Overstromingsrisicobeheerplannen in Vlaanderen

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Overstromingsrisicobeheerplannen in Vlaanderen"

Transcriptie

1 departement Mobiliteit en Openbare Werken Overstromingsrisicobeheerplannen in Vlaanderen Rapport ORBP Leie, Bovenschelde, Gentse Kanalen, IJzer en Kanaal Charleroi 13_098 WL Rapporten Vlaamse overheid International Marine & Dredging Consultants

2 Overstromingsrisicobeheerplannen in Vlaanderen Rapport ORBP Leie, Bovenschelde, Gentse Kanalen, IJzer en Kanaal Charleroi Blanckaert, J.; Gullentops, C.; Franken, T.; Bogman, P.; Swings, J.; Pereira, F.; Vanderkimpen, P.; Verwaest, T.; Mostaert, F. Januari 2015 WL2015R13_098_4

3 Deze publicatie dient als volgt geciteerd te worden: Blanckaert, J.; Gullentops, C.; Franken, T.; Bogman, P.; Swings, J.; Pereira, F.; Vanderkimpen, P.; Verwaest, T.; Mostaert, F. (2015). Overstromingsrisicobeheerplannen in Vlaanderen: Rapport ORBP Leie, Bovenschelde, Gentse Kanalen, IJzer en Kanaal Charleroi. Versie 4.0. WL Rapporten, 13_098. Waterbouwkundig Laboratorium & IMDC nv: Antwerpen, België. Waterbouwkundig Laboratorium Flanders Hydraulics Research Berchemlei 115 B-2140 Antwerpen Tel. +32 (0) Fax +32 (0) Niets uit deze uitgave mag worden verveelvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welk andere wijze ook zonder voorafgaande toestemming van de uitgever.

4 Documentidentificatie Titel: Overstromingsrisicobeheerplannen in Vlaanderen: Opdrachtgever: W&Z afdeling Bovenschelde Ref.: WL2015R13_098_4 Keywords (3-5): Overstromingsrisico; Waterbeheer; statistiek Tekst (p.): 143 Bijlagen (p.): / Vertrouwelijk: Ja Uitzondering: Opdrachtgever Intern Vlaamse overheid Vrijgegeven vanaf: / Nee Online beschikbaar Goedkeuring Auteur Blanckaert, J.; Gullentops, C.; Franken, T.; Bogman, P.; Swings, J. Revisor Vanderkimpen, P. Projectleider Pereira, F. Coördinator Studie & Advies Verwaest, T. Afdelingshoofd Mostaert, F. Revisies Nr. Datum Omschrijving Auteur(s) /08/2014 Conceptversie Blanckaert, J.; Gullentops, C.; Franken, T.; Bogman, P.; Swings, J /11/2014 Inhoudelijke revisie Vanderkimpen, P.; Pereira, F /01/2015 Revisie opdrachtgever Vogelaers, E /01/2015 Definitieve versie Pereira, F. Abstract De huidige studie geeft invulling aan de Europese Overstromingsrichtlijn (2007/60/EG) voor wat betreft het Vlaamse bekkens van de Leie, de Bovenschelde, de Gentse Kanalen, de IJzer en het Kanaal Charleroi. Er wordt uitgegaan van de probabilistische methodologie voor het onderbouwen van de overstromingsrisicobeheersplannen (ORBP) van de onbevaarbare waterlopen van 1 e categorie. De methodologie bestaat uit een keten van numerieke, wiskundige en statistische modellen. Vermits de studie een toepassing betreft op bevaarbare waterlopen, werd de methodologie voor een aantal aspecten bijgestuurd of gewijzigd. De huidige studies zijn regionale studies die de start analyses zijn voor meer gedetailleerde specifieke project studies. De resultaten van de studie laten beleidsmakers toe om onderbouwde keuzes te maken in het overstromingsrisicobeheer van de Leie, de Bovenschelde, de Gentse Kanalen, de IJzer en het Kanaal Charleroi.

5 1. Inhoudstafel 1. Inhoudstafel... I 2. Lijst van de tabellen... III 3. Lijst van de figuren... VI 1. Inleiding De opdracht Doelstelling Aanpak studie Over dit rapport De Europese overstromingsrichtlijn Richtlijn 2007/60/EG Situering van deze Vlaamse ORBP-studie binnen het Europese kader Algemene aanpak : Meerlaagse waterveiligheid Overzicht Autonome ontwikkeling Algemeen Klimaatwijziging Sociaal-economische ontwikkeling Methodologie Risico definities Criteria Inleiding Economische criteria Sociale criteria Tijdhorizon Probabilistische optimalisatie Inleiding Stormengenerator Modeltrein Scenariogenerator voor Meerlaagse Waterveiligheid Berekeningen NA (= No Action) risicoberekeningen Resultaten Beoordeling ORBP analyse Leie, Bovenschelde en Gentse Kanalen Definitieve versie WL2015R13_098_4 I

6 6.1.1 Beschrijving modelgebied Scenariogenerator Resultaten IJzer Beschrijving modelgebied Scenariogenerator Resultaten Kanaal Charleroi Beschrijving modelgebied Scenariogenerator Conclusies en aanbevelingen Afkortingen en symbolen Referenties Definitieve versie WL2015R13_098_4 II

7 2. Lijst van de tabellen Tabel 2-1: Strategie Meerlaagse Veiligheid in Nederland en Vlaanderen... 5 Tabel 5-1: Weergave van de resultaten bij NA Tabel 5-2 : De afwegingstabel met per beleidstrategie de drie meest optimale alternatieven Tabel 6-1: Overzicht van de totale lozingsvolumes doorheen Brugge in de huidige toestand en in verschillende scenario s en bij events maatgevend voor terugkeerperioden van 10 en 500 jaar Tabel 6-2: Overzicht van de type verbredingen langs het Schipdonkkanaal met weergave van de totale lengte, de oever waar de verbreding voorzien wordt (LO: linkeroever; RO: rechteroever) en de gemiddelde breedte van de waterweg op basis van het hydrodynamisch model van de referentietoestand (2050) Tabel 6-3: Overzicht van de kostprijs voor het aanmaken en verdelen van zandzakken in het modelgebied van de Leie in Tabel 6-4: Overzicht van de kostprijs voor het aanmaken en verdelen van zandzakken in het modelgebied van de Bovenschelde in Tabel 6-5: Overzicht van de kostprijs voor het aanmaken en verdelen van zandzakken in het modelgebied van de Gentse Kanalen in Tabel 6-6: Overzicht van de bebouwde oppervlakte in 2050 en de bijhorende kostprijs voor het overstromingsresiliënt maken van gebouwen in het modelgebied van de Leie binnen overstromingscontouren met verschillende terugkeerperioden Tabel 6-7: Overzicht van de bebouwde oppervlakte in 2050 en de bijhorende kostprijs voor het overstromingsresiliënt maken van gebouwen in het modelgebied van de Bovenschelde binnen overstromingscontouren met verschillende terugkeerperioden Tabel 6-8: Overzicht van de bebouwde oppervlakte in 2050 en de bijhorende kostprijs voor het overstromingsresiliënt maken van gebouwen in het modelgebied van de Gentse Kanalen binnen overstromingscontouren met verschillende terugkeerperioden Tabel 6-9: Overzicht van de oppervlakte-uitbreiding voor residentiële en industriële gebouwen en gebieden van 2010 naar 2050 en van de bijhorende kostprijs voor grondruil in het modelgebied van de Leie binnen overstromingscontouren met verschillende terugkeerperioden Tabel 6-10: Overzicht van de oppervlakte-uitbreiding voor residentiële en industriële gebouwen en gebieden van 2010 naar 2050 en van de bijhorende kostprijs voor grondruil in het modelgebied van de Bovenschelde binnen overstromingscontouren met verschillende terugkeerperioden Tabel 6-11: Overzicht van de oppervlakte-uitbreiding voor residentiële en industriële gebouwen en gebieden van 2010 naar 2050 en van de bijhorende kostprijs voor grondruil in het modelgebied van de Gentse Kanalen binnen overstromingscontouren met verschillende terugkeerperioden Tabel 6-12: Gronddijk in het modelgebied van de Leie, de Bovenschelde en de Gentse Kanalen - Overzicht van het bepalen van de eenheidsprijs per meter Tabel 6-13: Keermuur in het modelgebied van de Leie, de Bovenschelde en de Gentse Kanalen - Overzicht van het bepalen van de eenheidsprijs per meter Tabel 6-14: Overzicht van de eenheidsprijzen voor het ophogen van een weg met 1m Tabel 6-15: Overzicht van de totale lengtes en kostprijs van de verschillende dijktypes die worden toegepast bij de indijking van de Toeristische Leie Tabel 6-16: Overzicht van de dijklengten en kostprijzen voor de lokale beschermingsalternatieven in het modelgebied van de Leie, de Bovenschelde en de Gentse Kanalen Tabel 6-17: De varianten van de verbredingen van het Schipdonkkanaal over 10 en 20 m met afgraven tot 3 m onder het maaiveld - Overzicht van het bepalen van de eenheidsprijzen per meter Tabel 6-18: Overzicht van de kostprijs van een regelbare stuw Tabel 6-19: Overzicht van de kostprijs van het aanpassen van een brug Definitieve versie WL2015R13_098_4 III

8 Tabel 6-20: Overzicht van de lengte en kostprijs voor de maatregelen met verbreding van het Schipdonkkanaal per zone Tabel 6-21: Overzicht van de lengte en kostprijs voor het plaatsen van waterkeringen langs het Schipdonkkanaal per type verbreding Tabel 6-22: Overzicht van de resultaten van de NA berekeningen van het modelgebied van de Leie, de Bovenschelde en de Gentse Kanalen na autonome ontwikkeling bij het gemiddeld (mcc) en het hoog (hcc) klimaatscenario op basis van LATIS en op basis van de schadecellen methode Tabel 6-23: Overzicht van de resultaten van de NA berekeningen van het modelgebied van de Leie na autonome ontwikkeling bij het gemiddeld (mcc) en het hoog (hcc) klimaatscenario op basis van LATIS en op basis van de schadecellen methode Tabel 6-24: Overzicht van de resultaten van de NA berekeningen van het modelgebied van de Bovenschelde na autonome ontwikkeling bij het gemiddeld (mcc) en het hoog (hcc) klimaatscenario op basis van LATIS en op basis van de schadecellen methode Tabel 6-25: Overzicht van de resultaten van de NA berekeningen van het modelgebied van de Gentse Kanalen na autonome ontwikkeling bij het gemiddeld (mcc) en het hoog (hcc) klimaatscenario op basis van LATIS en op basis van de schadecellen methode Tabel 6-26: Overzicht van de resultaten van de weerhouden PT maatregelen met de verbreding en verdieping of het plaatsen van waterkeringen in het modelgebied van de Leie, de Bovenschelde en de Gentse Kanalen Tabel 6-27: Overzicht van de resultaten van de weerhouden PT maatregelen met de verbreding en verdieping of het plaatsen van waterkeringen in het modelgebied van de Leie Tabel 6-28: Overzicht van de resultaten van de weerhouden PT maatregelen met de verbreding en verdieping of het plaatsen van waterkeringen in het modelgebied van de Bovenschelde Tabel 6-29: Overzicht van de resultaten van de weerhouden PT maatregelen met de verbreding en verdieping of het plaatsen van waterkeringen in het modelgebied van de Gentse Kanalen Tabel 6-30: De afwegingstabel van het modelgebied van de Leie, de Bovenschelde en de Gentse Kanalen met per beleidsstrategie de drie meest optimale alternatieven Tabel 6-31: De afwegingstabel van het modelgebied van de Leie met per beleidsstrategie de drie meest optimale alternatieven Tabel 6-32: De afwegingstabel van het modelgebied van de Bovenschelde met per beleidsstrategie de drie meest optimale alternatieven Tabel 6-33: De afwegingstabel van het modelgebied van de Gentse Kanalen met per beleidsstrategie de drie meest optimale alternatieven Tabel 6-34: Overzicht van de kostprijs voor het aanmaken en verdelen van zandzakken in het modelgebied van de IJzer in Tabel 6-35: Overzicht van de bebouwde oppervlakte in 2050 en de bijhorende kostprijs voor het overstromingsresiliënt maken van gebouwen in het modelgebied van de IJzer binnen overstromingscontouren met verschillende terugkeerperioden Tabel 6-36: Overzicht van de oppervlakte-uitbreiding voor residentiële en industriële gebouwen en gebieden van 2010 naar 2050 en van de bijhorende kostprijs voor grondruil in het modelgebied van de IJzer binnen overstromingscontouren met verschillende terugkeerperioden Tabel 6-37: Pompstations op de IJzer te Nieuwpoort - Overzicht van de totale kostprijs Tabel 6-38: Bescherming van de Florizoonebrug voor de verhoging van het maximum waterpeil van het Lokanaal in het modelgebied van de IJzer - Overzicht van de totale kostprijs Tabel 6-39: Afgraving van vervuilde grond bij de verbreding van de IJzer - Overzicht van de totale kostprijs per m³ Definitieve versie WL2015R13_098_4 IV

9 Tabel 6-40: De varianten van de verbredingen van de IJzer afwaarts Diksmuide naar een profiel van Klasse II en de verdere verbreding over 10 en 20 m - Overzicht van het bepalen van de eenheidsprijzen per meter Tabel 6-41: Keermuur in het modelgebied van de IJzer - Overzicht van het bepalen van de eenheidsprijs per meter Tabel 6-42: Overzicht van de lengte en kostprijs voor de maatregelen met verbreding van de IJzer afwaarts Diksmuide per zone Tabel 6-43: Afgraving van duinen bij de constructie van de nieuwe afwatering naar Koksijde - Overzicht van de totale kostprijs per m³ Tabel 6-44: De verbreding van het Lokanaal en het kanaal Veurne-Koksijde en de aanleg van de afwatering naar Koksijde - Overzicht van het bepalen van de eenheidsprijzen per meter Tabel 6-45: Overzicht van de lengte en kostprijs voor de verbreding van het Lokanaal tot in Veurne Tabel 6-46: Overzicht van de totale kostprijs van de verbreding van het Lokanaal en het kanaal Nieuwpoort- Duinkerke en van de aanleg van de afwatering naar Koksijde Tabel 6-47: Overzicht van de lengte en kostprijs voor de verbreding van het Lokanaal tot in Veurne Tabel 6-48: Overzicht van de totale kostprijs van de verbreding van het Lokanaal en het kanaal Veurne-De Panne en de aanleg van de uitwatering naar De Panne Tabel 6-49: Het aanleggen van het bufferbekken Koolhofput in verbinding met het kanaal Nieuwpoort- Duinkerke te Nieuwpoort in het modelgebied van de IJzer - Overzicht van de totale kostprijs Tabel 6-50: Overzicht van de resultaten van de NA berekeningen na autonome ontwikkeling bij het gemiddeld (mcc) en het hoog (hcc) klimaatscenario op basis van LATIS in het modelgebied van de IJzer Tabel 6-51: Overzicht van de resultaten van de weerhouden PT maatregelen met de verbreding en verdieping of het plaatsen van waterkeringen in het modelgebied van de IJzer Tabel 6-52: De afwegingstabel van het modelgebied van de IJzer met per beleidsstrategie de drie meest optimale alternatieven Tabel 6-53: Dijkverhoging in het modelgebied van het kanaal Charleroi - Overzicht van het bepalen van de eenheidsprijs per meter Tabel 6-54: Overzicht van de dijklengten en kostprijzen voor de lokale beschermingsalternatieven in het modelgebied van het Kanaal Charleroi Tabel 6-55: De kostenposten bij de aanleg van de bypass van Catala in het modelgebied van het Kanaal Charleroi - Overzicht van het bepalen van de eenheidsprijzen per meter Tabel 6-56: Bypass van Catala in het modelgebied van het Kanaal Charleroi - Overzicht van de totale kostprijs Tabel 6-57: De kostenposten bij het verbreden van de Zenne - Overzicht van het bepalen van de eenheidsprijzen per meter Tabel 6-58: Verbreding Zenne - Overzicht van de totale kostprijs Definitieve versie WL2015R13_098_4 V

10 3. Lijst van de figuren Figuur 1-1: De opdeling van de rapporten... 1 Figuur 3-1: Risicostrategie als afwegingskader voor een ORBP... 7 Figuur 3-2: Invloed verschillende broeikasgasemissiescenario s op de wereldgemiddelde temperatuur... 9 Figuur 3-3: Recente trends en toekomstige evoluties in de extreme winterneerslag voor Vlaanderen... 9 Figuur 3-4: Factor wijziging IDF-verbanden bij het hoog- en midden-klimaatscenario Figuur 3-5: Overzicht van de landgebruikkaarten in 2010 en 2050 voor het berekenen van overstromingsschade en -risico in LATIS versie 3.0 en LATIS LUC (Land Use Change; VITO gegevens).. 11 Figuur 3-6: Combinatie van de landgebruikgegevens in 2010 en 2050 voor het berekenen van de overstromingsschade en risico in LATIS Figuur 3-7: Overzicht van de beschikbare bevolkingsgegevens in 2010 en 2050 voor het berekenen van P@R Figuur 4-1: Schematische voorstelling risico in functie van de toenemende overstromingsdiepte of -hoogte Figuur 4-2: Resterend en vermeden risico in de tijd Figuur 4-3: Schematische voorstelling van NAW Figuur 4-4: Schematische voorstelling van BAMK Figuur 4-5: Schematische voorstelling van B(P@R) Figuur 4-6: Schematische voorstelling van BAM(P@R) Figuur 4-7: Tijdhorizon 2050 Risico tijdsverloop Figuur 4-8: ORBP optimalisatie schema Figuur 4-9: Probabilistische stormengenerator Figuur 4-10: Modeltrein voor het ORBP zandkleurige velden voor modellen, blauwe velden voor externe gegevens Figuur 4-11: Principe hydrologische modellering Figuur 4-12: Principe statistische analyse neerslagdebieten Figuur 4-13: Principe hydrodynamische modellering Figuur 4-14: Schademodel Figuur 4-15: Economische schadedrempels i.f.v. verschillende groepen maatregelen Figuur 4-16: Sociale schadedrempels i.f.v. verschillende groepen maatregelen Figuur 4-17: Principe scenariogenerator Figuur 4-18: de Scenariogenerator protectiemaatregelen op verticale as: verschillende configuraties van verbreding van de waterloop Figuur 4-19: de Scenariogenerator protectiemaatregelen op verticale as: verdieping van de waterloop.. 28 Figuur 4-20: de Scenariogenerator protectiemaatregelen op verticale as : dijkverhoging Figuur 4-21: de Scenariogenerator protectiemaatregelen op verticale as: lokale bescherming Figuur 4-22: Preventiemaatregelen in situatie Figuur 4-23: Preventiemaatregelen in situatie Figuur 4-24: Principe planologische ruil Figuur 5-1: Beoordelingsdiagram Meerlaagse Waterveiligheidsscenario s Definitieve versie WL2015R13_098_4 VI

11 Figuur 5-2: Optimale MLWV combinatie volgens verschillende beleidssporen Figuur 6-1: Situering van het bekken van de Leie, de Bovenschelde en de Gentse Kanalen in Vlaanderen 40 Figuur 6-2: De PT maatregelen voorgesteld voor de ORBP analyse van het modelgebied van de Leie, de Bovenschelde en de Gentse Kanalen per type met aanduiding van de beschouwde (zwart) en niet beschouwde maatregelen (grijs) en de maatregelen buiten het modelgebied (gestreepte omranding) en de beslist beleid maatregelen (grijze achtergrond) Figuur 6-3: Typevoorbeeld van een modelprofiel op de Leie uit het Seine-Schelde project Figuur 6-4: Typevoorbeeld van een bakprofiel op Ringvaart Noord uit het Seine-Schelde project Figuur 6-5: Situering van de beschouwde dijkbeschermingsmaatregelen (rode lijn) in het modelgebied van de Leie, de Bovenschelde en de Gentse Kanalen Figuur 6-6: Overstromingscontouren langsheen de Moervaart bij een terugkeerperiode van 100 jaar bij het gemiddeld klimaatscenario. De rode pixels geven de residentiële landgebruiksklassen weer Figuur 6-7: Situering van de dijktrajecten (rode lijn) langs de Toeristische Leie Figuur 6-8: Situering van het traject van de dijk (rode lijn) langsheen de Leie ter bescherming van bebouwing in de omgeving van Minnemeers te Gent Figuur 6-9: Situering van het traject van de dijk (rode lijn) langsheen de Lieve (Leie) ter bescherming van bebouwing in de omgeving van Zilverhof te Gent Figuur 6-10: Overstromingen in de omgeving van het E3-Plein te Gent bij een terugkeerperiode van 100 jaar bij het gemiddeld klimaatscenario Figuur 6-11: Situering van het traject van de dijk (rode lijn) langsheen de Ringvaart ter bescherming van bebouwing in de omgeving van Groenevelden te Mariakerke Figuur 6-12: Overstromingen in de omgeving van de Schouwbroekstraat te Vinderhoute bij een terugkeerperiode van 100 jaar bij het gemiddeld klimaatscenario Figuur 6-13: Overstromingen in de omgeving van de Apensvoorde te Lovendegem bij een terugkeerperiode van 100 jaar bij het gemiddeld klimaatscenario Figuur 6-14: Situering van de stuw parallel aan de Dampoortsluis (rode stip) op het kanaal Gent-Oostende te Brugge Figuur 6-15: Waterpeilen bij een event met een terugkeerperiode van 10 jaar op de Ringvaart te Drongen: vergelijking van de huidige toestand en scenario s met een stuw aan de Dampoortsluis te Brugge en bijkomend een pompstation te Oostende Figuur 6-16: Waterpeilen bij een event met een terugkeerperiode van 500 jaar op de Ringvaart te Drongen: vergelijking van de huidige toestand en scenario s met een stuw aan de Dampoortsluis te Brugge en bijkomend een pompstation te Oostende Figuur 6-17: Waterpeilen bij een event met een terugkeerperiode van 10 jaar afwaarts Brugge aan de autosnelweg E403: vergelijking van de huidige toestand en scenario s met een stuw aan de Dampoortsluis te Brugge en bijkomend een pompstation te Oostende Figuur 6-18: Waterpeilen bij een event met een terugkeerperiode van 500 jaar afwaarts Brugge aan de autosnelweg E403: vergelijking van de huidige toestand en scenario s met een stuw aan de Dampoortsluis te Brugge en bijkomend een pompstation te Oostende Figuur 6-19: Situering van de sluis en de stuwen (rode stip) op de Leie te Astene (Deinze) Figuur 6-20: Debieten bij een event met een terugkeerperiode van 1 jaar ter hoogte van de monding van de Rosdambeek Figuur 6-21: Weergave van de opvatting van de verbredingen van het Schipdonkkanaal door afgraving van de oever met (a) en zonder (b) dijkverplaatsing Figuur 6-22: Voorbeeld van een dwarsprofiel van het Schipdonkkanaal met de verbredingen in het kader van de huidige studie en in het kader van de studie voor de Seine Schelde West verbinding (Projectconsortium MKBA Seine Schelde West, 2008) Definitieve versie WL2015R13_098_4 VII

12 Figuur 6-23: Lengteprofiel van het Schipdonkkanaal op basis van de dwarsprofielen van het hydrodynamisch model van de Leie, de Bovenschelde en de Gentse Kanalen (2050) vanaf Deinze tot de uitwatering te Heist met aanduiding van de oever waar verbreding mogelijk is Figuur 6-24: Weergave van het economisch criterium, NAW, tegenover het menselijk criterium, de baat voor voor elke combinatie van PT maatregelen in het modelgebied van de Leie, de Bovenschelde en de Gentse Kanalen met aanduiding van de weerhouden alternatieven (rood) Figuur 6-25: Weergave van het economisch criterium, NAW, tegenover het menselijk criterium, de baat voor voor elke combinatie van PT maatregelen in het modelgebied van de Leie met aanduiding van de weerhouden alternatieven (rood) Figuur 6-26: Weergave van het economisch criterium, NAW, tegenover het menselijk criterium, de baat voor voor elke combinatie van PT maatregelen in het modelgebied van de Bovenschelde met aanduiding van de weerhouden alternatieven (rood) Figuur 6-27: Weergave van het economisch criterium, NAW, tegenover het menselijk criterium, de baat voor voor elke combinatie van PT maatregelen in het modelgebied van de Gentse Kanalen met aanduiding van de weerhouden alternatieven (rood) Figuur 6-28: Weergave van het economisch criterium, NAW, tegenover het menselijk criterium, de baat voor voor elke combinatie van PP, PV en PT maatregelen in het modelgebied van de Leie, de Bovenschelde en de Gentse Kanalen Figuur 6-29: Weergave van het economisch criterium, NAW, tegenover het menselijk criterium, de baat voor voor elke combinatie van PP, PV en PT maatregelen in het modelgebied van de Leie Figuur 6-30: Weergave van het economisch criterium, NAW, tegenover het menselijk criterium, de baat voor voor elke combinatie van PP, PV en PT maatregelen in het modelgebied van de Bovenschelde Figuur 6-31: Weergave van het economisch criterium, NAW, tegenover het menselijk criterium, de baat voor voor elke combinatie van PP, PV en PT maatregelen in het modelgebied van de Gentse Kanalen. 95 Figuur 6-32: Situering van het bekken van IJzer in Vlaanderen (bron: Coen et al., 2013) Figuur 6-33: Het modelgebied van de IJzer (bron: Coen et al., 2013) Figuur 6-34: De PT maatregelen voorgesteld voor de ORBP analyse van het modelgebied van de IJzer per type met aanduiding van de beschouwde (zwart) en niet beschouwde maatregelen (grijs) en de maatregelen buiten het modelgebied (gestreepte omranding) en de beslist beleid maatregelen (grijze achtergrond) Figuur 6-35: Situering van het pompstation (rode stip) op de IJzer te Nieuwpoort Figuur 6-36: Situering van de zone voor de verbreding van de IJzer naar een Klasse II profiel afwaarts Diksmuide (bron Boey et al., 2013) Figuur 6-37: Vergelijking van huidige profielen in de buurt van Schore Dorp (ch m) en Stuivekenskerke (ch m), een typeprofiel van de Klasse II voor de IJzer en een bijkomende verbreding over 10 en 20 m (bron Boey et al., 2013) Figuur 6-38: De ingrepen voorzien bij de maatregel met de afwatering van de IJzer naar Koksijde met aanduiding van de ligging van het nieuwe kanaal (paarse lijn) en de beweegbare stuw (rode stip) Figuur 6-39: Een typeprofiel voor de verbreding van het Lokanaal en het kanaal Nieuwpoort-Duinkerke in het model van de IJzer (Boey et al, 2013a) Figuur 6-40: Het waterpeil op de Noordzee (blauwe lijn) en op het kanaal Nieuwpoort-Duinkerke (KANAAL_D_N 12070; zwarte lijn) bij de maatregel met de afwatering naar Koksijde bij de simulatie van een maatgevend event met een terugkeerperiode van 50 jaar Figuur 6-41: De ingrepen voorzien bij de maatregel met de afwatering van de IJzer naar De Panne met aanduiding van het Kanaal Nieuwpoort-Duinkerke en het nieuwe kanaal (paarse lijn) en de locatie van de beweegbare stuw Figuur 6-42: Situering van het afleidingskanaal van de IJzer (paarse lijn) van Roesbrugge naar de Noordzee te De Panne Definitieve versie WL2015R13_098_4 VIII

13 Figuur 6-43: Lengteprofiel van de terreinhoogten langs het tracé van het afleidingskanaal van de IJzer van Roesbrugge naar de Noordzee in De Panne op basis van het DHM Vlaanderen (AGIV, 2004) Figuur 6-44: Overzicht van de ligging van het bufferbekken Koolhofput (paars) Figuur 6-45: Weergave van het economisch criterium, NAW, tegenover het menselijk criterium, de baat voor voor elke combinatie van PT maatregelen in het modelgebied van de IJzer met aanduiding van de weerhouden alternatieven (rood) Figuur 6-46: Weergave van het economisch criterium, NAW, tegenover het menselijk criterium, de baat voor voor elke combinatie van PP, PV en PT maatregelen in het modelgebied van de IJzer Figuur 6-47: De gemodelleerde waterlopen (blauw) van het modelgebied Kanaal Charleroi Figuur 6-48: De PT maatregelen voorgesteld voor de ORBP analyse van het modelgebied van het Kanaal Charleroi per type met aanduiding van de beschouwde (zwart) en niet beschouwde maatregelen (grijs) en de maatregelen buiten het modelgebied (gestreepte omranding) en de beslist beleid maatregelen (grijze achtergrond) Definitieve versie WL2015R13_098_4 IX

14 1. Inleiding 1.1 De opdracht Op 23 oktober 2007 werd de Richtlijn 2007/60/EG van het Europees Parlement en de Raad aangenomen over de beoordeling en beheer van overstromingsrisico s, ook wel de Richtlijn Overstromingsrisico s (ROR) genoemd. Deze richtlijn verplicht de Lidstaten tot het opstellen van overstromingsgevaarkaarten en overstromingsrisicokaarten tegen eind 2013 en overstromingsrisicobeheerplannen tegen eind Deze laatste bevatten de maatregelen ter vermindering van de potentiële negatieve gevolgen van overstromingen voor de gezondheid van de mens, het milieu, het culturele erfgoed en de economische bedrijvigheid. De huidige studie geeft invulling aan de Overstromingsrichtlijn voor wat betreft de Vlaamse bekkens van de Leie, de Bovenschelde, de Gentse Kanalen, de IJzer en het kanaal Charleroi. Deze studie maakt deel uit van de opdracht Technisch-wetenschappelijke bijstand waterkwantiteitsmodellen en andere wiskundige modellen die op 22 december 2011 gegund werd aan IMDC nv. Dit deelrapport maakt deel uit van drie rapporten die samen de volledige opdracht beschrijven. De opdeling wordt weergegeven in Figuur 1-1. Figuur 1-1: De opdeling van de rapporten Het ORBP rapport geeft een overzicht van de volledige studie en beschrijft de ORBP analyses en resultaten. Het rapport Randvoorwaarden-Hydraulica-Statistiek geeft een beschrijving van de algemene principes en de praktische methodes die toegepast worden bij het opstellen van de randvoorwaarden van de hydraulische modellen, het hydraulisch simuleren van de randvoorwaarden en statistisch analyseren van de resultaten. Verder worden de uitwerking, de gemaakte keuzes en de resultaten beschreven. Het rapport Tools geeft een beschrijving van het instrumentarium dat aangewend is bij het uitvoeren van de studie. 1.2 Doelstelling Het doel van de opdracht is beleidsondersteunend. De aangereikte resultaten uit deze studies zullen het beleid toelaten wetenschappelijk en maatschappelijk gefundeerde keuzes te maken m.b.t. het overstromingsrisicobeheer in de Vlaamse bevaarbare stroombekkens. Aan de hand van de beschreven criteria en resultaten kan het beleid een bepaalde beleidsstrategie aannemen, die op haar beurt adviserend en sturend kan optreden voor andere beleidsinstrumenten. Het is niet de bedoeling dat een alternatief zal naar voor geschoven worden als de beste. Die keuze zal genomen moeten worden in het kader van specifieke project-studies. De huidige studies zijn regionale studies die rekening houden met de globaliteit van het systeem. Bovendien werd alleen de vermeden schade veroorzaakt door overstromingen als economische baat geanalyseerd. Bijkomende baten (bevaarbaarheid, ecologie, recreatie, enz.) zijn niet hier bestudeerd en zouden ook deel van specifieke studies uitmaken. Definitieve versie WL2015R13_098_4 1

15 Daarnaast heeft de opdracht de effectieve uitwerking van overstromingsrisicobeheerplannen tot doel voor de Vlaamse bevaarbare Leie, Bovenschelde, Gentse Kanalen, IJzer en kanaal Charleroi. 1.3 Aanpak studie In deze studie wordt uitgegaan van de probabilistische methodologie die door IMDC werd uitgewerkt in opdracht van de VMM (Vlaamse Milieu Maatschappij) voor de opstelling van de overstromingsrisicobeheersplannen (ORBP) van de onbevaarbare waterlopen van 1e categorie. Deze methodologie bestaat uit een keten van numerieke, wiskundige en statistische modellen. Hierbij worden een aantal van deze modellen (hydrologische en hydrodynamische modellen, neerslaggeneratiemodel en schademodel) aangeleverd door het Waterbouwkundig Laboratorium (WL). Vermits het in de voorliggende studie een toepassing betreft op bevaarbare waterlopen, werd de methodologie voor een aantal aspecten bijgestuurd of gewijzigd. De wijzigingen kwamen tot stand in nauw overleg met het Waterbouwkundig Laboratorium (WL), en werden goedgekeurd door WenZ. Het onderhavige rapport beschrijft de gewijzigde methodologie, met toepassing op de modelgebieden van de Leie, de Bovenschelde, de Gentse Kanalen, de IJzer en het kanaal Charleroi. Er wordt echter ook verwezen naar eerdere studies in Vlaanderen in verband met overstromingsrisicobeheer, namelijk de Maatschappelijke Kosten Baten Analyse (MKBA) van de actualisatie van het Sigmaplan en het Geïntegreerd Kustveiligheidsplan. Bij de MKBA van de actualisatie van het Sigmaplan van W&Z afdeling Zeeschelde werd een optimaal plan bepaald voor de beveiliging van het Zeescheldebekken tegen stormvloeden (Projectconsortium MKBA Sigmaplan, 2005a). Hiertoe werden mogelijke beveiligingsalternatieven geëvalueerd voor wat betreft de uitvoeringskosten, de veiligheidsbaten, de effecten op landbouw, de effecten op bosbouw, de effecten op scheepvaart, de ecosysteembaten, de recreatieve beleving en de visuele hinder voor omwonenden. Per alternatief werden voor elk aspect de relevante kosten en baten bepaald over de periode Over deze periode werd autonome ontwikkeling in rekening gebracht als economisch groei en zeespiegelstijging. De impact van klimaatverandering op de hydrologische randvoorwaarden (neerslag, verdamping) en van landgebruiksverandering werd niet in rekening gebracht. Veiligheidsbaten werden opgevat als de vermindering van het overstromingsrisico. Het overstromingsrisico is bepaald op basis van een keten van hydrologische, hydrodynamische en schademodellen. In de maatschappelijke kosten baten analyse zijn de maatstaven Netto Constante Waarde (NCW) en terugverdientijd bepaald. Het project Geïntegreerd Kustveiligheidsplan van de afdeling Kust van de Vlaamse Overheid heeft geleid tot het Masterplan Kustveiligheid met de optimale maatregelen om de Belgische kustzone te beveiligen tegen extreme stormen ( De kosten en baten van de mogelijke beveiligingsopties (suppletie, stormmuren, stormvloedkering, ), samen met eventuele bijkomende gevolgen, werden bepaald. Er werd een planperiode beschouwd van 2004 tot Voor grote structurele maatregelen werd een periode tot 2100 beschouwd. Autonome ontwikkeling en veiligheidsbaten werden gelijkaardig aan de MKBA van de actualisatie van het Sigmaplan in rekening gebracht. In de maatschappelijke kosten baten analyse werden de maatstaven Netto Constante Waarde (NCW) en terugverdientijd bepaald. Het slachtofferrisico werd bepaald, maar niet opgenomen in de MKBA. Verder wordt verwezen naar de Haalbaarheidsstudie Seine-Schelde West. In de studie werd nagegaan of en hoe een aanpassing van het Afleidingskanaal van de Leie (Schipdonkkanaal) kan bijdragen tot een betere binnenvaartontsluiting van de Vlaamse kusthavens (Projectconsortium MKBA Seine Schelde West, 2008). In het kader van de studie werd onder andere een MKBA uitgevoerd. Er werden directe (binnen het transportsysteem), indirecte (op de rest van de economie) en externe (milieu, natuur en gezondheid) effecten bestudeerd van de beschouwde projectalternatieven. Voor de externe effecten werd het effect op de waterhuishouding bestudeerd als het effect op het overstromingsrisico. Hierbij werden veiligheidsbaten bepaald als de vermindering van het overstromingsrisico. Er werd een planperiode van 2008 tot 2030 beschouwd. Autonome ontwikkeling en veiligheidsbaten werden gelijkaardig aan de hoger vermelde studies in rekening gebracht.. In de maatschappelijke kosten baten analyse werden de maatstaven Netto Constante Waarde (NCW) en interne rentevoet (IRV) bepaald. De interne rentevoet is de discontovoet waarbij de netto contante waarde gelijk aan nul is. Definitieve versie WL2015R13_098_4 2

16 1.4 Over dit rapport Dit rapport is het syntheserapport van de volledige studie. Het kadert de Europese Richtlijn, en geeft een overzicht van de gebruikte risicomethodologie, de aannames en in aanmerking genomen evoluties. Vervolgens wordt ingegaan op de verschillende lagen in de meerlaagse waterveiligheid (MLWV), waarbij een optimaal overstromingsrisicobeheer wordt afgetoetst aan economische en sociale criteria. Uiteindelijk worden de resultaten van de toepassing van de methodologie op de Vlaamse bekkens van de Leie, de Bovenschelde, de Gentse Kanalen, de IJzer en het kanaal naar Charleroi toegelicht. Definitieve versie WL2015R13_098_4 3

17 2. De Europese overstromingsrichtlijn 2.1 Richtlijn 2007/60/EG De Overstromingsrichtlijn (ROR, RICHTLIJN 2007/60/EG) stelt een regionaal, nationaal en internationaal kader voor de beoordeling en het beheer van overstromingsrisico s vast. Het doel hiervan is de (grensoverschrijdende) negatieve gevolgen van overstromingen voor de gezondheid van de mens, het milieu, het culturele erfgoed en de economische bedrijvigheid te beperken (artikel 1 ROR). Daarnaast biedt de ROR burgers, bedrijven en overheden inzicht in mogelijke overstromingsrisico s (welke gebieden en potentiële schade), wat eraan gedaan wordt om de risico s te verminderen of te beheersen (doelstellingen en maatregelen) en wie wanneer de maatregelen neemt. Deze Europese richtlijn is in 2007 in werking getreden. De ROR is een belangrijk instrument om doelen en maatregelen ter beperking van overstromingsrisico s met de verschillende stroomgebiedbeheerders, stakeholders en naburige regio s af te stemmen. De ROR is een procesrichtlijn en bevat geen gekwantificeerde doelstellingen en maatregelen. Wel verplicht de ROR Europese lidstaten om op basis van een aantal inhoudelijke en procedurele eisen, de volgende producten te maken: 1. Voorlopige risicobeoordeling (2011) De voorlopige risicobeoordeling is erop gericht om op basis van beschikbare of makkelijk af te leiden informatie, de gebieden vast te stellen waar potentieel significante overstromingsrisico s bestaan of te verwachten zijn. Hiervoor bestaat echter een uitzonderingsartikel (Artikel 13, lid 1b van de Richtlijn), dat stelt dat lidstaten die al op een eerder tijdstip (namelijk vóór 22 december 2010) hebben bepaald dat er voor bepaalde gebieden overstromingsgevaar- en overstromingsrisicokaarten opgesteld dienen te worden, kunnen besluiten geen voorlopige risicobeoordeling op te stellen voor deze gebieden. 2. Overstromingsgevaar- en overstromingsrisicokaarten (uiterlijk ) De overstromingsgevaar- en overstromingsrisicokaarten zijn erop gericht het publiek en de (lokale) besturen inzicht te bieden in de aard en omvang van de risico s, mede als grondslag voor de aanpak voor het beheer van het risico. De ROR geeft voorschriften voor de soorten en inhoud van de kaarten. 3. Overstromingsrisicobeheerplannen (ORBP) (uiterlijk ) De overstromingsrisicobeheerplannen bevatten een overzicht van adequate doelen en maatregelen om overstromingsrisico s te beheren. De ROR benoemt welke zaken in het plan aan de orde moeten komen. De ROR stelt dat bij het in kaart brengen van de risico s moet rekening gehouden worden met autonome ontwikkeling (klimaatverandering, verandering landgebruik) en dat de ORBP en maatregelen moeten bevatten ter vermindering van de potentiële negatieve gevolgen van overstromingen voor de gezondheid van de mens, het milieu, het culturele erfgoed en de economische bedrijvigheid, met name op het vlak van paraatheid, preventie en protectie (de 3 P s), rekening houdend met het solidariteitsprincipe (nietafwenteling op naburige regio s). Met betrekking tot de implementatie vraagt de ROR om een afstemming met de Kaderrichttlijn Water (KRW, Richtlijn 2000/60/EG) en publieke participatie. 2.2 Situering van deze Vlaamse ORBP-studie binnen het Europese kader Op dit moment worden ORBP en in een groot aantal lidstaten van de Unie voorbereid. Op het vlak van risicobeheersing wordt gewoonlijk gekeken naar de Nederlandse expertise. Omdat Nederland waterveiligheid in sterke mate heeft opgenomen in beleids- en uitvoeringsplannen, heeft het bij de toepassing van de ROR voor een meer inventariserende en structurerende weg gekozen dan andere lidstaten. Er wordt vanuit de ROR dus gekeken naar welke informatie al beschikbaar is en er wordt gebruik gemaakt van bestaande beleidsplannen op het gebied van preventie, bescherming en paraatheid. De ROR Definitieve versie WL2015R13_098_4 4

18 wordt aangegrepen als een kans om samenhang te creëren tussen de drie lagen van overstromingsrisicobeheer: bescherming, preventie en paraatheid. Dit heeft Nederland gebracht tot het definiëren van de Meerlaagse Veiligheid : 1. Preventie 2. Ruimtelijke Ordening 3. Crisisbeheersing Men kan opmerken dat de definities voor de drie lagen zoals gedefinieerd in de Nederlandse Strategie Meerlaagsveiligheid niet overeenkomen met de definities zoals gebruikt in de ROR. De Vlaamse aanpak, zoals ze in de rapport wordt geschetst op het vlak van sociaal 1 en economisch risico, houdt zich strikter aan de terminologie van de ROR, m.n. een meerlaagse veiligheid o.b.v. : 1. Protectie 2. Preventie 3. Paraatheid De onderstaande Tabel 2-1 geeft het nuanceverschil tussen de Nederlandse en Vlaamse interpretatie van Meerlaagse Veiligheid. Tabel 2-1: Strategie Meerlaagse Veiligheid in Nederland en Vlaanderen Nederland Preventie Het voorkómen van een overstromingsramp door ingrepen in het watersysteem of het aanleggen/handhaven van waterkeringen Ruimtelijke Ordening Risicobewuste ruimtelijke planning en maatregelen, die de omvang van de schade, het aantal slachtoffers en maatschappelijke ontwrichting kunnen beperken Crisisbeheersing Een goede (organisatorische) voorbereiding om efficiënt te kunnen handelen bij een eventuele overstromingsramp, om zo slachtoffers en schade te kunnen beperken Vlaanderen Protectie Door het nemen van structurele maatregelen de kans op overstromingen en/of de ernst van de gevolgen van overstromingen op specifieke plaatsen doen afnemen Preventie Het voorkómen van schade door overstromingen door te vermijden dat woonhuizen en industriële installaties worden gebouwd in gebieden die kwetsbaar zijn voor overstromingen of dat in de toekomst kunnen worden, en/of door aanpassing van woonhuizen en industriële installaties op specifieke plaatsen zodat de omvang van de schade en het aantal slachtoffers beperkt wordt Paraatheid De bevolking (en bedrijven/instellingen) informeren over het overstromingsrisico en de gedragsregels die bij overstromingen moeten worden gevolgd, en waarschuwen in geval van imminent overstromingsgevaar Aan de keuze voor een meerlaagse veiligheidsstrategie is onlosmakelijk een risicobenadering verbonden (risico = kans x gevolg). Naast het historische beleid m.b.t. de beheersing van de kansen (overstromingsgevaar), wordt nu ook de nadruk gelegd op een beheersing van de gevolgen. 1 Met sociaal risico wordt in dit rapport gedoeld op personen die risico lopen om geconfronteerd te worden met wateroverlast (People at Risk, met acroniem P@R). Het gaat dus niet noodzakelijk om slachtoffers. Definitieve versie WL2015R13_098_4 5

19 Bovendien worden de volgende strategische keuzes gemaakt m.b.t. de kernaspecten van de Vlaamse methodologie: 1. Multicriteria De verschillende combinaties van maatregelen worden t.o.v. elkaar afgewogen op basis van meerdere criteria, die zich in het kader van deze studie situeren in het economisch (kosten en baten) en sociaal (benadeelden) veld. Dit resulteert bijgevolg in een multicriteria-analyse (MCA). Het aantal criteria wordt hierbij bewust klein gehouden, zodat de interpretatie en het beslissingsproces overzichtelijk blijft. Op die manier wordt vermeden dat beslissingen zouden genomen moeten worden op basis van cijfermatige scores die het gevolg zijn van een verdiscontering van een groot aantal deelscores waarbij men geen vat meer heeft op het belang van de deelaspecten. In de praktijk zal een dergelijke aanpak veelal resulteren in een optimale combinatie van maatregelen uit de verschillende lagen, maar net zo goed kan het voor bepaalde (deel)stroomgebieden voorkomen dat het beschikbare budget optimaal kan benut worden door enkel in te zetten op één bepaalde laag. 2. Adaptief vermogen Zodra er naar veranderingen op de lange termijn wordt gekeken, komen ook de begrippen flexibiliteit en aanpasbaarheid van pas. Kunnen omgaan met veranderingen betekent dat een systeem, object of strategie eenvoudig aangepast kan worden, en/of dat eenvoudig overgestapt kan worden naar ander beleid. Dit betekent dat de methodologie ook moet toelaten om, b.v. ten gevolge van wijzigende maatschappelijke voorkeuren of voortschrijdend inzicht tijdens het beslissingproces, op relatief eenvoudige wijze te kiezen voor alternatieve (sub)optimale oplossingen. 3. Multi-sectoraal De keuze voor de beheersing van de gevolgen, naast een beheersing van de kansen, heeft mede als gevolg dat verschillende sectoren mee verantwoordelijk worden voor het waterveiligheidsbeleid. In de preventie-laag gaat het hier b.v. om verantwoordelijkheid m.b.t. ruimtelijke ordening, in de paraatheid-laag gaat het om b.v. de hulpdiensten en de individuele burger. Vermits een ORBP onvermijdelijk ook een impact heeft op de (te verzekeren) restrisico s, is ook de verzekeringssector betrokken partij. Definitieve versie WL2015R13_098_4 6

