Raadsbijlage Voorstel tot het wijzigen van de Uitkerings- en pensioenverordening wethouders van de gemeente Eindhoven (tiende wijziging)

Transcriptie

1 gemeente Eindhoven Dienst Bestuursondersteuning Raadsbijlage nummer xro Inboeknummer 98]oro4S4 Beslisdatum BSW so juni I998 Dossiernummer 827. r 04 Raadsbijlage Voorstel tot het wijzigen van de Uitkerings- en pensioenverordening wethouders van de gemeente Eindhoven (tiende wijziging) 1 Inleiding Bij wet van 11 december 1996 (Stb. 1997, 14) is de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa) gewijzigd. De wijzigingen hebben betrekking op: berekening van de uitkeringsduur bij aftreden uit een politieke functie; het meetellen voor het pensioen van uitkeringstijd; de pensioenberekening na het vervullen van een politieke functie in deeltijd; de aanspraak op een eindejaarsuitkering als deel van de berekeningsbasis van de uitkering en het pensioen; een voorziening naar aanleiding van de intrekking van de Algemene Weduwen- en Wezenwet en de gelijktijdige invoering van de Algemene Nabestaande nwet; andere wijzigingen van overwegend redactionele aard die verband houden met de intrekking per 1 januari 1996 van de Algemene burgerlijke pensioenwet. Het is gebruikelijk dat de Uitkerings- en pensioenverordening wethouders van de gemeente Eindhoven (Upv) aan wijzigingen van de Appa wordt aangepast. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) verstrekt daarover informatie. De VNG heeft bovendien een modelverordening. Als bijlage IIA bij de VNGcirculaire van 12 augustus 1996 is de tekst opgenomen bijgewerkt tot en met de "negende wijziging" (ligt voor u ter inzage). De Eindhovense Upv komt daarmee in belangrijke mate overeen. Dit kan worden geverifieerd aan de hand van de transponeringstabel die zich bij de stukken bevindt. 2 Voorgeschiedenis Na de min of meer ingrijpende wijzigingen die de afgelopen jaren in de Upv zijn aangebracht staat nu de tiende wijziging op stapel. De negende wijziging - gebaseerd op de wet van 6 juni 1996, Stb. 1996, is door u vastgesteld op 4 september 1997 en na goedkeuring van Gedeputeerde

2 Raadsbijlage nummer r yo Staten van Noord-Brabant verwerkt in de Upv gepubliceerd in het gemeenteblad nr. 38 van Bij de tiende VNG-wijziging zit ook een opgaaf van een aantal alsnog in de negende wijziging aan te brengen wijzigingen. Op een kleinigheid na zijn deze wijzigingen/correcties al verwerkt in het raadsbesluit van 4 september 1997 inzake de negende wijziging van de Eindhovense Upv. Alleen artikel 9a dient nog te worden verplaatst naar een volgend hoofdstuk. 3 Probleemstelling Het is gebruikelijk dat de - essentiele - wijzigingen in de Appa worden verwerkt in de Upv. De grondslag hiervoor ligt in de artikelen 131 en 138, juncto artikel 30, eerste lid van de Appa. 4 Wijze van aanpak / oplossingsrichting De wijze van aanpak zit in de ontwerp-bepalingen - en de correcties daarop - die het College van Arbeidszaken (CvA) van de VNG heeft toegezonden voor een tiende wijziging. Gebruikelijk is om de VNG-bepalingen met inachtneming van een kritische toetsing over te nemen. 5 Maatschappelijke effecten en het meetpunt voor succes De nieuwe voorzieningen sluiten aan op hetgeen voor ambtenaren inmiddels is ingevoerd en ook bij veel niet-ambtelijke pensioenvoorzieningen al praktijk is. 6 Gevolgen van de aanpak Er wordt in de Eindhovense situatie geen belangrijke uitbreiding van aanspraken voorzien. De wijziging die betrekking heeft op berekening van de uitkeringsduur kan leiden tot een langere uitkeringsduur door verruiming van de onderbrekingsclausule. Volgens de geldende Upv wordt de wethouderstijd voor een onderbreking van ten hoogste twee maanden meegeteld bij berekening van de uitkeringsduur; dit is geen wezenlijke onderbreking in de gegeven verordening. Als de onderbreking langer dan twee maanden duurde moet de raad beslissen of er al dan niet sprake is van een wezenlijke onderbreking. Daarvoor in de plaats komt nu de concrete maatstaf van: een zesde deel van de wethouderstijd voor de onderbreking. ls de voorafgaande wethouderstijd bijvoorbeeld zes jaren dan mag de onderbreking maximaal een jaar zijn. Bij een langere onderbreking dan een jaar tellen de zes voorgaande jaren niet mee. In Eindhoven worden daardoor geen extra lasten voorzien. De aanpassing aan deeltijdarbeid is kosten-neutraal, maar die speelt in Eindhoven

