ATG 10/1545. Technische Goedkeuring ATG met Certificatie. Geldig van 02/06/2010 tot 01/06/ Doel en draagwijdte van de technische goedkeuring

Transcriptie

1 Technische Goedkeuring ATG met Certificatie Goedkeurings- en Certificatieoperator Openschalige dakelementen voor hellende daken UNIPUR, UNILAINE ATG 10/1545 Geldig van 02/06/2010 tot 01/06/2013 CTIB-TCHN Technisch Centrum van de Houtnijverheid Hof ter Vleestdreef, Brussel UNILIN bvba - Division Systems Waregemstraat, 112 B-8792 Desselgem Tel.: 056/ Fax.: 056/ Website: info@unilin-systems.com 1 Doel en draagwijdte van de technische goedkeuring Deze technische goedkeuring betreft een gunstige beoordeling door een onafhankelijke goedkeuringsoperator aangeduid door de vzw BUtgb van het product of systeem voor een bepaalde beoogde toepassing. Het resultaat van deze beoordeling werd in deze goedkeuringstekst vastgelegd. In deze tekst wordt het product, of de in het systeem toegepaste producten, geïdentificeerd en worden de te verwachten productprestaties bepaald, gesteld dat het product (de producten) of het systeem (de systemen) verwerkt, gebruikt en wordt (worden) onderhouden zoals uiteengezet in deze goedkeuringstekst. De technische goedkeuring gaat gepaard met een regelmatige opvolging en een aanpassing aan de stand van de techniek wanneer deze wijzigingen pertinent zijn. Een driejaarlijkse revisie wordt opgelegd. De instandhouding van de technische goedkeuring vereist dat de fabrikant te allen tijde kan bewijzen dat hij al het nodige doet opdat de in de goedkeuring beschreven prestaties bereikt worden. De opvolging hiervan is essentieel voor het vertrouwen in de overeenkomstigheid met deze technische goedkeuring. Deze opvolging wordt toevertrouwd aan een door de BUtgb aangeduide certificatieoperator. Door middel van het doorlopend karakter van de controles en de statistische interpretatie van de controleresultaten bereikt de bijbehorende certificatie een hoog betrouwbaarheidsniveau. De goedkeuring, evenals de certificatie van de overeenstemming met de goedkeuring, staan los van individueel uitgevoerde werken. De aannemer en architect blijven onverminderd verantwoordelijk voor de overeenstemming van de uitvoering met de bepalingen van het bestek. 2 Voorwerp Zelfdragende en thermisch isolerende dakelementen geschikt voor hellende daken die bedekt worden met pannen, leien of golfplaten(metaal of cementvezel) en geschikt tot klimaatklasse III (dus niet geschikt voor gebruik in klimaatklasse IV,vb. zwembaden, zie verder technische voorlichting 175, 186, 195, 202, 219 en 225 van het W.T.C.B.). Indien bekleed met metalen pannen, banden of banen dient een afzonderlijke studie te worden uitgevoerd. De elementen bestaan uit houten ribben bekleed aan de onderzijde met ofwel een spaanplaat, een wit gelakte spaanplaat, een multiplexplaat, een gipsvezel- of gipsplaat, een OSB of een calciumsilicaatplaat. Bij de Unipur elementen wordt tussen de ribben PUR isolatie gespoten. Bij de Unilaine elementen wordt tussen de ribben minerale wol geplaatst waarover een waterkerend dampopen folie door middel van tengels wordt aangebracht. In de platen resp. houten ribben kunnen schuine lassen resp. vingerlassen voorkomen. Bij de gipsplaat komen stuiknaden voor. De goedkeuring heeft betrekking op de elementen zelf, plaatsingstechnieken inbegrepen, maar niet op de kwaliteit van de uitvoering. De goedkeuring met certificatie omvat een industriële eigencontrole van de vervaardiging en een geregelde controle van buitenuit. ATG 10/1545-1/15

