Tweede Kamer der Staten-Generaal

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Tweede Kamer der Staten-Generaal"

Transcriptie

1 Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Zitting Positie van Turkse Christenen Nr.4 VERSLAG VAN EEN MONDELING OVERLEG Vastgesteld, 27 juni 1979 De vaste Commissies voor Justitie' en voor Buitenlandse Zaken 2 hebben op 20 juni 1979 overleg gevoerd met de Staatssecretaris van Justitie en de Minister van Buitenlandse Zaken. De Staatssecretaris en de Minister waren daarbij vergezeld van enkele hoofdambtenaren. Het overleg betrof andermaal de positie van de Turkse Christenen. Bij brief van 19 juni 1979 had de Staatssecretaris van Justitie ten behoeve van het mondeling overleg een notitie toegezonden. Bij een brief van dezelfde datum had ook de Minister van Buitenlandse Zaken een notitie aan de commissies toegezonden. Beide brieven zijn als bijlage bij dit verslag afgedrukt. De commissies brengen het navolgende verslag uit. Opmerkingen en vragen vanuit de commissies ' Samenstelling: Abma (SGP). Geurtsen IVVD), voorzitter Roethof (PvdA), ondervoorzitter Haas-Berger (PvdA), Kappeyne van de Coppello (VVD). Stoffelen (PvdA), Van Dam (CDA), G. M. P. Cornelissen (CDA), Kosto (PvdA), Salomons (PvdA), Patijn (PvdA), Ste merdink (PvdA), Van den Broek (CDA), Evenhuis-van Essen (CDA), Lauxtermann (VVD), Wessel-Tuinstra (D'66), Dijkman (CDA), Faber (CDA), Beckers de Bruijn (PPR), Nijpels (VVD) en Korte-van Hemel (CDA). 2 Samenstelling: Berkhouwer (VVD), Portheine (VVD), Mommersteeg (CDA), Van Thijn (PvdA), Van Rossum (SGP), Woltf (CPN), Dankert (PvdA), voorzitter Van der Stoel (PvdA), Roethof (PvdA), Scholten (CDA). ondervoorzitter Ter Beek (PvdA), Ploeg IVVD), Waltmans (PPR), Patijn (PvdA). Pronk (PvdA), Van den Broek (CDA), J. de Boer (CDA), Brinkhorst (D'66), Gualthérie van Weezel (CDA), Van den Bergh (PvdA), Van der Linden (CDA), Lubbers (CDA)enBolkestein(VVD). Een lid van de C.D.A.-fractie begon met te constateren, dat de notitie van de Staatssecretaris duidelijk maakt dat de kritiek, inhoudende dat bij hettoelatingsbeleid van de Turkse Christenen de kwestie van het vluchtelingenschap op basis van het Vluchtelingenverdrag niet aan de orde is, niet juist is. Daaruit leidde spreker af dat derhalve ook ten aanzien van de groep die zich bevindt in de Sint Jan wel degelijk eerst een toetsing plaatsvindt op het al dan niet aanwezig zijn van het vluchtelingenschap en dat daarna in tweede instantie wordt gekeken naar de mogelijkheid van het verlenen van de B-status. De criteria van de B-status hebben nogal wat onduidelijkheid gewekt, zo vervolgde deze spreker. Met het oog daarop ging hij aan de hand van de inhoud van de notitie nog op een aantal punten nader in. Allereerst schonk hij daarbij aandacht aan de B-status criterium «persoonlijk ondervonden schrijnend leed». Er is gesuggereerd, zo stelde spreker, dat dit criterium in feite zwaarder is dan het criterium dat zou gelden voor de A-status namelijk: «gegronde vrees voor vervolging», waarvan overigens ook de Staatssecretaris niet uitsluit dat deze in individuele gevallen aanwezig kan zijn zodat dan toch de vluchtelingenstatus moet volgen. Hij vroeg in dit verband aan de bewindsvrouwe hoe zij de relatie zag tussen het vluchtelingencriterium «gegronde vrees enz.» en het door haar aangelegde criterium voor de B-status namelijk «persoonlijk ondervonden schrijnend leed». 3 vel Tweede Kamer, zitting , 15642, nr.4 1

2 Voorts wilde hij weten of het criterium van «persoonlijk ondervonden schrijnend leed» diende te worden gezien als een absolute voorwaarde voor de beti okken categorie voor de verlening van de B-status of komt betrokkene, indien aantoonbaar sprake is van «persoonlijk ondervonden schrijnend leed» zonder meer in aanmerking voor de B-status, alsook of, als dit niet manifest is, ook nog andere criteria een rol spelen. Hij dacht bij dit laatste aan perspectieven voor terugkeer en dergelijke. Vervolgens wees deze spreker erop, dat de Staatssecretaris op blz. 3, onderaan, van zijn notitie ook nog een andere omschrijving hanteert. Levert toetsing op basis van de omschrijving van dit B-status criterium een ander beleid op dan op dit moment wordt gevoerd, zo wilde hij van de bewindsvrouwe weten. Zou toetsing aan deze omschrijving van de groep Turkse Christenen tot andere resultaten hebben geleid? Werd tot dusverre bij de beoordeling ook rekening gehouden met dit uitdrukkelijk genoemd perspectief bij terugkeer? Vervolgens schonk deze spreker aandacht aan het voornemen van de Staatssecretaris om bepaalde gevallen een heroverweging te geven. Behelzen de plannen tot heroverweging een ombuiging van beleid, zo vroeg spreker. Komt dit neer op het op een andere wijze hanteren van de criteria dan tot dusverre? Of is hier sprake van aanvullende informatie, zoals bij voorbeeld de inhoud van de notitie van de Minister van Buitenlandse Zaken, die vanwege zijn actualiteit mee wordt genomen bij de toepasing van de reeds bestaande formele criteria? Hij wees erop dat de Staatssecretaris voornemens is om de groep zonder schorsende werking en wier beroep daartegen in kort geding is getoetst buiten de heroverweging te laten. Spreker vroeg daarbij of de rechter in kort geding, wanneer deze zou hebben beschikt over de jongste informatie ten aanzien van zijn beslissing met betrekking tot de schorsende werking tot een andere conclusie zou zijn gekomen. Daarbij aansluitend wilde hij weten welke criteria de Staatssecretaris denkt te hanteren bij haar aangekondigde heroverweging van de groep die geen schorsende werking heeft verkregen, doch die daartegen ook geen beroep in kort geding heeft ingesteld en waarvan de bewindsvrouwe heeft gezegd dat ze die gevallen nog eens apart wil bezien. Er hadden spreker berichten bereikt dat in de gevoerde procedures ten aanzien van de Turkse Christenen gaten gevallen zouden zijn in de rechtshulp, bij voorbeeld bij het niet betalen van het griffierecht en het daardoor afvoeren van de zaak, het laten verlopen van een appeltermijn, enz. Zijn deze gevallen de bewindsvrouwe bekend, en zo ja, is zij dan bereid het falen van de rechtshulp niet ten ongunste te laten werken voor de betrokkenen? Ingaande op de termijn van 1 september stelde spreker dat hij het een goede zaak achtte dat de Staatssecretaris een algemene bevriezingstermijn gehanteerd heeft. Voorts vroeg hij of het de Staatssecretaris bekend is in hoeverre de datum van 1 september een reëel haalbare is, zulks met het oog op de plannen om elders een onderkomen voor de betrokkenen te vinden. Spreker signaleerde verder dat tot het begin van dit jaar de gemiddelde beslissingsduur voor aanvragen in eerste termijn ruim vijf maanden, in tweede termijn tien maanden en bij de Raad van State soms nog langer is. Spreker had de neiging om aan te nemen dat een bron van alle spanningen die zich zo nu en dan in het vreemdelingenbeleid ontladen voor een niet onbelangrijk deel met deze lange-beslissingstermijnen zijn terug te voeren. Hij hoopte dat de bewindsvrouwe ten aanzien van de beslissingstermijnen thans een iets optimistischer geluid zou laten horen dan dat geluid dat hij zojuist had laten horen. Ten slotte maakte spreker melding van de ontvangst van een brief van burgemeester en wethouders van Hengelo. De inhoud van deze brief had spreker op een wat onthutsende manier geconfronteerd met een nevenaspect van het vreemdelingenbeleid, namelijk het regelen van de opvang. Hij wilde de bewindsvrouwe vragen hoe zij een uitweg uit deze problematiek zag. Uit de brief van burgemeester en wethouders van Hengelo zou men Tweede Kamer, zitting , 15642, nr. 4 2

