De prejudiciële procedure: een positieve bijdrage aan het Nederlands rechtssysteem?

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "De prejudiciële procedure: een positieve bijdrage aan het Nederlands rechtssysteem?"

Transcriptie

1 De prejudiciële procedure: een positieve bijdrage aan het Nederlands rechtssysteem? Hilde van der Vooren April

2 Hilde van der Vooren Begeleid door: mr. R.F. Groos en dr. H.W. Wiersma (tweede lezer) 2

3 Inhoudsopgave 1. Inleiding 4 Pagina 2. Voorgeschiedenis 7 3. Hoe is het huidige procesrecht geregeld? Het burgerlijk procesrecht in Nederland De prejudiciële procedure bij het Hof van Justitie EU Inhoud van de Wet prejudiciële vragen aan de Hoge Raad De voordelen van de prejudiciële procedure De kanttekeningen bij de prejudiciële procedure Aanbevelingen Conclusie Literatuurlijst Bijlagen 37 3

4 1. Inleiding Op 4 februari 2011 is door de regering een wetsvoorstel ingediend. 1 De officiële naam van dit wetsvoorstel luidt Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Wet op de rechterlijke organisatie in verband met de invoering van de mogelijkheid tot het stellen van prejudiciële vragen aan de civiele kamer van de Hoge Raad, maar wordt doorgaans Wet prejudiciële vragen aan de Hoge Raad 2 genoemd. Op 7 februari 2012 is het wetsvoorstel door de Eerste Kamer aangenomen 3 en vervolgens gepubliceerd in het Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden. 4 Echter is in het Staatsblad ook gepubliceerd dat de wet pas in werking treedt op een bij koninklijk besluit gegeven datum. 5 Deze datum is ten tijde van het verschijnen van deze scriptie nog niet bekend gemaakt. Zoals de naam reeds zegt, heeft de Wet prejudiciële vragen aan de Hoge Raad als doel het mogelijk maken dat rechters in eerste en in tweede aanleg prejudiciële vragen kunnen stellen aan de Hoge Raad der Nederlanden. In het huidige Nederlandse rechtsstelsel is de Hoge Raad in civiele zaken het hoogste rechtscollege. 6 De civiele kamer van de Hoge Raad houdt zich bezig met de behandeling van cassatieberoepen. Cassatieberoep kan worden ingesteld tegen uitspraken die in eerste en hoogste ressort of in hoger beroep zijn gewezen. 7 Dit houdt in dat de Hoge Raad de laatste instantie is waar een zaak in Nederland behandeld kan worden. Op dat moment is het vonnis reeds door de rechtbank, of het arrest door het gerechtshof gewezen. 8 Behoudens sprongcassatie, waar een zaak als het ware het gerechtshof passeert en van de rechtbank rechtstreeks naar de Hoge Raad gaat, bestaat thans geen mogelijkheid voor partijen of rechters om zich in een eerder stadium tot de Hoge Raad te wenden. 9 De Wet prejudiciële vragen beoogt dat de Hoge Raad er een nieuwe taak bij zal krijgen. Nederlandse rechters hebben wel de mogelijkheid om prejudiciële vragen te stellen aan het Europese Hof van Justitie. Indien in een zaak geen hoger beroep (meer) mogelijk is, is de Wet prejudiciële vragen aan de Hoge Raad, (zoek op 32612). 2 Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden, nr Wet prejudiciële vragen aan de Hoge Raad, (zoek op 32612). 4 Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden, nr Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden, nr A.S. Rueb, Compendium: Burgerlijk Procesrecht, Deventer: Kluwer 2011, p Art. 398 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. 8 M.L. Hendrikse & A.W. Jongbloed, Burgerlijk procesrecht praktisch belicht, derde druk, Deventer: Kluwer 2005, p D.J. Veegens & E. Korthals Altes, Cassatie in burgerlijke zaken, Deventer: Kluwer 2005, p

5 rechter zelfs verplicht om een prejudiciële vraag aan het Europese Hof van Justitie te stellen, zo zegt artikel 234 EG. 10 De invoering van de mogelijkheid om prejudiciële vragen te stellen aan een Nederlandse gerechtelijke instantie zal echter een novum betekenen. Het is vanzelfsprekend ook een actueel onderwerp omdat een wetsvoorstel over dit onderwerp recentelijk is aangenomen. Dit maakt de (invoering van de) prejudiciële procedure binnen het Nederlandse recht tot een geschikt onderwerp voor deze scriptie. In deze scriptie wordt allereerst uiteengezet wat de voorgeschiedenis is van dit wetsvoorstel. Voordat de Wet prejudiciële vragen tot stand kwam, hebben verschillende onderzoeken plaatsgevonden naar de prejudiciële procedure. Ook hebben verschillende organen adviezen uitgebracht rondom dit onderwerp, zoals de Raad van State 11, de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak (NVvR) 12, de Stichting Afwikkeling Massaschade (SAM) 13, de Vereniging Civiele Cassatie Advocaten (VCCA) 14 en de Hoge Raad 15 zelf. Het is van belang om aandacht te besteden aan de aanleiding van het wetsvoorstel en de totstandkoming van de procedure. Hierna volgt een uiteenzetting van het huidige procesrecht in Nederland. Aandacht wordt besteed aan de gebruikelijke rechtsgang binnen het Nederlandse rechtssysteem en tevens aan de huidige mogelijkheid voor de rechter om rechtsvragen te stellen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie. Dit is immers van belang om te analyseren wat de invloed van deze nieuwe wet kan zijn op de huidige rechtsgang. Ook komt de Wet prejudiciële vragen aan de Hoge Raad zelf uitvoerig aan bod in hoofdstuk 4 van deze scriptie. Vervolgens wordt onderzocht wat de beoogde doeleinden van de prejudiciële procedure zijn en daarnaast wordt tevens belicht of een spanningsveld zal kunnen ontstaan met de huidige procedure, welke gevolgen dit kan hebben en op welke partijen deze gevolgen invloed hebben. 10 Art. 234 EG-Verdrag. 11 Kamerstuk , Nr Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak, Advies inzake concept wetsvoorstel prejudiciële vragen aan de Hoge Raad. 18 september Stichting Afwikkeling Massaschade, Opmerkingen van de Stichting Afwikkeling Massaschade (SAM) i.o. naar aanleiding van het voorontwerp prejudiciële vragen, 15 september Vereniging Civiele Cassatie Advocaten, Opmerkingen van de VCCA i.o. naar aanleiding van het voorontwerp prejudiciële vragen, 3 september Hoge Raad der Nederlanden, Advies inzake prejudiciële toetsing, 8 oktober

6 Na dit onderzoek wordt tevens aandacht besteed aan belangrijke aspecten van de invoering van de mogelijkheid om prejudiciële vragen aan de Hoge Raad te stellen en de eventuele aanbevelingen. Tot slot wordt dit onderzoek afgerond met een conclusie. 6

7 2. Voorgeschiedenis De aanleiding tot het opstellen van het wetsvoorstel, dat zorgt dat de lagere rechter prejudiciële vragen kan stellen aan de Hoge Raad, kan van twee kanten worden belicht, namelijk vanuit het algemeen burgerlijk procesrecht en vanuit de Wet Collectieve Afwikkeling Massaschade. In het jaar 1999 ontstond een discussie naar aanleiding van een publicatie van Vranken in het Nederlands Juristenblad genaamd Oproep voor een beter nieuw procesrecht 16 en een toezegging van de Minister van Justitie hierop. 17 Drie jaren later vond een omvangrijke herziening van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering plaats. De wijziging had voornamelijk betrekking op het procederen in eerste aanleg. 18 De minister van Justitie heeft destijds tevens de opdracht gegeven tot het samenstellen van een rapport over een fundamentele herbezinning van het Nederlandse burgerlijk procesrecht, waarvoor toen een werkgroep in het leven is geroepen. 19 Deze werkgroep publiceerde in 2006 het Eindrapport fundamentele herbezinning Nederlands burgerlijk procesrecht, waarin onder andere aandacht werd besteed aan de rechtsvormende taak van de Hoge Raad. 20 Hierin is per aandachtsgebied een standpunt geformuleerd, gepaard gaande met concrete aanbevelingen over het Nederlands civiele procesrecht. 21 Een concrete aanbeveling die de werkgroep onder andere heeft gedaan, is de aanbeveling om een mogelijkheid te creëren voor de rechter in eerste of in tweede aanleg om rechtsvragen te stellen aan de Hoge Raad. 22 Het Eindrapport fundamentele herbezinning Nederlands burgerlijk procesrecht is een aanleiding geweest voor de Directeur-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving van het Ministerie van Justitie om in 2007 de Commissie Normstellende rol Hoge Raad ofwel de Commissie Hammerstein in te stellen, die de maatschappelijke positie van de cassatierechter 16 Vranken, J.B.M., Asser, W.D.H., Bakels, F.B., Brenninkmeijer, A.F.M., Hammerstein, A., Mierlo, A.I., & Wackie Eysten, P.A. (1999). Oproep voor een beter nieuw procesrecht. Nederlands Juristenblad 1999, 74(43), p Jongbloed & Hendrikse 2005, p Rueb 2011, p Rueb 2011, p Commissie normstellende rol van de Hoge Raad 2008, Versterking van de cassatierechtspraak, Den Haag, februari 2008, p W.D.H. Asser, H.A. Groen, J.B.M. Franken, m.m.v. I.N. Tzankova, Uitgebalanceerd: Eindrapport Fundamentele herbezinning Nederlands burgerlijk procesrecht, Den Haag: Boom Juridische Uitgevers 2006, p Asser e.a. 2006, p

