRM) ONDERZOEKSVRAAG Getuigenverklaringen worden niet altijd naar waarheid afgelegd. Het

Nadere informatie

Datum 4 juli 2013 Onderwerp Betekenis nieuwe jurisprudentie over anonieme getuigen in strafzaken

Datum 4 juli 2013 Onderwerp Betekenis nieuwe jurisprudentie over anonieme getuigen in strafzaken 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.rijksoverheid.nl/venj

Nadere informatie

Het ondervragingsrecht van de verdediging in verhouding tot het recht op een eerlijk proces.

Het ondervragingsrecht van de verdediging in verhouding tot het recht op een eerlijk proces. Het ondervragingsrecht van de verdediging in verhouding tot het recht op een eerlijk proces. Foto: ANP Afstudeerscriptie opleiding Rechtsgeleerdheid aan de Open Universiteit Harry de Velde Studentnummer

Nadere informatie

Het spreekrecht van het slachtoffer en het ondervragingsrecht Notitie van het NJCM naar aanleiding van wetsvoorstel nr. 27632

Het spreekrecht van het slachtoffer en het ondervragingsrecht Notitie van het NJCM naar aanleiding van wetsvoorstel nr. 27632 Het spreekrecht van het slachtoffer en het ondervragingsrecht Notitie van het NJCM naar aanleiding van wetsvoorstel nr. 27632 1. Inleiding Het NJCM heeft kennis genomen van het door Tweede kamerlid Dittrich

Nadere informatie

Anonimiteit in het strafproces. De praktijk van de regeling beperkt anonieme getuige en de regeling bedreigd anonieme getuige in het strafproces

Anonimiteit in het strafproces. De praktijk van de regeling beperkt anonieme getuige en de regeling bedreigd anonieme getuige in het strafproces Anonimiteit in het strafproces De praktijk van de regeling beperkt anonieme getuige en de regeling bedreigd anonieme getuige in het strafproces Mr. dr. Wilma Dreissen (Open Universiteit) Dr. Oberon Nauta

Nadere informatie

NJCM-bulletin: Nederlands tijdschrift voor de mensenrechten, 34(5),

NJCM-bulletin: Nederlands tijdschrift voor de mensenrechten, 34(5), This is a postprint of Compensatie voor het uitblijven van een gelegenheid om een minderjarig slachtoffer als getuige te ondervragen Wilde, B. de NJCM-bulletin: Nederlands tijdschrift voor de mensenrechten,

Nadere informatie

Hof van Discipline Zitting van 19 juni 2017 te uur Kenmerk: art. 515 lid 4 Sv en daartoe overwogen:

Hof van Discipline Zitting van 19 juni 2017 te uur Kenmerk: art. 515 lid 4 Sv en daartoe overwogen: Hof van Discipline Zitting van 19 juni 2017 te 14.30 uur Kenmerk: 160102 PLEITNOTA Inzake: Deken orde van Advocaten Den Haag - mr. M.J.F. Stelling Raadsman: W.H. Jebbink Geen ontzegging tot onafhankelijke

Nadere informatie

ARTIKELEN COMPENSATIE VOOR HET UITBLIJVEN VAN EEN GELEGENHEID OM EEN MINDERJARIG SLACHTOFFER ALS GETUIGE TE ONDERVRAGEN

ARTIKELEN COMPENSATIE VOOR HET UITBLIJVEN VAN EEN GELEGENHEID OM EEN MINDERJARIG SLACHTOFFER ALS GETUIGE TE ONDERVRAGEN ARTIKELEN COMPENSATIE VOOR HET UITBLIJVEN VAN EEN GELEGENHEID OM EEN MINDERJARIG SLACHTOFFER ALS GETUIGE TE ONDERVRAGEN B. de Wilde Wanneer een minderjarige het slachtoffer is geworden van een zedendelict,

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 26 FEBRUARI 2019 P.18.1028.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.18.1028.N J J M S, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Jorgen Van Laer, advocaat bij de balie Antwerpen, tegen 1. D W, burgerlijke

Nadere informatie

Nederlandse antiterrorismeregelgeving getoetst aan fundamentele rechten. Een analyse met meer bijzonder aandacht voor het EVRM