3 mogen afleiden dat aangedrongen wordt, aldus deze spreker, op meer spreiding zodat niet een enkele gemeente, bij voorbeeld Hengelo en Almelo, overtrokken lasten op dit gebied te dragen krijgen. Ook de onrust ter zake neemt in deze steden toe. In Hengelo wonen thans circa 3500 Moslim-Turken en Turkse Christenen. Een lid van de fractie van de PvdA. wilde weten hoe zich het criterium «persoonlijk ondervonden schrijnend leed» verhoudt tot het nieuwe algemene criterium, namelijk dat geen terugzending behoort plaats te vinden indien van betrokkenen in redelijkheid niet kan worden verlangd dat zij naar hun land terugkeren. Wat wordt bedoeld met «in redelijkheid»? Hoe zal dit criterium ingevuld worden? Betekent dit eigenlijk dat het vorige criterium in feite wordt ingetrokken? Voorts wees deze spreekster erop, dat in eerste instantie vier criteria ter tafel zijn gekomen, waarbij voor de B-status het criterium gold van het persoonlijk leed. Krijgen degenen, die destijds op een ander criterium, te weten wel leed doch geen lijfelijk leed ondervonden hebbend, wel schorsende werking gekregen hebben doch niet voor een B-status in aanmerking kwamen thans wel een verblijfsvergunning? Voorts ging deze spreekster in op de mededelingen van de Staatssecretaris dat sommige verzoeken om toelating heroverwogen zouden worden. Gebeurt dit omdat de bewindsvrouwe nu vindt dat de situatie thans ernstiger is dan toen in eerste instantie de zaken werden overwogen of is dit het gevolg van het feit dat de criteria verruimd worden? Indien er geen schorsende werking is toegekend en er geen beoordeling in kort geding is geweest worden deze zaken dan heroverwogen zonder schorsende werking, zo vroeg zij verder. Voorts wees spreekster op de passage in de brief waarbij de Staatssecretaris zegt dat, voor zover geen schorsende werking is toegekend en ter zake geen beoordeling in kort geding heeft plaatsgevonden, aan de hand van een jurisprudentie van rechtbankpresidenten zal worden nagegaan of wellicht aanleiding bestaat alsnog schorsende werking te verlenen. Zij vroeg daarbij of de Staatssecretaris globaal kon aangeven wat ongeveer de beoordeling zal zijn op grond waarvan zij de vorige keer geen schorsende werking zag en nu eventueel wel schorsende werking voor deze gevallen zou kunnen geven. Is er al enig inzicht op in hoeveel gevallen zich dit zal voordoen? Overigens sloot deze spreekster zich aan bij een groot aantal opmerkingen, die gemaakt waren door het lid van de fractie van het CDA, die hierboven zijn weergegeven. Ten slotte betoonde deze spreekster zich verheugd over de duidelijkheid die uit de notitie van de Staatssecretaris bleek. Een lid van de P.P.R.-fractie begon met op te merken dat ze zich aansloot bij een groot aantal vragen die inmiddels gesteld waren. Voorts betoogde zij dat naar haar mening wel ter dege gesproken kan worden van een vervolging van de Turkse Christenen in Turkije. Spreekster wilde duidelijkheid hebben over de constatering van de bewindsvrouw dat zij van mening is, dat er van vervolging geen sprake is, doch dat het niet uitgesloten is dat in bepaalde individuele gevallen zulks wel het geval kan zijn. Zij had namelijk uit eerdere woorden van de Staatssecretaris begrepen dat vervolging in individuele gevallen zich nog niet had voorgedaan. Wat is de relatie tussen beide opmerkingen en de praktijk, zo vroeg deze spreekster. Ingaande op de criteria voor de B-status meende spreekster dat thans drie criteria door elkaar spelen, namelijk: klemmende humanitaire redenen, het niet in redelijkheid kunnen verlangen dat men naar Turkije terugkeert en het persoonlijk ondervonden leed. Het was voor spreekster op dat moment geen verduidelijking en zeker geen garantie voor wat de interpretatie betreft. In dit verband vroeg zij nog om haast van de verdere schriftelijke behandeling van het wetsontwerp rechtsbescherming en rechtshulp voor vreemdelingen. Tweede Kamer, zitting , 15642, nr. 4 3

4 I Zij betoonde zich voorstandster van een individuele en geen collectieve beoordeling. Zij kon zich verenigen met een nieuwe beoordeling, doch dan wel op basis van de criteria die in het Vluchtelingenverdrag en in de Vreemdelingenwet zijn vastgelegd. Ten slotte leek het haar nodig, dat de Kamer, als de termijn van 1 septerrv ber gehandhaafd blijft, voor die tijd, zowel over de komende notitie met betrekking tot het vreemdelingenbeleid kan spreken alsook over de voortgang in de praktijk op basis van de nieuwe beoordeling. Een lid van de S.G.P-fractie uitte zijn voldoening over het feit dat niemand van de Turkse Christenen voor 1 september het land zou worden uitgezet en dat daarvoor mogelijkheden zullen worden bekeken om eventueel elders voor hen onderkomen te vinden. Hij hoopte dat de Regering erin zou slagen deze mogelijkheden aan te treffen. In hoeverre is deze datum overigens onherroepelijk of fataal, zo wilde deze spreker verder weten. De voldoening van deze spreker had ook betrekking op het feit dat een onderzoek wordt ingesteld naar de vraag of het mogelijk is om in de gevallen waarin geen schorsende werking is toegekend alsnog zuiks te doen. Is er al enige taxatie wat het effect kan zijn van deze maatregel opdat deze, wanneer hij wordt geëffectueerd, niet al te veel teleurstellingen bij betrokkenen zal oproepen? Voorts sprak hij zijn vreugde uit over het nieuwe algemene criterium, dat geen terugzending behoort plaats te vinden indien van de betrokkenen in redelijkheid niet kan worden verlangd dat zij naar hun land terugkeren. Moet aangenomen worden, zo wilde deze spreker weten, dat recent ingewonnen berichten een belangrijke factor te dezen vormen? Ten slotte wilde deze spreker opheldering hebben over de zinsnede in de notitie van de Staatssecretaris dat «eerder aldaar ondervonden leed bij de beoordeling van hetgeen men bij terugkeer te verwachten heeft een zwaardere rol zal spelen». Is het eerder ondervonden leed uitsluitend beperkt tot de betrokken persoon of kan daarbij ook gedacht worden aan andere personen in dezelfde situatie, zo vroeg dit lid ten slotte. Een lid van de fractie van D'66 merkte op dat haar fractie positief stond ten opzichte van de brief van de Staatssecretaris en verwachtte dat deze notitie ook ruimte zou bieden om tot een goede oplossing te komen. Het was deze spreekster echter nog niet geheel duidelijk of inderdaad die oplossing in de brief van de bewindsvrouwe opgesloten lag. Zij vond dat de samenvatting die de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken gaf over de situatie in Turkije een eufemistische weergave daarvan was. Het was spreekster nog niet duidelijk of de zogenaamde verruimde invulling van het begrip humanitaire redenen, namelijk «persoonlijk ondervonden leed» een verruiming of een verenging inhield. Gaarne wilde zij van de Staatssecretaris daaromtrent iets naders vernemen. Ook sloot zij zich aan bij de vraag om een nadere precisering van het tweede criterium, zoals reeds door het lid van de P.v.d.A.Tractie was gevraagd. Ten aanzien van het derde criterium zoals geformuleerd in de notitie van de Staatssecretaris op het tweede vervolgblad in de slotalinea sloot zij zich aan bij hetgeen daaromtrent door het lid van de P.PR.fractie was opgemerkt. Is dit een geheel nieuw criterium of houdt dit een samenvatting van alle andere criteria in? Verder vroeg zij of zij goed begrepen had uit de notitie van de Staatssecretaris, dat zij vooruitlopend daarop reeds met ingang van 19 juli de criteria daarvan al ging hanteren. Ingaande op het punt van de heroverweging merkte deze spreekster op, dat het haar niet duidelijk was welke gevallen wèl en welke niét heroverwogen zouden worden. Zij informeerde bij de bewindsvrouwe of zij heel duidelijk kon aangeven - ook ten behoeve van de controleerbaarheid van het beleid - volgens welke criteria deze heroverweging zou plaatsvinden. Tweede Kamer, zitting , 15642, nr. 4 4

5 Ook ten aanzien van de schorsende werking voor de lopende zaken aan de hand van de jurisprudentie informeerde zij welke criteria de bewindsvrouwe zou bezigen en of deze openbaar zouden worden gemaakt. Hoe denkt de Staatssecretaris deze in haar beleid in te passen en duidelijk te maken, zo vroeg speekster. Verder betoogde zij, dat het voor de Kamer gewenst was te weten wat de bewindsvrouw voornemens was te gaan doen op 2 september. Ook zij verzocht om een mogelijkheid in de Kamer om in de tweede helft van augustus een nadere toetsing te kunnen doen van het tot dan toe gevolgde beleid. Ten slotte informeerde zij bij de Minister van Buitenlandse Zaken hoe het stond met de inwerkingtreding van de Wet Buitenlandse Werknemers. Een lid van de V.V.D. fractie, ingaande op de notitie van de minister van Buitenlandse Zaken, vroeg of hij de feitelijke informatie die daarin neergelegd was nog wilde voorzien van een beleidsconclusie over de situatie in Turkije. Voorts wilde zij weten of hij kon zeggen welke verwachtingen hij over de situatie in Turkije in de toekomst heeft. Spreekster juichte het verder toe, dat de Staatssecretaris van Justitie zich nog een termijn had gegund om een aantal zaken te heroverwegen. In dat verband achtte zij het wel belangrijk om te weten wat de bevindingen van de Minister van Buitenlandse Zaken waren. Zij sloot zich aan bij de vragen van het lid van de C.D.A. fractie, in het bijzonder wat de groep betreft die buiten de heroverweging wordt gelaten. Spreekster wilde vooral hierover nadere argumentatie horen. Ten slotte informeerde zij, met het oog op de zinsnede in de brief van de Staatssecretaris, namelijk dat er geen sprake was van een verkapte beslissing tot toelating van een deel van de thans aanwezige Turkse Christenen als groep, wat voor een uitstraling de heroverweging zal hebben. Is er een kans dat er toch nog meer Turkse Christenen naar Nederland komen wanneer vernomen wordt dat in Nederland nog steeds heroverweging plaatsvindt van verzoeken om in dit land te worden toegelaten? Een lid van de P.S.P.Tractie was van oordeel dat het reisverslag van de Minister van Buitenlandse Zaken erop wees dat de toestand bijzonder ernstig is voor de betrokkene in Turkije. Voorts vroeg deze spreker zich af of de termijn genoemd in de notitie van de Staatssecretaris van Justitie niet nog wat verlengd kon worden. Hij achtte deze termijn betrekkelijk kort. Verder vond hij dat uit de notitie voortvloeit dat het criterium «gegronde reden voor de vrees voor vervolging», dat een rol speelt bij de mogelijkheid om asiel te verlenen, wel degelijk op deze groep van toepassing is en derhalve een asielverlening in het algemeen voor de hand lag. Het ging naar de mening van de spreker niet om een B-status, gebaseerd op een vrij scherp omschreven formulering. Hij vond dan ook dat de normomschrijving voor de B-status strenger was dan die gold voor de A-status. Ten slotte was deze spreker van mening, dat in alle gevallen aan asiel-aanvragen, zoals die hier aan de orde waren, schorsende werking diende te worden verleend. Een lid van de C.D.A.-fractie zei, dat de notitie van de Minister van Buitenlandse Zaken op hem de indruk maakte dat de feiten en omstandigheden minder zwaar overkwamen dan de indruk die spreker had overgehouden van het een week geleden letterlijk in de vergadering van de beide commissies voorgelezen reisverslag van de Ambassaderaad. Hij vroeg of de leden van de beide commissies dit reisverslag alsnog ter vertrouwelijke kennisneming zouden kunnen ontvangen. Wat gaat de Regering in internationaal verband doen, zo vervolgde dit lid. De notitie van de Staatssecretaris spreekt over oplossingen in internationaal verband. Hij was het eens met de bewindsvrouwe, die stelde dat Nederland dit probleem niet alleen kan oplossen. Hoe denkt de Regering dit aan te pak- Tweede Kamer, zitting ,15642, nr.4 5