8 diende te onderzoeken. 23 De commissie kreeg de opdracht onderzoek te doen naar mogelijkheden om de normstellende rol van de Hoge Raad te versterken. 24 Het rapport Versterking van de cassatierechtspraak verscheen in 2008, waarin onder andere werd geadviseerd aan de Minister van Justitie om nogmaals onderzoek te laten uitvoeren naar de mogelijkheid om prejudiciële vragen te stellen. 25 Na overleg met de Hoge Raad heeft de Minister op 23 oktober 2008 besloten de mogelijkheid in te voeren voor de feitenrechter om rechtsvragen te stellen aan de Hoge Raad, wat betreft massavorderingen en tevens in geval van rechtsvragen die tegelijkertijd in talrijke feitelijk vergelijkbare zaken en procedures aan de orde zijn en waar de rechtseenheid eveneens gediend is met een spoedig antwoord. 26 Naast deze benadering vanuit het algemene burgerlijk procesrecht, is door de invoering van de Wet Collectieve Afwikkeling Massaschade (WCAM) nog een aanleiding voor het wetsvoorstel dat pleit voor prejudiciële vragen ontstaan. De Wet Collectieve Afwikkeling Massaschade is in het jaar 2005 ingevoerd en zorgt ervoor dat overeenkomsten die een schikking tussen partijen vastleggen verbindend verklaard kunnen worden tussen enerzijds belangenorganisaties, die verschillende gedupeerden tegelijk vertegenwoordigen, en anderzijds de aansprakelijke partij of partijen. Deze overeenkomst wordt in dat geval bindend voor de groep gedupeerden in zijn geheel, op dat moment vertegenwoordigd door de organisatie. 27 Uit de evaluatie van de WCAM, waarin onder andere is gekeken naar de zaken waar de WCAM een rol heeft gespeeld, zoals de DES- en Dexia-zaak, is gebleken dat de wet doeltreffend werkt, zo stelt de minister van Justitie. Echter is wel naar voren gekomen dat het praktisch kan zijn, indien in een vroeg stadium duidelijkheid kan worden verkregen over een rechtsvraag. Dit kan er namelijk toe bijdragen dat partijen sneller met elkaar tot een collectieve schikking kunnen komen. Partijen hebben aangegeven dat het lange wachten op een antwoord van een bepaalde rechtsvraag belemmerend op onderhandelingen kan werken. 28 In de evaluatie over de WCAM geeft de Minister van Justitie te kennen dat de mogelijkheid tot het stellen van prejudiciële vragen aan de Hoge Raad in geval van massavorderingen, een 23 Commissie normstellende rol van de Hoge Raad 2008, p Commissie normstellende rol van de Hoge Raad 2008, p. 6, p Commissie normstellende rol van de Hoge Raad 2008, p. 6, p Kamerstuk , Nr. 3, p Kamerstuk , Nr. 3, p Kamerstukken 2008/2009, , nr. 1, p. 4. 8

9 maatregel is die hiertoe zou kunnen bijdragen, daar eerder uitsluitsel over prangende rechtsvragen kan worden gegeven. 29 Eveneens in het jaar 2008 verscheen het rapport Versterking van de cassatierechtspraak en op grond hiervan zag de Minister reden om de mogelijkheid tot het stellen van prejudiciële vragen in het Nederlands civiele procesrecht in te voeren. Na het naar buiten brengen van een concept-wetsvoorstel heeft een consultatie plaatsgevonden waarbij andere belanghebbenden hun visie konden toelichten. 30 Daarnaast heeft een aantal organen advies uitgebracht omtrent het voorontwerp. 31 Uiteindelijk heeft de regering het Wetsvoorstel prejudiciële vragen aan de Hoge Raad ingediend op 4 februari Op 7 februari 2012 is het wetsvoorstel door de Eerste Kamer aangenomen. 32 Vervolgens dient de Koning, volgens artikel 87 van de Grondwet, het voorstel hierna te bekrachtigen zodat het tot wet kan worden verheven. De Wet prejudiciële vragen aan de Hoge Raad is reeds gepubliceerd in het Staatsblad. Echter zegt artikel V van de wet dat de inwerkingtreding afhangt van een bij koninklijk besluit gegeven tijdstip. Dit tijdstip is tot op heden nog niet bekend gemaakt Kamerstukken 2008/2009, , nr. 1, p Internetconsultatie Wet prejudiciële vragen aan de Hoge Raad, 23 juni 2009, 31 Kamerstuk , Nr. 3, p Wet prejudiciële vragen aan de Hoge Raad, (zoek op 32612). 33 Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden, nr

10 3. De huidige gang van zaken 3.1. Het burgerlijk procesrecht in Nederland en de huidige taak van de Hoge Raad In Nederland bestaan drie verschillende rechterlijke instanties voor de behandeling van civiele zaken, namelijk de rechtbanken, de gerechtshoven en de Hoge Raad. Indien partijen zich in geval van een geschil tot de rechter wenden, dienen zij dat in eerste instantie te doen bij de rechtbank (behoudens het een uitzondering bepaald in de wet betreft, zo is te lezen in artikel 42 van de Wet op de Rechterlijke Organisatie). Na de uitspraak van de rechtbank bestaat de mogelijkheid, indien de zaak appellabel is, om in hoger beroep te gaan. Door deze herkansingsfunctie kunnen fouten van de rechter hersteld worden en hebben ook partijen de mogelijkheid om hun vergissingen of onvolkomenheden te herstellen. 34 Ook wordt hiermee de kans verkleind dat aspecten over het hoofd worden gezien. Volgens artikel 60 van de Wet RO kunnen partijen zich hierna wenden tot de gerechtshoven, behoudens rechtsmiddelverboden. 35 Naast de genoemde mogelijkheid, bestaat de mogelijkheid om de uitspraak van de lagere rechter te laten toetsen in cassatie door het hoogste rechtscollege, de Hoge Raad der Nederlanden. 36 De rechters van de rechtbank en het gerechtshof worden ook wel feitenrechters of feitelijke rechters genoemd. Dat wil zeggen dat de rechters de onderliggende feiten van het geschil proberen te achterhalen en vast te stellen. De cassatierechter daarentegen gaat er vanuit dat deze, door de lagere rechters vastgestelde, feiten vast staan en kijkt alleen of de feitenrechter de uitspraak juist heeft gemotiveerd en of geen schending van het recht heeft plaatsgevonden. In artikel 79 Wet RO staan de twee cassatiegronden, namelijk vormverzuim en schending van het recht. De cassatierechter kan ervoor kiezen om de uitspraak in stand te laten en het cassatieberoep verwerpen of kan de zaak terug verwijzen naar een lagere rechter indien opnieuw feitenonderzoek gedaan dient te worden. 37 Aanvankelijk heeft de cassatie twee hoofddoelen, namelijk rechtsbescherming en rechtseenheid. Later is daar het bevorderen van de rechtsontwikkeling aan toegevoegd. De arresten van de Hoge Raad hebben precedentwerking en dienen daarmee het algemeen belang. 34 W.D.H. Asser, Civiele Cassatie, Nijmegen: Ars Aequi Libri 2011, H Rueb 2011, p Asser 2011, H Rueb 2011, p. 265, p

11 Dat houdt in dat deze arresten ten behoeve van de rechtsgelijkheid een richtlijn vormen voor de uitspraken van lagere rechters De prejudiciële procedure bij het Hof van Justitie van de Europese Unie Het Hof van Justitie van de Europese Unie is in 1952 opgericht en gevestigd in Luxemburg. Het Hof werkt samen met de nationale gerechten opdat het gemeenschapsrecht optimaal wordt nageleefd en uniform wordt toegepast. Daarbij ziet het Hof toe op handelingen van de Europese instellingen en kan de handelingen van algemene strekking ook toetsen. Tevens is het Hof bereid het Europese recht uit te leggen waar dit nodig is. Dit kan het Hof doen in het kader van een prejudiciële vraag die door een rechterlijke instantie van een lidstaat kan worden gesteld. 39 In tegenstelling tot het Europese recht bestaat de mogelijkheid om prejudiciële vragen te stellen binnen het Nederlandse procesrecht tot op heden nog niet. Wel kunnen Nederlandse rechters prejudiciële vragen stellen aan de rechter bij het Hof van Justitie van de Europese Unie, in het geval zij uitleg over het Europese gemeenschapsrecht nodig hebben. 40 In artikel 234 van het EG-Verdrag staan de gevallen opgesomd waarin het mogelijk is om een rechtsvraag te stellen, namelijk wanneer het bijvoorbeeld een vraag betreft over het Verdrag zelf en wanneer de nationale rechter een toelichting behoeft, of indien de nationale rechter duidelijkheid wil over handelingen van instellingen van de EG of de Europese Centrale Bank. De beantwoording van een prejudiciële vraag door het Hof van Justitie EG dient echter wel noodzakelijk te zijn voor de uitspraak in een zaak van de nationale rechter, zo zegt artikel 234 EG. De Europese rechter is tevens uitsluitend bevoegd zich uit te spreken over het gemeenschapsrecht en niet over het nationale recht. Uitsluitend de nationale rechter mag hierover oordelen. 41 De procedure dient de uniformiteit van het Europese gemeenschapsrecht, maar biedt ook rechtsbescherming voor de burger die de lidstaten op deze manier kan dwingen om zich aan de Europese wetgeving te houden, aangezien deze voor een groot gedeelte rechtstreekse werking heeft in de nationale rechtsorde Rueb 2011, p. 258, p Asser 2011, H L.A.D. Keus, Rechtspleging in balans, Europees Procesrecht, Arnhem: Gouda Quint 1995, p R. Barents, Procedures en procesvoering voor het Hof van Justitie en het Gerecht van eerste aanleg EG, Deventer: Kluwer 2005, p Barents 2005, p

12 De beide rechters vervullen ieder hun eigen rol in dit proces, zonder dat sprake is van hiërarchie. De Europese rechter legt de wetgeving uit en de nationale rechter past deze toe in zaken die hem voorgelegd worden. 43 In artikel 234 EG is bepaald dat de nationale rechter bevoegd en soms zelfs verplicht is om zo n prejudiciële vraag te stellen. Partijen kunnen bij de nationale rechter aangeven dat zij een prejudiciële vraag aan het Hof van Justitie van de Europese Unie wensen, maar zij zijn niet zelf bevoegd om een prejudiciële vraag te stellen. 44 De partijen worden eventueel in kennis gesteld, maar de rechter is hiertoe niet verplicht. 45 Wel kunnen partijen binnen twee maanden schriftelijke opmerkingen indienen bij het Hof, maar zij hebben niet de mogelijkheid om op de uitlatingen van andere partijen te reageren. Daarvoor dient de mondelinge fase van het proces, maar de rechter heeft ook de mogelijkheid om deze achterwege te laten, tenzij belanghebbenden een verzoek hiervoor hebben ingediend. 46 De Europese prejudiciële procedure heeft gediend als inspiratiebron voor het opstellen van het wetsvoorstel over de Nederlandse prejudiciële procedure Barents 2005, p GvEA EG 22 oktober 1996, nr. T-154/94, Jur. P. II-1377 (Comité des Salins/Commissie), punt Barents 2005, p Keus 1995, p Kamerstuk , Nr. 3, p.2. 12

