Reni MAXI KUNSTSTOF pakket inbouw- en bedieningsvoorschriften

Transcriptie

1 Reni MAXI KUNSTSTOF pakket inbouw- en bedieningsvoorschriften 1

2

3 Index 1. Algemeen 4 2. Veiligheid 4 3. Transport en opslag 6 4. Omschrijving van het Reni MAXI KUNSTSTOF pakket 7 5. Plaatsingsvoorschriften 8 6. Inbouw- en bedieningsvoorschriften van de automatische hemelwaterunit Onderhoud Storingen Afvalverwerking Garantie Contact 37 3

4 1. Algemeen De inbouw- en bedieningsvoorschriften maken deel uit van het product. Ze moeten altijd in de buurt van het product aanwezig zijn. Het naleven van deze instructies is dan ook een vereiste voor een juist gebruik en de juiste bediening van het product. FARYS behoudt het recht, zonder voorafgaande mededelingen, de gegevens uit deze handleiding aan te passen. 2. Veiligheid Deze bedieningsvoorschriften bevatten belangrijke aanwijzingen die, bij de opstelling en het in gebruik nemen, in acht moeten genomen worden. Aanduiding van aanwijzingen in de bedieningsvoorschriften Algemeen gevarensymbool Gevaar vanwege elektrische spanning Signaalwoorden: GEVAAR! Acuut gevaarlijke situatie. Het niet naleven kan leiden tot zware verwondingen en zelfs tot de dood! WAARSCHUWING! Ernstige persoonlijke schade is mogelijk wanneer de aanwijzing niet wordt opgevolgd. Mogelijke productschade bij het niet naleven van deze aanwijzing. 2.2 Kennis gebruiksaanwijzing WAARSCHUWING Lees dit boekje met gebruiksaanwijzingen aandachtig door alvorens de pomp in werking te stellen en bewaar het goed zodat je het later nog kan raadplegen. Het product mag alleen gebruikt worden voor die functies waarvoor het is gemaakt. Om veiligheidsredenen mag het product niet worden gebruikt door personen die jonger dan 16 jaar zijn of personen die dit boekje met gebruiksaanwijzingen niet hebben gelezen en begrepen. De personen verantwoordelijk voor de montage en de ingebruikname moeten over de juiste kwalificatie voor deze werkzaamheden beschikken. 2.3 Gevaren bij niet naleven van de veiligheidsaanwijzingen Het niet naleven van de veiligheidsvoorschriften kan een risico voor personen en de installatie tot gevolg hebben. Het niet opvolgen van de veiligheidsrichtlijnen leidt tot het verlies van elke aanspraak op schadevergoeding. 2.4 Veiligheidsaanwijzingen voor de gebruiker De wettelijke voorschriften inzake arbeidsveiligheid moeten nageleefd worden. Het product moet buiten het bereik van kinderen gehouden worden. Alle inspectie- en montagewerkzaamheden moeten uitgevoerd worden door bevoegd en bekwaam vakpersoneel, dat door het bestuderen van de handleiding voldoende geïnformeerd is. De werken aan de installatie mogen alleen bij stilstand worden uitgevoerd. De procedure voor het in en buiten gebruik nemen van de installatie moet volledig gevolgd worden. De aansluiting op het drinkwaternet mag enkel door een erkende installateur worden uitgevoerd. De noodoverloop moet in ieder geval worden aangesloten. 4

5 Gevaar vanwege elektrische spanning De elektrische kasten van de stroomverbruikende componenten mogen enkel door een erkende elektro-installateur worden geopend. Het stopcontact waarop het toestel wordt aangesloten, moet met een zekering van 16 A beveiligd zijn. Eveneens moet een verliesstroomschakelaar van 30 ma het circuit beveiligen. WAARSCHUWING! Tijdens het gebruik van de pompen mogen er zich geen personen in de te verpompen vloeistof bevinden. 2.5 Eigenmachtige ombouw en vervaardiging van reserveonderdelen Wijzigingen in het product zijn enkel toegestaan na overleg met de fabrikant. Originele onderdelen en door FARYS toegestane hulpstukken komen de veiligheid ten goede. Wanneer andere onderdelen worden gebruikt, is FARYS niet verantwoordelijk voor de gevolgen. 2.6 Ongeoorloofd gebruik De bedrijfszekerheid van het geleverde product wordt enkel gegarandeerd wanneer het ingezet wordt voor het bedoelde gebruik: Transport van hemelwater vanuit een bestaande hemelwatertank Het hemelwater kan hier gebruikt worden voor: a. Toiletspoeling b. Waswatertoevoer en schoonmaak c. Beregening en irrigatie van de tuin De plaatsing mag maximum 15m boven de automatische hemelwaterunit gebeuren. Alle andere toepassingen van deze installatie zijn niet toegelaten. WAARSCHUWING! Gevaar voor gezondheid. Hemelwater is geen leidingwater. Directe verbindingen tussen leiding- en hemelwatersystemen zijn niet toegestaan. Aftappunten moeten de waarschuwing NIET DRINKBAAR krijgen. 5

6 3. Transport en opslag 3.1 Controle bij levering Controleer of de geleverde producten in overeenstemming zijn met de gegevens vermeld op de leveringsbon. Controleer de volledige levering op beschadiging. Bij het vaststellen van beschadiging van de voorfilter, de pompinstallatie of toebehoren mag de installatie niet in gebruik worden genomen en moet FARYS onmiddellijk op de hoogte gebracht worden volgens de instructies in de algemene voorwaarden. Een beschadigde kunststoftank of buffer- en infiltratievoorziening mag nooit geplaatst worden. Bij beschadiging moet de tank of unit vervangen en/of hersteld worden. Schade ontstaan tijdens het transport moet onmiddellijk aan FARYS gemeld worden volgens de instructies in de algemene voorwaarden. Controleer of de installatie voldoet aan de te verwachten verkeersbelasting en de maximale inbouwdiepte (lees hiervoor de specifieke plaatsingsvoorschriften van de verschillende types tanks uit kunststofbehuizing). Controleer de maximum optredende grondwaterstanden. Pas de hemelwatertank en/of de plaatsingswijze aan zodat ze geschikt zijn voor deze plaatselijke omstandigheden. 3.2 Transport, opslag en bouwplaatsvoorzieningen De elektrische installatie moet bij transport en opslag beschermd worden tegen vocht, vorst en mechanische beschadiging. De installatie mag in geen geval worden blootgesteld aan temperaturen lager dan -10 C of hoger dan 50 C. Het transport van de hemelwatertank en de buffer- en infiltratievoorziening moet gebeuren met geschikte transportmiddelen en ervaren personeel. Tijdens het transport moet de tank vastgemaakt worden om schuiven en vallen te voorkomen Als de tank met spanriemen wordt vastgezet moet ervoor gezorgd worden dat er geen vervormingen optreden tijdens het aanspannen. Stalen spanriemen of kettingen zijn niet geschikt voor de verplaatsing van de tank. De spanriemen mogen niet bevestigd worden aan uitstekende of aangebouwde onderdelen. Het laden en afladen van de tank gebeurt best schokvrij. In geen geval mag de tank gerold of versleept worden. De tank wordt doorgaans rechtstreeks vanaf de vrachtwagen in de uitgegraven bouwput geplaatst. Vandaar dat de werfweg zeer goed berijdbaar en toegankelijk (breedte 4 m en vrije hoogte 4 m) moet zijn voor een vrachtwagen met kraan. De vrachtwagen moet met de achterzijde de uitgegraven bouwput kunnen naderen. De grond eromheen moet voldoende verhard zijn om het inzakken van de steunpoten van de vrachtwagen te verhinderen. De tank wordt zonder schokken en stoten geplaatst op de volkomen vlak uitgevoerde fundering. Het transporteren van de tank via een bouwkraan, een mobiele kraan of een heftruck is toegelaten. Het verplaatsen van de tank met behulp van tractoren, bulldozers e.d. is verboden. Het zijdelings verschuiven van de tanks is eveneens verboden. Alle hefwerktuigen, hijsmateriaal... moeten gekeurd zijn. Gebruik voor het hijsen steeds hijsbanden, met voldoende draagvermogen, voldoende lengte (2 m boven schouderhoogte van de tank) of gebruik een evenaar zodat de tank tijdens de hijswerkzaamheden steeds horizontaal blijft. Dit om te vermijden dat de kuip uit de hijslussen schiet. De lengte van alle hijsbanden is volledig gelijk. Andere hijsvoorzieningen zijn verboden. Bij het verplaatsen van de tank mag niemand zich in het werkgebied van de kraan begeven. Deze zone moet voldoende afgezet worden, zodat de toegang wordt verhinderd voor onbevoegden. Het is te allen tijde ten strengste verboden op of onder de hangende last te komen. Bij tussentijdse stockage op de werf moet de tank geplaatst worden op een volkomen vlakke ondergrond, vrij van keien, werfpuin e.d. WAARSCHUWING Het meegeleverde deksel (sluitdal) bij de CARAT en de PLATIN tanks mag alleen gebruikt worden om de toegangsopening naar de tank af te sluiten en heeft onvoldoende draagkracht om op welke wijze ook gebruikt te worden als blijvende afsluiting van de tank, zelfs niet om te weerstaan aan voetgangersbelasting. 6