6 ken? Welke plannen liggen daarvoor ter tafel? Heeft Canada inmiddels geweigerd om de betrokken personen op te nemen? Kan de Regering nadere indicatie geven van de realiteitswaarde van alle plannen welke thans worden ondernomen, zulks ook tegen de achtergrond van de datum van 1september a.s.? Aan de Minister van Buitenlandse Zaken vroeg hij vervolgens hoe deze de voortdurende spanningen op Cyprus inschatte op de situatie in Turkije en hun effecten op de problematiek die aan de orde is met betrekking tot de Turkse Christenen. Ten slotte wees dit lid op de slotacte van Helsinki. Nederland heeft daarbij verklaard dat ook dit land zou meewerken, onder andere aan hereniging van families. Hij vroeg in hoeverre deze verklaring thans in het beleid van de Nederlandse Regering doorwerkte. Ten slotte vroeg nog een lid van de P.v.d.A-fractie welke stappen van de zijde van de Regering momenteel worden ondernomen respectievelijk voorbereid om eventueel tot een internationale aanpak van de opvang van betrokkenen te komen. Ook vroeg hij hoe de Minister van Buitenlandse Zaken dacht om de situatie in Turkije zelf te kunnen aanpakken. Hij wees daarbij op het feit dat Turkije lid is van de Raad van Europa. Antwoord van de Staatssecretaris De Staatssecretaris begon met op te merken dat zij steeds getracht heeft een vrij consistent beleid te voeren. Door allerlei situaties die zijn ontstaan is het zicht daarop enigszins verdwenen. Met betrekking tot het vluchtelingenschap zei ze vervolgens, dat zij in haar notitie geprobeerd had duidelijk te maken dat naar haar visie in het algemeen niet gezegd kan worden dat men omdat men Christen is in Turkije aldaar in vervolging leeft of gegronde vrees voor vervolging kan hebben. Ze ontkende daarbij niet dat er gevallen kunnen zijn, waarin mensen in een zodanige situatie zijn gekomen dat wel sprake kan zijn van vervolging of gegronde vrees daarvoor. Tot nu toe zijn de A-status gevallen bij het persoonlijk beoordelen door het Ministerie van Justitie nog niet aangetroffen. Ingaande op de vraag of het criterium voor de B-status zwaarder is dan dat voor de A-status antwoordde de bewindsvrouwe ontkennend, want als de A-status minder zwaar was dan de B-status zou een aantal A-statussen zijn aangetroffen. Toen geconstateerd werd dat steeds meer Christenen uit Turkije naar Nederland kwamen is de bewindsvrouwe gaan overwegen hoe deze mensen te onderscheiden zouden zijn van de tienduizenden Christenen die ook in Turkije zijn en daar blijven. Zij heeft toen gezocht naar een wegingsfactor waarin mede rekening zou worden gehouden met de bijzondere omstandigheden van het individuele geval. Dit is voor haar de reden geweest om te gaan stellen, dat de betrokken personen persoonlijk, wegende de bijzondere omstandigheden, in een situatie moeten hebben verkeerd waardoor zij boven de anderen die in Turkije zijn gebleven toch het recht hebben om in Nederland aanwezig te zijn. Dit was, aldus de bewindsvrouwe, de bewegingsfactor «persoonlijk ondervonden leed van schrijnende aard». In die gevallen werd dan ook een verblijfsvergunning verleend. Indien er andere factoren gaan meespelen, aldus de Staatssecretaris, dan de omstandigheid dat iemand Christen is en het in Turkije moeilijk heeft, dan zullen deze andere factoren volgens de normale gang van zaken, zoals gebruikelijk op het terrein van het vreemdelingenrecht en het asielrecht, mede gaan wegen. In dit verband verwees de bewindsvrouwe naar een voorbeeld van iemand die politiek actief is geweest in zijn land en daardoor ongunstige aandacht van de plaatselijke overheid tot zich heeft getrokken. Dit kan aanleiding zijn voor een verblijfsvergunning, zelfs voor een B-status. Tweede Kamer, zitting , 15642, nr. 4 6

7 Deze wegingsfactor voor de Turkse Christenen is, aldus de bewindsvrouwe, noodzakelijk, want anders zou dit leiden tot het toelaten van alle Christenen in Turkije. Dit kan niet het beleid zijn, aldus de Staatssecretaris. De situatie van dit moment is voor de Staatssecretaris, zo vervolgde zij, aanleiding geweest om het beleid bij te stellen. Zij heeft geen nieuwe factor ingevoerd. Het beleid blijft zoals het is, maar de factor «terugkeer naar het land» (een factor die altijd meegeteld heeft) wordt thans zwaarder gewogen omdat de situatie zich wat gewijzigd heeft. Het is een bijstelling op de actualiteit. Met betrekking tot de vraag wie in de herweging van de afwijzing het eerst voor toewijzing in aanmerking zullen komen, antwoordde de Staatssecretaris dat dat degenen zullen zijn die reeds het voordeel van de twijfel hebben meegekregen door hun schorsende werking te geven. Van zaak tot zaak, gezien de bijzondere omstandigheden van het individuele geval, zal worden nagegaan wat de betrokkenen recent hebben ondervonden, hoe ligt de situatie in de streek waar ze vandaan komen, wat is er gebeurd, welke achtergronden en toekomstmogelijkheden zijn er. Ten aanzien van de toekomstmogelijkheden sloot ze economische toekomstmogelijkheden uitdrukkelijk uit. Er zijn 86 gevallen overgebleven, aldus de Staatssecretaris, die afgewezen zijn zonder schorsende werking. Zij wees daarbij andermaal er op, dat voor haar de onderscheiding met andere Christenen gelegen blijft in het feit, dat men niets ondervonden heeft. Ingaande op de vraag wat er met de kortgedingen is gebeurd, wees ze er op, dat 50 kortgedingen zijn gevoerd. In 37 gevallen hebben de Presidenten gezegd dat er terecht geen schorsende werking is verleend. In 13 gevallen is beslist dat de betrokken ten aanzien van hetgeen ze ondervonden hebben het voordeel van de twijfel kregen. De bewindsvrouwe deelde mede dat ze voornemens was om alle zaken waarbij nog enige twijfel zou kunnen zijn en die niet in kort geding getoetst zijn nogmaals op basis van de factor, gebruikt door de rechter in de laatstgenoemde 13 gevallen, te onderzoeken. Daarente gen was ze beslist niet van plan dit ook te doen in die gevallen waarin men niets ondervonden had, doch alleen naar Nederland was gekomen omdat men hier het leven aangenamer vond. Dit zou ook betekenen dat zij zonder noodzaak aan deze categorieën hoop gaf. Men diende naar haar mening ook de moed te hebben om in die gevallen, die voor geen toewijzing in aanmerking komen, te zeggen, dat verder verblijf in Nederland niet mogelijk is. De bewindsvrouwe stelde vervolgens dat zij getracht heeft, via haar eigen kanalen, met kerkelijke instanties te spreken, ook internationaal, om te zien of er elders op de wereld plaats voor de betrokkenen is. Om deze personen de gelegenheid te geven om naar elders te vertrekken heeft zij gemeend 1 september als datum van vertrek te moeten noemen. In het algemeen zal dit een einddatum zijn. Spreekster vond niet dat ze steeds maar haar beslissingen te deze voor zich uit kon schuiven. Daarmede zou zij de duidelijkheid voor de desbetreffende personen ondergraven. Dit standpunt diende, naar haar mening, te worden gehandhaafd ter wille van de duidelijkheid dat degenen die niets hebben ondervonden en uitsluitend naar Nederland zijn gekomen om hier een aangenamer verblijf te hebben, niet in Nederland kunnen worden opgenomen. De duidelijkheid is overigens ook nodig om wille van degenen die nieuw binnenkomen en mochten denken dat Nederland hen wel zal toelaten. In dit verband deelde zij mede op de ochtend van het mondeling overleg de burgemeester van Hengelo op bezoek te hebben gehad. Deze had haar meegedeeld dat, nadat men wist dat de beide commissies uit de Tweede Kamer de problematiek zouden gaan bespreken, wederom 100 personen ons land zijn binnengekomen. Dit is een hoog cijfer in vergelijking met de daarvoor gelegen periode waarin gedurende één maand één of twee personen binnenkwamen. Een lid van de V.V.D. fractie vroeg daarop of er, gesteld dat de situatie in Turkije zodanig wordt dat duidelijk wordt dat aldaar de openbare orde op Tweede Kamer, zitting , 15642, nr. 4 7