13 4. Inhoud van de Wet prejudiciële vragen aan de Hoge Raad Een van de eisen voor het stellen van een prejudiciële vraag aan de Hoge Raad is dat het antwoord op de gestelde rechtsvraag nodig moet zijn om op het verzoek tot het stellen van een prejudiciële vraag te beslissen en tevens van directe betekenis moet zijn, zo zegt artikel 392 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). 48 Toen de minister in 2008 voorstelde om de mogelijkheid tot het stellen van prejudiciële vragen in te voeren, was aanvankelijk de bedoeling om dit uitsluitend toe te laten in zaken waar sprake is van massaschade. Dit betreft vorderingen die in meerdere gevallen voorkomen en tevens gelijkenis vertonende of dezelfde gronden en oorzaken hebben. Een prejudiciële vraag is in deze gevallen mogelijk indien er ook een direct belang is voor de andere soortgelijke vorderingen. 49 Massaschadezaken komen echter relatief weinig voor in Nederland en in beschouwing genomen dat niet in elke massaschadezaak een prejudiciële vraag gesteld zal worden, bestond het risico dat rechters weinig ervaring met de prejudiciële vraag konden opdoen en ook dat weinig gewenning aan dit soort zaken kon ontstaan, hetgeen van belang is omdat het hier werkzaamheden betreft die voorheen niet tot het takenpakket van de Hoge Raad behoorden. Dit in aanmerking genomen, heeft de wetgever besloten om de prejudiciële vraag ook mogelijk te maken in zaken waarin een rechtsvraag beantwoord dient te worden die ook speelt in andere gelijkenis vertonende zaken. 50 Eveneens is het stellen van een prejudiciële vraag mogelijk indien sprake is van een collectieve actie, ofwel een samenvoeging van individuele vorderingen. 51 Een voorbeeld van een zaak waarin mogelijk in de toekomst door de rechter prejudiciële vragen aan de Hoge Raad gesteld kunnen gaan worden, is een zaak omtrent het door passagiers verhalen van compensatie voor vertragingen en annuleringen in de luchtvaart. In de EG-verordering 261/2004 is vastgelegd dat een passagier compensatie toekomt vanaf een vertraging van twee uur. 52 Ook in het Sturgeon-arrest werd bevestigd dat passagiers bij 48 Kamerstuk , Nr. 2, p Kamerstuk , Nr. 3, p I. Giesen, Prejudiciële vragen aan de Hoge Raad: onbedoelde neveneffecten op de positie en taak van de Hoge Raad, in: I. Giesen, A.M. Hol, F.G.H. Kristen (red.), De Hoge Raad in 2025, Den Haag: Boom Juridische Uitgevers 2011, p Kamerstuk , Nr. 3, p EG-Verordering 261/

14 annulering en vertraging recht hebben op vergoeding. 53 Luchtvaartmaatschappijen proberen zich hier nog steeds tegen te verzetten. 54 In de EG-Verordening komt naar voren dat de verplichtingen van luchtvaartmaatschappijen in geval van vertraging of annulering verminderd kunnen worden indien sprake is van buitengewone omstandigheden die zelfs door het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden. 55 Het Europese Hof van Justitie heeft zich hier recentelijk over uitgelaten en benadrukte: Het gaat immers om een gebeurtenis die niet inherent is aan de normale uitoefening van de activiteit van de luchtvaartmaatschappij en waarop laatstgenoemde geen daadwerkelijke invloed kan uitoefenen wegens de aard of de oorsprong van die gebeurtenis. 56 Een voorbeeld van een prejudiciële vraag die een lagere rechter, in een zaak van schadevorderingen van passagiers, in de toekomst aan de Hoge Raad kan stellen is om nadere invulling te geven aan de begrippen buitengewone omstandigheden en redelijke maatregelen. Dan kan duidelijker worden wat precies onder overmacht van een luchtvaartmaatschappij kan worden verstaan. Op deze manier kan de Hoge Raad de rechter een richtlijn geven bij de invulling van deze normen. De Wet prejudiciële vragen aan de Hoge Raad heeft als doel het mogelijk te maken dat de feitenrechter prejudiciële vragen kan stellen aan de Hoge Raad der Nederlanden. Aangezien de Hoge Raad in cassatiezaken ook geen onderzoek doet naar feiten, gebeurt dit evenmin in het geval van de prejudiciële procedure. De prejudiciële vraag kan daarom niet bestaan uit een vraag van feitelijke aard, maar moet een rechtsvraag zijn. Dat wil zeggen, een vraag die betrekking heeft over de toepasbaarheid van een rechtsregel. 57 De wetgever heeft de rechter, die een zaak behandelt met als onderwerp een vaststellingsovereenkomst gesloten tussen een vereniging of stichting met volledige rechtsbevoegdheid en één of meerdere partijen betreffende een schadevordering, uitgesloten om een prejudiciële vraag te stellen HvJ EU 19 november 2009, nr. C 402/07 en C 432/07 (Sturgeon). 54 Rb. Haarlem (vzr) 21 maart 2012, LJN BV EG-Verordering 261/2004, punt HvJ EU 22 maart 2012, nr. C-12/11 (Denise McDonagh/Ryanair Ltd.) (concl. A-G). 57 N. Frenk, De prejudiciële procedure: ruimere mogelijkheden voor de rechtsontwikkeling bij de toepassing van vage normen en onbepaalde begrippen, in: A.M. Hol, I. Giesen, F.G.H. Kristen (red.), De Hoge Raad in 2025, Den Haag: Boom Juridische uitgevers 2011, p Artikel 392 lid 1 Rv. 14

15 Voordat de rechter de rechtsvraag aan de Hoge Raad stelt, is aan partijen de mogelijkheid gegeven om zich uit te laten over de keuze van de rechter om een prejudiciële vraag te stellen. Daarna wordt de Hoge Raad in kennis gesteld van het onderwerp, de feiten van en de standpunten in het geschil. Dit zijn de gegevens waarvan de Hoge Raad dient uit te gaan. Hierna kan de Hoge Raad zelf ook nog partijen of derden in de gelegenheid stellen om schriftelijke opmerkingen te maken, indien het antwoord van de prejudiciële vraag voor hun procedure ook van belang is. Zo wordt geprobeerd om een zo duidelijk mogelijk beeld voor de Hoge Raad te schetsen. 59 De Hoge Raad heeft ook een mogelijkheid om de door de rechter gestelde vraag opnieuw te formuleren en kan, indien de herformulering een niet geringe wijziging meebrengt, partijen de keuze geven om schriftelijke opmerkingen over de herformulering te maken. 60 Het kan voorkomen dat de prejudiciële vraag in een fase wordt gesteld, waarin de feiten nog niet vast staan. In een dergelijk geval of indien de rechter de situatie onvoldoende duidelijk vindt, kan de Hoge Raad beslissen om van beantwoording van de vraag af te zien. Echter, de Hoge Raad kan er ook voor kiezen om de rechtsvraag toch te beantwoorden en zich in een dergelijk geval te beperken tot het geven van richtlijnen van algemene aard. 61 Indien de Hoge Raad toch van mening is dat de door de rechter geschetste feiten onvoldoende vast staan, kan er van beantwoording af worden gezien. In het voorgestelde artikel 393 lid 8 Rv is namelijk vastgelegd dat de Hoge Raad van beantwoording af kan zien als de prejudiciële vraag zich niet voor beantwoording leent of als de vraag van onvoldoende belang is. In deze gevallen hoeft de Hoge Raad de afwijzing niet te motiveren. Indien de Hoge Raad dit wel gemotiveerd doet, kunnen op deze manier meer afwijzingsgronden ontwikkeld worden. Indien de prejudiciële vraag niet zuiver een rechtsvraag is, dat wil zeggen dat de vraag een feitelijke vraag is of verweven is met feitelijke aspecten en dus een gemengde vraag, zou de cassatierechter de beantwoording van deze prejudiciële vraag tevens kunnen weigeren. Deze vragen zouden immers tot feitelijke of gemengde beslissingen kunnen leiden, in plaats van tot een rechtsbeslissing. 62 Uiteindelijk maakt de cassatierechter de beslissing of de prejudiciële vraag beantwoord kan worden. 59 Artikel 392 Rv. 60 Artikel 393 lid 7 Rv. 61 Kamerstuk , Nr. 3, p Kamerstuk , Nr. 3, p

16 Volgens artikel 394 lid 1 Rv is het antwoord op de prejudiciële vraag, die de Hoge Raad aan de rechter geeft, bindend. In de memorie van toelichting wordt duidelijk dat de rechter zich niet aan het bindend advies hoeft te houden, indien de aan de Hoge Raad voorgelegde feiten in een later stadium anders blijken te liggen. In dat geval bestaat een mogelijkheid om van het prejudiciële antwoord af te wijken Kamerstuk , Nr. 3, p

17 5. De voordelen van de prejudiciële procedure De belangrijkste reden om deze wet in te voeren was om in zaken waar de maatschappelijke behoefte aan een antwoord groot is, een spoedig antwoord te krijgen van het gerecht in hoogste instantie, de Hoge Raad. 64 In zaken waarin massavorderingen aan de orde zijn, kan gesteld worden dat daar de maatschappelijke behoefte groter is omdat meerdere partijen hierin belangen hebben. Op deze manier hoeven de partijen minder lang in onzekerheid te verkeren. Zeker in zaken waarin het vorderingen betreft van collectieve schade, is eerder gebleken, met als voorbeeld de Dexia-zaak, dat dit soort zaken jaren kunnen voortslepen. 65 In plaats van het jaren doorprocederen tot aan de Hoge Raad, maakt de Wet prejudiciële vragen aan de Hoge Raad het mogelijk dat de Hoge Raad zich vroegtijdig kan uitspreken over de in het geding zijnde rechtsvragen. Ook kan de beantwoording van een prejudiciële vraag partijen stimuleren om te onderhandelen over een schikking. Bij de evaluatie van de ingevoerde Wet collectieve afwikkeling massaschade (WCAM) bleek dat behoefte aan een dergelijke regeling bestond. 66 Daarbij komt dat indien de rechtsvraag in de schikking wordt meegenomen en de rechter deze schikking bindend zal verklaren, dit de kans vergroot dat gedupeerden zich met de schikking kunnen verenigen en dat zoveel mogelijk gedupeerden zich ook bij de schikking zullen aansluiten. Een antwoord op een prejudiciële vraag kan ook een richting geven in een onderhandelingsproces naar een schikking. 67 Tevens kan een vroegtijdig antwoord van de Hoge Raad het instellen van individuele procedures onnodig maken, doordat met een prejudicieel antwoord een collectieve schikking tot stand kan komen of een zaak individueel geschikt kan worden. Ook kan het zo zijn dat een individuele procedure door het antwoord in het geheel kan worden voorkomen, doordat deze overbodig is geworden. 68 Reeds bestaat er in het huidige rechtssysteem een mogelijkheid om sneller bij de Hoge Raad te kunnen procederen en dat is door sprongcassatie. Het voordeel van de prejudiciële vraag boven de sprongcassatie is echter dat bij de prejudiciële vraag de feitenrechter beslist of er een prejudiciële vraag gesteld dient te worden en hiermee de zaak door te schuiven naar de Hoge Raad. Bij sprongcassatie ligt deze keuze bij de partijen, die het overigens hierover ook met 64 Kamerstuk , Nr. 3, p Kamerstuk , Nr. 3, p Kamerstukken 2008/2009, , nr. 1, p Kamerstuk , Nr. 3, p Kamerstuk , Nr. 3, p