3 Raadsbglage nummer x je evenmin een rol op dit moment. 7 Resultaten van overleg / inspraak Niet van toepassing. 8 Communicatie De wethouders en uitkeringsgerechtigde wethouders worden voorzover nodig individueel over de nieuwe wijzigingen geinformeerd. 9 Advisering raadscommissie(s) Niet van toepassing. 10 Voorstel De voorgestelde wijzigingen zijn voorzien van een toelichting. Het wijzigingsbesluit behoeft goedkeuring van Gedeputeerde Staten op grond van artikel 161, tweede lid van de Appa. Een ontwerpbesluit bieden wij u hierbij ter vaststelling aan. Burgemeester en wethouders van Eindhoven, R. Welschen, burgemeester. C. Tetteroo, secretaris.

4 Raadsbij lage nummer r zo Besluit De raad van de gemeente Eindhoven; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 30 juni 1998, nr. 170; gelet op de wet van 11 december 1996 tot wijziging van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (de maatstaf voor de duur van het recht op uitkering en enige andere onderwerpen), gepubliceerd in Staatsblad 14 van 1997; besluit: I in de Uitkerings- en pensioenverordening van de gemeente Eindhoven, zoals laatstelijk gewijzigd bij de negende wijziging, worden de volgende wijzigingen aangebracht. A Artikel 2, eerste en tweede lid, komt te luiden: I De uitkering wordt toegekend voor een duur gelijk aan de tijd waarin de belanghebbende wethouder is geweest, doch tenminste voor de duur van twee jaren en ten hoogste voor de duur van zes jaren. Indien de belanghebbende met een of meer onderbrekingen wethouder is geweest, wordt buiten beschouwing gelaten de tijd voorafgaande aan een onderbreking volgens de maatstaf: de onderbreking duurde langer dan een zesde deel van de duur van het daaraan voorafgaande (ononderbroken) wethouderschap van belanghebbende bij de gemeente Eindhoven. 2 In afwijking van het eerste lid wordt de uitkering toegekend voor de duur van ten hoogste zes maanden, indien de belanghebbende korler dan drie maanden wethouder is geweest. 8 Artikel 2a, eerste lid, komt te luiden: I Indien de belanghebbende ten tijde van zijn aftreden als wethouder de leeftijd van 50 jaar heeft bereikt en hij in het tijdvak van twaalf jaren dat direct aan zijn aftreden voorafgaat tenminste tien jaren wethouder is geweest, wordt de uitkering voortgezet tot het tjidstip waarop hij de leeftijd van 65 jaar bereikt. C ln artikel 3, eerste, tweede en vierde lid, artikel 3b, tweede, vierde, zevende, achtste en negende lid, artikel 4, vijfde lid, wordt, ", vermeerderd met het percentage van de vakantie-uitkering" vervangen door: inclusief vakantie-uitkering en de eindejaarsuitkering

