geodesie landschapsarchitectuur civiele techniek

Transcriptie

1 Toelichting geodesie landschapsarchitectuur civiele techniek Betreft Sportpark De Haamen Quickscan flora en fauna Ons kenmerk BEK020 Datum 9 februari 2011 Behandeld door E. Thomas 1. Aanleiding De aanleiding van de haalbaarheidsstudie, waar deze quickscan flora en fauna onderdeel van uitmaakt, wordt gevormd door de plannen van de gemeente Beek om het bestaande sportpark De Haamen om te vormen tot een sportlandgoed. In de visie van de gemeente wordt het sportlandgoed een open, aantrekkelijk, eigentijds en multifunctioneel sportpark met een groene uitstraling waarbij de relatie met het Heuvelland tevens nadrukkelijk wordt versterkt. Binnen De Haamen zullen diverse veranderingen optreden bij de omvorming. De huidige atletiekbaan en honk- en softbalvelden worden verplaatst naar een andere locatie binnen het park, er worden nieuwe kunstgrasvelden aangelegd, er vindt nieuwbouw van clubgebouwen, een handboogaccommodatie en een fitnesscentrum plaats en er wordt bestaande bebouwing gesloopt. Daaraan gekoppeld worden op het sportpark nieuwe groenstructuren aangebracht en worden nieuwe parkeerplaatsen gerealiseerd. Ook wordt mogelijk de Kennedylaan rechtgetrokken om de ontsluiting van het vernieuwde sportpark te verbeteren. Afbeelding 1 en 2 op de volgende pagina geven een indruk van de huidige en de toekomstige situatie binnen sportpark De Haamen. 2. Plangebied Sportpark De Haamen is gelegen aan de oostrand van de kern Beek en tevens op korte afstand van Neerbeek. Het sportpark vormt als het ware de verbinding tussen beide kernen. Het sportpark wordt geheel begrensd door bestaande wegen: Oude Pastorie (zuiden), Weg langs de Carmel (westen), Carmel/Bloote Weg (noorden) en De Haamen (oosten). De percelen aan de noordzijde van de Bloote weg, tussen de Kennedylaan (westen), Prins Mauritslaan (noorden) en de Haardboomstraat (oosten) maken eveneens onderdeel uit van het plangebied voor het nieuwe sportlandgoed. Binnen het huidige sportpark zijn een atletiekbaan, voetbalvelden (kunstgras), tennisbanen, een honken softbalveld en diverse bebouwing aanwezig. Ook een sporthal met zwembad en de gemeentewerf zijn op het terrein aanwezig. Tussen de verschillende sportvelden en bebouwing is opgaande begroeiing aanwezig. De percelen aan de noordzijde van de Bloote weg maken momenteel geen onderdeel uit van het bestaande sportpark De Haamen. Hier is sprake van agrarisch grondgebruik, met een houtkant aan de westgrens van de percelen (rand bebouwde kom). In het meest noordwestelijk deel van deze percelen is een volkstuinencomplex aanwezig. 3. Soortbescherming Kort wordt ingegaan op de wetgeving ten aanzien van planten- en diersoorten in Nederland. Daarna wordt aangegeven welke natuurwaarden in het plangebied voorkomen, dan wel te verwachten zijn. 3.1 Flora- en faunawet De bescherming van zowel inheemse als uitheemse, in het wild levende dier- en plantensoorten is vastgelegd in de Flora- en faunawet. De Flora- en faunawet bevat een algemeen (passief) beschermingsregime voor aangewezen planten- en diersoorten. Daarnaast zijn in de Flora- en faunawet beschermde leefgebieden aangewezen voor de instandhouding van beschermde soorten. De Europese Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn zijn in onze nationale Flora- en faunawet geïmplementeerd.

2 Blad 2 Afbeelding 1: Luchtfoto van sportpark De Haamen (bestaande situatie). Afbeelding 2: Schetsontwerp van de toekomstige inrichting van sportpark De Haamen.