18 elkaar eens dienen te zijn, zo zegt in artikel 298 Wetboek van burgerlijke rechtsvordering. In het geval maar één partij het geding direct voor de Hoge Raad wil brengen, is dit niet mogelijk. 69 Net zoals sprongcassatie, vertoont ook de cassatie in het belang der wet gelijkenissen met het stellen van een prejudiciële vraag aan de Hoge Raad. Het betreft in deze gevallen namelijk eveneens kwesties waarbij een of meer belangrijke rechtsvragen in het geding zijn. De procureur-generaal kan, indien voor partijen geen beroepsmogelijkheid meer open staat of indien zij hiervan hebben afgezien, casseren in het belang der wet. De procureur-generaal zal hiervoor kiezen indien voor toekomstige zaken behoefte bestaat aan een richtlijn voor beantwoording van de rechtsvraag. 70 Een belangrijk verschil met de prejudiciële procedure ligt hierin dat cassatie in het belang der wet geen rechtsgevolgen heeft voor de partijen. Ook kan cassatie in het belang der wet pas plaatsvinden indien partijen geen gebruik van rechtsmiddelen meer kunnen maken. Dit betekent dat de behandeling van het geding tot een einde komt, indien geen cassatie in het belang der wet zal worden ingesteld. De cassatie in het belang der wet kan derhalve alleen aan het einde van het geding ingesteld worden, in tegenstelling tot de prejudiciële procedure, waar het voor de Hoge Raad mogelijk wordt gemaakt om zich in een eerder stadium uit te spreken over een belangrijke rechtsvraag. Een voordeel van de prejudiciële procedure boven de cassatie in het belang der wet, is dat het antwoord op de rechtsvraag van de Hoge Raad, die gesteld is in het belang van het geding, nog invloed hierop kan uitoefenen. 71 De cassatie in het belang der wet kan desondanks als een vangnet dienen in de gevallen dat geen gebruik wordt gemaakt van de prejudiciële procedure. 72 Voor de invoering van het wetsvoorstel bestond nog de mogelijkheid dat de rechtbank en het gerechtshof in de diverse identieke individuele procedures uitspraken doen die erg van elkaar kunnen verschillen, omdat geen duidelijke richtlijnen voor handen zijn. Deze situatie kan met de prejudiciële vraag worden voorkomen, doordat de Hoge Raad de feitenrechter vroegtijdig een richtlijn biedt bij de behandeling van het geding. De Hoge Raad kan ook behulpzaam zijn 69 Kamerstuk , Nr. 3, p W.H.B. den Hartog Jager, Cassatie in het belang der wet, een buitengewoon rechtsmiddel, Gouda: Quint bv 1994, p Kamerstuk , Nr. C, p I. Giesen, A.M. Hol, F.G.H. Kirsten, De Hoge Raad in 2025: hoe ver zijn we onderweg, in: Giesen, A.M. Hol, F.G.H. Kristen (red.), De Hoge Raad in 2025, Den Haag: Boom Juridische Uitgevers 2011, p. 298, p

19 bij de invulling van open normen en begrippen. Dit komt ook de harmonie en kwaliteit van de rechtspraak ten goede. 73 De Hoge Raad kan zich, nu het wetsvoorstel is aangenomen, op een vroeger moment in het proces uitspreken over de rechtsvraag in het geding. Doordat de Hoge Raad zich al vroeg uitspreekt over de rechtsvraag, ontstaat voor partijen minder behoefte om na het passeren van de rechtbank of het gerechtshof nog door te procederen tot de Hoge Raad als laatste instantie. Partijen hebben immers reeds een aanwijzing hoe de Hoge Raad over de kwestie zal oordelen. Op deze manier komt het geding eerder tot een einde. 74 Volgens de makers van het wetsvoorstel leidt de invoering van de prejudiciële vraag dan ook niet tot werklastverzwaring voor de Hoge Raad, aangezien veel zaken de Hoge Raad niet meer bereiken doordat partijen voortijdig al duidelijkheid van de Hoge Raad hebben verkregen. Bovendien zou, indien geen prejudicieel antwoord zou worden gegeven, de zaak zich alsnog bij de Hoge Raad aandienen. 75 Als een partij wil procederen tot aan de Hoge Raad, zal dit doorgaans hoge kosten met zich meebrengen. Echter ontstaat door de beantwoording van de rechtsvraag door de Hoge Raad in een vroeg stadium minder behoefte voor de partij om de zaak nogmaals voor de Hoge Raad te brengen en daarom brengt de Wet prejudiciële vragen aan de Hoge Raad voor de partij een financieel voordeel Kamerstuk , Nr. 3, p Kamerstuk , Nr. 3, p. 3, p Kamerstuk , Nr. 3, p. 3, p Kamerstuk , Nr. 6, p

20 6. De kanttekeningen bij de prejudiciële procedure Naast de vele voordelen die de mogelijkheid tot het stellen van een prejudiciële vraag aan de Hoge Raad met zich mee brengt, heeft de Wet prejudiciële vragen aan de Hoge Raad ook een keerzijde. Deze is onder andere naar voren gekomen in de internetconsultatie die heeft plaatsgevonden. 77 Ook heeft een aantal organen, stichtingen en verenigingen die indirect betrokken zijn bij de invoering van de prejudiciële vraag, zoals de SAM, NVvR, VCCA en de Raad van State een advies uitgebracht, die de nadelen van de wet uitvoerig belichten. Nog steeds, eveneens na uitbreiding van de gevallen waarin een prejudiciële vraag gesteld kan worden, bestaat de kans dat het stellen van de vraag weinig zal geschieden. Massaschadezaken komen weinig voor en als een zaak van deze categorie zich al aandient, is het stellen van een rechtsvraag aan de Hoge Raad niet altijd nodig. Hierdoor bestaat de kans dat rechters niet veel de kans zullen krijgen om ervaring met de prejudiciële vraag op te doen. De feitenrechter heeft die ervaring nodig om de mogelijkheid van een prejudiciële procedure bij de Hoge Raad in het geding te herkennen, maar ook om uit het feitencomplex een zuivere rechtsvraag te kunnen formuleren. 78 Artikel 392 Rv zegt dat de rechter een rechtsvraag kan stellen aan de Hoge Raad. Daarbij wordt aan de Hoge Raad de vrijheid gegeven om te beoordelen of de prejudiciële vraag in behandeling genomen kan worden, zodat aan de Hoge Raad zelf de keuze wordt gelaten of ook een gemengde vraag, dat wil zeggen een vraag betrekking hebbend op rechtsregels en feiten, beantwoord kan worden. Dit kan leiden tot een antwoord waar tevens feitelijke aspecten bij betrokken zijn, waardoor ook minder precedentwerking mogelijk is. 79 In de Franse prejudiciële procedure, beschreven door Tjittes en Meijer, kan de lagere rechter uitsluitend zuivere rechtsvragen stellen aan de Cour de Cassation. De rechtsvraag wordt hier strikt van het feitencomplex gescheiden gehouden. Indien de prejudiciële vraag niet zuiver een rechtsvraag betreft, wordt deze niet-ontvankelijk verklaard. Op deze manier worden 77 Internetconsultatie Wet prejudiciële vragen aan de Hoge Raad, 23 juni 2009, 78 Giesen 2011, p. 54, p Kamerstuk , Nr. 3, p

21 gemengde beslissingen voorkomen. 80 Echter kunnen dan ook prejudiciële vragen nietontvankelijkheid worden verklaard, die wel van belang zijn voor de aanhangende procedures. De mogelijkheid om een rechtsvraag te stellen die verweven is met feiten, wordt in Nederland ondervangen doordat de Hoge Raad op grond van artikel 393 lid 8 Rv de beoordelingsruimte heeft om af te zien van beantwoording in de gevallen dat de prejudiciële vraag te feitelijk is. Volgens critici lokt deze grote beoordelingsruimte juist het stellen van prejudiciële vragen uit. Omdat geen duidelijke grens is aangegeven in welke gevallen een gemengde vraag wordt beantwoord en wanneer niet, kunnen lagere rechters uitgelokt worden om een rechtsvraag aan de Hoge Raad te stellen. Dit vergroot het gevaar dat de Hoge Raad overstelpt zal worden met prejudiciële vragen, hetgeen de werklast niet ten goede zal komen. 81 In de opmerking van de Vereniging Civiele Cassatie Advocaten (VCCA) wordt benadrukt dat betwijfeld wordt of de lagere rechter deze zuivere rechtsvragen en gemengde vragen strikt uit elkaar kan houden. Het stellen van een prejudiciële vraag aan de Hoge Raad behoort tot nu toe namelijk niet tot de gebruikelijke werkzaamheden van de lagere rechter. 82 Op het moment dat de lagere rechter de prejudiciële vraag stelt, moeten bij deze beslissing het onderwerp, de vastgestelde feiten en de standpunten van partijen worden vermeld, zo luidt artikel 293 lid 3 Rv. In deze fase van het geding staan de feiten echter nog niet vast, zodat dit als een voorlopige vaststelling door de rechter kan worden beschouwd. Dit draagt als risico dat de vermelde feiten later, na beantwoording van de prejudiciële vraag, anders blijken te liggen. Vooral in het geval waarin het gaat om een gemengde beslissing is dit risico aanwezig. 83 Het feit dat partijen in de gelegenheid worden gesteld om opmerkingen te maken kan het feitencomplex wel completer maken, maar doet niet af aan de mogelijkheid dat gegevens waarop de Hoge Raad zijn antwoord baseert, niet in overeenstemming met de werkelijkheid blijken te zijn. 84 Denkbaar is in dit geval dat na het in kracht van gewijsde gaan van een uitspraak van de lagere rechter, in een geding waarin ook een beantwoording van een prejudiciële vraag door de Hoge Raad heeft plaatsgevonden, het zich in een ander geding door een beantwoording van een prejudiciële vraag aftekent dat de beantwoording van het eerste geding anders had moeten zijn. De uitspraak van het geding is bindend, dus hiervan kan geen hoger beroep meer ingesteld worden R.P.J.L. Tjittes en R. Meijer, Franse en Europese lessen voor een prejudiciële procedure bij de Hoge Raad, Rechtsgeleerd Magazijn THEMIS , p. 1, p Tjittes & Meijer 2009, p Vereniging Civiele Cassatie Advocaten 2009, p Stichting Afwikkeling Massaschade 2009, p Stichting Afwikkeling Massaschade 2009, p Kamerstuk , Nr. 5, p