2 3 Materialen 3.1 Platen Afhankelijk van het type kunnen volgende panelen als onderplaat worden toegepast spaanplaat ( naturel of witgelakt) type 5 of type 3 cf. EN 312 met CE markering cf. EN dikte 12, 16, 19, 22 mm. Bij gebruik van spaanplaten type 3 heeft de plaat geen structurele functie. Spaanplaat afgewerkt met vurenhouten schroten dikte 10 mm of 13 mm OSB plaat type 3 cf. EN 300 met CE markering cf. EN dikte 12, 18, 22 mm Multiplexplaat : multiplex dikte 12 mm of 22 mm minimum aantal lagen 5 met verlijming klasse exterior cf. NBN EN en met CE markering cf. EN en met minimale karakteristieke breukwaarden cf. punt waterwerende gipsplaat type H2, dikte 13 mm conform NBN EN 520 met CE markering gipsvezelplaat dikte 12,5 met CE markering en ETA 03/0050 brandreactie A2 s1 d0 calciumsilicaat plaat dikte 15mm met CE markering en ETA 06/ Houten ribben houtsoort : grenen of vuren kwaliteit : S6 volgens STS 04,, sterkteklasse C18 cf. EN 338 houtvochtigheid : max. 16 % tweezijdig geschaafd afmetingen : dikte 21, 24 of 30 mm hoogte 45 mm tot 215mm tolerantie op dikte : ± 2 mm tolerantie op hoogte : ± 3 mm houten ribben kunnen worden gevingerlast met lijm type 1 volgens NBN EN 301 bij lengte > 6 m. De ribben zijn in een station met ATG behandeld met een schimmelwerend en insectenwerend product cf. STS 04 risicoklasse 2 met ATG. Tabel 1: D (W/mK) dikte < 80 mm 80mm dikte <120 mm Dikte 120mm 0,029 0,028 0,027 afwijkingen op de dikte dikte 100 mm - 5 mm dikte > 100 mm - 5 % Minerale wol met CE markering cf. NBN EN met ATG/H nominale densiteit 16 kg/m³ dikte afhankelijk van het type dakelement met ATG warmtegeleidingscoëfficiënt D = 0,037 W/mK 3.5 Bevestigingsmiddelen op de werf verzinkte haaknagels (zinklaag 6 ) 5 x 5 mm of 6 x 6 mm voor de bevestiging van ribben op de dakstructuur (haaknagel naast de rib) verzinkte schroefdraadnagels 5,6 mm en 6 mm (dikte zinklaag 6 ) voor de bevestiging van de ribben op de dakstructuur, ribben dienen te worden voorgeboord (schroefdraadnagel 5,6 mm in de voorgeboorde rib, voorboren met 6 mm, min breedte rib 24 mm) lengte haaknagels en schroefdraadnagels in functie van de hoogte der ribben (mm) zodanig dat de hechtlengte 12xdiameter bedraagt in de onderliggende gording extra verbindingen: verzinkte beugel met houtdraadbout 7 mm lengte in functie van de ribhoogte te plaatsen vanaf een ribhoogte 145 mm om het incidentiële schotelen te beperken (dikte zinklaag 6 ) 3.6 Bijhorigheden Eencomponent polyurethaanschuim geleverd in spuitbussen voor dichten van de langsvoegen, enkel te gebruiken bij temperaturen boven de 5 C. Alutape, bitumenband of Bitumenpasta koud verwerkbaar voor het dichten van dwarsvoegen vb. : Plasticol van Deitermann Chemie Mexcoat van firma Shell 3.3 Tengels Naaldhout nominale afmetingen: 24x24 mm Kwaliteit: wankanten tot 30% van de zijde waarop ze voorkomen en enkel vaste kwasten met diameter gelijk aan de tengelbreedte zijn toegelaten De tengels zijn behandeld met een schimmelwerend en insectenwerend product cf. STS 04 risicoklasse 2 in een station met ATG. 3.4 Isolatiemateriaal Gespoten polyurethaan (pentaan geblazen) nominale densiteit 30 kg/m³, dikte afhankelijk van het type dakpaneel, kwaliteit CS(10/Y)50 cf. EN warmtegeleidingscoëfficiënt D (W/mK) in functie van de isolatiedikte 3.7 Lijmen Waterkerende damp open folie met μd= 0,02 m als bovenbekleding van de minerale wol bij de unilaine elementen Pvc afdekprofiel voor witgelakte afwerking Eencomponent polyurethaanlijm type I volgens pren voor verlijming van de ribben op de plaat. MUF lijm type I cf. EN 301 voor het hoogfrequent lassen van de platen onderling (spaanplaat, OSB, multiplexplaat, gipsvezelplaat). De gipsplaten worden koud tegen elkaar geplaatst en verbonden met 2 houten latten 22x95x500 mm per 60 cm plaat gelijmd met PU lijm type I ATG 10/1545-2/15