5 Raadsbij lage nummer r yo D Artikel 9a wordt met weglating van het opschrift "Begrip pensioen" verplaatst naar: Afdeling ll, Hoofdstuk I, onder het opschrift Begrippen. E Aan artikel 10 wordt een onderdeel c toegevoegd luidende: c deeltijdfactor: een breuk waarvan de teller wordt gevormd door de genoten wedde exclusief de vakantie-uitkering en de eindejaarsuitkering, en de noemer door het tot een jaarbedrag herleide bedrag waarvan de wedde is afgeleid. F In artikel 14a, eerste lid, wordt, ", vermeerderd met het percentage van de vakantie-uitkering" vervangen door: inclusief vakantie-uitkeringen de eindejaarsuitkering In artikel 14a, tweede lid, eerste volzin, wordt, "naar de regelen, vastgesteld bij de algemene maatregel van bestuur bedoeld in artikel 46" vervangen door: volgens de regels, bedoeld in artikel 157, derde lid van de Algemene p en si oen wet politieke am btsdragers In artikel 14a, tweede lid, tweede volzin, wordt "artikel 46" vervangen dool : artikel 157, derde lid, van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers G In artikel 15, tweede lid, wordt, ", vermeerderd met het percentage van de vakantie-uitkering" vervangen door: inclusief vakantie-uitkeringen de eindejaarsuitkering In artikel 15, tweede en derde lid, wordt na "artikel 157" toegevoegd:, derde lid, Artikel 15, vijfde lid, komt te luiden: 5 Als sprake is van vermindering van de uitkering wegens het genieten van inkomsten als bedoeld in artikel 4 wordt in afwijking van het vierde lid het pensioen berekend naar de helft van het ingevolge dat lid toepasselijke percentage. Geen meetelling van uitkeringstijd als diensttijd vindt plaats: a voorzover gedurende die tijd het bedrag van de uitkering wegens inkomsten als bedoeld in artikel 4, eerste lid, tot nihil is verminderd; b in zover de belanghebbende die recht heeft op uitkering, maar die minder uitkering geniet dan de krachtens artikel 48 berekende

6 Raadsbijlage nummer r Zo inhoudingen terzake van ouderdom en overlijden, er geen zorg voor draagt dat het bedrag van deze inhoudingen, welk bedrag in dit geval als een op hen rustende schuld wordt beschouwd, bij het bereiken van de 65jarige leeftijd is voldaan; c indien de belanghebbende zulks verzoekt. Het zesde lid van artikel 15 wordt gelezen: 6 Voor de toepassing van het vjifde lid wordt de vergoeding voor de werkzaamheden als lid van de gemeenteraad niet beschouwd als daar bedoelde inkomsten. H In artikel 15a, tweede lid, wordt, ", vermeerderd met het percentage van de vakantie-uitkering" vervangen door: inclusief vakantie-uitkering en eindejaarsuitkering Artikel 15a, derde, vierde, vijfde en zesde lid, komen te luiden: 3 Ten aanzien van een wethouder die voor zijn bezoldiging geacht wordt niet de volledige werkweek aan het ambt te besteden, wordt onder wedde verstaan het tot eenjaarbedrag herleide bedrag waarvan die wedde is afgeleid. De franchise, bedoeld in het tweede lid, bedraagt: a voor de gepensioneerde wethouder die voor de toepassing van de Algemene Ouderdomswet als gehuwd wordt aangemerkt twintig zevende maal het tot een jaarbedrag herleide bedrag waarop ingevolge die wet recht bestaat of zou hebben bestaan indien hij op grond van die wet verzekerd zou zijn geweest; b voor de gepensioneerde wethouder die voor de toepassing van de Algemene Ouderdomswet als ongehuwd wordt aangemerkt tien zevende maal het tot een jaarbedrag herleide bedrag waarop ingevolge die wet recht bestaat indien hj iop grond van die wet verzekerd zou zijn geweest. 5 In de in het vierde lid bedoelde bedragen is mede begrepen de bruto vakantie-uitkering waarop ingevolge de Algemene Ouderdomswet recht bestaat. 6 Wanneer de in het vierde lid bedoelde bedragen worden gewijzigd, wordt de pensioengrondslag herberekend. Het herberekende pensioen gaat, onverminderd artikel 15e, tweede lid, in op dezelfde dag als waarop bedoelde wijzigingen zich hebben voorgedaan. In artikel 15a, zevende en achtste lid, wordt, "naar de regelen, vastgesteld bij de algemene maatregel van bestuur bedoeld in artikel 157 van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers" vervangen door: volgens de regels, bedoeld in artikel 157, derde lid van de Algemene