3 Blad 3 Wat betreft de flora is het verboden om beschermde soorten uit te steken, te vernielen, te beschadigen of op enigerlei andere wijze van hun groeiplaats te verwijderen (artikel 8 Flora- en faunawet). Ten aanzien van de fauna geldt dat het verboden is beschermde dieren in hun natuurlijke leefomgeving te doden of te verwonden, opzettelijk te verontrusten of voortplantingsplaatsen (bijvoorbeeld nesten) te verstoren, te beschadigen of weg te nemen (artikel 9 t/m 13 Flora- en faunawet). Voor het verrichten van ingrepen die een nadelig effect hebben op beschermde flora en fauna is in principe een ontheffing ex. artikel 75 van de Flora- en faunawet noodzakelijk. In het Besluit van 10 september 2004 (AMvB artikel 75) wordt onderscheid gemaakt in de algemeenheid van soorten en de noodzaak tot ontheffingaanvraag. De beschermde soorten zijn hiertoe ingedeeld in een drietal categorieën (tabellen): 1. Algemeen beschermde soorten. 2. Overige' soorten en alle vogelsoorten. 3. Streng beschermde soorten: soorten van bijlage IV van de Europese Habitatrichtlijn en soorten van bijlage I van de AMvB artikel 75 van de Flora- en faunawet. Bij ruimtelijke inrichting en ontwikkeling is alleen voor algemeen beschermde soorten geen ontheffing van de Flora- en faunawet nodig. Ook voor overige soorten hoeft geen ontheffing aangevraagd te worden, mits gewerkt kan worden conform een door de Minister van LNV goedgekeurde gedragscode. Een geschikte gedragscode voor toepassing bij de bouw van woningen is de gedragscode voor de bouwen ontwikkelsector. Voor streng beschermde soorten zal altijd een ontheffing van de flora- en faunawet aangevraagd moeten worden wanneer deze negatieve effecten dreigen te ondervinden van de voorgenomen ingreep. 3.2 Natuurwaarden plangebied Bestaande gegevens Om meer inzicht te verkrijgen in de te verwachten natuurwaarden binnen het plangebied is gezocht naar bestaande gegevens ten aanzien van het voorkomen van planten- en diersoorten binnen en in de omgeving van het plangebied. Daarbij is gebruik gemaakt van gegevens van de Provincie Limburg en van de website De bebouwde kom van dorpen en steden wordt bij de provinciale vegetatie- en broedvogelkarteringen niet onderzocht. Toch zijn er enkele waarnemingen van broedvogels opgenomen voor sportpark De Haamen. Ook voor de percelen ten noorden van de Bloote weg zijn broedvogelgegevens beschikbaar. De broedvogelgegevens zijn verzameld in Voor het sportpark wordt melding gemaakt van het voorkomen van ekster, zwarte roodstaart en zwarte kraai (alle tabel 2, AMvB artikel 75). Bij de bebouwing in het noordelijk deel van het plangebied zijn de grasmus en eveneens de zwarte roodstraat aangetroffen. De genoemde vogelsoorten zijn geen van alle opgenomen op de Rode Lijst van Nederland. Wel worden ekster, zwarte roodstaart en zwarte kraai beschouwd als soorten die vaak terugkeren naar dezelfde nestplaats. Is in de directe omgeving van de nestplaats geen vervangend nestbiotoop beschikbaar, dan is vernietiging van de nestplaats niet zonder meer toegestaan. Tijdens de provinciale vegetatiekartering die in de periode heeft plaatsgevonden zijn binnen het plangebied of de directe omgeving hiervan geen beschermde en/of bedreigde plantensoorten waargenomen. Het plangebied valt voor het grootste gedeelte binnen het inventarisatiegebieden Beek en Beek-Neerbeek, zoals deze op de website worden onderscheiden. Voor het plangebied zijn de volgende waarnemingen gemeld op de website: appelvink (nabij voetbalvelden; tabel 2 AMvB artikel 75), egel (nabij sporthal; tabel 1, AMvB artikel 75), ransuil (Oude Pastorie, buiten plangebied nabij kernrand Neerbeek; tabel 2, AMvB artikel 75) en zwarte roodstaart (nabij gemeentewerf; tabel 2, AMvB artikel 75). De ransuil is opgenomen op de Rode Lijst van Nederland met de status kwetsbaar en het nest van deze soort is jaarrond beschermd. Daarnaast wordt melding gemaakt van een waarneming van de steenmarter (tabel 2, AMvB artikel 75) in het oostelijk deel van Neerbeek (buiten plangebied).