20 3. Algemene aanpak : Meerlaagse waterveiligheid 3.1 Overzicht Figuur 3-1: Risicostrategie als afwegingskader voor een ORBP De overkoepelende doelstelling van de ORBP en volgens de ROR is het zoeken naar een optimale benutting van het (de) budget(ten) van de beheerder(s) met het oog op de beheersing van de huidige en toekomstige overstromingsrisico s, binnen een te kiezen beleidstrategie en rekening houdend met toekomstige scenario s en gevolgen van autonome ontwikkeling. Ten gevolge van de autonome ontwikkeling (economische groei, wijziging landgebruik en klimaatwijziging) neemt het overstromingsrisico toe. De klimaatwijziging heeft als voornaamste gevolg dat de kansen op overstroming met de tijd toenemen, terwijl de sociaal-economische groei als gevolg heeft dat de gevolgen van een overstroming ernstiger worden. Met beheersing van het risico wordt zowel beperking van de toename, handhaving (stand-still) als reductie bedoeld. De klimaatwijziging en sociaal-economische groei worden in rekening gebracht aan de hand van toekomstige projecties. Bij de evaluatie van verschillende ORBP-opties worden sociale en economische objectieven weerhouden. Het economische objectief bepaalt dat het budget optimaal moet worden gespendeerd, en m.a.w. een maximale return moet opleveren. Eenvoudig gesteld moet een maximale baat (vermeden overstromingsrisico) gerealiseerd worden met een minimum aan investeringen. Hiertoe zal een kostenbaten-analyse (CBA : Cost Benefit Analysis) worden uitgevoerd om de verschillende alternatieven te vergelijken. De representatieve parameter voor een CBA is de Netto Actuele Waarde (NAW), die in deze studie dan ook wordt toegepast als economisch criterium. Het sociaal objectief bepaalt dat het risicobeheer een maximaal aantal inwoners moet begunstigen. Dit betekent dat men het aantal personen dat blootgesteld wordt aan overstromingsrisico s optimaal moet reduceren/handhaven/beperkt laten toenemen. Het sociaal criterium wordt People at Risk (P@R) genoemd. In deze studie zullen een aantal bijkomende criteria geformuleerd worden die verder inzicht zullen verschaffen. Het gezamenlijk beschouwen van de verschillende criteria komt neer op een Multi Criteria Analyse (MCA). In deze studie wordt het echter niet opportuun geacht om de MCA ook daadwerkelijk uit te voeren met toekenning van gewichten en scores aan de verschillende criteria. Er wordt daarentegen gestreefd naar een heldere formulering van de diverse opties en criteria, wat een betrouwbare interpretatie toelaat van de resultaten. Definitieve versie WL2015R13_098_4 7

21 Er zijn verschillende beleidssporen denkbaar waarbinnen optimaal aan de gestelde objectieven wordt voldaan. Binnen elke strategie zal een andere combinatie van maatregelen optimaal blijken te zijn. Maatregelen worden ondergebracht in 3 soorten : de protectiegroep (PT), de preventiegroep (PV) en de paraatheidgroep (PP), ook wel de 3 P s genoemd. In elk van de beleidssporen zal een verschillende mix van P s optimaal blijken te zijn volgens de gestelde criteria. Het uitbreiden van de set maatregelen met maatregelen buiten de PT-groep, het historische werkterrein van de waterbeheerder, wordt meerlaagse waterveiligheid (MLWV) genoemd. Dit heeft als gevolg dat het overstromingsrisicobeheer de verantwoordelijkheid kan worden van verschillende actoren, met name de waterbeheerder, de ruimtelijke planner en de verzekeraar. 3.2 Autonome ontwikkeling Algemeen De autonome ontwikkeling duidt op de veranderende omgeving. Hierbij worden volgende aspecten beschouwd : Klimaatwijziging (CC, Climate Change) Sociaal-econonomische wijziging : economische groei (waardevermeerdering via groeifactor) en demografische groei (via verandering landgebruik (LUC, Land Use Change)) Klimaatwijziging Deze studie maakt gebruik van de projecties van het IPCC (IPCC, 2007) en de afgeleide downscaling voor Vlaanderen door de KULeuven (Baguis et al., 2009, Ntegeka, 2008 & 2010, Willems, 2009, 2009b & 2011). Deze downscaling houdt in dat op basis van regionale klimaatmodellen voor Vlaanderen perturbatiefactoren worden berekend bij verschillende aggregatieduren 2. Deze perturbatiefactoren laten toe om de oorspronkelijke neerslag- en verdampingsreeks om te zetten naar een geprojecteerde neerslag en verdampingsreeks voor de tijdshorizon. Het IPCC werkt standaard met het jaar Deze tijdshorizon wordt door de KULeuven aangehouden. Het IPCC beschouwt verschillende emissiescenario s voor broeikasgassen in de toekomst, afhankelijk van de internationaal aangenomen klimaatdoelstellingen. Deze leiden tot verschillende toenames voor de temperatuur, zoals geïllustreerd in Figuur Een aggregatieniveau is een gemiddelde neerslagduur. Een geaggreerde neerslagreeks is een uitgemiddelde reeks over een lopend venster ter grootte van de aggregatieduur. Definitieve versie WL2015R13_098_4 8

22 Figuur 3-2: Invloed verschillende broeikasgasemissiescenario s op de wereldgemiddelde temperatuur (A1B : mondiale markt met evenwichtig gebruik van energiebronnen / A1T : gebruik niet-fossiele energiebronnen / A1FI : gebruik fossiele energiebronnen / A2 : veilig scenario / B1 : mondiale solidariteit / B2 : zorgzaam scenario) ref. IPCC, 2007 Op basis van deze emissiescenario s worden met klimaatmodellen projecties gemaakt voor neerslag en verdamping. Op basis van een groot aantal regionale klimaatmodellen werden door de KULeuven seizoensafhankelijke perturbatiefactoren afgeleid voor verschillende aggregatieduren en terugkeerperiodes. Dit wordt verder geïllustreerd in Figuur 3-3. De waaier aan projecties voor de verschillende klimaatmodellen heeft ertoe geleid dat voor Vlaanderen 3 neerslag- en verdamping-scenario s worden weerhouden : een hoog, midden en laag scenario. Figuur 3-4 toont de perturbatiefactoren voor de IDF-curves van de neerslag. Het laag scenario valt hierbij samen met de huidige toestand (perturbatiefactor 1). Voor wat betreft de perturbatie van de verdamping wordt verwezen naar Baguis et al. (2009). Figuur 3-3: Recente trends en toekomstige evoluties in de extreme winterneerslag voor Vlaanderen (gebaseerd op 31 simulaties met 12 regionale klimaatmodellen) ref. Willems, 2009b Definitieve versie WL2015R13_098_4 9

23 Figuur 3-4: Factor wijziging IDF-verbanden bij het hoog- en midden-klimaatscenario (op basis van de 31 CCI-HYDR-regionale klimaatmodelruns, via vergelijking scenarioperiode met de controleperiode ) ref. Willems, 2009b Om een idee te krijgen van de variabiliteit ten gevolge van de verschillende klimaatprojecties volstaat het bijgevolg om het huidige klimaat en het hoge scenario in beschouwing te nemen. Het midden scenario zal zich immers steeds tussen deze twee uitersten bevinden. De tijdshorizon voor de risico-analyse en optimalisatie van de alternatieven voor de verschillende beleidstrategieën wordt voor het ORBP vastgelegd op De waterstandstijging op open zee in het gemiddeld en het hoog klimaatscenario wordt respectievelijk gelijkgesteld aan 30 en 40 cm tegen het jaar 2050 (KNMI, 2014). Tussen gemiddeld LW2050 en gemiddeld HW2050 wordt een gemiddelde tijcurve geïnterpoleerd. Een waterstandsstijging op open zee, zoals voorspeld door de klimaatscenario s, geeft omwille van niet lineaire effecten niet noodzakelijk een verhoging van het gemiddeld getij aan de afwaarte modelranden op de Zeeschelde te Temse, Schelle en Dendermonde, op de Dijle te Mechelen en op de Nete te Duffel. Trendanalyses geven een stijging van de hoogwaters van 16 tot 40 cm in 2050 en een lichte daling van de laagwaters (zie rapport Randvoorwaarden-Hydraulica-Statistiek) in Uit conservatieve overweging wordt voor het klimaat van 2050 het huidige gemiddeld laagwater aangehouden. Tussen gemiddeld laagwater 2050 en gemiddeld hoogwaters 2050 worden dan de gemiddelde tijcurven geïnterpoleerd Sociaal-economische ontwikkeling Ten gevolge van demografische en economische groei breidt het aantal woningen en het aantal mensen zich uit. De toekomstige woningen bevinden zich niet zelden in overstroombaar gebied. Bovendien neemt, ten gevolge van de toenemende welvaart, ook de waarde toe van de eigendommen, en bijgevolg van het bedrag van de overstromingsschade. De toenemende welvaart wordt in rekening gebracht door middel van een groeivoet. Een verdere toelichting hieromtrent wordt gevonden in Het toekomstige landgebruik in Vlaanderen in 2050 werd berekend door VITO met het RuimteModel Vlaanderen (de Kok et al, 2011). Deze gegevens laten toe om de toenemende overstromingsschade als gevolg van autonome ontwikkeling te kwantificeren. Figuur 3-5 geeft de beschikbare landgebruikgegevens weer. Dit zijn de hoge resolutie gegevens voor 2010 in de versie 3.0 van de LATIS software voor schadeen risicoberekening (Deckers et al, 2011) en de lage resolutie gegevens voor 2010 en 2050 berekend door de VITO in de LATIS LUC (Land Use Change) versie van de software (Deckers et al, 2012). Figuur 3-6 geeft weer hoe het landelijk landgebruik in LATIS versie 3.0 gecombineerd wordt met de verstedelijkte landgebruiken in LATIS LUC. Dit gebeurt om hoge schade- en risicowaarden in landelijk gebied te vermijden als gevolg van de lage resolutie landgebruikgegevens in LATIS LUC. Definitieve versie WL2015R13_098_4 10

24 Figuur 3-5: Overzicht van de landgebruikkaarten in 2010 en 2050 voor het berekenen van overstromingsschade en -risico in LATIS versie 3.0 en LATIS LUC (Land Use Change; VITO gegevens) Figuur 3-6: Combinatie van de landgebruikgegevens in 2010 en 2050 voor het berekenen van de overstromingsschade en risico in LATIS De toekomstige bevolkingsgegevens voor 2050 werden eveneens door de VITO berekend met het RuimteModel Vlaanderen. Op basis van bevolkingsgegevens wordt berekend. Figuur 3-7 geeft een overzicht van de beschikbare bevolkingsgegevens. Dit zijn de bevolkingsgegevens voor 2010 in LATIS versie 3.0 en de woon- of bevolkingsdichtheidsgegevens van de VITO in 2010 en De LATIS versie 3.0 gegevens worden verdeeld over een raster met hoge resolutie op basis van het landgebruik. De woondichtheidgegevens zijn beschikbaar in lage resolutie (100x100 m). Definitieve versie WL2015R13_098_4 11

25 Figuur 3-7: Overzicht van de beschikbare bevolkingsgegevens in 2010 en 2050 voor het berekenen van Discontovoet r De Nederlandse OEEI leidraad raadt een basisdiscontovoet aan van 3-4%, met een risico-opslag voor het macro-economische risico, waarbij rekening wordt gehouden met het feit dat de economische ontwikkelingen de kosten en baten van het project kunnen beïnvloeden. Deze parameter varieert van 1,5% tot 4,5%. De veiligheidsbaten groeien mee met de economische groei (infrastructuur wordt meer waard om te beschermen) en dus is er een zeker macro-economisch risico bij de beoordeling van veiligheidsprojecten. Vanuit deze optiek is een minimale risico-opslag verantwoord. Als uitgangspunt kan dus een minimum, risicoloze discontovoet genomen worden met een risico opslag van 0%, 1% of 3%. Deze keuze is ook consistent met de aanbeveling voor Vlaanderen om met 4% te rekenen, gecombineerd met een sensitiviteitsanalyse op deze parameter. Deze analyse leidt ertoe om voor kosten-batenanalyses te rekenen met de volgende discontovoeten: 3, 4, en 7%. Dit zijn inflatievrije discontovoeten zodat de effecten van inflatie of prijsstijgingen in de loop der jaren niet apart verrekend moeten worden. De discontovoet wordt vastgelegd op 4%. Deze waarde werd ook toegepast voor de MKBA van het Sigmaplan (De Nocker, 2004 & Bulckaen, 2005). Een discontovoet van 4% betekent dat projecten die zichzelf terugverdienen een rendement hebben van minstens 4% op het ingezette kapitaal Groeivoet g Het gebied dat beter beschermd wordt door de projectalternatieven zal evolueren in de loop der jaren. De groeivoet maakt deel uit van de autonome ontwikkeling ( 3.2.3). De waarde van de eigendommen zal immers toenemen. Om zo goed mogelijk rekening te houden met deze evolutie worden economische groeiscenario s verrekend op de jaarlijkse vermeden risico s. De gehanteerde groeivoet staat volledig in functie van het groeiscenario dat gekozen wordt. Klassieke referenties in deze zijn de studies gepubliceerd door Ocean Shipping Consultants en de Welvaart en Leefomgeving (WLO)-scenario s van het Centraal Planbureau Nederland. Op basis van het EC-groeiscenario wordt rekening gehouden met een gemiddeld groeipercentage van 2%. 3 Tekst op basis van persoonlijke communicatie met M. Dockx van Tritel (voorheen Resource Analysis) Definitieve versie WL2015R13_098_4 12

26 4. Methodologie 4.1 Risico definities Risico R geeft de integratie van de schade over haar kansdomein : R = Σ (P x S), met P de overschrijdingskans van schade S. R geeft dus de gemiddeld te verwachten schadekost per jaar, en wordt dus bepaald door zowel frequent voorkomende wateroverlast met kleine schade, als uitzonderlijke extreme gebeurtenissen (overstromingen) met grote schade maar een kleine kans op voorkomen. De onderstaande Figuur 4-1 vat dit samen. Figuur 4-1: Schematische voorstelling risico in functie van de toenemende overstromingsdiepte of -hoogte Overigens gaat voor P@R dezelfde definitie op, waarbij S staat voor het aantal personen, zodat het sociaal risico wordt uitgedrukt als het gemiddeld verwacht aantal personen per jaar dat blootgesteld wordt aan overstromingsrisico. 4.2 Criteria Inleiding Door toepassing van de modelketen op de randvoorwaarden worden de neerslag, de verdamping en de afwaartse waterstanden met hun statistische eigenschappen omgezet naar een ruimtelijke en statistische verdeling van de schade. Hieruit bepaalt men het risico. In de volgende paragrafen wordt een willekeurig scenario j beschouwd. Het risico dat volgt uit de runs met de modelketen wordt dan voorgesteld als R j (t), waarbij t de tijd voorstelt. Ten gevolge van CC en LUC is het risico immers tijdsafhankelijk. Zoals in 4.3 wordt uiteengezet wordt het risico berekend voor 2010 (t=0) en 2050 (tijdhorizon t=t j =40). Er wordt uitgegaan van een lineair verloop als benadering van de zaagtandlijn die in werkelijkheid zal optreden (cfr. 4.3). Voor de algemene toepasbaarheid van de formules wordt T j aangehouden om de tijdhorizon aan te duiden. Modelruns worden dus uitgevoerd voor de berekening van R j (0) en R j (T j ). Het NA of No Action risico wordt aangeduid met j=0. Bijgevolg wordt NA-risico aangeduid met R 0 (0) en R 0 (T j ). Definitieve versie WL2015R13_098_4 13

27 In de onderstaande figuur geeft het rode vlak het vermeden risico aan, of de baat B(t). Het totale risico is de NA-lijn. Na implementatie van een scenario j (zaagtand-lijn) blijft het residuele risico R j (t) over, wat neerkomt op het groene vlak. Figuur 4-2: Resterend en vermeden risico in de tijd Hierna worden enkele criteria gedefinieerd die toelaten om het groene en het rode vlak in de bovenstaande figuur te karakteriseren in een getal, wat uiteindelijk nuttig zal zijn in de afweging van verschillende scenario s Economische criteria NAW Bij het uitvoeren van een kosten-batenanalyse dienen de kosten en baten die door een project teweeggebracht worden, met elkaar vergeleken te worden. Vermits deze kosten meestal gespreid zijn in de tijd, is het aangewezen om ze te actualiseren, of ook te verdisconteren, naar het referentiejaar t = 0. Ook de baten zijn variabel in de tijd, waardoor een verdiscontering wenselijk is. Dit is zeker het geval indien men verschillende scenario s, waarvoor de variatie in de tijd van kosten en baten onderling verschillen, wil vergelijken. De meest gebruikte maatstaf, die rekening houdt met deze variatie in de tijd, is de netto actuele waarde (NAW, Engels : Net Present Value, NPV). Voor een scenario j wordt deze als volgt berekend: T j NAW = B j(t)(1 + g) t K j (t) (1 + r) t t=0 Waarin T j de tijdshorizon voor het project j voorstelt, K j (t) en B j (t) respectievelijk de kosten en de baten (vermeden risico s) van het project j in het beschouwde jaar t en r en g de discontovoet en de groeivoet is (zie verder). NAW is in feite het saldo van de geactualiseerde waarden van de kosten en de baten. De baten, en dus ook kosten/baten, worden telkens relatief afgewogen t.o.v. het NA-alternatief. Een project is rendabel indien NAW>0. In de onderstaande figuur wordt NAW schematisch voorgesteld aan de hand van het saldo van de grote en de kleine blauwe driehoek. Hoe groter de resulterende oppervlakte, hoe groter de rendabiliteit van het scenario. Definitieve versie WL2015R13_098_4 14

28 Baat/Kost verhouding BKR Figuur 4-3: Schematische voorstelling van NAW De Baat/Kost verhouding (B/K, Engels : Benefit Cost Ratio, BCR), wordt als volgt berekend: T B j(t)(1 + g) t j t=0 (1 + r) BKR = t T K j j (t) t=0 (1 + r) t Bruto Actuele Maatschappelijke Kost (BAMK) BAMK vormt een aanvullend criterium voor NAW. Dit criterium vertegenwoordigt de totale maatschappelijke kost. Ze wordt geformuleerd voor het economisch en voor het sociale risico. Voor het economische risico wordt dit : T j BAMK = R j(t)(1 + g) t + K j (t) (1 + r) t t=0 De totale maatschappelijke kosten zonder rekening te houden met de tijdshorizon T j wordt met de volgende formule begroot : BAMK tot = R j(t)(1 + g) t + K j(t) (1 + r) t (1 + r) t t=0 BAMK laat toe om beleidstrategieën af te wegen. Een minimale BAMK geeft aan dat de totale maatschappelijke kost minimaal wordt. In de onderstaande figuur wordt BAMK voorgesteld als het oppervlak van de blauwe trapeziumvormige contour. T j t=0 Definitieve versie WL2015R13_098_4 15

29 Totaal restrisico (R res ) Figuur 4-4: Schematische voorstelling van BAMK Het totale restrisico, zijnde de som van de verdisconteerde restrisico s over de oneindige tijdshorizon, geeft inzicht in de te verzekeren schade. Het restrisico is immers de som, over de jaren heen, van de jaarlijks te verwachten schades na implementatie van een risicobeheers-scenario. R Res = R j(t)(1 + g) t (1 + r) t t= Sociale criteria B(P@R) Sociale baten, of de baat op P@R, worden berekend als : T j B(P@R) = R 0 (t) R j (t) t=0 Waarbij R staat voor P@R. Een alternatief wordt wenselijker naarmate B(P@R) toeneemt. In de onderstaande figuur wordt B(P@R) voorgesteld als het rode vlak. Definitieve versie WL2015R13_098_4 16

30 Figuur 4-5: Schematische voorstelling van Hier gaat het om een analogie van het economische criterium BAMK. Voor het sociale risico verkrijgt men : BAM(P@R) = R j (t) BAM(P@R) geeft aan hoeveel mensen gedurende de tijdshorizon blootgesteld worden aan overstromingsrisico. De totale BAM(P@R) zonder rekening te houden met de tijdshorizon T j is geen nuttig criterium, vermits de grootheid divergeert, wat logisch is vermits de convergentie wordt bepaald door de discontovoet, die uiteraard niet toegepast wordt op P@R. De onderstaande figuur geeft een schematische voorstelling van B(P@R), wat neerkomt op het groene vlak. T j t=0 Definitieve versie WL2015R13_098_4 17

31 Figuur 4-6: Schematische voorstelling van 4.3 Tijdhorizon Als inleiding wordt verwezen naar De tijdshorizon voor de risico-analyse en optimalisatie van de alternatieven voor de verschillende beleidstrategieën wordt voor het ORBP vastgelegd op Figuur 4-7 toont uiteindelijk het tijdsverloop van het risico gedurende de tijdshorizon. De blauwe lijn geeft het NA-risicoverloop, terwijl de roze lijn het zaagtandsgewijze verloop geeft van het risico bij realisatie van de maatregelen van scenario j. In deze studie wordt het verloop van deze zaagtand benaderd door de rechte rode lijn. Het zaagtand-verloop zou immers een iteratieve berekeningscyclus vergen met de modelketen, wat praktisch niet haalbaar is op grote schaal. Figuur 4-7: Tijdhorizon 2050 Risico tijdsverloop Definitieve versie WL2015R13_098_4 18

32 4.4 Probabilistische optimalisatie Inleiding Beheersing van het overstromingsrisico wordt bekomen door een beheersing van P (overstromingskans) en/of S (potentiële schade), m.a.w. door bescherming respectievelijk beheersing van de kwetsbaarheid. Bij het eerste speelt de klimaatverandering een grote rol (CC), bij het andere het wijzigende landgebruik (LUC). Om te komen tot een optimale beheersing van het overstromingsrisico wordt een strategie gevolgd waarin maatregelen ter bescherming (PT) tegen, ter preventie (PV) van en ter verhoging van de paraatheid (PP) voor overstromingsrisico betrokken worden. De maatregelen uit deze drie sporen worden optimaal gecombineerd op basis van een Monte Carlo procedure, zoals in dit hoofdstuk wordt uiteengezet. Hierbij wordt een scenario-generator en een stormengenerator opgesteld. De scenario s worden in alle mogelijke combinaties geëvalueerd op basis van hydrodynamische runs met een groot aantal stormen. Deze evaluatie steunt op een aantal criteria, die kunnen worden onderverdeeld in sociale en economische criteria. Figuur 4-8 geeft het ORBP optimalisatie schema weer. Figuur 4-8: ORBP optimalisatie schema Stormengenerator De stormengenerator laat toe om een groot aantal synthetische stormen te genereren uit de hydrologische neerslagafvoerreeks (28j) met welbepaalde kansen op voorkomen per jaar. Door een groot aantal verschillende stormen te genereren en door te rekenen met het hydrodynamisch model kan op die manier op elke (overstromings)locatie een overschrijdingsfrequentieverdeling bepaald worden van de overstromingsdiepte. Het feit dat de stormen zelf geen vaste overschrijdingsfrequentie (of terugkeerperiode) krijgen, is een belangrijk onderscheid met andere methodes (b.v. composiethydrogrammen). Deze keuze komt voort uit het feit dat de impact van een individuele storm in sterke mate varieert naargelang de plaats langsheen de waterloop die men beschouwt. Een zomerstorm zal in opwaartse gedeelten eerder resulteren in een overstroming met een grotere terugkeerperiode dan afwaarts, terwijl dit voor een winterstorm eerder omgekeerd zal zijn. Composiethydrogrammen pogen hieraan tegemoet te komen d.m.v. debiet-duurfrequentie relaties, maar dit heeft vaak een onrealistisch verloop tot gevolg, wat ze minder toepasbaar maakt voor scenario-analyses. Uit verkennende analyses is gebleken dat stormen met een terugkeerperiode groter dan 1000 jaar nauwelijks bijdragen tot het risico (vermits de kans dermate klein wordt dat de toegenomen overstromingsschade gecompenseerd wordt). Om zeker van te zijn dat het hele domein van stormen dat Definitieve versie WL2015R13_098_4 19

33 wel bijdraagt tot het risico wordt gesampled, wordt het debietsdomein van de verschillende bovenafvoeren opgedeeld in gelijke klassen. Een dergelijke opdeling in klassen van het kwantieldomein wordt stratified sampling genoemd.voor elke klasse wordt een synthetische storm bepaald. Tegelijk kan ook de kans op voorkomen per jaar (merk het verschil op met kans op overschrijding, hetgeen in relatie staat met de terugkeerperiode) van die storm bepaald worden op basis van de multivariate extreme waarden verdeling. Deze multivariate extreme waarde verdeling is opgebouwd uit univariate extreme waarde verdelingen welke gekoppeld zijn met behulp van een Copula. Via deze koppeling wordt de kans op gemeenschappelijk voorkomen van debieten uit verschillende stroomgebieden verkregen. Secundaire variabelen, zoals de afwaartse waterpeilen, worden aan de synthetische storm gekoppeld met behulp van regressiefuncties. Op deze wijze wordt een set piekdebieten bekomen met elk een kans op voorkomen. Om ook rekening te houden met volumestormen wordt aan elk piekdebiet een aantal verschillende tijdsprofielen gegeven. De tijdsprofielen worden bepaald op basis van een normalisering (herschaling tussen 0 en 1) van de waargenomen historische stormen. Uit deze genormaliseerde stormen kan een gemiddeld profiel worden bepaald, alsook een standaardafwijking. Wanneer nu de profielvariatie normaal verdeeld wordt verondersteld, kan het eenheidsprofiel worden verhoogd en verlaagd met één of twee keer de standaardafwijking, zodat respectievelijk winter- (volume) en zomerprofielen (pieken) worden gekregen. In feite komt dit neer op een nieuwe stratificatie van het hydrogramprofiel, met bijbehorende kansen. De kans van het profiel vermenigvuldigd met de kans van de debietsklasse geeft uiteindelijk de kans van een individuele synthetische storm. Deze laatste wordt bekomen door het beschouwde eenheidsprofiel te vermenigvuldigen met de beschouwde debietsklasse. De hele set synthetische stormen, waarvan het aantal overeenkomt met het aantal debietsklassen vermenigvuldigd met het aantal profielklassen, wordt vervolgens doorgerekend met het hydrodynamisch model. Als men vervolgens op een welbepaalde locatie in een overstromingsgebied kijkt, zal een aantal stormen leiden tot een bepaalde overstromingshoogte. Wanneer deze overstromingshoogtes worden gesorteerd van hoog naar laag, kunnen de kansen op voorkomen per jaar cumulatief worden opgeteld, zodat ze overschrijdingsfrequenties worden. Invertering van deze overschrijdingsfrequenties leidt tot terugkeerperiodes en dus een overschrijdingslijn voor de overstromingshoogte. Dit procedé herhalend op elke locatie in alle overstromingsgebieden laat toe om de T-overstromingscontouren te bepalen : contouren met een bepaalde terugkeerperiode. Zoals hoger aangegeven zal b.v. de T500 storm niet uniek zijn langsheen de waterloop, wat meteen het nut van deze methode aangeeft. Figuur 4-9 toont het hierboven uiteengezette principe. Als hoofdvariabelen wordt gekozen voor debieten en eenheidsprofielen. De afwaartse waterstand wordt gezien als een secundaire variabele, waarvan de waarde gebaseerd wordt op basis van conditionele verdelingen of regressies. De onzekerheden van de extreme waardeverdelingen voor het debiet werden berekend. Bijgevolg kunnen ook gewijzigde kansen berekend worden voor de debietsklasse, met name volgens de boven- en de ondergrens van het onzekerheidsinterval. Bijgevolg zullen de synthetische stormen niet wijzigen voor de onzekerheden, maar enkel de kansen. Dit heeft als gevolg dat geen nieuwe hydrodynamische simulaties moeten worden uitgevoerd om de statistische onzekerheid te bepalen op de overstromingshoogten. Enkel de kansen wijzigen, en zullen dus leiden tot een onzekerheid op de overstromingshoogten d.m.v. de cumulatieve optelling van de gewijzigde debietsklasse-kansen. Definitieve versie WL2015R13_098_4 20

34 Overstromingsrisicobeheerplannen in Vlaanderen: Figuur 4-9: Probabilistische stormengenerator Modeltrein De risicoberekeningen worden uitgevoerd door middel van een aaneenschakeling van statistische, numerieke en wiskundige modellen. Deze modelketen zet de neerslag- en verdamping randvoorwaarden met hun statistische eigenschappen om in een ruimtelijke en statistische verdeling van de schade, waaruit het risico kan bepaald worden. De modelketen wordt geschematiseerd in Figuur In de volgende paragrafen volgt een principiële toelichting bij de verschillende onderdelen van de modelketen. Figuur 4-10: Modeltrein voor het ORBP zandkleurige velden voor modellen, blauwe velden voor externe gegevens Definitieve versie WL2015R13_098_4 21

35 Hydrologisch model Het hydrologisch model zet uurlijkse punt- of gebiedsneerslag om in hydrologische neerslagafvoerdebieten. Het houdt hierbij rekening met interceptie, verdamping, infiltratie en grondwaterstroming zoals weergegeven in Figuur Met het oog op behoud van maximale statistische informatie uit de neerslagreeksen nodig voor risicoberekeningen wordt een lange termijn neerslagafvoerdebietenreeks gegenereerd met een lengte van 28 jaar. De hydrologische modellering wordt uitgevoerd met de NAM software (DHI, 2011). Figuur 4-11: Principe hydrologische modellering Statistisch model Het statistisch model synthetiseert de statistische informatie uit de lange termijn neerslagdebietenreeks zoals weergegeven in Figuur Deze synthese is nodig met het oog op hydrodynamische modelberekeningen, waarmee dergelijke lange termijnen niet continu kunnen worden doorgerekend. Bovendien heeft de niet-lineaire hydrodynamische invloed als gevolg dat zelfs de lange-termijn reeks nog niet zou volstaan om overstromingsinformatie te bekomen bij extreme terugkeerperiodes (T1000). Op basis van extreme waarden theorie wordt een groot aantal synthetische afvoeren bepaald, die gevoed zullen worden aan het hydrodynamisch model (zie Stormengenerator, 4.4.2). De statistische modellering wordt uitgevoerd met IMDC-software. Figuur 4-12: Principe statistische analyse neerslagdebieten Definitieve versie WL2015R13_098_4 22

36 Hydrodynamisch model Het hydrodynamische model zet de synthetische afvoerhydrogrammen, nog steeds neerslagafvoerdebieten, om in rivierdebieten en waterstanden, in de rivier en de overstromingsgebieden zoals weergegeven in Figuur De hydrodynamische modellering wordt uitgevoerd met de MIKE11 software (DHI, 2011). Figuur 4-13: Principe hydrodynamische modellering Schademodel Algemeen Op basis van de waterstanden h in functie van de Terugkeerperiode h(t) in de overstromingsgebieden worden middels schadefuncties S(h) schades berekend per pixel op het terrein : S(T) (zie Figuur 4-14). Het risico wordt vervolgens berekend m.b.v. de risico-integraal (zie 4.1), die gediscretiseerd wordt voor de beschouwde terugkeerperiodes (T1, T2, T5, T10, T25, T50, T100, T500, T1000). Als schademodel wordt gebruik gemaakt van de LATIS software (Deckers et al, 2011&2012) Schadedrempel Figuur 4-14: Schademodel Overstromingsschade treedt niet op bij de eerste cm overstroming die theoretisch wordt berekend, vermits vrijwel alle gebouwen een drempel hebben. In de praktijk worden een aantal drempels standaard aangenomen. De onderstaande Figuur 4-15 geeft een overzicht van de verschillende drempels volgens hun functie. Verder wordt ook onderscheid gemaakt naargelang het beschouwde scenario : NA staat voor No Action, of de huidige situatie. PP staat voor maatregelen m.b.t. paraatheid. Deze hebben tot gevolg dat de schadedrempel tijdelijk wordt verhoogd (b.v. met behulp van zandzakken). PV, maatregelen uit de Preventiegroep, houden een structurele verhoging van de drempel in (b.v. waterdichte schotten). Deze laatste worden werkzaam verondersteld tot een zekere frequentie. In overeenstemming met gangbare veiligheidsnormen in het waterbeheer is een frequentie van één keer in 100 jaar aangenomen. Definitieve versie WL2015R13_098_4 23

37 Figuur 4-15: Economische schadedrempels i.f.v. verschillende groepen maatregelen Drempel Net zoals voor monetaire schade (zie boven) wordt ook voor sociale schade een aantal drempels gedefinieerd. In het geval van paraatheidmaatregelen bedraagt de drempel hier 25 cm. Dit betekent dat aangenomen wordt dat personen die zich in een gebouw bevinden dat beschermd wordt door zandzakken (overstroming groter dan 25 cm, maar kleiner dan 50 cm) toch sociale (morele) schade ondervinden. Vermits preventie-maatregelen structureel zijn, geldt hier een gelijke drempel als voor monetaire schade. In de NA situatie worden geen drempels in rekening gebracht. In alle gevallen wordt ervan uitgegaan dat personen die zich in overstroomd gebied niet in een gebouw bevinden blootgesteld worden aan risico. Figuur 4-16: Sociale schadedrempels i.f.v. verschillende groepen maatregelen Definitieve versie WL2015R13_098_4 24

38 4.4.4 Scenariogenerator voor Meerlaagse Waterveiligheid Net zoals de stormengenerator d.m.v. een discretisatie van het debiet- en waterstandsdomein (cfr. opdeling in klassen) alle mogelijke extreme events beschouwt binnen een redelijk 4 frequentiegebied, wordt een scenariogenerator ontwikkeld die toelaat om alle mogelijke combinaties van maatregelen te evalueren aan de hand van economische en sociale kosten en baten. Het principe wordt getoond in Figuur Maatregelen worden gekozen in willekeurige combinaties uit de Protectie, Paraatheid en Preventiegroepen. Hierbij zal de Protectie groep invloed hebben op de kans dp van de risico-integraal, terwijl de Paraatheid en Preventie groep een invloed uitoefenen op de schadefactor S in de risico-integraal. De totale ruimte van maatregelen wordt voorgesteld d.m.v. een kubus : de horizontale assen stellen de preventiemaatregelen voor aan de hand van hun T-contour of overstromingscontour met een bepaalde terugkeerperiode, respectievelijk voor resiliënt bouwen/verbouwen en bouwstop. Boven de bissectrice krijgt men aldus de situatie waarbij de T-contour voor resiliënte aanpassingen groter is dan deze van de bouwstop. Tussen beide contouren zullen bestaande en toekomstige gebouwen resiliënt worden gemaakt. Onder de bissectrice van de horizontale assen is de T-contour van de bouwstop groter dan die van de resiliënte aanpassingen. In deze situatie zullen tussen beide contouren geen woonuitbreidingen toegelaten worden, maar hoeft de bestaande bebouwing niet noodzakelijk te worden aangepast (zie ook ). De verticale as stelt de verschillende combinaties van maatregelen uit de Protectie groep voor. Het gaat hier dus niet om een as met toenemende T-contouren, maar met alle mogelijke discrete situaties: aantallenen volumecombinaties van wachtbekkens, bedijkingen, De Paraatheid groep vormt in principe een vierde dimensie, wat moeilijk aanschouwelijk kan worden voorgesteld, maar in feite komt het erop neer dat de kubus uit Figuur 4-17 tweemaal wordt geëvalueerd : één keer zonder en één keer met Paraatheid maatregelen Paraatheid Maatregelen Figuur 4-17: Principe scenariogenerator Maatregelen uit de Paraatheid groep verhogen het bewustzijn voor overstromingsgevaar en de paraatheid om de gevolgen van overstromingen tegen te gaan, en hebben bijgevolg een invloed op de schadefactor S van de risico-integraal. De optimalisering betreft hier het op punt stellen van het navolgen en uitvoeren van procedures in het geval van overstromingsgevaar. Het bewustzijn wordt verhoogd door sensibiliseringscampagnes. Een voorbeeld hiervan is de brochure Overstromingsveilig bouwen en wonen van het CIW (2011a). De paraatheid wordt verhoogd op basis van de informatie aangeboden door een voorspellingssysteem. Deze laat hulpdiensten toe om tijdig in actie te treden (b.v. door zandzakken te 4 Hiermee wordt bedoeld dat extreme events worden beschouwd over een zodanig bereik dat in elk geval T0,5 tot T1000 inbegrepen worden, en over de hele waterloop. Zie ook Definitieve versie WL2015R13_098_4 25

39 leveren in de door overstroming bedreigde zones). Verder worden op individueel of bedrijfsniveau tijdig maatregelen genomen (b.v. het verplaatsen van auto s, vee en bedrijfsstock) Kosten De kosten voor de maatregelen uit de Paraatheid groep zijn : ontwikkelen en onderhouden van een voorspellingssysteem aanmaken en verdelen van zandzakken Voor de vergelijkbaarheid met de ORBP analyses voor VMM AOW is in de huidige studie gebruik gemaakt van de informatie ter beschikking gesteld door VMM AOW. Op basis van deze informatie bedraagt de kostprijs voor het ontwikkelen van een voorspellingssysteem EUR. Bovendien wordt een jaarlijkse onderhoudskost gerekend van EUR. De jaarlijkse werkingskost wordt bepaald op basis van 5 fulltime werknemers met een bruto maandloon van EUR. De totale kostprijs wordt vervolgens verdeeld over de deelbekkens in functie van de lengte van de gemodelleerde waterloop. Met een totale lengte van km realtime waterloop komt dit neer op een totale kost van EUR per km waterloop. De kosten voor het aanmaken en verdelen van de zandzakken worden geschat op 1 EUR per zandzak. Per huis worden 68 zandzakken voorzien. Deze worden gestapeld in 4 lagen en zijn verdeeld over een garage (40 zandzakken), keldergaten (20 zandzakken) en een deur (8 zandzakken). Het aantal door overstroming bedreigde huizen en industriële domeinen wordt bepaald op basis van de oppervlakten van de landgebruiken residentieel gebouw en industrieel gebouw en gebied in 2050 binnen de beschouwde overstromingscontouren. Door de oppervlakte residentiële gebouwen te delen door de veronderstelde grondoppervlakte van 100 m² per huis wordt het aantal potentieel bedreigde huizen bepaald. In het geval van industriële gebouwen wordt aangenomen dat de grondoppervlakte 1000 m² bedraagt. Voor de bijhorende gebieden worden geen zandzakken voorzien. Er wordt verondersteld dat terreinen schadevrij gemaakt worden op basis van de voorspellingen, bijvoorbeeld door de aanwezige stock te verplaatsen. Per industrieel gebouw worden er 384 zandzakken voorzien. Deze worden eveneens gestapeld in 4 lagen en zijn verdeeld over 4 grote poorten (elk 96 zandzakken). Het aantal benodigde zandzakken wordt bepaald op analoge wijze als bij residentiële gebouwen. Op basis van de kostprijzen voor het aanmaken en verdelen van zandzakken per terugkeerperiode wordt een gemiddelde jaarlijkse kostprijs berekend met behulp van de risicoformule (zie 4.1) Baten Voor het bepalen van het risico in 2050 bij het toepassen van paraatheid-maatregelen wordt bij huizen aangenomen dat door het plaatsen van zandzakken de inboedel niet overstroomt bij een overstromingsdiepte kleiner dan 50 cm boven de maaiveldhoogte (zie ook Figuur 4-15). Zoals hoger aangegeven worden 4 lagen zandzakken voorzien, maar er wordt aangenomen dat deze niet volledig waterondoorlatend zijn. Er wordt uitgegaan van de fysisch realistische aanname dat de overstromingscontouren niet wijzigen onder invloed van de paraatheid-maatregelen. Het bepalen van het risico komt bijgevolg neer op een aangepaste schade- en risicoberekening. De maatregelen worden in rekening gebracht door de drempel voor het optreden van schade aan de inboedel in de LATIS schadefunctie te verhogen van 25 cm naar 50 cm. Verder wordt opgemerkt dat de schadeberekening voor de woning niet gewijzigd wordt omdat aangenomen wordt dat de woningen niet structureel aangepast worden (cfr. maatregelen Preventie groep). Voor wat betreft het risico bij paraatheidmaatregelen in industrie wordt aangenomen dat geen schade optreedt bij een overstromingsdiepte kleiner dan 75 cm. Praktisch wordt dit in rekening gebracht door de drempel voor het optreden van schade in de LATIS schadefunctie voor industrie te verhogen van 50 cm naar 75 cm. Er wordt opgemerkt dat er enkel schadefuncties zijn op basis van de oppervlakte. Dit heeft als gevolg dat door paraatheidmaatregelen zowel de schade aan industriële gebouwen als industriële gebieden beïnvloed wordt. Er wordt verondersteld dat paraatheidmaatregelen gebiedsdekkend gelden, behalve bij overstromingen met een terugkeerperiode groter dan 100 jaar. LATIS houdt standaard rekening met de verplaatsing van 70 % van de voertuigen op basis van overstromingsvoorspellingen. Die aanname wordt aangehouden in deze studie. Definitieve versie WL2015R13_098_4 26

40 Voor het bepalen van wijzigingen in 2050 wordt aangenomen dat mensen die zich in verstedelijkte landgebruiken bevinden niet blootgesteld zijn aan overstromingsrisico als deze onder invloed van de paraatheidmaatregelen niet meer overstromen. Praktisch wordt dit in rekening gebracht door bij de berekening voor 2050 de aanwezigheid van mensen afhankelijk te maken van de overstromingsdiepte. Is de overstromingsdiepte op een bepaald punt kleiner dan 25 cm dan wordt op deze locatie het aantal mensen verminderd tot 33% van het oorspronkelijk aantal. In de verstedelijkte landgebruiken waar de overstromingsdiepte de drempel overschrijdt, zijn mensen nog wel blootgesteld aan overstromingsrisico Protectie Maatregelen De maatregelen uit de Protectie groep hebben invloed op de overstromingskans in de risico-integraal. Door het uitvoeren van waterbeheersingsmaatregelen worden de kansen dat zich bepaalde schades voordoen verminderd en daardoor ook het overstromingsrisico. De volgende lijst van mogelijke maatregelen wordt beschouwd ter bescherming van residentiële of industriële zones: wachtbekken (GOG), een ingreep die bestaat uit: o o o het bouwen van een schuifconstructie het aanleggen van een dijk het aanleggen van bijkomende waterkerende constructies om bebouwing te beschermen. indijking van een gebied het verhogen van de doorvoercapaciteit, door: o o Huidige toestand aanpassing of het bouwen van kunstwerken herprofilering van de waterloop. De oorsprong van de kubus-as van de Protectie groep stelt de huidige toestand voor, waarbij geen Protectiemaatregelen worden beschouwd (dus enkel Preventie en/of Paraatheid). In Figuur 4-18 wordt links de scenariogenerator-kubus getoond met de Protectie-maatregelen op de verticale as. Het horizontale vlak stelt dus de ruimte voor waar enkel Preventie en/of Paraatheid wordt beschouwd. Naarmate men verschillende punten beschouwt langsheen de verticale as, betreft dit een andere combinatie van Protectie-maatregelen. De verschillende types Protectie-maatregelen, die in deze studie beschouwd worden, zijn: Verbreding Verdieping Waterkering Lokale bescherming Bouwen van kunstwerken Een aantal van de maatregelen wordt onderstaand omschreven. Per modelgebied volgt een nadere omschrijving van de Protectie-maatregelen in , en Verbreding In Figuur 4-18 wordt een schematisch overzicht gegeven van de verschillende configuraties voor het verbreden van de waterloop. Definitieve versie WL2015R13_098_4 27

41 Figuur 4-18: de Scenariogenerator protectiemaatregelen op verticale as: verschillende configuraties van verbreding van de waterloop Verdieping Figuur 4-19 illustreert een ander willekeurig punt op de verticale as, bv. voor verdieping van de waterloop langsheen een welbepaald traject. Figuur 4-19: de Scenariogenerator protectiemaatregelen op verticale as: verdieping van de waterloop Definitieve versie WL2015R13_098_4 28

42 Waterkering Figuur 4-20 toont opnieuw een ander punt op de verticale as, bv. voor het plaatsen of verhogen van een waterkering langsheen een arbitrair traject. Figuur 4-20: de Scenariogenerator protectiemaatregelen op verticale as : dijkverhoging Lokale bescherming Tot slot toont Figuur 4-21 een ander willekeurig punt op de verticale as, die bv. lokale bescherming van willekeurige bebouwing voorstelt. Figuur 4-21: de Scenariogenerator protectiemaatregelen op verticale as: lokale bescherming Kosten Voor het bepalen van de kosten van waterbeheersingsmaatregelen is in het kader van deze studie een Kostentool (zie Bijlage A) opgesteld. Indijking De kosten die in rekening gebracht worden bij het aanleggen van een dijk: de aannemingskost van de dijkaanleg (bouwkost) engineeringkosten de jaarlijkse onderhoud-, inspectie- en exploitatiekosten de aankoopkost voor de verwerving van het grondvlak van de dijk Definitieve versie WL2015R13_098_4 29

43 Met behulp van de Kostentool worden de kosten van een dijk langs een profiel met variabele maaiveldhoogten bepaald. De volgende parameters worden in rekening gebracht: de kruinhoogte de kruinbreedte de taludhelling aan land- en rivierzijde een profiel van de maaiveldhoogten de erosiebescherming aan land- en rivierzijde de breedte van een eventuele dienstweg De dijkkruin wordt overgenomen uit beschikbare plannen of wordt voorzien op een hoogte die overeenkomt met de maximale waterhoogte bij T100, verhoogd met een veiligheidsmarge van 0.5 m. Hierbij wordt aangenomen dat het restrisico als gevolg van overstromen bij hogere terugkeerperioden verwaarloosbaar is. Er wordt overwegend uitgegaan van een taludhelling van 6/4 en van erosiebescherming door inzaaien. Verder wordt geen dienstweg voorzien. Het maaiveldprofiel wordt ontleend aan het DHM Vlaanderen. De volgende kostenposten worden voorzien voor de aanleg van het dijklichaam: afgraven van 15 cm teelaarde aanleggen van de dijkkern ophogen met 0.5 m klei ophogen met 0.15 m vette grond aanbrengen van erosiebescherming aanleggen van drainage aan de landzijde Deze voorziene bekende kosten worden vervolgens verhoogd met een percentage om voorziene nader te bepalen kosten in rekening te brengen. Samen vormen ze de voorziene kosten. De voorziene kosten worden tenslotte verhoogd met een percentage om de onvoorziene kosten in rekening te brengen. De som vormt de totale bouwkost. Engineeringkosten worden als percentage van de totale bouwkost bepaald, afhankelijk van de complexiteit van de werken. De engineeringkosten vormen samen met de bouwkosten de totale investeringskosten. De onderhoud-, inspectie- en exploitatiekosten worden bepaald als een percentage van het totale investeringsbedrag. Ter bepaling van de kosten van het aankopen van het grondvlak van de dijk zijn in de Kostentool regioafhankelijke prijzen voor verschillende grondbestemmingen beschikbaar. Verhoging doorvoercapaciteit In de Kostentool zijn verschillende mogelijke ingrepen opgenomen om de doorvoercapaciteit te verhogen. Aangezien deze locatie-afhankelijk zijn, wordt de kostenbepaling ad hoc toegelicht bij de betreffende ingrepen. Steeds worden bijkomend engineering en onderhoud-, inspectie- en exploitatiekosten in rekening gebracht Baten Indijking Voor de berekening van het risico in 2050 wordt afgewogen of de overstromingscontouren bij verschillende terugkeerperioden significant wijzigen als gevolg van de dijk. Indien aangenomen wordt dat de contouren niet significant wijzigen, wordt het restrisico op GIS-niveau berekend door het risico te verminderen met het risico dat weggenomen wordt door de dijk. In het andere geval worden de maatregelen geïmplementeerd in het hydraulisch model en wordt de modelketen doorlopen. Voor het bepalen van P@R in 2050 wordt dezelfde redenering toegepast. Definitieve versie WL2015R13_098_4 30