Nederlandse antiterrorismeregelgeving getoetst aan fundamentele rechten. Een analyse met meer bijzonder aandacht voor het EVRM Nederlandse antiterrorismeregelgeving getoetst aan fundamentele rechten Een analyse met meer bijzonder aandacht voor het EVRM P.H.P.H.M.C. van Kempen & J. Van de Voort Samenvatting Radboud Universiteit

Nadere informatie

Ondervraagd of niet, that s the question

Ondervraagd of niet, that s the question 134 Ars Aequi februari 2013 annotatie Annotatie arsaequi.nl/maandblad AA20130134 Ondervraagd of niet, that s the question Prof.mr. T. Kooijmans EHRM 10 juli 2012, appl.nr. 29353/06 (Vidgen v. the Netherlands),

Nadere informatie

Datum 23 februari 2012 Onderwerp Beantwoording Kamervragen over de voorlopige hechtenis van dhr. R.

Datum 23 februari 2012 Onderwerp Beantwoording Kamervragen over de voorlopige hechtenis van dhr. R. 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Schedeldoekshaven 100 2511 EX Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den

Nadere informatie

Samenvatting strafzaken die in 2008 zijn aangemeld bij/afgedaan door de Toegangscommissie

Samenvatting strafzaken die in 2008 zijn aangemeld bij/afgedaan door de Toegangscommissie Samenvatting strafzaken die in 2008 zijn aangemeld bij/afgedaan door de Toegangscommissie Van onderstaande zaken zijn nummer 0038 t/m 0052 in 2008 onder de aandacht gebracht. Zaak 0031 is zowel in 2006,

Nadere informatie

The Impact of the ECHR on Private International Law: An Analysis of Strasbourg and Selected National Case Law L.R. Kiestra

The Impact of the ECHR on Private International Law: An Analysis of Strasbourg and Selected National Case Law L.R. Kiestra The Impact of the ECHR on Private International Law: An Analysis of Strasbourg and Selected National Case Law L.R. Kiestra Samenvatting Dit onderzoek heeft als onderwerp de invloed van het Europees Verdrag

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2011:BU1518

ECLI:NL:GHLEE:2011:BU1518 ECLI:NL:GHLEE:2011:BU1518 Instantie Datum uitspraak 17-10-2011 Datum publicatie 25-10-2011 Gerechtshof Leeuwarden Zaaknummer 24-003332-09 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2014:381. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:2556, Gevolgd

ECLI:NL:HR:2014:381. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:2556, Gevolgd ECLI:NL:HR:2014:381 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 18-02-2014 Datum publicatie 19-02-2014 Zaaknummer 13/02084 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:2556,

Nadere informatie

Het recht getuigen in strafzaken te ondervragen anno 2017

Het recht getuigen in strafzaken te ondervragen anno 2017 verdieping Ars Aequi oktober 2017 777 Verdieping arsaequi.nl/maandblad AA20170777 Het recht getuigen in strafzaken te ondervragen anno 2017 Bas de Wilde* De verdediging in een strafzaak heeft het recht

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad van State 201200615/1/V4. Datum uitspraak: 13 november 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op

Nadere informatie

arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman)

arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman) arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman) Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis

Nadere informatie

GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken

GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken parketnummer : 20.001938.96 uitspraakdatum : 29 april 1997 verstek dip GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken A R R E S T gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis

Nadere informatie

Recht op het horen van minderjarige getuigen in zedenzaken?

Recht op het horen van minderjarige getuigen in zedenzaken? Recht op het horen van minderjarige getuigen in zedenzaken? Strafblad Recht op het horen van minderjarige getuigen in zedenzaken? Mr. G.P. Hamer en mr. J.M. van Poelgeest 1. Inleiding Bocos Cuesta werd

Nadere informatie

Anonimiteit in het strafproces. De praktijk van de regeling beperkt anonieme getuige en de regeling bedreigd anonieme getuige in het strafproces

Anonimiteit in het strafproces. De praktijk van de regeling beperkt anonieme getuige en de regeling bedreigd anonieme getuige in het strafproces Anonimiteit in het strafproces De praktijk van de regeling beperkt anonieme getuige en de regeling bedreigd anonieme getuige in het strafproces Mr. dr. Wilma Dreissen (Open Universiteit) Dr. Oberon Nauta