8 geen enkele wijze wordt gehandhaafd, dan niet voor de Regering een soort fait accompli-toestand ontstaat, waarin zij, ongeacht wat de Turken die ons land binnenkomen beleefd hebben aan schrijnend leed of wat dan ook, geen mogelijkheid meer heeft om deze personen terug te sturen. De Staatssecretaris antwoordde daarop dat iedere situatie uiteraard nieuwe problemen zal opleveren die opnieuw bekeken zullen moeten worden. Zij stelde daarbij dat ze een hic et nunc-beleid moet voeren, hoe naar dit ook is. Als de situatie inderdaad zich zo ontwikkelt, dat een land leeg gaat lopen dan zou zij nog, zo stelde zij verder, veel intensiever dan tot nu toe heeft plaatsgevonden de zaak op internationaal niveau aan de orde gaan stellen. Zij wees daarbij er evenwel op, dat datgene wat de betrokken Turken thans ondervinden veel geringer is in vergelijking met wat tienduizenden elders in het Midden- en Verre-Oosten ondergaan. Ingaande op de rechtshulp merkte ze op, dat haar één geval bekend was waarin de appeltermijn was verlopen. Deze zaak is overigens normaal afgedaan. Andere gevallen van het niet betalen van griffierechten waren haar, ten aanzien van de Turkse Christenen, niet bekend. Zij was overigens van mening dat men deze zaken niet formalistisch diende op te lossen. Zij erkende dat de duur van de procedures lang is. Zij hoopte daarover nog uitvoerig te kunnen spreken wanneer de komende notitie over het vreemdelingenbeleid in de Kamer ter sprake zal worden gebracht. Het betreffende criterium, zo vervolgde ze, is geen nieuw criterium. De wegingsfactor is wel zwaarder geworden. Zij bevestigde dat de situatie in Turkije thans ernstiger op haar overkomt dan toen de criteria werden opgesteld. Zij vond dat het rapport van Buitenlandse Zaken althans aanleiding gaf om te bezien in hoeverre de situatie voor de personen waarover het gaat moeilijker is geworden. De 36 gevallen die nog nader bekeken zullen worden betreffen niet één persoon per geval. Eén geval omvat soms man, vrouw en kinderen. De Staatssecretaris was van mening, dat de criteria niet door elkaar speelden. Het Ministerie van Justitie heeft bij deze criteria geprobeerd alle factoren te wegen. De aanhaling uit de Vreemdelingennotitie, zo stelde zij verder, is geen nieuw criterium. Dit is het normale criterium dat altijd gegolden heeft en derhalve ook thans geldt. Er heeft alleen één invulling plaatsgevonden. Het beleid is evenwel altijd op dit punt hetzelfde geweest. De Staatssecretaris zei, dat ook naar haar mening een eventuele gunstige beslissing voor al de betrokkenen zeker uitstraling zal hebben. Alleen al het feit, dat op dat moment de beide commissies met de bewindslieden over deze zaak overleg pleegden zou naar haar mening al een uitstralend effect hebben. Zij had de indruk dat er te dezen van bepaalde zijden een zeer nauw contact is met Turkije. Men komt bij voorbeeld op Schiphol binnen met de mededeling dat men toerist is, doch men heeft tevens in zijn bezit een adres in Hengelo waar men heen kan. Deze adressen betreffen vaak onbewoonbaar verklaarde woningen. Deze aspecten maakten de bewindsvrouwe bezorgd. De bewindsvrouwe wist niets over de mogelijkheden die voor deze personen in Canada zouden zijn of zouden zijn geweest. Ten slotte gaf zij nog een aantal exacte cijfers. Er zijn 442 zaken aan de orde geweest; bij 71 zaken is onmiddellijk een verblijfsvergunning gegeven; in 90 gevallen is zonder schorsende werking een afwijzende beslissing gegeven; in 8 zaken is men zonder een beslissing af te wachten wederom weggegaan; 218zijn afgewezen met schorsende werking; 55 zaken zijn nog in behandeling. Uiteindelijk dient voor het totaal aantal personen die hierbij betrokken zijn het getal 442 met 3 of 4 te worden vermenigvuldigd, aldus de Staatssecretaris. Tweede Kamer, zitting , 15642, nr.4 8

9 Antwoord van de Minister van Buitenlandse Zaken De Minister van Buitenlandse Zaken merkte op, dat het reisverslag van de Ambassaderaad tijdens de vorige vergadering van de beide commissies uitvoerig was voorgelezen. Hij wilde, gelet op het vertrouwelijke karakter van het stuk, gaarne, indien men dit wenste, de gelegenheid openen om op zijn departement andermaal de inhoud daarvan voorgelezen te krijgen. Spreker was vervolgens van oordeel dat de verschillende vragen die op de buitenlandse politieke aspecten betrekking hadden gezien dienden te worden tegen de achtergrond van de algemene situatie in Turkije. Turkije gaat gebukt onder een zware politieke en economische crisis, aldus de bewindsman. Helaas moest worden verwacht dat Turkije in de naaste toekomst een periode van instabiliteit tegemoet zou gaan. De Cyprus-affaire had naar de opvatting van de bewindsman geen direct effect op de situatie waarop het mondeling overleg betrekking had. Ook zonder de Cyprusproblematiek zou deze situatie bestaan. De Minister zei, dat er geen aanvragen voor familiehereniging waren ingediend. Indien dit wel het geval zou zijn dan zouden ook de door Nederland ter zake onderschreven aanbevelingen in de Slotacte van Helsinki worden opgevolgd. Met betrekking tot de internationale aanpak stelde de bewindsman dat het vluchtelingenprobleem in het algemeen zo een groot probleem is, dat het zich moeilijk via regeringen tot een oplossing laat brengen. Indien men in Nederland niet tot oplossingen met de Turkse Christenen zou kunnen komen wilde hij nog overwegen om na te gaan of wellicht de Raad van Europa nog mogelijkheden tot een oplossing zou kunnen bieden. Hij was evenwel thans van mening, dat men op dit moment eerst diende te bezien hoe Nederland zelf dit probleem zou kunnen oplossen. Ten slotte deelde hij mede dat de Wet op de Buitenlandse Werknemers per 1 juli a.s. in werking zou treden. Nadere vragen en antwoorden Een lid van de CD.A-fractie vroeg of hij het goed begrepen had dat het persoonlijk schrijnend leed door de Staatssecretaris is uitgelegd als eerste weegfactor, zonder dat dit betekent dat geen enkele andere gevallen denkbaar zouden zijn. Voorts ging deze spreker nog in op de kort-gedingcriteria die de Staatssecretaris zou willen toepassen op die groep, die geen beroep heeft gedaan op de rechter om hun afgewezen schorsende werking te bestrijden. In feite was hier sprake - zo had spreker begrepen - van een algemeen wegingscriterium, namelijk als er van geen enkel leed sprake is dan krijgt men geen schorsende werking. Laat dit nog ruimte over, zo wilde deze spreker weten. Hij hechtte eraan dat duidelijk naar buiten zou komen wat de essentie van de criteria is geweest aangezien er gesteld is dat er ten aanzien van de Turkse Christenen een discriminatoir toetsingsbeleid wordt gevoerd. Een lid van de P.v.d.A.-fractie vroeg andermaal of men op grond van het derde criterium in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning. Ook deze spreekster zei verder dat zij met hetzelfde probleem was blijven zitten als omschreven was door het lid van de C.D.A.-fractie die voor haar het woord had gevoerd. Zij wees daarbij erop dat er nieuwe criteria door de Staatssecretaris zijn geformuleerd. Door de presentatie van de nieuwe criteria wordt de indruk gewekt dat dit de enige criteria zijn waarop men beoordeeld wordt. Thans diende, naar haar mening, duidelijk te worden gemaakt dat in deze gevalen de normale criteria van het normale toetsingsbeleid worden gehanteerd en dat er voor deze groep geen uitzondering is en wordt gemaakt. Er dient ook de zekerheid te bestaan, dat deze uitgelichte criteria in feite ook voor anderen gelden en dat bij de heroverweging alle criteria die gehanteerd worden in het vreemdelingenrecht gelijkelijk ook voor deze groep gehanteerd worden. Tweede Kamer, zitting , 15642, nr.4 9