3 4 Elementen 6 Verwerking en transport 4.1 Samenstelling elementen zie tabel 1 Er zijn twee typen namelijk de Unipur elementen met PUR isolatie en de Unilaine elementen met MW isolatie Lengte max 8 m (bij type spaanplaat decoratief is lengte beperkt tot 6,65 m) Alle panelen kunnen worden afgekort aan nok en goot volgens een hoek Tolerantie op de nominale lengte 15 mm, tolerantie binnen een pakket 8 mm tolerantie op de breedte 3 mm De isolatiedikte is variabel met een minimum van 65 mm en een maximum in functie van de kepers bij de Unipur elementen is de isolatiedikte in pur keperhoogte 20 mm bij de Unilaine elementen is de isolatiedikte in MW keperhoogte Aantal ribben ribben bij een breedte van 1.21 m 3 ribben bij een breedte van 0.81 of 0.82 m 2 ribben bij een breedte van 0,60 m Het eigengewicht van de dakpanelen varieert tussen de 10 dan/m² en de 30 dan/m² 4.2 Merking De elementen worden gemerkt met ATG + nr. 5 Fabricatie en commercialisatie De samenstelling gebeurt in de fabriek van de UNILIN B.V.B.A. Division Systems te Desselgem waar de spaanplaten, multiplexplaten, gipsvezelplaten, calciumsilicaat platen, en OSB platen worden gelast. Vervolgens worden de ribben op de platen gelijmd en genageld (6 verzinkte nagels 2,8 mm x 60 per strekkende meter) of gevezen ( bij het type Gyp vijzen 3,5 mm x 35) en de isolatie tussen de ribben gespoten ( type UNIPUR) of geplaatst ( type UNILAINE). De middelste ribben bij de panelen met onderplaat uit witgelakte spaanplaat of multiplex worden enkel gelijmd met een polyurethaan lijm. De gipsplaten worden niet gelast maar koud tegen elkaar geplaatst. Bij de UNIPUR elementen wordt pur op de onderplaat tussen de ribben gespoten, op de opschuimende isolatie wordt een papierfolie ontrold en het geheel wordt geperst. Bij de UNILAINE elementen wordt de MW op de onderplaat tussen de ribben gelegd waarover een dampopen folie met overlap wordt gelegd die met de tengels aan de ribben wordt bevestigd. 6.1 Transport en opslag De producent dient de dakelementen in goede staat af te leveren. De elementen worden horizontaal opgeslagen en, bij opslag buiten, afgedekt met een dekzeil die ventilatie toelaat. Zij moeten bij opslag vrij van een vochtige ondergrond worden gehouden en op een afstand van maximaal 1,5 m worden ondersteund. De elementen moeten op de werf gestapeld worden zoals deze worden afgeleverd en dit tot op het moment van plaatsing. De bundeling door banden zo lang mogelijk intact laten en slechts los maken bij onmiddellijke plaatsing. De eventuele verpakking van de stapels met plastiekfolie is voorlopig en kan niet als dekzeil worden beschouwd. Langdurige opslag op de werf is te vermijden. 6.2 Plaatsing Montage De montage dient droog te gebeuren. De dakelementen worden haaks op de gordingen met de ribben aan de bovenzijde geplaatst van goot tot nok. Overkragingen in de lengte zin van het paneel tot 300 mm behoeven geen extra voorzieningen, grotere overkragingen alleen in overleg met de producent. Bij dakoversteken moet de onderzijde van het element worden beschermd tegen vochtindringing vb. een betimmering. Bestaat de onderzijde uit multiplex dan is het raadzaam de onderzijde te behandelen met een houtverduurzamingsprodukt tegen schimmelvorming type C1 cf. STS 04 gevolgd door een afwerking. Dit is ook raadzaam in binnentoepassingen waar tijdens de bouwfase hoge vochtigheden kunnen voorkomen Oversteken in de dwarse zin van het dakpaneel enkel in overleg met de producent. Sparingen met een maximale zijde van ¼ van de plaatbreedte mogen in de elementen worden aangebracht mits de eventuele ribben niet te beschadigen, grotere sparingen enkel in overleg met de fabrikant Bescherming tegen weersinvloeden Na montage van de dakelementen dient het dak zo spoedig mogelijk van een dakbedekking te worden voorzien. In ieder geval moeten direct na plaatsing en dit zeker bij de elementen met gips- of gipsvezelplaten passende maatregelen worden genomen om de elementen tegen neerslag te beschermen door het regendicht afwerken van de naden en de nok Verluchting Na montage van de dakelementen dienen de onder de kap gelegen ruimten tijdens het verdere bouwproces voldoende te worden geventileerd. Vooral indien tijdens het bouwproces bouwactiviteiten plaatsvinden (bijv. het aanbrengen van dekvloeren, e.d.) die een binnenklimaat kunnen veroorzaken dat vochtiger is dan tijdens de bewoonde staat gebruikelijk is. Het is daarom raadzaam de onderplaat, indien in multiplex, te behandelen met een schimmelwerend product C1. ATG 10/1545-3/15