4 Blad Veldbezoek Het veldbezoek heeft plaatsgevonden op 31 januari 2010 en is uitgevoerd door Evelien Thomas van Kragten. Tijdens het veldbezoek is met name gelet op het voorkomen van (sporen van) beschermde wilde flora en fauna binnen het plangebied en in de directe omgeving daarvan. Ook is gelet op het voorkomen van vaste nestplaatsen van vogels. Daarnaast is de waarschijnlijke aanwezigheid van beschermde soorten beoordeeld aan de hand van de aanwezige terreinkenmerken. Het plangebied valt uiteen in twee afzonderlijke delen, van elkaar gescheiden door de Carmelstraat/ Bloote weg. Het gedeelte van het plangebied ten noorden van de Carmelstraat/Bloote weg bestaat grotendeels uit akkers en weilanden. Aan de westgrens van het plangebied is een houtkant aanwezig, bestaande uit eiken en ruwe berk met een ondergroei van struweel. Hier zijn koolmees, houtduif en zwarte kraai (alle tabel 2, AMvB artikel 75) waargenomen tijdens het veldbezoek. In het uiterste noordwestelijke deel van het plangebied is momenteel een klein volkstuinencomplex aanwezig. Dit gedeelte van het plangebied was tijdens het veldbezoek niet toegankelijk. Vanaf de rand van het complex is te zien dat het terrein met name gebruikt wordt als groentetuin met verspreid staande, kleine bouwwerken. Gezien de biotopen in het noordelijk deel van het plangebied, kunnen hier diersoorten als konijn, haas, mol en diverse muizensoorten (alle tabel 1, AMvB artikel 75) worden verwacht. Het zuidelijk deel van het plangebied bestaat uit het bestaande sportpark De Haamen, het bestaande zwembad De Haamen, de gemeentewerf en het bestaande honk- en softbalveld. Met het oog op het voorkomen van beschermde flora en fauna zijn hier met name de aanwezige bebouwing en de groenstructuren tussen de verschillende sportvelden interessant. Binnen het sportpark is de bebouwing die in het kader van de herinrichting van het sportpark gesloopt zal worden, beoordeeld op de geschiktheid als verblijfplaats voor vleermuizen en vogels (zie afbeelding 3). Sporen van vogelnesten of vogelpoep aan de bebouwing is nergens aangetroffen. Wel bevat een aantal gebouwen potentieel geschikte invliegopeningen voor vleermuizen (tabel 3, AMvB artikel 57) in de vorm van open stootvoegen en/of openingen aan de dakranden. De bebouwing is echter in alle gevallen voorzien van verlichting (breedstralers en/of lichtmasten) in de directe nabijheid van de potentiële invliegopeningen, wat de bebouwing minder aantrekkelijk maakt voor vleermuizen als verblijfplaats. Gezien de aanwezigheid van meer geschikte bebouwing in de directe nabijheid, in de vorm van woonhuizen en het Carmelitessen-klooster, wordt het niet zeer waarschijnlijk geacht dat de bebouwing door vleermuizen wordt gebruikt als verblijfplaats. Afbeelding 3: Links de houtkant aan de rand van het sportpark, langs de Carmelstraat. Rechts één van de gebouwen binnen het plangebied. Het gebouw heeft open stootvoegen, maar is tevens aan alle zijden verlicht. De groenstructuren op het sportpark bestaan aan de randen uit houtkanten met een ondergroei van struweel. In deze houtkanten zijn eiken aanwezig (zie afbeelding 3). Binnen het sportpark bestaan de groenstructuren uit bomenrijen, solitaire bomen, haagbeukhagen en grasstroken. Op diverse plekken zijn in opgaande groenstructuren kleine, inmiddels verlaten vogelnesten gezien. Tevens zijn waarnemingen gedaan van merel en koolmees (beide tabel 2, AMvB artikel 75) in de houtkanten. Voor zover tijdens het veldbezoek kon worden beoordeeld, bevatten de bomen binnen het sportpark geen holten of permanent beschermde vogelnesten. Wel is in een boom bij het zwembad een nest van de ekster aangetroffen. Eksternesten zijn alleen gedurende het gehele jaar beschermd, wanneer er geen andere