22 De Hoge Raad loopt een risico door een prejudicieel antwoord te geven dat gebaseerd is op niet vaststaande feiten. Het is daarom van belang dat de prejudiciële vraag zo veel mogelijk een rechtsvraag betreft en zo min mogelijk met feiten omkleed is. 86 De Hoge Raad kan in Nederland zelf bepalen of de prejudiciële vraag geschikt is voor beantwoording. Dit is een betere en genuanceerdere oplossing dan bij de prejudiciële procedure in Frankrijk, waar een te feitelijke vraag niet-ontvankelijk wordt verklaard. 87 De Hoge Raad kan ervoor kiezen om te veel met feiten omklede prejudiciële vragen, toch te beantwoorden omdat deze van belang zijn voor de aanhangige procedures. De Hoge Raad kan het prejudicieel antwoord in dat geval van algemene aard houden en de lagere rechter zo een richtlijn geven. 88 Op deze manier kan de Hoge Raad bijvoorbeeld ook helpen bij de invulling van open normen en begrippen. Om de feiten zo goed mogelijk vast te stellen, is in artikel 392 lid 2, 393 lid 1 en lid 2 Rv gelegenheid gegeven voor respectievelijk de partijen en derden om schriftelijke opmerkingen te maken. Hier is tegen aan te voeren dat deze regeling dicht in de buurt komt van een feitelijke behandeling van de zaak. De vraag is of dit de bedoeling van de wetgever dient te zijn. 89 Tegen deze kritiek op het stellen van een prejudiciële vraag, gegrond op een nietvaststaand feitencomplex, kan aangevoerd worden dat het antwoord van de Hoge Raad juist kan bijdragen aan de samenstelling van het feitencomplex, doordat de Hoge Raad kan aangeven welke feiten bepalend of van belang zijn, welke feiten dienen als bewijs of welke feiten nog bezien dienen te worden. 90 De feitenrechter kan de rechtsvraag ambtshalve of op verzoek van partijen stellen, zo luidt artikel 392 lid 1 Rv. Uit de memorie van toelichting valt op te maken dat de rechter het verzoek van partijen ook, eventueel ongemotiveerd, kan weigeren. Ook wordt aangegeven dat indien beide partijen niet willen dat een prejudiciële vraag gesteld wordt, bijvoorbeeld omdat zij een snelle afwikkeling wensen, het waarschijnlijk is dat de rechter dit in een dergelijk geval ook niet zal doen. 91 Naar aanleiding hiervan is in de verschenen adviezen kritiek geuit Stichting Afwikkeling Massaschade 2009, p Tjittes & Meijer 2009, p Kamerstuk , Nr. 3, p Kamerstuk , Nr. 5, p N. Frenk 2011, p Kamerstuk , Nr. 3, p Kamerstuk , Nr. 3, p

23 Zo laat de Stichting Afwikkeling Massaschade (SAM) weten dat zij het onwenselijk vindt dat het mogelijk is om een prejudiciële vraag te stellen, zonder dat partijen dit willen. Zij ziet graag dat het wetsvoorstel een regel bevat die dit verhindert. 93 Het beginsel van partijautonomie, dat inhoudt dat de aard en omvang van een geding door de partijen zelf worden bepaald, kan hier niet worden gewaarborgd. 94 Naar aanleiding van de internetconsultatie is door Tjittes en Meijer een ander standpunt hierover belicht. Zij zijn van mening dat de rechter degene moet zijn die de omvang van het geding dient te bepalen, uit het oogpunt van het belang van de procedure. De rechter kan zelf het beste bepalen of een prejudiciële vraag aan de Hoge Raad geboden is om tot een juiste uitspraak van de procedure te komen. Het partijbelang mag hier niet het belang van de procedure overstijgen. 95 Art. 23 Rv geeft aan dat partijen de omvang van een rechtsgeding bepalen, maar art. 293 lid 1 Rv gaat hier in dit geval tegen in. Partijen kunnen echter niet goed inzien of de feitenrechter een antwoord van de Hoge Raad nodig heeft in de procedure. 96 De feitenrechter zelf is degene die dit in kan schatten. Deze bevoegdheid hoort bij de rechter te liggen en niet bij partijen. Het is begrijpelijk dat partijen het niet eens kunnen zijn met een prejudiciële procedure, omdat zij graag snel een uitspraak zien. Echter, in de memorie van toelichting is aangegeven dat de rechter hier rekening mee zal houden. 97 Hoewel de status van het prejudicieel antwoord, zoals opgenomen in de Wet prejudiciële vragen, bindend is, zijn critici van mening dat het de status van advies dient te dragen, net zoals dit in de Franse prejudiciële procedure het geval is. Volgens de memorie van toelichting van het wetsvoorstel mag de Hoge Raad van zijn eigen antwoord afwijken, maar dit zal in verband met de rechtszekerheid niet vaak dienen te gebeuren. 98 De kritiek van Tjittes en Meijer wijst erop dat het prejudicieel antwoord van de Hoge Raad onjuist kan zijn, omdat het achterliggende feitencomplex niet vast staat en nadien anders kan blijken te liggen. Zij zijn dan ook van mening dat het prejudicieel antwoord beter de status van advies kan dragen, zoals dat ook in Frankrijk het geval is SAM 2009, p Rueb 2011, p Tjittes & Meijer 2009, p.1, p Art. 392 lid 1 Rv. 97 Kamerstuk , Nr. 3, p Kamerstuk , Nr. 3, p Tjittes & Meijer 2009, p

24 Naar aanleiding hiervan zijn in de Tweede Kamer door de leden van de VVD vragen gesteld. De minister van Veiligheid en Justitie acht het niet noodzakelijk dat het antwoord adviserend dient te zijn, omdat de rechter in zijn uitspraak immers kan afwijken van het prejudiciële antwoord indien het antwoord niet meer, of minder van belang is doordat de feiten anders blijken te liggen. Bovendien is het volgens de minister ook essentieel dat het antwoord bindend is, aangezien daarmee cassatieberoepen kunnen worden voorkomen. Indien het antwoord een advies zou zijn, zouden partijen dit advies terzijde schuiven en alsnog cassatieberoep in kunnen stellen. 100 De Hoge Raad geeft aan het daarmee eens te zijn. 101 Dat is gekozen voor een bindende uitspraak van de Hoge Raad, lijkt een goede keuze te zijn, aangezien het belangrijk is, om in verband met de stijgende werklast van de Hoge Raad, te voorkomen dat partijen zich nogmaals tot de Hoge Raad wenden. De Franse en Nederlandse criteria om een prejudiciële vraag te stellen tonen veel overeenkomsten. Een verschil is echter dat in Frankrijk de te stellen rechtsvraag nieuw moet zijn, dat wil zeggen nog niet eerder aan de orde gekomen, bijvoorbeeld doordat de rechtsvraag naar aanleiding van nieuwe wetgeving gerezen is. 102 Dit criterium is niet opgenomen in de Nederlandse vereisten, terwijl dit criterium wel van invloed zou kunnen zijn op het aantal prejudiciële vragen die aan de Hoge Raad gesteld gaan worden. Het zou een extra drempel voor de lagere rechter kunnen zijn om de rechtsvraag te stellen. Een werklastverzwaring voor de Hoge Raad is een risico dat het wetsvoorstel met zich mee brengt. 103 In voorgaande jaren is het aantal zaken dat bij de Hoge Raad is gekomen, gestegen. Ingekomen zaken bij de Hoge Raad der Nederlanden (inclusief de zaken afkomstig van het Gemeenschappelijk Hof van de Nederlandse Antillen en Aruba) Kamerstuk , nr. 6, p Hoge Raad der Nederlanden 2009, p Tjittes & Meijer 2009, p Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak 2009, p Hoge Raad der Nederlanden, Verslag over , 2011, p

25 De Wet prejudiciële vragen aan de Hoge Raad heeft mede als doel om de werkdruk van de Hoge Raad te doen afnemen, maar het is niet uitgesloten dat het tegenovergestelde zich zal voordoen. Dit risico wordt vergroot door het feit dat derden in de procedure ook schriftelijke opmerkingen kunnen maken en omdat de term derden in artikel 393 lid 2 en lid 3 Rv niet nader gespecificeerd is, kan het zich voordoen dat meer derden dan gebruikelijk zich willen uitlaten. Dit kan zorgen voor oponthoud in de procedure. 105 Door de Wet prejudiciële vragen aan de Hoge Raad krijgt de cassatierechter een bevoegdheid die voorheen niet tot zijn takenpakket behoorde; het beantwoorden van prejudiciële vragen. 106 Volgens artikel 118 lid 2 van de Nederlandse Grondwet heeft de Hoge Raad als voornaamste taak de cassatie van rechterlijke uitspraken. Bij de cassatie doet de rechter niet opnieuw onderzoek naar de feiten van de zaak. Deze zijn bij respectievelijk de rechtbank en het gerechtshof reeds behandeld en vastgesteld. Wel kijkt de cassatierechter naar de gegeven motivering en argumentatie bij het geding. 107 Hierbij wordt wel de gehele zaak in ogenschouw genomen. Het gaat in een dergelijk geval om het individuele geding, in tegenstelling tot bij het prejudiciële antwoord, dat een zaakoverstijgend belang dient te hebben, aangezien het antwoord tevens richtinggevend is voor andere overeenkomstige zaken. De cassatierechter dient op een andere manier naar de zaak te kijken. In het advies van de Raad van State wordt hier bezorgdheid over geuit. 108 De minister van Veiligheid en Justitie antwoordt hierop dat de Hoge Raad wel vaker te maken heeft met zaken waarin de uitspraak eveneens leidend is voor andere zaken. De minister benadrukt dat de prejudiciële procedure 105 Kamerstuk , Nr. 4, p Giesen 2011, p Rueb 2011, p. 258, p Kamerstuk , Nr. 4, p

26 zelfs geschikter hiervoor is, daar ook een mogelijkheid bestaat kennis te nemen van opmerkingen van derden. 109 Feit is in elk geval dat de cassatierechter niet op dezelfde manier te werk kan gaan als het geval is bij zijn huidige werkzaamheden. Ook de feitenrechter zal, meer dan voorheen, continu in de gaten moeten houden of er soortgelijke zaken aanhangig zijn, maar tevens welke conflicten in de samenleving actueel zijn. 110 Eveneens moet de feitenrechter leren om rechtsvragen uit de voorgelegde materie te destilleren en deze ook goed te kunnen motiveren. Dit kan de rechter met name leren door ervaring met de prejudiciële vraag in de praktijk op te doen. Het is hierbij van belang dat voldoende zaken zich voordoen waarin het mogelijk is om een prejudiciële vraag aan de Hoge Raad te stellen. Bij de beslissing van de Hoge Raad of de gestelde vraag behandeld wordt of niet, is het belangrijk dat de Hoge Raad dit goed onderbouwt, zodat dit een rol kan spelen in het leerproces van de feitenrechter. 111 Eveneens zal de feitenrechter moeten leren om een nog onopgelost geschil, dat in meerdere gevallen voorkomt, meteen door te schuiven naar de Hoge Raad, terwijl juist deze zaken, waarin de feitenrechter zelf rechtsvinding toepast in plaats van rechtsregels moet toepassen het meest uitdagend zijn. De rechter geeft hiermee vrijwillig een stuk autonomie uit handen. 112 De Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak (NVvR) wijst erop dat nog geen systeem bestaat dat zorg draagt dat rechters een overzicht krijgen van de op dat moment aanhangige zaken. Dit is onder meer nodig om op artikel 392 lid 1 sub a Rv te beslissen, ofwel of sprake is van meerdere vorderingsrechten die voortkomen uit overeenkomstige feiten of op dezelfde gronden gebaseerd zijn. De rechter moet zich een beeld kunnen vormen of meerdere zaken aanhangig zijn, om te kunnen bepalen waar behoefte is aan de beantwoording van een gelijkluidende rechtsvraag. 113 In de Tweede Kamer hebben de leden van de VVD dit advies van de NVvR nogmaals ter sprake gebracht. De Minister van Veiligheid en Justitie heeft hierop geantwoord dat informatie over de aanhangige zaken op het intranet van de rechterlijke macht gepubliceerd 109 Kamerstuk , Nr. 4, p Giesen 2011, p Giesen 2011, p Giesen 2011, p Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak 2009, p