7 4. Omschrijving van het Reni MAXI KUNSTSTOF pakket 4.1 Samenstelling 1 4Rain 5000 tank 5 Vlottende aanzuig met filter 2 Zelfreinigende filter Reni100 6 Automatische hemelwaterunit 3 Vertraagde inlaat Ø Duo nafilter fijn-aktief kool 4 Overloop met sifon Ø 110, terugslagklep met ongediertevanger 8 Kunststofdeksel A15* (*) Verkeersklasse moet aangepast worden aan de lokale vereisten 7

8 5. Plaatsingsvoorschriften De plaatsingsvoorschriften zijn indicatief en ontslaan de bouwheer of de aannemer niet van de taak de plaatsing van de kunststof hemelwatertanks uit te voeren volgens de regels van de kunst en aan te passen aan de plaatselijke omstandigheden en de geldende wettelijke voorschriften. Het is aan te raden deze plaatsingsvoorschriften volledig door te nemen vooraleer aan de werken te beginnen. 5.1 Hemelwatertank type 4Rain Algemene bepalingen en keuze van de locatie Zorg bij de plaatsing van de kunststof hemelwatertank voor een veilige uitvoering van de werken. Voorzie de nodige persoonlijke beschermingsmiddelen en maak de werf niet toegankelijk voor onbevoegden. Verken het terrein, peil naar nutsleidingen en hou rekening met: De bouwtechnische eigenschappen van de ondergrond De maximale grondwaterstand en waterdoorlaatbaarheid van de ondergrond De mogelijke verkeersbelasting. De kunststof hemelwatertank is gemaakt om ondergronds en buiten de gebouwen geplaatst te worden. De tank heeft een voldoende ruime toegangsopening (minimale afmetingen: 600 x 600 mm) zodat ze steeds goed toegankelijk is en bereikbaar is voor inspectie, onderhoud en lediging. De afdekking moet voldoen aan de te verwachten verkeersbelasting of aan andere plaatselijke reglementen. Plaatselijke reglementen moeten worden opgevraagd bij de gemeente. Het is niet toegestaan wijzigingen aan te brengen aan de hemelwatertank. Het is verboden onderdelen te wijzigen, toe te voegen of te verwijderen zonder schriftelijk akkoord van FARYS. 1 Hemelwatertank 2 Aangedamde ondergrond 3 Aarde 4 Omhulling 5 Telescoopschacht 6 Bodembedekking 8

9 5.1.2 Technische gegevens Volume [l] TLO [mm] HLO [mm] TLU [mm] HLU [mm] TRO [mm] HRO [mm] TRU [mm] HRU [mm] Volume [l] TST [mm] HST [mm] TTR [mm] HTR [mm] L [mm] B [mm] H [mm] Gewicht [kg]

10 5.1.3 Inbouw en montage WAARSCHUWING! Maak tijdens de werken de werf niet toegankelijk voor onbevoegden. Installatievoorwaarden: De 4Rain hemelwatertanks mogen niet onder berijdbare oppervlaktes worden ingebouwd zonder de aanleg van een betonnen draagvlak boven de tank. De draagkracht en afmetingen van dit betonnen vlak moeten berekend worden door een architect of bouwingenieur. In geval van plaatsing naast bereden oppervlakken zie verder. Het meegeleverde voetgangersdeksel kan een kortstondige belasting aan van 150 kg en een langdurige belasting van 50 kg. Bij grondwater moeten de inbouwvoorschriften verder in dit document in acht genomen worden. De maximale aardoverdekking boven de tankschouder mag niet meer bedragen dan mm. Het grondvlak van de put moet aan elke zijde 500 mm groter zijn dan de tank zodat zodat er voldoende arbeidsruimte is. De afstand tot vaste bouwwerken moet minstens mm bedragen. De diepte van de put mag de maximale grondbedekking (max. aardoverdekking mm vanaf tankschouder) over de tank niet overschrijden. Voor seizoensonafhankelijk gebruik van de installatie is een plaatsing van tank en watertoevoerende installatieonderdelen in vorstvrije omstandigheden noodzakelijk. Normaal ligt de vorstvrije diepte rond ca. 600 mm, de juiste gegevens hierover kunnen bekomen worden bij de betrokken diensten. Volume [l] l l Aardoverdekking [mm] Tankhoogte [mm] Grindonderlaag [mm] Bouwputdiepte [mm] WAARSCHUWING! Zorg ervoor dat de wanden van de uitgraving steeds stabiel zijn (zowel tijdens als na het uitgraven) en gebruik indien nodig damwanden. Wijs betrokkenen op mogelijk valgevaar. Gebruik steeds aangepaste graafmachines. De bodem van de bouwput moet droog zijn en vrij zijn van keien, steentjes e.d. Hemel- en grondwater moeten steeds uit de bouwput gepompt worden. De hemelwatertank moet te allen tijde geplaatst worden op een volledig waterpas uitgevoerde ondergrond. Bij een voldoende draagkrachtige ondergrond bestaat de fundering minimaal uit een laag van gecomprimeerd rolgrind (korrelgrootte 8/16, dikte ca mm) of een goed verdichte laag gestabiliseerd zand (minimaal 150 kg cement per m³) met een dikte van 150 à 200 mm. Ideaal wordt de fundering uitgevoerd als een vlakke doorlopende betonvloer. De fundering strekt zich minimaal 30 cm langs alle zijden van de te plaatsen hemelwatertank uit. Bij een onvoldoende draagkrachtige ondergrond moet er advies worden ingewonnen bij een deskundig geotechnisch studiebureau. Dit advies moet gevolgd worden. 10