44 Verhoging doorvoercapaciteit Aangezien het verhogen van de doorvoercapaciteit een invloed heeft op de overstromingscontouren worden deze maatregelen geïmplementeerd in het hydraulisch model en wordt de modelketen doorlopen. Op basis van de aangepaste contouren worden hierbij het risico en voor de situatie 2050 bepaald Preventie Maatregelen De maatregelen uit de Preventie groep hebben invloed op de schadefactor S in de risico-integraal. De volgende maatregelen worden beschouwd in deze studie: overstromingsresiliënt bouwen en verbouwen bouwstop in combinatie met planologische grondenruil Resiliënte aanpassingen Bij overstromingsresiliënt bouwen en verbouwen wordt overstromingsrisico vermeden door bestaande woningen en industriële domeinen structureel aan te passen en nieuwe woningen en industriële domeinen aangepast te bouwen. Voor mogelijke ingrepen wordt nogmaals verwezen naar de brochure Overstromingsveilig bouwen en wonen van het CIW (2011a). Een lijst van ingrepen voor resiliënte verbouwing: waterdicht maken van muren plaatsen van schotten in openingen van deuren, ramen, keldergaten verhogen van de inrit naar een garage plaatsen van terugslagkleppen op afvoerleidingen Een lijst van ingrepen bij resiliënt bouwen: verhogen van de vloerplaat plaatsen van terugslagkleppen op afvoerleidingen plaatsen van waterdichte en verankerde deksels voor een waterput bouwen van een overstroombare kruipkelder Bouwstop met planologische ruil Door het toepassen van een bouwstop in combinatie met grondenruil wordt overstromingsrisico vermeden in overstromingsgevoelig gebied. In dat geval wordt gebouwd op een alternatieve overstromingsvrije locatie, op basis van een planologische ruil. Voor het uitvoeren 5 van een dergelijke ruil wordt een overeenkomst afgesloten tussen VLM en de initiatiefnemer. Dit kan een gemeentelijke, provinciale of Vlaamse overheid zijn. In de overeenkomst worden praktische zowel als budgettaire afspraken opgenomen. Er wordt een budget opgesteld voor de aankoop van de gronden. De kosten voor de procesbegeleiding worden door VLM geschat op 10% van de totale aankoopsom van de gronden. Verder dient rekening gehouden met notariskosten en kosten voor het opstellen van bodemattesten. Deze worden door VLM geschat op 5% van de totale aankoopsom van de gronden. Verder heeft de Vlaamse Overheid de mogelijkheid om financiële stimuli toe te kennen om het proces te bespoedigen. Deze komen volgens VLM op 10% van de totale aankoopsom van de gronden. De waardebepaling van de gronden gebeurt niet door VLM maar door het Aankoopcomité van de Federale Overheidsdienst Financiën. De hieraan verbonden kosten zijn verwaarloosbaar. De looptijd van een planologisch ruilproces wordt geschat op 5 tot 10 jaar. Bepalend hierbij is het aantal perceelseigenaars waarmee onderhandeld moet worden. Zoals toegelicht bij de aanvang van kunnen twee situaties zich voordoen, naargelang van de onderlinge verhouding van de T-contouren van de bouwstop en van de resiliënte aanpassingen. 5 In verband met het planologisch ruilproces en de bijhorende kosten werd informatie ingewonnen bij Hendrik Vermeulen, diensthoofd Grondzaken van VLM. Definitieve versie WL2015R13_098_4 31

45 Situatie 1 : contour resiliënte aanpassingen > contour bouwstop Dit geval situeert zich boven de bissectrice van de horizontale assen van de Scenariogenerator kubus. In dit geval wordt binnen de kleinste T-contour een bouwstop voorzien, en zullen de bestaande gebouwen resiliënt worden aangepast. Binnen de grotere T-contour zijn resiliënte aanpassingen noodzakelijk, voor bestaande en nieuwe bebouwing. Beide contouren worden volgens de Scenariogenerator gevarieerd, met dien verstande dat de T-contour voor resiliënte aanpassingen groter blijft dan deze voor bouwstop. Figuur 4-22 schematiseert situatie 1. Figuur 4-22: Preventiemaatregelen in situatie 1 Situatie 2 : contour bouwstop > contour resiliënte aanpassingen Dit geval situeert zich onder de bissectrice van de horizontale assen van de Scenariogenerator kubus. In dit geval wordt binnen de grootste T-contour een bouwstop voorzien. Binnen de kleinste T-contour zijn resiliënte aanpassingen noodzakelijk, gezien de bouwstop enkel aan de bestaande bebouwing. Beide contouren worden volgens de Scenariogenerator gevarieerd, met dien verstande dat de T-contour voor resiliënte aanpassingen kleiner blijft dan deze voor bouwstop. Figuur 4-23 schematiseert situatie 2. Definitieve versie WL2015R13_098_4 32

46 Figuur 4-23: Preventiemaatregelen in situatie Kosten Resiliënte aanpassingen De kosten voor het resiliënt verbouwen en bouwen van woningen zijn afgeleid van informatie ter beschikking gesteld door VMM AOW en een eigen inschatting. Hieruit volgt een kostprijs van 15% van de waarde van een gemiddelde woning, wat neerkomt op 300 EUR/m². De kosten voor het resiliënt verbouwen en bouwen van industriegebouwen zijn bepaald op basis van de aanname dat de waarde van deze gebouwen 5000 EUR/m² bedraagt. De kostprijs voor het resiliënt verbouwen en bouwen is geschat op 30% van de waarde, of 1500 EUR/m². Om de totale kostprijs van resiliënt verbouwen en bouwen van woningen binnen een bepaalde overstromingscontour te bekomen wordt de oppervlakte bepaald van het landgebruik residentieel gebied binnen de contour waarvoor schade wordt berekend op basis van de toegepaste drempel, of dus met een overstromingsdiepte groter dan 25 cm boven het maaiveld. Deze oppervlakte wordt vermenigvuldigd met de eenheidsprijs voor resiliënt verbouwen en bouwen van woningen. Dezelfde werkwijze wordt gevolgd voor industriële gebouwen en gebieden, zij het dat hier een overstromingsdiepte van minimum 50 cm toegepast wordt. Deze overstromingsdrempels werden ook samengevat in Figuur Bouwstop met planologische ruil De kosten die in rekening gebracht worden zijn: de waardevermindering door de ruil van droge (hoogwaardige) landbouwgrond buiten overstromingsgebied tegen natte landbouwgrond in overstromingsgebied de kosten voor de begeleiding van het planologische ruilproces de bijkomende kosten voor de notaris en het bodemattest Het principe wordt samengevat in Figuur Bij het toepassen van een bouwstop met planologische ruil wordt bouwgrond in overstromingsgebied en (hoogwaardige) landbouwgrond buiten overstromingsgebied aangekocht door de overheid. Vervolgens ruilen deze van bestemming en wordt de droge landbouwgrond buiten overstromingsgebied verkocht als bouwgrond en omgekeerd. Om de kosten van de procesbegeleiding en andere bijkomende kosten in rekening te brengen wordt er een administratieve kost gerekend van 15% van de aankoopkost van de landbouwgrond buiten overstromingsgebied en bouwgrond in overstromingsgebied. Er wordt uitgegaan van de aanname dat de bouwgrond terug verkocht kan worden Definitieve versie WL2015R13_098_4 33

47 aan de aankoopprijs. Voor de landbouwgrond, die van een droog naar een nat perceel verhuist, wordt er wel een waardevermindering in rekening gebracht. Het zoeken van ruilgronden buiten overstromingsgebied en het uitvoeren van een waardebepaling van de gronden valt buiten het kader van deze studie. Daarom is gebruikgemaakt van de prijzen van bouwgrond en landbouwgrond die beschikbaar zijn in de Kostentool. Deze prijzen zijn streekgebonden en omvatten vijf categorieën voor landbouwgrond. De onderverdeling in categorieën houdt rekening met verschillende factoren waaronder drainage. Er wordt uitgegaan van de conservatieve aanname dat de waardevermindering van de landbouwgrond overeenkomt met het prijsverschil tussen de hoogste en de laagste klasse. Voor bouwgrond zijn er vier categorieën gedefinieerd op basis van de afstand tot de straat. Er wordt uitgegaan van de conservatieve aanname dat het gebied verkaveld wordt en dat de kost van de bouwgrond overeenkomt met de duurste bouwgrond die zich het dichtst bij de straat bevindt. Voor het bepalen van de totale kostprijs voor een bouwstop met planologische ruil binnen een overstromingscontour wordt het verschil in oppervlakte aan verstedelijkte landgebruiken bepaald tussen de toestand in 2050 en in Op deze oppervlakte wordt de bouwstop toegepast. De totale kostprijs wordt bepaald door de oppervlakte te vermenigvuldigen met de hoger beschreven eenheidskostprijs. De berekening van de ruilkost prijs per m² wordt geïllustreerd in het onderstaande rekenvoorbeeld voor het modelgebied van de Winge. Voor het modelgebied van de Winge worden de grondprijzen van de gemeente Rotselaar genomen als referentie. In de gemeente Rotselaar bedraagt de gemiddelde kostprijs van de goede landbouwgrond EUR/ha, van de slechte landbouwgrond EUR/ha en van de bouwgrond EUR/ha. De administratieve kosten bedragen 15% van de aankoopkost van goede landbouwgrond en bouwgrond. Wat neerkomt op EUR/ha (0.15* * ). Hierbij wordt de waarde vermindering van het landbouwperceel in rekening gebracht, dat verhuist van een droog naar een nat perceel, EUR/ha ( ). Samen geeft dit de totale ruilkost voor het modelgebied van de Winge EUR/ha ( ) Baten Resiliënte aanpassingen Figuur 4-24: Principe planologische ruil Voor het bepalen van het risico in 2050 wordt aangenomen dat tot T100 geen schade optreedt aan resiliënte huizen en industrie. Bij terugkeerperioden groter dan 100 jaar wordt aangenomen dat de resiliënte ingrepen niet meer afdoende zijn. Er wordt uitgegaan van de fysisch realistische veronderstelling dat de overstromingscontouren niet wijzigen onder invloed van de maatregelen uit de Preventie groep. Het Definitieve versie WL2015R13_098_4 34

48 bepalen van het restrisico komt daardoor neer op een aangepaste schade- en risicoberekening op basis van GIS-analyse. De resiliënte maatregelen worden in rekening gebracht door bij de landgebruiken residentiële gebouwen en industriële gebouwen en gebieden de LATIS-schadefuncties uit te schakelen. Voor het bepalen van in 2050 wordt aangenomen dat mensen binnen de resiliënt aangepaste huizen of industriële domeinen niet blootgesteld zijn aan overstromingsrisico tot een terugkeerperiode van 100 jaar. In de omgevende residentiële gebieden zijn mensen nog wel blootgesteld aan overstromingsrisico, maar kan toevlucht genomen worden tot de resiliënte gebouwen. Praktisch wordt dit in rekening gebracht door bij de berekening voor 2050 aan te nemen dat het aantal mensen in de verstedelijkte landgebruiken binnen de T-contour waar resiliënte ingrepen toegepast worden, verminderd wordt tot 33 % van het oorspronkelijke aantal. Bouwstop met planologische ruil Bij het bepalen van het risico in 2050 wordt aangenomen dat binnen overstromingscontouren met terugkeerperioden 1 tot en met 100 jaar het landgebruik in 2050 niet wijzigt ten opzichte van De socio-economische trends die door de VITO in rekening gebracht werden voor de berekening van het landgebruik in 2050 maken het niet alleen mogelijk dat bijkomend gebouwd wordt (bevolken) maar ook dat mensen wegtrekken (ontvolken). Hierdoor ontstaat de mogelijkheid dat de oppervlakte aan verstedelijkt gebied in 2010 groter is dan in 2050 waardoor er een negatieve baat wordt bekomen bij het toepassen van een bouwstop.- Om deze reden wordt binnen de beschouwde overstromingscontouren gebruik gemaakt van de gemeenschappelijke verstedelijkte landgebruiken in 2010 en 2050 in plaats van het verstedelijkt landgebruik in Bij het bepalen van de P@R in 2050 wordt een gelijkaardige benadering gevolgd. Definitieve versie WL2015R13_098_4 35

49 5. Berekeningen 5.1 NA (= No Action) risicoberekeningen De a priori berekeningen omvatten de risicoberekeningen voor de toestand in 2010 (R2010) en de toestand in 2050 (R2050) na de autonome ontwikkeling beschreven in 3.2. Voor beide toestanden wordt de modelketen doorlopen. Verder omvatten de NA berekeningen het bepalen van P@R in 2010 en in Met de resultaten van deze berekeningen worden de economische en P@R criteria beschreven in 4.2 bepaald. Deze worden opgenomen in tabellen zoals Tabel 5-1. De criteria NAW, B/K en B(P@R) worden niet weergegeven aangezien NA als referentie gebruikt wordt. Tabel 5-1: Weergave van de resultaten bij NA Beleid NA Risico R 2010 [10³EUR/jaar] R 2050 [10³EUR/jaar] Uj [10³EUR/jaar] NAW [10³EUR] B/K [-] nvt nvt BAMK [10³EUR] BAMKtot [10³EUR] R res [10³EUR] P@R R 2010 [mensen/jaar] R 2050 [mensen/jaar] B [mensen] nvt BAMK [mensen] 5.2 Resultaten De doorgerekende scenario s, met name alle mogelijke combinaties van maatregelen uit de verschillende veiligheidslagen (PP, PT en PV), worden in een overzichtelijk diagram geplaatst aan de hand van hun economische baat (NAW) en hun sociale baat (P@R). Een voorbeeld wordt gegeven in de onderstaande Figuur 5-1. De symbolen verschillen van kleur naargelang het aantal P-groepen dat in de combinatie in rekening wordt gebracht. Bovendien zal ook de vorm verschillen volgens de soort(en) maatregelen uit de PT-laag die in de combinatie vervat zitten. De x-as geeft het economisch criterium NAW weer : hoe hoger, hoe rendabeler. Echter, zodra NAW groter is dan 0, is het scenario rendabel. Vandaar de verticale rode streepjeslijn, die aangeeft welke scenario s economisch rendabel zijn. De y-as geeft het sociale criterium B(P@R) weer : opnieuw hoe hoger, hoe rendabeler. Definitieve versie WL2015R13_098_4 36

50 Een dergelijk diagram heet in het vakjargon een multiobjectieve optimalisatie in twee dimensies. De omhullende rechts bovenaan de figuur, die dus de optimale scenario s aangeeft voor de gegeven twee criteria, wordt het Pareto-front genoemd. Figuur 5-1: Beoordelingsdiagram Meerlaagse Waterveiligheidsscenario s 5.3 Beoordeling ORBP methodologie laat toe een keuze te maken tussen verschillende beleidsporen, met telkens een aantal verschillende optimale en suboptimale scenario s: 1. Basisbeleid: 1. Sociaal-economisch optimum: maximale combinatie NAW en B(P@R) 2. Gewicht in MCA: 50% NAW en 50% B(P@R) 3. rechts bovenaan in puntenwolk 2. Intermediair beleid: 1. Rendabel sociaal optimum: maximale B(P@R) met NAW>0 2. Gewicht in MCA: 100% B(P@R) voor de punten NAW > 0 3. Bovenaan in puntenwolk in de zone NAW>0 3. Maximaal beleid: 1. Sociaal optimum: B(P@R) maximaal, NAW eventueel < 0 2. Gewicht in MCA: 100% B(P@R) 3. Bovenaan in puntenwolk De optimale oplossingen volgens de drie beleidssporen liggen op het zogenaamde Pareto-front van de multi-objectieve optimalisatie. In het tweedimensionele geval (economisch & sociaal criterium) komt dit Pareto front neer op de omhullende van de puntenwolk van alternatieven, waarbij beide criteria worden gemaximaliseerd (dus bovenaan en rechts in de grafieken). Definitieve versie WL2015R13_098_4 37

51 Figuur 5-2: Optimale MLWV combinatie volgens verschillende beleidssporen (links : basisbeleid, midden : intermediair beleid, rechts : maximaal beleid) Voor de afweging worden de meest optimale alternatieven van de verschillende maatregelen samengebracht. Bij de geoptimaliseerde maatregelen worden telkens de alternatieven met de drie hoogste NAW waarden weergegeven. De resultaten worden opgelijst in tabellen zoals Tabel 5-2. Deze geeft voor elke maatregel de waardes voor het economische en het menselijke risico, en de daaruit afgeleide economische en menselijke criteria van de weerhouden alternatieven. Wanneer men de tabel verticaal leest, kan men uit de risicogetallen afleiden hoe het risico evolueert t.g.v. de autonome ontwikkeling. Een horizontale lezing bij voorkeur op basis van de criteria laat toe om de maatregelen onderling te vergelijken. Definitieve versie WL2015R13_098_4 38

52 Tabel 5-2 : De afwegingstabel met per beleidstrategie de drie meest optimale alternatieven Beleid NA Basis Intermediair Maximaal Risico R 2010 [10³EUR/jaar] R 2050 [10³EUR/jaar] R reductie, 2050 [%] Uj [10³EUR/jaar] K [10³EUR] NAW [10³EUR] B/K [-] nvt nvt BAMK [10³EUR] BAMKtot [10³EUR] R res [10³EUR] P@R R 2010 [mensen/jaar] R 2050 [mensen/jaar] B [mensen] nvt BAMK [mensen] Maatregelen PT - PP [+/-] - PVrs: T [jaar] - PVbs: T [jaar] - Definitieve versie WL2015R13_098_4 39

53 6. ORBP analyse 6.1 Leie, Bovenschelde en Gentse Kanalen Beschrijving modelgebied Algemene kenmerken Het modelgebied van de Leie, de Bovenschelde en de Gentse Kanalen, weergegeven in Figuur 6-1, omvat bevaarbare waterlopen van 4 van de 11 bekkens van Vlaanderen, namelijk: het Leiebekken, het Bovenscheldebekken, het bekken van de Gentse Kanalen en het bekken van de Brugse Polders. De bekkens maken deel uit van het Scheldebekken. Het grenst in het noorden aan Nederland, in het oosten aan het Denderbekken en het Benedenscheldebekken, in het westen aan het IJzerbekken en in het zuiden aan de grens Vlaanderen-Wallonië. Figuur 6-1: Situering van het bekken van de Leie, de Bovenschelde en de Gentse Kanalen in Vlaanderen (bron: Bogman et al., 2013) De onderstaande beschrijving van het watersysteem en de waterverdeling in de omgeving van Gent is gebaseerd op Boeckx et al. (2011). Definitieve versie WL2015R13_098_4 40

54 De watertoevoer richting Gent wordt voor een groot deel bepaald door de neerslag in Noord-Frankrijk die de debieten op de Leie (Menen) en de Boven-Schelde (Bossuit) bij binnenkomst in Vlaanderen bepaalt. De Toeristische Leie en de oude tak van de Leie monden net zoals de Boven-Schelde uit in het Groot Pand van de Ringvaart rond Gent. Dit Groot Pand omvat: de Leie afwaarts Sint-Baafs-Vijve; de Boven-Schelde afwaarts Asper; het Afleidingskanaal van de Leie tussen Deinze en Schipdonk; het Westervak van de Ringvaart (tussen Evergem en Merelbeke) en; het kanaal Gent-Oostende (tot Brugge). De Ringvaart rond Gent vormt de basis van het Groot Pand en zorgt voor de verdeling van de opwaartse debieten van Leie en Schelde over een aantal waterwegen: de Zeeschelde (via Merelbeke en Zwijnaarde), het kanaal Gent-Oostende (via Dammepoortsluis en Keizerinnestuw in Brugge en Sas Slijkens in Oostende), het Afleidingskanaal van de Leie (via Schipdonk) en het kanaal Gent-Terneuzen (via Evergem). Het Normaal Peil op het Westervak van de Ringvaart en de erop aansluitende kanaal- en rivierpanden bedraagt officieel 5.61 m TAW. In de praktijk wordt 5.70 m TAW nagestreefd om een zekere reserve te behouden bij waterschaarste en om de diepgang op het kanaal Gent-Oostende lichtjes te vergroten. Vanaf een peil van 7.0 m TAW bestaat een reëel gevaar op overstromingen. Bij een normaal regime wordt te Deinze circa twee derden van het debiet van de Leie afgevoerd via het Afleidingskanaal van de Leie, één derde van het debiet stroomt verder in de zogenaamde Toeristische Leie rechtstreeks naar de Ringvaart. Te Schipdonk kruist het Afleidingskanaal van de Leie het kanaal Gent- Oostende, dat in verbinding staat met de Ringvaart om Gent. De stuwsluizen van Evergem en Merelbeke regelen het verdere verloop van het debiet in normaal regime. De stuwsluis van Evergem moet ervoor zorgen dat steeds een voldoende groot debiet in de richting van het kanaal Gent-Terneuzen stroomt. In het protocol dat met Nederland werd afgesloten over het beheer van het kanaal Gent-Terneuzen is immers voorzien dat er gemiddeld 13 m³/s naar Terneuzen dient te worden afgevoerd over een periode van twee maanden. Dit om verzilting van het kanaal tegen te gaan. Het saldo van het toevloeiend debiet, dus het debiet dat overblijft wanneer aan de verplichting aan Nederland is voldaan, wordt via de stuw van Merelbeke naar de Zeeschelde afgevoerd. Het voornaamste doel van deze stuw is het instandhouden van het normaalpeil opwaarts de stuwsluis (5.70 m TAW) om scheepvaart mogelijk te houden. Bij hoge afvoeren openen de stuwen te Merelbeke zich automatisch volledig en indien meer dan 80 m³/s wordt afgevoerd in Bossuit, wordt ook de stuw te Zwijnaarde (op de tijarm van de Schelde) geopend. Op die manier tracht men het normaalpeil opwaarts van deze stuwen te behouden. Om te verhinderen dat ook het kanaal Gent-Oostende al te veel boven het normaalpeil van 5.70 m TAW uitstijgt, zal men ook de stuw van Schipdonk, die de verbinding vormt met het afwaartse pand van het Afleidingskanaal van de Leie, openen. Wanneer de stuwen en sifons volledig geopend zijn voeren zij tussen de 50 en 60 m³/s af. De Leie kan echter via het Afleidingskanaal een veel groter debiet aanvoeren dan door de stuwen en sifons te Schipdonk kan worden verwerkt, zodat het waterpeil te Schipdonk verder zal stijgen. Om wateroverlast te Brugge te vermijden, wordt vanaf een peil van 6,00 mtaw de Keersluis te Beernem (gebouwd in 1998) gesloten. Dan wordt de segmentstuw naast de keersluis te Beernem zodanig geregeld dat via het Kanaal Gent-Oostende maximaal 30 m³/s in de richting van Brugge wordt afgevoerd. Het toevoerdebiet van het Afleidingskanaal dat niet via de stuw te Schipdonk afgevoerd kan worden richting Heist en dat niet via de keersluis van Beernem kan afgevoerd worden in de richting van Brugge, loopt dus noodgedwongen naar de Ringvaart rond Gent. In die gevallen zal gevraagd worden aan de Regioverkeersleiding in Terneuzen om een groter debiet langs het kanaal Gent-Terneuzen te mogen afvoeren (via Evergem). Om scheepvaart op dit kanaal mogelijk te houden mag het debiet er echter niet al te veel stijgen. Bij nog grotere debieten kan men de debiettoevoer naar het kanaal Gent-Terneuzen via de stuw van Evergem nog opdrijven. Vanaf het moment dat er meer dan 60 m³/s via Evergem richting Terneuzen wordt gestuurd, is er overleg met de Regioverkeersleiding te Terneuzen. Tijdelijk kan scheepvaart op het kanaal onmogelijk worden door het spuien via de sluizen. Men zou dan de stuw van Evergem nog verder kunnen openen, maar dan dreigt men het Nederlandse Sas van Gent onder water te zetten en de omgeving van de stad Lokeren doordat deze via de Moervaart in verbinding staat met het kanaal. De maximaal waargenomen piekafvoeren via Evergem bedragen 100 tot 150 m³/s. Om de benedenpanden te beschermen kan men ook alle stuwen sluiten. Definitieve versie WL2015R13_098_4 41

55 Zowel op de Leie als op de Bovenschelde zijn een aantal kunstwerken gebouwd waarvoor een vast opwaarts peil is ingesteld. Op de Leie betreft het de stuwen te Menen, Harelbeke en Sint-Baafs-Vijve. Op de Bovenschelde betreft het de stuwen te Kerkhove, Oudenaarde en Asper. Het bovenstaande geeft aan dat de bevaarbare waterlopen van de bekkens van de Boven-Schelde, Leie, Gentse Kanalen en Brugse Polders één systeem vormen. Om deze reden zijn de waterlopen opgenomen in één modelgebied. De twee belangrijkste (bemeten) opwaartse randen zijn de Bovenschelde te Bossuit en de Leie te Menen. De gekleurde deelstroomgebieden in Figuur 6-1 tonen de onbemeten deelstroomgebieden. Er wordt opgemerkt dat het Leopoldkanaal en zijn toestroomgebieden niet opgenomen zijn in dit model. Bovendien wordt opgemerkt dat de modelschematisatie van de overstromende gebieden in het bekken van de Gentse Kanalen eerder ruw is. Daardoor dienen de berekende overstromingscontouren en risicowaarden omzichtig benaderd te worden Historische knelpunten Belangrijke hoogwaterafvoerperioden voor het modelgebied van de Leie, de Bovenschelde en de Gentse Kanalen in de voorbije 15 jaar zijn december 1999, februari-maart 2002, december 2002-januari 2003, januari-februari 2009 en november De hoogwaterafvoerperiode van 11 tot 16 november 2010 wordt geanalyseerd in Boeckx et al. (2011). Voor de bekkens van de Boven-Schelde, Leie, Gentse Kanalen en Brugse Polders was de periode november 2010 niet zo uitzonderlijk als in het Dender- en Zennebekken. In de opwaartse gedeeltes van de Leie en de Boven-Schelde waren de terugkeerperiodes eerder klein (5 jaarlijks), verder afwaarts was de retourperiode iets hoger als gevolg van de grote afvoeren van zijwaterlopen. Locaties waar wateroverlast is geweest zijn in de meeste gevallen de gekende problemen die zich voornamelijk situeren langs de toeristische Leie en laaggelegen valleigebieden langs Leie en Bovenschelde (zie ROG-kaarten; Bogman, 2013). Langs het Groot Pand werden kritieke overstromingen vermeden Scenariogenerator Maatregelen Paraatheid (PP) De PP maatregelen worden toegepast zoals beschreven in 4.4. In het modelgebied van de Leie, de Bovenschelde en de Gentse Kanalen is een waarschuwingssysteem operationeel Preventie (PV) De PV maatregelen worden toegepast zoals beschreven in Protectie (PT) Op 03/04/2014 had een overleg plaats tussen W&Z afdeling Bovenschelde, het Waterbouwkundig Laboratorium en het studieteam met het oog op het bespreken van de mogelijke PT maatregelen voor het modelgebied van de Leie, de Bovenschelde en de Gentse Kanalen en het overdragen van de kennis in verband met de kosten verbonden aan de maatregelen. Het verslag van het overleg (IMDC, 2014) geeft de besproken opties weer. Verder zijn er geen maatregelen voorgesteld door gemeentebesturen. De maatregelen zijn opgedeeld in een aantal types: GOG: Door het aanleggen of uitbreiden van één of meerdere gecontroleerde overstromingsgebied(en) (GOG) wordt de actieve berging in het modelgebied verhoogd. Dijk: Door het aanleggen van lokale dijken worden bestaande gebouwen gevrijwaard van kritieke overstromingen. Kunstwerk: Door het aanleggen of aanpassen van kunstwerken wordt de afvoer verbeterd. De optimalisatie van de sturing van de bestaande waterbeheersing infrastructuur wordt echter buiten beschouwing gelaten. Deze ingreep brengt in vergelijking met het aanleggen of aanpassen van kunstwerken beperkte inversteringskosten met zich mee. Daardoor is een kosten baten analyse weinig zinvol. Herinrichting: Een herinrichting wordt opgevat als een combinatie van de bovenstaande maatregelen. Een voorbeeld is een herprofilering van de waterloop tezamen met de aanpassing van de eventuele kunstwerken voor een verbeterde afvoer. Veel herinrichtingen zijn echter in de eerste plaats gericht op het verhogen van de natuurlijkheid van het watersysteem. De te Definitieve versie WL2015R13_098_4 42

56 verwachten impact op het overstromingsrisico is daardoor veelal beperkt of sterk afhankelijk van de modelaannames. Voorbeelden zijn het hermeanderen en het verruwen van de waterloop. Deze worden buiten beschouwing gelaten. In Figuur 6-2 wordt een overzicht per type gegeven van de PT maatregelen voorgesteld voor de ORBP analyse van het modelgebied van de Leie, de Bovenschelde en de Gentse Kanalen. Er wordt aangeduid welke maatregelen op basis van de bespreking beschouwd en niet beschouwd worden. Verder wordt aangeduid welke maatregelen zich buiten het modelgebied bevinden en welke maatregelen beschouwd worden als beslist beleid. Beslist beleid maatregelen worden opgenomen in het model als een nieuwe bestaande toestand. In de ORBP analyse worden alternatieven vergeleken met deze nieuwe bestaande toestand. Figuur 6-2: De PT maatregelen voorgesteld voor de ORBP analyse van het modelgebied van de Leie, de Bovenschelde en de Gentse Kanalen per type met aanduiding van de beschouwde (zwart) en niet beschouwde maatregelen (grijs) en de maatregelen buiten het modelgebied (gestreepte omranding) en de beslist beleid maatregelen (grijze achtergrond) Het WL bestudeerde het creëren van bijkomend bergingsvolume (tot m³) door het aansluiten van oude meanders. Gezien dit geen significant effect had op het vermijden van overstromingen, worden GOG s niet beschouwd in de ORBP analyse. Er zijn geen locaties voorgesteld voor bijkomende GOG s. De dam op de Durme te Lokeren werd in de jaren 60 gebouwd om de stad Lokeren te beschermen tegen wateroverlast bij stormtij vanuit de Schelde. De dam zorgt vandaag de dag echter voor een totale afscheiding tussen de Tijdurme aan de oostkant en de Kanaaldurme aan de westkant. De Tijdurme staat in verbinding met de Schelde, de Kanaaldurme watert via de Moervaart af naar het kanaal Gent-Terneuzen. Door de aanleg van de dam is er geen enkele fysische verbinding meer tussen de beide Durmes. Dit levert echter volgende problemen op: de aanslibbing van de Tijdurme, de onderbreking van de vismigratie en wateroverlast te Sint-Niklaas en Lokeren. In opdracht van W&Z-Afdeling Zeeschelde werd daarom een ontwerp opgemaakt (IMDC, 2010) waarin voorzien wordt in 2 vijzelgemalen (2.5 m³/s en 5.0 m³/s) en een hevelvispassage. De gemalen verpompen het water vanuit de Kanaaldurme 3 meter hoger naar de Tijdurme. Tegelijkertijd wordt de dam op Sigmahoogte gebracht (8.0 mtaw) om de stad Lokeren te vrijwaren van wateroverlast. Deze ingrepen worden beschouwd als maatregelen van het beslist beleid en zijn opgenomen in het model van de referentietoestand in In het kader van de uitbouw van de Seine-Schelde verbinding wordt de Leie verbreed en verdiept conform de profielen uit het Seine-Schelde project (Figuur 6-3) en worden de sluizen en de stuwen vervangen. Tevens worden ook op de Bovenschelde de sluizen en de stuwen vervangen. Met betrekking tot de structuren zijn volgende aanpassingen doorgevoerd in het model: de stuw te Kerkhove krijgt dezelfde regeling en dimensionering als de stuwen te Oudenaarde en te Asper, maar met een aangepast streefpeil. De sluice coëfficiënten en gate snelheid blijven ongewijzigd; Definitieve versie WL2015R13_098_4 43

57 de stuwen te Harelbeke en Sint-Baafs-Vijve krijgen voor zowel wip als hef een breedte van 12.5 m. Ook de profielen van Ringvaart Noord worden aangepast conform een minimaal te voldoen bakprofiel uit het Seine-Schelde project (Figuur 6-4). Bovenvermelde ingrepen worden beschouwd als maatregelen van het beslist beleid en zijn allen opgenomen in het model van de referentietoestand in Figuur 6-3: Typevoorbeeld van een modelprofiel op de Leie uit het Seine-Schelde project Figuur 6-4: Typevoorbeeld van een bakprofiel op Ringvaart Noord uit het Seine-Schelde project Onderstaand worden de weerhouden PT maatregelen geëvalueerd voor wat betreft de aanwezige knelpunten en de mogelijkheden en beperkingen om op deze knelpunten in te grijpen. Definitieve versie WL2015R13_098_4 44

58 Dijk In Figuur 6-5 wordt een overzicht gegeven van de beschouwde dijkbeschermingsmaatregelen in het modelgebied van de Leie, de Bovenschelde en de Gentse Kanalen. De dijkbeschermingsmaatregelen langs de Moervaart en de Toeristische Leie zijn voorgesteld op het overleg van 03/04/2014. De overige dijkbeschermingsmaatregelen zijn lokale beschermingen volgend uit een analyse van de gesimuleerde overstromingscontouren in het gemiddeld klimaatscenario. In wat volgt wordt elk van de dijkbeschermingsmaatregelen kort besproken van stroomop- naar stroomafwaarts. Figuur 6-5: Situering van de beschouwde dijkbeschermingsmaatregelen (rode lijn) in het modelgebied van de Leie, de Bovenschelde en de Gentse Kanalen Definitieve versie WL2015R13_098_4 45

59 dijk Moervaart Ter bescherming van de bebouwing langsheen de Moervaart worden dijkbeschermingsmaatregelen voorgesteld. Uit een analyse van de overstromingscontouren bij een terugkeerperiode van 100 jaar bij het gemiddeld klimaatscenario blijkt echter dat er geen kritieke overstromingen gesimuleerd worden langsheen de Moervaart (Figuur 6-6). Gezien de beperkte potentiële baat is de maatregel niet weerhouden in de verdere ORBP analyse. Figuur 6-6: Overstromingscontouren langsheen de Moervaart bij een terugkeerperiode van 100 jaar bij het gemiddeld klimaatscenario. De rode pixels geven de residentiële landgebruiksklassen weer. Definitieve versie WL2015R13_098_4 46

60 dijk Toeristische Leie Ter bescherming van de bebouwing langs de Toeristische Leie wordt er van Deinze tot Drongen een dijk voorzien. Het dijktraject wordt weergegeven in Figuur 6-7. De totale lengte van de indijking bedraagt m. Waar mogelijk wordt gebruik gemaakt van een aarden dijk, maar gezien de beperkte afstand tussen de Leie en de bebouwing wordt voor een groot deel van het traject gebruik gemaakt van een betonnen muur. Ter hoogte van de Dijkweg te Drongen wordt de weg verhoogd. De dijkhoogte wordt vastgelegd op basis van het gesimuleerde waterpeil met een terugkeerperiode van 100 jaar bij het gemiddeld klimaatscenario, met een bijkomende marge van 0.3 m. Dit resulteert in een dijkhoogte van 2.00 m boven het maaiveld. De Dijkweg te Drongen wordt met 1 m verhoogd. Figuur 6-7: Situering van de dijktrajecten (rode lijn) langs de Toeristische Leie Definitieve versie WL2015R13_098_4 47

61 dijk Minnemeers, Gent Ter bescherming van de bebouwing in de omgeving van Minnemeers te Gent wordt langs de rechteroever van de Leie een dijk voorzien. Het dijktraject wordt weergegeven in Figuur 6-8. De totale lengte van de indijking bedraagt 400 m. Er wordt gebruik gemaakt van een betonnen muur. De kruinhoogte wordt vastgelegd op basis van het gesimuleerde waterpeil met een terugkeerperiode van 100 jaar bij het gemiddeld klimaatscenario, met een bijkomende marge van 0.3 m. Dit resulteert in een hoogte van 0.5 m boven het maaiveld. Figuur 6-8: Situering van het traject van de dijk (rode lijn) langsheen de Leie ter bescherming van bebouwing in de omgeving van Minnemeers te Gent Definitieve versie WL2015R13_098_4 48

62 dijk Zilverhof, Gent Ter bescherming van de bebouwing in de omgeving van Zilverhof te Gent wordt langs de rechteroever van de Lieve, een zijloop van de Leie, een dijk voorzien. Het dijktraject wordt weergegeven in Figuur 6-9. De totale lengte van de indijking bedraagt 435 m. Er wordt gebruik gemaakt van een betonnen muur. De kruinhoogte wordt vastgelegd op basis van het gesimuleerde waterpeil met een terugkeerperiode van 100 jaar bij het gemiddeld klimaatscenario, met een bijkomende marge van 0.3 m. Dit resulteert in een hoogte van 0.3 m boven het maaiveld. Figuur 6-9: Situering van het traject van de dijk (rode lijn) langsheen de Lieve (Leie) ter bescherming van bebouwing in de omgeving van Zilverhof te Gent Definitieve versie WL2015R13_098_4 49

63 dijk E3-Plein, Gent De bebouwing in de omgeving van het E3-Plein te Gent, weergegeven in Figuur 6-10, wordt bedreigd door overstromen op basis van de gesimuleerde overstromingscontouren met een terugkeerperiode van 100 jaar bij het gemiddeld klimaatscenario. De gesimuleerde overstromingen houden evenwel verband met de minder gedetailleerde modelschematisatie in deze omgeving. Daarom wordt de maatregel niet verder beschouwd in de ORBP analyse. Figuur 6-10: Overstromingen in de omgeving van het E3-Plein te Gent bij een terugkeerperiode van 100 jaar bij het gemiddeld klimaatscenario Definitieve versie WL2015R13_098_4 50

64 dijk Groenevelden, Mariakerke Ter bescherming van de bebouwing in de omgeving van Groenevelden te Mariakerke wordt langs de linkeroever van de Ringvaart om Gent een dijk voorzien. Het dijktraject wordt weergegeven in Figuur De totale lengte van de indijking bedraagt 1000 m. Er wordt gebruik gemaakt van een betonnen muur langsheen de Binnenring-Drongen. De kruinhoogte wordt vastgelegd op basis van het gesimuleerde waterpeil met een terugkeerperiode van 100 jaar bij het gemiddeld klimaatscenario, met een bijkomende marge van 0.3 m. Dit resulteert in een dijkhoogte van 0.5 m boven het maaiveld. Figuur 6-11: Situering van het traject van de dijk (rode lijn) langsheen de Ringvaart ter bescherming van bebouwing in de omgeving van Groenevelden te Mariakerke Definitieve versie WL2015R13_098_4 51

65 dijk Schouwbroek, Vinderhoute De bebouwing in de omgeving van de Schouwbroekstraat te Vinderhoute, weergegeven in Figuur 6-12, wordt bedreigd door overstromen op basis van de gesimuleerde overstromingscontouren met een terugkeerperiode van 100 jaar bij het gemiddeld klimaatscenario. De gesimuleerde overstromingen houden evenwel verband met de minder gedetailleerde modelschematisatie in deze omgeving. Daarom wordt de maatregel niet verder beschouwd in de ORBP analyse. Figuur 6-12: Overstromingen in de omgeving van de Schouwbroekstraat te Vinderhoute bij een terugkeerperiode van 100 jaar bij het gemiddeld klimaatscenario Definitieve versie WL2015R13_098_4 52

66 dijk Apensvoorde oost en west, Lovendegem De bebouwing in de omgeving van de Apensvoorde te Lovendegem, weergegeven in Figuur 6-13, wordt bedreigd door overstromen vanuit het kanaal Gent-Oostende op basis van de gesimuleerde overstromingscontouren met een terugkeerperiode van 100 jaar bij het gemiddeld klimaatscenario. De gesimuleerde overstromingen houden evenwel verband met de minder gedetailleerde modelschematisatie in deze omgeving. Daarom wordt de maatregel niet verder beschouwd in de ORBP analyse. Figuur 6-13: Overstromingen in de omgeving van de Apensvoorde te Lovendegem bij een terugkeerperiode van 100 jaar bij het gemiddeld klimaatscenario Definitieve versie WL2015R13_098_4 53

67 Kunstwerk stuw Dampoortsluis Brugge Er wordt voorgesteld om parallel aan de Dampoortsluis te Brugge een stuw te voorzien op het kanaal Gent-Oostende. Door het verhogen van de afvoercapaciteit dient de stuw bij te dragen tot de vermindering van het overstromingsrisico langs het Groot Pand in de omgeving van Gent. De Dampoortsluis en de stuw worden gesitueerd in Figuur Figuur 6-14: Situering van de stuw parallel aan de Dampoortsluis (rode stip) op het kanaal Gent-Oostende te Brugge De stuw wordt voorzien als een dubbele hef stuw van 2 maal 8 m breed met een bodempeil op 1.08 mtaw. De regeling heeft hetzelfde streefpeil als de schuiven van de Dampoortsluis. Om de impact van deze maatregel te kunnen inschatten is vooraf in het model een beperkte wijziging aangebracht aan de regeling van de Dampoortsluis, de Guldenvliesstuw en de keersluis en stuw te Beernem. Deze wordt beschreven in het rapport Randvoorwaarden-Hydraulica-Statistiek. Verder wordt vermeld dat voor afvoer door Brugge de peilen op het Kanaal Gent-Oostende (KGO) afwaarts Brugge een limiterende factor zijn. Tijdens hoog tij kan er namelijk niet geloosd worden en stijgt het peil op het kanaal snel. Om overlast langs het KGO te vermijden (alarmpeil KGO te Varsenare: 4.5 mtaw) dienen de Dampoortsluis en -stuw en de Guldenvliesstuw dan de doorvoer te beperken. Door deze limitering kan de bijkomende stuw tijdens hoog tij niet altijd optimaal benut worden. Om dit probleem te verhelpen werd nog een bijkomende testberekening uitgevoerd, nl. een combinatie van een nieuwe stuw te Dampoort en een pompstation van 60m³/s op het KGO te Oostende (sas Slijkens). De pomp treedt in werking op het moment dat niet meer gravitair geloosd kan worden. Het gevolg is dat er continu geloosd kan worden en de Dampoortsluis en -stuw en de Guldenvliesstuw hun doorvoer niet of nauwelijks hoeven te bepreken tijdens hoog tij. Definitieve versie WL2015R13_098_4 54

68 Figuur 6-15 toont de impact van de twee scenario s ( stuw Dampoort en stuw Dampoort + pomp te Oostende ) op de peilen in het Groot Pand (omgeving Drongen) voor een maatgevend event met een terugkeerperiode van 10 jaar. Figuur 6-16 toont hetzelfde voor een maatgevend event met een terugkeerperiode van 500 jaar. Hier is volgende conclusie te trekken: Scenario stuw Dampoort: Voor het maatgevend event met een terugkeerperiode van 10 jaar is er een daling van de maximale waterpeilen van 2 cm. Voor het maatgevend event met een terugkeerperiode van 500 jaar is geen daling van de maximale waterpeilen waarneembaar. Wel is te zien dat tijdens laag tij het water sneller uit het pand geëvacueerd kan worden en de peilen sneller dalen; Scenario stuw Dampoort + pomp te Oostende: Voor het maatgevend event met een terugkeerperiode van 10 jaar is er een peildaling van de maximale waterpeilen van 4 cm. Voor het maatgevend event met een terugkeerperiode van 500 jaar is geen daling van de maximale waterpeilen waarneembaar. Ook hier is te zien dat tijdens laag tij het water sneller uit het pand geëvacueerd kan worden en de peilen sneller dalen. Dit gaat nog iets sneller dan bij het Scenario stuw Dampoort. Vooral in de dalende flank van het hydrogram is dit duidelijk waarneembaar; Globaal gezien is de impact dus eerder beperkt. Grote effecten waren ook niet te verwachten aangezien binnen het systeem Groot Pand de afvoer via Brugge relatief beperkt is. Figuur 6-17 en Figuur 6-18 tonen de waterpeilen afwaarts Brugge, ter hoogte van de autosnelweg E403, respectievelijk voor events met terugkeerperiode van 10 en 500 jaar. Hier is volgende conclusie te trekken: Scenario stuw Dampoort: t.o.v. de huidige toestand zakken de peilen minder tijdens laag tij doordat een groter debiet aangevoerd wordt via de nieuwe stuw. Dit leidt tot een steilere verhanglijn. Tijdens hoog tij stijgen de peilen naar hetzelfde niveau als in de huidige toestand. Zowel voor de terugkeerperiode 10 als 500 jaar geldt deze conclusie. Scenario stuw Dampoort + pomp te Oostende: t.o.v. de huidige toestand zakken de peilen minder tijdens laag tij doordat een groter debiet aangevoerd wordt via de nieuwe stuw (= analoog aan Scenario stuw Dampoort ). Tijdens hoog tij kan er verder geloosd worden (pomp 60 m³/s) waardoor de peilen op het KGO afwaarts Brugge onder controle blijven. Door de lagere hoog tij peilen op het KGO zal er tijdens laag tij uiteraard iets minder gravitair geloosd worden. Zowel voor de terugkeerperiode 10 als 500 jaar geldt deze conclusie. Tabel 6-1 toont voor de twee scenario s en de huidige toestand de totale lozingsvolumes doorheen Brugge (noordelijke + zuidelijke arm) voor de events met terugkeerperioden 10 en 500 jaar. Hieruit blijkt dat de lozingsvolumes toenemen in de scenario s. De toename is eerder beperkt (in de orde van 5 a 10 %). Uit een hydraulische berekening blijkt dat het KGO afwaarts Brugge doorheen de bestaande sectie meer dan 100 m³/s kan transporteren. Een pompstation met een nog grotere capaciteit dan 60 m³/s behoort dus tot de mogelijkheden. Beide scenario s hebben potentieel, maar het strekt tot aanbeveling om gezien de complexiteit van dit watersysteem een grondige studie uit te voeren. Op basis van het voorgaande is de maatregel met de stuw aan de Dampoortsluis te Brugge niet weerhouden in de ORBP analyse. Definitieve versie WL2015R13_098_4 55