10 Een lid van de PPR.fractie wilde van de Staatssecretaris weten welke bijzondere omstandigheden zich moeten voordoen, voordat in individuele gevallen sprake kan zijn van vervolging. Juist het feit, dat in geen enkel geval de A-status is verleend deed haar de vraag stellen of het wel zo juist is om een onderscheid te maken tussen A- en de B-status. Verder vroeg zij aan de Staatssecretaris of zij enige indruk had of er mogelijkheden zijn om de betrokkenen nog elders onder te brengen. Spreekster had de indruk dat dit niet mogelijk was. Zij was dan ook van oordeel dat uitstel tot 1 september in feite niet zou helpen. Voor Zweden, zo betoogde deze spreekster verder, zijn de gewijzigde omstandigheden aanleiding geweest om de familiehereniging ruim te gaan toepassen. Spreekster vond dat ook Nederland een soepel beleid te deze had te voeren. Vervolgens informeerde zij bij de Staatssecretaris wat straks de relatie is met de notitie Vreemdelingenbeleid alsmede met het wetsontwerp Rechtsbijstand en rechtsbescherming voor vreemdelingen. Een lid van de fractie van D'66 stelde, dat ze somberder gestemd was dan aan het begin van het mondeling overleg. De bewindsvrouwe heeft duidelijkheid geschapen, aldus dit lid. Deze duidelijkheid heeft haar echter bezorgd gemaakt. Uit de gestelde vertrekdatum concludeerde zij dat de mogelijkheid bestaat dat de personen voor wie een afwijzing zal komen op 2 september het land uitgezet zullen worden, ongeacht de omstandigheden in Turkije. Zij antwoordde desgevraagd dat zij aanvankelijk had gedacht dat deze datum een adempauze was geweest voor de leden van de commissies, voor de personen in de Sint Jan en de mensen die het beleid te deze moesten vormen. Zij had verder gehoopt dat in de tweede helft van augustus duidelijkheid zou zijn geschapen wat het beleid te deze ongeveer zou zijn. Zij maakte zich minder bezorgd over de presentatie van het beleid naar buiten. Ten slotte vond zij dat het duidelijk was geworden dat er geen sprake is geweest van een verruiming van het criterium humanitaire gronden. Het was, naar haar mening, duidelijk een restrictieve interpretatie daarvan. Een lid van de P.v.d.A.-fractie vond dat datgene wat de commissies op dat moment aan het overleggen waren duidelijk dweilen was bij een open kraan. Hij vond dat dit niet zo verder kon. Hij was van mening dat datgene dat in de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken stond in strijd was met het Verdrag van Lausanne en de verplichtingen die de Turkse regering op zich genomen had in het kader van de Raad van Europa. Hij vond het bezwaarlijk te accepteren dat de Minister van Buitenlandse Zaken zegt dat daarover de Turkse regering moeilijk aangesproken kan worden. Hij vreesde dat men op deze wijze nooit uit de betrokken problematiek zou geraken. Het lid van de P.P.R.-fractie vroeg nog of de bewindsvrouwe bereid en in staat was rond 20 augustus de Kamer een notitie toe te sturen over de voortgang in de praktijk te deze, zodat nog voor 1 september, zo nodig, met de bewindsvrouwe daarover gesproken zou kunnen worden. Een lid van de P.v.d.A.-fractie wilde verduidelijking over de vraag of de afgewezen personen, alsook degenen die in heroverweging zijn genomen doch die op 1 september een afwijzende beslissing zullen hebben gekregen, tot die datum in Nederland konden blijven. Voorts wilde zij ook weten of de overige gevallen, waarvan de behandeling op 1 september nog niet zo ver is, schorsende werking zouden behouden. De Staatssecretaris antwoordde op beide vragen bevestigend. Vervolgens merkte de bewindsvrouwe op, dat de normale criteria voor de B-status humanitaire overwegingen zijn en wel van geval tot geval bekeken. Tweede Kamer, zitting , 15642, nr. 4 10

11 Wanneer zij deze zonder meer op de Turkse Christenen zou hebben toegepast, zouden er waarschijnlijk veel minder personen ons land binnengekomen zijn dan thans. Ze wees erop, dat de vorige Regering gesteld had dat niemand meer Nederland binnen mocht na 1 maart 1977 tenzij hij vluchteling was. Er is derhalve op dit moment een groep Turken in Nederland waarvan men allereerst nagegaan heeft of ze vluchteling zijn en ookof er andere gevallen onder zijn dan degenen die stellen dat ze Christen zijn en in Turkije met moeilijkheden zijn geconfronteerd. Deze andere gevallen hebben ook buiten de gehanteerde criteria om meegespeeld. Daarnaast is men gaan zoeken naar een wegingsfactor voor die groep mensen die allen met dezelfde mededelingen ons land binnenkwamen. Degenen die schrijnend leed hadden ondervonden kregen daarop een verblijfsvergunning zonder dat er op de andere punten een afweging had plaatsgevonden. Bij het niet direct kunnen aantonen van het ondervonden leed werd schorsende werking verleend in afwachting van de procedure. De situatie in Turkije was in december jl., toen deze lijn werd uitgestippeld, minder pregnant dan op dit moment, zo stelde de Staatssecretaris. Zij vond vervolgens dat de huidige toestand in haar beleid geactualiseerd diende te worden. De bewindsvrouwe stelde andermaal uitdrukkelijk dat zij geen andere criteria had ingevoerd. Deze criteria zijn altijd aanwezig geweest, alleen hebben de humanitaire overwegingen tussen maart 1977 en juni 1978 niet geleid tot enig binnenlaten in Nederland. Zij had er bezwaren tegen om te stellen dat het criterium door haar verengd zou zijn. In 37 gevallen is thans reeds duidelijk gemaakt, zo vervolgde de Staatssecretaris, dat zij niet in ons land kunnen blijven. Niettemin is hun een termijn geboden tot 1 september a.s. om alsnog hen de gelegenheid te geven om te trachten elders hun weg te vinden. Voor haar zelf was geen mogelijkheid voor handen om te deze te interveniëren. Zij zei daarbij dat ze overigens daarover wel intensieve contacten had met verschillende kerkelijke instanties. Zij zou echter, gelet op de duidelijkheid, aan deze 37 gevallen en degenen die ook na de heroverweging zouden overblijven moeten zeggen dat 1 september de einddatum van het verblijf in ons land is. Zij vond het niet eerlijk om in deze zaak onduidelijk te zijn. Ten slotte zegde de Staatssecretaris toe voor 1 september aan de commissies in een notitie mee te delen hoe dan de situatie is. De voorzitter van de vaste Commissie voor Justitie, Geurtsen De voorzitter van de vaste Commissie voor Buitenlandse Zaken, Dankert De griffier van de vaste Commissie voor Justitie, Kerkhofs Tweede Kamer, zitting ,15642, nr. 4 11

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 201010673/1 A/1. Datum uitspraak: 25 juni 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Nadere informatie

Rapport. Datum: 7 juli 2005 Rapportnummer: 2005/192

Rapport. Datum: 7 juli 2005 Rapportnummer: 2005/192 Rapport Datum: 7 juli 2005 Rapportnummer: 2005/192 2 Klacht Verzoekster klaagt erover dat de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie haar klacht van 16 april 2004 over de lange duur van de behandeling

Nadere informatie

Rapport. Datum: 27 september 2006 Rapportnummer: 2006/332

Rapport. Datum: 27 september 2006 Rapportnummer: 2006/332 Rapport Datum: 27 september 2006 Rapportnummer: 2006/332 2 Klacht A. De klacht van verzoeker werd als volgt geformuleerd: Verzoeker klaagt erover dat de Centrale organisatie werk en inkomen Zaandam zijn

Nadere informatie

Rapport. Datum: 24 april 2001 Rapportnummer: 2001/110

Rapport. Datum: 24 april 2001 Rapportnummer: 2001/110 Rapport Datum: 24 april 2001 Rapportnummer: 2001/110 2 Klacht Verzoeker, een Afghaanse asielzoeker, klaagt over de lange duur van de behandeling door de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Ministerie

Nadere informatie

Rapport. Datum: 25 maart 1998 Rapportnummer: 1998/083

Rapport. Datum: 25 maart 1998 Rapportnummer: 1998/083 Rapport Datum: 25 maart 1998 Rapportnummer: 1998/083 2 Klacht Op 11 juli 1997 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer B. te Amerongen, met een klacht over een gedraging van de griffie

Nadere informatie

Rapport. Datum: 11 april 2000 Rapportnummer: 2000/148

Rapport. Datum: 11 april 2000 Rapportnummer: 2000/148 Rapport Datum: 11 april 2000 Rapportnummer: 2000/148 2 Klacht Op 1 februari 1999 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer Y. te Zwolle, ingediend door de Stichting Rechtsbijstand Asiel

Nadere informatie

Rapport. Datum: 26 september 2005 Rapportnummer: 2005/293

Rapport. Datum: 26 september 2005 Rapportnummer: 2005/293 Rapport Datum: 26 september 2005 Rapportnummer: 2005/293 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie hem in de beschikking van 25 februari 2004 op zijn bezwaarschrift

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 19 637 Vreemdelingenbeleid Nr. 1389 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR IMMIGRATIE EN ASIEL Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 201111794/1 A/2. Datum uitspraak: 12 oktober 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep

Nadere informatie

Rapport. Datum: 9 juli 1998 Rapportnummer: 1998/270

Rapport. Datum: 9 juli 1998 Rapportnummer: 1998/270 Rapport Datum: 9 juli 1998 Rapportnummer: 1998/270 2 Klacht Op 4 november 1997 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer B. te Voorburg, met een klacht over een gedraging van het Korps

Nadere informatie

vanstate /1/V2. Datum uitspraak: 27 juli 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

vanstate /1/V2. Datum uitspraak: 27 juli 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstate 201104354/1/V2. Datum uitspraak: 27 juli 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Nadere informatie

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de Immigratie- en Naturalisatiedienst en de Dienst Terugkeer en Vertrek.

