Samenvatting. Natuurkunde VWO
|
|
- Martha de Groot
- 8 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 Samenvatting Natuurkunde (Inclusief Compex) VWO 00-0
2 Beweging Eenparig rechtlijnige beweging a a Eenparig versnelde rechtlijnige beweging a = constant a = 0 m/s Oppervlakte = v = 0 m/s Oppervlakte = v t t v v v = constant v(t) = a t Oppervlakte = x Steilheid = a = 0 m/s Oppervlakte = x Steilheid = a = constant t t x x(t) = v t x Steilheid van de raaklijn= v(t) X(t) = ½ a t Steilheid = v = constant t Let bij het bepalen van de steilheid en de oppervlakte goed op of hij positief of negatief is. t
3 De oppervlakte is altijd het gebied tussen de grafieklijn en de horizontale as. Afgelegde weg is de afstand die werkelijk is doorlopen, dit is geen vector Verplaatsing is de kortst mogelijke afstand tussen begin- en eindpunt, (eindpunt beginpunt), dit is een vector Vrije val (invloed van (lucht)wrijving is te verwaarlozen) Vrije val is een eenparig versnelde beweging, de valversnelling is constant (9,8 m/s² in Nederland). Een vrije val verloopt voor alle voorwerpen met massa, ongeacht hoe groot die massa is, welke vorm ze hebben en welke dichtheid of afmeting, op dezelfde manier. Een horizontale worp is op te splitsen in een verticale vrije valbeweging zonder beginsnelheid en een horizontale eenparige beweging. Beide bewegingen worden tegelijkertijd en onafhankelijk van elkaar uitgevoerd. De snelheid heeft dan ook een verticale en een horizontale component. De totale snelheid is de vectoriele som van beide componenten. Eenparige cirkelbeweging De baansnelheid is gegeven door: r v T r = straal van de cirkel T = omlooptijd of periode Het verband tussen graden en radialen is gegeven door: 360 komt overeen met π rad Het verband tussen hoeksnelheid en omlooptijd is: T ω = hoeksnelheid Het verband tussen baansnelheid en hoeksnelheid (in rad/s) is: v r De baansnelheid is een vector maar alleen wat betreft grootte constant: De richting verandert voortdurend. Krachten Symbool: F Eenheid: Newton (N) Een kracht kun je niet zien, alleen de uitwerking van de kracht is waar te nemen. Een kracht kan een voorwerp vervormen, of het een snelheidsverandering geven. O.a. met een veerunster kun je krachten meten.
4 Een kracht is een vector en heeft een aangrijpingspunt en een grootte. Krachten kun je optellen; je vindt dan de somkracht of resulterende kracht, bijvoorbeeld door de kopaan-staart methode (zie hiernaast). Krachten kunnen worden ontbonden langs twee assen. F F tot Eerste wet van Newton: Massa is traag Massa heeft de neiging snelheidsveranderingen tegen te werken, meer massa ~ grotere traagheid. Als de resultante kracht nul is, dan verandert de snelheid van het voorwerp niet: Niet qua grootte en niet qua richting. F Tweede wet van Newton: F res = m a F res is de resulterende kracht op het voorwerp m = de massa van het voorwerp Derde wet van Newton: Oefent een voorwerp A een kracht uit op voorwerp B, dan oefent B gelijktijdig een even grote maar tegengesteld gerichte kracht uit op A. Deze krachten kunnen elkaars werking nooit opheffen: Ze werken op verschillende voorwerpen. Zwaartekracht De aantrekkende kracht die een voorwerp van de aarde ondervindt is gegeven door: F z = m g F z = zwaartekracht g = valversnelling (gravitatieversnelling) = 9,8 m/s Middelpuntzoekende kracht De middelpuntzoekende kracht is de kracht die nodig is om een cirkelbeweging mogelijk te maken. De middelpuntzoekende kracht houdt het voorwerp in een cirkelbaan. De kracht is altijd naar het middelpunt van de cirkel gericht (middelpuntzoekend). De middelpuntzoekende kracht wordt altijd geleverd door één of meerdere krachten (bijv. spankracht, zwaartekracht, wrijvingskrachten) Veerkracht m v r F mpz F mpz = middelpuntzoekende kracht r = de straal van de cirkel in m m = de massa van het voorwerp in kg F v C u F v = veerkracht C = veerconstante in N/m u = uitrekking in m Normaalkracht De normaalkracht is de kracht die de ondergrond op een voorwerp uitoefent. De normaalkracht staat altijd loodrecht op de ondergrond.de normaalkracht is precies zo groot dat het voorwerp niet beweegt in de richting loodrecht op de ondergrond.