Nadere informatie

GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba BESLISSING

GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba BESLISSING GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba BESLISSING gegeven naar aanleiding van diverse verzoeken van de verdediging in de strafzaak in

Nadere informatie

1. Onderwerp van de klacht schending van wetenschappelijke integriteit bij uitbrengen deskundigenbericht aan rechtbank

1. Onderwerp van de klacht schending van wetenschappelijke integriteit bij uitbrengen deskundigenbericht aan rechtbank 2011 1. Onderwerp van de klacht schending van wetenschappelijke integriteit bij uitbrengen deskundigenbericht aan rechtbank 2. Advies Commissie Wetenschappelijke Integriteit KLACHT Bij brief van 2010,

Nadere informatie

HR 17 februari 2009; grondslagleer: overbodig ten laste gelegde exceptie NJ 2009, 275, zaaknummer: 07/12764A, LJN:BG5620. Noot van M.J.

HR 17 februari 2009; grondslagleer: overbodig ten laste gelegde exceptie NJ 2009, 275, zaaknummer: 07/12764A, LJN:BG5620. Noot van M.J. HR 17 februari 2009; grondslagleer: overbodig ten laste gelegde exceptie NJ 2009, 275, zaaknummer: 07/12764A, LJN:BG5620 Noot van M.J. Borgers 1. De tenlastelegging in de hierboven afgedrukte zaak is toegesneden

Nadere informatie

Leidraad voor het nakijken van de toets

Leidraad voor het nakijken van de toets Leidraad voor het nakijken van de toets STRAFPROCESRECHT 14 OKTOBER 2011 (Uit het antwoord moet blijken dat de cursist de stof heeft begrepen en juist heeft toegepast; een enkel ja of nee is niet voldoende)

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op de hoger beroepen van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op de hoger beroepen van: Raad vanstatc 201105933/1/V2. Datum uitspraak: 6 september 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op de hoger beroepen

Nadere informatie

Rapport. Datum: 28 juni 2007 Rapportnummer: 2007/136

Rapport. Datum: 28 juni 2007 Rapportnummer: 2007/136 Rapport Datum: 28 juni 2007 Rapportnummer: 2007/136 2 Klacht Verzoekster klaagt erover dat de griffier van de rechtbank te Amsterdam Sector kanton, locatie Hilversum op 3 augustus 2000 heeft nagelaten

Nadere informatie

Een eerlijk proces. Grondslagen van het Recht Thema 4

Een eerlijk proces. Grondslagen van het Recht Thema 4 Een eerlijk proces Grondslagen van het Recht Thema 4 Typering proces Gereguleerde wraak / vergelding (strafrecht (geen eigenrichting)) Gereguleerde strijd (privaatrecht/bestuursrecht) 1. Basiswaarde proces

Nadere informatie

Vragen betreffende het verstek in strafzaken:

Vragen betreffende het verstek in strafzaken: 75 Vragen betreffende het verstek in strafzaken: Zittende magistratuur: Aanhouding: 1. Moet er slechts worden besloten tot aanhouding als de raadsman daarom (expliciet) verzoekt of ook bij twijfel omtrent

Nadere informatie

NEDERLANDSE VERENIGING VOOR RECHTSPPjy^K

NEDERLANDSE VERENIGING VOOR RECHTSPPjy^K NEDERLANDSE VERENIGING VOOR RECHTSPPjy^K De Minister van Veiligheid en Justitie mr. G.A. van der Steur Postbus 20301 2500 EH DEN HAAG Datum 18 juli 2016 Uw kenmerk 756867 Contactpersoon J.M.A. Timmer Onderwerp

Nadere informatie

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 3 november 2016 TEGENSPRAAK

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 3 november 2016 TEGENSPRAAK ECLI:NL:GHAMS:2016:5390 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 03-11-2016 Datum publicatie 21-12-2016 Zaaknummer 23-003117-15 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Gehoord de gerechten heeft de Raad de eer u als volgt te berichten.