11 Grondwater en waterondoorlaatbare bodem (vb. leemhoudende grond) De tanks zijn niet geschikt om in bodems met langdurige hoge grondwaterstanden ingebouwd te worden. Bij sporadisch optredend grondwater (max. onderdompeldiepte 20 cm) en bij niet waterdoorlatende bodems moet een drainage worden aangebracht. De drainageleiding zal steeds uitmonden in een verticale buis, DN 300, en weggepompt worden met behulp van een dompelpomp. De pomp moet regelmatig nagekeken worden. Bij langdurig hoge grondwaterstanden (opdrijvingsgevaar) is het noodzakelijk om de hemelwatertank te verankeren aan een betonvloer. Helling, glooiing... Bij de plaatsing van een tank in de nabijheid (< 5 m) van een helling, heuvel of een glooiing moet een statisch berekende keermuur gebouwd worden voor de opvang van de aardedruk. De muur moet minstens 500 mm groter zijn langs alle zijden van de tank en een afstand hebben van minstens mm tot de tank. Installatie naast verkeerswegen Bij inbouw van de tank naast een berijdbaar oppervlak mag de hoek van de ingebeelde verbindingslijn tussen de buitenrand van het bereden oppervlak en de onderkant van de tank niet groter zijn dan 45. Minimale afstand tot bereden oppervlakken: Tank l l Afstand [mm] De tanks mogen in geen geval onder bereden oppervlakken ingebouwd worden waarover vrachtwagens rijden, zonder een betonnen vlak boven de tank te plaatsen zodat de druk niet op de tank terechtkomt Plaatsing van een schachtverlenging De telescopische schachtverlenging kan op 9 plaatsen per 5 cm afgezaagd worden. (zie tekening) De dichting wordt in de bovenste overblijvende uitsparing aangebracht en het opzetstuk erin geschoven. Het opzetstuk moet goed met aarde omringt en ondersteund worden zodat bij belasting het opzetstuk er niet dieper inschuift. De schachtverlenging wordt eenvoudig over de tankopening geplaatst zonder bijkomende bevestiging. Door het aanvullen en aandammen met omhullende aarde of grind blijft ze op haar plaats. WAARSCHUWING! Het deksel moet kindveilig vergrendeld worden na iedere opening. 11

12 5.2 Hemelwatertank type CARAT Algemene bepalingen en keuze van de locatie Draag bij de plaatsing van de kunststof hemelwatertank zorg voor een veilige uitvoering van de werken. Voorzie de nodige persoonlijke beschermingsmiddelen en maak de werf niet toegankelijk voor onbevoegden. Verken het terrein, peil naar nutsleidingen en hou rekening met: De bouwtechnische eigenschappen van de ondergrond De maximale grondwaterstand en waterdoorlaatbaarheid van de ondergrond De mogelijke verkeersbelasting. De kunststof hemelwatertank is gemaakt om ondergronds en buiten de gebouwen geplaatst te worden. De tank heeft een voldoende ruime toegangsopening (minimale afmetingen: Ø 600 x 600 mm) zodat ze steeds goed toegankelijk is en bereikbaar is voor inspectie, onderhoud en lediging. WAARSCHUWING! Het meegeleverde deksel mag alleen gebruikt worden om de toegangsopening naar de hemelwatertank af te sluiten. Het heeft onvoldoende draagkracht om op welke wijze ook gebruikt te worden als blijvende afsluiting van de hemelwatertank, zelfs niet om te weerstaan aan voetgangersbelasting Technische gegevens Met minischacht: Met maxischacht: 12

13 Tank l l Gewicht [kg] L [mm] B [mm] H [mm] Totale hoogte minischacht [mm] Totale hoogte maxischacht [mm] Opbouw Montage 1 Deksel 2 Profieldichting 3 Toezichtschacht 4 Dichting tankschacht 5 Bovenste schaal 6 Onderste schaal 7 Centreerpennen 8 Profieldichting 9 Snelkoppelingen Plaats eerst de symmetrische profieldichting [2] in de gleuf van de onderste tankhelft [1]. De dichting moet met een beetje van de meegeleverde zachte zeep ingewreven worden. Plaats aansluitend de centreerpennen [3] in de daarvoor voorziene uitsparingen. Nu wordt de bovenste tankhelft [4] op de onderste tankhelft [1] geplaatst en de snelkoppelingen [5] gemonteerd. Daarbij wordt in een eerste stap elke tweede koppeling in dezelfde richting voorgeplaatst en nadien met een hamer en een houten blok bevestigd. De snelkoppelingen worden als dusdanig op hun eindpositie vastgeklikt. Aansluitend worden de resterende snelkoppelingen in de andere richting gemonteerd. Bij het opzetten van de bovenste helft is het belangrijk dat de dichting niet uit de gleuf glijdt. 13

14 5.2.5 Inbouw WAARSCHUWING! Maak tijdens de werken de werf niet toegankelijk voor onbevoegden. 1 Aarde 2 Telescopische toezichtschacht 3 Stabiele onderlaag 4 Omhulsel (rolgrind max. korrelgrootte 8/16) 5 Dekkingslaag 6 Ondergrondse tank CARAT 7 Betonlaag als vrachtwagens Installatievoorwaarden: Hoogteverschillen tussen tank en maaiveld bij gebruik van telescopische opzetschacht in groene zone Maximaal hoogteverschil met tussenstuk en telescopische opzetschacht (slechts in groene zone zonder grond- of bodemwater) Hoogteverschil met telescopisch gietijzeren deksel (klasse B) onder wegen waar auto s rijden (zonder grond- of bodemwater) - - De CARAT tanks van de serie S mogen niet ingebouwd worden onder oppervlaktes waar zwaardere voertuigen rijden dan normale personenwagens 14

15 Hoogteverschil bij installatie in grondwater. De CARAT S tanks mogen tot het midden van het tanklichaam in grondwater geplaatst worden. Bij inbouw onder oppervlakken die kunnen belast worden met vrachtwagens moet een constructie gemaakt worden zoals getoond op de schets. De belasting wordt verdeeld over een zelfdragende betonconstructie. De dikte van de betonbrug moet berekend worden door een ingenieur. Het grondvlak van de put moet aan elke zijde 500 mm groter zijn dan de tank zodat er voldoende arbeidsruimte is. De afstand tot vaste bouwwerken moet minstens mm bedragen. De diepte van de put mag de maximale grondbedekking over de tank niet overschrijden. Voor seizoensonafhankelijk gebruik van de installatie is een plaatsing van tank en watertoevoerende installatieonderdelen in vorstvrije omstandigheden noodzakelijk. Normaal ligt de vorstvrije diepte rond ca. 600 mm, de juiste gegevens hierover kunnen bekomen worden bij de betrokken diensten. WAARSCHUWING! Zorg ervoor dat de wanden van de uitgraving steeds stabiel zijn (zowel tijdens als na het uitgraven) en gebruik indien nodig damwanden. Wijs betrokkenen op mogelijk valgevaar. Gebruik steeds aangepaste graafmachines. De bodem van de bouwput moet droog zijn en vrij zijn van keien, steentjes e.d. Hemel- en grondwater moeten steeds uit de bouwput gepompt worden. De hemelwatertank moet te allen tijde geplaatst worden op een volledig waterpas uitgevoerde ondergrond. Bij een voldoende draagkrachtige ondergrond bestaat de fundering minimaal uit een laag van gecomprimeerd rolgrind (korrelgrootte 8/16, dikte ca mm) of een goed verdichte laag gestabiliseerd zand (minimaal 150 kg cement per m³) met een dikte van 150 à 200 mm. Ideaal wordt de fundering uitgevoerd als een vlakke doorlopende betonvloer. De fundering strekt zich minimaal 30 cm langs alle zijden van de te plaatsen hemelwatertank uit. Bij een onvoldoende draagkrachtige ondergrond moet er advies worden ingewonnen bij een deskundig geotechnisch studiebureau. Dit advies moet gevolgd worden. De tanks moeten schokvrij en met geschikt materiaal in de put ingebracht worden. Grondwater en waterondoorlaatbare bodem (vb. leemhoudende grond) Wanneer de tank dieper in het grondwater ondergedompeld moet worden, moet voor voldoende afwatering gezorgd worden (voor de maximale onderdompeldiepte zie ook tabel onderaan). Bij niet waterdoorlatende bodems wordt een afwatering van het grondwater (vb. d.m.v. ringdrainage) aanbevolen. Tankgrootte l l Onderdompeldiepte [mm]