5 Blad 5 geschikte nestplaaten in de omgeving aanwezig zijn. Gezien de aanwezigheid van opgaand groen in de (ruime) omgeving van het zwembad, is hier geen sprake van bij dit nest. De groenstructuren zijn naar verwachting niet alleen geschikt als broedbiotoop voor diverse kleine zangvogels, ook algemeen voorkomende kleine zoogdieren kunnen van deze groenstructuren gebruik maken als leefgebied. Gedacht kan bijvoorbeeld worden aan muizensoorten, of aan egels (tabel 1, AMvB artikel 75). Nabij het honk- en softbalveld en het zwembad zijn tevens op enkele plekken molshopen gezien in de aanwezige grasstroken (mol; tabel 1, AMvB artikel 75). Daarnaast zullen met name de groenstructuren aan de randen van het sportpark door vleermuizen gebruikt kunnen worden als vliegroute en/of als foerageergebied. Deze houtkanten zijn breder en minder sterk verlicht dan de groenstructuren binnen het sportpark. Binnen het plangebied is geen water aanwezig in de vorm van poelen, vijvers, sloten en/of beken. Het is dan ook niet te verwachten dat het plangebied dienst doet als leefgebied voor amfibieën. Ook vissen komen binnen het plangebied niet voor. Tenslotte ontbreken binnen het plangebied geschikte biotopen voor reptielen en is het gevoerde onderhoud van de groenstroken te intensief om deze geschikt te laten zijn als groeiplaats voor beschermde plantensoorten. 4. Gebiedsbescherming De Nederlandse overheid heeft de bescherming van bijzondere en waardevolle natuurgebieden vastgelegd in de Natuurbeschermingswet 1998 en in de instelling van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Tevens hebben ook de Provincies gebieden aangewezen die bescherming genieten vanuit natuuroogpunt. Zij zijn immers belast met de gedetailleerde uitwerking van de Ecologische Hoofdstructuur. 4.1 Natuurbeschermingswet 1998 De Natuurbeschermingswet 1998 richt zich op beheer, herstel en bescherming van de Natura2000-gebieden (Habitatrichtlijn- en Vogelrichtlijngebieden). Ter bescherming van de natuurwaarden waarvoor de verschillende Natura2000-gebieden zijn aangewezen, mogen projecten die de kwaliteit van de habitats kunnen verslechteren of die een significant verstorend effect hebben op soorten, niet worden uitgevoerd zonder een vergunning. Hierbij is van belang dat de Natuurbeschermingswet 1998 een zogenaamde externe werking' kent. Dit houdt in, dat ook projecten buiten beschermde gebieden vergunningplichtig kunnen zijn, wanneer zij een negatief effect hebben op het beschermde gebied. Het plangebied is niet gesitueerd in een Natura2000-gebied. Wel zijn in de omgeving van het plangebied twee Natura2000-gebieden gelegen. Het betreft het Natura2000-gebied Bunder- en Elsloërbos op circa 3 km ten westen van het plangebied en het Natura-2000-gebied Geleenbeekdal op circa 3 km oostelijk van het plangebied. De ligging van beide gebieden ten opzichte van Beek en Neerbeek is weergegeven in onderstaande afbeelding (afbeelding 4). Het Natura2000-gebied Bunder- en Elsoërbos is aangewezen voor de volgende habitattypen en habitatrichtlijnsoort: - Voedselrijke zoomvormende ruigten van het laagland, en van de montane en alpiene zones. - Kalktufbronnen met tufsteenformatie. - Sub-Atlantische en midden-europese wintereikenbossen of eiken-haagbeukenbossen behorend tot het Carpinion betuli. - Bossen op alluviale grond met Alnus glutinosa en Fraxinus excelsior. - Spaanse vlag (vlindersoort). De habitattypen waarvoor het Natura2000-gebied is aangewezen, komen binnen het plangebied voor sportlandgoed De Haamen niet voor. Voor de Spaanse vlag ontbreken binnen het plangebied geschikte biotopen (o.a. kalkgraslanden).