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2011 2012 32 612 Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Wet op de rechterlijke organisatie in verband met de invoering van de mogelijkheid

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 32 612 Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Wet op de rechterlijke organisatie in verband met de invoering van de mogelijkheid

Nadere informatie

Advies Gehoord de gerechten, adviseert de Raad als volgt. 1

Advies Gehoord de gerechten, adviseert de Raad als volgt. 1 De minister van Justitie Dr. E.M.H. Hirsch Ballin Postbus 20301 2500 EH Den Haag doorkiesnummer 070-361 9721 e-mail voorlichting@rechtspraak.nl onderwerp Advies Voorontwerp prejudiciële vragen aan de Hoge

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 200 20 32 62 Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Wet op de rechterlijke organisatie in verband met de invoering van de mogelijkheid

Nadere informatie

Afstudeeronderzoek Universiteit van Tilburg Faculteit Rechtsgeleerdheid Departement privaatrecht. T.A.M. Karel (Tanneke)

Afstudeeronderzoek Universiteit van Tilburg Faculteit Rechtsgeleerdheid Departement privaatrecht. T.A.M. Karel (Tanneke) De uitsluiting van de Wcam-rechter in het wetsvoorstel prejudiciële vragen aan de Hoge Raad; noodzakelijk of een gemiste kans voor de collectieve afwikkeling van massaschade? Afstudeeronderzoek Universiteit

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 15 DECEMBER 2014 S.13.0069.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. S.13.0069.N M. H. Mr. Pierre Van Hooland, avocaat bij de balie te Brussel, tegen BELGISCHE STAAT, vertegenwoordigd door de minister

Nadere informatie

MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN. 1. Inleiding

MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN. 1. Inleiding Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering teneinde nader inhoud te geven aan het beginsel van openbaarheid van de behandeling van zaken betreffende personen- en familierecht MEMORIE VAN

Nadere informatie

De Minister van Veiligheid en Justitie. Postbus 20301 2500 EH Den Haag. Advies wetsvoorstel toevoegen gegevens aan procesdossier minderjarige

De Minister van Veiligheid en Justitie. Postbus 20301 2500 EH Den Haag. Advies wetsvoorstel toevoegen gegevens aan procesdossier minderjarige POSTADRES Postbus 93374, 2509 AJ Den Haag BEZOEKADRES Juliana van Stolberglaan 4-10 TEL 070-88 88 500 FAX 070-88 88 501 INTERNET www.cbpweb.nl www.mijnprivacy.nl AAN De Minister van Veiligheid en Justitie

Nadere informatie

Vaak gestelde vragen. over het Hof van Justitie van de Europese Unie

Vaak gestelde vragen. over het Hof van Justitie van de Europese Unie Vaak gestelde vragen over het Hof van Justitie van de Europese Unie WAAROM EEN HOF VAN JUSTITIE VAN DE EUROPESE UNIE (HVJ-EU)? Om Europa op te bouwen hebben een aantal staten (thans 28) onderling verdragen

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal Vergaderjaar 20 202 32 62 Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Wet op de rechterlijke organisatie in verband met de invoering van de mogelijkheid

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2016 2017 32 612 Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Wet op de rechterlijke organisatie in verband met de invoering van de mogelijkheid

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2001 2002 27 824 Aanpassing van de wetgeving aan de herziening van het procesrecht voor burgerlijke zaken, in het bijzonder de wijze van procederen in eerste

Nadere informatie

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Wet op de rechterlijke organisatie in verband met de invoering van de mogelijkheid tot het stellen van prejudiciële vragen aan de Hoge Raad

Nadere informatie

Een nieuwe balans. Interimrapport Fundamentele herbezinning Nederlands burgerlijk procesrecht

Een nieuwe balans. Interimrapport Fundamentele herbezinning Nederlands burgerlijk procesrecht Een nieuwe balans Interimrapport Fundamentele herbezinning Nederlands burgerlijk procesrecht Prof. mr. W.D.H. Asser Prof. mr. H.A. Groen Prof. mr. J.B.M. Vranken m.m.v. mevrouw mr. I.N. Tzankova Boom Juridische

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2016 2017 34 761 Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Wet griffierechten burgerlijke zaken in verband met het mogelijk maken van

Nadere informatie

Civiele cassatie. vragen en antwoorden

Civiele cassatie. vragen en antwoorden Civiele cassatie vragen en antwoorden Inhoudsopgave Wat is cassatie bij de Hoge Raad? 3 Waarover kan in cassatie worden geklaagd? 3 Tegen welke uitspraken staat cassatieberoep open? 3 Binnen welke termijn

Nadere informatie

Rolnummer 4792. Arrest nr. 65/2010 van 27 mei 2010 A R R E S T

Rolnummer 4792. Arrest nr. 65/2010 van 27 mei 2010 A R R E S T Rolnummer 4792 Arrest nr. 65/2010 van 27 mei 2010 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende de artikelen 4, 2, en 6, 2, van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2015 2016 34 237 (R2054) Aanpassing van Rijkswetten in verband met de invoering van de Wet tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering

Nadere informatie

Arbeidsrecht Actueel. Hoge Raad geeft (meer) duidelijkheid over ontslag op staande voet onder de Wet werk en zekerheid.

Arbeidsrecht Actueel. Hoge Raad geeft (meer) duidelijkheid over ontslag op staande voet onder de Wet werk en zekerheid. Jaargang 22 (2017) JANUARI nr. 279 Arbeidsrecht Actueel In deze uitgave: Hoge Raad geeft (meer) duidelijkheid over ontslag op staande voet onder de Wet WeRk en zekerheid Hoge Raad geeft (meer) duidelijkheid

Nadere informatie

Zijne Excellentie mr. G.A. van der Steur Minister van Veiligheid en Justitie Postbus 20301 2500 EH DEN HAAG

Zijne Excellentie mr. G.A. van der Steur Minister van Veiligheid en Justitie Postbus 20301 2500 EH DEN HAAG tot politieke keuze cassatierechter Den Haag, 4 april205 No. 25./4/ME/ds PRESIDENT VAN DE HOGE RAAD DER NEDERLANDEN Zijne Excellentie mr. G.A. van der Steur Minister van Veiligheid en Justitie Postbus

Nadere informatie

De Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

De Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag De Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Postbus 20017 2500 EA DEN HAAG Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.rijksoverheid.nl/venj

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2014 2015 34 237 (R2054) Aanpassing van Rijkswetten in verband met de invoering van de Wet tot wijziging van het Wetboek van urgerlijke Rechtsvordering en

Nadere informatie

Rolnummer 4560. Arrest nr. 21/2009 van 12 februari 2009 A R R E S T

Rolnummer 4560. Arrest nr. 21/2009 van 12 februari 2009 A R R E S T Rolnummer 4560 Arrest nr. 21/2009 van 12 februari 2009 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag over artikel 13 van de wet van 21 april 2007 betreffende de verhaalbaarheid van de erelonen en de kosten

Nadere informatie

Rolnummer 4045. Arrest nr. 200/2006 van 13 december 2006 A R R E S T

Rolnummer 4045. Arrest nr. 200/2006 van 13 december 2006 A R R E S T Rolnummer 4045 Arrest nr. 200/2006 van 13 december 2006 A R R E S T In zake : het beroep tot gedeeltelijke vernietiging van artikel 468, 3, van het Gerechtelijk Wetboek, zoals gewijzigd bij artikel 21

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2018 2019 35 175 Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering tot intrekking van de verplichting om elektronisch te procederen bij de rechtbanken

Nadere informatie

AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN

AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN Jaargang 2016 No. 39 Besluit van 4 augustus 2016 tot afkondiging van de Rijkswet van 13 juli 2016, houdende aanpassing van Rijkswetten in verband met de invoering van

Nadere informatie

1 Het geding in feitelijke instanties

1 Het geding in feitelijke instanties Uitspraak 14 februari 2014 nr. 13/00475 Arrest gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te s-gravenhage van 18 december 2012, nr. 12/00169,

Nadere informatie

.p

.p NEDERLANDSE VERENIGING V R R_ECHTSPRAAK...,.p.1111111 111111111111 1111 De Minister van Veiligheid en Justitie Mr. I.W. Opstelten Postbus 20301 2500 EH DEN HAAG Ci;) Datum juli 2014 Uw kenmerk 510914 Contactpersoon

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2017:2833

ECLI:NL:CRVB:2017:2833 ECLI:NL:CRVB:2017:2833 Instantie Datum uitspraak 09-08-2017 Datum publicatie 18-08-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 15/8007 ZVW Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

I n s t i t u u t van de B e d r i j f s r e v i s o r e n. C o m m i s s i e v a n B e r o e p. N e d e r l a n d s t a l i g e K a m e r

I n s t i t u u t van de B e d r i j f s r e v i s o r e n. C o m m i s s i e v a n B e r o e p. N e d e r l a n d s t a l i g e K a m e r I n s t i t u u t van de B e d r i j f s r e v i s o r e n C o m m i s s i e v a n B e r o e p N e d e r l a n d s t a l i g e K a m e r Openbare terechtzitting van 16 december 2016 In de zaak 0467/2013/(

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2001 622 Wet van 13 december 2001 tot uitvoering van de verordening (EG) Nr. 1348/2000 van de Raad van de Europese Unie van 29 mei 2000 inzake de

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2010:BO2558

ECLI:NL:HR:2010:BO2558 ECLI:NL:HR:2010:BO2558 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 02-11-2010 Datum publicatie 03-11-2010 Zaaknummer 09/00354 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BO2558

Nadere informatie

2017 no. 12 AFKONDIGINGSBLAD VAN ARUBA

2017 no. 12 AFKONDIGINGSBLAD VAN ARUBA 2017 no. 12 AFKONDIGINGSBLAD VAN ARUBA RIJKSWET van 13 juli 2016, houdende aanpassing van Rijkswetten in verband met de invoering van de Wet tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 27 JANUARI 2006 C.04.0201.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.04.0201.N V. A., Mr. Cécile Draps, advocaat bij het Hof van Cassatie, tegen D. P. I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF Het cassatieberoep

Nadere informatie

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz.