5 Momenten Symbool: M Eenheid: Newton meter (Nm) Krachten hebben een werklijn. De werklijn ligt in het verlengde van de vector. De zwaartekracht grijpt aan in het zwaartepunt van een voorwerp. Ieder voorwerp heeft een zwaartepunt (dat niet persé binnen het voorwerp hoeft te liggen). Het moment van een kracht ten opzichte van het draaipunt is het product van kracht en kracht werklijn arm draaipunt arm. De arm van een kracht is de loodrechte afstand van het draaipunt tot de werklijn van de kracht. M F r M = moment in N m F = kracht in N r = arm = kortste afstand draaipunt-werklijn kracht Hefbomen Voorwerpen die rond een as kunnen draaien heten hefbomen. Wanneer een hefboom in rust is, is de som van de momenten van de krachten die op de hefboom werken gelijk aan nul. M 0 Oftewel: De som van de momenten die zorgen voor een draaiing linksom is gelijk aan de som van de momenten die zorgen voor een draaiing rechtsom. M l M r Een voorwerp is in evenwicht als aan de volgende voorwaarden voldaan is: M 0 én F 0 Arbeid Symbool: W Eenheid: Joule (J) Wanneer een kracht zorgt voor een verplaatsing, dan verricht die kracht arbeid. Arbeid is het product van kracht en verplaatsing: W F s cos W = arbeid in N m = J (Joule) F = kracht in N, dit is een vector s = verplaatsing in m, dit is een vector = de kleinste hoek tussen de vectoren van F en s De arbeid van de zwaartekracht op een voorwerp is gegeven door: W z m g h h = het hoogteverschil tussen begin- en eindpunt van de baan van het voorwerp
6 Energie Symbool: E Eenheid: Joule (J) Voor het verrichten van arbeid is energie nodig. Er zijn verschillende soorten energie, bijvoorbeeld bewegingsenergie (kinetische energie), inwendige energie, stralingsenergie, elektrische energie, veerenergie, zwaarte-energie, magnetische energie, kernenergie. Kinetische energie (bewegingsenergie): E k Zwaarte-energie: Veerenergie: E z E v m v m g h C u Wet van behoud van energie De totale hoeveelheid energie blijft altijd constant. Verschillende vormen van energie kunnen in elkaar overgaan maar het totaal blijft altijd hetzelfde. Bij veel processen zal er een deel van de energie ongewenst omgezet worden in warmte. Deze warmte telt ook mee in de wet van behoud van energie. Vermogen Symbool: P Eenheid: Watt (W) Vermogen is de hoeveelheid arbeid of energie die per seconde wordt verricht of omgezet. W P t P E t Rendement Het rendement geeft aan welk percentage van de toegevoegde energie (of het toegevoegde vermogen) nuttig wordt gebruikt Enuttig Pnuttig 00% of 00% E P toegevoegd toegevoegd Stoot De stoot is een grootheid die een kracht en de tijdsduur van die kracht met elkaar combineert. Stoot F t Een stoot leidt tot een impulsverandering.
7
8 Impuls Symbool: p Eenheid: kg m/s Impuls heeft een grootte en een richting en is daarom een vector. p mv De wet van behoud van impuls geldt: De totale impuls van voorwerpen die invloed op elkaar uitoefenen blijft constant. p voor = p na Hemellichamen Twee massa s oefenen een aantrekkende kracht op elkaar uit volgens de gravitatiewet van Newton: F G m m G r F G = gravitatiekracht in N G = gravitatieconstante =6, Nm /kg (BINAS 7) m = massa in kg r = afstand tussen zwaartepunten van de beide massa s. De F G kan als F mpz dienen, bijvoorbeeld voor de planeten die rond de zon bewegen of de maan en de satellieten rond de aarde. De zwaarte-energie wordt gegeven door: m m G r E G Optica Licht Licht plant zich binnen een medium rechtlijnig voort. De loop van een lichtstraal is omkeerbaar, d.w.z. dat een lichtstraal uit de omgekeerde richting precies hetzelfde pad volgt. Een steeds breder wordende lichtbundel noemen we divergent Een steeds smaller wordende lichtbundel noemen we convergent Terugkaatsingswet De hoek van inval is gelijk aan de hoek van terugkaatsing: i t De hoeken i en t zijn de hoeken tussen de lichtstraal en de normaal. De normaal is de denkbeeldige lijn die op de plek waar de lichtstraal op en oppervlak valt, loodrecht op dat oppervlak staat i normaal t