16 Bij langdurig hoge grondwaterstanden (opdrijvingsgevaar) is het noodzakelijk om de hemelwatertank te verankeren aan een betonvloer. Helling, glooiing... Bij de plaatsing van een tank in de nabijheid (< 5 m) van een helling, heuvel of een glooiing moet een statisch berekende keermuur gebouwd worden voor de opvang van de aardedruk. De muur moet minstens 500 mm groter zijn langs alle zijden van de tank en een afstand hebben van minstens mm tot de tank. Installatie naast verkeerswegen Als de tanks naast verkeerswegen geïnstalleerd worden, die door zware voertuigen tot 12 ton gebruikt worden, dan is de afstand tot deze vlakken minstens de inbouwdiepte van de tank. Minimale afstand tot bereden oppervlakken: Tankgrootte l l Afstand [mm] De tanks mogen in geen geval onder oppervlakken ingebouwd worden waarover vrachtwagens rijden, zonder een betonnen vlak boven de tank te plaatsen zodat de druk niet op de tank terechtkomt Plaatsing van een schachtverlenging Bij grotere inbouwdiepten waar een tussenstuk nodig is, wordt dit tussenstuk met behulp van een invetmiddel in het mangat aangebracht. De profieldichting wordt in de bovenste uitsparing van het tussenstuk aangebracht en goed ingevet. Aansluitend wordt de telescoopschacht met deksel in het tussenstuk ingeschoven en aangepast aan het maaiveld. Om het overdragen van belasting op de tank te verhinderen wordt het gietijzeren afsluitdeksel zo geplaatst dat het niet rust op de toezichtschacht, maar wel om de omhullende zandcement- of rolgrindlaag. 5.3 Hemelwatertank type PLATIN Algemene bepalingen en keuze van de locatie Draag bij de plaatsing van de kunststof hemelwatertank zorg voor een veilige uitvoering van de werken. Voorzie de nodige persoonlijke beschermingsmiddelen en maak de werf niet toegankelijk voor onbevoegden. Verken het terrein, peil naar nutsleidingen en hou rekening met: De bouwtechnische eigenschappen van de ondergrond De maximale grondwaterstand en waterdoorlaatbaarheid van de ondergrond De mogelijke verkeersbelasting. De kunststof hemelwatertank is gemaakt om ondergronds en buiten de gebouwen geplaatst te worden. De tank heeft een voldoende ruime toegangsopening (minimale afmetingen: Ø 600 x 600 mm), zodat ze steeds goed toegankelijk is en bereikbaar is voor inspectie, onderhoud en lediging. 16

17 WAARSCHUWING! Het meegeleverde deksel mag alleen gebruikt worden om de toegangsopening naar de hemelwatertank af te sluiten en heeft onvoldoende draagkracht om op welke wijze ook gebruikt te worden als blijvende afsluiting van de hemelwatertank, zelfs niet om te weerstaan aan voetgangersbelasting Technische gegevens Met minischacht: Tankgrootte l l Gewicht [kg] L [mm] B [mm] H [mm] Totale hoogte [mm] Opbouw 1 Deksel 2 Profieldichting 3 Mangat 4 Tank 17

18 5.3.4 Inbouw WAARSCHUWING! Maak tijdens de werken de werf niet toegankelijk voor onbevoegden. 1 Grond 5 Afdeklaag 2 Telescopische schacht 6 PLATIN hemelwatertank 3 Verdichting fundering 7 Betonlaag als te grote verkeersbelasting 4 Omhulling zand of rolkiezel Installatievoorwaarden: Hoogteverschillen tussen tank en maaiveld bij gebruik van telescopische opzetschacht in groene zone - - Maximaal hoogteverschil met tussenstuk en telescopische opzetschacht (slechts in groene zone zonder grond- of bodemwater) 18

19 Hoogteverschil met telescopisch gietijzeren deksel (klasse B) onder wegen waar auto s rijden (zonder grond- of bodemwater) Hoogteverschil met telescopische toezichtschacht (met op de werf te plaatsen deksel klasse D) onder verkeersbelastbare zones max. 3,5 ton (zonder grond- of bodemwater) Hoogteverschil bij installatie in grondwater (de gearceerde vlakken geven de maximale onderdompeldiepte voor de aangegeven tankgrootte aan) (niet toegelaten in verkeersbelastbare zones). Bij inbouw onder oppervlakken die kunnen belast worden met vrachtwagens moet een constructie gemaakt worden die de belasting verdeelt over een zelfdragende betonconstructie. De dikte van de betonbrug moet berekend worden door een ingenieur. Het grondvlak van de put moet aan elke zijde 500 mm groter zijn dan de tank zodat er voldoende arbeidsruimte is. De afstand tot vaste bouwwerken moet minstens mm bedragen. De diepte van de put mag de maximale grondbedekking over de tank niet overschrijden. Voor seizoensonafhankelijk gebruik van de installatie is een plaatsing van tank en watertoevoerende installatieonderdelen in vorstvrije omstandigheden noodzakelijk. Normaal ligt de vorstvrije diepte rond ca. 600 mm, de juiste gegevens hierover kunnen bekomen worden bij de betrokken diensten. WAARSCHUWING! Zorg ervoor dat de wanden van de uitgraving steeds stabiel zijn (zowel tijdens als na het uitgraven) en gebruik indien nodig damwanden. Wijs betrokkenen op mogelijk valgevaar. Gebruik steeds aangepaste graafmachines. 19

20 De bodem van de bouwput moet droog zijn en vrij zijn van keien, steentjes e.d. Hemel- en grondwater moeten steeds uit de bouwput gepompt worden. De hemelwatertank moet te allen tijde geplaatst worden op een volledig waterpas uitgevoerde ondergrond. Bij een voldoende draagkrachtige ondergrond bestaat de fundering minimaal uit een laag van gecomprimeerd rolgrind (korrelgrootte 8/16, dikte ca mm) of een goed verdichte laag gestabiliseerd zand (minimaal 150 kg cement per m³) met een dikte van 150 à 200 mm. Ideaal wordt de fundering uitgevoerd als een vlakke doorlopende betonvloer. De fundering strekt zich minimaal 30 cm langs alle zijden van de te plaatsen hemelwatertank uit. Bij een onvoldoende draagkrachtige ondergrond moet er advies worden ingewonnen bij een deskundig geotechnisch studiebureau. Dit advies moet gevolgd worden. De tanks moeten schokvrij en met geschikt materiaal in de put ingebracht worden. Grondwater en waterondoorlaatbare bodem (vb. leemhoudende grond) Wanneer de tank dieper in het grondwater ondergedompeld moet worden, moet voor voldoende afwatering gezorgd worden. Bij langdurig hoge grondwaterstanden (opdrijvingsgevaar) is het noodzakelijk om de hemelwatertank te verankeren aan een betonvloer. Helling, glooiing... Bij de plaatsing van een tank in de nabijheid (< 5 m) van een helling, heuvel of een glooiing moet een statisch berekende keermuur gebouwd worden voor de opvang van de aardedruk. De muur moet minstens 500 mm groter zijn langs alle zijden van de tank en een afstand hebben van minstens mm tot de tank. Installatie naast verkeerswegen Als de tanks naast verkeerswegen geïnstalleerd worden, die door zware voertuigen tot 12 ton gebruikt worden, dan is de afstand tot deze vlakken minstens de inbouwdiepte van de tank. De tanks mogen in geen geval onder oppervlakken ingebouwd worden waarover vrachtwagens rijden, zonder een betonnen vlak boven de tank te plaatsen zodat de druk niet op de tank terechtkomt. 20