4 6.2.4 Oplegging De opleglengte bedraagt min. 30 mm t.p.v. muurplaat en nokgording. De tussengording dient t.p.v. een dwarse voeg ten minste 70 mm breed te zijn. 6.3 Aansluitdetails De langsnaden die gezien de constructie van het element een voegbreedte hebben van min. 6 mm worden minimum gelijk met de hoogte van de isolatiekern gevuld met het Unilin-vulschuim. Dit vulschuim is een ééncomponent polyurethaanschuim geleverd in een spuitbus. Bij de Unilaine elementen worden bijkomend de overhangende flappen van het onderdak over de naastliggende tengel gelegd en bevestigd. Dwarsnaden dienen zoveel mogelijk te worden vermeden. Indien er toch dwarsnaden voorkomen, moeten ze worden ondersteund door een gording, met een minimale opleg van 30 mm per dakelement en zo dicht mogelijk bij de nok aangebracht. Bij de Unipur elementen wordt tussen de beide elementen een voldoende opening gelaten, welke eerst gedeeltelijk wordt opgevuld met Unilin-ééncomponent polyurethaanschuim. Daarna wordt de dwarsvoeg volledig opgevuld met een koud verwerkbare bitumenplamuur waarna de overmaat plamuur wordt gladgestreken. Een waterdicht en dampopen onderdak is noodzakelijk t.p.v. dakvensters en grote doorboringen, dit onderdak wordt geplaatst van nok tot in de waterafvoer van de doorboring. T.p.v. dwarsnaden wordt dit onderdak geplaatst lopend van nok tot voorbij de dwarsnaad. Bij de unilaine elementen worden t.p.v. de dwarsvoeg de ribben in elkaar verlengde gelegd met eventueel tussenplaatsen van een vulstuk, de overhangende onderdakfolie wordt op het onderste element geplaatst na plaatselijk verwijderen van de tengels en bevestigd met de ontbrekende tengel. Sparingen mogen in de elementen worden aangebracht, mits de ribben niet te beschadigen, grotere sparingen enkel in overleg met de fabrikant. Het dakpaneel is niet geschikt onder een onderdak dat dampremmend is. Verder wordt voor het hygrothermisch gedrag van het dakgeheel verwezen naar de Technische Voorlichting 186, 175, 195 en 202 van het W.T.C.B. De bijgevoegde figuren dienen enkel als voorbeeld, meer gedetailleerde figuren kunnen bekomen worden bij de fabrikant. 7 Kenmerken beplating in rekening gebracht. Het dakpaneel wordt dan berekend als een T ligger cf. NBN EN met als ziel de houten rib en als onderflens de plaat Bij de berekening worden de volgende karakteristieke breukspanningen toegepast cf. EN : o Spaanplaat,OSB: zie EN tabel 5 waarbij de druk-, trek- en buigspanningen vermenigvuldigd werden met 0,5 om de invloed van de lassen in rekening te brengen o Multiplex zie: onderstaande tabel Tabel 2: Plaat materiaal (N/mm²) Multiplex naaldhout 12mm(langs) Multiplex naaldhout 12 mm(dwars) E t,c mean fm,k* 10 5,7 ft,k* 5 3,5 fc,k * 7 6,3 fv,k 3,5 3,5 fr,k 0,6 0,6 k def, kmod, gm: multiplex, spaanplaat, OSB zie EN klimaatklasse *waarden x 0,5 om rekening te houden met de las Type oplossing In de hierna volgende tabellen werden de ondersteuningsafstanden berekend voor volgend geval : gebouw met rechthoekig grondvlak en 1 of 2 dakschilden dakhelling 40 blijvende belasting: 600 N per m² dakvlak (eigengewicht dakelement inbegrepen) sneeuwlast: 500 N per m² horizontaal vlak wind o basiswinddruk : 633 N per m² dakvlak o klasse III o nokhoogte max. 10 m o winddrukcoëfficiënten cpi = ± 0,3 en cpe= +0,6 of 0,5 cf. NBN B (1988) doorbuiging karakteristieke combinatie 1/300. Lengte dakschild 6 m 7.1 Ondersteuningsafstanden Algemeen In de hierna volgende paragrafen werden overspanningen voor de dakelementen berekend volgens de NBN EN in de veronderstelling dat de panelen worden geplaatst van nok naar muurplaat over de gordingen, die in enkele buiging werken. De dakbelasting loodrecht op het dakvlak wordt door de gordingen gedragen, de dakbelasting in het dakvlak wordt langs het dakpaneel afgevoerd naar de muurplaat, die voldoende stijf en vormvast met de onderliggende constructie is verbonden. De dakelementen worden berekend met volgende aannamen: er wordt geen rekening gehouden met de verstijvende invloed van de onderplaat in spaanplaat type 3, gips-, gipsvezel- en, calciumsilicaatplaat. Dit type wordt berekend als bestaande enkel uit houten ribben en kan als dusdanig berekend worden cf. Eurocode 5 NBN EN met een houtkwaliteit C18 (S6) Bij gebruik van een onderplaat in spaanplaat type 5 en OSB type 3 wordt de verstijvende invloed van de ATG 10/1545-4/15