69 Figuur 6-15: Waterpeilen bij een event met een terugkeerperiode van 10 jaar op de Ringvaart te Drongen: vergelijking van de huidige toestand en scenario s met een stuw aan de Dampoortsluis te Brugge en bijkomend een pompstation te Oostende Figuur 6-16: Waterpeilen bij een event met een terugkeerperiode van 500 jaar op de Ringvaart te Drongen: vergelijking van de huidige toestand en scenario s met een stuw aan de Dampoortsluis te Brugge en bijkomend een pompstation te Oostende Definitieve versie WL2015R13_098_4 56

70 Figuur 6-17: Waterpeilen bij een event met een terugkeerperiode van 10 jaar afwaarts Brugge aan de autosnelweg E403: vergelijking van de huidige toestand en scenario s met een stuw aan de Dampoortsluis te Brugge en bijkomend een pompstation te Oostende Figuur 6-18: Waterpeilen bij een event met een terugkeerperiode van 500 jaar afwaarts Brugge aan de autosnelweg E403: vergelijking van de huidige toestand en scenario s met een stuw aan de Dampoortsluis te Brugge en bijkomend een pompstation te Oostende Definitieve versie WL2015R13_098_4 57

71 Tabel 6-1: Overzicht van de totale lozingsvolumes doorheen Brugge in de huidige toestand en in verschillende scenario s en bij events maatgevend voor terugkeerperioden van 10 en 500 jaar Scenario Lozingsvolume T10 [m³] Lozingsvolume T500 [m³] huidige toestand scenario stuw dampoort scenario stuw Dampoort + pomp te Oostende keersluis Astene In de bestaande toestand zijn de sluis en de stuwen op de Leie aan de Hellestraat te Astene (Deinze) steeds geopend. De sluis en de stuwen worden gesitueerd in Figuur Er wordt voorgesteld om het kunstwerk om te bouwen tot een keersluis in combinatie met de maatregel voor de verbreding van het Schipdonkkanaal (zie Herinrichting). Indien de verbreding van het Schipdonkkanaal aanleiding geeft tot een aanzienlijke daling van de verhanglijn op het Groot Pand, laat de werking van een keersluis te Astene toe te verhinderen dat de peildaling te niet gedaan wordt door de afvoer van de Leie. Testberekeningen met de verbreding van het Schipdonkkanaal geven echter aan dat de peildaling in het Groot Pand eerder beperkt is. Daarom wordt deze maatregel niet verder beschouwd in de ORBP analyse. Figuur 6-19: Situering van de sluis en de stuwen (rode stip) op de Leie te Astene (Deinze) Definitieve versie WL2015R13_098_4 58

72 terugslagkleppen zijwaterlopen Er wordt voorgesteld om terugslagkleppen te voorzien aan de monding van zijwaterlopen van de Leie en de Bovenschelde waar terugstroming gesimuleerd wordt vanuit de hoofdwaterloop. Het verhinderen van de terugstroming dient bij te dragen tot het verminderen van het overstromingsrisico. Uit analyse van de resultaten blijkt dat er enkel op de Rosdambeek terugstroming is vanuit de Leie (Figuur 6-20). In het hydrodynamisch model is er op de monding van de Rosdambeek reeds een terugslagklep aanwezig. De terugstroming op de Rosdambeek wordt veroorzaakt door overtopping vanuit de Leie. Er wordt daarom beslist om deze maatregel niet verder te beschouwen in de ORBP analyse. Figuur 6-20: Debieten bij een event met een terugkeerperiode van 1 jaar ter hoogte van de monding van de Rosdambeek Definitieve versie WL2015R13_098_4 59

73 Herinrichting verbreding Schipdonkkanaal Er wordt voorgesteld om de afvoercapaciteit van het Schipdonkkanaal te verhogen door het verbreden van het kanaal. Hierdoor dient bijgedragen te worden aan het verminderen van het overstromingsrisico langs het Groot Pand in de omgeving van Gent. De opvatting van de verbredingen wordt geïllustreerd aan de hand van Figuur Verbredingen worden voorzien op de linker- of de rechteroever. Er wordt een afgraving voorzien tot 3 m onder de maaiveldhoogte. Eventueel wordt een dijk voorzien aan de rand van de afgraving. Een bestaande dijk langs het kanaal wordt hierbij afgegraven. Wat betreft de breedte van de verbreding worden twee varianten beschouwd, namelijk een verbreding over 10 m en over 20 m ten opzichte van de gemiddelde breedte van het kanaal. (a) (b) Figuur 6-21: Weergave van de opvatting van de verbredingen van het Schipdonkkanaal door afgraving van de oever met (a) en zonder (b) dijkverplaatsing Figuur 6-22 geeft voor een dwarsprofiel van het Schipdonkkanaal de verbredingen weer beschouwd in het kader van de studie voor de Seine Schelde West verbinding (Projectconsortium MKBA Seine Schelde West, 2008). Figuur 6-22: Voorbeeld van een dwarsprofiel van het Schipdonkkanaal met de verbredingen in het kader van de huidige studie en in het kader van de studie voor de Seine Schelde West verbinding (Projectconsortium MKBA Seine Schelde West, 2008) De keuze voor de verbreding op de linker- of de rechteroever is gemaakt op basis van het landgebruik en op basis van de aanwezige reservatiestroken. Hierdoor worden de onteigeningskosten beperkt. De verbredingszones op de linker- of de rechteroever worden afgebakend in het lengteprofiel van het kanaal in Figuur Het lengteprofiel is gebaseerd op de dwarsprofielen in het hydrodynamische model van de Definitieve versie WL2015R13_098_4 60

74 Leie, de Bovenschelde en de Gentse Kanalen in de referentietoestand (2050). In het lengteprofiel wordt de te verbreden oever aangeduid evenals de diepte van de afgraving van de oever. stuw Schipdonk stuw Balgerhoeke Figuur 6-23: Lengteprofiel van het Schipdonkkanaal op basis van de dwarsprofielen van het hydrodynamisch model van de Leie, de Bovenschelde en de Gentse Kanalen (2050) vanaf Deinze tot de uitwatering te Heist met aanduiding van de oever waar verbreding mogelijk is Tabel 6-2 geeft een overzicht van de afstanden waarover de verbreding van het Schipdonkkanaal wordt toegepast. In de verstedelijkte zones, waar geen verbreding mogelijk is, worden er keermuren geplaatst. Tabel 6-2: Overzicht van de type verbredingen langs het Schipdonkkanaal met weergave van de totale lengte, de oever waar de verbreding voorzien wordt (LO: linkeroever; RO: rechteroever) en de gemiddelde breedte van de waterweg op basis van het hydrodynamisch model van de referentietoestand (2050) Type herinrichting Totale lengte [m] Oever verbreding Gem. breedte [m] Verbreding met dijk zonder jaagpad Verbreding met dijk met jaagpad RO LO 29 In zones met bebouwing langs het kanaal is verbreding niet mogelijk. Door verbreding in de landelijke zones stroomopwaarts van een stedelijke zone neemt de afvoer in stedelijk gebied echter toe. Dit heeft hogere waterpeilen en mogelijk wateroverlast tot gevolg. Daarom worden in bebouwde zones waterkeringen geplaatst langs de waterloop. De waterkeringen worden voorzien waar de gesimuleerde waterpeilen met een terugkeerperiode van 100 jaar minder dan 0.3 m lager zijn dan de maaiveldhoogte. De kruinhoogten van de waterkeringen worden bepaald als de gesimuleerde waterpeilen met een terugkeerperiode van 100 jaar verhoogd met een veilige marge van 0.3 m. Uit testberekeningen is gebleken de maximale waterstanden in stedelijke zones steeds minstens 0.3 m lager dan het maaiveld zijn. Er worden daarom geen keermuren geplaatst. Definitieve versie WL2015R13_098_4 61

75 Bovendien worden varianten beschouwd waarbij de bruggen en de stuwen op het kanaal al dan niet verbreed worden. Testberekeningen geven aan dat de verbreding van het kanaal zonder de verbreding van de stuwen te Schipdonk en te Balgerhoeke tot weinig significant verschillende resultaten leidt. Daarom is de verbreding van het kanaal steeds beschouwd met de verbreding van de stuwen Kosten Paraatheid (PP) De kosten worden berekend zoals beschreven in 4.4. Met een totale gemodelleerde lengte van 51.1 km voor de Leie, 83.8 km voor de Bovenschelde en km voor de Gentse Kanalen. Dit komt overeen met een jaarlijkse kost van respectievelijk EUR/jaar, EUR/jaar, en EUR/jaar. Tabel 6-3 tot Tabel 6-5 geven per terugkeerperiode een overzicht van het aantal bedreigde huizen en het aantal benodigde zandzakken in Het aantal bedreigde huizen wordt bepaald als de overstroomde oppervlakte residentieel gebouw gedeeld door een grondoppervlakte van 100 m². Voor industriële gebouwen wordt een grondoppervlakte van 1000 m² toegepast (zie 4.4). De totale beschermingskost wordt berekend aan de hand van de risicoformule in Vanneuville et al. (2006) en komt overeen met EUR/jaar voor de Leie, EUR/jaar voor de Bovenschelde en EUR/jaar voor de Gentse Kanalen. De kosten van PP maatregelen worden herberekend bij de combinatie met PV maatregelen. Er worden geen kosten voor zandzakken meer voorzien voor woningen die reeds beschermd zijn door PV maatregelen. Tabel 6-3: Overzicht van de kostprijs voor het aanmaken en verdelen van zandzakken in het modelgebied van de Leie in 2050 Terugkeerperiode [jaar] huizen # [-] # zandzakken [-] industriële gebouwen # [-] # zandzakken [-] Totale kost [10³EUR] Tabel 6-4: Overzicht van de kostprijs voor het aanmaken en verdelen van zandzakken in het modelgebied van de Bovenschelde in 2050 Terugkeerperiode [jaar] huizen # [-] # zandzakken [-] industriële gebouwen # [-] # zandzakken [-] Totale kost [10³EUR] Definitieve versie WL2015R13_098_4 62

76 Tabel 6-5: Overzicht van de kostprijs voor het aanmaken en verdelen van zandzakken in het modelgebied van de Gentse Kanalen in 2050 Terugkeerperiode [jaar] huizen # [-] # zandzakken [-] industriële gebouwen # [-] # zandzakken [-] Totale kost [10³EUR] Preventie (PV) De kostprijs voor het toepassen van PV maatregelen is bepaald zoals beschreven in 4.4. Tabel 6-6 tot Tabel 6-8 geven een overzicht van het bepalen van de kostprijs voor resiliënt bouwen en verbouwen in het modelgebied van de Leie, de Bovenschelde en de Gentse Kanalen binnen contouren met verschillende terugkeerperioden van overstromen. Tabel 6-6: Overzicht van de bebouwde oppervlakte in 2050 en de bijhorende kostprijs voor het overstromingsresiliënt maken van gebouwen in het modelgebied van de Leie binnen overstromingscontouren met verschillende terugkeerperioden Terugkeerperiode [jaar] residentieel gebouw [m²] industrieel gebouw/gebied [m²] Totale kostprijs [10³EUR/jaar] Tabel 6-7: Overzicht van de bebouwde oppervlakte in 2050 en de bijhorende kostprijs voor het overstromingsresiliënt maken van gebouwen in het modelgebied van de Bovenschelde binnen overstromingscontouren met verschillende terugkeerperioden Terugkeerperiode [jaar] residentieel gebouw [m²] industrieel gebouw/gebied [m²] Totale kostprijs [10³EUR/jaar] Definitieve versie WL2015R13_098_4 63

77 Tabel 6-8: Overzicht van de bebouwde oppervlakte in 2050 en de bijhorende kostprijs voor het overstromingsresiliënt maken van gebouwen in het modelgebied van de Gentse Kanalen binnen overstromingscontouren met verschillende terugkeerperioden Terugkeerperiode [jaar] residentieel gebouw [m²] industrieel gebouw/gebied [m²] Totale kostprijs [10³EUR/jaar] Tabel 6-9 tot Tabel 6-11 geven een overzicht van het bepalen van de kostprijs voor het toepassen van een bouwstop in combinatie met grondenruil in het modelgebied van de Leie, de Bovenschelde en de Gentse Kanalen binnen contouren met verschillende terugkeerperioden van overstromen. Voor het modelgebied van de Leie, de Bovenschelde en de Gentse Kanalen wordt er gebruik gemaakt van een gemiddeld duurste landbouwgrondprijs in de landelijke gebieden van de valleien van de Leie, de Bovenschelde en de Gentse Kanalen van respectievelijk EUR/ha, EUR/ha en EUR/ha, een gemiddeld goedkoopste landbouwgrondprijs van EUR/ha, EUR/ha en EUR/ha en een gemiddeld duurste bouwgrondprijs van respectievelijk EUR/ha EUR/ha en EUR/ha. Op basis hiervan wordt een gemiddelde grondruilprijs van respectievelijk 25.4 EUR/m², 28.1 EUR/m² en 27.4 EUR/m² berekend. Een voorbeeldberekening is opgenomen in 4.4. Tabel 6-9: Overzicht van de oppervlakte-uitbreiding voor residentiële en industriële gebouwen en gebieden van 2010 naar 2050 en van de bijhorende kostprijs voor grondruil in het modelgebied van de Leie binnen overstromingscontouren met verschillende terugkeerperioden Terugkeerperiode [jaar] residentieel gebouw/gebied [m²] industrieel gebouw/gebied [m²] Totale kostprijs [10³EUR/jaar] Tabel 6-10: Overzicht van de oppervlakte-uitbreiding voor residentiële en industriële gebouwen en gebieden van 2010 naar 2050 en van de bijhorende kostprijs voor grondruil in het modelgebied van de Bovenschelde binnen overstromingscontouren met verschillende terugkeerperioden Terugkeerperiode [jaar] residentieel gebouw/gebied [m²] industrieel gebouw/gebied [m²] Totale kostprijs [10³EUR/jaar] Definitieve versie WL2015R13_098_4 64

78 Tabel 6-11: Overzicht van de oppervlakte-uitbreiding voor residentiële en industriële gebouwen en gebieden van 2010 naar 2050 en van de bijhorende kostprijs voor grondruil in het modelgebied van de Gentse Kanalen binnen overstromingscontouren met verschillende terugkeerperioden Terugkeerperiode [jaar] residentieel gebouw/gebied [m²] industrieel gebouw/gebied [m²] Totale kostprijs [10³EUR/jaar] Protectie (PT) Onderstaand wordt voor elke PT maatregel een overzicht gegeven van de benodigde ingrepen alsook de bijhorende kosten. Deze kosten worden op uniforme wijze berekend voor alle ingrepen met behulp van de kostentool (zie Bijlage A). Dijk De kostenberekeningen zijn gebeurd op basis van eenheidsprijzen per meter die zijn opgesteld voor type maatregelen zoals het plaatsen van een gronddijk of een betonnen keermuur. Onderstaand wordt eerst een overzicht gegeven van de verschillende posten, alsook de totale kostprijs per meter voor de typemaatregelen. Vervolgens wordt voor elk van de beschermingen, beschreven in , een inschatting van de kosten opgemaakt. Voor de typegronddijk is er geopteerd voor een kruinhoogte van 1 m en 2 m boven het maaiveld. De hoogte is gebaseerd op de gemiddeld benodigde dijkhoogte bij de gesimuleerde waterpeilen met een terugkeerperiode van 100 jaar in het gemiddeld klimaatscenario, verhoogd met een veilige marge van 0.3 m. Er wordt ook een langsgracht voorzien om de drainage te behouden. Voor de gronddijk wordt een onteigeningskost in rekening gebracht, gebaseerd op de gemiddelde kostprijs van de goedkoopste bouwgrond. Tabel 6-12 geeft een overzicht van de eenheidsprijs per meter Tabel 6-12: Gronddijk in het modelgebied van de Leie, de Bovenschelde en de Gentse Kanalen - Overzicht van het bepalen van de eenheidsprijs per meter Type maatregel Beschrijving Kost hoogte 1m [EUR/m] Kost hoogte 2m [EUR/m] grondwerken dijklichaam + langsgracht verwerven onteigenen grondvlak Totaal Voor de typekeermuur is gelijkaardig aan de gronddijk geopteerd voor een kruinhoogte van 0.5 m, 1 m en 2 m boven het maaiveld. De muur wordt voorzien in beton. Omdat de muur slechts een beperkte ruimte inneemt en overwegend langs de waterloop ligt, wordt er geen onteigeningskost gerekend. Voor keermuren wordt er een onderhoudskost van 2% gerekend in plaats van de standaard onderhoudskost van 5% aangezien uitgegaan wordt van lagere onderhoudskosten. Tabel 6-13 geeft een overzicht van de verschillende posten, alsook de totale kostprijs per meter. Definitieve versie WL2015R13_098_4 65

79 Tabel 6-13: Keermuur in het modelgebied van de Leie, de Bovenschelde en de Gentse Kanalen - Overzicht van het bepalen van de eenheidsprijs per meter Type maatregel Beschrijving Kost hoogte 0.5m [EUR/m] Kost hoogte 1m [EUR/m] Kost hoogte 2m [EUR/m] waterkering betonnen muur verwerven onteigenen grondvlak Totaal dijk Toeristische Leie De kosten voor de dijk aan de Toeristische Leie worden bepaald op basis van de eenheidsprijzen in Tabel 6-12 en Tabel Tabel 6-14 geeft een overzicht van de eenheidskostprijs voor het verhogen van de Dijkweg te Drongen. In Tabel 6-15 wordt er een overzicht gegeven van de totale lengte waarover de verschillende dijktypes worden toegepast en de bijhorende kostprijs. Tabel 6-14: Overzicht van de eenheidsprijzen voor het ophogen van een weg met 1m Type maatregel Beschrijving Kost [EUR/m] grondwerken dijk en jaagpad grondwerken afbraak jaagpad verwerven onteigenen grondvlak Totaal weg ophogen 1m Tabel 6-15: Overzicht van de totale lengtes en kostprijs van de verschillende dijktypes die worden toegepast bij de indijking van de Toeristische Leie Type maatregel Lengte [m] Kost [10³EUR] keermuur gronddijk weg ophoging Totaal Definitieve versie WL2015R13_098_4 66

80 lokale beschermingen In Tabel 6-16 wordt voor elk van de lokale beschermingsalternatieven een overzicht gegeven van de totale lengte te voorziene keringen en de kostprijs. Tabel 6-16: Overzicht van de dijklengten en kostprijzen voor de lokale beschermingsalternatieven in het modelgebied van de Leie, de Bovenschelde en de Gentse Kanalen Maatregel Lengte [m] Kost gronddijk keermuur [10³EUR] dijk Minnemeers dijk Zilverhof dijk Groenevelden Herinrichting verbreding Schipdonkkanaal De kostenberekeningen zijn gebeurd op basis van eenheidsprijzen per meter die zijn opgesteld voor de typemaatregelen met verbredingen over 10 of 20 m en het afgraven van de oever tot 3 m onder het maaiveld en het al dan niet heraanleggen van een dijk en een jaagpad. Anderzijds zijn eenheidsprijzen opgesteld voor de typemaatregelen met het plaatsen van waterkeringen en het verbreden van bruggen en stuwen. Vervolgens wordt voor elk van de beschouwde zones langs het Schipdonkkanaal een inschatting van de kosten opgemaakt. Eenheidsprijzen Voor de typeverbredingen met 3 m afgraving wordt verondersteld dat de eerste halve meter van het profiel in de breedte vervuild is. Dit komt voor verbredingen over 10 en 20 m gemiddeld neer op respectievelijk 5% en 4% van het totaal afgegraven volume. Voor de versteviging van de nieuwe oever worden schanskorven voorzien. Voor de raming van de onteigeningskost is gebruik gemaakt van de gemiddelde kostprijs voor weiland in de landelijke gebieden langs het kanaal. Bij de varianten met het heraanleggen van een dijk wordt er geopteerd voor een kruinhoogte van 1 m boven het maaiveld. De hoogte is gebaseerd op de gemiddelde hoogte van de dijken in het hydrodynamisch model van de referentietoestand (2050). Bij de varianten met het heraanleggen van een jaagpad wordt dit voorzien op de nieuwe dijk. Voor de afbraak van het bestaande jaagpad wordt eveneens een kost gerekend. Tabel 6-17 geeft een overzicht van de verschillende posten, alsook de totale kostprijs per meter voor de verschillende varianten. In totaal worden 6 verschillende eenheidsprijzen gehanteerd voor de verbredingen met het afgraven van de oever. De varianten met het heraanleggen van een jaagpad geven aanleiding tot een sterke toename van de eenheidsprijzen ten opzichte van de varianten zonder jaagpad. De varianten met verbredingen over 10 en 20 m verschillen onderling sterk in de eenheidsprijzen als gevolg van het verschil in grondverzet. Definitieve versie WL2015R13_098_4 67

81 Tabel 6-17: De varianten van de verbredingen van het Schipdonkkanaal over 10 en 20 m met afgraven tot 3 m onder het maaiveld - Overzicht van het bepalen van de eenheidsprijzen per meter Type maatregel Beschrijving Kost [EUR/m] breedte 10 m breedte 20 m verwerven onteigenen grondvlak grondwerken grondverzet grondwerken schanskorven grondwerken dijk Totaal met dijk verwerven onteigenen grondvlak grondwerken grondverzet grondwerken schanskorven grondwerken dijk en jaagpad grondwerken afbraak jaagpad Totaal met dijk en jaagpad De kosten per meter voor het plaatsen van een typegronddijk zijn besproken bij de kosten voor lokale dijkbescherming. Tabel 6-12 (zie hoger) geeft een overzicht van de verschillende posten, alsook de totale kostprijs per meter voor een gronddijk met de vooropgestelde kruinhoogte van 1 m. Voor de kostprijs van een nieuwe stuw wordt er gebruik gemaakt van de kostprijs van de stuw van Evergem ( EUR), deze wordt in de kostentool ingebracht als berekende kost (Tabel 6-18). Tabel 6-18: Overzicht van de kostprijs van een regelbare stuw Type maatregel Beschrijving Kost [10³ EUR] Kunstwerk Regelbare stuw Totaal Voor de kostprijs van het aanpassen van een brug wordt er een berekende kost van EUR ingegeven in de kostentool. Deze is gebaseerd op de kostenschatting in de maatschappelijke kosten baten analyse van het Projectconsortium MKBA Seine Schelde West (2008). Tabel 6-19 geeft een overzicht van de resulterende kostprijs voor de aanpassing van bruggen, inclusief standaard onderhoudskosten van 5%. In totaal zijn er 12 bruggen op het Schipdonkkanaal die aangepast moeten worden. Definitieve versie WL2015R13_098_4 68

82 Tabel 6-19: Overzicht van de kostprijs van het aanpassen van een brug Type maatregel Beschrijving Kost [10³ EUR] Kunstwerk Brug Totaal Kosten per zone In Tabel 6-20 wordt voor de verschillende zones langs het Schipdonkkanaal een overzicht gegeven van de totale lengte waarover maatregelen met verbreding van de waterloop worden toegepast alsook de totale kostprijs van de toegepaste maatregelen. Zoals ook aangegeven bij de eenheidsprijzen wordt de kostprijs sterk verhoogd door het heraanleggen van dijken en jaagpaden en door het afgraven van de oever. Tabel 6-20: Overzicht van de lengte en kostprijs voor de maatregelen met verbreding van het Schipdonkkanaal per zone Bruggen Oever Lengte [m] Kost [10³EUR] met dijk dijk en jaagpad 10m verbreden 20m verbreden Zonder aanpassing bruggen Met aanpassing bruggen Rechteroever Linkeroever Rechteroever Linkeroever In Tabel 6-21 wordt een overzicht gegeven van de totale kostprijs van de maatregelen langs het Schipdonkkanaal. Tabel 6-21: Overzicht van de lengte en kostprijs voor het plaatsen van waterkeringen langs het Schipdonkkanaal per type verbreding Zone Kost met aanpassing bruggen[10³eur] Kost zonder aanpassing bruggen[10³eur] 10m verbreden 20m verbreden 10m verbreden 20m verbreden Verbreding Stuwen Bruggen Totaal Definitieve versie WL2015R13_098_4 69

83 Berekeningen Bij het doorlopen van de modeltrein (zie 4.4.3) is naast het LATIS schademodel eveneens het schademodel op basis van de methode van de schadecellen toegepast. De methode is toegepast zoals beschreven door het Projectconsortium MKBA Sigmaplan (2005). Bij deze methode worden de tijdrovende processen voor het aanmaken van overstromings- en risicokaarten kort gesloten. Aan elk modelrekenpunt voor waterpeilen (H-punt) in de vallei (met uitzondering van H-punten afkomstig van Link Channels) wordt een polygoon toegekend via de Thiessen polygonen berekening. Deze polygoon noemt men een schadecel. Voor elke schadecel wordt een totale schade-functie bepaald op basis van voorafgaande LATIS berekeningen, die de totale schade geeft in functie van het waterpeil in de schadecel. Een dergelijke schadefunctie geeft dus de integraal van alle verschillende schadeposten voor het gebied begrepen in de schadecel. Het maximale waterpeil van het rekenpunt voor een simulatie wordt gekoppeld aan een schadecel. Op basis van de schadefuncties wordt dit omgezet in een schade. De LATIS methode is toegepast op overstromingskaarten aangemaakt op basis van de methode van de overstromingscellen. De methode is toegepast zoals beschreven door Bogman et al. (2013) bij het opmaken van de overstromingskaarten in functie van de toepassing van de Richtlijn OverstromingsRisico (ROR). Bij deze methode wordt gelijkaardig aan de schadecellen methode aan elk modelrekenpunt voor waterpeilen (H-punt) in de vallei (met uitzondering van H-punten afkomstig van Link Channels) een polygoon toegekend via de Thiessen polygonen berekening. Deze polygoon noemt men in dit geval een overstromingscel. Aan elke overstromingscel wordt het maximale waterpeil van het rekenpunt gekoppeld, voor een bepaalde simulatie. Vervolgens worden alle overstromingscellen omgezet naar rasters. Door het digitaal hoogtemodel af te trekken van de overstromingscellen (in rasterformaat) wordt een overstromingskaart bekomen. Het schademodel op basis van de methode van de schadecellen is toegepast voor de ORBP analyses van de PT maatregelen (zie ). Het LATIS schademodel is toegepast voor de ORBP analyses van de MLWV maatregelen (zie ) NA De NA berekeningen zijn voor de toestand in 2010 en de toestand na autonome ontwikkeling in 2050 bij het gemiddeld en bij het hoog klimaatscenario uitgevoerd met het schademodel op basis van de methode van de schadecellen. In functie van de analyse van de MLWV maatregelen zijn NA berekeningen uitgevoerd voor de toestand na autonome ontwikkeling in 2050 bij het gemiddeld klimaatscenario met het LATIS schademodel PT Indien aangewezen wordt voorafgaand aan het inbouwen en doorrekenen van de PT alternatieven een a priori kosten baten analyse uitgevoerd. Bij een a priori kosten baten analyse worden de baten ingeschat als het weg te nemen risico en afgewogen tegen de kosteninschatting. Op basis van deze analyse wordt afgewogen om PT alternatieven al dan niet verder te beschouwen in de ORBP analyse. Dijk Voor een lokale bescherming met dijken is een a priori kosten baten analyse te overwegen indien de impact op de overstromingscontouren buiten de dijkbescherming verwaarloosbaar is. Voor de lokale beschermingsmaatregelen is aangenomen dat aan deze voorwaarde voldaan wordt. Dijkbeschermingsmaatregelen met een positieve NAW, op basis van de a priori kosten baten analyse, worden vervolgens gecombineerd. De ingrepen voor lokale bescherming worden echter niet ingebouwd in het hydrodynamisch model van de Leie, de Bovenschelde en de Gentse Kanalen. dijk Toeristische Leie Het weg te nemen risico bedraagt EUR/jaar voor de dijk langs de Toeristische Leie. De totale kostprijs is weergegeven in Tabel 6-15 (zie ). Op basis hiervan wordt een NAW berekend van EUR. Dit geeft aan dat de maatregel economisch gunstig is. Definitieve versie WL2015R13_098_4 70

84 dijk Minnemeers, Gent Het weg te nemen risico bedraagt EUR/jaar voor de dijk in de omgeving van Minnemeers te Gent. De totale kostprijs is weergegeven in Tabel 6-16 (zie ). Op basis hiervan wordt een NAW berekend van EUR. Dit geeft aan dat de maatregel economisch gunstig is. dijk Zilverhof, Gent Voor de lokale bescherming in de omgeving van Zilverhof te Gent wordt het vermeden risico geschat op EUR/jaar in De totale kostprijs is weergegeven in Tabel 6-16 (zie ). Op basis hiervan wordt een negatieve NAW berekend van EUR. De maatregel wordt daarom niet verder beschouwd in de ORBP analyse. dijk Groenevelden, Mariakerke Voor de lokale bescherming in de omgeving van Groenevelden te Mariakerke wordt het vermeden risico geschat op EUR/jaar in De jaarlijkse kost is weergegeven in Tabel 6-16 (zie ). Op basis hiervan wordt een negatieve NAW berekend van EUR. De maatregel wordt daarom niet verder beschouwd in de ORBP analyse. Herinrichting verbreding Schipdonkkanaal Er zijn vier versies beschouwd van de verbreding van het Schipdonkkanaal: een verbreding van 10 m of 20 m, al dan niet met de aanpassing van de bestaande bruggen. Gezien de impact van de maatregelen met de verbreding op de overstromingscontouren is een a priori kosten baten analyse niet aangewezen. Daarom is elk alternatief ingebouwd in het hydrodynamisch model van de Leie, de Bovenschelde en de Gentse Kanalen om de modelketen te doorlopen. De schadeberekeningen zijn uitgevoerd op basis van de methode van de schadecellen MLWV De PT alternatieven weerhouden op basis van de PT berekeningen in worden gecombineerd met PP en PV maatregelen zoals beschreven in Resultaten NA Tabel 6-22 tot Tabel 6-25 geven een overzicht van de resultaten van de NA berekeningen na autonome ontwikkeling bij het gemiddeld (mcc) en het hoog (hcc) klimaatscenario in het gehele modelgebied en in de verschillende deelgebieden van het modelgebied. De resultaten van NA in 2050 bij het gemiddeld klimaatscenario zijn eveneens bepaald met het LATIS schademodel in functie van de analyse van de resultaten van de MLWV (zie ). De verschillen tussen de risicowaarden op basis van het LATIS schademodel en het schademodel op basis van de schadecellen zijn beperkt tot 8 % bij het economisch risico en 12 % bij P@R. In het geval van NA in 2050 bij het gemiddeld klimaatscenario neemt het economisch risico onder invloed van de autonome ontwikkeling toe met 125% in het modelgebied van de Bovenschelde, 144% in het modelgebied van de Leie,164% in het modelgebied van de Gentse Kanalen en met 144 % in het volledige modelgebied. De toename van P@R bedraagt respectievelijk 125%, 87%, 150% en 98 %. In het geval van NA in 2050 bij het hoog klimaatscenario neemt het economisch risico in het modelgebied van de Leie, de Bovenschelde, de Gentse Kanalen en het volledige modelgebied onder invloed van de autonome ontwikkeling toe met respectievelijk 123%, 191%, 308% en 196 %. De toename van P@R bedraagt respectievelijk 123%, 121%, 259% en 134 %. Voor het modelgebied van de Bovenschelde wordt er een lager economisch en menselijk risico berekenend in het hoog klimaatscenario dan in het gemiddeld klimaatscenario. Dit is te wijten aan de perturbatie van de neerslag en de hydrologische simulatie van de geperturbeerde neerslag. De perturbatie onttrekt in de zomer willekeurig natte dagen aan de Definitieve versie WL2015R13_098_4 71

85 neerslagtijdreeksen. Dit proces heeft invloed op de piekafvoer van hydrologische modellen met een sterke reactie op zomer Events. Vooral in de zijrivier de Maarkebeek komt dit tot uiting. Tabel 6-22: Overzicht van de resultaten van de NA berekeningen van het modelgebied van de Leie, de Bovenschelde en de Gentse Kanalen na autonome ontwikkeling bij het gemiddeld (mcc) en het hoog (hcc) klimaatscenario op basis van LATIS en op basis van de schadecellen methode Maatregel NA-mCC NA-hCC Omschrijving schadecellen LATIS schadecellen Risico R 2010 [10³EUR/jaar] R 2050 [10³EUR/jaar] Uj [10³EUR/jaar] NAW [10³EUR] nvt nvt nvt B/K [-] nvt nvt nvt BAMK [10³EUR] BAMKtot [10³EUR] R res [10³EUR] P@R R 2010 [mensen/jaar] R 2050 [mensen/jaar] B [mensen] nvt nvt nvt BAMK [mensen] Definitieve versie WL2015R13_098_4 72

86 Tabel 6-23: Overzicht van de resultaten van de NA berekeningen van het modelgebied van de Leie na autonome ontwikkeling bij het gemiddeld (mcc) en het hoog (hcc) klimaatscenario op basis van LATIS en op basis van de schadecellen methode Maatregel NA-mCC NA-hCC Omschrijving schadecellen LATIS schadecellen Risico R 2010 [10³EUR/jaar] R 2050 [10³EUR/jaar] Uj [10³EUR/jaar] NAW [10³EUR] nvt nvt nvt B/K [-] nvt nvt nvt BAMK [10³EUR] BAMKtot [10³EUR] R res [10³EUR] P@R R 2010 [mensen/jaar] R 2050 [mensen/jaar] B [mensen] nvt nvt nvt BAMK [mensen] Definitieve versie WL2015R13_098_4 73

87 Tabel 6-24: Overzicht van de resultaten van de NA berekeningen van het modelgebied van de Bovenschelde na autonome ontwikkeling bij het gemiddeld (mcc) en het hoog (hcc) klimaatscenario op basis van LATIS en op basis van de schadecellen methode Maatregel NA-mCC NA-hCC Omschrijving schadecellen LATIS schadecellen Risico R 2010 [10³EUR/jaar] R 2050 [10³EUR/jaar] Uj [10³EUR/jaar] NAW [10³EUR] nvt nvt nvt B/K [-] nvt nvt nvt BAMK [10³EUR] BAMKtot [10³EUR] R res [10³EUR] P@R R 2010 [mensen/jaar] R 2050 [mensen/jaar] B [mensen] nvt nvt nvt BAMK [mensen] Definitieve versie WL2015R13_098_4 74

88 Tabel 6-25: Overzicht van de resultaten van de NA berekeningen van het modelgebied van de Gentse Kanalen na autonome ontwikkeling bij het gemiddeld (mcc) en het hoog (hcc) klimaatscenario op basis van LATIS en op basis van de schadecellen methode Maatregel NA-mCC NA-hCC Omschrijving schadecellen LATIS schadecellen Risico R 2010 [10³EUR/jaar] R 2050 [10³EUR/jaar] Uj [10³EUR/jaar] NAW [10³EUR] nvt nvt nvt B/K [-] nvt nvt nvt BAMK [10³EUR] BAMKtot [10³EUR] R res [10³EUR] P@R R 2010 [mensen/jaar] R 2050 [mensen/jaar] B [mensen] nvt nvt nvt BAMK [mensen] PT Figuur 6-24 tot Figuur 6-27 geven de puntenwolk weer van de PT maatregelen besproken in met het economisch criterium, NAW, weergegeven tegenover het menselijk criterium, de baat voor P@R op basis van de schadecellen methode. Alternatieven met een positieve NAW en een belangrijke impact op P@R bevinden zich op de omhullende van de puntenwolk. De PT maatregelen omvatten de verbredingen van het Schipdonkkanaal over 10 m of 20 m met of zonder aanpassing van de bruggen. Verder is voor het modelgebied van de Leie ook de dijk aan de Toeristische Leie opgenomen. Alternatieven met de verbredingen van het Schipdonkkanaal scoren slecht op het economisch criterium gezien de hoge kostprijs van de ingrepen (zie ). Tabel 6-27 tot Tabel 6-29 geven een overzicht van de NAW en P@R waarden van de verschillende alternatieven. Op basis van Figuur 6-25 tot Figuur 6-27 zijn twee alternatieven op de omhullende geselecteerd voor verdere analyse: Toeristische Leie: het plaatsen van een dijk langs de Toeristische Leie; Schipdonk_10_zb: de verbreding van het Schipdonkkanaal over 10 m zonder het vernieuwen van de bruggen. Geen van de weergegeven maatregelen geven een daling van het risico ten opzichte van het risico in De gevolgen van autonome ontwikkeling zijn in de drie modelgebieden sterk en worden niet te niet gedaan door de PT maatregelen. Ten opzichte van NA in 2050 wordt er voor de alternatieven met de verbreding van het Schipdonkkanaal een gemiddelde daling bekomen van 7% voor het modelgebied van de Leie,de Bovenschelde en het volledige modelgebied en 14% voor het modelgebied van de Gentse Kanalen. De Definitieve versie WL2015R13_098_4 75

89 grootste daling wordt gerealiseerd bij het verbreden van het Schipdonkkanaal met 20 m met het verbreden van de bruggen. Voor de dijk aan de Toeristische Leie wordt er een daling bekomen van 26% ten opzichte van NA in 2050 in het modelgebied van de Leie en 22 % in het volledige modelgebied. Op basis van de economische criteria scoort enkel het scenario met de dijk aan de Toeristische Leie positief. De verbredingen van het Schipdonkkanaal zijn met negatieve NAW waarden echter niet economisch gunstig voor wat betreft de impact op het overstromingsrisico. Op basis van de MKBA van de Haalbaarheidsstudie Seine-Schelde West (Projectconsortium MKBA Seine Schelde West, 2008) werd de aanpassing van het Schipdonkkanaal in functie van een betere binnenvaartontsluiting van de Vlaamse kusthavens economisch rendabel bevonden vanuit een internationaal standpunt. De baten voor wat betreft transport, havenontvangsten, netwerkeffecten en vermeden externe transportkosten waren echter aanzienlijke groter dan de baten als gevolg van de vermindering van het overstromingsrisico. Voor wat betreft P@R worden gelijkaardige vaststellingen gedaan. De gevolgen van autonome ontwikkeling worden ook hier niet opgevangen door de hoger vermelde alternatieven. Ten opzichte van het NA beleid in 2050 wordt bij alle alternatieven een daling bekomen. Op basis van de resultaten is nagegaan welke PT maatregelen gecombineerd kunnen worden met lokale bescherming. Hierbij worden alternatieven met een positieve NAW gecombineerd met lokale beschermingen. Daardoor wordt enkel het alternatief met de indijking aan de Toeristische Leie gecombineerd met de lokale bescherming aan de Minnemeers te Gent weerhouden. De drie weerhouden alternatieven worden verder gecombineerd met PP en PV maatregelen. B [Mensen] NAW [-] Schipdonk_10_mb Schipdonk_10_zb Schipdonk_20_mb Schipdonk_20_zb Toeristische_Leie Figuur 6-24: Weergave van het economisch criterium, NAW, tegenover het menselijk criterium, de baat voor P@R, voor elke combinatie van PT maatregelen in het modelgebied van de Leie, de Bovenschelde en de Gentse Kanalen met aanduiding van de weerhouden alternatieven (rood) Definitieve versie WL2015R13_098_4 76

90 B [Mensen] NAW [-] Schipdonk_10_mb Schipdonk_10_zb Schipdonk_20_mb Schipdonk_20_zb Toeristische_Leie Figuur 6-25: Weergave van het economisch criterium, NAW, tegenover het menselijk criterium, de baat voor P@R, voor elke combinatie van PT maatregelen in het modelgebied van de Leie met aanduiding van de weerhouden alternatieven (rood) 830 B [Mensen] NAW [-] Schipdonk_10_mb Schipdonk_10_zb Schipdonk_20_mb Schipdonk_20_zb Figuur 6-26: Weergave van het economisch criterium, NAW, tegenover het menselijk criterium, de baat voor P@R, voor elke combinatie van PT maatregelen in het modelgebied van de Bovenschelde met aanduiding van de weerhouden alternatieven (rood) Definitieve versie WL2015R13_098_4 77

91 B [Mensen] NAW [-] Schipdonk_10_mb Schipdonk_10_zb Schipdonk_20_mb Schipdonk_20_zb Figuur 6-27: Weergave van het economisch criterium, NAW, tegenover het menselijk criterium, de baat voor P@R, voor elke combinatie van PT maatregelen in het modelgebied van de Gentse Kanalen met aanduiding van de weerhouden alternatieven (rood) Definitieve versie WL2015R13_098_4 78

92 Tabel 6-26: Overzicht van de resultaten van de weerhouden PT maatregelen met de verbreding en verdieping of het plaatsen van waterkeringen in het modelgebied van de Leie, de Bovenschelde en de Gentse Kanalen Maatregel NA PT Omschrijving Dijk Toeristische Leie Schipdonk 10m met bruggen Schipdonk 10m zonder bruggen Schipdonk 20m met bruggen Schipdonk 20m zonder bruggen Risico R 2010 [10³EUR/jaar] R 2050 [10³EUR/jaar] R reductie, 2050 [%] nvt Uj [10³EUR/jaar] K [10³EUR] NAW [10³EUR] nvt B/K [-] nvt BAMK [10³EUR] BAMKtot [10³EUR] R res [10³EUR] P@R R 2010 [mensen/jaar] R 2050 [mensen/jaar] B [mensen] nvt BAMK [mensen] Definitieve versie WL2015R13_098_4 79

93 Tabel 6-27: Overzicht van de resultaten van de weerhouden PT maatregelen met de verbreding en verdieping of het plaatsen van waterkeringen in het modelgebied van de Leie Maatregel NA PT Omschrijving Dijk Toeristische Leie Schipdonk 10m met bruggen Schipdonk 10m zonder bruggen Schipdonk 20m met bruggen Schipdonk 20m zonder bruggen Risico R 2010 [10³EUR/jaar] R 2050 [10³EUR/jaar] R reductie, 2050 [%] nvt Uj [10³EUR/jaar] K [10³EUR] NAW [10³EUR] nvt B/K [-] nvt BAMK [10³EUR] BAMKtot [10³EUR] R res [10³EUR] P@R R 2010 [mensen/jaar] R 2050 [mensen/jaar] B [mensen] nvt BAMK [mensen] Definitieve versie WL2015R13_098_4 80

94 Tabel 6-28: Overzicht van de resultaten van de weerhouden PT maatregelen met de verbreding en verdieping of het plaatsen van waterkeringen in het modelgebied van de Bovenschelde Maatregel NA PT Omschrijving Schipdonk 10m met bruggen Schipdonk 10m zonder bruggen Schipdonk 20m met bruggen Schipdonk 20m zonder bruggen Risico R 2010 [10³EUR/jaar] R 2050 [10³EUR/jaar] R reductie, 2050 [%] nvt Uj [10³EUR/jaar] K [10³EUR] NAW [10³EUR] nvt B/K [-] nvt BAMK [10³EUR] BAMKtot [10³EUR] R res [10³EUR] P@R R 2010 [mensen/jaar] R 2050 [mensen/jaar] B [mensen] nvt BAMK [mensen] Definitieve versie WL2015R13_098_4 81

95 Tabel 6-29: Overzicht van de resultaten van de weerhouden PT maatregelen met de verbreding en verdieping of het plaatsen van waterkeringen in het modelgebied van de Gentse Kanalen Maatregel NA PT Omschrijving Schipdonk 10m met bruggen Schipdonk 10m zonder bruggen Schipdonk 20m met bruggen Schipdonk 20m zonder bruggen Risico R 2010 [10³EUR/jaar] R 2050 [10³EUR/jaar] R reductie, 2050 [%] nvt Uj [10³EUR/jaar] K [10³EUR] NAW [10³EUR] nvt B/K [-] nvt BAMK [10³EUR] BAMKtot [10³EUR] R res [10³EUR] P@R R 2010 [mensen/jaar] R 2050 [mensen/jaar] B [mensen] nvt BAMK [mensen] MLWV Volledig modelgebied Voor de analyse van MLWV wordt er eerst gebruik gemaakt van het risico in het volledige modelgebied van de Leie-Bovenschelde-Gentse Kanalen. Als resultaat van het toepassen van de scenariogenerator wordt in Figuur 6-28 het economisch criterium, NAW, weergegeven tegenover het menselijk criterium, de baat voor P@R, voor elke combinatie van PP, PV en PT maatregelen in het modelgebied van de Leie, de Bovenschelde en de Gentse Kanalen. De bestscorende alternatieven op één of beide criteria bevinden zich op de omhullende van de puntenwolk en zijn hoofdzakelijk samengesteld uit een combinatie van PP, PV en PT maatregelen. In Tabel 6-30 worden per beleidsstrategie de resultaten en de maatregelen samenstellingen van de drie bestscorende alternatieven weergegeven in vergelijking met het NA beleid. Bij de basis beleidsstrategie zijn de alternatieven met de hoogste score terug te vinden in de rechter bovenhoek van de puntenwolk in Figuur Deze zijn samengesteld uit een combinatie van zowel PP, PV als PT maatregelen. De PV maatregelen omvatten resiliënt bouwen en verbouwen binnen een contour met terugkeerperiode van overstromen van 1 jaar. Bouwstop met grondenruil wordt toegepast binnen contouren met terugkeerperioden van overstromen van 10 tot 25 jaar. De PT maatregelen bestaan uit het plaatsen van een dijk langs de Toeristische Leie, al dan niet gecombineerd met de lokale bescherming aan Definitieve versie WL2015R13_098_4 82