7 Raadsbij lage nummer r zo pensioenwet politieke ambtsdragers Artikel 15a, negende lid, komt te luiden: 9 Het vierde, vijfde, en zesde lid van artikel 15 zijn van overeenkomstige toepassing. I Artikel 15b, tweede lid, komt te luiden: 2 Artikel 15a, tweede lid, is van toepassing, met dien verstande, dat de in dat lid bedoelde franchise het bedrag is dat op grond van een reglement, als bedoeld in artikel 4, vijfde lid van de Wet privatisering ABP als zodanig geldt voor de berekening van een ouderdomspensioen van een gepensioneerd overheidswerknemerin de zin van die wet. J Artikel 15c komt te luiden: Tijd, doorgebracht als wethouder, gedurende welke de belanghebbende voor zijn bezoldiging geacht werd niet de volledige werkweek aan zijn ambt te besteden, telt voor de pensioenberekeningmet toepassing van artikel 15a en 15b, dan wel met toepassing van beide artikelen, mee met inachtneming van de voor die tijd toepasselijke deeltijdfactor of deeltijdfactoren. K In artikel 15d, eerste lid, wordt, "De gepensioneerde wethouder, die recht heeft op het ouderdomspensioenbedoeld in artikel 9, vijfde lid, onder b van de Algemene Ouderdomswet heeft voorzover zijn pensioen is berekend met toepassing van artikel 15a, recht op een toeslag op zijn pensioen," vervangen door: De gepensioneerde wethouder heeft recht op een toeslag op zijn pensioen indien dat pensioen is berekend met toepassing van de franchise bedoeld in artikel 15a, vierde lid, onderdeel a, en In artikel 15d, derde lid, wordt, "onder a" weggelaten. L Artikel 16 wordt vernummerd tot artikel 17 en opgenomen wordt een nieuw artikel 16 onder het opschrift "Paraplubepaling Anw": Artikel 16. Een regeling van nabestaanden- en wezenpensioen, opgenomen in deze verordening, wordt voor de toepassing van artikel 103 van de Algemene nabestaandenwet beschouwd als een pensioenregeling als bedoeld in dat artikel.

8 Raadsbij lage nummer r yo M In artikel 21, vierde lid, wordt "artikel 15a, tweede en vierde lid," vervangen door: artikel 15a, tweede, derde en vierde lid, N In artikel 21a, tweede lid, eerste volzin, wordt, "pensioen of tijdelijke uitkering ingevolge de Algemene Weduwen- en Wezenwet" vervangen door: nabestaandenuitkeringingevolge de Algemene nabestaandenwet In artikel 21a, tweede lid, tweede volzin, wordt, "genoemd in artikel 19, elfde lid, onder a, vermeerderd met het bedrag van de vakantie-uitkering, genoemd in artikel 37b, zesde lid, onder a van de Algemene Weduwen- en Wezenwet" vervangen door: van de nabestaandenuitkeringingevolge de Algemene nabestaandenwet vermeerderd met de daarover berekende vakantie-uitkeringingevolge die wet In artikel 21a, vierde lid, wordt, "genoemd in artikel 19, elfde lid, onder a, onderscheidenlijk artikel 37b, zesde lid, onder a van de Algemene Weduwen- en Wezenwet" vervangen door: van de nabestaandenuitkeringingevolge de Algemene nabestaandenwet vermeerderd met de daarover berekende vakantie-uitkering ingevolge die wet 0 In artikel 21b, tweede lid, wordt, "pensioen of tijdelijke uitkering ingevolge de Algemene Weduwen- en Wezenwet" vervangen door: nabestaandenuitkeringingevolge de Algemene nabestaandenwet P Artikel 24a, tweede lid, komt te luiden: 2 De wees die geen recht heeft op wezenuitkeringingevolge de Algemene nabestaandenwet heeft recht op een toeslag op zijn volgens artikel 24 berekende pensioen, tenzij zijn ouder recht heeft op halfwezenuitkeringingevolge de Algemene nabestaandenwet. Deze toeslag bedraagt jaarlijks voor elk voor de berekening van het wezenpensioen tellend jaar: a voor de wees bedoeld in artikel 24, eerste lid, onder a, 0,375 percent van de tot een jaarbedrag herleide som van de nabestaandenuitkering en de halfwezenuitkeringingevolge de Algemene nabestaandenwet, vermeerderd met de daarover berekende vakantie-uitkeringingevolge die wet; b voor de wees bedoeld in artikel 24, eerste lid, onder b, 0,75 percent van het onder a bedoelde jaarbedrag.