6 Blad 6 Afbeelding 4: Ligging van de beide Natura2000-gebieden Bunder- en Elsloërbos (westen; geel) en Geleenbeekdal (oosten; geel/oranje) ten opzichte van het sportpark De Haamen (bron: Ministerie van EL&I). Het Natura2000-gebied Geleenbeekdal is aangewezen voor de volgende habitattypen en habitatrichtlijnsoorten: - Alkalisch laagveen. - Atlantische zuurminnende beukenbossen met Ilex of soms Taxus in de ondergroei (Quercion robori-petraeae of Ilici-Fagenion). - Sub-Atlantische en midden-europese wintereikenbossen of eiken-haagbeukbossen behorend tot het Carpinion betuli. - Bossen op alluviale grond met Alnus glutinosa en Fraxinus excelsior (Alno-Padion, Alnion incanae, Salicion albae). - Nauwe korfslak. - Zeggekorfslak. - Vliegend hert. Ook voor de habitattypen van het Natura2000-gebied Geleenbeekdal geldt, dat deze niet voorkomen binnen het plangebied voor sportlandgoed De Haamen. De nauwe korfslak en de zeggekorfslak komen voor in respectievelijk doornstruweel en loofbos op vochtige, kalkrijke gronden en in bronbossen op hellingen met kwel. Dergelijke biotopen zijn binnen het plangebied niet aanwezig. Het vliegend hert tenslotte is gebonden aan oude eikenbossen en ook voor deze soort is binnen het plan-gebied geen geschikt biotoop aanwezig. 4.2 Ecologische Hoofdstructuur Net als voor de Natura2000-gebieden is het ruimtelijk beleid voor de EHS erop gericht de wezenlijke kenmerken van de gebieden te ontwikkelen, herstellen en behouden. Derhalve is voor de EHS het nee, tenzij -regime ingevoerd. Volgens dit regime dient allereerst vastgesteld te worden of de geplande ingreep significant negatieve effecten heeft op de in het EHS-gebied aanwezige wezenlijke kenmerken en waarden. Wanneer dit zo is, geldt in principe dat de ingreep geen doorgang kan vinden. Uitzondering geldt alleen voor ingrepen waarbij sprake is van groot openbaar belang en waarbij geen alternatieven voor de plannen beschikbaar zijn. De Provincie Limburg kent daarnaast nog een gebiedscategorie die bescherming geniet op grond van de aanwezige of te ontwikkelen natuurwaarden. Het betreft de Provinciale Ontwikkelingszone Groen (POG). Voor gebieden gelegen in de POG geldt een minder strikt beschermingsregime, de ontwikkelingsgerichte basisbescherming. Ruimtelijke ontwikkelingen zijn mogelijk, wanneer zij de bestaande natuurwaarden niet aantasten. Op deze wijze kan de POG een bufferzone vormen rond de EHS. Ruimtelijke ontwikkelingen binnen de EHS en/of de POG behoeven goedkeuring van de Provincie Limburg.

7 Blad 7 Om na te gaan of het plangebied of de directe omgeving hiervan is aangewezen als EHS dan wel POG, is de Groene waarden-kaart geraadpleegd, die onderdeel uitmaakt van het Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL; actualisatie oktober 2010). Afbeelding 5 geeft een uitsnede weer van de Groene waardenkaart, waaruit blijkt, dat het plangebied niet is aangewezen als Ecologische Hoofdstructuur. Evenmin is het plangebied aangewezen als Provinciale Ontwikkelingszone Groen. Tenslotte is de watergang ten zuiden van het plangebied niet aangewezen als beek met een Specifiek of Algemeen Ecologische Functie (SEF/AEF-beek). Ten zuiden van Beek, richting Spaubeek, zijn wel gronden gelegen die zijn aangewezen als EHS en POG. Deze gronden vormen een ecologische verbindingszone tussen het Bunder- en Elsloërbos (westen) en het Geleenbeekdal (oosten). Afbeelding 5: Ligging van het plangebied ten opzichte van de EHS en de POG (bron: POL-kaart Groene Waarden, actualisatie oktober 2010). 5. Conclusies en aanbevelingen Onderstaand worden de conclusies weergegeven ten aanzien van de effecten van realisatie van het sportlandgoed De Haamen. Daarbij wordt aangegeven of het noodzakelijk is bij de werkzaamheden mitigerende maatregelen in acht te nemen of dat mogelijk zelfs een ontheffing in het kader van de vigerende natuurwetgeving noodzakelijk is alvorens de werkzaamheden kunnen worden uitgevoerd. 5.1 Beschermde soorten Uit literatuurgegevens is gebleken, dat binnen en in de nabijheid van het plangebied een aantal beschermde diersoorten voorkomt. Daaronder bevinden zich ook strenger beschermde soorten, zoals de steenmarter en de ransuil, waarvan het nest jaarrond beschermd is. Het nest van de ransuil bevindt zich buiten het plangebied. Op grond van de aanwezige biotopen binnen het plangebied kan echter grotendeels worden uitgesloten dat beschermde planten- en diersoorten voorkomen binnen het plangebied. Het plangebied vormt slechts geschikt leefgebied voor enkele algemeen beschermde zoogdiersoorten (tabel 1, AMvB artikel 75) en geschikt broedbiotoop voor algemeen voorkomende tuin- en parkvogels (tabel 2, AMvB artikel 75). Daarnaast zijn de houtkanten aan de randen van het plangebied en langs de Carmelstraat/Bloote weg mogelijk geschikt als vliegroute en/of foerageergebied voor vleermuizen, zoals gewone dwergvleermuis en laatvlieger (tabel 3, AMvB artikel 75). De bebouwing binnen het plan-gebied lijkt, gezien de verlichting die aanwezig is, niet zeer geschikt als verblijfplaats voor vleer-muizen.