96 de Minnemeers te Gent. Het verschil tussen deze twee PT alternatieven is echter zeer klein. De alternatieven zijn ook economisch rendabel zonder de combinatie met PP en PV maatregelen en worden daardoor aangeduid als no regret maatregelen. Als gevolg van de basis beleidsstrategie is het risico in % lager dan in De gevolgen van autonome ontwikkeling worden daardoor meer dan teniet gedaan. De sterkste daling wordt bekomen bij het PT alternatief met lokale bescherming in combinatie met paraatheid en preventie door zowel resiliënte aanpassingen binnen contouren met een terugkeerperiode van overstromen van 1 jaar alsook het doorvoeren van een bouwstop met een terugkeerperiode van overstromen van 25 jaar. Ten opzichte van het risico in 2050 bij het NA beleid is de risicodaling 74% als gevolg van de maatregelen. De B/K is ongeveer 4. Analoog aan het economisch risico daalt ook P@R met 51%. Ten opzichte van P@R bij NA in 2050 is er een daling van 75%. Bij de intermediaire beleidsstrategie zijn de alternatieven met de hoogste score terug te vinden in een zone van Figuur 6-28 waar de omhullende een licht stijgend verloop kent bij dalende, positieve NAW waarden. De alternatieven zijn samengesteld uit maatregelencombinaties met zowel PP, PV als PT. De PV maatregelen met resiliënt bouwen en verbouwen worden toegepast binnen contouren met terugkeerperioden van overstromen van jaar. Bouwstop in combinatie met grondenruil wordt toegepast binnen contouren met terugkeerperiode van overstromen van 100 jaar. De PT maatregelen zijn dezelfde als bij de basis beleidsstrategie. Als gevolg van de intermediaire beleidsstrategie is het risico in % lager dan in De gevolgen van autonome ontwikkeling worden dus meer dan opgevangen. Ten opzichte van het risico bij NA in 2050 is de risicodaling 77 % als gevolg van de maatregelen. De NAW is het hoogst wanneer PV maatregelen met resiliënt bouwen en verbouwen en met bouwstop in combinatie met grondenruil toegepast worden binnen een contour met een lagere terugkeerperiode van overstromen en lokale bescherming niet wordt toegepast. De drie weergegeven alternatieven hebben een B/K gelijk aan 1. P@R neemt als gevolg van de maatregelen van de intermediaire beleidsstrategie af met 63 % ten opzichte van Ten opzichte van P@R bij het NA beleid in 2050 is er een daling van 81 % als gevolg van de maatregelen. De baat voor P@R is nagenoeg gelijk voor de drie alternatieven. Er wordt evenwel opgemerkt dat de bijkomende investering ten opzichte van de basis beleidsstrategie de baat voor P@R met 6% laat toenemen waar de kosten per jaar met een factor 3 toenemen. Bij de maximale beleidsstrategie zijn de alternatieven met de hoogste score terug te vinden bij de hoogste baat voor P@R. De alternatieven zijn zowel samengesteld uit combinaties van PP, PV en PT maatregelen als uit combinaties van PV en PT maatregelen. De PV maatregelen met resiliënt bouwen en verbouwen worden toegepast binnen contouren met terugkeerperiode van overstromen van 100 jaar. Bouwstop in combinatie met grondenruil wordt eveneens toegepast binnen contouren met de hoogste beschouwde terugkeerperiode van overstromen voor deze maatregelen (100 jaar). Door de hoge terugkeerperioden van overstromen van de contouren waarbinnen de maatregelen toegepast worden, zijn de meeste mensen gevrijwaard van blootstelling aan overstromingsrisico en leveren PP maatregelen niet noodzakelijk een bijkomende baat voor P@R. Het vlakke verloop van de omhullende bij de hoogste baat voor P@R geeft aan dat het mogelijk is om een beperkt verschillende baat voor P@R te bekomen door het toepassen van de PV maatregelen binnen contouren met lagere terugkeerperioden van overstromen. De weerhouden PT maatregel is dezelfde als deze bekomen bij de basis en intermediaire beleidsstrategie. De maximale beleidsstrategie geeft aanleiding tot een risicodaling van 45% ten opzichte van Ten opzichte van het risico bij NA in 2050 is de risicodaling 77% als gevolg van de maatregelen. De drie weergegeven alternatieven zijn evenwel niet economisch rendabel met een negatieve NAW en een B/K kleiner dan 1. P@R neemt als gevolg van de maatregelen van de maximale beleidsstrategie af met 64 % ten opzichte van Ten opzichte van P@R bij NA in 2050 is er een daling van 81 % als gevolg van de maatregelen. De baat voor P@R is ongeveer gelijk voor de drie alternatieven. Er wordt evenwel opgemerkt dat als gevolg van de bijkomende investering ten opzichte van de intermediaire beleidsstrategie de baat voor P@R met minder dan 1% toeneemt waar de kosten per jaar met een factor 1.8 toenemen. Definitieve versie WL2015R13_098_4 83

97 PT B [Mensen] PP PV NAW [ ] nopt Schipdonk 10m zonder brug Dijk Leie Dijk Leie lok Figuur 6-28: Weergave van het economisch criterium, NAW, tegenover het menselijk criterium, de baat voor P@R, voor elke combinatie van PP, PV en PT maatregelen in het modelgebied van de Leie, de Bovenschelde en de Gentse Kanalen Definitieve versie WL2015R13_098_4 84

98 Tabel 6-30: De afwegingstabel van het modelgebied van de Leie, de Bovenschelde en de Gentse Kanalen met per beleidsstrategie de drie meest optimale alternatieven Beleid NA Basis Intermediair Maximaal Risico R 2010 [10³EUR/jaar] R 2050 [10³EUR/jaar] R reductie, 2050 [%] nvt Uj [10³EUR/jaar] K [10³EUR] NAW [10³EUR] nvt B/K [-] nvt BAMK [10³EUR] BAMKtot [10³EUR] R res [10³EUR] P@R R 2010 [mensen/jaar] R 2050 [mensen/jaar] B [mensen] nvt BAMK [mensen] Maatregelen PT - Dijk Leie lok Dijk Leie Dijk Leie lok Dijk Leie lok Dijk Leie Dijk Leie Dijk Leie lok Dijk Leie lok Dijk Leie PP [+/-] PVrs: T [jaar] PVbs: T [jaar] Definitieve versie WL2015R13_098_4 85

99 Leie Als resultaat van het toepassen van de scenariogenerator in het volledige modelgebied van de Leie wordt in Figuur 6-29 het economisch criterium, NAW, weergegeven tegenover het menselijk criterium, de baat voor voor elke combinatie van PP, PV en PT maatregelen in het modelgebied van de Leie, de Bovenschelde en de Gentse Kanalen. De bestscorende alternatieven op één of beide criteria bevinden zich op de omhullende van de puntenwolk en zijn hoofdzakelijk samengesteld uit een combinatie van PP, PV en PT maatregelen. In Tabel 6-31 worden per beleidsstrategie de resultaten en de maatregelen samenstellingen van de drie bestscorende alternatieven weergegeven in vergelijking met het NA beleid. Bij de basis beleidsstrategie zijn de alternatieven met de hoogste score terug te vinden in de rechter bovenhoek van de puntenwolk in Figuur Deze zijn samengesteld uit een combinatie van zowel PP, PV als PT maatregelen. De PV maatregelen omvatten resiliënt bouwen en verbouwen binnen een contour met terugkeerperioden van overstromen van 1 jaar. Bouwstop met grondenruil wordt toegepast binnen contouren met de hoogste beschouwde terugkeerperioden van overstromen ( jaar) voor deze maatregelen. De PT maatregelen bestaan uit het plaatsen van een dijk langs de Toeristische Leie. Dit alternatief is ook economisch rendabel zonder de combinatie met PP en PV maatregelen en wordt daardoor aangeduid als een no regret maatregel. Als gevolg van de basis beleidsstrategie is het risico in % lager dan in De gevolgen van autonome ontwikkeling worden daardoor meer dan teniet gedaan. De sterkste daling wordt bekomen bij het PT alternatief met de dijk aan de toeristische Leie in combinatie met paraatheid en preventie door zowel resiliënte aanpassingen binnen contouren met een terugkeerperiode van overstromen van 1 jaar alsook het doorvoeren van een bouwstop met een terugkeerperiode van overstromen van 100 jaar. Ten opzichte van het risico in 2050 bij het NA beleid is de risicodaling 87% als gevolg van de maatregelen. De B/K is ongeveer 5. Analoog aan het economisch risico daalt ook P@R met 69%. Ten opzichte van P@R bij NA in 2050 is er een daling van 86%. Bij de intermediaire beleidsstrategie zijn de alternatieven met de hoogste score terug te vinden in een zone van Figuur 6-29 waar de omhullende een licht stijgend verloop kent bij dalende, positieve NAW waarden. De alternatieven zijn samengesteld uit maatregelencombinaties met zowel PP, PV als PT. De PV maatregelen met resiliënt bouwen en verbouwen worden toegepast binnen contouren met terugkeerperioden van overstromen van 50 en 100 jaar. Bouwstop in combinatie met grondenruil wordt toegepast binnen contouren met terugkeerperiode van overstromen van 100 jaar. De PT maatregelen zijn dezelfde als bij de basis beleidsstrategie. Als gevolg van de intermediaire beleidsstrategie is het risico in % lager dan in De gevolgen van autonome ontwikkeling worden dus meer dan opgevangen. Ten opzichte van het risico bij NA in 2050 is de risicodaling 89 % als gevolg van de maatregelen. De NAW is het hoogst wanneer PV maatregelen met resiliënt bouwen en verbouwen en met bouwstop in combinatie met grondenruil toegepast worden binnen een contour met een lagere terugkeerperiode van overstromen en lokale bescherming niet wordt toegepast. De drie weergegeven alternatieven hebben een B/K groter dan 1. P@R neemt als gevolg van de maatregelen van de intermediaire beleidsstrategie af met 76 % ten opzichte van Ten opzichte van P@R bij het NA beleid in 2050 is er een daling van 89 % als gevolg van de maatregelen. De baat voor P@R is nagenoeg gelijk voor de drie alternatieven. Er wordt evenwel opgemerkt dat de bijkomende investering ten opzichte van de basis beleidsstrategie de baat voor P@R met 3% laat toenemen waar dat de kosten per jaar met een factor 3 toenemen. Bij de maximale beleidsstrategie zijn de alternatieven met de hoogste score terug te vinden bij de hoogste baat voor P@R. De alternatieven zijn echter dezelfde als deze bekomen bij de intermediaire beleidsstrategie. Definitieve versie WL2015R13_098_4 86

100 B [Mensen] PT PP PV NAW [ ] nopt Schipdonk 10m zonder brug Dijk Leie Figuur 6-29: Weergave van het economisch criterium, NAW, tegenover het menselijk criterium, de baat voor P@R, voor elke combinatie van PP, PV en PT maatregelen in het modelgebied van de Leie Definitieve versie WL2015R13_098_4 87

101 Tabel 6-31: De afwegingstabel van het modelgebied van de Leie met per beleidsstrategie de drie meest optimale alternatieven Beleid NA Basis Intermediair Maximaal Risico R 2010 [10³EUR/jaar] R 2050 [10³EUR/jaar] R reductie, 2050 [%] nvt Uj [10³EUR/jaar] K [10³EUR] NAW [10³EUR] nvt B/K [-] nvt BAMK [10³EUR] BAMKtot [10³EUR] R res [10³EUR] P@R R 2010 [mensen/jaar] R 2050 [mensen/jaar] B [mensen] nvt BAMK [mensen] Maatregelen PT - Dijk Leie Dijk Leie Dijk Leie Dijk Leie Dijk Leie Dijk Leie Dijk Leie Dijk Leie Dijk Leie PP [+/-] PVrs: T [jaar] PVbs: T [jaar] Definitieve versie WL2015R13_098_4 88

102 Bovenschelde Als resultaat van het toepassen van de scenariogenerator in het modelgebied van de Bovenschelde wordt in Figuur 6-30 het economisch criterium, NAW, weergegeven tegenover het menselijk criterium, de baat voor voor elke combinatie van PP, PV en PT maatregelen in het modelgebied van de Leie, de Bovenschelde en de Gentse Kanalen. De bestscorende alternatieven op één of beide criteria bevinden zich op de omhullende van de puntenwolk en zijn hoofdzakelijk samengesteld uit een combinatie van PP, PV en PT maatregelen. In Tabel 6-32 worden per beleidsstrategie de resultaten en de maatregelen samenstellingen van de drie bestscorende alternatieven weergegeven in vergelijking met het NA beleid. Bij de basis beleidsstrategie zijn de alternatieven met de hoogste score terug te vinden in de rechter bovenhoek van de puntenwolk in Figuur Deze zijn samengesteld uit een combinatie van zowel PP en PV maatregelen. De PV maatregelen omvatten resiliënt bouwen en verbouwen binnen een contour met terugkeerperiode van overstromen van 1 jaar. Bouwstop met grondenruil wordt toegepast binnen contouren met terugkeerperioden van overstromen van 5 tot 25 jaar. Er komen geen PT maatregelen voor bij de basis beleidsstrategie Als gevolg van de basis beleidsstrategie is het risico in % lager dan in De gevolgen van autonome ontwikkeling worden daardoor meer dan teniet gedaan. De sterkste daling wordt bekomen bij het toepassen van paraatheid in combinatie met preventie door zowel resiliënte aanpassingen binnen contouren met een terugkeerperiode van overstromen van 1 jaar alsook het doorvoeren van een bouwstop met een terugkeerperiode van overstromen van 25 jaar. Ten opzichte van het risico in 2050 bij het NA beleid is de risicodaling 65% als gevolg van de maatregelen. De B/K is groter dan 3. Analoog aan het economisch risico daalt ook P@R met 34%. Ten opzichte van P@R bij NA in 2050 is er een daling van 69%. Bij de intermediaire beleidsstrategie zijn de alternatieven met de hoogste score terug te vinden in een zone van Figuur 6-30 waar de omhullende een licht stijgend verloop kent bij dalende, positieve NAW waarden. De alternatieven zijn samengesteld uit maatregelencombinaties van PP en PV. De PV maatregelen met resiliënt bouwen en verbouwen worden toegepast binnen contouren met terugkeerperioden van overstromen van jaar. Bouwstop in combinatie met grondenruil wordt toegepast binnen contouren met terugkeerperiode van overstromen van 100 jaar. Er zijn eveneens geen PT maatregelen bij de intermediaire beleidsstrategie. Als gevolg van de intermediaire beleidsstrategie is het risico in % lager dan in De gevolgen van autonome ontwikkeling worden dus meer dan opgevangen. Ten opzichte van het risico bij NA in 2050 is de risicodaling 66 % als gevolg van de maatregelen. De NAW is het hoogst wanneer PV maatregelen met resiliënt bouwen en verbouwen en met bouwstop in combinatie met grondenruil toegepast worden binnen een contour met een lagere terugkeerperiode van overstromen en lokale bescherming niet wordt toegepast. De drie weergegeven alternatieven hebben een B/K groter dan 1. P@R neemt als gevolg van de maatregelen van de intermediaire beleidsstrategie af met 51 % ten opzichte van Ten opzichte van P@R bij het NA beleid in 2050 is er een daling van 77 % als gevolg van de maatregelen. De baat voor P@R is nagenoeg gelijk voor de drie alternatieven. Er wordt evenwel opgemerkt dat de bijkomende investering ten opzichte van de basis beleidsstrategie de baat voor P@R met 8% laat toenemen waar dat de kosten per jaar met een factor 2 toenemen. Bij de maximale beleidsstrategie zijn de alternatieven met de hoogste score terug te vinden bij de hoogste baat voor P@R. De alternatieven zijn zowel samengesteld uit combinaties van PP, PV en PT maatregelen als uit combinaties van PV en PT maatregelen. De PV maatregelen met resiliënt bouwen en verbouwen worden toegepast binnen contouren met terugkeerperioden van overstromen van 50 of 100 jaar. Bouwstop in combinatie met grondenruil wordt eveneens toegepast binnen contouren met de hoogste beschouwde terugkeerperiode van overstromen voor deze maatregelen (100 jaar). Door de hoge terugkeerperioden van overstromen van de contouren waarbinnen de maatregelen toegepast worden, zijn de meeste mensen gevrijwaard van blootstelling aan overstromingsrisico en leveren PP maatregelen niet noodzakelijk een bijkomende baat voor P@R. Het vlakke verloop van de omhullende bij de hoogste baat voor P@R geeft aan dat het mogelijk is om een beperkt verschillende baat voor P@R te bekomen door het toepassen van de PV maatregelen binnen contouren met lagere terugkeerperioden van overstromen. De weerhouden PT maatregel is de verbreding van het Schipdonkkanaal met 10 m zonder de verbreding van de bruggen. Definitieve versie WL2015R13_098_4 89

103 De maximale beleidsstrategie geeft aanleiding tot een risicodaling van 45% ten opzichte van Ten opzichte van het risico bij NA in 2050 is de risicodaling 73% als gevolg van de maatregelen. De drie weergegeven alternatieven zijn evenwel niet economisch rendabel met een negatieve NAW en een B/K kleiner dan 1. neemt als gevolg van de maatregelen van de maximale beleidsstrategie af met 62 % ten opzichte van Ten opzichte van P@R bij NA in 2050 is er een daling van 82 % als gevolg van de maatregelen. De baat voor P@R is ongeveer gelijk voor de drie alternatieven. Er wordt evenwel opgemerkt dat als gevolg van de bijkomende investering ten opzichte van de intermediaire beleidsstrategie de baat voor P@R slechts met 5% toeneemt waar de kosten per jaar met een factor 4.4 toenemen. Definitieve versie WL2015R13_098_4 90

104 B [Mensen] PT PP PV NAW [ ] nopt Schipdonk 10m zonder brug Dijk Leie Figuur 6-30: Weergave van het economisch criterium, NAW, tegenover het menselijk criterium, de baat voor P@R, voor elke combinatie van PP, PV en PT maatregelen in het modelgebied van de Bovenschelde Definitieve versie WL2015R13_098_4 91

105 Tabel 6-32: De afwegingstabel van het modelgebied van de Bovenschelde met per beleidsstrategie de drie meest optimale alternatieven Beleid NA Basis Intermediair Maximaal Risico R 2010 [10³EUR/jaar] R 2050 [10³EUR/jaar] R reductie, 2050 [%] nvt Uj [10³EUR/jaar] K [10³EUR] NAW [10³EUR] nvt B/K [-] nvt BAMK [10³EUR] BAMKtot [10³EUR] R res [10³EUR] P@R R 2010 [mensen/jaar] R 2050 [mensen/jaar] B [mensen] nvt BAMK [mensen] Maatregelen PT - nopt nopt nopt nopt nopt nopt Schipdonk 10m zonder brug Schipdonk 10m zonder brug Schipdonk 10m zonder brug PP [+/-] PVrs: T [jaar] PVbs: T [jaar] Definitieve versie WL2015R13_098_4 92

106 Gentse Kanalen Als resultaat van het toepassen van de scenariogenerator in het modelgebied van de Gentse Kanalen wordt in Figuur 6-31 het economisch criterium, NAW, weergegeven tegenover het menselijk criterium, de baat voor voor elke combinatie van PP, PV en PT maatregelen in het modelgebied van de Leie, de Bovenschelde en de Gentse Kanalen. De bestscorende alternatieven op één of beide criteria bevinden zich op de omhullende van de puntenwolk en zijn hoofdzakelijk samengesteld uit een combinatie van PP, PV en PT maatregelen. In Tabel 6-33 worden per beleidsstrategie de resultaten en de maatregelen samenstellingen van de drie bestscorende alternatieven weergegeven in vergelijking met het NA beleid. Bij de basis beleidsstrategie zijn de alternatieven met de hoogste score terug te vinden in de rechter bovenhoek van de puntenwolk in Figuur Deze zijn samengesteld uit een combinatie van zowel PP, PV als PT maatregelen. De PV maatregelen omvatten resiliënt bouwen en verbouwen binnen een contour met terugkeerperiode van overstromen van 5 jaar. Bouwstop met grondenruil wordt toegepast binnen contouren met de hoogste beschouwde terugkeerperioden van overstromen (1-5 jaar) voor deze maatregelen. De PT maatregel bestaat uit het plaatsen van de lokale bescherming aan de Minnemeers te Gent. Dit alternatief is ook economisch rendabel zonder de combinatie met PP en PV maatregelen en wordt daardoor aangeduid als een no regret maatregel. Als gevolg van de basis beleidsstrategie stijgt het risico in 2050 echter met 118% ten opzichte van De gevolgen van autonome ontwikkeling worden daardoor niet teniet gedaan. De sterkste daling wordt bekomen bij het PT alternatief met lokale bescherming in combinatie met paraatheid en preventie door zowel resiliënte aanpassingen binnen contouren met een terugkeerperiode van overstromen van 5 jaar alsook het doorvoeren van een bouwstop binnen een contour met een terugkeerperiode van overstromen van 5 jaar. Ten opzichte van het risico in 2050 bij het NA beleid is de risicodaling 47% als gevolg van de maatregelen. De B/K is ongeveer 4. Analoog aan het economisch risico stijgt ook P@R met 51% ten opzichte van Ten opzichte van P@R bij NA in 2050 is er een daling van 32%. Er wordt opgemerkt dat het scenario met de dijk aan de Toeristische Leie een negatief effect heeft op de P@R in het modelgebied van de Gentse Kanalen. Bij de intermediaire beleidsstrategie zijn de alternatieven met de hoogste score terug te vinden in een zone van Figuur 6-31 waar de omhullende een licht stijgend verloop kent bij dalende, positieve NAW waarden. De alternatieven zijn samengesteld uit maatregelencombinaties met zowel PP, PV als PT. De PV maatregelen met resiliënt bouwen en verbouwen worden toegepast binnen contouren met terugkeerperioden van overstromen van 2-10 jaar. Bouwstop in combinatie met grondenruil wordt toegepast binnen contouren met terugkeerperioden van overstromen van 25 jaar. De PT maatregelen zijn dezelfde als bij de basis beleidsstrategie. Als gevolg van de intermediaire beleidsstrategie stijgt het risico in 2050 met 115 % ten opzichte van De gevolgen van autonome ontwikkeling worden dus niet opgevangen. Ten opzichte van het risico bij NA in 2050 is de risicodaling 47 % als gevolg van de maatregelen. De NAW is het hoogst wanneer PV maatregelen met resiliënt bouwen en verbouwen en met bouwstop in combinatie met grondenruil toegepast worden binnen een contour met een terugkeerperiode van overstromen van 5 jaar. De drie weergegeven alternatieven hebben een B/K groter dan 1. P@R neemt als gevolg van de maatregelen van de intermediaire beleidsstrategie toe met 39% ten opzichte van Ten opzichte van P@R bij het NA beleid in 2050 is er een daling van 37 % als gevolg van de maatregelen. De baat voor P@R is nagenoeg gelijk voor de drie alternatieven. Er wordt evenwel opgemerkt dat de bijkomende investering ten opzichte van de basis beleidsstrategie de baat voor P@R met 5% laat toenemen waar dat de kosten per jaar met een factor 1.5 toenemen. Bij de maximale beleidsstrategie zijn de alternatieven met de hoogste score terug te vinden bij de hoogste baat voor P@R. De alternatieven zijn zowel samengesteld uit combinaties van PP, PV en PT maatregelen als uit combinaties van PV en PT maatregelen. De PV maatregelen met resiliënt bouwen en verbouwen worden toegepast binnen contouren met terugkeerperioden van overstromen van 50 of 100 jaar. Bouwstop in combinatie met grondenruil wordt eveneens toegepast binnen contouren met de hoogste beschouwde terugkeerperiode van overstromen voor deze maatregelen (100 jaar). Door de hoge terugkeerperioden van overstromen van de contouren waarbinnen de maatregelen toegepast worden, zijn de meeste mensen gevrijwaard van blootstelling aan overstromingsrisico en leveren PP maatregelen niet noodzakelijk een bijkomende baat voor P@R. Het vlakke verloop van de omhullende bij de hoogste baat voor P@R geeft aan dat het mogelijk is om een beperkt verschillende baat voor P@R te bekomen door het toepassen van Definitieve versie WL2015R13_098_4 93

107 de PV maatregelen binnen contouren met lagere terugkeerperioden van overstromen. De weerhouden PT maatregel is de verbreding van het Schipdonkkanaal met 10 m zonder de verbreding van de bruggen. De maximale beleidsstrategie geeft aanleiding tot een risicostijging van 72% ten opzichte van Ook hier worden de gevolgen van autonome ontwikkeling niet teniet gedaan. Ten opzichte van het risico bij NA in 2050 is de risicodaling 58% als gevolg van de maatregelen. De drie weergegeven alternatieven zijn evenwel niet economisch rendabel met een negatieve NAW en een B/K kleiner dan 1. P@R stijgt als gevolg van de maatregelen van de maximale beleidsstrategie met 9 % ten opzichte van Ten opzichte van P@R bij NA in 2050 is er een daling van 51 % als gevolg van de maatregelen. De baat voor P@R is ongeveer gelijk voor de drie alternatieven. Er wordt evenwel opgemerkt dat als gevolg van de bijkomende investering ten opzichte van de intermediaire beleidsstrategie de baat voor P@R met 14% toeneemt waar de kosten per jaar met een factor 9.3 toenemen. Definitieve versie WL2015R13_098_4 94

108 PT B [Mensen] PP PV NAW [ ] nopt Schipdonk 10m zonder brug Dijk Leie Lok Bescherming Dijk Leie Lok Figuur 6-31: Weergave van het economisch criterium, NAW, tegenover het menselijk criterium, de baat voor P@R, voor elke combinatie van PP, PV en PT maatregelen in het modelgebied van de Gentse Kanalen Definitieve versie WL2015R13_098_4 95

109 Tabel 6-33: De afwegingstabel van het modelgebied van de Gentse Kanalen met per beleidsstrategie de drie meest optimale alternatieven Beleid NA Basis Intermediair Maximaal Risico R 2010 [10³EUR/jaar] R 2050 [10³EUR/jaar] R reductie, 2050 [%] nvt Uj [10³EUR/jaar] K [10³EUR] NAW [10³EUR] nvt B/K [-] nvt BAMK [10³EUR] BAMKtot [10³EUR] R res [10³EUR] P@R R 2010 [mensen/jaar] R 2050 [mensen/jaar] B [mensen] nvt BAMK [mensen] Maatregelen PT - Lok Besch Lok Besch Lok Besch Lok Besch Lok Besch Lok Besch Schipdonk 10m zonder brug Schipdonk 10m zonder brug Schipdonk 10m zonder brug PP [+/-] PVrs: T [jaar] PVbs: T [jaar] Definitieve versie WL2015R13_098_4 96

110 6.2 IJzer Beschrijving modelgebied Algemene kenmerken Het bekken van de IJzer wordt in Figuur 6-32 gesitueerd in Vlaanderen. Het vormt één van de 11 bekkens van Vlaanderen. Het grenst in het noordoosten aan het bekken van de Brugse Polders, in het zuidoosten aan het bekken van de Leie en in het westen aan Frankrijk. De onderstaande beschrijving van het stroomgebied is gebaseerd op Coen et al. (2013). De IJzer ontstaat in Frankrijk uit de samenvloeiing van een aantal grachten. De totale oppervlakte van het stroomgebied bedraagt km², waarvan ongeveer een derde in Frankrijk is gesitueerd. De linkeroever van de IJzer is stroomafwaarts van Lo-Fintele bedijkt, de rechteroever stroomafwaarts van Diksmuide. Achter deze dijken gebeurt de afwatering rechtstreeks naar Nieuwpoort via de Beverdijkvaart en de Nieuwendammekreek. De lengte van de IJzer bedraagt ongeveer 78 km waarvan 45 km op Belgisch grondgebied ligt. Bij de grens mondt de Heidebeek uit in de IJzer. In Vlaanderen komen achtereenvolgens de Poperingevaart, de Kemmelbeek, het Kanaal Ieper-IJzer met Ieperlee en Martjesvaart, Stenensluisvaart, Houtensluisvaart en Handzamevaart als belangrijkste zijlopen van 1 ste categorie in de IJzer uit. Deze bekkens liggen allemaal op de rechteroever van de IJzer. In Lo-Fintele staat de IJzer in verbinding via een stuw-sluiscomplex met de Lovaart. De Lovaart wordt bij hoge debieten op de IJzer ingeschakeld om een gedeelte van de IJzerafvoer via Veurne en het kanaal Veurne-Nieuwpoort naar Nieuwpoort af te voeren. Tussen Diksmuide en Nieuwpoort ligt de IJzer volledig tussen dijken en komen er geen zijwaterlopen meer in uit. In Nieuwpoort ligt nog een kunstmatig bufferbekken ( spaarbekken ) voor afvoer van de IJzer. Net afwaarts daarvan mondt de IJzer via de Iepersluis en stuw (onderdeel van de Ganzenpoot) uit in de havengeul van Nieuwpoort en verder in de Noordzee. Deze stuw en sluis sluiten de IJzer af voor de getijbewegingen van de Noordzee en tijdens de laagwaterperiode loost men het overtollige bovendebiet van de IJzer naar zee. De IJzer zelf is in Frankrijk relatief steil, zodat bij regenval een vrij snelle afvoer van het oppervlaktewater naar de Frans-Belgische grens plaatsvindt. Afwaarts van Roesbrugge komt de IJzer in een bredere vallei en neemt het verhang sterk af. De IJzer wordt een typische regenrivier genoemd en vertoont grote debietsveranderingen. Bij weinig neerslag valt het debiet in Roesbrugge bijna op nul terug, terwijl er bij veel neerslag debieten tot meer dan 70 m³/s genoteerd worden. In normale omstandigheden wordt het waterpeil van de IJzer op een streefpeil van 3,14 mtaw gehouden. Voor de Lovaart en het kanaal Veurne- Nieuwpoort bedraagt dit 2,44 mtaw. Het modelgebied van de IJzer wordt weergegeven in Figuur Het bevat de bovenstaand vermelde waterlopen van 1 ste categorie en verder als bevaarbare waterlopen het Lokanaal, het Kanaal Duinkerke- Nieuwpoort en het Kanaal Ieper-IJzer. Niet vermeld in Figuur 6-33 maar eveneens in dit model opgenomen zijn de 1 ste categorie waterlopen van de polder Noordwatering. Stroomafwaarts in deze polder is ook het Veurne-Ambacht gemaal, dat het polderwater naar de Ganzenpoot pompt, opgenomen in het model. Definitieve versie WL2015R13_098_4 97

111 Overstromingsrisicobeheerplannen in Vlaanderen: Figuur 6-32: Situering van het bekken van IJzer in Vlaanderen (bron: Coen et al., 2013) Definitieve versie WL2015R13_098_4 98

112 Overstromingsrisicobeheerplannen in Vlaanderen: Figuur 6-33: Het modelgebied van de IJzer (bron: Coen et al., 2013) Historische knelpunten Belangrijke hoogwaterafvoerperioden voor het modelgebied van de IJzer in de voorbije 15 jaar zijn december 1999, september 2001, februari-maart 2002, december 2002-januari 2003, november 2005, november-december 2009, maart 2012 (Boeckx et al., 2012). Dankzij de grote natuurlijke waterbufferende gebieden zoals de Blankaart zijn de knelpunten eerder beperkt. Volgens de risicokaart te raadplegen op de Portaalsite van de Vlaamse Waterbeheerders (zie zijn vooral te Stavele en Oostvleteren het meest aantal woningen bedreigd bij frequente overstromingen (terugkeerperiode +/- 10 jaarlijks). Definitieve versie WL2015R13_098_4 99

113 6.2.2 Scenariogenerator Maatregelen Paraatheid (PP) De PP maatregelen worden toegepast zoals beschreven in 4.4. In het modelgebied van de IJzer is een waarschuwingssysteem operationeel Preventie (PV) De PV maatregelen worden toegepast zoals beschreven in Protectie (PT) Op 30/04/2014 had een overleg plaats tussen W&Z afdeling Bovenschelde en het Waterbouwkundig Laboratorium in verband met de mogelijke PT maatregelen voor het modelgebied van de IJzer. Op 06/05/2014 had een overleg plaats tussen het Waterbouwkundig Laboratorium en het studieteam met het oog op het bespreken van de voorgestelde PT maatregelen voor het modelgebied van de IJzer en het overdragen van de kennis in verband met de kosten verbonden aan de maatregelen. Het verslag van het overleg (IMDC, 2014) geeft de besproken opties weer. Verder zijn er geen maatregelen voorgesteld door gemeentebesturen. De maatregelen zijn opgedeeld in een aantal types: GOG: Door het aanleggen of uitbreiden van één of meerdere gecontroleerde overstromingsgebied(en) (GOG) wordt de actieve berging in het modelgebied verhoogd. Dijk: Door het aanleggen van lokale dijken worden bestaande gebouwen gevrijwaard van kritieke overstromingen. Kunstwerk: Door het aanleggen of aanpassen van kunstwerken wordt de afvoer verbeterd. De optimalisatie van de sturing van de bestaande waterbeheersing infrastructuur wordt echter buiten beschouwing gelaten. Deze ingreep brengen in vergelijking met het aanleggen of aanpassen van kunstwerken beperkte investeringskosten met zich mee. Daardoor is een kosten baten analyse weinig zinvol. Herinrichting: Een herinrichting wordt opgevat als een combinatie van de bovenstaande maatregelen. Een voorbeeld is een herprofilering van de waterloop tezamen met de aanpassing van de eventuele kunstwerken voor een verbeterde afvoer. Veel herinrichtingen zijn echter in de eerste plaats gericht op het verhogen van de natuurlijkheid van het watersysteem. De te verwachten impact op het overstromingsrisico is daardoor veelal beperkt of sterk afhankelijk van de modelaannames. Voorbeelden zijn het hermeanderen en het verruwen van de waterloop. Deze worden buiten beschouwing gelaten. In Figuur 6-34 wordt een overzicht per type gegeven van de PT maatregelen voorgesteld voor de ORBP analyse van het modelgebied van de IJzer. Er wordt aangeduid welke maatregelen op basis van de bespreking beschouwd en niet beschouwd worden. Verder wordt aangeduid welke maatregelen zich buiten het modelgebied bevinden en welke maatregelen beschouwd worden als beslist beleid. Beslist beleid maatregelen worden opgenomen in het model als een nieuwe bestaande toestand. In de ORBP analyse worden alternatieven vergeleken met deze nieuwe bestaande toestand. Definitieve versie WL2015R13_098_4 100

114 Figuur 6-34: De PT maatregelen voorgesteld voor de ORBP analyse van het modelgebied van de IJzer per type met aanduiding van de beschouwde (zwart) en niet beschouwde maatregelen (grijs) en de maatregelen buiten het modelgebied (gestreepte omranding) en de beslist beleid maatregelen (grijze achtergrond) In het kader van het project Waterkering in het Blankaartbekken plant W&Z afdeling Bovenschelde het aanleggen van dijken en verhogen van wegenis in het stroomgebied van de Blankaart (Studiebureau Lobelle, s.d.). Deze ingreep is niet opgenomen in het hydrodynamisch model, maar wordt in rekening gebracht met behulp van een GIS buffer. Verder voorziet de Polder Noordwatering Veurne in samenwerking met de Provincie West-Vlaanderen de bouw van de Slopgatpompen. De Slopgatpompen verpompen een debiet van 2 m³/s van de Noordwateringpolder naar het Lokanaal (Boey et al. 2013). Dit gebeurt als het niveau in de Noordwateringpolder op de Beverdijkvaart boven de 2.10 mtaw stijgt. Dit niveau wordt bereikt in periodes van was wanneer ook op de IJzer een niveau van ongeveer 3.74 mtaw bereikt wordt. Deze ingrepen worden beschouwd als maatregelen van het beslist beleid. Het WL bestudeerde het creëren van bijkomend bergingsvolume (tot m³) door het aansluiten van oude meanders. Gezien dit geen significant effect had op het vermijden van overstromingen, worden GOG s niet beschouwd in de ORBP analyse. Er zijn geen locaties voorgesteld voor bijkomende GOG s. Onderstaand worden de weerhouden PT maatregelen geëvalueerd voor wat betreft de aanwezige knelpunten en de mogelijkheden en beperkingen om op deze knelpunten in te grijpen. Definitieve versie WL2015R13_098_4 101

115 Kunstwerk pompstation IJzer te Nieuwpoort Er wordt voorgesteld om op de IJzer aan de Ganzepoot te Nieuwpoort een pompstation te voorzien. De voorgestelde pompcapaciteiten bedragen 20, 40 en 60 m³/s. Door het verhogen van de afvoercapaciteit dient het pompstation bij te dragen tot de vermindering van het overstromingsrisico langs de IJzer. Het pompstation wordt gesitueerd in Figuur Herinrichting Figuur 6-35: Situering van het pompstation (rode stip) op de IJzer te Nieuwpoort verhoging maximumpeil Lokanaal Door het verhogen van het maximum waterpeil op het Lokanaal tot 4.00 mtaw wordt de afvoercapaciteit van het kanaal verhoogd. De verhoogde afvoercapaciteit heeft zoals aangegeven door Boey et al. (2013a) een gunstig effect op de algehele afwatering van het IJzerbekken. Het gunstig effect situeert zich zowel afwaarts als opwaarts Lo-Fintele langs de IJzer. Hierdoor wordt bijgedragen aan het verminderen van het overstromingsrisico langs de IJzer. In de huidige toestand ligt het maximum toelaatbare waterpeil op 3.55 mtaw. Bij hogere waterpeilen overstroomt de machinekamer van de Florizoonebrug over het kanaal te Wulpen (Koksijde). De aanpassingen die vereist zijn voor de peilverhoging zijn voor zover bekend beperkt tot het beschermen van de machinekamer. Eventuele aanpassingswerken aan rioleringssystemen die uitwateren in het Lokanaal of het kanaal Nieuwpoort-Duinkerke zijn in de huidige studie niet in rekening gebracht. Verder wordt opgemerkt dat het peil op het kanaal Nieuwpoort-Duinkerke niet mag stijgen boven 3.00 mtaw om overstromingen in de regio Adinkerke te vermijden. De regio valt buiten het modelgebied. Er wordt aangenomen dat de verminderde afwatering van het kanaal Nieuwpoort-Duinkerke vanuit Duinkerke als gevolg van de hogere maximale peilen op het Lokanaal aanleiding geeft tot een langere werking van het pompgemaal van het kanaal Nieuwpoort-Duinkerke naar het Lokanaal (zie ook maatregel afwatering naar Koksijde ). Anderzijds wordt opgemerkt dat de afvoer langs het kanaal Nieuwpoort- Duinkerke vanuit Duinkerke in de toekomst mogelijk in Duinkerke naar de Noordzee wordt afgevoerd. Definitieve versie WL2015R13_098_4 102

116 verbreding IJzer afwaarts Diksmuide Door het verbreden van de IJzer afwaarts Diksmuide tot een Klasse II profiel wordt de afvoercapaciteit verhoogd. De verhoogde afvoercapaciteit heeft zoals aangegeven door Boey et al. (2013a) een gunstig effect op de algehele afwatering van het IJzerbekken. Het gunstig effect situeert zich echter vooral op de overstromingsgebieden afwaarts Lo-Fintele. Hierdoor wordt bijgedragen aan het verminderen van het overstromingsrisico langs de IJzer. Aanvullend worden bijkomende verbredingen van de IJzer over 10 en 20 m beschouwd. De zone voor de verbreding van de IJzer wordt weergegeven in Figuur Een vergelijking van de huidige en de verbrede profielen wordt weergegeven in Figuur Figuur 6-36: Situering van de zone voor de verbreding van de IJzer naar een Klasse II profiel afwaarts Diksmuide (bron Boey et al., 2013) Definitieve versie WL2015R13_098_4 103

117 Figuur 6-37: Vergelijking van huidige profielen in de buurt van Schore Dorp (ch m) en Stuivekenskerke (ch m), een typeprofiel van de Klasse II voor de IJzer en een bijkomende verbreding over 10 en 20 m (bron Boey et al., 2013) afwatering naar Koksijde Door het verbreden van het Lokanaal van Lo-Fintele tot Veurne, van het kanaal Nieuwpoort-Duinkerke in de omgeving van Veurne en door het voorzien van een afwatering van de westzijde van Veurne naar de Noordzee te Koksijde wordt de afvoer van de IJzer verhoogd. Hierdoor wordt bijgedragen aan het verminderen van het overstromingsrisico langs de IJzer. In de huidige toestand zijn het Lokanaal en het kanaal Nieuwpoort-Duinkerke verbonden langs de Nieuwpoortsluis voor scheepvaart en een pompgemaal van het kanaal Nieuwpoort-Duinkerke naar het Lokanaal. In normaal afvoerregime is de sluis geopend. Bij was wordt het peil op het Lokanaal te Veurne momenteel tot 3.40 mtaw gebracht. Het peil op het pand Veurne-Adinkerke mag maximaal 3.00 mtaw zijn om overstromingen in de regio Adinkerke te vermijden. Daarom wordt de sluis bij was gesloten. Door de werking van het pompgemaal wordt vermeden dat de peilen op het kanaal Nieuwpoort-Duinkerke toenemen tot boven het kritieke peil voor de regio Adinkerke. De ingrepen van de maatregel worden gesitueerd in Figuur Een typeprofiel voor de verbreding van het Lokanaal en het kanaal Nieuwpoort-Duinkerke wordt weergegeven in Figuur Dit is overgenomen uit Boey et al. (2013a). In functie van het verhogen van de afvoer van het Lokanaal naar het kanaal Nieuwpoort-Duinkerke en de afwatering naar Koksijde wordt een beweegbare stuw voorzien tussen de beide kanalen in Veurne. Er is aangenomen dat de stuw 5.00 m breed is. De stuw gaat plat (tot 0.00 mtaw) wanneer het peil op de IJzer te Lo-Fintele boven de 3.74 mtaw stijgt en wordt opgetrokken als het peil op het kanaal Nieuwpoort-Duinkerke het kritische peil benadert. De afwatering naar de Noordzee wordt voorzien in open bedding tot aan de duinen. Onder de duinen wordt een koker voorzien met een lengte van nagenoeg 2500 m. De uitwatering van de koker dient voorzien te worden van een golfbreker. Figuur 6-40 geeft een positieve invloed van de maatregel weer op de afvoer langs het kanaal Duinkerke- Nieuwpoort vanuit Duinkerke. Bij was en hoogwater op de Noordzee stijgen de waterpeilen op het kanaal Nieuwpoort-Duinkerke. Wanneer het kritieke peil voor de regio Adinkerke van 3.00 mtaw bereikt wordt, is het laagwater op de Noordzee en is afwatering mogelijk. Zoals eerder opgemerkt wordt de afvoer langs het kanaal Nieuwpoort-Duinkerke vanuit Duinkerke in de toekomst mogelijk in Duinkerke naar de Noordzee wordt afgevoerd. Definitieve versie WL2015R13_098_4 104

118 Overstromingsrisicobeheerplannen in Vlaanderen: Zone verbreding Lokanaal Figuur 6-38: De ingrepen voorzien bij de maatregel met de afwatering van de IJzer naar Koksijde met aanduiding van de ligging van het nieuwe kanaal (paarse lijn) en de beweegbare stuw (rode stip) Figuur 6-39: Een typeprofiel voor de verbreding van het Lokanaal en het kanaal Nieuwpoort-Duinkerke in het model van de IJzer (Boey et al, 2013a) Definitieve versie WL2015R13_098_4 105

119 Figuur 6-40: Het waterpeil op de Noordzee (blauwe lijn) en op het kanaal Nieuwpoort-Duinkerke (KANAAL_D_N 12070; zwarte lijn) bij de maatregel met de afwatering naar Koksijde bij de simulatie van een maatgevend event met een terugkeerperiode van 50 jaar afwatering naar De Panne Door het verbreden van het Lokanaal van Lo-Fintele tot Veurne, van het kanaal Nieuwpoort-Duinkerke van Veurne tot de Belgisch-Franse grens en door het voorzien van een afwatering langs de grens naar de Noordzee te De Panne wordt de afvoer van de IJzer verhoogd. Hierdoor wordt bijgedragen aan het verminderen van het overstromingsrisico langs de IJzer. De ingrepen worden gesitueerd in Figuur De ingrepen zijn gelijkaardig aan deze voor de bovenstaand beschreven afwatering naar Koksijde. De ingrepen zijn verschillend in de uitgebreide verbreding van het kanaal Nieuwpoort-Duinkerke. Voor wat betreft de afwatering van het kanaal Nieuwpoort-Duinkerke wordt een invloed verwacht die gelijkaardig is aan de maatregel met de afwatering naar Koksijde. Figuur 6-41: De ingrepen voorzien bij de maatregel met de afwatering van de IJzer naar De Panne met aanduiding van het Kanaal Nieuwpoort-Duinkerke en het nieuwe kanaal (paarse lijn) en de locatie van de beweegbare stuw Definitieve versie WL2015R13_098_4 106

120 afwatering vanuit Roesbrugge Door het voorzien van een afleidingskanaal van de IJzer van Roesbrugge naar de Noordzee te De Panne wordt de afvoer van de IJzer verhoogd. Het kanaal wordt in werking gesteld bij afvoerdebieten op de IJzer te Roesbrugge hoger dan 40 m³/s. Door het verhogen van de afvoer wordt bijgedragen aan het verminderen van het overstromingsrisico van de IJzer. Het afleidingskanaal wordt gesitueerd in Figuur In Figuur 6-43 wordt een profiel getoond met de terreinhoogten op het traject van het afleidingskanaal van Roesbrugge naar de Noordzee ten westen van De Panne. Op het traject dient eerst hoogten tot 18 mtaw doorkruist te worden. Om deze hoogten te ontlopen dient uitgeweken te worden tot de ligging van het Lokanaal. Daarna volgen op het traject laagten tot 0 mtaw in de polder van de Moeren. Op basis hiervan wordt besloten dat het afleidingskanaal niet haalbaar is en niet verder beschouwd wordt in de ORBP analyse. Figuur 6-42: Situering van het afleidingskanaal van de IJzer (paarse lijn) van Roesbrugge naar de Noordzee te De Panne Definitieve versie WL2015R13_098_4 107