Gehoord de gerechten heeft de Raad de eer u als volgt te berichten. Aan de Minister van Justitie t.a.v. mw. mr. M.F.M. de Groot Postbus 20301 2500 EH DEN HAAG datum 16 januari 2006 contactpersoon mr. A. Kuijer doorkiesnummer 070-361 9706 a.kuijer@rvdr.drp.minjus.nl e-mail

Nadere informatie

MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN. 1. Inleiding

MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN. 1. Inleiding Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering teneinde nader inhoud te geven aan het beginsel van openbaarheid van de behandeling van zaken betreffende personen- en familierecht MEMORIE VAN

Nadere informatie

De Hoge Raad erkent de vaste uitleg van het ondervragingsrecht door het EHRM niet

De Hoge Raad erkent de vaste uitleg van het ondervragingsrecht door het EHRM niet Nederlands Juristenblad, NA TWINTIG JAAR NOG STEEDS GEEN RECHT OP ANTWOORD Vindplaats: NJB 2007, 205 Bijgewerkt tot: 26-01-2007 Auteur: Mr. W.H. Jebbink [*] De Hoge Raad erkent de vaste uitleg van het

Nadere informatie

`Voorheen kon ook zonder machtiging de raadsman de verdediging voeren voor zijn afwezige cliënt, sedert het Bouterse-arrest niet meer.

`Voorheen kon ook zonder machtiging de raadsman de verdediging voeren voor zijn afwezige cliënt, sedert het Bouterse-arrest niet meer. 3.8 Meningen van bevraagden ten aanzien van de verstekregeling 3.8.1 Verruiming mogelijkheden verdachte? Uit de verkregen reacties wordt duidelijk dat er uiteenlopende antwoorden zijn gegeven op de vraag

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420

ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420 ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420 Instantie Gerechtshof Arnhem Datum uitspraak 05-04-2011 Datum publicatie 07-04-2011 Zaaknummer 21-002244-10 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

Parketnummer: /17 Uitspraak: 2 november 2018 Tegenspraak

Parketnummer: /17 Uitspraak: 2 november 2018 Tegenspraak vonnis GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO Parketnummer: 500.00480/17 Uitspraak: 2 november 2018 Tegenspraak Vonnis van dit Gerecht in de strafzaak tegen de verdachte: R.M.C., geboren op Curaçao, wonende

Nadere informatie

Rapport. Rapport over een klacht over de beheerder van het regionale politiekorps Drenthe. Datum: 28 juni Rapportnummer: 2011/194

Rapport. Rapport over een klacht over de beheerder van het regionale politiekorps Drenthe. Datum: 28 juni Rapportnummer: 2011/194 Rapport Rapport over een klacht over de beheerder van het regionale politiekorps Drenthe. Datum: 28 juni 2011 Rapportnummer: 2011/194 2 Klacht Verzoekers, een vrouw, een jongeman en hun advocaat klagen

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2013:1157. 1 Geding in cassatie. 2 Beoordeling van het eerste middel. 3 Beoordeling van het derde middel. Uitspraak.

ECLI:NL:HR:2013:1157. 1 Geding in cassatie. 2 Beoordeling van het eerste middel. 3 Beoordeling van het derde middel. Uitspraak. ECLI:NL:HR:2013:1157 Uitspraak 12 november 2013 Strafkamer nr. 11/04366 P Hoge Raad der Nederlanden Arrest op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam

Nadere informatie

Artikel 341 lid 3 Sv: behouden, schrappen of vervangen? 2

Artikel 341 lid 3 Sv: behouden, schrappen of vervangen? 2 A.C. Diesfeldt en M.J.A. Duker 1 Artikel Artikel 341 lid 3 Sv: behouden, schrappen of vervangen? 2 73 1 Inleiding In veel strafzaken zijn er verschillende verdachten. Vaak is de verklaring van een medeverdachte

Nadere informatie

Uitspraak. Auteur: Verschenen in: Datum: Instantie: Titel:

Uitspraak. Auteur: Verschenen in: Datum: Instantie: Titel: Auteur: Verschenen in: Datum: Instantie: Titel: R.T. Wiegerink Belastingblad (BB), maart, Nr. 6, BB 2019/112 16 januari 2019 Gerechtshof Den Haag Belanghebbende heeft onderzoek ter zitting van de rechtbank