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de Immigratie- en Naturalisatiedienst en de Dienst Terugkeer en Vertrek. Rapport Rapport naar aanleiding van een klacht over de Immigratie- en Naturalisatiedienst en de Dienst Terugkeer en Vertrek. Datum: 8 juli 2015 Rapportnummer: 2015/114 2 Aanleiding Verzoeker zat in vreemdelingenbewaring

Nadere informatie

Rapport. Datum: 30 juni 2003 Rapportnummer: 2003/200

Rapport. Datum: 30 juni 2003 Rapportnummer: 2003/200 Rapport Datum: 30 juni 2003 Rapportnummer: 2003/200 2 Klacht Verzoekster klaagt erover dat de Raad voor Rechtsbijstand te Den Haag, tot het moment dat zij zich tot de Nationale ombudsman wendde, de intrekking

Nadere informatie

Rapport. Datum: 23 juni 2004 Rapportnummer: 2004/248

Rapport. Datum: 23 juni 2004 Rapportnummer: 2004/248 Rapport Datum: 23 juni 2004 Rapportnummer: 2004/248 2 Klacht Verzoekster klaagt erover dat de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) in haar brief aan verzoekster van 25 februari 2000 heeft

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Zitting 1979-1980 16 154 Bouw van een haven in de westelijke Sahara Nr. 1 1 Samenstelling: Portheine (VVD), Mommersteeg (CDA), Van Thijn (PvdA), Van Rossum (SGP). Wolff

Nadere informatie

3. Verzoekers konden zich met het voorgaande niet verenigen en dienden bij brief van 11 april 2007 een klacht in.

3. Verzoekers konden zich met het voorgaande niet verenigen en dienden bij brief van 11 april 2007 een klacht in. Rapport 2 h2>klacht Verzoekers klagen over de door de staatsecretaris van Justitie gevolgde intrekkingsprocedure van de aan hen verleende verblijfsvergunningen asiel voor bepaalde tijd. Met name klagen

Nadere informatie

Een onderzoek naar afhandeling van schoolverzuim door de gemeente Hoorn

Een onderzoek naar afhandeling van schoolverzuim door de gemeente Hoorn Rapport Een waarschuwing van de leerplichtambtenaar Een onderzoek naar afhandeling van schoolverzuim door de gemeente Hoorn Oordeel Op basis van het onderzoek vindt de klacht over Gemeente Hoorn gegrond.

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad van State 201200615/1/V4. Datum uitspraak: 13 november 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op

Nadere informatie

Rapport. Datum: 28 januari 1999 Rapportnummer: 1999/027

Rapport. Datum: 28 januari 1999 Rapportnummer: 1999/027 Rapport Datum: 28 januari 1999 Rapportnummer: 1999/027 2 Klacht Op 2 februari 1998 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer G. te Amsterdam, met een klacht over een gedraging van de

Nadere informatie

B16 / Deel B16 Voortgezet verblijf

B16 / Deel B16 Voortgezet verblijf B16 / Deel B16 Voortgezet verblijf 7 Klemmende redenen van humanitaire aard Indien de vreemdeling niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning voor voortgezet verblijf op grond van artikel 3.50

Nadere informatie

Uitspraak /1/A2 en /1/A2

Uitspraak /1/A2 en /1/A2 Uitspraak 201707806/1/A2 en 201802043/1/A2 Datum van uitspraak: woensdag 7 november 2018 Tegen: de Belastingdienst/Toeslagen Proceduresoort: Hoger beroep Rechtsgebied: Geld ECLI: ECLI:NL:RVS:2018:3603

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op de hoger beroepen van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op de hoger beroepen van: Raad vanstate 201106641/1/V2. Datum uitspraak: 18 oktober 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op de hoger beroepen

Nadere informatie

Beoordeling Bevindingen

Beoordeling Bevindingen Rapport 2 h2>klacht Verzoeker klaagt erover dat de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) aan hem als advocaat een machtiging van zijn cliënt heeft gevraagd om stukken bij de IND te kunnen opvragen,

Nadere informatie

Rapport. Datum: 12 oktober 1998 Rapportnummer: 1998/445

Rapport. Datum: 12 oktober 1998 Rapportnummer: 1998/445 Rapport Datum: 12 oktober 1998 Rapportnummer: 1998/445 2 Klacht Op 5 december 1997 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer H. te Arnhem, ingediend door de heer F. te Doorwerth, met

Nadere informatie

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder, gemachtigden: mrs. C.J. Telting en B.A. Veenendaal.

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder, gemachtigden: mrs. C.J. Telting en B.A. Veenendaal. Uitspraak RECHTBANK AMSTERDAM Sector bestuursrecht zaaknummer: AWB 11/2308 WWB uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen [eiseres], wonende te [woonplaats], eiseres, gemachtigde mr. W.G. Fischer,

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 201100976/1/V2. Datum uitspraak: 18 september 201 2 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep

Nadere informatie

Rapport. Datum: 13 juli 2006 Rapportnummer: 2006/241

Rapport. Datum: 13 juli 2006 Rapportnummer: 2006/241 Rapport Datum: 13 juli 2006 Rapportnummer: 2006/241 2 Klacht Verzoeksters klagen erover dat zij geen contact konden krijgen met de Visadienst kort verblijf van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, ondergebracht

Nadere informatie

Rapport. Datum: 1 februari 2007 Rapportnummer: 2007/021

Rapport. Datum: 1 februari 2007 Rapportnummer: 2007/021 Rapport Datum: 1 februari 2007 Rapportnummer: 2007/021 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat de Koninklijke Marechaussee op 20 april 2005 aan zijn moeder een noodpaspoort heeft verleend, afgaande op informatie

Nadere informatie

CENTRALE RAAD VAN BEROEP

CENTRALE RAAD VAN BEROEP CENTRALE RAAD VAN BEROEP KBW 1994/1 U I T S P R A A K in het geding tussen: het bestuur van de Sociale Verzekeringsbank, appellant, en A., wonende te B., gedaagde. I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING Onder

Nadere informatie

Rapport. Rapport over een klacht over de Dienst Justitiële Inrichtingen. Datum: 31 december Rapportnummer: 2013/221

Rapport. Rapport over een klacht over de Dienst Justitiële Inrichtingen. Datum: 31 december Rapportnummer: 2013/221 Rapport Rapport over een klacht over de Dienst Justitiële Inrichtingen. Datum: 31 december 2013 Rapportnummer: 2013/221 2 Feiten Verzoeker komt oorspronkelijk uit Afghanistan en heeft in Nederland een

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstate 201107998/1/V2. Datum uitspraak: 29 november 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK MigratieWeb ve12001023 200905925/1/V3 en 201108673/1/V3. Datum uitspraak: 13 april 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op de hoger beroepen van: [ ], appellant, tegen de uitspraak van de rechtbank

Nadere informatie

* vanstate /1/V1. Datum uitspraak: 13 juli 2012

* vanstate /1/V1. Datum uitspraak: 13 juli 2012 : * fc. Raad * vanstate 201100831/1/V1. Datum uitspraak: 13 juli 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstate 201110274/1 NA. Datum uitspraak: 20 december 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op

Nadere informatie

Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Uitspraak 201103208/1/V1. Datum uitspraak: 10 april 2012 RAAD VAN STATE AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger

Nadere informatie

Rapport. Datum: 12 juni 2006 Rapportnummer: 2006/210

Rapport. Datum: 12 juni 2006 Rapportnummer: 2006/210 Rapport Datum: 12 juni 2006 Rapportnummer: 2006/210 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat de Dienst Domeinen Roerende Zaken, directie Apeldoorn hem naar aanleiding van zijn verzoek om ontbinding van een

Nadere informatie

Rapport. Datum: 4 maart 2004 Rapportnummer: 2004/073

Rapport. Datum: 4 maart 2004 Rapportnummer: 2004/073 Rapport Datum: 4 maart 2004 Rapportnummer: 2004/073 2 Klacht DE ONDERZOCHTE GEDRAGING Het in strijd met het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht niet informeren van betrokkene over de mogelijkheid

Nadere informatie

Rapport. Datum: 18 september 2003 Rapportnummer: 2003/319

Rapport. Datum: 18 september 2003 Rapportnummer: 2003/319 Rapport Datum: 18 september 2003 Rapportnummer: 2003/319 2 Klacht Verzoekster klaagt erover dat de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND): - niet tijdig heeft gereageerd op haar brief van 22 oktober

Nadere informatie

Rapport. Datum: 8 december 2000 Rapportnummer: 2000/370

Rapport. Datum: 8 december 2000 Rapportnummer: 2000/370 Rapport Datum: 8 december 2000 Rapportnummer: 2000/370 2 Klacht Op 12 augustus 1999 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer R. te Eindhoven, met een klacht over een gedraging van

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2014:3478

ECLI:NL:CRVB:2014:3478 ECLI:NL:CRVB:2014:3478 Uitspraak 14/5824 WWB-VV 27 oktober 2014 Centrale Raad van Beroep Voorzieningenrechter Uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening Partijen: [Verzoekster]te [woonplaats] (verzoekster)

Nadere informatie

Rapport. Datum: 2 maart 2000 Rapportnummer: 2000/077

Rapport. Datum: 2 maart 2000 Rapportnummer: 2000/077 Rapport Datum: 2 maart 2000 Rapportnummer: 2000/077 2 Klacht Op 14 oktober 1999 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer M. te Assen, met een klacht over een gedraging van de Immigratie-

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2009:BH8446

ECLI:NL:RVS:2009:BH8446 ECLI:NL:RVS:2009:BH8446 Instantie Raad van State Datum uitspraak 19-03-2009 Datum publicatie 27-03-2009 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 200901359/1/V3 Eerste

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstate 20Ï1Ö6836/1/V2. Datum uitspraak: 6 februari 2013 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op

Nadere informatie

Rapport. Datum: 23 mei 2003 Rapportnummer: 2003/148

Rapport. Datum: 23 mei 2003 Rapportnummer: 2003/148 Rapport Datum: 23 mei 2003 Rapportnummer: 2003/148 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat de griffie van de rechtbank te Rotterdam zijn brief van 12 januari 2001, die hij op 15 januari 2001 bij de centrale

Nadere informatie

Een onderzoek naar een klacht over de gang van zaken rond de intrekking van een aanvraag.