5 Tabel 3: Maximale ondersteuningsafstanden in cm ondersteuningsafstanden bij éénvelds- of meervelden ( ) in cm Rib breedte x hoogte (mm) afstand 40 cm 21x85 24x100 24x120 24x130 24x145 24x170 30x195 30x215 Berekening exclusief stijfheid onderplaat 160 (200) 200 (240) 240 (300) 260 (320) 290 (350) 340 (420) 420 (520) 470 (570) Berekening inclusief onderplaat spaanplaat 12 mm 200 (240) 230 (280) 280 (340) 300 (360) 350 (400) 380 (460) 460 (560) 500 (600) de waarden tussen haakjes betreft de meervelden 7.2 Bevestiging Algemeen belasting loodrecht op het dakvlak wordt door de gordingen gedragen. De belasting evenwijdig met het dakvlak wordt langs de dakplaten afgevoerd naar de muurplaat. De verbinding muurplaat ruwbouw wordt verondersteld voldoende stijf te zijn. De bevestiging van de dakelementen op de muurplaat, de gordingen en de nok gebeurt door middel van de in punt 2.4 beschreven bevestigingsmiddelen. Bij gebruik van de schroefdraadnagels worden de ribben voorgeboord met een diameter van 6 mm. De bevestiging aan de onderliggende constructie (het aantal nagels dat weerstand moet bieden tegen afschuif- opwaai- en spatkrachten) dient van geval tot geval te worden berekend. De bevestiging dient te geschieden met de in punt 2.4 beschreven verbindingsmiddelen met als karakteristieke breukwaarde in een naaldhouten gording waarbij wordt verondersteld dat de onderplaat bestaat uit 12 mm spaanplaat of uit 12mm gipsplaat ( waarden tussen haakjes) Verbinding dakpaneel-gordingen Uitgaande van de in punt vermelde waarden werd de bevestiging van de dakelementen op de gordingen berekend voor volgend geval : gordingen werken in enkele buiging dakhelling 45 nokhoogte max. 10 m dakbedekking + gewicht dakpaneel : minimum 350 N/m² dakvlak winddruk cf. NBN B : 633 N/m² dakvlak. winddrukcoëfficiënten: cpi = 0.3 en cpe = -1,5 (randzone) of 1,2 (buiten de randzone) cf. NBN (1988) blz 51 Tabel 4: F ax,k,// in N haaknagels 6 mm haaknagels 5 mm schroefdraadnagel 5,6 mm Tabel 5: F v,k, in N haaknagels 6 mm haaknagels 5 mm schroefdraadnagel 5,6 mm 1700 (650) 1600 (600) 1800 bij een hechtlengte van 12 d Het aantal nagels per dakpaneel met een breedte van 1.21 m of 0,82 m en per gording in functie van de maximale overspanning zijn weergegeven in de onderstaande tabel. Aantal nagels Tabel 6: Dakpaneel breedte 1,21 m 4 haaknagels (1 naast elke rib) 6 haaknagels (2 resp. 1 naast elke binnenste resp. buitenste rib) overspanning in m (randzone cf. NBN B ) binnen buiten randzone randzone 1,6 (2,2) 2,0 (2,8) 2,4 (3,4) 3,0 (4,2) // resp. : kracht evenwijdig resp. loodrecht op de lengteas van de bevestiging Type oplossing In de hierna volgende type-oplossing, waarbij de dakpanelen lopen van nok naar muurplaat over de gordingen evenwijdig met de nok, wordt het aantal verbindingen aangegeven. De ATG 10/1545-5/15