Nadere informatie

CENTRALE RAAD VAN BEROEP MEERVOUDIGE KAMER U I T S P R A A K

CENTRALE RAAD VAN BEROEP MEERVOUDIGE KAMER U I T S P R A A K CENTRALE RAAD VAN BEROEP MEERVOUDIGE KAMER 07/6943 WWB 07/6944 WWB U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant), tegen de uitspraak van de rechtbank

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstatc 201106725/1/V1. Datum uitspraak: 3 juli 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 26 OKTOBER 2010 P.10.1029.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.10.1029.N I. II. B. R., beklaagde, gedetineerd, eiser. met als raadsman mr. Peter Verpoorten, advocaat bij de balie te Turnhout. III.

Nadere informatie

Gehoord de gerechten, adviseert de Raad als volgt. 2

Gehoord de gerechten, adviseert de Raad als volgt. 2 Aan de minister van Veiligheid en Justitie Mr. I.W. Opstelten Postbus 20301 2500 EH DEN HAAG datum 1 april 2011 doorkiesnummer 070-361 9721 e-mail voorlichting@rechtspraak.nl uw kenmerk 5683418/11/6 onderwerp

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 15 juni 1989*

ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 15 juni 1989* STICHTING UITVOERING FINANCIËLE ACTIES / STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 15 juni 1989* In zaak 348/87, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2010:BO2558

ECLI:NL:HR:2010:BO2558 ECLI:NL:HR:2010:BO2558 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 02-11-2010 Datum publicatie 03-11-2010 Zaaknummer 09/00354 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BO2558

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2000 2001 25 907 Voorkoming en bestrijding van geweld op straat Nr. 7 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ8341

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ8341 ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ8341 Instantie Datum uitspraak 24-04-2013 Datum publicatie 24-04-2013 Zaaknummer 20-000702-11 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692 ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692 Instantie Datum uitspraak 19-03-2013 Datum publicatie 19-03-2013 Zaaknummer 21-000368-12 Formele relaties Rechtsgebieden Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGRO:2009:BH3578,

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 25/07/2014

Datum van inontvangstneming : 25/07/2014 Datum van inontvangstneming : 25/07/2014 Vertaling C-304/14-1 Datum van indiening: 24 juni 2014 Verwijzende rechter: Zaak C-304/14 Verzoek om een prejudiciële beslissing Upper Tribunal (Immigration and

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2010:BN0043

ECLI:NL:PHR:2010:BN0043 ECLI:NL:PHR:2010:BN0043 Instantie Datum uitspraak 16-11-2010 Datum publicatie 16-11-2010 Zaaknummer 09/03684 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie Parket bij de Hoge Raad

Nadere informatie

Prof.mr. F.G.H. Kristen

Prof.mr. F.G.H. Kristen Webinar Jurisprudentie Strafrecht 29 mei 2015 Prof.mr. F.G.H. Kristen Programma Even teruggaan naar een uitspraak van 7 april 2015 Nog even stilstaan bij witwassen Uitspraken van de Hoge Raad van 26 mei

Nadere informatie

Rolnummer 5678. Arrest nr. 108/2014 van 17 juli 2014 A R R E S T

Rolnummer 5678. Arrest nr. 108/2014 van 17 juli 2014 A R R E S T Rolnummer 5678 Arrest nr. 108/2014 van 17 juli 2014 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 418, eerste lid, van het Wetboek van strafvordering, gesteld door het Hof van Cassatie.

Nadere informatie

Uitspraak. Parketnummer: Datum uitspraak: 17 november 2016 VERSTEK

Uitspraak. Parketnummer: Datum uitspraak: 17 november 2016 VERSTEK ECLI:NL:GHAMS:2016:5593 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 17-11-2016 Datum publicatie 29-12-2016 Zaaknummer 23-001668-16 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Namens de NOvA vraag ik in het bijzonder uw aandacht voor het navolgende.