121 20 15 Hoogte (mtaw) Lengte (m) Figuur 6-43: Lengteprofiel van de terreinhoogten langs het tracé van het afleidingskanaal van de IJzer van Roesbrugge naar de Noordzee in De Panne op basis van het DHM Vlaanderen (AGIV, 2004) bufferbekken Koolhofput Er wordt voorgesteld om het terrein op de rechteroever van het kanaal Nieuwpoort-Duinkerke ter hoogte van de Koolhofput te Nieuwpoort af te graven en in open verbinding te stellen met het kanaal. Het betreft een af te graven oppervlakte van ha. Door de bijkomende buffering is het mogelijk de lozingstijd van het kanaal bij het begin van hoogwater te verlengen. Hierdoor wordt bijgedragen aan het verminderen van het overstromingsrisico in het modelgebied van de IJzer. Figuur 6-44 geeft een overzicht van de ligging van het bufferbekken (paars vlak) Kosten Figuur 6-44: Overzicht van de ligging van het bufferbekken Koolhofput (paars) Paraatheid (PP) De kosten worden berekend zoals beschreven in 4.4. Met een totale gemodelleerde lengte van km komt dit voor het modelgebied van de IJzer overeen met een jaarlijkse kost van EUR/jaar. Tabel 6-34 geeft per terugkeerperiode een overzicht van het aantal bedreigde huizen en het aantal benodigde zandzakken in Het aantal bedreigde huizen wordt bepaald als de overstroomde oppervlakte residentieel gebouw gedeeld door een grondoppervlakte van 100 m². Voor industriële gebouwen wordt een grondoppervlakte van 1000 m² toegepast (zie 4.4). De totale beschermingskost wordt berekend aan de hand van de risicoformule in Vanneuville et al. (2006) en komt overeen met EUR/jaar. De kosten van PP maatregelen worden herberekend bij de combinatie met PV maatregelen. Er worden geen kosten voor zandzakken meer voorzien voor woningen die reeds beschermd zijn door PV maatregelen. Definitieve versie WL2015R13_098_4 108

122 Tabel 6-34: Overzicht van de kostprijs voor het aanmaken en verdelen van zandzakken in het modelgebied van de IJzer in 2050 Terugkeerperiode [jaar] huizen # [-] # zandzakken [-] industriële gebouwen # [-] # zandzakken [-] Totale kost [10³EUR] Preventie (PV) De kostprijs voor het toepassen van PV maatregelen is bepaald zoals beschreven in 4.4. Tabel 6-35 geeft een overzicht van het bepalen van de kostprijs voor resiliënt bouwen en verbouwen in het modelgebied van de IJzer binnen contouren met verschillende terugkeerperioden van overstromen. Tabel 6-35: Overzicht van de bebouwde oppervlakte in 2050 en de bijhorende kostprijs voor het overstromingsresiliënt maken van gebouwen in het modelgebied van de IJzer binnen overstromingscontouren met verschillende terugkeerperioden Terugkeerperiode [jaar] residentieel gebouw [m²] industrieel gebouw/gebied [m²] Totale kostprijs [10³EUR/jaar] Tabel 6-36 geeft een overzicht van het bepalen van de kostprijs voor het toepassen van een bouwstop in combinatie met grondenruil in het modelgebied van de IJzer binnen contouren met verschillende terugkeerperioden van overstromen. Voor het modelgebied van de IJzer wordt er gebruik gemaakt van een gemiddeld duurste landbouwgrondprijs in de landelijke gebieden van de valleien van de IJzer van EUR/ha, een gemiddeld goedkoopste landbouwgrondprijs van EUR/ha en een gemiddeld duurste bouwgrondprijs van EUR/ha. Op basis hiervan wordt een gemiddelde grondruilprijs van 27.9 EUR/m² berekend. Een voorbeeldberekening is opgenomen in 4.4. Tabel 6-36: Overzicht van de oppervlakte-uitbreiding voor residentiële en industriële gebouwen en gebieden van 2010 naar 2050 en van de bijhorende kostprijs voor grondruil in het modelgebied van de IJzer binnen overstromingscontouren met verschillende terugkeerperioden Terugkeerperiode [jaar] residentieel gebouw/gebied [m²] industrieel gebouw/gebied [m²] Totale kostprijs [10³EUR/jaar] Definitieve versie WL2015R13_098_4 109

123 Protectie (PT) Onderstaand wordt voor elke PT maatregel een overzicht gegeven van de benodigde ingrepen alsook de bijhorende kosten. Deze kosten worden op uniforme wijze berekend voor alle ingrepen met behulp van de kostentool (zie Bijlage A). Kunstwerk pompstation IJzer te Nieuwpoort Er is gebruik gemaakt van de investeringskosten voor pompstations met capaciteiten van 20 m³/s, 40 m³/s en 60 m³/s aangeleverd door W&Z afdeling Bovenschelde (mededeling ir. Peter De Meyer, dd. 07/05/2014). De bedragen van respectievelijk , en ³EUR zijn een extrapolatie van de begrote investeringskost voor de bouw van noodpompen te Zeebrugge met een capaciteit van 10 m³/s en een opvoerhoogte van 2.8 mtaw. In Tabel 6-37 wordt een overzicht gegeven van de totale kostprijs van de pompstations. De werkingskost van het pompstation is vervat in de onderhoudskost die 2% bedraagt in plaats van de standaard onderhoudskost van 5%. Tabel 6-37: Pompstations op de IJzer te Nieuwpoort - Overzicht van de totale kostprijs Type maatregel Beschrijving Kost [10³EUR] kunstwerk pompgemaal 20 m³/s kunstwerk pompgemaal 40 m³/s kunstwerk pompgemaal 60 m³/s Definitieve versie WL2015R13_098_4 110

124 Herinrichting verhoging maximumpeil Lokanaal De kosten verbonden aan het verhogen van het maximumpeil van het Lokanaal tot 4.0 mtaw zijn beperkt tot het beschermen van de machinekamer van de Florizoonebrug over het kanaal te Wulpen tegen overstromen. De machinekamer bevindt zich in de berm van het kanaal naast de brug. De deuropening dient waterdicht te worden dichtgemetseld of gebetonneerd. De machinekamer dient te worden verbouwd zodat de toegang zich aan de bovenzijde bevindt. De ingeschatte kostprijs voor de aanpassing is opgenomen in Tabel Tabel 6-38: Bescherming van de Florizoonebrug voor de verhoging van het maximum waterpeil van het Lokanaal in het modelgebied van de IJzer - Overzicht van de totale kostprijs Type maatregel Beschrijving Kost [10³EUR] Waterkering Dichten toegang machinekamer 3.4 Waterkering Nieuwe toegang machinekamer 1.3 Totaal 4.7 verbreding IJzer afwaarts Diksmuide De kostenberekeningen zijn gebeurd op basis van eenheidsprijzen per meter die zijn opgesteld voor de typemaatregelen met verbredingen tot een profiel van de Klasse II en verbredingen van het Klasse II profiel over 10 of 20 m. Verder wordt een onderscheid gemaakt tussen het al dan niet heraanleggen van een dijk en een jaagpad. Anderzijds zijn eenheidsprijzen opgesteld voor de typemaatregelen met het plaatsen van waterkeringen en het verbreden van bruggen en stuwen. Vervolgens wordt voor de te verbreden zone van de IJzer een inschatting van de kosten opgemaakt. Eenheidsprijzen Omdat het hele profiel wordt afgegraven wordt er verondersteld dat alle afgegraven grond vervuild is. Tabel 6-39 geeft een overzicht van de kostprijs van de afgraving per m³. Voor de versteviging van de nieuwe oevers worden schanskorven voorzien. Voor de raming van de onteigeningskost is gebruik gemaakt van de gemiddelde kostprijs voor weiland in de landelijke gebieden langs de IJzer. Tabel 6-39: Afgraving van vervuilde grond bij de verbreding van de IJzer - Overzicht van de totale kostprijs per m³ Type maatregel Beschrijving Kost [EUR/m³] grondwerken afgraven Totaal Bij de varianten met het heraanleggen van een weg wordt dit voorzien op de nieuwe dijk. Voor de afbraak van het bestaande jaagpad wordt eveneens een kost gerekend. Het heraanleggen van de weg langs de IJzer is niet nodig bij de verbreding van de IJzer tot Klasse II. Voor de varianten met een verbreding naar Klasse II+10m en Klasse II+20m wordt de weg (6 m breed) opnieuw aangelegd op een dijk van 1 m hoog. Tabel 6-40 geeft een overzicht van de verschillende posten, alsook de totale kostprijs per meter voor de verschillende varianten. De varianten met het heraanleggen van de weg geven aanleiding tot een sterke toename van de eenheidsprijzen. Definitieve versie WL2015R13_098_4 111

125 Tabel 6-40: De varianten van de verbredingen van de IJzer afwaarts Diksmuide naar een profiel van Klasse II en de verdere verbreding over 10 en 20 m - Overzicht van het bepalen van de eenheidsprijzen per meter Type maatregel Beschrijving Kost [EUR/m] grondwerken schanskorven beide oevers Totaal oeverbescherming verwerven onteigenen grondvlak 17.4 grondwerken dijk en weg grondwerken afbraak weg Totaal met dijk en jaagpad Door de beperkt beschikbare ruimte is er voor het plaatsen van dijken in bebouwde gebieden meestal gewerkt met een betonnen keermuur. In sommige gevallen kan er in bebouwd gebied gewerkt worden met een gronddijk. Dit is meestal beperkt tot de rand van het bebouwd gebied waar een dwarsdijk geplaatst wordt om overstromingen vanuit het valleigebied te voorkomen. Voor de typekeermuur is gelijkaardig aan de gronddijk geopteerd voor een kruinhoogte van 0.5 m boven het maaiveld. De muur wordt voorzien in beton. Omdat de muur slechts een beperkte ruimte inneemt en overwegend langs de waterloop ligt, wordt er geen onteigeningskost gerekend. Voor keermuren wordt er een onderhoudskost van 2% gerekend in plaats van de standaard onderhoudskost van 5%. Tabel 6-41 geeft een overzicht van de verschillende posten, alsook de totale kostprijs per meter. Tabel 6-41: Keermuur in het modelgebied van de IJzer - Overzicht van het bepalen van de eenheidsprijs per meter Type maatregel Beschrijving Kost [EUR/m] waterkering betonnen muur Totaal Kosten In Tabel 6-42 wordt voor de verbreding van de IJzer afwaarts Diksmuide een overzicht gegeven van de totale lengte waarover maatregelen met verbreding van de waterloop worden toegepast alsook de totale kostprijs van de toegepaste maatregelen. Zoals ook aangegeven bij de eenheidsprijzen wordt de kostprijs sterk verhoogd door heraanleggen van dijken en wegen en door het afgraven van de oever. Tabel 6-42: Overzicht van de lengte en kostprijs voor de maatregelen met verbreding van de IJzer afwaarts Diksmuide per zone Type Lengte [m] Volume [10³m³] Kost [10³EUR] dijk en weg keermuur Klasse II Klasse II + 10m Klasse II + 20m Definitieve versie WL2015R13_098_4 112

126 afwatering naar Koksijde De kostenberekeningen zijn gebeurd op basis van eenheidsprijzen per meter die zijn opgesteld voor de typemaatregelen met verbredingen van het Lokanaal en het kanaal Nieuwpoort-Duinkerke tot het profiel weergegeven in Figuur 6-39 in , het uitgraven van een afwatering in open bedding en het voorzien van een koker onder de duinen met uitwatering naar de Noordzee. Voor wat betreft de verbreding moeten er geen aanpassingen gebeuren aan de bestaande dijken. Het profiel van het Lokanaal wordt voornamelijk verdiept en slechts beperkt verbreed. Vervolgens wordt voor de afwatering naar Koksijde een inschatting van de kosten opgemaakt. Eenheidsprijzen Voor de typeverbredingen wordt verondersteld dat, net zoals bij de verbreding van de IJzer, alle afgegraven grond vervuild is (Tabel 6-39 ). Enkel het afgegraven duinzand wordt niet afgevoerd maar teruggestort. Tabel 6-43 geeft een overzicht van de kostprijs per m³ voor de afgraving van duinzand. Voor de versteviging van de nieuwe oevers van het Lokanaal worden schanskorven voorzien (Tabel 6-40 ). Voor de raming van de onteigeningskost is gebruik gemaakt van de gemiddelde kostprijs voor weiland in de landelijke gebieden langs het kanaal. De kosten komen overeen met die voor de verbreding van de IJzer in Tabel Tabel 6-43: Afgraving van duinen bij de constructie van de nieuwe afwatering naar Koksijde - Overzicht van de totale kostprijs per m³ Type maatregel Beschrijving Kost [EUR/m³] grondwerken afgraven 25.2 Totaal 25.2 Voor de constructie van de nieuwe afwatering naar Koksijde moet een huis onteigend worden. Tevens moeten er 3 wegen en 1 spoorweg gekruist worden. Voor de dimensies van de nieuwe afwatering wordt er gebruik gemaakt van het type profiel van het verbrede Lokanaal (Figuur 6-39). Voor de inlaat structuur wordt er gebruik gemaakt van de eenheidsprijs van een beweegbare stuw (Tabel 6-18 zie ). Het open gedeelte van de afwatering wordt ingezaaid met gras en voorzien van jaagpaden langs beide oevers. Onder de duinen wordt er een koker voorzien. Ter bescherming van de monding in zee wordt er een golfbreker met een lengte van 1 km voorzien. Tabel 6-44 geeft een overzicht van de totale kostprijs per meter van de verschillende posten van de afwatering naar Koksijde. Tabel 6-44: De verbreding van het Lokanaal en het kanaal Veurne-Koksijde en de aanleg van de afwatering naar Koksijde - Overzicht van het bepalen van de eenheidsprijzen per meter Type maatregel Beschrijving Kost [10³EUR/m] grondwerken inzaaien open afwatering 0.1 grondwerken Jaagpaden open afwatering (beide oevers) 0.8 Kunstwerk koker afwatering 85.4 Kunstwerk golfbreker Definitieve versie WL2015R13_098_4 113

127 Kostprijs In Tabel 6-46 wordt voor de afwatering naar Koksijde een overzicht gegeven van de ingrepen en de totale kostprijs van de toegepaste maatregelen. Tabel 6-45 geeft een overzicht van de totale kostprijs van de verbreding van het Lokanaal. Tabel 6-45: Overzicht van de lengte en kostprijs voor de verbreding van het Lokanaal tot in Veurne Type Lengte [m] Volume [10³m³] Kost [10³EUR] verbreding Lokanaal uitgraving open afwatering uitgraving koker Tabel 6-46: Overzicht van de totale kostprijs van de verbreding van het Lokanaal en het kanaal Nieuwpoort- Duinkerke en van de aanleg van de afwatering naar Koksijde Type maatregel Beschrijving Kost [10³EUR] grondwerken verbreding Lokanaal kunstwerk inlaat structuur grondwerken uitgraving nieuwe afwatering grondwerken inzaaien open afwatering grondwerken jaagpaden open afwatering verwerven onteigenen grondvlak verwerven onteigenen huizen kunstwerk 4 bruggen kunstwerk koker afwatering kunstwerk golfbreker Totaal Definitieve versie WL2015R13_098_4 114

128 afwatering naar De Panne De kostenberekeningen zijn gebeurd op basis van de eenheidsprijzen per meter die zijn opgesteld voor de maatregel met de afwatering naar Koksijde. Tabel 6-47 geeft een overzicht van de totale lengtes en volumes die afgegraven worden.tabel 6-39 In Tabel 6-48 wordt voor de afwatering naar De Panne een overzicht gegeven van de ingrepen en de totale kostprijs van de toegepaste maatregelen. Tabel 6-47: Overzicht van de lengte en kostprijs voor de verbreding van het Lokanaal tot in Veurne Type Lengte [m] Volume [10³m³] Kost [10³EUR] verbreding Lokanaal uitgraving open afwatering uitgraving koker Tabel 6-48: Overzicht van de totale kostprijs van de verbreding van het Lokanaal en het kanaal Veurne-De Panne en de aanleg van de uitwatering naar De Panne Type maatregel Beschrijving Kost [10³EUR] grondwerken verbreding Lokanaal kunstwerk inlaat structuur grondwerken uitgraving nieuwe afwatering grondwerken inzaaien open afwatering 54.0 grondwerken jaagpaden open afwatering verwerven onteigenen grondvlak kunstwerk 2 bruggen kunstwerk koker afwatering kunstwerk golfbreker Totaal Verbreding Lokanaal met afwatering Definitieve versie WL2015R13_098_4 115

129 bufferbekken Koolhofput De kosten voor het aanleggen van het bufferbekken Koolhofput aan het kanaal Nieuwpoort-Duinkerke omvatten het afgraven van het terrein op de rechteroever van het kanaal. In totaal wordt er een volume van m³ afgegraven. Er wordt verondersteld dat 0.5% hiervan vervuild is, dit komt overeen met de eerste halve meter langs de IJzer. Tabel 6-49 geeft een overzicht van de totale kostprijs. Tabel 6-49: Het aanleggen van het bufferbekken Koolhofput in verbinding met het kanaal Nieuwpoort-Duinkerke te Nieuwpoort in het modelgebied van de IJzer - Overzicht van de totale kostprijs Type maatregel Beschrijving Kost [10³EUR] grondwerken vervuilde grond 75.7 grondwerken niet vervuilde grond verwerven verwerven grondvlak 75.3 Totaal Berekeningen Bij het doorlopen van de modeltrein (zie 4.4.3) is het LATIS schademodel toegepast. De LATIS methode is toegepast op overstromingskaarten aangemaakt op basis van de methode van de overstromingscellen. De methode is toegepast zoals beschreven door Bogman et al. (2013) bij het opmaken van de overstromingskaarten in functie van de toepassing van de Richtlijn OverstromingsRisico (ROR). Bij deze methode wordt gelijkaardig aan de schadecellen methode aan elk modelrekenpunt voor waterpeilen (Hpunt) in de vallei (met uitzondering van H-punten afkomstig van Link Channels) een polygoon toegekend via de Thiessen polygonen berekening. Deze polygoon noemt men in dit geval een overstromingscel. Aan elke overstromingscel wordt het maximale waterpeil van het rekenpunt gekoppeld, voor een bepaalde simulatie. Vervolgens worden alle overstromingscellen omgezet naar rasters. Door het digitaal hoogtemodel af te trekken van de overstromingscellen (in rasterformaat) wordt een overstromingskaart bekomen NA Alle NA berekeningen zijn uitgevoerd met het LATIS schademodel PT Indien aangewezen wordt voorafgaand aan het inbouwen en doorrekenen van de PT alternatieven een a priori kosten baten analyse uitgevoerd. Bij een a priori kosten baten analyse worden de baten ingeschat als het weg te nemen risico en afgewogen tegen de kosteninschatting. Op basis van deze analyse wordt afgewogen om PT alternatieven al dan niet verder te beschouwen in de ORBP analyse. Kunstwerk pompstation IJzer te Nieuwpoort Gezien de impact van de werking van een pompstation op de overstromingscontouren is het niet aangewezen om een a priori kosten baten analyse uit te voeren. Het pompstation met capaciteiten van 20, 40 en 60 m³/s is geïmplementeerd in het hydraulische model op basis van de beschrijving van de maatregel in Het model heeft de modelketen doorlopen. De schadeberekeningen zijn uitgevoerd op basis van het LATIS schademodel. De pomp van 20, 40 of 60 m³/s is gemodelleerd via een Control Structure en treedt in werking als er niet gravitair kan geloosd worden en wanneer het peil op de IJzer te Lo-Fintele hoger wordt dan 3.75 mtaw. Definitieve versie WL2015R13_098_4 116

130 Herinrichting verhoging maximumpeil Lokanaal Gezien de impact van de verhoging van de afvoercapaciteit van het kanaal op de overstromingscontouren is een a priori kosten baten analyse niet aangewezen. Daarom is de aanpassing ingebouwd in het hydrodynamisch model van de IJzer om de modelketen te doorlopen. De schadeberekeningen zijn uitgevoerd op basis van het LATIS schademodel. In plaats van bij was het peil op het Lokanaal afwaarts de stuw te Lo-Fintele getrapt op 3.00 mtaw en vervolgens op 3.50 mtaw te brengen, wordt het peil in dit scenario meteen naar 4.00 mtaw gebracht. verbreding IJzer afwaarts Diksmuide Gezien de impact van de verhoging van de afvoercapaciteit van de IJzer op de overstromingscontouren is een a priori kosten baten analyse niet aangewezen. Daarom zijn de aanpassingen ingebouwd in het hydrodynamisch model van de IJzer om de modelketen te doorlopen. De schadeberekeningen zijn uitgevoerd op basis van het LATIS schademodel. afwatering naar Koksijde Gezien de impact van de bijkomende afwatering op de overstromingscontouren is een a priori kosten baten analyse niet aangewezen. Daarom zijn de aanpassingen ingebouwd in het hydrodynamisch model van de IJzer om de modelketen te doorlopen. De schadeberekeningen zijn uitgevoerd op basis van het LATIS schademodel. afwatering naar De Panne Gezien de onzekerheid omtrent de profielen van het kanaal Veurne-Duinkerke en gezien de gelijkaardige hydraulische impact van dit scenario met de afwatering naar Koksijde wordt er geopteerd om eerst het scenario met de afwatering van Koksijde te analyseren. Indien dit scenario positief is zal dit scenario verder geanalyseerd worden. bufferbekken Koolhofput Gezien de impact van het bufferbekken op de overstromingscontouren is een a priori kosten baten analyse niet aangewezen. Daarom zijn de aanpassingen ingebouwd in het hydrodynamisch model van de IJzer om de modelketen te doorlopen. De schadeberekeningen zijn uitgevoerd op basis van het LATIS schademodel MLWV De PT alternatieven weerhouden op basis van de PT berekeningen in worden gecombineerd met PP en PV maatregelen zoals beschreven in Resultaten NA Tabel 6-50 geeft een overzicht van de resultaten van de NA berekeningen na autonome ontwikkeling bij het gemiddeld (mcc) en het hoog (hcc) klimaatscenario. De resultaten van NA in 2050 bij het gemiddeld klimaatscenario zijn eveneens bepaald met het LATIS schademodel in functie van de analyse van de resultaten van de MLWV (zie ). Voor het modelgebied van de IJzer zijn de risicowaarden berekend op basis van het LATIS schademodel. De verschillen tussen de resultaten op basis van de volledige multirun en de maatgevende events zijn beperkt tot 5 % bij het economisch risico en P@R. Voor de verdere analyse van de resultaten wordt er gebruik gemaakt van de resultaten op basis van de maatgevende events. In het geval van NA in 2050 bij het gemiddeld klimaatscenario neemt het economisch risico in het modelgebied van de IJzer in 2050 toe met 138% onder invloed van de autonome ontwikkeling. De toename van P@R bedraagt 115%. In het geval van NA in 2050 bij het hoog klimaatscenario neemt het economisch risico in het modelgebied van de IJzer in 2050 toe met 179% onder invloed van de autonome ontwikkeling. De toename van P@R bedraagt 128%. Definitieve versie WL2015R13_098_4 117

131 Tabel 6-50: Overzicht van de resultaten van de NA berekeningen na autonome ontwikkeling bij het gemiddeld (mcc) en het hoog (hcc) klimaatscenario op basis van LATIS in het modelgebied van de IJzer Maatregel NA-mCC NA-hCC Omschrijving LATIS LATIS MS LATIS Risico R 2010 [10³EUR/jaar] R 2050 [10³EUR/jaar] Uj [10³EUR/jaar] NAW [10³EUR] nvt nvt nvt B/K [-] nvt nvt nvt BAMK [10³EUR] BAMKtot [10³EUR] R res [10³EUR] P@R R 2010 [mensen/jaar] R 2050 [mensen/jaar] B [mensen] nvt nvt nvt BAMK [mensen] PT Figuur 6-45 geeft de puntenwolk weer van de PT maatregelen besproken in met het economisch criterium, NAW, weergegeven tegenover het menselijk criterium, de baat voor P@R. Alternatieven met een positieve NAW en een belangrijke impact op P@R bevinden zich op de omhullende van de puntenwolk. Deze omvatten de verbredingen van de IJzer, de verhoging van het peil van het Lokanaal, de pompen in Nieuwpoort, het spaarbekken en de nieuwe afwatering via Koksijde. Het alternatief met de grootste impact op P@R omvat de verbredingen van de IJzer naar Klasse II met een bijkomende verbreding van 20 m. Het alternatief met de nieuwe afwatering in Koksijde scoort slecht op het economisch criterium gezien de hoge kostprijs van de ingreep(zie ) en de beperkte baat. Op basis van Figuur 6-45 zijn vijf alternatieven op de omhullende geselecteerd voor verdere analyse. De resultaten van de volgende alternatieven worden weergegeven in Tabel 6-51, namelijk: PeilLo: de verhoging van het maximaal waterpeil op het Lokanaal naar 4 mtaw; KII: de verbreding van de IJzer naar een Klasse II profiel; KII_20: de verbreding van de IJzer naar een Klasse II profiel met een bijkomende verbreding van 20 m; Pomp_20: het plaatsen van een pomp met een debiet van 20 m³/s aan de Ganzenpoot in Nieuwpoort; Pomp_40: het plaatsen van een pomp met een debiet van 40 m³/s aan de Ganzenpoot in Nieuwpoort. Definitieve versie WL2015R13_098_4 118

132 Geen van de weerhouden maatregelen geven een daling van het risico ten opzichte van het risico in Dit geeft aan dat de gevolgen van autonome ontwikkeling niet te niet gedaan worden. Ten opzichte van NA in 2050 wordt er een gemiddelde daling bekomen van 8%. De grootste daling van 15% wordt gerealiseerd bij de verbreding van de IJzer naar een Klasse II profiel met een bijkomende verbreding van 20 m. Op basis van de economische criteria is enkel het alternatief met de verhoging van het maximaal peil op het Lokanaal economisch gunstig. Het hoger vermelde alternatief met de grootste risico daling is met een negatieve NAW echter niet economisch gunstig. Voor wat betreft hebben de maatregelen slechts een beperkt effect. De gevolgen van autonome ontwikkeling worden ook hier niet teniet gedaan door de maatregelen. Ten opzichte van het NA beleid in 2050 wordt er echter wel bij alle alternatieven een daling bekomen. De resultaten van de geselecteerde PT alternatieven wordt weergegeven in Tabel De vijf weerhouden alternatieven worden verder gecombineerd met PP en PV maatregelen B [Mensen] NAW [EUR] PeilLo KII0 KII_20 KII_10 Pomp20 Pomp40 Pomp60 Spaar Kanaal Figuur 6-45: Weergave van het economisch criterium, NAW, tegenover het menselijk criterium, de baat voor P@R, voor elke combinatie van PT maatregelen in het modelgebied van de IJzer met aanduiding van de weerhouden alternatieven (rood) Definitieve versie WL2015R13_098_4 119

133 Tabel 6-51: Overzicht van de resultaten van de weerhouden PT maatregelen met de verbreding en verdieping of het plaatsen van waterkeringen in het modelgebied van de IJzer Maatregel NA PT Omschrijving PeilLo KII KII_20 Pomp40 Pomp20 Risico R 2010 [10³EUR/jaar] R 2050 [10³EUR/jaar] R reductie, 2050 [%] nvt Uj [10³EUR/jaar] K [10³EUR] NAW [10³EUR] nvt B/K [-] nvt BAMK [10³EUR] BAMKtot [10³EUR] R res [10³EUR] P@R R 2010 [mensen/jaar] R 2050 [mensen/jaar] B [mensen] nvt BAMK [mensen] MLWV Als resultaat van het toepassen van de scenariogenerator wordt in Figuur 6-46 het economisch criterium, NAW, weergegeven tegenover het menselijk criterium, de baat voor P@R, voor elke combinatie van PP, PV en PT maatregelen in het modelgebied van de IJzer. De bestscorende alternatieven op één of beide criteria bevinden zich op de omhullende van de puntenwolk en zijn hoofdzakelijk samengesteld uit een combinatie van PP, PV en PT maatregelen. In Tabel 6-52 worden per beleidsstrategie de resultaten en de maatregelen samenstellingen van de drie bestscorende alternatieven weergegeven in vergelijking met het NA beleid. Bij de basis beleidsstrategie zijn de alternatieven met de hoogste score terug te vinden in de rechter bovenhoek van de puntenwolk in Figuur Deze zijn samengesteld uit een combinatie van zowel PP, PV als PT maatregelen. De PV maatregelen omvatten resiliënt bouwen en verbouwen binnen een contour met terugkeerperiode van overstromen van 1 jaar. Bouwstop met grondenruil wordt toegepast binnen contouren met de hoogste beschouwde terugkeerperioden van overstromen ( jaar) voor deze maatregelen. De PT maatregel bestaat uit het verhogen van het maximaal peil van het Lokanaal. Dit alternatief is ook economisch rendabel zonder de combinatie met PP en PV maatregelen en wordt daardoor aangeduid als no regret maatregel. Als gevolg van de basis beleidsstrategie is het risico in % lager dan in De gevolgen van autonome ontwikkeling worden daardoor teniet gedaan. De sterkste daling wordt bekomen bij het PT alternatief met de verhoging van het maximaal peil op het Lokanaal in combinatie met paraatheid en Definitieve versie WL2015R13_098_4 120

134 preventie door zowel resiliënte aanpassingen binnen contouren met een terugkeerperiode van overstromen van 1 jaar alsook het doorvoeren van een bouwstop binnen contouren met een terugkeerperiode van overstromen van 100 jaar. Ten opzichte van het risico in 2050 bij het NA beleid is de risicodaling 61% als gevolg van de maatregelen. De B/K is ruim groter dan 3. Analoog aan het economisch risico daalt ook P@R met 60%. Ten opzichte van P@R bij NA in 2050 is er een daling van 82%. Bij de intermediaire beleidsstrategie zijn de alternatieven met de hoogste score terug te vinden in een zone van Figuur 6-46 waar de omhullende een licht stijgend verloop kent bij dalende, positieve NAW waarden. De alternatieven zijn samengesteld uit maatregelencombinaties met zowel PP, PV en PT als maatregelencombinaties met PV en PT. De PV maatregelen met resiliënt bouwen en verbouwen worden toegepast binnen contouren met terugkeerperioden van overstromen van jaar. Bouwstop in combinatie met grondenruil wordt toegepast binnen contouren met terugkeerperiode van overstromen van 100 jaar. De PT maatregelen omvatten de verhoging van het maximaal peil op het Lokanaal. Als gevolg van de intermediaire beleidsstrategie is het risico in % lager dan in De gevolgen van autonome ontwikkeling worden dus opgevangen. Ten opzichte van het risico bij NA in 2050 is de risicodaling 62 % als gevolg van de maatregelen. De NAW is het hoogst wanneer PV maatregelen met resiliënt bouwen en verbouwen en met bouwstop in combinatie met grondenruil toegepast worden binnen een contour met een lagere terugkeerperiode van overstromen. De drie weergegeven alternatieven hebben een B/K groter dan 1. P@R neemt als gevolg van de maatregelen van de intermediaire beleidsstrategie af met 66 % ten opzichte van Ten opzichte van P@R bij het NA beleid in 2050 is er een daling van 85 % als gevolg van de maatregelen. De baat voor P@R is nagenoeg gelijk voor de drie alternatieven. Er wordt evenwel opgemerkt dat de bijkomende investering ten opzichte van de basis beleidsstrategie de baat voor P@R met 3% laat toenemen waar dat de kosten per jaar met een factor 3.4 toenemen. Bij de maximale beleidsstrategie zijn de alternatieven met de hoogste score terug te vinden bij de hoogste baat voor P@R. De alternatieven zijn zowel samengesteld uit combinaties van PP, PV en PT maatregelen als uit combinaties van PV en PT maatregelen. De PV maatregelen met resiliënt bouwen en verbouwen worden toegepast binnen contouren met terugkeerperioden van overstromen van jaar. Bouwstop in combinatie met grondenruil wordt toegepast binnen contouren met de hoogste beschouwde terugkeerperiode van overstromen voor deze maatregelen (100 jaar). Door de hoge terugkeerperioden van overstromen van de contouren waarbinnen de maatregelen toegepast worden, zijn de meeste mensen gevrijwaard van blootstelling aan overstromingsrisico en leveren PP maatregelen niet noodzakelijk een bijkomende baat voor P@R. Het vlakke verloop van de omhullende bij de hoogste baat voor P@R geeft aan dat het mogelijk is om een beperkt verschillende baat voor P@R te bekomen door het toepassen van de PV maatregelen binnen contouren met lagere terugkeerperioden van overstromen. De weerhouden PT maatregel bestaat uit de verbreding van de IJzer naar een Klasse II profiel vermeerderd met 20 m. Dit is geen no regret maatregel. De maximale beleidsstrategie geeft aanleiding tot een risicodaling van 10% ten opzichte van Ten opzichte van het risico bij NA in 2050 is de risicodaling 64% als gevolg van de maatregelen. De drie weergegeven alternatieven zijn evenwel niet economisch rendabel met een negatieve NAW en een B/K kleiner dan 1. P@R neemt als gevolg van de maatregelen van de maximale beleidsstrategie af met 66 % ten opzichte van Ten opzichte van P@R bij NA in 2050 is er een daling van 85 % als gevolg van de maatregelen. De baat voor P@R is ongeveer gelijk voor de drie alternatieven. Er wordt evenwel opgemerkt dat als gevolg van de bijkomende investering ten opzichte van de intermediaire beleidsstrategie de baat voor P@R met minder dan 1% toeneemt waar de kosten per jaar met een factor 4.9 toenemen. Definitieve versie WL2015R13_098_4 121

135 B [Mensen] PT PP PV NAW [ ] nopt PeilLo KII KII_20 Pomp20 Pomp40 Figuur 6-46: Weergave van het economisch criterium, NAW, tegenover het menselijk criterium, de baat voor P@R, voor elke combinatie van PP, PV en PT maatregelen in het modelgebied van de IJzer Definitieve versie WL2015R13_098_4 122

136 Tabel 6-52: De afwegingstabel van het modelgebied van de IJzer met per beleidsstrategie de drie meest optimale alternatieven Beleid NA Basis Intermediair Maximaal Risico R 2010 [10³EUR/jaar] R 2050 [10³EUR/jaar] R reductie, 2050 [%] nvt Uj [10³EUR/jaar] K [10³EUR] NAW [10³EUR] nvt B/K [-] nvt BAMK [10³EUR] BAMKtot [10³EUR] R res [10³EUR] P@R R 2010 [mensen/jaar] R 2050 [mensen/jaar] B [mensen] nvt BAMK [mensen] Maatregelen PT - PeilLo PeilLo PeilLo PeilLo PeilLo PeilLo KII_20 KII_20 KII_20 PP [+/-] PVrs: T [jaar] PVbs: T [jaar] Definitieve versie WL2015R13_098_4 123

137 6.3 Kanaal Charleroi Beschrijving modelgebied Algemene kenmerken De beschrijving van het modelgebied is gebaseerd op IMDC (2005, 2007). Gezien de interacties van het kanaal Charlerloi met de Zenne en het Zeekanaal Brussel-Schelde is het modelgebied sterk uitgebreid. Het kanaal naar Charleroi en het Zeekanaal Brussel-Schelde zijn de waterwegen die de verbinding vormen tussen Charleroi, Brussel en de Zeeschelde. Deze twee kanalen doorsnijden met hun 102 km het hydrografische bekken van de Zenne. Door verschillende deelstromen die rechtsreeks in het kanaal komen en de verschillende overlaten tussen de Zenne en het kanaal, vormen deze twee waterlopen, de ene natuurlijk en de andere artificieel, de afwatering van het volledige Zennebekken. De twee waterlopen snijden niet enkel hydrografische bekkens door, maar ook de drie gewesten van België, d.w.z. dat ze onder verschillende administratieve normen, reglementering en administraties vallen. Het stroomgebied heeft een oppervlakte van 1385 km², waarvan 468 km² rechtstreeks het kanaal voedt, 802 km² naar de Zenne vloeien (rechtstreeks of via het rioolstelsel), een 113 km² stroomt bij droge afvoer naar de Zenne en de piekafvoer wordt naar het kanaal afgeleid. Het Kanaal Charleroi vertrekt vanuit de Samber te Charleroi met een waterpeil op m TAW. Het kanaal is Klasse IV tot 1350 ton met een diepgang van 2.5 m, een maximum toegelaten afmetingen van de schepen: 81,30 x 10,30 m; de vrij hoogte is 4.55 m. Verder stroomt het kanaal noordwaarts en via de sluizen van Marchienne-au-pont, Gosselies en Courcelles bereikt het een maximum hoogte van m TAW. Het kanaal wordt gevoed met een basis debiet van 1.5 m³/s dat gepompt wordt vanaf de Samber. Er is geen extra debietsinvoer tot aan het hellend vlak van Ronquieres. Dit hellend vlak heeft een lengte van 1400 m met een verval van 67 m. Net afwaarts mondt de Samme rechtstreeks uit in het kanaal. Deze beek heeft een stroomgebied van 133 km². Verder stroomt het kanaal afwaarts en het streefwaterpeil vervalt 13.3 m via de sluis van Ittre tot m TAW. In het volgende pand, tussen Ittre en Lembeek behoudt het kanaal een diepgang van 2.50 m met een vrijhoogte van 7m. 2.8 km opwaarts de gewestgrens vloeit de Hain rechtstreeks in het kanaal. De Hain heeft een oppervlakte van 81 km². Afwaarts Lembeek is het streefpeil m TAW. In dit pand, tussen Lembeek en Halle,ontvangt het kanaal water van de deelstroomgebieden Maasdalbeek en Sint Rochus, en 900 m afwaarts de sluis bevindt zich de overlaat van Lembeek waardoor het overtollige water van de Zenne in het kanaal stroomt. Verder stroomt het kanaal in noordoostelijke richting, en via de sluizen van Halle, Lot en Ruisbroek bereikt het de grens met het Brussels gewest met een streefpeil van m TAW. Onmiddellijk afwaarts de sluis te Anderlecht bevindt zich de tweede belangrijke overlaat vanaf de Zenne, de overlaat van de Aa. Dit pand tussen Anderlecht en Molenbeek heeft een streefpeil van m Taw en ontvangt water van de deelstroomgebieden van Neerpedebeek en Broekbeek. Het pand tussen de sluis van Molenbeek en de sluis van Zemst heeft een totale lengte van 19.7 km met een streefpeil van m TAW. De waterdiepte bedraagt slechts 3.50 m tot aan het Saincteletteplein, en verder afwaarts 4.50 m tot aan de Van Praetbrug. Afwaarts de Van Praetbrug wordt het kanaal klasse VI voor schepen groter dan 2000 ton en een diepte van 6.50 m. 200 m afwaarts de sluis van Molenbeek bevindt zich de derde overstort vanaf de Zenne, de overstort aan de Ninoofsepoort. Verder afwaarts bevinden zich verschillende collectoren van het Brussels hoofdstedelijk gewest, die de droogweerafvoer via duikers onder het kanaal naar de Zenne leiden. Bij regenweer wordt het overtollige water in het kanaal overgestort via de overlaten van Paruc, Molenbeek, Drootbeek, Beysegem en Marly. Het stroomgebied van al deze bekkens bedraagt 46 km². Ter hoogte van De Borcht in Grimbergen bevindt zich de overlaat van de Tangebeek, die 8.6 van de 10 km² van de Tangebeek voornamelijk met regenweerafvoer, naar het kanaal leidt. Verder afwaarts en 400 m opwaarts de Verbrande Brug, bevindt zich het dok van Vilvoorde dat via zelfaanzuigende hevels te Vilvoorde het overtollige water van het kanaal terugstort in de Zenne. Tussen het dok van Vilvoorde en de Definitieve versie WL2015R13_098_4 124

138 Verbrande Brug bevindt zich de duiker onder het kanaal die de droogweerafvoer van de Tangebeek naar de Zenne leidt. Afwaarts de Verbrande Brug mondt de Maalbeek in het kanaal uit. Het stroomgebied van de Maalbeek bedraagt 42 km². Daarna stroomt het kanaal in noordwestelijke richting tot de sluis van Zemst die de 8.90 m verschil met het volgende pand overbrugt. Het pand tussen Zemst en Wintam is 15.7 km lang en langs dit pand bevindt zich de uitmonding van de Sasbeek (11 km²) en de overlaat van de Bosbeek te Tisselt die 30.5 van de 52 km² van de Zielbeek gravitair naar het kanaal leidt; en verder afwaarts de pompgemalen van de Zielbeek en de Vliet. 600 m afwaarts de draaibrug van Willebroek bevindt zich de oude sluis van Klein-Willebroek die ondertussen buiten gebruik is en waarin een omloopriool werd geïnstalleerd. Tenslotte stroomt het kanaal richting de Zeeschelde en mondt het uit in de getijsluis van Wintam. De Zenne ontspringt in de provincie Henegouwen op het grondgebied van de gemeente Naast ten zuiden van Soignies. De bron is gelegen op de noordelijke helling van het plateau genaamd "Bois de Dottignies op een hoogte van 120 mtaw. Vanaf haar oorsprong neemt de Zenne verschillende bekkens op en vloeit langs verschillende gemeenten, zoals Soignies, Horrues, Steenkerque, Rebecq-Rognon en Qenats. Ter hoogte van Tubize bevindt zich een limnigraaf. Tot hier bedraagt de stroomgebiedoppervlakte 216 km². Verder opwaarts vloeien de Coerqc en de Sennette (rechteroever) in de Zenne. Deze laatste wordt op haar beurt gevoed door talrijke beken. De stroomgebiedoppervlakte van deze twee beken bedraagt 90 km². Ter hoogte van Lembeek ontvangt de Zenne de Stasbeek en de Lembeek-Ruisseau-de-Vraimont, die goed zijn voor circa 9 km². Hier is sinds 1955 een overlaat voorzien om bij was een debiet van 66 m³/s naar het kanaal Charleroi over te brengen. Afwaarts de overlaat bevindt zich een segmentstuw, en tussen de overlaat en de stuw op de rechteroever ligt de kleine Zenne die als omloop water van de Zenne opwaarts de stuw kan afleiden tot terug in de Zenne, 2080 m afwaarts de stuw. Stroomafwaarts van Lembeek op het grondgebied van Halle, mondt de Groebengracht uit en bevindt zich de Pacapime stuw. Te Halle vloeit de Zenne via een grondduiker onder het kanaal Charleroi en blijft overwelfd tot aan de scheiding van het grondgebied met dit van de deelgemeente Buizingen. Te Lot ontvangt de Zenne, naast de Molenbeek, nog een aantal zeer kleine beken, nl. de Zitterbeek, Herdendijk, en Kellegroubbe.Ter hoogte van Ruisbroek en Drogenbos mondt nog de Lotbeek-Lakebeek uit en verder afwaarts ontvangt de Zenne de afvalwaters van het bekken van Ukkel (Geleisbeek). In dit pand bevindt zich de stuw Catala. Enkele kilometers meer afwaarts lopen de Zuunbeek en de Vlezenbeek er in uit via een grondduiker onder het kanaal Charleroi. Op het grondgebied van Anderlecht bevindt zich de tweede overlaat (van de Aa) naar het kanaal Brussel Charleroi, met een capaciteit van 24 m³/s. In de Gemeente Vorst lozen de riolen nog in de Zenne vooraleer ze overwelfd onder de straten van Brussel verdwijnt (Q max 60 m³/s). In het overwelfde gedeelte storten zich verschillende riolen: de moerriool van Sint-Gillis, verzamelriool van NZ-verbinding, en het rioolwater van de gemeente Anderlecht. Afwaarts de sluis van Molenbeek bevindt zich de derde overstort naar het kanaal, nl. de overlaat aan de Ninoofsepoort (Q max 15 m³/s). Verder afwaarts monden de Neerpedebeek, de Broekbeek, de Paruc en Beekkant, de Drootbeek en de Molenbeek in de Zenne uit. Telkens met een overstort naar het kanaal en via en duiker onder het kanaal. Na een klein niet overwelfd gedeelte tussen de uitmonding van de Maalbeek en de overwelfde Kerkebeek krijgt men een nieuw overwelfd gedeelte met ontvangst van de Beyseghembeek. De overwelving van de Zenne eindigt 1400 m opwaarts de Budabrug. Voor de grens met het Vlaams Gewest monden de riool van Marly, de afvoer van het rioolstelsel van Brussel en van Haren in de Zenne uit. Een gekanaliseerde Zenne trekt zo door Vilvoorde. Hier ontvangt ze de Lobbeek, de overwelfde Woluwe, de Trawoolbeek en verschillende rioleringsstelsels van Vilvoorde. In het dok van Vilvoorde bevinden zich de zelfaanzuigende hevels die bij hoogwater in het Kanaal tot 90 m³/s terug in de Zenne kunnen storten. Afwaarts Vilvoorde ontvangt de Zenne de Tangebeek, en vloeit verder in noordelijke richting over Eppegem waar ze ter hoogte van de stuwen van Eppegem splitst in de Zenne (linkerkant) en in de Afleiding van de Zenne (rechterkant). Tot haar monding in de Dijle bij het Zennegat ontvangt de Zenne nog de volgende bekkens: de Driesbeek, de Leibeek, de Vrijbroekloop, de Laag Robbroekloop, de Aabeek en de Stannebeek. Definitieve versie WL2015R13_098_4 125

139 Het hydrodynamische model omvat het bovenpand van het Kanaal Charleroi in het Waalse Gewest en het tussenpand in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest tot de monding in de Zeeschelde. De aftakkingen naar de Zenne ter hoogte van de hevels te Vilvoorde (het Vilvoordse dok) en naar de Rupel (oude sluis Willebroek) zijn opgenomen in het model. De meeste sluizen op het kanaal zijn gemodelleerd. De Zenne is gemodelleerd vanaf Rebecq tot aan de monding in de Rupel, slechts een aantal overstromingsgebieden ter hoogte van Halle zijn in het model ingebouwd. De zijrivieren zijn niet gemodelleerd behalve de Zuunbeek en de Sennette die via fictieve takken gemodelleerd zijn. Figuur 6-47 geeft een overzicht van de gemodelleerde waterlopen van het modelgebied Kanaal Charleroi. Figuur 6-47: De gemodelleerde waterlopen (blauw) van het modelgebied Kanaal Charleroi Historische knelpunten Belangrijke hoogwaterafvoerperioden in het modelgebied zijn december 1994, januari 1995, augustus 1996, december 1999, februari 2002, december 2002-januari 2003 en november Tijdens de Definitieve versie WL2015R13_098_4 126