9 Raadsbil lage nummer r yo In artikel 24a, vierde lid, wordt, "genoemd in artikel 19, elfde lid, onder b, onderscheidenlijk artikel 37b, zesde lid, onder b van de Algemene Weduwen- en Wezenwet" vervangen door: van de nabestaandenuitkeringingevolge de Algemene nabestaandenwet, van de halfwezenuitkeringingevolge die wet of van de daarover berekende vakantie-uitkeringingevolge die wet Q In artikel 26a, vierde lid, wordt, "de algemene maatregel van bestuur bedoeld in artikel 157 van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers" vervangen door: de ministeriele regeling, bedoeld in artikel 157, derde lid van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers R In artikel 26b, derde lid, wordt, "de algemene maatregel van bestuur bedoeld in artikel 157 van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers" vervangen door: de ministeriele regeling, bedoeld in artikel 157, derde lid van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers 5 In artikel 43, tweede lid, tweede volzin, wordt, "de regelen, bedoeld in artikel 157 van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers" vervangen door: de regels, bedoeld in artikel 157, derde lid van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers T Artikel 46, tweede en derde lid, komt te luiden: 2 Onder een algemene bezoldigingswijziging als bedoeld in het eerste lid wordt verstaan een zodanige wijziging van een pensioen van een gepensioneerde overheidswerknemerin de zin van de Wet privatisering ABP die werkzaam is geweest in de sector rijk. 3 Indien aan een gepensioneerde overheidswerknemer, als bedoeld in het tweede lid, een eenmalige uitkering wordt toegekend, wordt aan degene die recht heeft op een pensioen, als bedoeld in het eerste lid, overeenkomstig een eenmalige uitkering toegekend. U Aan artikel 67 wordt een nieuw zevende lid toegevoegd luidende: 7 De tiende wijziging treedt in werking op de eerste dag na de datum van publicatie daarvan in de tekstuitgaaf van de Uitkerings- en pensioenverordening wethouders van de gemeente Eindhoven. Terugwerkende kracht is voorzien in de volgende gevallen: a de artikelen 2, eerste en tweede lid, en 2a, eerste lid, hebben werking ten aanzien van een recht op uitkering terzake van een ontslag of aftreden ingaande I januari 1995 of later;

10 Raadsbijlage nummer b de artikelen 3, eerste, tweede en vierde lid, 3b, tweede, vierde, zevende, achtste en negende lid, 4, vijfde lid, 14a, eerste lid, 15, tweede lid en 15a, tweede lid (inzake uitbreiding berekeningsgrondslag uitkering en pensioen met de eindejaarsuitkering) werken terug tot en met 1 januari 7993; c de artikelen 70, onder c, 15a, derde lid en 15c hebben werking ten aanzien van voor een pensioenberekeningin aanmerking te nemen tijd vanaf 1 januari 1994; d de artikelen 74a, tweede lid, 15, tweede en derde lid, 15a, zevende en achtste lid, 15b, tweede lid, 26a, vierde lid, 26b, derde lid, 43, tweede lid, 46, tweede en derde lid, werken terug tot en met 1 januari 1996; e Artikel 75, vijfde lid, heeft werking ten aanzien van voor een pensioenberekeningin aanmerking te nemen uitkeringstijd waarin de belanghebbende inkomsten heeft uit een betrekking waaraan aanspraak op overheidspensioen wordt ontleend vanaf 1 januari 1995 en overigens eerst ten aanzien van voor een pensioenberekening in aanmerking te nemen tijd waarin recht op uitkering bestaat uit hoofde van een ontslag of aftreden op of na de dag van inwerkingtreding van de tiende wijziging; f de artikelen 15d, derde lid en 21, vierde lid, werken terug tot en met 1 januari 1995; g de artikelen 76 en 76a werken terug tot en met 1 juli II publicatie en vervolgens inwerkingtreding van dit besluit, zoals voorzien in artikel I, sub U, geschiedt na goedkeuring door Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant; III dit besluit kan worden aangehaald als: "Tiende wijziging Uitkerings- en pensioenverordening wethouders van de gemeente Eindhoven". Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 10 september R. Welschen, voorzitter. C. Tetteroo, secretaris.

