Aanvullingen aanvraag omg.verg. Informatie tbv. de VVGB Natuurbeschermingswet

Transcriptie

1 Aanvullingen aanvraag omg.verg. Informatie tbv. de VVGB Natuurbeschermingswet AANVRAGER: Verhoeven melkveebedrijf Maaij TH Valkenswaard LOCATIE BEDRIJF: Maaij TH Valkenswaard

2

3 Aanvullingen aanvraag omg.verg. Informatie tbv. de VVGB Natuurbeschermingswet Initiatieflocatie: Maaij TH Valkenswaard Initiatiefnemer: Verhoeven melkveebedrijf Maaij TH Valkenswaard Adviseur/contact: FarmConsult Sluisstraat 24 NL-7491 GA Delden Datum: Opsteller Frans Heslenfeld Disclaimer: FarmConsult aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit het gebruik van resultaten van dit rapport of de toepassing van adviezen.

4

5 ForFarmers Hendrix BV FarmConsult Sluisstraat 24 NL-7491 GA Delden T +31 (0) F +31 (0) farmconsult@forfarmers.eu B & W van de gemeente Valkenswaard Postbus GA Valkenswaard Delden, 9 april 2014 Aanvullingen t.b.v. vvgb provincie Geachte heer, mevrouw, Op 22 maart 2014 ontvingen wij een verzoek tot aanvullingen op de informatie voor het verkrijgen van een vvgb van de provincie Noord-Brabant in het kader van de Natuurbeschermingswet. De vvgb dient de aanvraag omgevingsvergunning voor het project het wijzigen /uitbreiden van de rundveehouderij op de locatie Maaij 15 te Valkenswaard. Onderstaand per punt gevraagde aanvullingen: - De emissiepunthoogte van emissiepunt 1 in de uitgangssituatie: Gebouw 1 in de uitgangssituatie bestaat uit een gebouw met een hoger en een lager gedeelte. Beide gedeelten worden geventileerd met behulp van een open nok, een zg. venturinok. Voor de bepaling van emissiepunthoogte en gemiddelde gebouwhoogte in Aagrostacks wordt aangesloten bij de Gebruikershandleiding V-Stacks vergunning. In paragraaf 3.6 en 3.11 wordt aangegeven dat voor een ligboxenstal met een venturinok de gemiddelde hoogte van de nok en de openingen in de zijgevels genomen kan worden. In onderhavige situatie is het gemiddelde van het voorste gedeelte 7,465 m en 2,5 m = 4,98 mtr. ; het achterste gedeelte 5,95 m en 2,5 m = 4,22 mtr. Gemiddeld is dat 4,6 mtr. Dat is gebruikt voor de invoer in Aagrostacks berekening. - Per abuis is op de tekening van de beoogde situatie voor de 129 koeien een verkeerde code vermeld. Op bijgevoegde tekening is dat aangepast. - Gezien de afstand tot het habitatrichtlijngebied Leenderbos, Groote heide & De Plateaux zijn als gevolg van het project meerdere mogelijke verstoringsfactoren als alleen verzuring en vermesting aan de orde. Gezien de aanwezigheid van een beregeningspomp verdient specifiek mogelijke storingsfactor verdroging aandacht. In de bijlage worden deze beschreven. Mocht er verder nog informatie ontbreken dan houden we ons uiteraard aanbevolen. FarmConsult is onderdeel van ForFarmers Hendrix BV KvK , BTW NL , ABN AMRO NL53ABNA

6 2 / 2 Met vriendelijke groet, Namens fam. Verhoeven, F.G. Heslenfeld (gemachtigde) Tel frans.heslenfeld@forfarmers.eu Bijlagen 1. Aangepaste tekening beoogde situatie 2. Beschrijving overige effecten 3. Watervergunningen 4. machtiging

7 Bijlage 1. Aangepaste tekening beoogde situatie

8

9

10

11 Bijlage 2. Beschrijving overige effecten

12

13 Beschrijving overige effecten Informatie t.b.v. een VVGB Natuurbeschermingswet Initiatieflocatie: Maaij TH Valkenswaard Initiatiefnemer: Adviseur/contact: Verhoeven melkveehouderij b.v. Maaij TH Valkenswaard FarmConsult Sluisstraat GA Delden Ing. F. Heslenfeld tel Datum: 9 april 2014 Disclaimer: ForFarmers - FarmConsult aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit het gebruik van resultaten van dit rapport of de toepassing van adviezen. 1