140 hoogwaterafvoerperiode van november 2010 hebben zich verscheidene kritieke overstromingen voorgedaan. Opwaarts langs de Zenne (VMM, 2011) deden er zich ter hoogte van Halle kritieke overstromingen voor ter hoogte van de Noorderstraat, afwaarts van de overstort naar het kanaal Charleroi. Verder afwaarts waren er eveneens kritieke overstromingen in de omgeving van het station van Buizingen. Ter hoogte van de industriezone Laekebeek in Lot traden eveneens kritieke overstromingen op aan de Albert Denystraat. Verder afwaarts waren er nog problemen vanuit de Zenne ter hoogte van de papierfabriek Catala langs de Grote Baan in Drogenbos. Langs de Zuunbeek deden zich in november 2010 voornamelijk kritieke overstromingen voor in Sint- Pieters-Leeuw (VMM, 2011). De wachtbekkens Volsem en Slesbroek werden tijdens de hoogwaterafvoerperiode volledig gevuld. Het kleinere wachtbekken Slesbroek werd zelfs overvuld, waardoor er kritieke overstromingen ontstonden in de Slesbroekstraat. Het kanaal Charleroi is in november 2010 voor het eerst overstroomt. Door de combinatie van hoge afvoeren op zowel de Zenne als het kanaal Charleroi vanuit Wallonië, was het met de aanwezige infrastructuur stroomafwaarts onmogelijk om al het water af te voeren zonder waterstandstijgingen (Boeckx et al., 2011). Ondanks het overstorten over de sluizen en de afvoer via de schuiven stegen de waterpeilen lokaal hoger dan de dijken. Deze hogere waterstanden in de kanaalpanden Lembeek-Halle, Halle-Lot en Lot-Ruisbroek hebben geleid tot een overtopping van enkele dijken opwaarts Halle, Lot en Ruisbroek Scenariogenerator Het overzicht van de historische knelpunten (zie ) geeft aan dat kritieke overstromingen voornamelijk optreden langs de onbevaarbare waterlopen beheerd door VMM afdeling Operationeel Waterbeheer. Daarom zijn geen schade- en risicoberekeningen uitgevoerd en is de scenariogenerator niet toegepast op het modelgebied van Kanaal Charleroi. In wat volgt wordt een overzicht gegeven van de PT maatregelen die volgen uit een scenarioanalyse uitgevoerd door het Waterbouwkundig Laboratorium. Verder is een kosteninschatting gemaakt voor deze maatregelen Maatregelen Paraatheid (PP) niet van toepassing Preventie (PV) niet van toepassing Protectie (PT) De maatregelen zijn opgedeeld in een aantal types: GOG: Door het aanleggen of uitbreiden van één of meerdere gecontroleerde overstromingsgebied(en) (GOG) wordt de actieve berging in het modelgebied verhoogd. Dijk: Door het aanleggen van lokale dijken worden bestaande gebouwen gevrijwaard van kritieke overstromingen. Kunstwerk: Door het aanleggen of aanpassen van kunstwerken wordt de afvoer verbeterd. De optimalisatie van de sturing van de bestaande waterbeheersing infrastructuur wordt echter buiten beschouwing gelaten. Deze ingreep brengen in vergelijking met het aanleggen of aanpassen van kunstwerken beperkte investeringskosten met zich mee. Daardoor is een kosten baten analyse weinig zinvol. Herinrichting: Een herinrichting wordt opgevat als een combinatie van de bovenstaande maatregelen. Een voorbeeld is een herprofilering van de waterloop tezamen met de aanpassing van de eventuele kunstwerken voor een verbeterde afvoer. Veel herinrichtingen zijn echter in de eerste plaats gericht op het verhogen van de natuurlijkheid van het watersysteem. De te verwachten impact op het overstromingsrisico is daardoor veelal beperkt of sterk afhankelijk van de modelaannames. Voorbeelden zijn het hermeanderen en het verruwen van de waterloop. Deze worden buiten beschouwing gelaten. Definitieve versie WL2015R13_098_4 127

141 In Figuur 6-34 wordt een overzicht per type gegeven van de PT maatregelen die volgen uit een scenarioanalyse voor het modelgebied van het Kanaal Charleroi uitgevoerd door het Waterbouwkundig Laboratorium (Pereira, 2014). Figuur 6-48: De PT maatregelen voorgesteld voor de ORBP analyse van het modelgebied van het Kanaal Charleroi per type met aanduiding van de beschouwde (zwart) en niet beschouwde maatregelen (grijs) en de maatregelen buiten het modelgebied (gestreepte omranding) en de beslist beleid maatregelen (grijze achtergrond) Onderstaand worden de PT maatregelen beperkt omschreven. GOG Opwaarts Rebecq worden één of meerdere GOG s voorzien met een totale capaciteit van m³. Dijk Afwaarts Brussel worden dijkverhogingen met 0.50 m voorzien langs de Zenne van afwaarts Vilvoorde tot de tweede brug van de autosnelweg E19 en langs de afleiding van de Zenne. Kunstwerk De bypass van Catala wordt over 100 m verbreed tot 5 m. De regeling van de stuw wordt aangepast zodat deze geopend wordt bij een debiet op de Zenne te Lot groter dan 25 m³/s. De stuw van Pacapime wordt vernieuwd met een breedte van m. De Bollinckxbrug te Brussel wordt aangepast met twee kokers van 6 m op 6 m. Afwaarts Brussel wordt voorzien in het verhogen van bruggen aan de Stationslaan (0.53 m), de Damstraat (0.53 m), de Brusselsesteenweg (0.88 m), de Havendonklaan (0.37 m), de Jan Frans Willemsstraat (0.67 m) en de Radiatorenstraat (0.65 m). Op het kanaal Charleroi worden de langsriolen te Lembeek aangepast. Herinrichting Er worden verruimingen voorzien van de Senne in Wallonië, de Zenne opwaarts Brussel en de Zenne in Brussel Kosten Paraatheid (PP) niet van toepassing Definitieve versie WL2015R13_098_4 128

142 Preventie (PV) niet van toepassing Protectie (PT) Onderstaand wordt voor elke PT maatregel een overzicht gegeven van de benodigde ingrepen alsook de bijhorende kosten. Deze kosten worden op uniforme wijze berekend voor alle ingrepen met behulp van de kostentool (zie Bijlage A). GOG Voor de kosteninschatting van het GOG wordt er verondersteld dat het bergingsvolume van m³ verdeeld wordt over 5 GOG s. Op basis van vorige kosteninschattingen wordt de verwachte kostprijs van een GOG met een bergingsvolume van ongeveer m³ geschat op ongeveer EUR. Deze kostprijs omvat de onteigening van de landbouwgrond en de constructie van de dijken en de beweegbare structuur. Voor die laatste wordt er gebruik gemaakt van de eenheidskost in Tabel 6-18 (zie ). Dit brengt de geschatte kost voor een bergingsvolume van m³ op EUR. Dijk dijkverhoging Zenne De kostenberekeningen zijn gebeurd op basis van eenheidsprijzen per meter die zijn opgesteld voor type maatregelen zoals het plaatsen van een gronddijk. Onderstaand wordt eerst een overzicht gegeven van de verschillende posten, alsook de totale kostprijs per meter voor de typemaatregelen. Vervolgens wordt voor elk van de indijkingen, beschreven in , een inschatting van de kosten opgemaakt. eenheidsprijzen Voor de typegronddijk is er geopteerd voor een dijkverhoging met 0.5 m van de bestaande dijk. Er wordt uitgegaan van een kruinbreedte van 5 m. Tabel 6-53 geeft een overzicht van de verschillende posten, alsook de totale kostprijs per meter. Tabel 6-53: Dijkverhoging in het modelgebied van het kanaal Charleroi - Overzicht van het bepalen van de eenheidsprijs per meter Type maatregel Beschrijving Kost [EUR/m] grondwerken Dijkverhoging met 0.5m Totaal kosten per dijkverhoging In Tabel 6-54 wordt voor elk van de lokale beschermingsalternatieven een overzicht gegeven van de totale lengte te voorziene keringen en de kostprijs. Tabel 6-54: Overzicht van de dijklengten en kostprijzen voor de lokale beschermingsalternatieven in het modelgebied van het Kanaal Charleroi Type maatregel Lengte [m] Kost gronddijk [10³EUR] dijk Zenne dijk afleiding Zenne Definitieve versie WL2015R13_098_4 129

143 Kunstwerk bypass van Catala Ter hoogte van de hydrocentrale van Catala wordt er een bypass voorzien op de rechteroever van de Zenne. Deze heeft een bodembreedte van 6 m, een talud van 6/4 en een hoogte van 4 m. De bypass heeft een totale lengte van 100 m. Het afgegraven volume bedraagt bijgevolg ongeveer m³. Er wordt verondersteld dat de afgegraven grond vervuild is (zie ) (Tabel 6-39). Tabel 6-55 geeft een overzicht van de eenheidskosten per m³ voor de aanleg van de bypass. Tabel 6-55: De kostenposten bij de aanleg van de bypass van Catala in het modelgebied van het Kanaal Charleroi - Overzicht van het bepalen van de eenheidsprijzen per meter Type maatregel Beschrijving Kost [EUR/m] grondwerken schanskorven beide oevers verwerven onteigenen grondvlak 75.3 Totaal inrichting Voor de inlaatstructuur wordt een vaste stuw voorzien van 3.5 m hoog. Voor erosiebescherming van het kanaal wordt er stortsteen voorzien. De kostprijs van deze stuw wordt met behulp van de kostentool geschat op EUR. Tabel 6-56 geeft een overzicht van de totale kostprijs van de bypass van Catala. Tabel 6-56: Bypass van Catala in het modelgebied van het Kanaal Charleroi - Overzicht van de totale kostprijs Type maatregel Beschrijving Kost [10³EUR] kunstwerk Bypass Catala stuw Pacapime Voor de aanpassing van de stuw van Pacapime wordt dezelfde eenheidskost gebruikt als voor de stuw aan de bypass van Catala nl: EUR. verhoging bruggen In het modelgebied van de Zenne worden er in totaal zeven bruggen aangepast: de Bollinckxbrug te Brussel en zes bruggen over de Zenne, afwaarts van Brussel. Hiervoor wordt de eenheidskost voor een brug uit Tabel 6-19 gebruikt (zie ). Dit brengt de totale kostprijs van deze maatregel op ,73EUR. aanpassing langsriolen Voor de aanpassing van de langsriolen van de sluizen op het kanaal Charleroi wordt er uitgegaan van een aanpassing van de omloopriolen. De riolen worden opengebroken en de schuiven worden vervangen door stuwen. Op basis van gegevens van W&Z wordt de investeringskost van een nieuwe sluis geschat op EUR. Dit komt neer op een totale kost, inclusief standaard onderhoudskosten (5%), van EUR. Definitieve versie WL2015R13_098_4 130

144 Herinrichting verbreden Zenne De eenheidskosten verbonden aan het verbreden van de Zenne worden gegeven in Tabel Tabel 6-57: De kostenposten bij het verbreden van de Zenne - Overzicht van het bepalen van de eenheidsprijzen per meter Type maatregel Beschrijving Kost [10³EUR] grondwerken uitgraven [EUR/m³] grondwerken erosiebescherming [EUR/m] 15.4 Kostprijs In Tabel 6-58 wordt voor de verbreding van de Zenne in Wallonië, de Zenne opwaarts Brussel en de Zenne in Brussel een overzicht gegeven van de ingrepen en de totale kostprijs van de toegepaste maatregelen. Tabel 6-58: Verbreding Zenne - Overzicht van de totale kostprijs Type maatregel Lengte [m] Volume [m³] Kost [10³EUR] Zenne Wallonië Zenne opwaarts Brussel Zenne Brussel Totaal Berekeningen Voor het modelgebied van het Kanaal Charleroi zijn de PT maatregelen beschreven in hydrodynamisch gesimuleerd met de synthetische randvoorwaarden bij het gemiddelde en het hoog klimaatscenario. Dit is gebeurd met een hydrodynamisch model ter beschikking gesteld door het Waterbouwkundig Laboratorium. Dit wordt beschreven in het rapport Randvoorwaarden-Hydraulica- Statistiek. Er gebeurt geen verdere ORBP analyse aangezien de baten van de maatregelen gesitueerd zijn langs de onbevaarbare waterlopen beheerd door VMM afdeling Operationeel Waterbeheer. Definitieve versie WL2015R13_098_4 131

145 7. Conclusies en aanbevelingen De opdracht heeft geleid tot het opstellen van een instrumentarium dat ondersteuning biedt om wetenschappelijk en maatschappelijk gefundeerde keuzes te maken m.b.t. het opstellen van de eerste generatie van overstromingsrisicobeheerplannen in de Vlaamse bevaarbare stroombekkens. De resultaten van deze eerste generatie ORBP-berekeningen voor de bevaarbare waterlopen hebben tot de volgende inzichten geleid: Er is een behoefte aan het actualiseren en het verbeteren van de gebruikte hydrodynamische modellen, van de hydrologische modellen en van het effect van de klimaatsverandering in de afvoeren; Er is behoefte aan het verfijnen van de schadefuncties en van de kostentool. In plaats van te werken met algemene ontwerpprijzen, geniet het de voorkeur te werken met prijzen afgestemd op de specifieke situatie op het terrein; Er is behoefte om naast inzicht in de baat ten gevolge van vermeden overstromingsrisico ook inzicht te verkrijgen in andere baten die door de voorgenomen maatregelen worden gegenereerd zoals economische baten uit een gewijzigde waterweg, morele en psychologische baten (menselijk leed), en indirecte baten. Deze elementen zijn belangrijk om een gedragen keuze inzake maatregelenpakketten te kunnen maken. Er is m.a.w. behoefte aan een bredere multi-criteria analyse; Er is behoefte aan inzicht in de robuustheid en de onzekerheid van de resultaten van de ORBP analyses ten gevolge van statistische onzekerheid van de randvoorwaarden, keuzes met betrekking tot autonome ontwikkeling en landbouwschade, de kosten van protectieve maatregelen, de economische parameters, de faalkans van bestaande dijklichamen en de toegepaste risicoformule. Definitieve versie WL2015R13_098_4 132

146 8. Afkortingen en symbolen BAMK : Bruto Actuele Maatschappelijke kost : som van de projectkosten en het verdisconteerde schaderisico B(P@R) j : vermindering van P@R t.g.v. implementatie scenario j C j : totale kost van een scenario j, bestaande uit een combinatie van maatregelen die past in een bepaalde beleidsstrategie. CBA : Cost/Benefit Analysis, kosten-baten analyse, waarbij het meest optimale scenario wordt gekozen op basis van de beste NPV. CC : Climate Change, met als gevolg verandering van overstromingsfrequentie én volume. ROR : de Europese Overstromingsrichtlijn, 2007/60/EG GOG : gecontroleerd overstromingsgebied. Waterberging in daartoe aangelegd gebied (bedijkt en/of in uitgraving) d.m.v. opstuwing of knijpconstructie, al dan niet gestuurd. LUC : Land Use Change, ten gevolge van economische groei en bevolkingsgroei. MCA : multicriteria analyse, relatieve afweging van verschillende opties op basis van verschillende criteria, d.m.v. scores of rangorde bepaald door verschillende belanghebbende groepen. MLWV : MeerLaagse WaterVeiligheid. Een overstromingsrisico beheersstrategie die een optimale combinatie van PT, PV en PP maatregelen beoogt. NA : No Action : risico bij afwezigheid van overstromingsrisicobeheer. NAW : Netto Actuele Waarde, Nederlandstalige term voor NPV. no regret maatregel : een PT maatregel met een positieve NAW zonder de combinatie met PP en PV maatregelen. Daardoor is de maatregel economisch rendabel, in het geval MLWV niet doorgevoerd wordt, in het huidige op protectie gerichte waterbeleid. NPV : Net Present Value, verdiscontering van de in de tijd evoluerende kost, de in de tijd evoluerende baat en het in de tijd evoluerende restrisico, naar het referentiejaar, rekening houdend met de discontovoet. OBM : online bekken model, flood forecasting system op basis van momentane neerslagmetingen en realtime hydrodynamische modelruns. ORBP : overstromingsrisicobeheersplan P@R : people at risk, het gemiddeld verwacht aantal personen per jaar blootgesteld aan overstromingsrisico. Is dus te vergelijken met schaderisico (gemiddeld verwacht aantal Euro s per jaar), en wordt in deze studie eveneens begroot d.m.v. integratie over de T1 tot T1000-contour. People at risk duidt op personen die getroffen worden door de overstroming (b.v. mensen wiens eigendom wateroverlast lijdt, hoewel ze niet noodzakelijk thuis hoeven te zijn op dat moment), niet (noodzakelijk) op dodelijke slachtoffers PP : preparedness maatregelen, passend binnen een MLWV beleid PT : protectie maatregelen, passend binnen een MLWV beleid PV : preventie maatregelen, passend binnen een MLWV beleid R j (t) : schaderisico in jaar t voor scenario j. j=0 geeft het referentiescenario, m.n. het waterbeheer volgens het huidige beleid. Txxx : met xxx b.v. gelijk aan 10, 100 of 1000, terugkeerperiode 10, 100 of 1000 jaar. U j : jaarlijks nodig budget in scenario j Definitieve versie WL2015R13_098_4 133

147 9. Referenties AGIV, 2004, DHM-Vlaanderen, raster, 5 m. Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, departement LIN Baguis, P., Roulin E., Willems P., Ntegeka V., 2009, Climate change scenarios for precipitation and potential evapotranspiration over central Belgium, Theoretical and Applied Climatology, 99(3-4), Boeckx, L.; Deschamps, M.; D'Haeseleer, E.; Vanneuville, W.; Viaene, P.; Van Eerdenbrugh, K.; Mostaert, F., 2011, Wasgebeurtenissen november 2010: Beschrijving hydrologische gebeurtenissen. Versie 2_0. WL Rapporten, 738_03. Waterbouwkundig Laboratorium: Antwerpen, België Boeckx, L.; Deschamps, M.; Van Steenbergen, N.; D'Haeseleer, E.; Mostaert, F., 2012, Was december 2011: Meteorologische en Hydrologische gebeurtenissen. Versie 2_0. WL Rapporten, 738_06. Waterbouwkundig Laboratorium: Antwerpen, België Boey, I.; Bogman, P.; Pereira, F.; Verwaest, T; Mostaert, F., 2013, Optimalisatie afwatering van de IJzer: Deelrapport 1 : Benutting van de Dierendoncksluis als compensatie voor de toevoeging van pompen aan de Slopgatvaart. Versie 2_0. WL Rapporten, 12_136. Waterbouwkundig Laboratorium Antwerpen, België Boey, I.; Bogman, P.; Pereira, F.; Verwaest, T.; Mostaert, F., 2013a, Optimalisatie afwatering van de IJzer: Deelrapport 2 Bijkomende scenario s. Versie 2_0. WL Rapporten, 12_136_2. Waterbouwkundig Laboratorium: Antwerpen, België Bogman, P.; Buitrago S.; Coen, L.; Smets, S.; Pereira, F.; Peeters, P.; Verwaest, T.; Mostaert, F., 2013, Modelactualisatie en opmaak overstromingskaarten ihkv. ROR: Deelrapport 3 Leie, Bovenschelde en Gentse Kanalen. Versie 2_0. WL Rapporten, 00_154. Waterbouwkundig Laboratorium & IMDC: Antwerpen, België Bogman, P.; Smets, S.; Pereira, F.; Peeters, P.; Verwaest, T.; Mostaert, F., 2013, Modelactualisatie en opmaak overstromingskaarten ihkv. ROR - Dender: Deelrapport 5 Model Dender. Versie 2_0. WL Rapporten, 00_154. Waterbouwkundig Laboratorium & IMDC: Antwerpen, België Bulckaen, D., et al., 2005, Updating of the Belgian Sigma plan on a risk-assessment basis, ISF Nijmegen CIW, 2011, Globale evaluatie overstromingen 2010, Bijlage 3, Inventarisatieverslagen Bekkensecretariaten, (1) IJzerbekken, (2) Bekken van de Brugse Polders, (3) Bekken van de Gentse Kanalen, (4) Benedenscheldebekken, (5) Leiebekken, (6) Bovenscheldebekken, (7) Denderbekken, (8) Dijle&Zennebekken, (9) Demerbekken, (10) Netebekken, (11) Maasbekken CIW, 2011a, Overstromingsveilig bouwen en wonen, Hoe kunt u uw woning beschermen tegen schade door overstromingen?, depotnummer D/2011/6871/042 Coen, L.; Bogman, P.; Smets, S.; Pereira, P.; Peeters, P.; Verwaest, T.; Mostaert, F., 2013, Modelactualisatie en opmaak overstromingskaarten ihkv. ROR: Deelrapport 4 - IJzer. Versie 2_0. WL Rapporten, 00_154. Waterbouwkundig Laboratorium & IMDC: Antwerpen, België de Kok, J.L.; Poelmans, L.; Uljee, I.; Engelen, G., 2011, Eindrapport, Landgebruiks-veranderingen voor de kostenraming van overstromingen, Studie uitgevoerd in opdracht van: VMM Afdeling Operationeel Waterbeheer, VITO, 2011/RMA/RDM/N8120_001 De Nocker, L., et al., 2004, Natte natuur in het Schelde-estuarium, een verkenning van de kosten en baten, studie in opdracht van Proses door Vito Deckers, P.; Vanneuville, W.; De Maeyer, Ph.; Mostaert, F., 2011, Uitbouw van het risico-instrumentarium ten behoeve van de EU overstromingsrichtlijn: LATIS 3.0. Versie 2_0. WL Rapporten, 779_05c. Waterbouwkundig Laboratorium: Antwerpen, België Deckers, P.; De Maeyer, Ph.; Vanneuville, W.; Peeters, P.; Mostaert, F., Uitbouw van het risicoinstrumentarium ten behoeve van de EU overstromingsrichtlijn: LATIS LUC. versie 2.0. WL Rapporten, 779_05c. Waterbouwkundig Laboratorium: Antwerpen. III, p. appendices pp. DHI, 2011, MIKE by DHI release 2011 IMDC, 2005, Opmaak van numerieke hydrologische en hydraulische modellen van het Kanaal naar Charleroi en Zeekanaal Brussel-Schelde, Deelrapport 1: Inventarisatie, referentie I/RA/11269/05.068/FPE, in opdracht van Waterwegen & Zeekanaal NV Definitieve versie WL2015R13_098_4 134

148 IMDC, 2007, Opmaak van numerieke hydrologische en hydraulische modellen van het Kanaal naar Charleroi en Zeekanaal Brussel-Schelde, Deelrapport 4: hydrodynamica, opzetten en kalibreren van het hydrodynamische model, referentie I/RA/11269/05.071/FPE, in opdracht van Waterwegen & Zeekanaal NV IMDC, 2010, Technisch ontwerp & MER pompgemalen en overloopconstructie Moervaart-Durme: Dam te Lokeren - Verbeteren van de doorstroming en herstellen van de vispassage, rapport met referentie I/RA/14141/10.142/MOE, in opdracht van W&Z-afdeling Zeeschelde IMDC, 2013, Overleg voor ORBP Dender in verband met kostentool en maatregelen, dd. 23/10/2013, vergaderverslag met referentie I/VV/11403/13.397/JSW IMDC, 2014, Overleg maatregelen voor ORBP s Leie, Bovenschelde en Gentse Kanalen, dd. 03/04/2014, vergaderverslag met referentie I/VV/11403/14.144/JSW IPCC, Fourth Assessment Report, Intergovernmental Panel on Climate Change, 2007 KNMI, Climate Change scenarios for the 21st Century A Netherlands perspective. Scientific Report WR ,KNMI, De Bilt, The Netherlands Ntegeka V., Baguis P., Boukhris O., Willems P., Roulin E., Climate change impact on hydrological extremes along rivers and urban drainage systems. II.Study of rainfall and ETo climate change scenarios, Interim report, K.U.Leuven Hydraulics Section & Royal Meteorological Institute of Belgium, May 2008, 112 p. Ntegeka V., Willems P., Roulin E., Baguis P., 2010, Developing tailored climate change scenarios for hydrological impact assessments, Journal of Hydrology [in revision] Pereira, F., 2014, Toelichting modelleringstudieszenne- Kanaal Brussel Charleroi, presentatie dd. 15/04/2014, Waterbouwkundig Laboratorium: Antwerpen, België Projectconsortium MKBA Seine Schelde West, 2008, Haalbaarheidsstudie Seine-Schelde West, Deel VI: Maatschappelijke kosten-batenanalyse, financiering en macro-economische impact, in opdracht van W&Z afdeling Bovenschelde Projectconsortium MKBA Sigmaplan, 2005, Sigmaplan, Maatschappelijke kosten baten analyse, Deelopdracht 1, Faserapport 6: probabilistische aanpak, in opdracht van W&Z afdeling Zeeschelde Projectconsortium MKBA Sigmaplan, 2005a, Sigmaplan, Maatschappelijke kosten baten analyse, Syntheserapport, in opdracht van W&Z afdeling Zeeschelde Studiebureau Lobelle, s.d., Waterkering in het Blankaartbekken, op het grondgebied van de gemeenten Diksmuide en Woumen, Fase 1, Overzichtsplan, Plannummer B3/11259, in opdracht van W&Z afdeling Bovenschelde Studiebureau Lobelle, s.d., Waterkering in het Blankaartbekken, op het grondgebied van de gemeenten Diksmuide en Woumen, Fase 1, Grondplan weg 2-1/2 + weg 4, Plannummer B3/11260, in opdracht van W&Z afdeling Bovenschelde Studiebureau Lobelle, s.d., Waterkering in het Blankaartbekken, op het grondgebied van de gemeenten Diksmuide en Woumen, Fase 1, Grondplan weg 2-2/2, Plannummer B3/11261, in opdracht van W&Z afdeling Bovenschelde Studiebureau Lobelle, s.d., Waterkering in het Blankaartbekken, op het grondgebied van de gemeenten Diksmuide en Woumen, Fase 1, Grondplan weg 3 + weg 5, Plannummer B3/11262, in opdracht van W&Z afdeling Bovenschelde Studiebureau Lobelle, s.d., Waterkering in het Blankaartbekken, op het grondgebied van de gemeenten Diksmuide en Woumen, Fase 1, Grondplan weg 6-1/2 + dijk 4, Plannummer B3/11263, in opdracht van W&Z afdeling Bovenschelde Studiebureau Lobelle, s.d., Waterkering in het Blankaartbekken, op het grondgebied van de gemeenten Diksmuide en Woumen, Fase 1, Grondplan weg 6-2/2 + dijk 4, Plannummer B3/11264, in opdracht van W&Z afdeling Bovenschelde Studiebureau Lobelle, s.d., Waterkering in het Blankaartbekken, op het grondgebied van de gemeenten Diksmuide en Woumen, Fase 1, Dwarsprofielen, Plannummer B3/11265, in opdracht van W&Z afdeling Bovenschelde Definitieve versie WL2015R13_098_4 135

149 Vanneuville W., Maddens R., Collard Ch., Bogaert P., De Maeyer Ph., Antrop M., 2006, Impact op mens en economie t.g.v. overstromingen bekeken in het licht van wijzigende hydraulische condities, omgevingsfactoren en klimatologische omstandigheden, studie uitgevoerd in opdracht van de Vlaamse Milieumaatschappij, MIRA, MIRA/2006/02, UGent VMM, 2011, Overstromingsrapport november 2010, VMM Afdeling Operationeel Waterbeheer Willems P., 2009, Invloed van klimaatverandering op ontwerpparameters voor rioleringen en buffervoorzieningen, Rioleringswetenschap, 36, Willems P., 2009b, Actualisatie en extrapolatie van hydrologische parameters in de nieuwe Code van Goede Praktijk voor het Ontwerp van Rioleringssystemen, eindrapport voor VMM-Afdeling Operationeel Waterbeheer, September 2009, 79 p. Willems P., Vrac M., 2011, Statistical precipitation downscaling for small-scale hydrological impact investigations of climate change, Journal of Hydrology Definitieve versie WL2015R13_098_4 136

150 Bijlage A Kostentool Definitieve versie WL2015R13_098_4 137

151 A.1 Inleiding In de ORBP opdracht worden de baten van maatregelen afgewogen tegen de bijhorende kosten. De baten worden bepaald als de vermindering van het overstromingsrisico. Deze volgen uit berekeningen van overstromingsschade en -risico die gebieddekkend voor Vlaanderen worden uitgevoerd met behulp van de LATIS software ontwikkeld door het HIC. Hierbij wordt gebruikt gemaakt van gegevens die uniform beschikbaar zijn voor gans Vlaanderen. Het doel is niet de schade bij een bepaalde gebeurtenis exact te voorspellen, wel om een inschatting te geven van de verwachte grootteorde, en om te kunnen vergelijken met andere gebieden, waarvoor dezelfde basisgegevens gebruikt werden. De kostenraming is op dezelfde wijze opgevat in de ORBP opdracht. Hiertoe is door IMDC een kostentool ontwikkeld. In wat volgt wordt een overzicht gegeven van de opvatting van de kostenraming en de mogelijke maatregelen. Vervolgens wordt een voorbeeld van de kostenraming van een GOG gegeven. A.2 Opvatting van de kostenraming A.2.1 Van conceptueel ontwerp tot raming Het ramen of schatten van de kosten van een bepaald werk, beoogt het berekenen van een kostenbedrag uit een aantal gegeven parameters: bijvoorbeeld de kost van een dijkverhoging, gegeven de afmetingen en de materiaaltypes. De berekening van de ramingsprijs uit de invoerparameters geschiedt via volgende tussenstappen: voor elk mogelijk type maatregel wordt eenmaal een geparametriseerd conceptueel ontwerp gemaakt. Uit het conceptueel ontwerp volgen een aantal kostenposten. voor elke kostenpost wordt de benodigde hoeveelheid berekend op basis van de door de gebruiker ingevoerde parameters. voor elke kostenpost wordt de kostprijs berekend uit een eenheidsprijs voor de betreffende post en de in de vorige stap berekende hoeveelheden. De drie bovenstaande stappen zijn samen te vatten als: conceptueel ontwerp, berekening van hoeveelheden en berekening van kosten. Het conceptueel ontwerp van een maatregel wordt voorafgaandelijk eenmaal gemaakt, in het kader van het opstellen van de kostentool. De benodigde hoeveelheden worden uitgedrukt in functie van nader door de gebruiker in te vullen parameters. A.2.2 Prijzendatabank Naast de invoer van gewenste afmetingen en materialen, is er nood aan een prijzendatabank met prijzen voor de verschillende kostenposten. Deze wordt ook eenmaal opgesteld. Het opstellen van de prijzendatabank vormt een belangrijke taak. Op basis van een grote hoeveelheid data van reëel uitgevoerde waterbeheersingswerken worden kostprijzen afgeleid. De meest eenvoudige werkwijze is het bepalen van een gemiddelde prijs per post. Een meer gedetailleerder benadering houdt het bepalen van de kostprijs in functie van de hoeveelheid in. Kostprijzen van reëel uitgevoerde waterbeheersingswerken in Vlaanderen werden enerzijds geselecteerd uit data die door verschillende partijen specifiek en uitsluitend voor de kostenraming in het kader van de ORBP opdracht aangeleverde werden. Anderzijds werden kostprijzen geselecteerd uit reeds in bestaande databanken opgenomen data bij de uitvoering van verschillende opdrachten door of voor volgende partijen: VMM AOW, IMDC, Technum Tractebel Engineering, Aquafin, Waterwegen en Zeekanaal NV, nv De Scheepvaart, afdeling Maritieme Toegang, verschillende provinciebesturen en lokale besturen. Een mogelijkheid wordt voorzien om de door de opgestelde prijzendatabank geleverde prijs te overschrijven met een in de betreffende situatie meer geschikte prijs. Zo kan de gebruiker een eenheidsprijs ingegeven, indien hij specifieke informatie heeft voor een bepaalde maatregel onder specifieke omstandigheden. Bijvoorbeeld kan de eenheidskost van grondverzet tijdelijk overschreven worden door een hogere ingegeven waarde omdat de grond lokaal zeer vervuild is. Definitieve versie WL2015R13_098_4 138

152 A.2.3 Bekende/nader te detailleren en voorziene/onvoorziene kosten In functie van het beoogde detail voor de kostenraming, zullen een aantal posten niet weerhouden worden in de raming. Het opnemen van een kostenpost die een klein aandeel heeft in de totale ramingsprijs heeft beperkt nut. Bijvoorbeeld de kost voor een draadafsluiting in de raming van de bouw van een nieuwe stuw, zal een klein aandeel hebben in de totaalprijs. Het weglaten van die kleine posten betekent ook vereenvoudiging: bij het ramen van de kostprijs van een maatregel is het detailniveau met enkel de grote posten en een post voor andere werken voldoende. De kosten van de bovenvermelde posten, moeten evenwel op een andere manier in rekening gebracht worden. Zo wordt een post voorziene nader te detailleren kosten als percentage (25%) van de voorziene bekende kosten opgenomen. De voorziene bekende kosten vormen samen met de voorziene nader te detailleren kosten de voorziene kosten. De voorziene kosten van een maatregel zijn alle posten, bekend of nader te detailleren, die steeds deel uitmaken van elke maatregel van dat type. Zo heeft bijvoorbeeld elk pompstation een post pompen (voorzien en bekend) en een post afwerking terrein (voorzien nader te detailleren). Daarnaast wordt een post onvoorziene kosten als percentage (20%) van de voorziene kosten in rekening gebracht. Onvoorziene kosten kunnen bijvoorbeeld voortkomen uit de grondmechanische parameters van de bodem. Zo beïnvloedt de grondgesteldheid het type en daarmee de kostprijs van de fundering van een structuur. Een andere mogelijke onvoorziene kost wordt gevormd door de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem. De som van de voorziene en onvoorziene kosten geeft de totale bouwkost. De totale bouwkost wordt vermeerderd met de studie/-engineeringkost. Deze wordt klassiek als percentage (5% à 15%) van de totale bouwkost bepaald, afhankelijk van de complexiteit van de werken en de totale bouwkost. De engineeringkosten vormen samen met de bouwkosten de totale investeringskost. Bovenop de investeringskosten worden een aantal toekomstige kosten, zoals een totaal jaarlijks kostenpercentage voor exploitatie en onderhoud (5%), beschouwd (zie A.2.4). De uitsplitsing van de totale kost van een maatregel wordt weergegeven in Figuur bijlage A % per jaar 5-15% 20% 25% Figuur bijlage A - 1: Uitsplitsing van de totale kost van een maatregel Definitieve versie WL2015R13_098_4 139

153 A.2.4 Kostenposten in de toekomst Naast de investeringskosten van een bepaalde maatregel, waarvan de methode van raming uitvoerig toegelicht wordt in A.2.3, kennen bepaalde maatregelen extra kostenposten: afschrijving, onderhoud en exploitatie. Wat afschrijving betreft, kan gesteld worden dat bepaalde (constructies van) onderdelen een bepaalde afschrijvingstermijn zullen toegekend worden. Na afloop van de afschrijvingstermijn moeten zij in principe vervangen worden. Indien nu bijvoorbeeld een periode van 100 jaar beschouwd wordt, zal een onderdeel van een constructie dat op 20 jaar afgeschreven wordt, 5 maal vervangen moeten worden tijdens die periode. Er wordt aangenomen dat er geen herinvestering gemaakt wordt tijdens de planningshorizon. De maatregel wordt met andere woorden afgeschreven over de volledige planningshorizon. Dergelijke aanname veronderstelt wel een grondig en doorgedreven onderhoud. Onderhoud is op te splitsen in twee categorieën: regelmatig klein onderhoud en groot onderhoud. Het klein onderhoud wordt verondersteld jaarlijks op te treden, het groot onderhoud zal aan een lagere frequentie voorkomen. Een laatste kost die zich in de toekomst bevindt, zijn exploitatiekosten. De exploitatiekosten worden uitgemaakt door personeelskosten, elektriciteitskosten (en onderhoudskosten). In de onderhoudskosten zijn wel al de personeelskosten voor onderhoud inbegrepen. De exploitatiekosten worden op een maandelijkse schaal beschouwd. In de huidige opdracht worden onderhouds-, inspectie- en exploitatiekosten in rekening gebracht. Afschrijvingskosten worden niet beschouwd voor bouwkundige werken. De actualisatie gebeurt niet bij de kostenbepaling, maar bij de kosten-baten afweging. A.3 Mogelijke maatregelen A.3.1 Aggregatie van maatregelen In het geheel van denkbare maatregelen dient een onderscheid gemaakt te worden tussen het niveau bouwsteen en het niveau cluster. Daarbij zijn de maatregelen van het niveau bouwsteen de basismaatregelen zoals bv. een onteigening of een dijkverhoging. Een niveau hoger, worden deze basismaatregelen gecombineerd tot clusters van maatregelen: cluster verwerven cluster grondwerken cluster waterkering cluster kunstwerk Een speciale vorm van een gecombineerde maatregel in deze context is een GOG. De inrichting van een GOG omvat mogelijk een combinatie van basismaatregelen uit verschillende maatregelenclusters: onteigening, dijkverhoging, bouw van een inlaatconstructie, bouw van een uitlaatconstructie De kost wordt bepaald op niveau van de basismaatregelen en nadien gesommeerd om tot de kost van de gecombineerde maatregel te komen. A.3.2 Overzicht van maatregelen niveau bouwsteen Onderstaand wordt per cluster van maatregelen een overzicht gegeven van de bouwsteenmaatregelen: Verwerven: waarde van gronden; waarde van gebouwen; waarde van handelsfondsen; kosten van afbraak van gebouwen; Definitieve versie WL2015R13_098_4 140

154 Grondwerken: ruiming van een waterloop; dijkverhoging / -verlaging; afgraving; Waterkering: bouw van een waterkerende muur; bouw van een stalen damwand; afbraak van bestaande waterkering; Kunstwerk: doorvoerconstructies; vaste stuwen; beweegbare stuwen; pompstations; A.4 Vergelijking kostenraming ORBP-Seine Schelde West Onderstaand wordt een vergelijking gemaakt tussen de eenheidsprijzen die gebruikt zijn in de MKBA (Maatschappelijke kosten-baten) studie van Seine Schelde West (SSW) en de ORBP-VMM studie. Omdat de studies andere percentages hanteren voor de verrekening van onvoorziene kosten (20% bij ORBP en 5% bij SSW), engineeringskosten (11% bij ORBP en 10% bij SSW) en toekomstige kosten (5%/jaar bij ORBP en %/jaar bij SSW) liggen de bekomen totale kosten sterk uiteen. Onderstaand wordt een overzicht gegeven van de initiele kostprijzen die gebruikt zijn in beide studies. Omdat de toegepaste percentages sterk verschillen tussen beide studies, lopen de totale kosten sterk uiteen. De eenheidsprijzen worden daarom best vergeleken als kostenraming, voordat bijkomende kosten verrekend worden. Uit Tabel bijlage A - 1 blijkt dat de kost van een nieuwe stuw en het aanpassen van een brug sterk onderschat worden in de ORBP studie. Voor de eenheidsprijzen van een jaagpad en een dijk zijn er echter wel goede overeenkomsten. De eenheidsprijzen voor een damwand zijn eveneens lager in de ORBP studie. In de ORBP studie is er voor de onderhouds- en exploitatiekosten slechts 2%/jaar gerekend voor damwanden in de veronderstelling dat damwanden robuust zijn en minder onderhoud vereisen dan bijvoorbeeld gronddijken. Op basis van de gegevens in Tabel bijlage A - 1 is er besloten om de eenheidskosten voor stuwen en bruggen die in de ORBP-VMM studie gebruikt zijn voor deze ORBP studie aan te passen naar de kostenramingen van SSW. Voor de kostprijs van de damwanden zijn er geen aanpassingen gebeurd. De kostenramingen hebben dezelfde grootteorde. Omdat de kostprijs van een damwand sterk afhankelijk is van de locale situatie en omdat er in de ORBP studie geen scenario s zijn met een positieve NAW waarin er damwanden gebruikt worden is er beslist om de kostenraming voor damwanden niet aan te passen. Definitieve versie WL2015R13_098_4 141

155 Overige kosten Tabel bijlage A - 1: Overzicht van de eenheidsprijzen van maatregelen bij verschillende kostenposten voor de ORBP en SSW studie Kostenraming Voorziene kosten Bouwkosten Investeringskosten Totale kosten - Nader te detailleren en indirecte kosten Onvoorziene kosten Engineeringskosten Onderhoud en exploitatiekosten Studie SSW ORBP SSW ORBP SSW ORBP SSW ORBP SSW ORBP Perc. [%] en Brug [10³EUR] Stuw [10³EUR] Jaagpad [EUR/m] Dijk [EUR/m³] Damwand [EUR/m] A.5 Voorbeeld kostenberekening GOG De inrichting van een GOG is een combinatie van basismaatregelen uit verschillende maatregelenclusters. Voor een GOG worden de volgende kostenposten in rekening gebracht: o o o het aanleggen van een afsluitdijk(en); het bouwen van een regelkunstwerk; het aanleggen van dijk(en) ter bescherming van woningen die bedreigd worden door de aanleg van het GOG. Bijkomend worden de kosten in rekening gebracht voor de onteigening van enerzijds de overstromingscontour met een terugkeerperiode van één jaar binnen het GOG, alsook het grondvlak van de aan te leggen dijklichamen Onderstaand wordt elke kostenpost in detail besproken voor het voorbeeld van het GOG Kasteelmolen met vulpeil 46.0mTAW in het modelgebied van de Maarkebeek. A.5.1 Aanleggen afsluitdijk Bij de aanleg van een afsluitdijk wordt steeds een veiligheidsmarge van 0.5 m in rekening genomen. De kruinhoogte van de aan te leggen dijk is dus steeds 0.5m hoger dan het vooropgestelde vulpeil. In het geval van een harde waterkering wordt eerder 0.3 m gehanteerd. In Figuur bijlage A - 2 wordt een detail van de kostentool weergegeven met aanduiding van de verschillende kostenposten voor het aanleggen van de afsluitdijk. Figuur bijlage A - 2: Detail van de kostenposten voor het aanleggen van een afsluitdijk uit de kostentool 6 Het toegepaste percentage is afhankelijk van de complexiteit van de werken en de totale bouwkost Definitieve versie WL2015R13_098_4 142

156 A.5.2 Aanleggen dijk ter bescherming woning Bij de aanleg van een dijk ter bescherming van een individuele woning worden gelijkaardige kosten in rekening genomen. In Figuur bijlage A - 3 wordt een detail van de kostentool weergegeven met aanduiding van de verschillende kostenposten voor het aanleggen van de dijk. Figuur bijlage A - 3: Detail van de kostenposten voor het aanleggen van een dijk ter bescherming van een woning uit de kostentool A.5.3 Regelkunstwerk De raming van de kostprijs van een beweegbare stuw vraagt een aantal parameters, die in de fase van conceptueel ontwerp niet gekend zijn. Daarom is een vaste totale kostprijs afgeleid voor een beweegbare stuw, waarin een onderscheid gemaakt wordt tussen een beweegbare stuw op een bevaarbare waterloop ( EUR), een waterloop van 1 ste categorie ( EUR) en een waterloop van 2 de categorie ( EUR).. Het verschil in bouwkost van een beweegbare stuw op een bevaarbare waterloop en waterlopen van 1 ste en 2 de categorie wordt gevormd door een aantal parameters. Zo is de breedte van de waterloop en dus van de structuur groter bij een bevaarbare waterloop dan bij waterlopen van 1 ste en 2 de categorie. Daarnaast zijn beweegbare structuren op een bevaarbare waterloop complexere structuren, waardoor het gebruik van geprefabriceerde (beton)elementen minder voorkomt en de engineeringkosten hoger liggen. Daartegenover staan beweegbare stuwen op een waterloop van 2 de categorie, waarbij eventueel gebruik kan gemaakt worden van geprefabriceerde elementen en de grotere eenvoud de engineeringkosten kan drukken. A.5.4 Onteigening grondvlak dijk(en) Ter bepaling van de kosten van het aankopen van het grondvlak van de dijk zijn in de kostentool regioafhankelijke prijzen voor verschillende landgebruiksklassen beschikbaar. In het huidige voorbeeld bestaat het landgebruik voornamelijk uit akker- en weiland. Volgens de modelsimulaties betreft het een locatie die in de huidige toestand ook reeds frequent overstroomt. Daarom is er voor gekozen om de waarde gelijk te stellen aan deze van de laagste categorie landbouwgrond. A.5.5 Figuur bijlage A - 4: Detail van de onteigening van het grondvlak van een dijk uit de kostentool Overige kosten De overige kosten zijn bepaald zoals beschreven in A.2.3 en A.2.4. De som van de totale investeringskost en de toekomstige onderhouds- en exploitatiekost geeft de totale kostprijs, die weergegeven wordt in de ORBP rapportering. Definitieve versie WL2015R13_098_4 143

Onderbouwing van het Overstromingsrisicobeheerplan van de onbevaarbare waterlopen. ORBP-analyse Basisrapport

Onderbouwing van het Overstromingsrisicobeheerplan van de onbevaarbare waterlopen. ORBP-analyse Basisrapport Onderbouwing van het Overstromingsrisicobeheerplan van de onbevaarbare waterlopen ORBP-analyse Basisrapport DOCUMENTBESCHRIJVING TITEL Onderbouwing van het Overstromingsrisicobeheerplan van de onbevaarbare

Nadere informatie

Europese richtlijn overstromingsrisico s (ROR) Overstromingsrisico s in plannen en op de kaart

Europese richtlijn overstromingsrisico s (ROR) Overstromingsrisico s in plannen en op de kaart Europese richtlijn overstromingsrisico s (ROR) Overstromingsrisico s in plannen en op de kaart Europese richtlijn overstromingsrisico s Overstromingsrisico s in plannen en op de kaart Richtlijn overstromingsrisico

Nadere informatie

Waterbalans Seine-Schelde West ADVIES WATERBOUWKUNDIG LABORATORIUM

Waterbalans Seine-Schelde West ADVIES WATERBOUWKUNDIG LABORATORIUM Waterbalans Seine-Schelde West ADVIES WATERBOUWKUNDIG LABORATORIUM 765_55 WL Adviezen Waterbalans Seine-Schelde West Advies Waterbouwkundig Laboratorium Pereira, F.; Mostaert, F. Februari 2012 WL2012A765_55_rev3_0

Nadere informatie

Toelichting modelleringstudies Zenne- Kanaal Brussel Charleroi. Fernando Pereira 15/04/2014 Brussel

Toelichting modelleringstudies Zenne- Kanaal Brussel Charleroi. Fernando Pereira 15/04/2014 Brussel Toelichting modelleringstudies Zenne- Kanaal Brussel Charleroi Fernando Pereira 15/04/2014 Brussel Modellering Zenne Kanaal Brussel Charleroi Aanleiding: de was van november 2010 Vraag voor overkoepelende

Nadere informatie

waterveiligheid ORBP IJZER Studiedag Departement Omgeving 09/10/2017 Micheline Gruwé (W&Z)

waterveiligheid ORBP IJZER Studiedag Departement Omgeving 09/10/2017 Micheline Gruwé (W&Z) waterveiligheid ORBP IJZER Studiedag Departement Omgeving 09/10/2017 Micheline Gruwé (W&Z) waterveiligheid 1. Beleidsmatig en juridisch kader opmaak ORBP 2. Traject via een geïntegreerde, maatschappelijk

Nadere informatie

Resultaten CLIMAR onderzoek Veilig wonen aan de Kust tot 2100

Resultaten CLIMAR onderzoek Veilig wonen aan de Kust tot 2100 Resultaten CLIMAR onderzoek Veilig wonen aan de Kust tot 2100 Symposium Knokke-Heist 9 januari 2010 Toon Verwaest, Johan Reyns Waterbouwkundig Laboratorium Veilig wonen aan de Kust tot 2050 tot 2050 ~

Nadere informatie

Ontwerp startbeslissing signaalgebied KOULAAK HERENTALS

Ontwerp startbeslissing signaalgebied KOULAAK HERENTALS Ontwerp startbeslissing signaalgebied KOULAAK HERENTALS STATUS/VERSIE: Goedgekeurd door Vlaamse Regering dd 24/1/2014 LEESWIJZER Op 24 januari 2014 nam de Vlaamse Regering een beslissing over de vervolgstappen

Nadere informatie

Klimaatverandering, waterhuishouding en adaptatienoden in Vlaanderen

Klimaatverandering, waterhuishouding en adaptatienoden in Vlaanderen Klimaatverandering, waterhuishouding en adaptatienoden in Vlaanderen enkele aanvullende beschouwingen prof. dr. ir. Patrick Willems K.U.Leuven Afdeling Hydraulica Toekomstig klimaat? huidig klimaat: gematigd

Nadere informatie

Ruimtelijke klimaatscenario s voor Vlaanderen. & Impact op overstromingen en droogte

Ruimtelijke klimaatscenario s voor Vlaanderen. & Impact op overstromingen en droogte Ruimtelijke klimaatscenario s voor Vlaanderen & Impact op overstromingen en droogte Prof. dr. ir. Patrick WILLEMS KU Leuven - Afdeling Hydraulica Klimaateffecten & -impacten Klimaateffecten & -impacten

Nadere informatie

Meerlaagse Waterveiligheid: resultaten van de ORBP-studie. Kris Cauwenberghs verantwoordelijke dienst hoogwaterbeheer

Meerlaagse Waterveiligheid: resultaten van de ORBP-studie. Kris Cauwenberghs verantwoordelijke dienst hoogwaterbeheer Meerlaagse Waterveiligheid: resultaten van de ORBP-studie Kris Cauwenberghs verantwoordelijke dienst hoogwaterbeheer Symposium Meerlaagse Waterveiligheid Antwerpen 17 juni 2013 Inhoud 1. Inleiding & overstromingsrichtlijn

Nadere informatie

Impact van klimaatverandering op hydrologie en de gevolgen voor overstromingen en watertekorten

Impact van klimaatverandering op hydrologie en de gevolgen voor overstromingen en watertekorten Impact van klimaatverandering op hydrologie en de gevolgen voor overstromingen en watertekorten Katrijn Holvoet, Thomas Vansteenkiste, Wouter Vanneuville, Patrick Willems 09-03-2010 Gent Inhoud Situering

Nadere informatie

Overzicht laagwaterseizoen 2009

Overzicht laagwaterseizoen 2009 746_03 WL Rapporten www.watlab.be departement Mobiliteit en Openbare Werken Boeckx, L.; Deschamps, M.; Van Eerdenbrugh, K.; Mostaert, F. December 2009 WL2009R746_03_rev2_0 Deze publicatie dient als volgt

Nadere informatie

Ontwerp startbeslissing signaalgebied SINT-PIETERSWIJK BRAKEL

Ontwerp startbeslissing signaalgebied SINT-PIETERSWIJK BRAKEL Ontwerp startbeslissing signaalgebied SINT-PIETERSWIJK BRAKEL STATUS/VERSIE: versie 2 wijzigingen goedgekeurd door Vlaamse Regering dd 31/03/2017 LEESWIJZER Dit document geeft voor het betrokken signaalgebied

Nadere informatie

De nieuwe visie van de Meerlaagse Waterveiligheid

De nieuwe visie van de Meerlaagse Waterveiligheid De nieuwe visie van de Meerlaagse Waterveiligheid met de 3 P s Protectie, Preventie en Paraatheid Kris Cauwenberghs verantwoordelijke dienst hoogwaterbeheer Water in Transitie Antwerpen 22 oktober 2013

Nadere informatie

Ontwerp startbeslissing signaalgebied WOONGEBIED WEST IEPER

Ontwerp startbeslissing signaalgebied WOONGEBIED WEST IEPER Ontwerp startbeslissing signaalgebied WOONGEBIED WEST IEPER STATUS/VERSIE: Goedgekeurd door de Vlaamse Regering d.d. 9/05/2014 LEESWIJZER Dit document geeft voor het betrokken signaalgebied invulling aan

Nadere informatie

Ontwerp startbeslissing signaalgebied SINT-PIETERSMOLENWIJK BRUGGE

Ontwerp startbeslissing signaalgebied SINT-PIETERSMOLENWIJK BRUGGE Ontwerp startbeslissing signaalgebied SINT-PIETERSMOLENWIJK BRUGGE STATUS/VERSIE: Goedgekeurd door de Vlaamse Regering d.d. 9/05/2014 LEESWIJZER Dit document geeft voor het betrokken signaalgebied invulling

Nadere informatie

Eilanden Oostkust. Deelrapport 1 : EFFECTEN VAN DE EILANDEN OP DE STROMING. departement Mobiliteit en Openbare Werken.