21 5.3.5 Plaatsing van een schachtverlenging Bij grotere inbouwdiepten waar een tussenstuk nodig is, wordt dit tussenstuk met behulp van een invetmiddel in het mangat aangebracht. De profieldichting wordt in de bovenste uitsparing van het tussenstuk aangebracht en goed ingevet. Aansluitend wordt de telescoopschacht met deksel in het tussenstuk ingeschoven en aangepast aan het maaiveld. Om het overdragen van belasting op de tank te verhinderen wordt het gietijzeren afsluitdeksel zo geplaatst dat het niet rust op de toezichtschacht, maar wel om de omhullende zandcement- of rolgrindlaag. 5.4 Aansluitingen De kunststof hemelwatertank is geschikt voor de opvang en opslag van het afstromend hemelwater van daken (met uitzondering van afstromend hemelwater van groendaken en rieten daken) met het oog op nuttig gebruik van het hemelwater (vb. voor toiletspoeling, voor wasmachines, om schoon te maken of voor het sproeien van de tuin). Controleer steeds bij de rioolbeheerder waar de afvoer van de overloop van de kunststof hemelwatertank op kan worden aangesloten (vb. een infiltratievoorziening, een buffervoorziening met vertraagde afvoer, een oppervlaktewatervoorziening, een kunstmatige afvoerweg voor hemelwater of de RWA-leiding van de gescheiden riolering in de straat). De afvoer mag niet worden aangesloten op de DWA-leiding van de gescheiden riolering in de straat omdat dit aanleiding kan geven tot een hydraulische overbelasting van het DWA-stelsel. Gebruik alleen in de handel verkrijgbare hulpstukken voor het verbinden van leidingen uit verschillende materialen. Dit geldt ook voor toezicht- en sifonputjes. De verbindingen en leidingen moeten steeds waterdicht zijn en als flexibele verbindingen worden uitgevoerd. Dit laatste om grondzettingen op te vangen. Bij lozing in een infiltratievoorziening, een buffervoorziening met vertraagde afvoer, een oppervlaktewatervoorziening, een kunstmatige afvoerweg voor hemelwater of de openbare riolering kan er gevaar zijn voor terugstroming. Plaats in dat geval een toezichtput met ingebouwde terugslagklep op de afvoerleiding van de hemelwatertank. Om te vermijden dat er drukverschillen ontstaan in de tank wordt er best een ventilatieleiding voorzien waardoor de druk binnen en buiten de tank gelijk is. In functie van het beoogd gebruik van het in de hemelwatertank opgevangen en opgeslagen hemelwater is het raadzaam een gepaste voorfiltering van het afstromend hemelwater en/of een nabehandeling te voorzien. Een vertraagde inlaat vermijdt ieder spoeleffect in de tank en de installatie ervan is dan ook sterk aanbevolen. Een overloopsifon met ongedierteschot verhindert dat ongedierte uit het oppervlaktewater, vanuit een kunstmatige afvoerweg voor hemelwater of via de riolering zijn weg vindt naar de hemelwatertank. 5.5 Aanvullingen en opvullen van de tank Verwijder alle voorwerpen die niet in de bouwput of de hemelwatertank thuishoren, zoals gereedschappen, cementresten e.a. Om vervorming van de tank te voorkomen, vul 1/3 e van de tank met water alvorens de tank rondom geleidelijk aan te vullen in opeenvolgende lagen van 30 cm (met grind 8/16 of zandcement). Elke laag moet manueel aangestampt worden erop toeziend dat alle holtes worden opgevuld. Herhaal dit tot de tank volledig bedekt is. Er mogen in geen geval mechanische dichtingsmachines gebruikt worden. Het omhulsel moet minstens 500 mm breed zijn. Tijdens het aanvullen moet de schacht of toegangsopening volledig afgedekt of afgesloten zijn. Zorg ervoor dat de meegeleverde elektrische kabels steeds volledig uit de hemelwatertank zijn getrokken, alvorens de tank op te vullen met water. WAARSCHUWING! Tijdens de werken moet de toegangsopening of schacht te allen tijde afgesloten zijn om valgevaar tegen te gaan. 21

22 5.6 Toebehoren De hemelwaterput moet verbonden worden met de plaats waar de hemelwaterrecuperatie-unit zal geplaatst worden. Trek een wachtleiding van Ø 110 mm vanaf het verhoogstuk van de hemelwatertank tot de opstellingsplaats van de unit. Trek de aanzuigflexibel hierdoor voor de aanzuig van het hemelwater. Deze flexibel wordt best voorzien van een groffilter met drijvende aanzuig. Geen enkele andere filter, kraan of ander toebehoren mag in de aanzuigleiding geplaatst worden (zie ook specificaties van de hemelwaterrecuperatie-installatie in hoofdstuk 6). Als het voedingspunt in de woning is gelegen moet de wachtbuis door middel van een muurdoorvoer tot in de woning gebracht worden. Zorg ervoor dat de muurdoorvoer waterdicht is uitgevoerd. Zorg ervoor dat het niveau waar de wachtbuis op de tank is aangesloten steeds hoger is dan de hoogst mogelijke waterstand in de hemelwatertank. Plaats de wachtbuis diep genoeg, zodat ze niet kan geraakt worden door oppervlakkige werkzaamheden. Leg de wachtbuis met zo weinig mogelijk bochten aan en zorg ervoor dat ze niet kan dichtslaan. Sluit nooit meer dan 300 m² oppervlakte aan op de hemelwatertank, anders kan de goede werking van de voorfilter niet gegarandeerd worden. 22

23 6. Inbouw- en bedieningsvoorschriften van de automatische hemelwaterunit 6.1 Productgegevens van de automatische hemelwaterunit Technische gegevens Model 1 Model 2 Afmetingen L x B x H [mm] 550 x 265 x x 265 x 595 Maximaal debiet [m³/h] 6 6 Maximale opvoerhoogte [m] Toegestane bedrijfsdruk [bar] 7 7 Toegestane toevoerdruk [bar] 1,5 1,5 Inschakeldruk [bar] 1,5 1,5 Geluidsniveau [db(a)] Aanzuighoogte manometrisch [m] 8 8 Watertemperatuur [ C] Voedingsspanning [V] Frequentie [Hz] Beschermingsklasse IP44 IP44 Aansluiting perszijde [ ] 1 (M) 1 (M) Aansluiting zuigzijde [ ] 1 (F) 1 (F) Aansluiting leidingwater [ ] 3/4 (M) 3/4 (M) Toegestane toevoerdruk zijde openbaar waterleidingnet [bar] 2,5-4 2,5-4 Tankinhoud [l] 6 6 Gewicht [kg] Leveringsomvang Automatische hemelwaterunit Wandbevestigingsmateriaal, montage- en gebruiksaanwijzing Toebehoren A Drinkwaterset Toebehoren B Vlotterschakelaar 23