14 INHOUDSOPGAVE beschrijving overige effecten... 3 invloed van storingsfactoren... 5 factor 1 oppervlakteverlies... 5 factor 2 versnippering... 5 factor 3 verzuring... 5 factor 4 vermesting... 5 factor 5 verzoeting... 6 factor 6 verzilting... 6 factor 7 verontreiniging... 6 factor 8 verdroging... 6 factor 9 vernatting... 7 factor 10 verandering stroomsnelheid... 7 factor 11 verandering overstromingsfrequentie... 7 factor 12 verandering dynamiek substraat... 7 factor 13 verstoring door geluid... 7 factor 14 verstoring door licht... 8 factor 15 verstoring door trilling... 8 factor 16 optische verstoring... 8 factor 17 verstoring door mechanische effecten... 9 factor 18 verandering in populatiedynamiek... 9 factor 19 bewuste verandering soortensamenstelling... 9 Conclusies Flora Fauna

15 BESCHRIJVING OVERIGE EFFECTEN Naast de gevoeligheid voor NH3 spelen kunnen overige effecten vanwege de aard en de afstand mogelijk een effect hebben op de Natura2000 gebieden in de omgeving van onderhavige inrichting. Hierna wordt verder ingegaan op de mogelijke effecten. De effecten waarop ingezoomd wordt zijn de potentiele effecten uit de effectenindicator zoals vermeld op de site synbiosys alterra van het ministerie van Economische zaken, landbouw en Innovatie. Iedere soort in het gebied heeft een andere gevoeligheid voor de verschillende effecten. Gezien de afstand van de inrichting tot de verschillende gebieden zullen de overige mogelijke effecten alleen op het gebied Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux op ca. 170 meter afstand van het te vervangen en nieuw te bouwen gebouw met daarin de uitbreiding in aantal dieren, een rol spelen. Zie voor de voorkomende soorten en de daarop van toepassing zijnde mogelijke effecten onderstaande matrix; de effectenindicator van het genoemde gebied. 3

16 4

17 INVLOED VAN STORINGSFACTOREN FACTOR 1 OPPERVLAKTEVERLIES Gezien op de afstand van ca. 170 meter tussen de initiatieflocatie en het Natura 2000 gebied is er geen sprake van verkleining van het gebied. De aangevraagde activiteit vindt immers niet binnen de grenzen van het natuurgebied plaats. De bouwactiviteiten, tijdelijk van aard, hebben geen invloed op deze factor. FACTOR 2 VERSNIPPERING Gezien op de afstand van ca. 170 meter tussen de initiatieflocatie en het Natura 2000 gebied dan wel natuurmonument is er geen sprake van versnippering van het gebied. Er vindt immers geen doorkruising (doorsnijding) plaats van het relevante natuurgebied. De bouwactiviteiten, tijdelijk van aard, hebben geen invloed op deze factor. FACTOR 3 VERZURING Het effect verzuring treedt op als gevolg van depositie van ammoniak als gevolg van het houden van dieren. In droge natuurtype geeft een depositie van ammoniak een verzurend effect. In natte natuur leidt ammoniak alleen in een specifieke (oxiderende) omgeving tot verzuring (Beekman 2005). De ammoniakdepositie van de aangevraagde situatie is hiervoor berekend. Gelet op o.a. uitspraak 7 september 2011 van de afd. bestuursrechtspraak van de Raad van State (zaaknummer /1/R2) kunnen rechten ontleend worden aan eerder verleende vergunningen of evt. daarna verleende lagere vergunningen (uitspraak 13 november 2013, zaaknummer ). In de informatie t.b.v. een vvgb wordt de ammoniakdepositie van de aangevraagde situatie vergeleken met de ammoniakdepositie gelijk aan de rechtsgeldige vergunning op het moment van aanwijzing van het betreffende natuurgebied (bijlagen). Uit deze vergelijking blijkt dat de ammoniakdepositie van de aangevraagde situatie niet significant toeneemt ten opzichte van de ammoniakdepositie in de situatie die als referentie gezien moet worden. Omdat de ammoniakdepositie dus niet toeneemt ten opzichte van dit vergunde recht staat (mede gelet op de uitspraak 7 september 2011) het aspect verzuring de verlening van de gevraagde vergunning niet in de weg. De bouwactiviteiten, tijdelijk van aard, hebben geen invloed op deze factor. FACTOR 4 VERMESTING Het effect vermesting treedt op als gevolg van depositie van ammoniak als gevolg van het houden van dieren. Dit effect is te kwantificeren gelijk aan het effect verzuring. Voor dit effect wordt dan ook verwezen naar het beschrevene bij het effect verzuring. De bouwactiviteiten, tijdelijk van aard, hebben geen invloed op deze factor. 5