Namens de NOvA vraag ik in het bijzonder uw aandacht voor het navolgende. Aan de Vaste commissie voor Veiligheid en Justitie van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Den Haag, 11 februari 2016 Dossiernummer: 3.4.11 uw kenmerk: telefoonnummer: +31

Nadere informatie

Aangepast strafrecht de rol van leeftijd en ontwikkeling

Aangepast strafrecht de rol van leeftijd en ontwikkeling Aangepast strafrecht de rol van leeftijd en ontwikkeling Prof. mr. T. (Ton) Liefaard SWR-conferentie, 27 september 2014 Opbouw 1. Leeftijdsgrenzen in het strafrecht Welke leeftijdsgrenzen kennen we en

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2016:2091 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2016:2091 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2016:2091 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 03-06-2016 Datum publicatie 16-08-2016 Zaaknummer 23-003649-15 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

INHOUDSOPGAVE LIJST VAN AFKORTINGEN 21 INLEIDING Algemene inleiding Aanleiding Probleemstelling en onderzoeksvragen 31

INHOUDSOPGAVE LIJST VAN AFKORTINGEN 21 INLEIDING Algemene inleiding Aanleiding Probleemstelling en onderzoeksvragen 31 De rol van de rechter bij de waarheidsvinding in de correctionele procedure. Een rechtsvergelijkend onderzoek naar Belgisch, Frans en Nederlands recht. Daniel DE WOLF WAV TO KNOWLfDGE \UGrfV r die keure

Nadere informatie

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag RAPPORT Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag Een onderzoek naar een afwijzing van het Openbaar Ministerie in Den Haag om kosten na vrijspraak te vergoeden. Oordeel Op basis van het onderzoek

Nadere informatie

Hoofdstukken strafprocesrecht. mr. LE.M. Hendriks mr. J.H. Klifman prof. mr. G.P.M.F. Mols prof.mr. Th.A. de Roos mr. J.

Hoofdstukken strafprocesrecht. mr. LE.M. Hendriks mr. J.H. Klifman prof. mr. G.P.M.F. Mols prof.mr. Th.A. de Roos mr. J. Hoofdstukken strafprocesrecht mr. LE.M. Hendriks mr. J.H. Klifman prof. mr. G.P.M.F. Mols prof.mr. Th.A. de Roos mr. J. Woretshofer Samsom H.D. Tjeenk Willink Alphen aan den Rijn 1992 Inhoud Voorwoord

Nadere informatie

Internationale bewijsgaring in strafzaken

Internationale bewijsgaring in strafzaken Internationale bewijsgaring in strafzaken Nederland, Engeland & Wales S.K. de Groot Gouda Quint Deventer 2000 Inhoudsopgave Voorwoord Inhoudsopgave Lijst van afkortingen V VII XI Hoofdstuk 1: Inleiding

Nadere informatie

U I T S P R A A K

U I T S P R A A K U I T S P R A A K 1 7-1 3 8 Rapenburg 70 Postbus 9500 2300 RA Leiden T 071 527 81 18 van het College van beroep van de Universiteit Leiden inzake het beroep van [naam], appellant tegen het Bestuur van

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2016:3387

ECLI:NL:RVS:2016:3387 ECLI:NL:RVS:2016:3387 Instantie Raad van State Datum uitspraak 21-12-2016 Datum publicatie 21-12-2016 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201507118/1/A1 Bestuursrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2017:1856

ECLI:NL:RVS:2017:1856 ECLI:NL:RVS:2017:1856 Instantie Raad van State Datum uitspraak 12-07-2017 Datum publicatie 12-07-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201608063/1/A2 Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2014:61 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer K13/0320

ECLI:NL:GHAMS:2014:61 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer K13/0320 ECLI:NL:GHAMS:2014:61 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 10-01-2014 Datum publicatie 22-01-2014 Zaaknummer K13/0320 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Raadkamer

Nadere informatie

de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal > Retouradres Postbus 20201 2500 EE Den Haag de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Korte Voorhout 7 2511 CW Den Haag Postbus 20201 2500 EE Den Haag www.rijksoverheid.nl Datum 22 augustus

Nadere informatie

Nee heb je, ja kun je krijgen

Nee heb je, ja kun je krijgen Nee heb je, ja kun je krijgen De beoordeling en motivering van getuigenverzoeken in het licht van de eisen van de Hoge Raad en het EHRM I. RATERMAN & M.M.R. SLAGHEKKE 1 1. Inleidende opmerkingen In deze

Nadere informatie

6. Bij brief van 22 oktober 2001 heeft Vebega de gronden van haar bezwaarschrift op het punt van de ontvankelijkheid aangevuld.