24 6.1.3 Tekening en afmetingen 1 Meerwaaierige centrifugaalpomp RM van de automatische hemelwaterunit 20/40 6 Drinkwater bijvulventiel 2 Pompschakelkast met basissturing 7 3/2-Weg-kogelkraan 3 Pompsturing 8 Aansluiting zuigleiding (1 F) 4 Bijvulbak 9 Noodoverloop (Ø 50) 5 Drinkwateraansluiting (3/4 fl exibel) 10 Aansluiting hemelwatercircuit (1 M) 24

25 6.1.4 Dimensionering van de aanzuiging In de praktijk is de pomp door onderdrukverliezen (buiswrijving, aanzuighoogte) enkel in een beperkt bereik zelfaanzuigend. In dit gebruiksbereik kan de pomp zelfstandig de aanzuigleiding (vb. bij eerste ingebruikname) ontluchten. Het aanzuigdiagramma toont de afhankelijkheid van de aanzuiglengte en aanzuighoogte. De bekomen waarde moet zich boven de aanzuigkenlijn in het diagramma bevinden. Als het aanzuigpunt onder de aanzuigkenlijn ligt, moet een laadpomp (optioneel toebehoren) worden gebruikt om de aanzuiging te vrijwaren. Tip: de laadpomp ondersteunt de aanzuiging zodat een 3 m hogere aanzuighoogte kan worden bereikt. De aanzuigkenlijn verschuift ongeveer 3 m evenwijdig naar onder. 25

26 6.1.5 Normen, richtlijnen en attesten De automatische hemelwaterunit voldoet aan de norm voor drinkwatergebruikssystemen DIN componenten voor besturing en bijvulling. Het Belgaqua keurmerk bevestigt de in de automatische hemelwaterunit geïntegreerde vrije toevoer volgens NBN EN 1717, die vereist is voor de veilige scheiding van het hemelwater met de drinkwateraansluiting. 1 Drinkwateraanvoer bijvulbak 2 Overloopopening van de bijvulbak 3 Max. mogelijke waterstand (bij falende functie) 4 Luchtlaag tussen aanvoer en maximum mogelijke waterstand = zekere scheiding van drinkwater en gebruikswater Dit product (in de door FARYS in omloop gebrachte uitvoering) voldoet zowel in ontwerp als opbouw aan de fundamentele veiligheids- en gezondheidsvereisten van de EG-machinerichtlijn. In geval van een niet met ons overeengekomen aanpassing van het product verliest deze verklaring haar geldigheid. Dit product voldoet in het bijzonder aan de eisen van de EU-richtlijnen: EG-Machine richtlijn (89/392/EWG) gewijzigd bij 91/368/EWG EG-Laagspanningsrichtlijn (73/23/EWG) EG-Richtlijn elektromagnetische compatibiliteit (89/336/EWG) gewijzigd bij 93/31/EWG De CE-markering bevestigt de conformiteit van het product met de bovengenoemde richtlijnen. Toegepaste geharmoniseerde normen: EN : 1194/A1/A11/A12/A13/A14, EN : 1996 Toegepaste normen en technische specifi caties: DIN , DIN , NBN EN1717, NBN EN 13077, BGA KTW Keuring/Controle 6.2 Overzicht van de onderdelen De automatische hemelwaterunit is modulair opgebouwd. Ieder onderdeel is afzonderlijk verwisselbaar Pompsturing De pump-control is een hoogwaardig schakelproduct die de besturing en bewaking van de pompmotor verzorgt en vervangt conventionele hydrofoorbesturingen met drukvat en drukschakelaar. Het product is volledig corrosievrij, opgebouwd uit hoogwaardig kunststof (glasvezel versterkte polypropyleen) en voorzien van ingebouwde terugslagklep met RVS zitting, evenals een drukcompensatie membraan in NBR rubber. De manometer is uitgevoerd met een messing buisveer en een plexiglas kijkvenster. De pompsturing kan eenvoudig direct op de persuitgang van de centrifugaalpomp gemonteerd worden. Alle montageschroeven zijn in roestvast staal. De elektronische besturing pump-control regelt het automatisch opstarten en afslaan van de waterpomp bij het openen of dichten van de kraan of klep/ventiel van de installatie. Wanneer de waterpomp start blijft deze lopen zolang een kraan open staat in het systeem. De pomp geeft dan een constante stroom en druk in het systeem. Voor deze functie heeft de pump-control een gepatenteerde speciale sensor. Deze sensor heeft als taak de pomp te laten draaien bij een minimum verbruik van 0,80 liter per minuut. 26

27 6.2.2 Basissturing In de klemkast van de pomp bevindt zich de basissturing, waaraan alle elektrische componenten van de automatische hemelwaterunit en de motorcondensator, nodig voor het starten van de motor, zijn aangesloten. Op de linkerzijkant van de klemkast bevindt zich de gebruiksschakelaar r voor de instelling van automatische- of onderhoudsmodus. Tip: Bij de montage van de automatische hemelwaterunit moet de vlotterschakelaar van de plaat losgemaakt worden, als de kabel door een muurdoorvoer moet lopen. Om de condensator te kunnen vervangen moet men de moeren lossen om zo de ringogen van de kabel te demonteren. De moeren mogen niet in de bedrading van de motorwikkeling blijven steken! Onderdelen centrifugaalpomp Artikel Artikelcode Omschrijving 1 ON AANZUIGFLENS INOXPLUS 2 ON AFTAPPLUG 3/8 3 ON O-RING AFTAPPLUG 3/8 6 ON POMPHUIS O-RING 7A ON O-RING RENDEMENTSKLEP 8,9,10,11 ON RENDEMENTSKLEP 12 ON INOX POMPHUIS 15 ON WAAIER 16 ON DIFFUSOR 17 ON VEERRING 18 ON SEEGERRING 19 ON VEERRING 20 PTS11305 MECHANICAL SEAL 21 ON LANTAARNSTUK 33 PTC10010 CONDENSATOR (16 uf) 27

28 6.2.4 Onderdelen bijvulinrichting Het drijfventiel houdt de waterstand in de bijvulbak constant. De maximale waterstand zal bij het sluiten van het drijfventiel ca. 2 cm onder de overloopkant (achterzijde van de bak) staan. De waterstand kan door het draaien van het zwarte drijfl ichaam worden aangepast. Bij de ingang van het drijfventiel bevindt zich een zeef. 1 Bijvulbak 2 Drijfventiel 3 Vuilzeef in inlaat 4 Noodoverloopmond 5 Drijfl ichaam Onderdelen elektrische 3/2-weg kogelkraan De kogelkraan schakelt tussen hemelwater- en drinkwatergebruik. De stand van de gemotoriseerde kogelkraan is door een klein teken controleerbaar. Drinkwaterstand (Bijvulbak -> pomp) 6.3 Installatievoorschriften Wandbevestiging Hemelwaterstand (Hemelwatervergaarbekken -> pomp) De automatische hemelwaterunit zal met het bijgeleverde montagemateriaal aan de wand bevestigd worden. Voor de installatie en het onderhoud moet er zowel tot het plafond als zijdelings een bepaalde afstand worden aangehouden. De onderlinge afstand tussen de boorgaten (Ø 14 mm) bedraagt 412 mm. 28