18 FACTOR 5 VERZOETING Verzoeting treed op als het chloridegehalte in het water afneemt en niet meer geschikt is voor de beoogde zoute of brakke natuurtypen. De aangevraagde situatie heeft geen betrekking op een lozing van oplosbare zouten. Gezien de aard van de activiteiten, het houden van dieren, is er van verzoeting geen sprake. De bouwactiviteiten, tijdelijk van aard, hebben geen invloed op deze factor. FACTOR 6 VERZILTING Verzilting is het geleidelijk toenemen van het zoutgehalte van bodem, water of lucht. Dat kan komen door overstromingen vanuit zee, door zoute kwel (opwelling) waarbij zeewater Gezien de aard en locatie van de activiteiten is er van verzilting geen sprake. De bouwactiviteiten, tijdelijk van aard, hebben geen invloed op deze factor. FACTOR 7 VERONTREINIGING Er is sprake van verontreiniging als er verhoogde concentraties van stoffen in een gebied voorkomen, welke stoffen onder natuurlijke omstandigheden niet of in zeer lage concentraties aanwezig zijn. Bij verontreiniging is sprake van een zeer brede groep van ecosystemen/gebiedsvreemde stoffen; organische verbindingen, zware metalen, schadelijke stoffen die ontstaan door verbranding of productieprocessen, straling, geneesmiddelen, endocrien werkenden stoffen etc. In onderhavige activiteit is geen sprake van toename van exogene stoffen die een effect kunnen hebben op de kwaliteit van de natura2000 gebieden Verder is er geen toename van straling of uitstoot van stoffen vanuit de stallen anders dan ammoniak; zie factoren verzuring en vermesting. De bouwactiviteiten, tijdelijk van aard, hebben geen invloed op deze factor. Mogelijke stoffen die vrijkomen tijdens het bouwproces worden in de directe omgeving van het op te richten gebouw, zijnde op ca. 170 meter afstand met het natuurgebied tijdelijk opgeslagen. FACTOR 8 VERDROGING Verdroging uit zich in lagere grondwaterstanden en/of afnemende kwel. De actuele grondwaterstand is bij verdroging lager dan de gewenste/benodigde grondwaterstand. Er wordt water opgepompt binnen het bedrijf ten behoeve van drinkwater voor het vee en incidenteel beregening van de landbouwgrond ten behoeve van gewassen. Gelijker tijd wordt de neerslag die op de verharding en op de gebouwen valt geïnfiltreerd in de direct omliggende bodem. Voor het oppompen van water is voor het bedrijf reeds een vergunning van 1992 aanwezig. De beschikbare stukken hiervan zijn tevens als bijlage opgenomen. Ten opzichte van de vergunde situatie verandert er voor wat betreft de hoeveelheid op te pompen water niets en kan de invloed op de grondwaterstand als nihil beschouwd worden. De bouwactiviteiten, tijdelijk van aard, hebben geen invloed op deze factor. Gezien de hoogte van de grond, de grondwaterstand en de aard van het nieuwbouwwerk zal tijdens dit proces geen bronnering nodig zijn. 6