6. Bij brief van 22 oktober 2001 heeft Vebega de gronden van haar bezwaarschrift op het punt van de ontvankelijkheid aangevuld. BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit op het bezwaar gericht tegen de beslissing van 4 september 2001, kenmerk 2269-95.F.049. Zaaknummer 2705-19/ Vebega I.

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2017:978

ECLI:NL:GHSHE:2017:978 ECLI:NL:GHSHE:2017:978 Instantie Datum uitspraak 17-02-2017 Datum publicatie 10-03-2017 Gerechtshof 's-hertogenbosch Zaaknummer 20-003836-13 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

Rapport. Oordeel. Op basis van het onderzoek vindt de Nationale ombudsman de klacht over het Openbaar Ministerie gegrond.

Rapport. Oordeel. Op basis van het onderzoek vindt de Nationale ombudsman de klacht over het Openbaar Ministerie gegrond. Rapport Een onderzoek naar klachten over het niet eerder seponeren van een strafzaak en over het doorsturen van een verzoek om schadevergoeding naar de rechtbank. Oordeel Op basis van het onderzoek vindt

Nadere informatie

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Datum uitspraak: 1 november TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Datum uitspraak: 1 november TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman) ECLI:NL:GHAMS:2016:5673 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 01-11-2016 Datum publicatie 30-12-2016 Zaaknummer 23-003159-15 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle   holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/22356 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Janssen, Sander Leon Jan Title: De kroongetuige in het Nederlandse strafproces

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 29 MEI 2012 P.12.0878.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.12.0878.N M G M, inverdenkinggestelde, aangehouden, eiser, met als raadsman mr. Leslie Roelants, advocaat bij de balie te Antwerpen. I.

Nadere informatie

het college van bestuur van de Universiteit Leiden, gevestigd te Leiden, verweerder.

het college van bestuur van de Universiteit Leiden, gevestigd te Leiden, verweerder. Zaaknummer: 2008/008 Rechter(s): mrs. Loeb, Lubberdink, Mollee Datum uitspraak: 20 juni 2008 Partijen: appellant tegen college van bestuur van de Universiteit Leiden Trefwoorden: Bijzondere omstandigheden,

Nadere informatie

Rapport. Rapport over een klacht over het Openbaar Ministerie te Den Haag. Datum: Rapportnummer: 2013/044

Rapport. Rapport over een klacht over het Openbaar Ministerie te Den Haag. Datum: Rapportnummer: 2013/044 Rapport Rapport over een klacht over het Openbaar Ministerie te Den Haag. Datum: Rapportnummer: 2013/044 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat de officier van justitie van het arrondissementsparket te Den

Nadere informatie

* vanstate /1/V1. Datum uitspraak: 13 juli 2012

* vanstate /1/V1. Datum uitspraak: 13 juli 2012 : * fc. Raad * vanstate 201100831/1/V1. Datum uitspraak: 13 juli 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2017:1318

ECLI:NL:RVS:2017:1318 ECLI:NL:RVS:2017:1318 Instantie Raad van State Datum uitspraak 17-05-2017 Datum publicatie 17-05-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201607764/1/A2 Bestuursrecht Hoger

Nadere informatie

Rapport. Datum: 22 augustus 2007 Rapportnummer: 2007/175

Rapport. Datum: 22 augustus 2007 Rapportnummer: 2007/175 Rapport Datum: 22 augustus 2007 Rapportnummer: 2007/175 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat ambtenaren van het regionale politiekorps Limburg-Noord: - niet hebben gereageerd op een melding van verzoekers

Nadere informatie

Wob en Wbp. Wob en Wbp. Basisnormen. Basisnormen Wbp. Persoonsgegevens. Persoonsgegeven. Datum Datum