8 Blad 8 Voor soorten die zijn opgenomen in tabel 1, AMvB artikel 75 van de Flora- en faunawet is de aanvraag van een ontheffing niet noodzakelijk bij ruimtelijke ontwikkelingen. Voor soorten uit tabel 2 en 3 kan dit wel noodzakelijk zijn, al naar gelang de effecten die zullen optreden op de betreffende soorten. Ten aanzien van broedende vogels die zich mogelijk in het plangebied vestigen, kunnen voorzorgsmaatregelen getroffen worden om negatieve effecten te voorkomen. Voor zover de maatregelen nadelig kunnen zijn voor vogels (kap van bomen en verwijderen van struweel), dienen deze te worden uitgevoerd buiten het broedseizoen (het broedseizoen loopt globaal van maart tot juli). Wanneer dit niet mogelijk blijkt, dient, wanneer de werkzaamheden niet op korte termijn kunnen worden uitgevoerd, door middel van een inventarisatie vastgesteld te worden dat binnen het plan-gebied geen broedgevallen aanwezig zijn. Indien broedgevallen aanwezig zijn, kunnen de werkzaamheden geen doorgang vinden totdat de kuikens het nest hebben verlaten, daar een ontheffing voor het verstoren van broedende vogels niet wordt verleend. In het plangebied zijn geen vaste nesten aangetroffen, die gedurende het gehele jaar beschermd zijn. Verblijfplaatsen van vleermuizen zijn binnen het plangebied niet te verwachten vanwege de intensieve verlichting van de gebouwen, zodat geen ontheffing benodigd is voor het vernietigen van vaste verblijfplaatsen. Het plangebied, met name de opgaande begroeiing aan de randen van het plan-gebied en langs de Carmelstraat/Bloote weg, kan wel onderdeel uitmaken van vaste vliegroutes en/of foerageergebied van vleermuizen. Wanneer deze begroeiing verwijderd moet worden in het kader van de realisatie van het sportlandgoed en niet wordt vervangen door nieuwe begroeiing, dient vleermuisonderzoek uitgevoerd te worden om de functie van de begroeiing voor vleermuizen vast te stellen. Fungeert de begroeiing als vaste vliegroute en/of foerageergebied, dan zullen maatregelen genomen moeten worden om deze functies binnen het plangebied en/of de directe omgeving te behouden. Wanneer dit niet mogelijk blijkt, is de aanvraag van een ontheffing van de Flora- en faunawet noodzakelijk alvorens de werkzaamheden kunnen worden uitgevoerd. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldigheidsduur van vleermuisonderzoek: doorgaans wordt een geldigheidsduur van het onderzoek gehanteerd van twee tot drie jaar. 5.2 Beschermde gebieden Het plangebied voor sportlandschap De Haamen is niet gelegen binnen beschermde gebieden. Wel zijn in de omgeving beschermde gebieden aanwezig, in de vorm van de Natura2000-gebieden Bunder- en Elsloërbos en Geleenbeekdal. Het plangebied heeft echter geen relatie met deze gebieden (bijvoorbeeld in de vorm van leefgebied voor de aangewezen habitatrichtlijnsoorten) en de voorgenomen herinrichting van het sportpark zal niet leiden tot effecten op de aangewezen habitattypen en/of habitatrichtlijnsoorten. Het is derhalve niet noodzakelijk een vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 aan te vragen voor de voorgenomen herinrichting. Daarnaast is het plangebied niet aangewezen als Ecologische Hoofdstructuur of als Provinciale Ontwikkelingszone Groen. Hierdoor is de provinciale gebiedsbescherming niet van toepassing op het plangebied. Gezien aard en omvang van het voornemen zijn evenmin negatieve effecten te verwachten op nabijgelegen EHS- en/of POG-gebieden. Overleg met de Provincie Limburg om toestemming te verkrijgen voor de realisatie van sportlandgoed De Haamen is derhalve niet noodzakelijk.