19 FACTOR 9 VERNATTING Vernatting manifesteert zich in hogere grondwaterstanden en/of toenemende kwel veroorzaakt door menselijk handelen. Onder de beschrijving van de factor verdroging is reeds aangegeven dat de voorgenomen activiteit geen invloed heeft op de grondwaterhuishouding ter plaatse van de relevante natuurgebieden. De bouwactiviteiten, tijdelijk van aard, hebben geen invloed op deze factor FACTOR 10 VERANDERING STROOMSNELHEID Verandering van de stroomsnelheid van beken en rivieren kan optreden door menselijke ingrepen zoals het plaatsen van stuwen, kanaliseren of weer laten meanderen. Door de voorgenomen activiteit worden geen beken of andere waterlopen negatief beïnvloed door een veranderende afstroming. De activiteiten vinden niet plaats in het directe stromingsgebied van het natuurgebied. De bouwactiviteiten, tijdelijk van aard, hebben hierop ook geen invloed. FACTOR 11 VERANDERING OVERSTROMINGSFREQUENTIE De aard van de activiteiten, het houden van dieren, heeft geen invloed op het aspect overstroming. De bouwactiviteiten, tijdelijk van aard, hebben geen invloed op deze factor. Deze activiteiten vinden niet plaats in of aan de waterkerende voorzieningen waarmee het natuurgebied omgrensd is. FACTOR 12 VERANDERING DYNAMIEK SUBSTRAAT De aard van de activiteiten, het houden van dieren, heeft geen invloed op een verandering van bodemdichtheid of bodemsamenstelling. Een verandering in substraat is derhalve niet te verwachten. De bouwactiviteiten, tijdelijk van aard, hebben geen invloed op deze factor. Voor de bouw zijn geen hei-activiteiten nodig, waaruit mogelijk verdichting door trilling zou kunnen ontstaan. FACTOR 13 VERSTORING DOOR GELUID De invloed van geluid van de inrichting zal door de verandering mogelijk kunnen toenemen door meer of langer durende interne verkeersbewegingen. Het langtijdgeluidniveau moet volgens de af te geven omgevingsvergunning voor de activiteit milieu voldoen aan de richtwaarden van de handreiking geluidhinder. Gelet op de afstand tot de relevante 7

20 natuurgebieden, de tussenliggende op te richten loods en de steeds stillere machines, is aannemelijk er geen sprake is van een verhoogde geluidsbelasting op het betreffende gebied. De bouwactiviteiten, tijdelijk van aard, hebben geen relevante invloed op deze factor. De geluiden, geproduceerd door het houden van dieren en, tijdelijk van aard, de in de tijd gezien daarvoor plaatsvindende bouwactiviteiten passen in reeds aanwezige geluidenpatroon. Hierbij moet gedacht worden aan de geluiden voortkomende uit de reeds aanwezige agrarische bedrijfsvoering en het machinewerk op het land in de omgeving. Gezien deze achtergrondbelasting t.a.v. geluid en het tussenliggende geluids-dempende object, de nieuw te bouwen loods, mag verondersteld worden dat de in het gebied aanwezige, specifiek hiervoor gevoelige soorten hiervan geen significant effect ondervinden. FACTOR 14 VERSTORING DOOR LICHT De buitenverlichting van de boerderij heeft een vergelijkbaar niveau als straatverlichting en is dus zeer beperkt. Er is geen sprake van strooilicht dat verder gaat dan de directe omgeving van de boerderij. Door de aard en positie van de nieuw op te richten gebouwen straalt er nagenoeg geen licht uit. Tussen de nieuwe stal en het natuurgebied wordt ook een nieuwe loods opgericht. De bouwactiviteiten, tijdelijk van aard, hebben geen relevante invloed op deze factor. FACTOR 15 VERSTORING DOOR TRILLING Er is sprake van trillingen in de bodem en water als dergelijke trillingen door menselijke activiteiten veroorzaakt worden, zoals boren, heien, draaien van rotorbladen etc. Voor de bouw van de stallen is het in onderhavige situatie niet nodigk om te heien. Er komen voorts geen grote motoren die trillingen kunnen veroorzaken. Daarbij wordt, gelet op de afstand van de voorgenomen activiteiten tot het natuurgebied, geen invloed van verstoring door trillingen door bijvoorbeeld machine-bewegingen verwacht worden. De bouwactiviteiten, tijdelijk van aard, hebben geen relevante invloed op deze factor. FACTOR 16 OPTISCHE VERSTORING De invloed van de aard van de activiteiten, het houden van dieren en de daarbij behorende bewegingen van machines, mensen en landbouwhuisdieren mag, mede gezien de afstand tot het gebied verwaarloosbaar klein worden geacht. Ook voor dit aspect geeft het oprichten van de loods tussen de stal en het natuurgebied een gunstige werking. De bouwactiviteiten, tijdelijk van aard, hebben geen relevante invloed op deze factor. Weliswaar zullen tijdens de bouw enkele malen hoge kranen ingezet gaan worden, maar dit zal zeer tijdelijk van aard zijn. Bovendien is er ook op dit vlak sprake van een bepaald mate van achtergrondbelasting, in de vorm van het wegverkeer, direct naast het natuurgebied. 8