29 De bevestigingsbeugel moet horizontaal (waterpas) opgehangen worden. De automatische hemelwaterunit wordt aan de wandsteun gehangen zodat de uitstekende uiteinden in de uitsparingen in de achterzijde van de wandplaat van het toestel grijpen. De meegeleverde rubberblokken moet men aan de achterzijde in de onderste hoeken van de metalen rugplaat vastschroeven. Met de rubberblokken steunt het toestel tegen de wand. Door de verschillende indraaidiepten kunnen oneffenheden in de wand worden weggewerkt. De aansluitingen van de automatische hemelwaterunit worden door kunststof afschermingen beschermd tegen vervuiling. Voor het aansluiten moeten deze verwijderd worden. De conische koppelingen moeten handvast (zonder gereedschap!) aangedraaid worden. Gewone schroefverbindingen moeten met afdichtmateriaal (tefl on, hennep) afgedicht worden Aansluiting drinkwaterleiding De aansluiting aan de drinkwaterleiding gebeurt met de bijgeleverde fl exibele darm met afsluitkraan. De moer wordt met het aansluitstuk van de bijvulbak verbonden. De fl exibele darm mag niet onder spanning worden gemonteerd. Alle bijgeleverde fl exibele darmen hebben een binnenschroefdraad met dichtingen. De rubberdichtingen moeten aanwezig zijn. Bijkomende dichtingsmaterialen aan de moer met binnendraad mogen niet worden toegepast! Voor de aansluiting op de drinkwaterleiding wordt best een afsluitkraan voorzien. Zo kan de unit van het drinkwater afgesloten worden wanneer het systeem langere tijd buiten gebruik blijft of wanneer onderhoudswerkzaamheden plaatsvinden. Tijdens de montage van de leiding kan de vlotter in de vlotterbak verdraaid worden. Na montage moet gecontroleerd worden of de vlotter recht hangt en niet de wand raakt. 29

30 6.3.3 Installatie van de wachtbuis De aanzuigleiding moet in een wachtbuis Ø 110 worden aangelegd om een duurzame toegankelijkheid te waarborgen. Om opstijgend water in de wachtbuis te voorkomen moet ze met een helling > 1 % van de tank naar de unit worden aangelegd. De montage van de muurdoorvoer moet volgens de code van goede praktijk gebeuren, zodat de aanzuigleiding niet wordt beschadigd (versmalling van de doorsnede) Installatie van de aanzuigleiding De installatie van de aanzuigzijde vraagt bijzondere aandacht omdat enkel een luchtdichte aansluiting een storingsvrije werking van het toestel garandeert. Om een perfecte werking te bekomen moet men eveneens de aansluitvoorwaarden van aanzuighoogte en aanzuiglengte volgen. Voor de ingebruikname moet de gehele zuigleiding doorspoeld worden met zuiver water 1 Aansluiting zuigleiding aan de automatische hemelwaterunit 4 Wachtbuis (helling > 1 %) 2 Aanzuigleiding 1 5 Drijvende aanzuigfi lter SAGF 3 Muurdoorvoer Een fl exibele onderdrukbestendige darm moet als aanzuigleiding worden gebruikt. Zo kan men in het vergaarbekken een drijvende aanzuiging realiseren. De binnendiameter van de aanzuigleiding moet minstens 26 mm bedragen. Om lekken aan de verbindingen te vermijden, is het aanbevolen om de aanzuigleiding uit één stuk te maken, vanaf de drijvende aanzuiging tot de automatische hemelwaterunit. De binnendiameter van de aanzuigdarm moet minstens D = 26 mm bedragen om het maximale debiet te kunnen bereiken. 30

31 In de aanzuigleiding mag geen waterfi lter worden gemonteerd omdat de dichtingen ervan niet geschikt zijn voor onderdruk. De onderdruk voor het aanzuigen kan niet worden opgebouwd en lucht blijft in de zuigleiding. Hemelwaterfi lters worden dan ook best geplaatst in de toekomende leiding van de hemelwaterbuffer. In de aanzuigleiding mag men geen fl exibele darmen gebruiken met slappe binnenrubberdarm, omdat deze bij onderdruk samentrekt. De aanzuigleiding mag geen knik vertonen. Na het binnenbrengen van de aanzuigleiding in het huis moet deze spanningsvrij aan de automatische hemelwaterunit worden aangesloten. De binnendraadmoer moet met de hand aan de automatische hemelwaterunit worden vastgedraaid. Om de aanzuigleiding zonder spanning aan te sluiten aan de automatische hemelwaterunit moet men gebruik maken van afzonderlijke, aan de wand bevestigde, buisklemmen Installatie van de drijvende aanzuig Wij raden aan om de aanzuiging in het vergaarbekken drijvend uit te voeren. Het meegeleverde toebehoren SAGF 1 voldoet aan deze voorwaarden. Het hemelwater wordt hiermee kort bij het wateroppervlak aangezogen. Daar is het hemelwater het zuiverst. De geïntegreerde terugslagklep zorgt ervoor dat het water in de aanzuigleiding blijft. De aanzuigzeef zorgt voor een bijkomende bescherming van de pomp. De aanzuigfi lter moet zo worden gemonteerd dat bij een leeg vergaarbekken de aanzuiging minstens 20 cm van de bodem verwijderd is. Het aanzuigen van bezinksel op de bodem wordt daardoor vermeden Montage van de drukaansluiting Met behulp van een gepantserde fl exibele slang kan er verbinding tussen de pomp en het drukleidingssysteem gemaakt worden. De aansluiting gebeurt best met een T-stuk met dubbele kraan. Eén kraan om de persleiding te kunnen afsluiten (zodat er geen terugloop kan zijn bij een demontage), en één kraan om de pomp te kunnen ontluchten. Om de kwaliteit van het gerecupereerde hemelwater nog te verbeteren, kan een duo nafi lter geplaatst worden. De eerste fi lter is hierbij een fysische fi ltratie op basis van een fi ltervlies van 25 µm, de tweede is een fi lter op basis van actieve kool. In- en uitgang hebben een mannelijke draadaansluiting van 3/4. De fi lter moet voor het eerste tappunt, waar de hoge kwaliteit vereist is, gemonteerd worden. 31

32 Het is aangeraden om voor en na de fi lter een afsluitkraan te monteren, zodat het wisselen van een fi lterpatroon (fi ltervlies of actieve kool) eenvoudig kan gebeuren Aansluiting van de noodoverloop De noodoverloop van de automatische hemelwaterunit moet worden aangesloten op een afvoerleiding Ø 50 of Ø 70, afhankelijk van het verval van de leiding. De afvoer moet in elk geval worden gedimensioneerd voor een maximaal debiet van 90 l/min. Om geuroverlast te voorkomen wordt op de afvoer best een sifon geplaatst. Zorg ervoor dat het afvoersysteem voldoende belucht wordt, zodat de sifon niet wordt leeggetrokken. De afvoerleiding moet steeds lager gelegen zijn dan de noodoverloop van het systeem, zoniet moet de afvoer gebeuren met een pomp. De vlotter in de vlotterbak moet zo afgesteld zijn dat het bijvullen van leidingwater steeds stopt enkele centimeters onder de overloop. Het is ook mogelijk om onder de behuizing een vrije uitloop te monteren. Hierdoor kan eventueel waterverlies onmiddellijk geconstateerd worden Installatie en regeling van de vlotterschakelaar 1 Kabel vlotterschakelaar 4 Drijvende aanzuigfi lter 2 Muurdoorvoer 5 Tegengewicht 3 Wachtbuis (helling > 1%) 6 Vlotterschakelaar 32