11 Raadsbijlage nummer r zo Artikelgewijze toelichting tiende wijziging Uitkerings- en pensioenverordening wethouders gemeente Eindhoven. Artikel 2, eerste lid. De wijziging geeft een vaste maatstaf voor berekening van de duur van het uitkeringsrecht bij met name onderbrekingen. Aan de raad hoeft niet meer te worden voorgelegd of een onderbreking als "wezenlijk" moet worden beschouwd. Artikel 2a, eerste lid. Ook hier is een "wezenlijke onderbreking" van het wethouderschap niet meer een discussiepunt bij voortzetting van de uitkering tot de 65-jarige leeftijd voor de wethouder die bij aftreden 50 jaar of ouder is. Bepaald wordt dat betrokkene in het tijdvak van twaalf jaren voor het aftreden tenminste tien jaren wethouder moet zijn geweest. Artikel 3, eerste, tweede en vierde lid, artikel 3b, tweede, vierde, zevende, achtste en negende lid, artikel 4, vijfde lid, artikel 14a, eerste lid, artikel 15, tweede lid, artikel 15a, tweede lid. Deze betreffen het opnemen van de aanspraak op eindejaarsuitkering in de berekeningsgrondslag van de uitkering. Artikel 10, onderdeel c. Een definitie van "deeltijdfactor". Artikel 14a, tweede lid, eerste en derde volzin, artikel 15, tweede en derde lid, artikel 15a, zevende en achtste lid, artikel 26a, vierde lid, artikel 26b, derde lid, artikel 43, tweede lid. Deze wijzigingen vloeien voort uit de wijziging van artikel 157 van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers. Artikel 15, vijfde lid. Dit lid bevat een nieuwe regeling van het meetellen van uitkeringstijd voor de pensioenberekening. Artikel 15, zesde lid en artikel 15a, negende lid. Het gaat hier om de situatie waarin een gewezen wethouder (weer) actief wordt als raadslid en daarvoor een raadslidmaatschapsvergoeding ontvangt (niet bedoed is de kostenvergoeding). De vergoeding voor het raadslidmaatschap komt in aanmerking voor korting op de uitkering (als uitkering plus vergoeding de wethouderswedde overschrijden, wordt het meerdere gekort). Indien die vergoeding zo hoog is dat de uitkering wordt gekort, zou volgens de nieuwe hoofdregel de pensioenopbouw moeten worden gehalveerd. Zoals in vele

12 Raadsbijlage nummer rgo gemeenten is in Eindhoven aan het raadslidmaatschap geen pensioenopbouw verbonden. Het zesde lid van artikel 15 regelt dat de vergoeding voor het raadslidmaatschap buiten aanmerking wordt gelaten voor toepassing van de regeling inzake vermindering van de pensioenopbouw tijdens de uitkeringstijd. Overigens is in andere gevallen voor vermindering geen voorwaarde dat in de nieuwe inkomenssituatie pensioen wordt opgebouwd. In de nu geldende verordening is pensioenopbouw juist wel de grondslag beperking/uitsluiting, maar die voorwaarde verdwijnt: zie het huidige vijfde lid onder a, en de Eindhovense "verzachting" in het zesde lid. Door het CvA is erop gewezen dat het hier een keuze-element betreft van de wetswijziging. Bij de vaststelling dient hierbij in het bijzonder te worden stilgestaan. De bepaling is hier opgenomen omdat Eindhovense raadsleden geen pensioen opbouwen over hun vergoeding. De wijziging van artikel 15a, negende lid, hangt samen met deze nieuwe uitzonderingsbepaling. De voorziening getroffen in artikel 15, zesde lid, moet namelijk ook gelden bij toepassing van artikel 15a, dat over de berekening van het eigen pensioen over de tijd tussen 31 december 1985 en 1 januari 1995 gaat, alsmede van artikel 15b (over de berekening van het eigen pensioen over de tijd na 31 december Gezien de verwijzing in artikel 15a, negende lid, hoeft artikel 15b niet gewijzigd te worden omdat ook hierin - zie het derde lid - een verwijzing is opgenomen. Artikel 15a, derde lid. Deze bepaling bevat een nadere invulling van het weddebegrip, als berekeningselement voor het pensioen van deeltijdwethouders. De nieuwe Gemeentewet maakt het sinds 1 januari 1994 mogelijk dat het wethouderschap in een gemeente waarin deze functie normaliter als een voltijdse geldt, in deeltijd wordt vervuld, Artikel 15a, vierde, vijfde en zesde lid. Deze bevatten reparatiewijzigingen. Artikel 15b, tweede lid. De voor de pensioenberekening over tijd na 31 december 1994 in acht te nemen franchise is, anders dan geldt voor tijd daarv66r, niet afhankelijk van de burgerlijke staat van de gepensioneerde en ook niet direct afgeleid van AOW-bedragen. Daarom kon in artikel 15b niet (wel in artikel 15a), naar de AOW worden verwezen. Een en ander is destijds ondervangen met een verwijzing naar bepalingen in de ABP-wet, waarin het franchise-bedrag vermeld staat en de eventuele aanpas-