21 FACTOR 17 VERSTORING DOOR MECHANISCHE EFFECTEN Onder mechanische effecten vallen verstoringen door betreding, golfslag, luchtwervelingen etc. die optreden ten gevolge van menselijke activiteiten. De aard van de activiteiten, het houden van dieren, en de afstand tot het gebied veroorzaakt geen mechanische effecten op het gebied. De bouwactiviteiten, tijdelijk van aard, hebben geen relevante invloed op deze factor gezien het feit dat deze activiteiten geheel buiten het natuurgebied plaatsvinden. FACTOR 18 VERANDERING IN POPULATIEDYNAMIEK Het storende effect populatiedynamiek treedt op indien er een direct effect is van een activiteit op de populatieopbouw en/of populatiegrootte. Er moet hierbij gedacht worden aan sterfte van individuen door wegverkeer, windmolens of door de jacht of visserij. De voorgenomen activiteit leidt weliswaar tot een toename van verkeer langs het natuurgebied, maar mag als niet significant ten opzichte van de bestaande situatie en achtergrondbelasting, voortkomende uit het wegverkeer worden beschouwd. Er is geen sprake van een directe ingreep op de populatiedynamiek als gevolg van de tijdelijke bouwactiviteiten, op ruime afstand van het gebied. Voorts heeft de voorgenomen activiteit geen betrekking op het plaatsen van een windmolen. FACTOR 19 BEWUSTE VERANDERING SOORTENSAMENSTELLING Er is sprake van bewust ingrijpen in de natuur als er sprake is van herintroductie van soorten, introductie van exoten, uitzetten van vis, inzaaien van genetische gemodificeerde organismen etc. De voorgenomen activiteit heeft geen betrekking op dergelijke activiteiten waarmee er geen sprake is van een bewuste verandering in de soortensamenstelling. De bouwactiviteiten, tijdelijk van aard, hebben geen relevante invloed op deze factor. 9

22 CONCLUSIES FLORA De in de matrix genoemde aanwezige flora is het meest gevoelig voor de factoren verzuring, vermesting en verdroging. Gezien hetgeen er bij deze factoren hierboven beschreven is en de vergelijking van deposities in de bijlage behornde bij de reeds ingediende informatie van de aanvraag, is een schadelijk effect vanuit deze factoren niet te verwachten. De belasting van NH3 deposities neemt niet significant toe en van verdroging is geen significant nadelig effect te verwachten. FAUNA De in de matrix genoemde aanwezige fauna is het meest gevoelig voor de factoren oppervlakteverlies, versnippering, verontreiniging, verdroging, verandering stroomsnelheid, verandering overstromingsfrequentie, verandering dynamiek substraat, verstoring door geluid, verstoring door trilling, optische verstoring, verstoring door mechanische effecten en verandering soortensamenstelling. Gezien hetgeen er bij deze factoren hierboven beschreven, is een schadelijk effect vanuit deze factoren niet te verwachten. Enige mogelijke extra belasting voortkomende uit de activiteit het houden van meer dieren en de tijdelijke activiteit het bouwen valt weg door: - De remmende invloed van de op te richten loods - De reeds aanwezige achtergrondbelasting door vergunde, bestaande bedrijfsvoering - De reeds aanwezige achtergrondbelasting door het wegverkeer, direct langs het gebied. 10