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. Wijziging van het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering teneinde de collectieve afwikkeling van massavorderingen verder te vergemakkelijken (Wet tot wijziging van de Wet collectieve

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2000 2001 27 748 Uitvoering van de verordening (EG) Nr. 1348/2000 van de Raad van de Europese Unie van 29 mei 2000 inzake de betekening en de kennisgeving

Nadere informatie

Arrest van 19 december 1997 in de zaak A 96/ Arrêt du 19 décembre 1997 dans l affaire A 96/

Arrest van 19 december 1997 in de zaak A 96/ Arrêt du 19 décembre 1997 dans l affaire A 96/ BENELUX-GERECHTSHOF COUR DE JUSTICE BENELUX A 96/4/8 Inzake : Arrest van 19 december 1997 in de zaak A 96/4 ------------------------- KANEN tegen GEMEENTE VELDHOVEN Procestaal : Nederlands En cause : Arrêt

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1998 477 Besluit van 15 juli 1998, houdende regels ter uitvoering van artikel 320, zesde lid, van de Faillissementswet in verband met de vaststelling

Nadere informatie

voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak

voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak Aan de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie De heer mr. dr. K.H.D.M. Dijkhoff Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Betreft: consultatieverzoek naar aanleiding

Nadere informatie

SECOND OPINION REGLEMENT. Herbeoordeling op basis van de stukken in de eerste aanleg. april 2013

SECOND OPINION REGLEMENT. Herbeoordeling op basis van de stukken in de eerste aanleg. april 2013 SECOND OPINION REGLEMENT Herbeoordeling op basis van de stukken in de eerste aanleg april 2013 1 INHOUDSOPGAVE Considerans... 3 I. Algemene bepalingen... 4 II. Het verzoek om een second opinion-procedure

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Het Besluit proceskosten bestuursrecht wordt als volgt gewijzigd:

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Het Besluit proceskosten bestuursrecht wordt als volgt gewijzigd: STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 71078 12 december 2017 Regeling van de Minister voor Rechtsbescherming van 4 december 2017, nr. 2164326 tot indexering

Nadere informatie

ECLI:NL:RBSGR:2006:AY9580

ECLI:NL:RBSGR:2006:AY9580 ECLI:NL:RBSGR:2006:AY9580 Instantie Datum uitspraak 05-09-2006 Datum publicatie 06-10-2006 Rechtbank 's-gravenhage Zaaknummer AWB 05/37675 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Vreemdelingenrecht

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 32 576 Wijziging van de Advocatenwet, de Wet op de rechterlijke organisatie en enige andere wetten ter versterking van de cassatierechtspraak (versterking

Nadere informatie

KBvG, Cie Wetgeving, subcommissie Griffierecht Wet griffierechten burgerlijke zaken Modellen voor aanzeggingen

KBvG, Cie Wetgeving, subcommissie Griffierecht Wet griffierechten burgerlijke zaken Modellen voor aanzeggingen Model A1, Rechtbank, 1 gedaagde: natuurlijk persoon a. indien gedaagde verzuimt advocaat te stellen of het hierna te noemen griffierecht niet tijdig betaalt, en de voorgeschreven termijnen en formaliteiten

Nadere informatie

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 203 van het Wetboek van Strafvordering, gesteld door het Hof van Beroep te Luik.

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 203 van het Wetboek van Strafvordering, gesteld door het Hof van Beroep te Luik. Rolnummer 2151 Arrest nr. 119/2002 van 3 juli 2002 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 203 van het Wetboek van Strafvordering, gesteld door het Hof van Beroep te Luik. Het Arbitragehof,

Nadere informatie

Datum: 18 september 2009 Ons kenmerk: B2.1.9./1710/RO Uw kenmerk: /09/6 Onderwerp: Wetsvoorstel prejudiciële vragen aan de Hoge Raad

Datum: 18 september 2009 Ons kenmerk: B2.1.9./1710/RO Uw kenmerk: /09/6 Onderwerp: Wetsvoorstel prejudiciële vragen aan de Hoge Raad Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak Datum: 18 september 2009 Ons kenmerk: B2.1.9./1710/RO Uw kenmerk: 5606156/09/6 Onderwerp: Wetsvoorstel prejudiciële vragen aan de Hoge Raad De minister van Justitie

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2004 2005 29 980 Uitvoering van het op 19 oktober 1996 te s-gravenhage tot stand gekomen verdrag inzake de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning,

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 29 juni 1988*

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 29 juni 1988* ARREST VAN 29. 6. 1988 ZAAK 240/87 ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 29 juni 1988* In zaak 240/87, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van het tribunal de grande instance

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 13 oktober 1993 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 13 oktober 1993 * ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 13 oktober 1993 * In zaak C-93/92, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van het Landgericht Augsburg, in het aldaar aanhangig geding tussen

Nadere informatie

Rolnummer Arrest nr. 55/2015 van 7 mei 2015 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 55/2015 van 7 mei 2015 A R R E S T Rolnummer 5847 Arrest nr. 55/2015 van 7 mei 2015 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 347-2 van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg te Luik. Het

Nadere informatie

Een nieuwe procesvorm: het stellen van prejudiciële vragen aan de Hoge Raad (art. 392-394 nieuw Rv)

Een nieuwe procesvorm: het stellen van prejudiciële vragen aan de Hoge Raad (art. 392-394 nieuw Rv) Een nieuwe procesvorm: het stellen van prejudiciële vragen aan de Hoge Raad (art. 392-394 nieuw Rv) Mr. M.M. Stolp en mr. J.F. de Groot* Inleiding Op 7 februari jl. heeft de Eerste Kamer ingestemd met

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 10 SEPTEMBER 2007 S.07.0003.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. S.07.0003.F A. T., Mr. Michel Mahieu, advocaat bij het Hof van Cassatie, tegen OPENBAAR CENTRUM VOOR MAATSCHAPPELIJK WELZIJN VAN LUIK.

Nadere informatie

Advies conceptwetsvoorstel versterking cassatierechtspraak

Advies conceptwetsvoorstel versterking cassatierechtspraak De minister van Justitie, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Dr. E.M.H. Hirsch Ballin Postbus 20301 2500 EH Den Haag datum 3 augustus 2010 doorkiesnummer 070-361 9721 faxnummer 070-361

Nadere informatie

Memorie van Toelichting. Algemeen

Memorie van Toelichting. Algemeen Memorie van Toelichting Algemeen Op 12 december 2008 is de Verordening (EG) nr. 1896/2006 tot invoering van een Europese betalingsbevelprocedure (hierna ook EBB-verordening) van toepassing geworden. De

Nadere informatie

Hieronder volgt dus de beknopte verklaring van enkele termen die in de arresten van het Hof worden gebruikt.

Hieronder volgt dus de beknopte verklaring van enkele termen die in de arresten van het Hof worden gebruikt. Kort lexicon tot nut van de rechtzoekende, waarin enige uitleg wordt gegeven van de meest gangbare geschreven rechtstaal van het Hof van Cassatie en van het parket bij dit Hof ( 1 ). Dit korte lexicon

Nadere informatie

niet verbeterde kopie

niet verbeterde kopie Rolnummer 3859 Arrest nr. 191/2006 van 5 december 2006 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 728, 2, van het Gerechtelijk Wetboek, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg

Nadere informatie

COMMENTAAR OP HET WETSVOORSTEL BEVORDERING VAN MEDIATION IN HET BURGERLIJK RECHT VAN 25 APRIL 2013

COMMENTAAR OP HET WETSVOORSTEL BEVORDERING VAN MEDIATION IN HET BURGERLIJK RECHT VAN 25 APRIL 2013 COMMENTAAR OP HET WETSVOORSTEL BEVORDERING VAN MEDIATION IN HET BURGERLIJK RECHT VAN 25 APRIL 2013 9 MEI 2013 Herengracht 551 Contactpersoon: 1017 BW Amsterdam Ellen Soerjatin T 020 530 5200 E ellen.soerjatin@steklaw.com

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2014:3549 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2014:3549 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2014:3549 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 26-08-2014 Datum publicatie 11-12-2014 Zaaknummer 200.125.414-01 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

jurisprudentiële fundamenten meer dan veertig jaar geleden zijn gelegd 2, bevestigd en versterkt.

jurisprudentiële fundamenten meer dan veertig jaar geleden zijn gelegd 2, bevestigd en versterkt. Discussienota van het Hof van Justitie van de Europese Unie over bepaalde aspecten van de toetreding van de Europese Unie tot het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele

Nadere informatie

De Rechtbank te 's-gravenhage (nr. AWB 10/5062) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.

De Rechtbank te 's-gravenhage (nr. AWB 10/5062) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard. 11 Oktober 2013 nr. 12/04012 Arrest gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-gravenhage van 10 juli 2012, nr. BK-11/00544,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2002 2003 28 924 Regeling van het conflictenrecht met betrekking tot het geregistreerd partnerschap (Wet conflictenrecht geregistreerd partnerschap) B ADVIES

Nadere informatie

3. Artikel 80a Wet RO

3. Artikel 80a Wet RO Wijziging van de Advocatenwet, de Wet op de rechterlijke organisatie en enige andere wetten ter versterking van de cassatierechtspraak (versterking cassatierechtspraak) MEMORIE VAN ANTWOORD 1. Inleiding

Nadere informatie

BESCHIKKING VAN HET HOF (Eerste kamer) 12 juli 2001 *

BESCHIKKING VAN HET HOF (Eerste kamer) 12 juli 2001 * WELTHGROVE BESCHIKKING VAN HET HOF (Eerste kamer) 12 juli 2001 * In zaak C-102/00, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 234 EG van de Hoge Raad der Nederlanden, in het aldaar aanhangige

Nadere informatie

No.W /I/Vo 's-gravenhage, 20 februari 2018

No.W /I/Vo 's-gravenhage, 20 februari 2018 ... No.W04.18.0031/I/Vo 's-gravenhage, 20 februari 2018 Bij brief van 16 februari 2018 heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op de voet van artikel 21a, eerste lid, van de Wet

Nadere informatie

Rapport. Rapport betreffende een klacht over Dienst Wegverkeer (RDW) te Zoetermeer. Datum: 4 september Rapportnummer: 2012/139

Rapport. Rapport betreffende een klacht over Dienst Wegverkeer (RDW) te Zoetermeer. Datum: 4 september Rapportnummer: 2012/139 Rapport Rapport betreffende een klacht over Dienst Wegverkeer (RDW) te Zoetermeer. Datum: 4 september 2012 Rapportnummer: 2012/139 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat de RDW informatie heeft verstrekt,

Nadere informatie

ECHTSCHEIDINGS PROCESRECHT SPREKER MR. H.A. GERRITSE 9 APRIL 2015 09:00-11:15 WWW.AVDRWEBINARS.NL

ECHTSCHEIDINGS PROCESRECHT SPREKER MR. H.A. GERRITSE 9 APRIL 2015 09:00-11:15 WWW.AVDRWEBINARS.NL ECHTSCHEIDINGS PROCESRECHT SPREKER MR. H.A. GERRITSE 9 APRIL 2015 09:00-11:15 WWW.AVDRWEBINARS.NL Inhoudsopgave Mr. H.A. Gerritse Jurisprudentie Hoge Raad 4 maart 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP1402, met betrekking