6 Tabel 7: Aantal nagels overspanning in m (randzone cf. NBN B ) Dakpaneel breedte 0,81 m binnen randzone buiten randzone 3 haaknagels 1,8 (2,5) 2,2 (3,2) 4 haaknagels 2,4 (3,3) 2,9 (4,3) Verbinding dakpaneel muurplaat In volgende paragrafen is een toepassingsvoorbeeld, gegeven voor de verbinding dakpaneel - muurplaat voor volgend geval: gordingen werken op enkele buiging dakhelling 30 gewicht dakbedekking + dakpaneel max. 600 N/m² dakvlak sneeuwlast 500 N/m² horizontaal vlak dakschildlengte max. 6 m. Onderplaat spaanplaat 12 mm Voor dit geval dient de verbinding dakpaneelmuurplaat te bestaan uit 6 haaknagels (dakelement 1,2m) resp. 4 haaknagels 5x5 ( dakelement 0,8m) (1 t.p.v. elke tengel ) Bij een onderplaat in gips is geen oplossing mogelijk 8 Prestaties 8.1 brandreactie De brandreactie van het dakelement werd niet getest. 8.2 Brandweerstand De brandweerstand werd niet getest op alle dakelementen Indien eisen hieromtrent worden gesteld wordt verwezen naar goedkeuringen van dakpanelen met brandweerstand 8.3 Akoestiek Indien speciale eisen hieromtrent worden gesteld dient dit aspect afzonderlijk te worden behandeld 8.4 Thermische isolatie Zie NBN B Thermische prestaties van gebouwen berekening van de warmtedoorgangscoëfficiënten (U-waarden) van gebouwcomponenten en gebouwelementen, editie 2008 Er wordt aangenomen, gezien de toegepaste dakbedekking, dat de luchtspouw tussen de dakbedekking en het onderdak een sterk geventileerde luchtlaag is. Met: RT de totale warmteweerstand van het dakgeheel Rtot som van de warmteweerstanden van alle bouwlagen tussen de binnenomgeving en de sterk verluchte spouw Rsi de warmteovergangsweerstand (m².k/w) aan het binnenoppervlak, conform NBN EN ISO Voor een dakhelling tussen 0 en 60 is Rsi = 0,10 m².k/w Rse de warmteovergangsweerstand aan het buitenoppervlak, conform NBN EN ISO Rse = 0,04 m².k/w Rdakelement de warmteweerstand Rdakelement (m².k/w) van het dakpaneel, berekend conform NBN B Hierbij wordt rekening gehouden met de niet homogene opbouw van de isolatielaag volgens 6.2 van NBN B Rcor correctiefactor = 0,10 m².k/w voor plaatsingstoleranties bij de uitvoering U : warmtedoorgangscoëfficiënt (W/m².K) van het dakgeheel berekend volgens (1) Ucor Uc Ug correctieterm (W/m².K) op de U waarde voor maat- en plaatsingstoleranties bij de uitvoering, berekend volgens (2) gecorrigeerde warmtedoorgangscoëfficiënt (W/m².K) voor het dakgeheel volgens (3) en conform aan NBN EN ISO 6946 toeslag op de U-waarde voor spleten in de isolatielaag, conform NBN EN ISO 6946, voor uitvoering conform de ATG wordt Ug = 0 Uf toeslag op de U-waarde voor de mechanische bevestiging door het dakelement, conform NBN EN ISO 6946 spaanplaat,hout,multiplex, OSB = 0,14 W/m.K gips = 0,25 W/m.K D PUR = 0,029 à 0,027 W/mK en functie van de hoogte D minerale wol = 0,037 W/mK in tabelvorm wordt de Rdakelement gegeven De berekende waarden zijn weergegeven in onderstaande tabel in de veronderstelling dat het onderpaneel een spaanplaat is met dikte 12 mm, de paneelbreedte 1,21 m is met 4 ribben van 24 mm dikte 1/U = RT = Rsi + Rtot + Rse Rtot = R1 + R2 + + Rdakelement + + Rn U = 1/ RT (1) Ucor = 1/( RT - Rcor ) 1/ RT (2) Uc = U + Ucor+ Ug + Uf (3) Tabel 8: isolatiedikte(mm) R dakelement Unipur m²k/w 80 2, , , , , ,95 ATG 10/1545-6/15