Een onderzoek naar een klacht over de gang van zaken rond de intrekking van een aanvraag. Rapport Een onderzoek naar een klacht over de gang van zaken rond de intrekking van een aanvraag. Oordeel Op basis van het onderzoek vindt de klacht over de Immigratie- en Naturalisatiedienst gegrond.

Nadere informatie

Rapport. Datum: 24 februari 2005 Rapportnummer: 2005/053

Rapport. Datum: 24 februari 2005 Rapportnummer: 2005/053 Rapport Datum: 24 februari 2005 Rapportnummer: 2005/053 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat het Korps landelijke politiediensten onvoldoende voortvarend heeft gereageerd op het door hem bij brief van

Nadere informatie

In bezwaar of beroep

In bezwaar of beroep In bezwaar of beroep Wanneer u het niet eens bent met een beslissing van de Nederlandse overheid op grond van de Vreemdelingenwet, dan kunt u hiertegen juridische stappen ondernemen. Dit informatieblad

Nadere informatie

Rapport. Datum: 28 maart 2001 Rapportnummer: 2001/071

Rapport. Datum: 28 maart 2001 Rapportnummer: 2001/071 Rapport Datum: 28 maart 2001 Rapportnummer: 2001/071 2 Klacht Op 18 januari 2000 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer M. te Groningen, met een klacht over een gedraging van regionale

Nadere informatie

Rapport. Datum: 1 oktober 2001 Rapportnummer: 2001/298

Rapport. Datum: 1 oktober 2001 Rapportnummer: 2001/298 Rapport Datum: 1 oktober 2001 Rapportnummer: 2001/298 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat de Stichting Welzijns- en Gezondheidszorg Ambulante Jeugdbescherming en Jeugdhulpverlening heeft geweigerd het

Nadere informatie

Rapport. Datum: 18 augustus 2004 Rapportnummer: 2004/324

Rapport. Datum: 18 augustus 2004 Rapportnummer: 2004/324 Rapport Datum: 18 augustus 2004 Rapportnummer: 2004/324 2 Klacht Op 20 april 2004 heeft de Nationale ombudsman besloten een onderzoek uit eigen beweging in te stellen naar een gedraging van het Uitvoeringsinstituut

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstate 201205761/1/V1. Datum uitspraak: 31 januari 2013 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht {hierna: de Awb) op

Nadere informatie

Rapport. Datum: 23 februari 1998 Rapportnummer: 1998/033

Rapport. Datum: 23 februari 1998 Rapportnummer: 1998/033 Rapport Datum: 23 februari 1998 Rapportnummer: 1998/033 2 Klacht Op 15 september 1997 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer D. te Rotterdam met een klacht over een gedraging van

Nadere informatie

Rapport. Datum: 1 september 2003 Rapportnummer: 2003/290

Rapport. Datum: 1 september 2003 Rapportnummer: 2003/290 Rapport Datum: 1 september 2003 Rapportnummer: 2003/290 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat de Sociale verzekeringsbank, vestiging Nijmegen, hem in het kader van de klachtenprocedure niet in de gelegenheid

Nadere informatie

Rapport. Datum: 23 december 2004 Rapportnummer: 2004/489

Rapport. Datum: 23 december 2004 Rapportnummer: 2004/489 Rapport Datum: 23 december 2004 Rapportnummer: 2004/489 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat de gemeente Tilburg zijn verzoek om vergoeding van de kosten die hij heeft gemaakt in verband met een verstopping

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOBR:2016:4015

ECLI:NL:RBOBR:2016:4015 ECLI:NL:RBOBR:2016:4015 Instantie Datum uitspraak 27-07-2016 Datum publicatie 16-02-2017 Zaaknummer 16 _ 1047 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Oost-Brabant Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr. C.A.C.M.

UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr. C.A.C.M. 107626 UITSPRAAK in het geding tussen: A, wonende te B, appellante, gemachtigde: de heer mr. J. Roose en het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde:

Nadere informatie

uitspraak van de voorzieningenrechter van 13 September 2016 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

uitspraak van de voorzieningenrechter van 13 September 2016 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen 010 Rechtbank Rotterdam 15:23:33 13-09-2016 2/7 uitspraak RECHTBANK DEN HAAG Zittingsplaats Rotterdam Team Bestuursrecht 3, V-nummer: uitspraak van de voorzieningenrechter van 13 September 2016 op het

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstatc 201106725/1/V1. Datum uitspraak: 3 juli 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 33 681 Verlenging van de zittingsduur van gemeenteraden in gemeenten waarvoor met ingang van 1 januari 2015 een wijziging van de gemeentelijke

Nadere informatie

Zie onder bevindingen of volledige tekst voor de volledige tekst van het rapport.

Zie onder bevindingen of volledige tekst voor de volledige tekst van het rapport. Rapport 2 h2>klacht Beoordeling Onderzoek Bevindingen Klacht Verzoeker klaagt erover dat het college van burgemeester en wethouders zijn klacht niet gegrond acht en geen reden ziet om zijn oprit alsnog

Nadere informatie

Reacties en antwoorden op gestelde vragen Einde onderzoek De feiten

Reacties en antwoorden op gestelde vragen Einde onderzoek De feiten Geachte heer ( ), Bij brief van 16 mei 2013 heeft u bij ons een klacht voorgelegd van mevrouw ( ) over de Dienst Terugkeer en Vertrek (de DT&V). Op 2 juli 2015 heb ik u laten weten dat wij een onderzoek

Nadere informatie

Rapport. Datum: 21 juni 2000 Rapportnummer: 2000/224

Rapport. Datum: 21 juni 2000 Rapportnummer: 2000/224 Rapport Datum: 21 juni 2000 Rapportnummer: 2000/224 2 Klacht Op 12 januari 2000 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer H. te Altforst, met een klacht over een gedraging van de Immigratie-

Nadere informatie

LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE VOOR HET KATHOLIEK ONDERWIJS. Advies nummer 2014 N juni 2014

LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE VOOR HET KATHOLIEK ONDERWIJS. Advies nummer 2014 N juni 2014 LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE VOOR HET KATHOLIEK ONDERWIJS Advies nummer 2014 N-17 11 juni 2014 Klacht betreffende het in een laat stadium een leerlinge uit te sluiten van een buitenlandse reis Leerlinge

Nadere informatie

Rapport. Datum: 23 maart 2000 Rapportnummer: 2000/115

Rapport. Datum: 23 maart 2000 Rapportnummer: 2000/115 Rapport Datum: 23 maart 2000 Rapportnummer: 2000/115 2 Klacht Op 8 oktober 1999 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van mevrouw K. te Sri Lanka, ingediend door mevrouw mr. I. Gerrand, advocaat

Nadere informatie

Rapport. Datum: 26 juni 2001 Rapportnummer: 2001/180

Rapport. Datum: 26 juni 2001 Rapportnummer: 2001/180 Rapport Datum: 26 juni 2001 Rapportnummer: 2001/180 2 Klacht Verzoeker klaagt over de lange duur van de behandeling van zijn aanvraag van 16 oktober 1997 om toelating als vluchteling door de Immigratie-

Nadere informatie

OORDEEL. Het klachtenformulier is gedateerd 14 april 2009 en bij het secretariaat ingeboekt op 15 april 2009 onder nummer

OORDEEL. Het klachtenformulier is gedateerd 14 april 2009 en bij het secretariaat ingeboekt op 15 april 2009 onder nummer Dossiernummer 32-2009 OORDEEL Verzoeker de heer E. namens mevrouw O. te Almelo. Datum verzoek Het klachtenformulier is gedateerd 14 april 2009 en bij het secretariaat ingeboekt op 15 april 2009 onder nummer

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Zitting 1977-1978 14 332 Aanvulling van artikel 68 van het Wetboek van Strafvordering Nr.5 De vroegere stukken zijn gedrukt in de zitting 1976-1977 VERSLAG VAN EEN MONDELING

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2009 2010 32 417 Kabinetsformatie 2010 Nr. 2 BRIEF VAN DE INFORMATEUR Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Hierbij zend ik u, daartoe

Nadere informatie

Rapport. Datum: 21 januari 2005 Rapportnummer: 2005/020

Rapport. Datum: 21 januari 2005 Rapportnummer: 2005/020 Rapport Datum: 21 januari 2005 Rapportnummer: 2005/020 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat de Dienst Landelijk Gebied van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit te Tilburg zijn verzoek