13 Raadsbijlage nummer xgo sing wordt geregeld. Na de vervanging van de ABP-wet door de Wet privatisering ABP wordt thans verwezen naar de in die laatste wet opgenomen grondslag: geldend voor pensioenberekening van "een" overheidswerknemer. Artikel 15c. Deze aanpassing hangt samen met de in de Gemeentewet sinds 1 januari 1994 opgenomen mogelijkheid van het vervullen van wethouderschap in deeltijd in een gemeente waarin dit normaliter in voltijd gebeurde. Het zou niet juist zijn om de totale voor het pensioen geldende tijd af te rekenen met behulp van de laatste deeltijdfactor. Ook zou het niet juist zijn om in het geheel geen deeltijd-correctie toe te passen in het geval dat de functie laatstelijk in voltijd wordt vervuld (na voorgaande functievervulling in deeltijd). Artikel 15d, eerste en derde lid. Deze betreffen reparatiewijzigingen. Artikel 16 (nieuw). In artikel 16 wordt een pensioen in de zin van deze verordening gebracht onder een pensioenregeling als bedoeld in artikel 103 van de Algemene nabestaandenwet (de zgn. paraplubepaling). Aan een "artikel 16a" (conform artikel 23) bestaat geen behoefte meer. De in artikel 23 opgenomen data zijn inmiddels verstreken zonder dat zich een daarin bedoelde situatie heeft voorgedaan. Artikel 21 a, tweede en vierde lid, artikel 21b, tweede lid, artikel 24a, tweede en vierde lid. Deze wijzigingen zijn van technische aard. Artikel 21, vierde lid. Dit betreft een herstelwijziging. Artikel 46, tweede en derde lid. De oude regeling van aanpassing van pensioenen verwees naar de ABP-wet, welke verwijzing nu formeel zonder betekenis is. Daarom wordt die verwijzing nu vervangen door verwoording van het beleidsuitgangspunt: aanpassing geschiedt overeenkomstig de aanpassing van het pensioen van de overheidswerknemer. Artikel 67, zevende lid. Terugwerkende kracht van de wijzigingen betreffende de eindejaarsuitkering (als onderdeel van de berekeningsbasis van de uitkering) is gegeven tot en met 1 januari 1993, omdat dit overeenkomt met de parallelbepaling voor het rijkspersoneel. In wethoudersverband wordt ook overigens bij de salarisontwikkeling van

14 Raadsbij lage nummer r yo rijkspersoneel aangesloten. Aan de herstelwijzigingen is terugwerkende kracht tot en met 1 januari 1995 gegeven, omdat de wijzigingen van de Appa dezelfde terugwerkende kracht kennen. De wijzigingen inzake pensioenaanpassing en franchise werken terug tot en met 1 januari 1996, overeenkomstig de datum van intrekking van de ABP-wet, die aanleiding is voor die wijzigingen. De wijzigingen inzake pensioenberekening na het vervullen van een politiek ambt in deeltijd werken terug tot en met 1 januari Dit hangt samen met de toen in de Gemeentewet geopende mogelijkheid het wethouderschap in deeltijd te vervullen. Ook in een gemeente waarin deze functie normaliter als een voltijdse geldt. De wijzigingen over de berekening van de uitkeringsduur en over het meetellen van uitkeringstijd voor pensioen werken terug tot en met 1995, omdat dit redelijk kan worden geacht. Voorzover de nieuwe regeling voor iemand verslechtering zou inhouden geldt die slechts voor uitkeringstijd na ontslag of aftreden vanaf inwerkingtreding van de tiende wijziging. Dit is een kwestie van rechtszekerheid. De wijzigingen naar aanleiding van de invoering van de Algemene nabestaandenwet (met ingang van 1 juli 1996) werken terug tot die datum. EL