7 Tabel 9: isolatiedikte(mm) R dakelement Unilaine m²k/w 120 2, , , ,40 9 Voorwaarden 8.1 Uitsluitend het in de voorpagina als ATG-houder vermelde bedrijf en het bedrijf (de bedrijven) die het onderwerp van de goedkeuring commercialiseert (commercialiseren) mogen aanspraak maken op de toepassing van deze technische goedkeuring. 8.2 Deze technische goedkeuring heeft uitsluitend betrekking op het product of systeem waarvan de handelsnaam op de voorpagina wordt vermeld. Houders van een technische goedkeuring mogen geen gebruik maken van de naam van de BUtgb, haar logo, het merk ATG, de goedkeuringstekst of het goedkeuringsnummer om aanspraak te maken op productbeoordelingen die niet in overeenstemming zijn met de technische goedkeuring, en evenmin voor producten en/of systemen en/of eigenschappen of kenmerken die niet het voorwerp uitmaken van de technische goedkeuring. 8.3 Informatie die door de goedkeuringshouder of zijn aangestelde en/of erkende installateurs, op welke wijze dan ook, ter beschikking wordt gesteld van (potentiële) gebruikers van het in de technische goedkeuring behandelde product of systeem (bv. bouwheren, aannemers, voorschrijvers, ), mag niet in tegenstrijd zijn met de inhoud van de goedkeuringstekst, noch met informatie waarnaar in de goedkeuringstekst verwezen wordt. 8.4 Houders van een technische goedkeuring zijn steeds verplicht tijdig eventuele aanpassingen aan de grondstoffen en producten, de verwerkingsrichtlijnen, het productie- en verwerkingsproces en/of de uitrusting, voorafgaandelijk bekend te maken aan de BUtgb vzw, en de door de BUtgb aangeduide certificatieoperator, zodat deze kan oordelen of de technische goedkeuring dient te worden aangepast. 8.5 De auteursrechten behoren tot de BUtgb. ATG 10/1545-7/15