Wob en Wbp. Wob en Wbp. Basisnormen. Basisnormen Wbp. Persoonsgegevens. Persoonsgegeven. Datum Datum Wob en Wbp 1 2 Wob en Wbp Basisnormen Wbp 27 oktober 2011 Stadhuis Assen Mr. dr. Aline Klingenberg Ontwikkelingen Wob Afweging tussen beide Basisnormen Wbp Verdrag van Straatsburg uit 1981, EU richtlijn

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2015:738

ECLI:NL:GHSHE:2015:738 ECLI:NL:GHSHE:2015:738 Instantie Datum uitspraak 09-03-2015 Datum publicatie 09-03-2015 Gerechtshof 's-hertogenbosch Zaaknummer 20-003525-14 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over het arrondissementsparket te Rotterdam. Datum: 3 augustus Rapportnummer: 2011/226

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over het arrondissementsparket te Rotterdam. Datum: 3 augustus Rapportnummer: 2011/226 Rapport Rapport naar aanleiding van een klacht over het arrondissementsparket te Rotterdam. Datum: 3 augustus 2011 Rapportnummer: 2011/226 2 Feiten Verzoekers hebben bij de politie aangifte gedaan jegens

Nadere informatie

Beweerdelijk te lage taxatie. Verschil van 10 % tussen verschillende taxatie niet onaanvaardbaar.

Beweerdelijk te lage taxatie. Verschil van 10 % tussen verschillende taxatie niet onaanvaardbaar. Beweerdelijk te lage taxatie. Verschil van 10 % tussen verschillende taxatie niet onaanvaardbaar. In het kader van het uit elkaar gaan van klager en zijn partner moet de gemeenschappelijke woning getaxeerd

Nadere informatie

In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2013:417, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:1483

In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2013:417, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:1483 ECLI:NL:HR:2014:2652 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 09-09-2014 Datum publicatie 10-09-2014 Zaaknummer 13/01257 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie In cassatie op

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 32 856 Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en enkele andere wetten teneinde nader inhoud te geven aan het beginsel van openbaarheid

Nadere informatie

TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL

TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL 2 Vergaderjaar 2010-2011 32 856 Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en enkele andere wetten teneinde nader inhoud te geven aan het beginsel van openbaarheid

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2005:AV1120

ECLI:NL:GHSHE:2005:AV1120 ECLI:NL:GHSHE:2005:AV1120 Instantie Datum uitspraak 27-09-2005 Datum publicatie 06-02-2006 Zaaknummer K05/0167 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2015:3233

ECLI:NL:RVS:2015:3233 ECLI:NL:RVS:2015:3233 Instantie Raad van State Datum uitspraak 21-10-2015 Datum publicatie 21-10-2015 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201500429/1/A2 Eerste

Nadere informatie

vanstate /1/V2. Datum uitspraak: 27 juli 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

vanstate /1/V2. Datum uitspraak: 27 juli 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstate 201104354/1/V2. Datum uitspraak: 27 juli 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Nadere informatie

Enkele achtergronden bij de beslissing om geen onderzoek in te stellen tegen Jorge Zorreguieta. Voorgeschiedenis. Aangifte 2001

Enkele achtergronden bij de beslissing om geen onderzoek in te stellen tegen Jorge Zorreguieta. Voorgeschiedenis. Aangifte 2001 Enkele achtergronden bij de beslissing om geen onderzoek in te stellen tegen Jorge Zorreguieta Voorgeschiedenis Aangifte 2001 Eerder werd aangifte gedaan tegen Jorge Zorreguieta in 2001 ter zake van foltering

Nadere informatie

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 24 augustus 2016.

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 24 augustus 2016. ECLI:NL:GHAMS:2016:5663 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 07-09-2016 Datum publicatie 30-12-2016 Zaaknummer 23-000259-16 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Kennerschap en juridische haken en ogen. Vereniging van Nederlandse Kunsthistorici Amsterdam, 10 juni 2016 R.J.Q. Klomp

Kennerschap en juridische haken en ogen. Vereniging van Nederlandse Kunsthistorici Amsterdam, 10 juni 2016 R.J.Q. Klomp Kennerschap en juridische haken en ogen Vereniging van Nederlandse Kunsthistorici Amsterdam, 10 juni 2016 R.J.Q. Klomp De Emmaüsgangers () Lucas 24, 13-35 Juridische haken en ogen Wat te doen als koper

Nadere informatie