23 Bijlage 3. Watervergunningen

24

25 De vergunning is niet van toepassing op het beregenen van grasland: a) In de periode van 1 januari tot 1 juni in haar totaal; de vergunning is wel van toepassing op het beregenen van grasland in voornoemde periode binnen 48 uur na een emissiearme bemestingsmethode met dierlijke mest; b) In de periode van 1 juni tot 1 augustus tussen en uur. Onder het beregenen van grasland wordt verstaan de teelt van gras ten behoeve van beweiding en ruwvoerwinning en gras op sport- en recreatieterreinen. Indien zich een uitzonderlijke droogte voordoet kunnen wij bij algemeen besluit, voor een bij dat besluit bepaalde tijd, de vergunning van toepassing verklaren op de onder a) en b) genoemde perioden. Tegen deze ongewijzigde onderdelen kan geen beroep ingesteld worden. Datum oktober februari Ons kenmerk / Verhoeven WI.A.C Maaij TH Valkenswaard Reageren op dit definitieve besluit In de Toelichting bij Definitief besluit wijziging beregeningsvergunning geen zienswijze, die bijgevoegd is bij dit besluit, is achtergrondinformatie opgenomen over dit besluit. Hierin staat vermeldt hoe u kunt reageren op dit definitieve besluit. Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant, namens deze, drs. M.H.G. Mentink, Bureauhoofd Grondwater. Algemene bepalingen Grondwaterwet en Verordening Waterhuishouding Noord-Brabant Wijziging tenaamstelling: vergunninghouder dient deze altijd schriftelijk door te geven aan de provincie, ook als een notaris betrokken is (bijvoorbeeld bij verkoop perceel met vergunningsrechten). Vervanging van put: dit is toegestaan op dezelfde locatie. Is dit niet mogelijk dan is herplaatsing toegestaan tot maximaal 50 m afstand van de ingemeten locatie. De gegevens over de ligging van de te vervangen put blijven dan op de vergunning staan. Van belang bij herplaatsing is dat derde belanghebbenden geen extra nadeel mogen ondervinden en dat de nieuwe put niet komt te liggen in de beschermde gebieden zoals opgenomen in de Verordening Waterhuishouding Noord-Brabant of in de Vogel- en Habitatgebieden. In alle overige gevallen dient vergunninghouder vooraf toestemming aan te vragen bij de provincie. Registratie- en heffingplicht: dit houdt in dat vergunninghouder moet registreren hoeveel grondwater wordt onttrokken, waarover aangifte moet worden gedaan. Over de onttrokken hoeveelheid grondwater is de grondwaterheffing verschuldigd. Indien van toepassing stuurt de provincie hiervoor formulieren toe. Algemene Voorschriften Grondwateronttrekkingen: deze zijn algemeen van toepassing op alle grondwateronttrekkingen en hebben betrekking op voorschriften voor het inrichten, beheren en afdichten van putten en de wijze van registratie van de grondwateronttrekking. Voor overige informatie en het downloaden van formulieren kunt u terecht op internet: onderdeel beleid water. Daarnaast kunt u op werkdagen tussen 9.00 en uur contact opnemen met medewerkers beregening onder het nummer Onderwerp Grondwaterwet: Definitief besluit wijziging beregeningsvergunning Geachte heer/mevrouw, Bij brief van 14 oktober 2005 met kenmerk / hebben wij u geïnformeerd over ons voornemen om uw beregeningsvergunning op grond van artikel 23, eerste lid van de Grondwaterwet, te wijzigen. U is de mogelijkheid geboden om binnen zes weken na toezending van bovengenoemd besluit een zienswijze in te dienen tegen de gewijzigde onderdelen. Van uw zijde hebben wij binnen deze periode geen reactie ontvangen of alleen een wijziging in de tenaamstelling. Wij gaan ervan uit dat u instemt met de voorgenomen wijziging en beslissen daarom uw vergunning definitief als volgt te wijzigen. Eventuele wijzigingen in de tenaamstelling zijn in dit besluit meegenomen. Gewijzigde onderdelen Aan uw bestaande vergunning is het volgende voorschrift toegevoegd: Bij vervanging van een bestaande onttrekkingsput mag de nieuwe put niet dieper worden uitgevoerd dan de diepte van de bestaande put, met dien verstande dat de nieuwe put niet dieper mag worden uitgevoerd dan 80 meter beneden het maaiveld. In de binnenzijde van dit besluit is een kaart opgenomen waarop de ligging van de putten is weergegeven waaruit grondwater onttrokken mag worden. In de legenda bij deze kaart is de ligging van deze putten uitgedrukt in XY-coördinaten. Ongewijzigde onderdelen De overige kenmerken van uw vergunning zoals opgenomen in de legenda van de kaart in de binnenzijde van dit besluit en onderstaande voorschrift blijven onveranderd van kracht. Datum 17 februari 2006 Ons kenmerk / Zaaknummer Code B_BG_1K_(O) Contactpersoon Medewerkers Beregening Directie Ecologie Bureau Grondwater Telefoon (073) Bijlage(n) 1

26 Verzenddatum: 17 februari 2006 Kenmerk: / 25564

27

28

29

30

31

32

33 Bijlage 4. machtiging

34

35

36