8 ATG 10/1545-8/15

9 ATG 10/1545-9/15

10 ATG 10/ /15

11 28/06/2010 ATG 10/ /15

12 ATG 10/ /15

13 ATG 10/ /15

14 ATG 10/ /15

15 De BUtgb vzw is een goedkeuringsinstituut dat lid is van de Europese Unie voor de technische goedkeuring in de bouw (UEAtc, zie en dat aangemeld werd door de FOD Economie in het kader van Richtlijn 89/106/EEG en lid is van de Europese Organisatie voor Technische Goedkeuringen (EOTA, zie De door de BUtgb vzw aangeduide certificatie-operatoren werken volgens een door BELAC ( accrediteerbaar systeem. Deze technische goedkeuring werd gepubliceerd door de BUtgb, onder verantwoordelijkheid van de goedkeuringsoperator CTIB-TCHN, en op basis van het gunstig advies van de Gespecialiseerde Groep Daken, verleend op 27/11/2009. Daarnaast bevestigde de certificatie-operator CTIB-TCHN, dat de productie aan de certificatievoorwaarden voldoet en dat met de ATG-houder een certificatie-overeenkomst ondertekend werd. Datum van deze uitgave: 02/06/2010 Voor de BUtgb, als geldigverklaring van het goedkeuringsproces Voor de Goedkeurings- en certificatie-operator, verantwoordelijk voor de goedkeuring en de certificatie Peter Wouters, directeur Alain Grosfils, directeur Deze technische goedkeuring blijft geldig, gesteld dat het product, de vervaardiging ervan en alle daarmee verband houdende relevante processen: - onderhouden worden, zodat minstens de prestatieniveaus bereikt worden zoals bepaald in deze goedkeuringstekst - doorlopend aan de controle door de certificatie-operator onderworpen worden en deze bevestigt dat de certificatie geldig blijft Wanneer niet langer wordt voldaan aan deze voorwaarden, zal de technische goedkeuring worden geschorst of ingetrokken en de goedkeuringstekst van de BUtgb website worden verwijderd. De geldigheid en laatste versie van deze goedkeuringstekst kan nagegaan worden door de BUtgb website ( te consulteren of rechtstreeks contact op te nemen met het BUtgb secretariaat. ATG 10/ /15