Nadere informatie

Rapport. Datum: 15 november 2007 Rapportnummer: 2007/257

Rapport. Datum: 15 november 2007 Rapportnummer: 2007/257 Rapport Datum: 15 november 2007 Rapportnummer: 2007/257 2 Klacht Verzoeker klaagt er over dat de Belastingdienst/Rivierenland/kantoor Gorinchem bij zijn beschikking van 7 juli 2005 geen ambtshalve vermindering

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2017 2018 34 882 Wijziging van de Wet basisregistratie personen in verband met het opnemen van gegevens over kinderen die op het moment van de geboorte niet

Nadere informatie

Rapport. Datum: 13 juli 2006 Rapportnummer: 2006/242

Rapport. Datum: 13 juli 2006 Rapportnummer: 2006/242 Rapport Datum: 13 juli 2006 Rapportnummer: 2006/242 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, regio Zuid te Eindhoven hem niet heeft geïnformeerd over het positieve

Nadere informatie

Rapport. Datum: 29 november 2007 Rapportnummer: 2007/277

Rapport. Datum: 29 november 2007 Rapportnummer: 2007/277 Rapport Datum: 29 november 2007 Rapportnummer: 2007/277 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) te Leeuwarden ten aanzien van de zelfmeldprocedure en elektronische

Nadere informatie

Rapport. Datum: 28 september 2007 Rapportnummer: 2007/205

Rapport. Datum: 28 september 2007 Rapportnummer: 2007/205 Rapport Datum: 28 september 2007 Rapportnummer: 2007/205 2 Klacht Verzoekster klaagt erover dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) te Groningen geen duidelijkheid verstrekt over haar

Nadere informatie

3. Op 26 juni 2007 diende verzoekster een klacht in omdat zij tot op dat moment het verschuldigde bedrag nog niet had ontvangen.

3. Op 26 juni 2007 diende verzoekster een klacht in omdat zij tot op dat moment het verschuldigde bedrag nog niet had ontvangen. Rapport 2 h2>klacht Verzoekster, advocate, klaagt erover dat het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer de vergoeding proceskosten en griffierecht ten bedrage van 360,- niet

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ7402

ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ7402 ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ7402 Instantie Datum uitspraak 07-03-2013 Datum publicatie 18-04-2013 Rechtbank Midden-Nederland Zaaknummer AWB 12/26575 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Vreemdelingenrecht

Nadere informatie

Rapport. Rapport betreffende een klacht over de gemeente Wierden. Datum: 22 januari 2014. Rapportnummer: 2014/004

Rapport. Rapport betreffende een klacht over de gemeente Wierden. Datum: 22 januari 2014. Rapportnummer: 2014/004 Rapport Rapport betreffende een klacht over de gemeente Wierden. Datum: 22 januari 2014 Rapportnummer: 2014/004 2 De klacht Verzoekers klagen over de manier waarop de gemeente Wierden is omgegaan met hun

Nadere informatie

Rapport. Datum: 23 oktober 2001 Rapportnummer: 2001/332

Rapport. Datum: 23 oktober 2001 Rapportnummer: 2001/332 Rapport Datum: 23 oktober 2001 Rapportnummer: 2001/332 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat de Minister van Algemene Zaken niet heeft gereageerd op zijn brief van 31 oktober 2000, die een persoonlijk tegen

Nadere informatie

Rapport. Datum: 19 januari 2001 Rapportnummer: 2001/014

Rapport. Datum: 19 januari 2001 Rapportnummer: 2001/014 Rapport Datum: 19 januari 2001 Rapportnummer: 2001/014 2 Klacht Op 24 december 1999 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer N. te Oostzaan, met een klacht over een gedraging van het

Nadere informatie

Rapport. Datum: 30 juni 1999 Rapportnummer: 1999/295

Rapport. Datum: 30 juni 1999 Rapportnummer: 1999/295 Rapport Datum: 30 juni 1999 Rapportnummer: 1999/295 2 Klacht Op 17 juli 1998 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer M. te Breda, met een klacht over een gedraging van de Immigratie-

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 201210211/1/V3. Datum uitspraak: 29 november 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep

Nadere informatie

Beoordeling. h2>klacht

Beoordeling. h2>klacht Rapport 2 h2>klacht Verzoeker klaagt over de reactie van de staatssecretaris van Financiën op zijn klacht dat bij de ondertekening van zijn aangifte voor de inkomstenbelasting 2007 ook de DigiD-code van

Nadere informatie

Rapport. Datum: 5 februari 2003 Rapportnummer: 2003/027

Rapport. Datum: 5 februari 2003 Rapportnummer: 2003/027 Rapport Datum: 5 februari 2003 Rapportnummer: 2003/027 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat de Visadienst van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, ondergebracht bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst

Nadere informatie

Rapport naar aanleiding van een klacht over de Dienst Terugkeer en Vertrek. Publicatiedatum 22 juli 2014 Rapportnummer 2014/077

Rapport naar aanleiding van een klacht over de Dienst Terugkeer en Vertrek. Publicatiedatum 22 juli 2014 Rapportnummer 2014/077 Rapport Rapport naar aanleiding van een klacht over de Dienst Terugkeer en Vertrek. Publicatiedatum 22 juli 2014 Rapportnummer 2014/077 2014/077 de Nationale ombudsman 1/7 Verzoekster klaagt erover dat

Nadere informatie

Rapport. Rapport over een klacht over de gemeente Weert. Datum: 27 juni Rapportnummer: 2013/073

Rapport. Rapport over een klacht over de gemeente Weert. Datum: 27 juni Rapportnummer: 2013/073 Rapport Rapport over een klacht over de gemeente Weert. Datum: 27 juni 2013 Rapportnummer: 2013/073 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat een consulent van de sociale dienst van de gemeente Weert hem heeft

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 201103602/1/V3. Datum uitspraak: 11 juli 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Nadere informatie

Rapport. Datum: 26 september 2001 Rapportnummer: 2001/293

Rapport. Datum: 26 september 2001 Rapportnummer: 2001/293 Rapport Datum: 26 september 2001 Rapportnummer: 2001/293 2 Klacht Verzoeker klaagt over de wijze waarop het Ministerie van Buitenlandse Zaken zijn sollicitatiebrief van 6 maart 2000 heeft behandeld. Hij

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2016:2279

ECLI:NL:RVS:2016:2279 ECLI:NL:RVS:2016:2279 Instantie Raad van State Datum uitspraak 10-08-2016 Datum publicatie 17-08-2016 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201602806/1/V3 Eerste

Nadere informatie

Rapport. Datum: 30 september 2005 Rapportnummer: 2005/304

Rapport. Datum: 30 september 2005 Rapportnummer: 2005/304 Rapport Datum: 30 september 2005 Rapportnummer: 2005/304 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat het college van burgemeester en wethouders van Veendam zijn beroep tegen de beslissing om hem geen kwijtschelding

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2017:1238 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie

ECLI:NL:GHAMS:2017:1238 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie ECLI:NL:GHAMS:2017:1238 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 11-04-2017 Datum publicatie 12-04-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 200.206.984/01 NOT Civiel

Nadere informatie

ECLI:NL:RBSHE:2011:BQ2099

ECLI:NL:RBSHE:2011:BQ2099 ECLI:NL:RBSHE:2011:BQ2099 Instantie Datum uitspraak 19-04-2011 Datum publicatie 21-04-2011 Rechtbank 's-hertogenbosch Zaaknummer AWB 10-1012 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK * Raad vanstatc 201104826/1/V1. Datum uitspraak: 13 juli 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het

Nadere informatie

Beoordeling. h2>klacht

Beoordeling. h2>klacht Rapport 2 h2>klacht Verzoekster klaagt erover dat de gemeente Steenbergen heeft nagelaten verzoekster tijdig op de hoogte te brengen van een wijziging van het bestemmingsplan, waardoor verzoekster onnodig

Nadere informatie

Rapport. Datum: 22 februari 1999 Rapportnummer: 1999/059

Rapport. Datum: 22 februari 1999 Rapportnummer: 1999/059 Rapport Datum: 22 februari 1999 Rapportnummer: 1999/059 2 Klacht Op 1 juli 1998 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer E. te Zutphen, ingediend door het Buro voor Rechtshulp te Zutphen,

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 14/06/2013

Datum van inontvangstneming : 14/06/2013 Datum van inontvangstneming : 14/06/2013 Vertaling C-258/13-1 Zaak C-258/13 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 13 mei 2013 Verwijzende rechter: Varas Cíveis de Lisboa (Portugal)

Nadere informatie

Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: 200904515/1/V1. Datum uitspraak: 13 januari 2010 RAAD VAN STATE AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep

Nadere informatie

Rapport. Datum: 30 juni 2003 Rapportnummer: 2003/199

Rapport. Datum: 30 juni 2003 Rapportnummer: 2003/199 Rapport Datum: 30 juni 2003 Rapportnummer: 2003/199 2 Klacht 1. Verzoeker klaagt er over dat de Raad voor Rechtsbijstand te Den Haag op het moment dat hij zich voor de tweede keer tot de Nationale ombudsman

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2010:BM8422

ECLI:NL:RVS:2010:BM8422 ECLI:NL:RVS:2010:BM8422 Instantie Raad van State Datum uitspraak 15-06-2010 Datum publicatie 21-06-2010 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 200908530/1/V3 Vreemdelingenrecht

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2013 2014 33 877 Staat van de Europese Unie 2014 22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie H 1 VERSLAG VAN

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2014:10175

ECLI:NL:RBDHA:2014:10175 ECLI:NL:RBDHA:2014:10175 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 08-05-2014 Datum publicatie 18-08-2014 Zaaknummer AWB 14/1709 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Eerste

Nadere informatie