Eilanden Oostkust. Deelrapport 1 : EFFECTEN VAN DE EILANDEN OP DE STROMING. departement Mobiliteit en Openbare Werken. International Marine & Dredging Consultants departement Mobiliteit en Openbare Werken Eilanden Oostkust Deelrapport 1 : EFFECTEN VAN DE EILANDEN OP DE STROMING 14_006 WL Rapporten Vlaamse overheid Eilanden

Nadere informatie

Ontwerp startbeslissing signaalgebied HEIKEN VORSELAAR

Ontwerp startbeslissing signaalgebied HEIKEN VORSELAAR Ontwerp startbeslissing signaalgebied HEIKEN VORSELAAR STATUS/VERSIE: Goedgekeurd door Vlaamse Regering dd 14/1/2014 LEESWIJZER Op 24 januari 2014 nam de Vlaamse Regering een beslissing over de vervolgstappen

Nadere informatie

Ontwerp startbeslissing signaalgebied WUG AFWAARTS NEDERBRAKEL - BREEVELD BRAKEL

Ontwerp startbeslissing signaalgebied WUG AFWAARTS NEDERBRAKEL - BREEVELD BRAKEL Ontwerp startbeslissing signaalgebied WUG AFWAARTS NEDERBRAKEL - BREEVELD BRAKEL STATUS/VERSIE: Goedgekeurd door de Vlaamse Regering d.d. 8/05/2015 LEESWIJZER Dit document geeft voor het betrokken signaalgebied

Nadere informatie

Ontwerp startbeslissing signaalgebied SINT-CAMILLUSWIJK (SG_R3_GKA_04) GENT

Ontwerp startbeslissing signaalgebied SINT-CAMILLUSWIJK (SG_R3_GKA_04) GENT Ontwerp startbeslissing signaalgebied SINT-CAMILLUSWIJK (SG_R3_GKA_04) GENT STATUS/VERSIE: goedgekeurd door CIW op 22/06/2016 LEESWIJZER Op [nog voor te leggen] nam de Vlaamse Regering een beslissing over

Nadere informatie

Invloed van klimaatverandering op hydrologische extremen (hoog- en laagwater langs rivieren in het Vlaamse binnenland)

Invloed van klimaatverandering op hydrologische extremen (hoog- en laagwater langs rivieren in het Vlaamse binnenland) 1 Invloed van klimaatverandering op hydrologische extremen (hoog- en laagwater langs rivieren in het Vlaamse binnenland) Op 26 augustus 2008 heeft Omar Boukhris een doctoraatsstudie verdedigd aan de K.U.Leuven

Nadere informatie

Ontwerp startbeslissing signaalgebied ZEGELSEM-PERLINKBEEK BRAKEL

Ontwerp startbeslissing signaalgebied ZEGELSEM-PERLINKBEEK BRAKEL Ontwerp startbeslissing signaalgebied ZEGELSEM-PERLINKBEEK BRAKEL STATUS/VERSIE: Goedgekeurd door de Vlaamse Regering d.d. 8/05/2015 LEESWIJZER Dit document geeft voor het betrokken signaalgebied invulling

Nadere informatie

Ontwerp startbeslissing signaalgebied KERKMEERS BRAKEL

Ontwerp startbeslissing signaalgebied KERKMEERS BRAKEL Ontwerp startbeslissing signaalgebied KERKMEERS BRAKEL STATUS/VERSIE: Goedgekeurd door de Vlaamse Regering d.d. 8/05/2015 LEESWIJZER Dit document geeft voor het betrokken signaalgebied invulling aan de

Nadere informatie

Ontwerp startbeslissing signaalgebied KERKEBERGEN KEERBERGEN

Ontwerp startbeslissing signaalgebied KERKEBERGEN KEERBERGEN Ontwerp startbeslissing signaalgebied KERKEBERGEN KEERBERGEN STATUS/VERSIE: Goedgekeurd door de Vlaamse Regering d.d. 9/05/2014 LEESWIJZER Dit document geeft voor het betrokken signaalgebied invulling

Nadere informatie

Ontwerp startbeslissing signaalgebied KOEVOET WINGENE

Ontwerp startbeslissing signaalgebied KOEVOET WINGENE Ontwerp startbeslissing signaalgebied KOEVOET WINGENE STATUS/VERSIE: Goedgekeurd door de Vlaamse Regering d.d. 9/05/2014 LEESWIJZER Dit document geeft voor het betrokken signaalgebied invulling aan de

Nadere informatie

Modelactualisatie en opmaak overstromingskaarten ihkv. ROR

Modelactualisatie en opmaak overstromingskaarten ihkv. ROR departement Mobiliteit en Openbare Werken Modelactualisatie en opmaak overstromingskaarten ihkv. ROR BARBIERBEEK 13_064 WL Rapporten Vlaamse overheid International Marine & Dredging Consultants Modelactualisatie

Nadere informatie

Klimaatscenario s voor Vlaanderen, en impact op de waterhuishouding

Klimaatscenario s voor Vlaanderen, en impact op de waterhuishouding Vlaamse Klimaatconferentie: Adaptatie, 26.5.2011, Antwerpen Klimaatscenario s voor Vlaanderen, en impact op de waterhuishouding Johan Brouwers Dienst Milieurapportering - MIRA, Vlaamse Milieumaatschappij

Nadere informatie

Overzicht. Primaire effecten Secundaire effecten Indicatoren Kwantificatie Aanpassingsmaatregelen en evaluatie Conclusies

Overzicht. Primaire effecten Secundaire effecten Indicatoren Kwantificatie Aanpassingsmaatregelen en evaluatie Conclusies CLIMAR Overstromingsrisico s aan de kust en kustverdediging J. Reyns, T. Verwaest 25/05/2011 Centrum Staf Versluys, Bredene Overzicht Primaire effecten Secundaire effecten Indicatoren Kwantificatie Aanpassingsmaatregelen

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 23 november 2006 (OR. en) 12131/6/06 REV 6 ADD 1. Interinstitutioneel Dossier: 2006/0005 (COD) ENV 429 CODEC 826

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 23 november 2006 (OR. en) 12131/6/06 REV 6 ADD 1. Interinstitutioneel Dossier: 2006/0005 (COD) ENV 429 CODEC 826 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 23 november 2006 (OR. en) Interinstitutioneel Dossier: 2006/0005 (COD) 12131/6/06 REV 6 ADD 1 ENV 429 CODEC 826 MOTIVERING VAN DE RAAD Betreft: Gemeenschappelijk standpunt

Nadere informatie

Impact van klimaatverandering op hydrologische extremen langs Vlaamse waterlopen

Impact van klimaatverandering op hydrologische extremen langs Vlaamse waterlopen Impact van klimaatverandering op hydrologische extremen langs Vlaamse waterlopen P.Willems, O.Boukhris, J.Berlamont K.U.Leuven Afdeling Hydraulica i.s.m. KMI (P.Baguis, E.Roulin, G. Demarée) & IMDC (J.Blanckaert)

Nadere informatie

Ontwerp startbeslissing signaalgebied HUTTEN N71 MOL

Ontwerp startbeslissing signaalgebied HUTTEN N71 MOL Ontwerp startbeslissing signaalgebied HUTTEN N71 MOL STATUS/VERSIE: Goedgekeurd door Vlaamse Regering dd 14/1/2014 LEESWIJZER Op 24 januari 2014 nam de Vlaamse Regering een beslissing over de vervolgstappen

Nadere informatie

De kustpolders: Hoe behoud een essentiële stap is richting duurzame ontwikkeling

De kustpolders: Hoe behoud een essentiële stap is richting duurzame ontwikkeling De kustpolders: Hoe behoud een essentiële stap is richting duurzame ontwikkeling Prof. dr. Patrick Meire Universiteit Antwerpen Ecosystem management research group De polders, tussen de kust en zandig/zandlemig

Nadere informatie

Invloed van klimaatverandering op hoog- en laagwater in Vlaanderen

Invloed van klimaatverandering op hoog- en laagwater in Vlaanderen 1 Invloed van klimaatverandering op hoog- en laagwater in Vlaanderen KU Leuven onderzocht voor het Waterbouwkundig Laboratorium van de Vlaamse Overheid en de Vlaamse Milieumaatschappij de invloed van de

Nadere informatie

11de Waterforum: Waterschaarste en droogte, de nieuwe realiteit

11de Waterforum: Waterschaarste en droogte, de nieuwe realiteit 11de Waterforum: Waterschaarste en droogte, de nieuwe realiteit Analyse van de waterbeschikbaarheid in Vlaanderen, huidige toestand en uitdagingen naar de toekomst Fernando Pereira Waterbouwkundig Laboratorium

Nadere informatie

Info-sessie VLAGG-project. Vlaamse Afstromingsgevoelige Gebieden

Info-sessie VLAGG-project. Vlaamse Afstromingsgevoelige Gebieden Info-sessie VLAGG-project Vlaamse Afstromingsgevoelige Gebieden Programma 1. Welkom en situering - Kris Cauwenberghs, VMM 2. Voorstelling inhoud en resultaten van het VLAGG-project Tom Feyaerts, Hydroscan

Nadere informatie

Lessen uit de watersnood van 13 tot 17 november Persconferentie 17 december 2010 Crisiszaal Federaal Huis

Lessen uit de watersnood van 13 tot 17 november Persconferentie 17 december 2010 Crisiszaal Federaal Huis Lessen uit de watersnood van 13 tot 17 november 2010 Persconferentie 17 december 2010 Crisiszaal Federaal Huis 1 Crisisbeleid De Oost-Vlaamse provinciale crisiscel is dé plaats waar veiligheidsdiensten

Nadere informatie

Water Netwerk. Implementatie EU ROR 2 e fase februari Presentatie ten behoeve van. Jan Kruijshoop

Water Netwerk. Implementatie EU ROR 2 e fase februari Presentatie ten behoeve van. Jan Kruijshoop Implementatie EU ROR 2 e fase 2016-2012 Presentatie ten behoeve van Water Netwerk 11 februari 2016 Jan Kruijshoop Rijkswaterstaat Projectleider implementatie 2 e fase EU ROR 2016-2021 EU ROR Richtlijn

Nadere informatie

Ontwerp startbeslissing signaalgebied KORTENDAM-LANGENDAM (SG_R3_GKA_10) EVERGEM

Ontwerp startbeslissing signaalgebied KORTENDAM-LANGENDAM (SG_R3_GKA_10) EVERGEM Ontwerp startbeslissing signaalgebied KORTENDAM-LANGENDAM (SG_R3_GKA_10) EVERGEM STATUS/VERSIE: goedgekeurd door de Vlaamse Regering op 31/03/2017 LEESWIJZER Op 31/03/2017 nam de Vlaamse Regering een beslissing

Nadere informatie

Gebruik van overstromingskaarten voor verschillende watergerelateerde beheers- en beleidsinstrumenten

Gebruik van overstromingskaarten voor verschillende watergerelateerde beheers- en beleidsinstrumenten E. D Haeseleer, W. Vanneuville, K. Van Eerdenbrugh en F. Mostaert Waterbouwkundig Laboratorium Gebruik van overstromingskaarten voor verschillende watergerelateerde beheers- en beleidsinstrumenten In Vlaanderen

Nadere informatie

Ontwerp startbeslissing signaalgebied DE GAVERS GERAARDSBERGEN

Ontwerp startbeslissing signaalgebied DE GAVERS GERAARDSBERGEN Ontwerp startbeslissing signaalgebied DE GAVERS GERAARDSBERGEN STATUS/VERSIE: Goedgekeurd door Vlaamse Regering dd 14/1/2014 LEESWIJZER Op 24 januari 2014 nam de Vlaamse Regering een beslissing over de

Nadere informatie

Het gebruik van numerieke modellen ter ondersteuning in crisisperiodes

Het gebruik van numerieke modellen ter ondersteuning in crisisperiodes Terug naar overzicht Het gebruik van numerieke modellen ter ondersteuning in crisisperiodes Katrien Van Eerdenbrugh Het gebruik van numerieke modellen ter ondersteunin in crisisperiodes Neerslag Hoeveel?

Nadere informatie

Ontwerp startbeslissing signaalgebied CAMPUS DIEPENBEEK DIEPENBEEK, HASSELT

Ontwerp startbeslissing signaalgebied CAMPUS DIEPENBEEK DIEPENBEEK, HASSELT Ontwerp startbeslissing signaalgebied CAMPUS DIEPENBEEK DIEPENBEEK, HASSELT STATUS/VERSIE: Goedgekeurd door Vlaamse Regering dd 14/1/2014 LEESWIJZER Op 24 januari 2014 nam de Vlaamse Regering een beslissing

Nadere informatie

Ontwerp startbeslissing signaalgebied DORMAALBEEK WALSBETS (SG_R3_DEM_17) LANDEN

Ontwerp startbeslissing signaalgebied DORMAALBEEK WALSBETS (SG_R3_DEM_17) LANDEN Ontwerp startbeslissing signaalgebied DORMAALBEEK WALSBETS (SG_R3_DEM_17) LANDEN STATUS/VERSIE: goedgekeurd door de Vlaamse Regering op 31/03/2017 LEESWIJZER Op 31/03/2017 nam de Vlaamse Regering een beslissing

Nadere informatie

Studiedag Infiltratie 15-16/06/2017

Studiedag Infiltratie 15-16/06/2017 Opstellen van richtlijnen voor het meten van de infiltratiecapaciteit en het modelmatig onderbouwen voor de dimensionering van infiltratievoorzieningen Studiedag Infiltratie 15-16/06/2017 Modellering en

Nadere informatie

Vlaamse Baaien Duurzame Kust als rode draad

Vlaamse Baaien Duurzame Kust als rode draad Vlaamse Baaien Duurzame Kust als rode draad ir. Luc Van Damme Projectleider Vlaamse Baaien Afdeling Maritieme Toegang Departement Mobiliteit en Openbare Werken Project Vlaamse Baaien 2100 initiatief van

Nadere informatie

WATERPROEF. Het geactualiseerde SIGMAPLAN en de Antwerpse Scheldekaaien. Naar een klimaatbestendig Antwerpen

WATERPROEF. Het geactualiseerde SIGMAPLAN en de Antwerpse Scheldekaaien. Naar een klimaatbestendig Antwerpen WATERPROEF Naar een klimaatbestendig Antwerpen Het geactualiseerde SIGMAPLAN en de Antwerpse Scheldekaaien ir. Hans De Preter Waterwegen & Zeekanaal NV afdeling Zeeschelde Celhoofd Investeringen 1. De

Nadere informatie

GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN

GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN 53907 GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN VLAAMSE GEMEENSCHAP COMMUNAUTE FLAMANDE N. 2010 2874 VLAAMSE OVERHEID 16 JULI 2010.

Nadere informatie

Invloed van de klimaatverandering op hydrologische extremen in Vlaanderen

Invloed van de klimaatverandering op hydrologische extremen in Vlaanderen Invloed van de klimaatverandering op hydrologische extremen in Vlaanderen Patrick Willems K.U.Leuven - Afdeling Hydraulica i.s.m. Koninklijk Meteorologisch Instituut van België Lopend onderzoek CCI-HYDR

Nadere informatie

Beslissing over het verzoek tot ontheffing van de project-mer-plicht. Duurzaam Beheerplan Boven-Zeeschelde

Beslissing over het verzoek tot ontheffing van de project-mer-plicht. Duurzaam Beheerplan Boven-Zeeschelde Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 BRUSSEL Tel: 02/553.80.79 e-mail: mer@vlaanderen.be

Nadere informatie

Bevaarbare waterlopen beheerd in functie van mogelijke klimaatveranderingen

Bevaarbare waterlopen beheerd in functie van mogelijke klimaatveranderingen Bevaarbare waterlopen beheerd in functie van mogelijke klimaatveranderingen Katrien Van Eerdenbrugh Waterbouwkundig Laboratorium discussienamiddag Global Change en Watersystemen Woensdag 26 mei 2004 "De

Nadere informatie

Milieukwantiteit: van doelstelling tot actieprogramma

Milieukwantiteit: van doelstelling tot actieprogramma Milieukwantiteit: van doelstelling tot actieprogramma Sven Verbeke, VMM, co-voorzitter CIW WG Waterkwantiteit 12 januari 2015, Hoorzitting Raden Overzicht Kader Visie Methodiek en resultaten Toekomst Kader

Nadere informatie

Startbeslissing signaalgebied LUYCKVOORTSEBEEK (SG_R3_MAA_03) BRECHT

Startbeslissing signaalgebied LUYCKVOORTSEBEEK (SG_R3_MAA_03) BRECHT Startbeslissing signaalgebied LUYCKVOORTSEBEEK (SG_R3_MAA_03) BRECHT STATUS/VERSIE: goedgekeurd door de Vlaamse Regering op 31/03/2017 LEESWIJZER Op 31/03/2017 nam de Vlaamse Regering een beslissing over

Nadere informatie

EEN DIJK VAN EEN PLAN. Wim Dauwe

EEN DIJK VAN EEN PLAN. Wim Dauwe EEN DIJK VAN EEN PLAN Wim Dauwe 25-02-2016 De evolutie van het Sigmaplan Waarom het Sigmaplan? Het Sigmaplan in 1977 Actualisatie is noodzakelijk Het geactualiseerde Sigmaplan De evolutie van het Sigmaplan

Nadere informatie

Ontwerp startbeslissing signaalgebied SINT-TRUDOSTRAAT WEST BRUGGE (ASSEBROEK)

Ontwerp startbeslissing signaalgebied SINT-TRUDOSTRAAT WEST BRUGGE (ASSEBROEK) Ontwerp startbeslissing signaalgebied SINT-TRUDOSTRAAT WEST BRUGGE (ASSEBROEK) STATUS/VERSIE: Goedgekeurd door de Vlaamse Regering d.d. 9/05/2014 LEESWIJZER Dit document geeft voor het betrokken signaalgebied

Nadere informatie

Invloed van menselijke ingrepen en klimaatsverandering op de evolutie van zoet-zoutwaterverdeling in het Vlaamse kustgebied

Invloed van menselijke ingrepen en klimaatsverandering op de evolutie van zoet-zoutwaterverdeling in het Vlaamse kustgebied Invloed van menselijke ingrepen en klimaatsverandering op de evolutie van zoet-zoutwaterverdeling in het Vlaamse kustgebied Luc Lebbe Onderzoeksgroep Grondwatermodellering Vakgebied Geologie en Bodemkunde

Nadere informatie

Peter Viaene. WL Introductiecursus Integraal Waterbeheer 29 & 30 november 2007

Peter Viaene. WL Introductiecursus Integraal Waterbeheer 29 & 30 november 2007 Hydrologisch InformatieCentrum Peter Viaene Hydrologisch Informatiecentrum Waterbouwkundig Laboratorium Technisch ondersteunende diensten Departement Mobiliteit en Openbare Werken Berchemlei 115 2140 Borgerhout

Nadere informatie

Ontwerp startbeslissing signaalgebied CICINDRIA BEVINGEN (SG_R3_DEM_15) SINT-TRUIDEN

Ontwerp startbeslissing signaalgebied CICINDRIA BEVINGEN (SG_R3_DEM_15) SINT-TRUIDEN Ontwerp startbeslissing signaalgebied CICINDRIA BEVINGEN (SG_R3_DEM_15) SINT-TRUIDEN STATUS/VERSIE: goedgekeurd door de Vlaamse Regering op 31/03/2017 LEESWIJZER Op 31/03/2017 nam de Vlaamse Regering een

Nadere informatie

Startbeslissing signaalgebied WUG NEEROETEREN (SG_R3_MAA_02) MAASEIK

Startbeslissing signaalgebied WUG NEEROETEREN (SG_R3_MAA_02) MAASEIK Startbeslissing signaalgebied WUG NEEROETEREN (SG_R3_MAA_02) MAASEIK STATUS/VERSIE: goedgekeurd door de Vlaamse Regering op 31/03/2017 LEESWIJZER Op 31/03/2017 nam de Vlaamse Regering een beslissing over

Nadere informatie

Lithologische kaart Beneden Zeeschelde. Resultaten korrelanalyse sedimentstalen

Lithologische kaart Beneden Zeeschelde. Resultaten korrelanalyse sedimentstalen Lithologische kaart Beneden Zeeschelde Resultaten korrelanalyse sedimentstalen 736_56 WL Rapporten Lithologische kaart Beneden Zeeschelde Resultaten korrelanalyse sedimentstalen Vos, G.; Bastiaensen, E.;

Nadere informatie

Grenzeloze Schelde 25 november 2013. MDK-Afdeling Kust Kustbescherming- Masterplan Kustveiligheid. ir. Peter DeWolf

Grenzeloze Schelde 25 november 2013. MDK-Afdeling Kust Kustbescherming- Masterplan Kustveiligheid. ir. Peter DeWolf Grenzeloze Schelde 25 november 2013 MDK-Afdeling Kust Kustbescherming- Masterplan Kustveiligheid ir. Peter DeWolf Een kunstmatig versterkte kustlijn 38 km zeedijken (meer dan de helft van de kustlijn)

Nadere informatie

Ontwerp startbeslissing signaalgebied ZIEKELINGENSTRAAT (SG_R3_DIJ_08) LEUVEN

Ontwerp startbeslissing signaalgebied ZIEKELINGENSTRAAT (SG_R3_DIJ_08) LEUVEN Ontwerp startbeslissing signaalgebied ZIEKELINGENSTRAAT (SG_R3_DIJ_08) LEUVEN STATUS/VERSIE: goedgekeurd door CIW op 22/06/2016 LEESWIJZER Op [nog voor te leggen] nam de Vlaamse Regering een beslissing

Nadere informatie

Het Masterplan Kustveiligheid

Het Masterplan Kustveiligheid Het Masterplan Kustveiligheid Symposium Natuurlijke Kustbescherming, 23/10/17 Ir. Daphné Thoon MDK-Afdeling Kust A low-lying Laaghinterland liggend achterland Meer dan 85% van de polders ligt onder +5

Nadere informatie

De effecten van verdroging als gevolg van de klimaatwijziging en urbanisatie op oppervlaktewater

De effecten van verdroging als gevolg van de klimaatwijziging en urbanisatie op oppervlaktewater De effecten van verdroging als gevolg van de klimaatwijziging en urbanisatie op oppervlaktewater Prof. dr. ir. Patrick Willems KU Leuven Dept. Burgerlijke Bouwkunde Afdeling Hydraulica Vroegere klimaatscenario

Nadere informatie

DE VLAAMSE MINISTER VAN MOBILITEIT, OPENBARE WERKEN, VLAAMSE RAND, TOERISME EN DIERENWELZIJN DE VLAAMSE MINISTER VAN OMGEVING, NATUUR EN LANDBOUW

DE VLAAMSE MINISTER VAN MOBILITEIT, OPENBARE WERKEN, VLAAMSE RAND, TOERISME EN DIERENWELZIJN DE VLAAMSE MINISTER VAN OMGEVING, NATUUR EN LANDBOUW DE VLAAMSE MINISTER VAN MOBILITEIT, OPENBARE WERKEN, VLAAMSE RAND, TOERISME EN DIERENWELZIJN DE VLAAMSE MINISTER VAN OMGEVING, NATUUR EN LANDBOUW NOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING Betreft: Voorontwerp

Nadere informatie

Ontwerp startbeslissing signaalgebied WUG AVERBODE SCHERPENHEUVEL-ZICHEM

Ontwerp startbeslissing signaalgebied WUG AVERBODE SCHERPENHEUVEL-ZICHEM Ontwerp startbeslissing signaalgebied WUG AVERBODE SCHERPENHEUVEL-ZICHEM STATUS/VERSIE: Goedgekeurd door Vlaamse Regering dd 14/1/2014 LEESWIJZER Op 24 januari 2014 nam de Vlaamse Regering een beslissing

Nadere informatie

Ontwerp startbeslissing signaalgebied HINDEPLAS (SG_R3_GKA_11) EVERGEM

Ontwerp startbeslissing signaalgebied HINDEPLAS (SG_R3_GKA_11) EVERGEM Ontwerp startbeslissing signaalgebied HINDEPLAS (SG_R3_GKA_11) EVERGEM STATUS/VERSIE: goedgekeurd door de Vlaamse Regering op 31/03/2017 LEESWIJZER Op 31/03/2017 nam de Vlaamse Regering een beslissing

Nadere informatie

Ontwerp startbeslissing signaalgebied ROESBRUGGE WUG (SG_R3_IJZ_08) POPERINGE

Ontwerp startbeslissing signaalgebied ROESBRUGGE WUG (SG_R3_IJZ_08) POPERINGE Ontwerp startbeslissing signaalgebied ROESBRUGGE WUG (SG_R3_IJZ_08) POPERINGE STATUS/VERSIE: goedgekeurd door de Vlaamse Regering op 31/03/2017 LEESWIJZER Op 31/03/2017 nam de Vlaamse Regering een beslissing

Nadere informatie

Ontwerp startbeslissing signaalgebied MISPELAAR BRUGGE (ASSEBROEK)

Ontwerp startbeslissing signaalgebied MISPELAAR BRUGGE (ASSEBROEK) Ontwerp startbeslissing signaalgebied MISPELAAR BRUGGE (ASSEBROEK) STATUS/VERSIE: Goedgekeurd door de Vlaamse Regering d.d. 9/05/2014 LEESWIJZER Dit document geeft voor het betrokken signaalgebied invulling

Nadere informatie

De effecten van verdroging als gevolg van de klimaatwijziging en urbanisatie op oppervlaktewater

De effecten van verdroging als gevolg van de klimaatwijziging en urbanisatie op oppervlaktewater De effecten van verdroging als gevolg van de klimaatwijziging en urbanisatie op oppervlaktewater Prof. dr. ir. Patrick Willems KU Leuven Dept. Burgerlijke Bouwkunde Afdeling Hydraulica Vroegere klimaatscenario

Nadere informatie

Niels Van Steenbergen Celhoofd Planning en Sturing Beheer Secretaris Vlaamse Droogtecommissie. Droogtebeleid en Watercaptaties

Niels Van Steenbergen Celhoofd Planning en Sturing Beheer Secretaris Vlaamse Droogtecommissie. Droogtebeleid en Watercaptaties Niels Van Steenbergen Celhoofd Planning en Sturing Beheer Secretaris Vlaamse Droogtecommissie Droogtebeleid en Watercaptaties Infosessie oppervlaktewater, 14-05-2019 De Vlaamse Waterweg Wij beheren en

Nadere informatie

Info-sessie VLAGG-project. Vlaamse Afstromingsgevoelige Gebieden

Info-sessie VLAGG-project. Vlaamse Afstromingsgevoelige Gebieden Info-sessie VLAGG-project Vlaamse Afstromingsgevoelige Gebieden Programma 1. Welkom en situering - Kris Cauwenberghs, VMM 2. Voorstelling inhoud en resultaten van het VLAGG-project Tom Feyaerts, Hydroscan

Nadere informatie

Ontwerp startbeslissing signaalgebied ST.-GERTRUDIS LANGS DE ZEYB LANDEN

Ontwerp startbeslissing signaalgebied ST.-GERTRUDIS LANGS DE ZEYB LANDEN Ontwerp startbeslissing signaalgebied ST.-GERTRUDIS LANGS DE ZEYB LANDEN STATUS/VERSIE: Goedgekeurd door Vlaamse Regering dd 14/1/2014 LEESWIJZER Op 24 januari 2014 nam de Vlaamse Regering een beslissing

Nadere informatie

Versterking bestaande zeewering. Type Maatregelen Masterplan Kustveiligheid

Versterking bestaande zeewering. Type Maatregelen Masterplan Kustveiligheid Versterking bestaande zeewering Type Maatregelen Masterplan Kustveiligheid Ir. Peter Van Besien MDK-Afdeling Kust 28/09/17 1. Historiek kustlijn & bestaande zeewering 2. Risico s kustgebied 3. Masterplan

Nadere informatie

RUP Decof. Procesnota. Fase: Startnota. Mei Plan_id: RUP_36008_214_00409_0001

RUP Decof. Procesnota. Fase: Startnota. Mei Plan_id: RUP_36008_214_00409_0001 RUP Decof Procesnota Fase: Startnota Mei 2017 Plan_id: RUP_36008_214_00409_0001 Opgemaakt door: Pieter Himpe, ruimtelijk planner Nagekeken door: Joachim D eigens, ruimtelijk planner RUP Decof : Procesnota

Nadere informatie

Ontwerp startbeslissing signaalgebied H. DE COENESTRAAT NEDERBRAKEL BRAKEL

Ontwerp startbeslissing signaalgebied H. DE COENESTRAAT NEDERBRAKEL BRAKEL Ontwerp startbeslissing signaalgebied H. DE COENESTRAAT NEDERBRAKEL BRAKEL STATUS/VERSIE: versie 2 wijzigingen goedgekeurd door Vlaamse Regering dd 31/03/2017 LEESWIJZER Dit document geeft voor het betrokken

Nadere informatie

Meerlaagse Waterveiligheid Naar een duurzame vermindering van het overstromingsrisico DAG VAN DE RIVIERBEEK 28/11/16.

Meerlaagse Waterveiligheid Naar een duurzame vermindering van het overstromingsrisico DAG VAN DE RIVIERBEEK 28/11/16. Meerlaagse Waterveiligheid Naar een duurzame vermindering van het overstromingsrisico DAG VAN DE RIVIERBEEK 28/11/16 Maarten Goegebeur Overzicht Aanpak Conclusie 2 Aanpak Meerlaagse waterveiligheid Naar

Nadere informatie

Ontwerp startbeslissing signaalgebied IMMERZEELDREEF AALST

Ontwerp startbeslissing signaalgebied IMMERZEELDREEF AALST Ontwerp startbeslissing signaalgebied IMMERZEELDREEF AALST STATUS/VERSIE: Goedgekeurd door de Vlaamse Regering d.d. 8/05/2015 LEESWIJZER Dit document geeft voor het betrokken signaalgebied invulling aan

Nadere informatie

Bij de uitvoering van de kosten-batenanalyse zijn keuzes gemaakt voor een groot aantal parameters waarop onzekerheden rusten. Een gevoeligheidsanalyse

Bij de uitvoering van de kosten-batenanalyse zijn keuzes gemaakt voor een groot aantal parameters waarop onzekerheden rusten. Een gevoeligheidsanalyse S. Smets 1, S. Broekx 2, D. Bulckaen 1, L. De Nocker 2, I. Liekens 2, J. Gauderis 3 en W. Dauwe 4 1 International Marine and Dredging Consultants 2 Vlaams Instituut voor Technologisch Onderzoek 3 Resource

Nadere informatie

Onderbouwing van het Overstromingsrisicobeheerplan van de onbevaarbare waterlopen. Rapport R01: ORBP-analyse - Oost-Vlaanderen

Onderbouwing van het Overstromingsrisicobeheerplan van de onbevaarbare waterlopen. Rapport R01: ORBP-analyse - Oost-Vlaanderen Onderbouwing van het Overstromingsrisicobeheerplan van de onbevaarbare waterlopen Rapport R01: ORBP-analyse - Oost-Vlaanderen DOCUMENTBESCHRIJVING TITEL Onderbouwing van het Overstromingsrisicobeheerplan

Nadere informatie

Ontwerp startbeslissing signaalgebied PALINGSGATSTRAAT (SG_R3_GKA_13) SINT-NIKLAAS

Ontwerp startbeslissing signaalgebied PALINGSGATSTRAAT (SG_R3_GKA_13) SINT-NIKLAAS Ontwerp startbeslissing signaalgebied PALINGSGATSTRAAT (SG_R3_GKA_13) SINT-NIKLAAS STATUS/VERSIE: goedgekeurd door de Vlaamse Regering op 31/03/2017 LEESWIJZER Op 31/03/2017 nam de Vlaamse Regering een

Nadere informatie

PARAATHEID ORBP- infomoment Meerlaagse Waterveiligheid

PARAATHEID ORBP- infomoment Meerlaagse Waterveiligheid 17 juni 2013 PARAATHEID ORBP- infomoment Meerlaagse Waterveiligheid Inhoud Situering Noodplannen Inzet hulpdiensten Coördinatie Zelfredzaamheid Wateroverlast november 2010 Overstromingsdreiging Ranst (27-31/12/2012)

Nadere informatie

Onderbouwing van het Overstromingsrisicobeheerplan van de onbevaarbare waterlopen. Rapport R02: ORBP-analyse - West-Vlaanderen

Onderbouwing van het Overstromingsrisicobeheerplan van de onbevaarbare waterlopen. Rapport R02: ORBP-analyse - West-Vlaanderen Onderbouwing van het Overstromingsrisicobeheerplan van de onbevaarbare waterlopen Rapport R02: ORBP-analyse - West-Vlaanderen DOCUMENTBESCHRIJVING TITEL Onderbouwing van het Overstromingsrisicobeheerplan

Nadere informatie

Ontwerp startbeslissing signaalgebied GOMPELBAAN (SG_R3_NET_44) MOL

Ontwerp startbeslissing signaalgebied GOMPELBAAN (SG_R3_NET_44) MOL Ontwerp startbeslissing signaalgebied GOMPELBAAN (SG_R3_NET_44) MOL STATUS/VERSIE: goedgekeurd door de Vlaamse Regering op 31/03/2017 LEESWIJZER Op 31/03/2017 nam de Vlaamse Regering een beslissing over

Nadere informatie

Ontwerp startbeslissing signaalgebied SCHILDEKENSSTRAAT (SG_R3_GKA_02) EVERGEM

Ontwerp startbeslissing signaalgebied SCHILDEKENSSTRAAT (SG_R3_GKA_02) EVERGEM Ontwerp startbeslissing signaalgebied SCHILDEKENSSTRAAT (SG_R3_GKA_02) EVERGEM STATUS/VERSIE: goedgekeurd door de Vlaamse Regering op 31/03/2017 LEESWIJZER Op 31/03/2017 nam de Vlaamse Regering een beslissing

Nadere informatie

Ontwerp startbeslissing signaalgebied DILLELAAN (SG_R3_NET_15) RANST

Ontwerp startbeslissing signaalgebied DILLELAAN (SG_R3_NET_15) RANST Ontwerp startbeslissing signaalgebied DILLELAAN (SG_R3_NET_15) RANST STATUS/VERSIE: goedgekeurd door de Vlaamse Regering op 31/03/2017 LEESWIJZER Op 31/03/2017 nam de Vlaamse Regering een beslissing over

Nadere informatie

Ontwerp startbeslissing signaalgebied MEERHEIDE (SG_R3_NET_18) ZOERSEL

Ontwerp startbeslissing signaalgebied MEERHEIDE (SG_R3_NET_18) ZOERSEL Ontwerp startbeslissing signaalgebied MEERHEIDE (SG_R3_NET_18) ZOERSEL STATUS/VERSIE: goedgekeurd door de Vlaamse Regering op 31/03/2017 LEESWIJZER Op 31/03/2017 nam de Vlaamse Regering een beslissing

Nadere informatie

Ontwerp startbeslissing signaalgebied ZELZATE, BEDRIJVENZONE KARNEMELKPOLDER (SG_R3_GKA_12)

Ontwerp startbeslissing signaalgebied ZELZATE, BEDRIJVENZONE KARNEMELKPOLDER (SG_R3_GKA_12) Ontwerp startbeslissing signaalgebied ZELZATE, BEDRIJVENZONE KARNEMELKPOLDER (SG_R3_GKA_12) STATUS/VERSIE: goedgekeurd door de Vlaamse Regering 31/03/2017 LEESWIJZER Op 31/03/2017 nam de Vlaamse Regering

Nadere informatie

Hydraulische randvoorwaarden ter hoogte van de haveningang (haven Oostende) 17_009_1 WL rapporten

Hydraulische randvoorwaarden ter hoogte van de haveningang (haven Oostende) 17_009_1 WL rapporten 17_009_1 WL rapporten Hydraulische randvoorwaarden ter hoogte van de haveningang (haven Oostende) Normaal golfklimaat (T = 1 en 10 jaar) en extremer golfklimaat bij laagwater (T = 100 jaar) DEPARTEMENT

Nadere informatie

MASTERPLAN KUSTVEILIGHEID. Dr. ir. Nathalie Balcaen

MASTERPLAN KUSTVEILIGHEID. Dr. ir. Nathalie Balcaen MASTERPLAN KUSTVEILIGHEID Dr. ir. Nathalie Balcaen Agenda promofilm Kustveiligheid korte historiek toelichting van de werken in de verschillende kustgemeentes communicatie Kustveiligheid Korte historiek

Nadere informatie

Ontwerp startbeslissing signaalgebied ZEVENBORREBEEK (SG_R3_DIJ_09) BEERSEL

Ontwerp startbeslissing signaalgebied ZEVENBORREBEEK (SG_R3_DIJ_09) BEERSEL Ontwerp startbeslissing signaalgebied ZEVENBORREBEEK (SG_R3_DIJ_09) BEERSEL STATUS/VERSIE: goedgekeurd door de Vlaamse Regering op 31/03/2017 LEESWIJZER Op 31/03/2017 nam de Vlaamse Regering een beslissing

Nadere informatie

Water en natuur: complexe uitdaging in een versnipperd landschap. Koen Martens, VMM AOW met input van vele collega s

Water en natuur: complexe uitdaging in een versnipperd landschap. Koen Martens, VMM AOW met input van vele collega s Water en natuur: complexe uitdaging in een versnipperd landschap Koen Martens, VMM AOW met input van vele collega s Inleiding Decreet IWB, decreet natuurbehoud, SBZ, : vraag naar ecologisch herstel waterlopen

Nadere informatie

Ontwerp startbeslissing signaalgebied INDUSTRIEGEBIED HEULEBEEK - PIJPLAP WEVELGEM

Ontwerp startbeslissing signaalgebied INDUSTRIEGEBIED HEULEBEEK - PIJPLAP WEVELGEM Ontwerp startbeslissing signaalgebied INDUSTRIEGEBIED HEULEBEEK - PIJPLAP WEVELGEM STATUS/VERSIE: Goedgekeurd door de Vlaamse Regering d.d. 9/05/2014 LEESWIJZER Dit document geeft voor het betrokken signaalgebied

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Nr. Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. 19652 18 december 2009 Regeling tot wijziging van de Regeling provinciale risicokaart ten behoeve van de implementatie

Nadere informatie

Invloed van klimaatverandering op hoog- en laagwater in Vlaanderen

Invloed van klimaatverandering op hoog- en laagwater in Vlaanderen 1 Invloed van klimaatverandering op hoog- en laagwater in Vlaanderen In samenwerking met het KMI onderzocht de K.U.Leuven voor het Waterbouwkundig Laboratorium van de Vlaamse Overheid de invloed van de

Nadere informatie

Ontwerp startbeslissing signaalgebied DE ZETTEN SCHILDE

Ontwerp startbeslissing signaalgebied DE ZETTEN SCHILDE Ontwerp startbeslissing signaalgebied DE ZETTEN SCHILDE STATUS/VERSIE: Goedgekeurd door Vlaamse Regering dd 14/1/2014 LEESWIJZER Op 24 januari 2014 nam de Vlaamse Regering een beslissing over de vervolgstappen

Nadere informatie

Invloed van klimaatverandering op de waterhuishouding in Vlaanderen

Invloed van klimaatverandering op de waterhuishouding in Vlaanderen Invloed van klimaatverandering op de waterhuishouding in Vlaanderen Patrick Willems K.U.Leuven - Afdeling Hydraulica & Onderzoekscentrum Duurzame Aarde (LSUE) Lopend en recent onderzoek voor Federaal Wetenschapsbeleid

Nadere informatie

Inleiding. Opdrachten

Inleiding. Opdrachten Het geactualiseerde Sigmaplan Dagen van de Scheldekaaien Inleiding ir. Wim Dauwe Afdelingshoofd afdeling Zeeschelde - Waterwegen en Zeekanaal NV Structuur Opdrachten Vlaamse Overheid Beleidsdomein Mobiliteit

Nadere informatie

Ontwerp startbeslissing signaalgebied ASSENEDE, PRINS BOUDEWIJNLAAN (SG_R3_GKA_09)

Ontwerp startbeslissing signaalgebied ASSENEDE, PRINS BOUDEWIJNLAAN (SG_R3_GKA_09) Ontwerp startbeslissing signaalgebied ASSENEDE, PRINS BOUDEWIJNLAAN (SG_R3_GKA_09) STATUS/VERSIE: goedgekeurd door de Vlaamse Regering op 31/03/2017 LEESWIJZER Op 31/03/2017 nam de Vlaamse Regering een

Nadere informatie

Integrale aanpak beveiliging tegen overstromingen

Integrale aanpak beveiliging tegen overstromingen 46 47 Wat e r i n g oede b a n e n Integrale aanpak beveiliging tegen 48 49 Integrale aanpak beveiliging tegen In een regio met een lange kuststreek en veel rivieren is de bescherming tegen een constante

Nadere informatie

Ontwerp startbeslissing signaalgebied ASSENEDE, NOORDSTRAAT (SG_R3_GKA_07)

Ontwerp startbeslissing signaalgebied ASSENEDE, NOORDSTRAAT (SG_R3_GKA_07) Ontwerp startbeslissing signaalgebied ASSENEDE, NOORDSTRAAT (SG_R3_GKA_07) STATUS/VERSIE: goedgekeurd door de Vlaamse Regerng op 31/03/2017 LEESWIJZER Op 31/03/2017 nam de Vlaamse Regering een beslissing

Nadere informatie