Nadere informatie

1. Onderwerp van de klacht schending van wetenschappelijke integriteit bij uitbrengen deskundigenbericht aan rechtbank

1. Onderwerp van de klacht schending van wetenschappelijke integriteit bij uitbrengen deskundigenbericht aan rechtbank 2011 1. Onderwerp van de klacht schending van wetenschappelijke integriteit bij uitbrengen deskundigenbericht aan rechtbank 2. Advies Commissie Wetenschappelijke Integriteit KLACHT Bij brief van 2010,

Nadere informatie

Het college van burgemeester en wethouders van Moerdijk, in haar vergadering van 26 juli 2005;

Het college van burgemeester en wethouders van Moerdijk, in haar vergadering van 26 juli 2005; Het college van burgemeester en wethouders van Moerdijk, in haar vergadering van 26 juli 2005; gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, de artikelen 1, tweede lid, en 29a, tweede lid, van

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zesde Kamer) 8 februari 1990*

ARREST VAN HET HOF (Zesde Kamer) 8 februari 1990* ARREST VAN 8. 2. 1990 ZAAK C-320/88 ARREST VAN HET HOF (Zesde Kamer) 8 februari 1990* In zaak C-320/88, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van de Hoge Raad der Nederlanden,

Nadere informatie

Arrest van het Hof (Zesde Kamer) 13 november 1990 *

Arrest van het Hof (Zesde Kamer) 13 november 1990 * ARREST VAN 13. 11. 1990 ZAAK C-106/89 Arrest van het Hof (Zesde Kamer) 13 november 1990 * In zaak C-106/89, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van de Juzgado de Primera

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 3 MAART 2008 C.05.0476.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.05.0476.F CLINIQUES UNIVERSITAIRES SAINT-LUC, vereniging zonder winstoogmerk, Mr. François T Kint, advocaat bij het Hof van Cassatie,

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 15 juni 1989*

ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 15 juni 1989* STICHTING UITVOERING FINANCIËLE ACTIES / STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 15 juni 1989* In zaak 348/87, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 19 637 Vreemdelingenbeleid Nr. 1389 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR IMMIGRATIE EN ASIEL Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2007:AZ6118 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 00636/06

ECLI:NL:PHR:2007:AZ6118 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 00636/06 ECLI:NL:PHR:2007:AZ6118 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak 06-03-2007 Datum publicatie 06-03-2007 Zaaknummer 00636/06 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2016 2017 34 059 Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Algemene wet bestuursrecht in verband met vereenvoudiging en digitalisering

Nadere informatie

1 Kent u het bericht Hof Antillen: erkenning homohuwelijk niet verplicht? Is dit bericht waar? 1)

1 Kent u het bericht Hof Antillen: erkenning homohuwelijk niet verplicht? Is dit bericht waar? 1) 2009Z12644 Vragen van de leden Brinkman en Bosma (beiden PVV) aan de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het bericht dat de rechter in hoger beroep op de Nederlandse Antillen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal Vergaderjaar 0 0 33 079 Aanpassing van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met de wijziging van het recht op inzage, afschrift of uittreksel van bescheiden

Nadere informatie

Zijne Excellentie Drs. S.A. Blok Ministerie van Veiligheid en Justitie. 31 januari /10.083/SD/Mge

Zijne Excellentie Drs. S.A. Blok Ministerie van Veiligheid en Justitie. 31 januari /10.083/SD/Mge mr. J.M. Lammers directeur economische zaken Zijne Excellentie Drs. S.A. Blok Ministerie van Veiligheid en Justitie A d r e s / A d d r e s s 'Malietoren' Bezuidenhoutseweg 12 Den Haag P o s t a d r e

Nadere informatie

3. De afhandeling van de klachten worden uitgevoerd door het onafhankelijke instituut KIGID.

3. De afhandeling van de klachten worden uitgevoerd door het onafhankelijke instituut KIGID. Geschillenregeling NVI Hoofdstuk 1: Klachtenbehandeling in de Prefase Artikel 1 1. De klachtenprocedure van de NVI ziet op geschillen, die tussen leden en derden zijn gerezen en betrekking hebben op de

Nadere informatie

DEEL I DE RECHTSMACHT 1

DEEL I DE RECHTSMACHT 1 VOORWOORD V DEEL I DE RECHTSMACHT 1 1 DE GRONDWET 3 1 Waarborg 3 2 Exclusiviteit 4 3 Doorbreking bij de wet 5 4 Het begrip rechterlijke macht 5 5 Burgerlijke rechten 6 6 Conclusie burgerlijke en bestuursrechtelijke

Nadere informatie

Beoordeling Bevindingen

Beoordeling Bevindingen Rapport 2 h2>klacht Verzoeker klaagt erover dat de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) aan hem als advocaat een machtiging van zijn cliënt heeft gevraagd om stukken bij de IND te kunnen opvragen,

Nadere informatie

REGLEMENTEN VAN ORDE EN REGLEMENTEN VOOR DE PROCESVOERING

REGLEMENTEN VAN ORDE EN REGLEMENTEN VOOR DE PROCESVOERING Publicatieblad van de Europese Unie L 112 I Uitgave in de Nederlandse taal Wetgeving 62e jaargang 26 april 2019 Inhoud II Niet-wetgevingshandelingen REGLEMENTEN VAN ORDE EN REGLEMENTEN VOOR DE PROCESVOERING

Nadere informatie

Memorie van toelichting. Algemeen. 1. Inleiding

Memorie van toelichting. Algemeen. 1. Inleiding WIJZIGING VAN BOEK 6 VAN HET BURGERLIJK WETBOEK EN HET WETBOEK VAN BURGERLIJKE RECHTSVORDERING IN VERBAND MET DE NORMERING VAN DE VERGOEDING VOOR KOSTEN TER VERKRIJGING VAN VOLDOENING BUITEN RECHTE Memorie

Nadere informatie

B E L A N G E N B E H A R T I G I N G L E D E N O M / Z M K W A L I T E I T R E C H T S P R A A K

B E L A N G E N B E H A R T I G I N G L E D E N O M / Z M K W A L I T E I T R E C H T S P R A A K Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak De minister van Justitie Mr. E.M.H. Hirsch Ballin Postbus 20301 2500 GH Den Haag Datum: 12 mei 2010 Ons kenmerk: B2.1.10/1796/RO Uw kenmerk: 5644863/10/6 Onderwerp:

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 10/06/2014

Datum van inontvangstneming : 10/06/2014 Datum van inontvangstneming : 10/06/2014 I' Hoge Raad der Nederlanden Derde Kamer w ~e' {J.J ::li "~.8 ;.l_~ ( E..::r,",'_ t"::) ('0",,1 l:'jt:: ~~ ~ )(, ::li oe i~..- ~ c:: L'..J Nr. 12/03718 28 maart

Nadere informatie

Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving

Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving ϕ Ministerie van Justitie Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving Directie Juridische en Operationele Aangelegenheden Postadres: Postbus 2030, 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede

Nadere informatie

CONSULTATIEVERSIE JULI 2014

CONSULTATIEVERSIE JULI 2014 CONSULTATIEVERSIE JULI 2014 WIJZIGING VAN HET BURGERLIJK WETBOEK EN HET WETBOEK VAN BURGERLIJKE RECHTSVORDERING TENEINDE DE AFWIKKELING VAN MASSASCHADE IN EEN COLLECTIEVE ACTIE MOGELIJK TE MAKEN VOORONTWERP

Nadere informatie

Nr. 4 ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT 1

Nr. 4 ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT 1 TWEEDE KAMER DER STATEN- 2 GENERAAL Vergaderjaar 2011-2012 33 079 Aanpassing van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met de wijziging van het recht op inzage, afschrift of uittreksel

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 14/06/2013

Datum van inontvangstneming : 14/06/2013 Datum van inontvangstneming : 14/06/2013 Vertaling C-258/13-1 Zaak C-258/13 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 13 mei 2013 Verwijzende rechter: Varas Cíveis de Lisboa (Portugal)

Nadere informatie

ECLI:NL:RBGEL:2017:1643

ECLI:NL:RBGEL:2017:1643 ECLI:NL:RBGEL:2017:1643 Instantie Rechtbank Gelderland Datum uitspraak 01032017 Datum publicatie 27032017 Zaaknummer 316395 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Kort geding

Nadere informatie

Derde nota van wijziging. Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

Derde nota van wijziging. Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd: 34 608 Wijziging van het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering teneinde de afwikkeling van massaschade in een collectieve actie mogelijk te maken (Wet afwikkeling massaschade

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 29/01/2018

Datum van inontvangstneming : 29/01/2018 Datum van inontvangstneming : 29/01/2018 Vertaling C-711/17-1 Zaak C-711/17 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 19 december 2017 Verwijzende rechter: Amtsgericht Hamburg (Duitsland)

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 5 NOVEMBER 2013 P.12.1784.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.12.1784.N R A C, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Henry Van Burm, advocaat bij de balie te Gent. I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF

Nadere informatie

De Minister van Veiligheid en Justitie mr. I.W. Opstelten Postbus 20301 2500 EH Den Haag. Geachte heer Opstelten,

De Minister van Veiligheid en Justitie mr. I.W. Opstelten Postbus 20301 2500 EH Den Haag. Geachte heer Opstelten, De Minister van Veiligheid en Justitie mr. I.W. Opstelten Postbus 20301 2500 EH Den Haag datum 22 september 2011 doorkiesnummer 070-361 9721 e-mail voorlichting@rechtspraak.nl uw kenmerk 5707928/11/6 onderwerp

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 32 856 Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en enkele andere wetten teneinde nader inhoud te geven aan het beginsel van openbaarheid

Nadere informatie

TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL

TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL 2 Vergaderjaar 2010-2011 32 856 Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en enkele andere wetten teneinde nader inhoud te geven aan het beginsel van openbaarheid

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 14 april 1994 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 14 april 1994 * ARREST VAN 14. 4. 1994 ZAAK C-389/92 ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 14 april 1994 * In zaak C-389/92, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van de Belgische Raad van

Nadere informatie

Arrest van 15 december 2003 in de zaak A 2002/2 BENELUX-MERKENBUREAU VLAAMSE TOERISTENBOND. Procestaal : Nederlands

Arrest van 15 december 2003 in de zaak A 2002/2 BENELUX-MERKENBUREAU VLAAMSE TOERISTENBOND. Procestaal : Nederlands COUR DE JUSTICE BENELUX GERECHTSHOF ~ A 2002/2/6 Arrest van 15 december 2003 in de zaak A 2002/2 Inzake : BENELUX-MERKENBUREAU tegen VLAAMSE TOERISTENBOND Procestaal : Nederlands Arrêt du 15 décembre 2003

Nadere informatie

verklaring dat een belanghebbende zich, ofschoon zijn rechtspositie niet is geschaad, op incorrecte wijze door het fonds bejegend acht.

verklaring dat een belanghebbende zich, ofschoon zijn rechtspositie niet is geschaad, op incorrecte wijze door het fonds bejegend acht. Stichting Pensioenfonds Abbott Nederland Reglement klachten- en geschillenprocedure Artikel 1. Begripsbepalingen De in de statuten en het pensioenreglement gebruikte begripsbepalingen worden geacht deel

Nadere informatie