33 De kabel van de vlotterschakelaar wordt bij een ondergronds vergaarbekken door de wachtbuis naar de automatische hemelwaterunit geleid. Hiertoe moet de kabel worden losgemaakt van de basissturing. De vlotterkabel wordt best in het hoogste verhoogstuk opgehangen. De aanzuiging wordt zo geplaatst dat de aanzuigdrijfbal de bodem van het vergaarbekken raakt. Het tegengewicht van de drijvende schakelaar wordt 15 cm boven de schakelaar geplaatst zodat de drijvende schakelaar voldoende lengte heeft om vrij te bewegen. Hiervoor wordt de ring in het contragewicht vastgetrokken. Daarna wordt het gewicht met een kleine slag op de ring vastgedraaid. De veiligheidsafstand tussen de aanzuigfi lter en onderzijde van de vlotterschakelaar moet minstens (B=) 10 cm bedragen. De vlotterschakelaar wordt elektrisch aan de basissturing aangesloten. 6.4 Ingebruikname en werking De afstand van onderdelen in het vergaarbekken moet zo zijn dat de vlotterschakelaar vrij kan drijven zonder zich vast te strikken. Nadat de leidingen op de unit zijn aangesloten kan de automatische hemelwaterunit in gebruik genomen worden Ingebruikname In de stand drinkwater - Pomp opgieten: De pomp moet voor ingebruikname volledig gevuld worden met water. Hiervoor zijn speciale pluggen voorzien op het pomphuis van de pomp. Het is raadzaam om meteen ook de zuigleiding van het hemelwater te vullen. - Stekker in het stopcontact: De pomp loopt kort, na enkele seconden stopt ze door de droogloopbeveiliging. - De stand drinkwater selecteren: Hiervoor moet de schakelaar op de pomp in stand 1 gezet worden. Wacht tot de wijzer van de kogelkraan in de juiste positie staat (volledig naar links). - Ontluchten: Draai de kraan van het hemelwatercircuit dicht, open de ontluchtingskraan en plaats een emmer onder deze kraan. Druk meerdere malen op de rode resetknop op de pump-control tot er water uit de kraan komt. Sluit de ontluchtingskraan en open de kraan naar het hemelwatercircuit (het circuit waar het hemelwater zal worden gebruikt). In de stand automatisch Het in gebruik nemen van de unit in deze stand gaat alleen als er voldoende water in de hemelwatertank aanwezig is, zodat de vlotter drijft en hierdoor schakelt. - Stekker in het stopcontact - Stand automatisch selecteren: Hiervoor moet de schakelaar op de pomp in stand 0 gezet worden. Wacht tot de wijzer van de gemotoriseerde kogelkraan volledig rechts staat. Dit gebeurt alleen als er voldoende hemelwater in de tank aanwezig is, zodat de vlotter drijft en schakelt. - Pomp opgieten: De pomp moet voor ingebruikname volledig gevuld worden met water. Hiervoor zijn speciale pluggen voorzien op het pomphuis van de pomp. Het is raadzaam om meteen ook de zuigleiding van het hemelwater te vullen. - Ontluchten: Draai de kraan van het hemelwatercircuit dicht, open de ontluchtingskraan en plaats een emmer onder deze kraan. Druk meerdere malen op de rode resetknop op de pump-control tot er water uit de kraan komt. Sluit de ontluchtingskraan en open de kraan naar het hemelwatercircuit. - Controle schakelfunctie: Als de pomp in dienst is genomen, moet de schakelfunctie van de vlotter gecontroleerd worden. Als men de vlotter in een andere positie brengt, draait de gemotoriseerde kogelkraan (dit duurt ongeveer 90 seconden). Als de vlotter naar boven wordt gehouden, draait de kraan naar rechts (hemelwaterstand). Wordt de vlotter naar onder gehouden, dan draait de kogelkraan naar links (stand drinkwater). 33

34 6.4.2 Werking De automatische hemelwaterunit kan in twee standen functioneren: Automatische hemelwater- en drinkwaterstand (schakelaar op 0) De stand automatisch is de standaard bedrijfsstand van de hemelwater unit, waar het water uit de hemelwatertank wordt gehaald zolang voldoende hemelwater aanwezig is. Er volgt een automatische omschakeling op drinkwater op het moment dat de vlotter in de hemelwatertank het minimumniveau bereikt. Drinkwaterstand (schakelaar op 1) In deze stand wordt het hemelwatercircuit continu gevoed met drinkwater. De droogloopbeveiliging beschermt de in de automatische hemelwaterunit ingebouwde pomp tegen drooglopen als er lucht wordt aangezogen en er gedurende enkele seconden geen volumestroom aanwezig is. Als de pomp in drinkwaterstand staat geschakeld, kan de droogloopbeveiliging in werking treden door te weinig doorstroming van het navulventiel als gevolg van: een te kleine diameter drinkwaterleiding de vlotterkraan die niet genoeg opent te weinig druk op het drinkwaternet een verstopt filtertje in de vlotterkraan kalkaanslag op het vlottermechanisme van de vlotterkraan. Als de pomp in hemelwaterstand staat kan de droogloopbeveiliging geactiveerd worden als: de aanzuighoogte te groot is, de waterstand te diep is of de zuigleiding te lang is er een lekkage is in de zuigleiding de groffilter van de vlottende aanzuig verstopt is er te weinig hemelwater in de tank aanwezig is (slechte instelling van de vlotter) er een slechte werking is van de terugslagklep in de vlottende aanzuig. De droogloopbeveiliging schakelt de pomp automatisch uit. Er zal geen druk meer kunnen afgelezen worden op de manometer. Wanneer het probleem van de droogloop is opgelost, kan met behulp van de rode resetknop op de pompcontrole, de pomp weer opgestart worden. Pas wanneer nodig de opstartprocedure opnieuw toe. 34

35 7. Onderhoud 7.1 Voorfilter De Reni100 filter moet maandelijks gecontroleerd worden op vervuiling. Als er vervuiling aanwezig is, moet het zeefje uit de filter gehaald en gereinigd worden. 7.2 Pompinstallatie De kunststof buitenkant van de automatische hemelwaterunit kan met een vochtige doek gereinigd worden. Ook de vlotter in het reservoir kan met een natte doek gereinigd worden. Maandelijks moet de werking van de automatische hemelwaterunit grondig gecontroleerd worden: Werking van de vlotter en overloop van het drinkwater Werking van de vlotter in de hemelwaterput en omschakeling tussen drink- en hemelwater. Er wordt aangeraden om het volledig vlottermechanisme 5-jaarlijks te vervangen Reinigen van de drijvende aanzuigfilter en de eventueel aanwezige voorfilter in de hemelwatertank Toevoer drinkwater: bij te lage toevoer kan het filtertje door middel van een punttang eruit gehaald worden om te reinigen en te ontkalken. 7.3 Hemelwatertank Bij normaal gebruik heeft de hemelwatertank geen onderhoud nodig. WAARSCHUWING! Bij het openleggen van het afsluitdeksel van de hemelwatertank bestaat er steeds valgevaar. Zorg ervoor dat tijdens de werkzaamheden niemand in de buurt kan komen of baken de zone voldoende af. Hou hierbij zeker rekening met kinderen. Laat het deksel van de hemelwatertank een tijdje open, alvorens de controlewerkzaamheden te starten. Het is aangeraden om het aanwezige zuurstofgehalte te controleren alvorens de werken te starten. Voer de werken zoveel mogelijk uit vanop het maaiveld. Daal enkel af als het echt niet anders kan. Als er wordt afgedaald, moet er steeds een tweede persoon aanwezig zijn en moeten de nodige beschermingsmiddelen gebruikt worden om veilig af te dalen. Enkel personen die voldoende opgeleid zijn, mogen afdalen. De hemelwatertank moet steeds bereikbaar blijven om de aanwezige filters te kunnen reinigen en om de werking van de vlotter te controleren. 35