9 Alle lichtstralen die vanuit een punt (A) op een vlakke spiegel vallen, worden teruggekaatst alsof ze uit een punt (B) achter de spiegel komen. A en B liggen symmetrisch t.o.v. de spiegel. Een reëel beeld kun je afbeelden op een scherm, een virtueel beeld kun je alleen maar zien, Brekingswet (wet van Snellius) Wanneer een lichtstraal van het ene medium over gaat in het andere medium, dan treedt aan het grensvlak tussen de twee stoffen breking op. Daarbij geldt: sin i n sin r i = hoek van inval r = hoek van breking n = brekingsindex, elke stof heeft zijn eigen brekingsindex (zie Binas 8) De brekingsindex die Binas geeft, is de brekingsindex voor de overgang van lucht naar de betreffende stof. n BA nab De grenshoek is de hoek van inval waarbij de hoek van breking 90 graden is. De grootte van de grenshoek kan worden berekend met: sin g n g = grenshoek n = de brekingsindex die je in Binas vindt Lenzen Een bolle of positieve lens heeft een convergerende werking Een holle of negatieve lens heeft een divergerende werking Een lens heeft twee hoofdbrandpunten, aan weerszijden van de lens op de hoofdas, op de zelfde afstand van het optisch middelpunt Het brandvlak van een lens is het vlak door een hoofdbrandpunt, loodrecht op de hoofdas. Constructiestralen Een lichtstraal door het optisch middelpunt van de lens gaat ongebroken door. Een lichtstraal die vóór de lens evenwijdig aan de hoofdas loopt, gaat achter de lens door het brandpunt. Een lichtstraal die vóór de lens door het brandpunt loopt, gaat achter de lens evenwijdig aan de hoofdas. F + F
10 Bij het construeren van lichtstralen mag je doen alsof de lens oneindig groot is. De lenzenformule f v b f = brandpuntafstand v = voorwerpsafstand b = beeldafstand Vergroting De vergroting N wordt gegeven door: b beeldgrootte N v voorwerpsgrootte Het oog Het geheel van glasachtig lichaam, ooglens, kamerwater en hoornvlies heeft de werking van een bolle lens. Het netvlies heeft de functie van scherm. Daarop worden de beelden geprojecteerd. De zenuwen op het netvlies sturen de beelden naar de hersenen. Rond de ooglens zit een kringspier. Wanneer deze kringspier ontspannen is, is de ooglens het platst. De beeldafstand van de lens is dan gelijk aan de brandpuntsafstand van de lens: de voorwerpsafstand is oneindig groot. Je bent aan het staren. De kringspier kun je ook aanspannen en daardoor wordt de ooglens boller en de brandpuntsafstand van de lens kleiner. Dit noem je accommoderen. Omdat de beeldafstand constant blijft, stel je nu scherp op voorwerpen die dichterbij staan. Het dichtstbijzijnde punt waarop je nog scherp kunt zien (het oog is maximaal geaccommodeerd) noem je het nabijheidspunt. Oogafwijkingen Normaal oog: Bijziend oog: Verziend oog: Oudziend oog: Vertepunt in het oneindige Te sterk convergerend, vertepunt en nabijheidspunt te dichtbij, corrigeren met negatieve bril Convergerende werking te zwak, vertepunt en nabijheidspunt te ver weg (het vertepunt ligt nu achter het oog), corrigeren met positieve bril De ooglens is niet plastisch genoeg meer, de convergerende werking is te zwak. Corrigeren met plus-bril voor korte afstand (lezen) De sterkte van de bril is te bepalen door: S f S = lenssterkte in dioptrie (dpt) f = brandpuntafstand in meter
11 Trillingen en golven Trillingen Een trilling is een periodieke beweging om een evenwichtsstand. Een trillingstijd T is de tijd die het kost om een volledige trilling uit te voeren De frequentie f is het aantal trillingen per seconde, in hertz (Hz). f T f = frequentie T = trillingstijd De amplitude is de maximale uitwijking ten opzichte van de evenwichtstand. Bij een gedempte trilling neemt de amplitudo (langzaam) af met de tijd, bij een ongedempte trilling is deze constant. Bij geluid geldt: Een hogere frequentie geeft een hogere toon. De frequentie waarmee een voorwerp van nature trilt (wanneer je het een uitwijking geeft en dan los laat), noemen we de eigenfrequentie. Wanneer de gedwongen trilling dezelfde frequentie heeft als de eigenfrequentie treedt resonantie op. De fase geeft aan hoeveel trillingen er zijn uitgevoerd: t T t = tijd T = trillingstijd De gereduceerde fase ligt altijd tussen de 0 en de. Het is de fase zonder de helen. Voor een harmonisch trillend voorwerp geldt: t u( t) Asin( f t) ofwel u( t) Asin( ) T Voor een harmonische trilling geldt dat de resulterende kracht recht evenredig is met de uitwijking en tegengesteld gericht aan de uitwijking: F C u Voor een trillende massa aan een veer geldt daardoor: T m C T = trillingstijd m = massa C = veerconstante
12 Voor een slinger geldt daardoor: T l g T = trillingstijd l = lengte van de slinger g = valversnelling Een in trilling zijnd voorwerp heeft twee vormen van energie: Kinetische en potentiële (trillings-) energie. Die twee worden voortdurend in elkaar omgezet. In de evenwichtsstand is alle energie kinetische energie. Bij een ongedempte trilling is de trillingsenergie constant. en E tril v max C A A T E tril = trillingsenergie C = veerconstante A = amplitude m = massa v max = maximale snelheid T = trillingstijd m v max Golven Een lopende golf is het zich voortplanten van een trilling in een medium. Een lopende transversale golf heeft als kenmerk dat de trillingsrichting van de deeltjes loodrecht op de voortplantingsrichting van de golf staat. Je spreekt over bergen en dalen. Bij een longitudinale golf trillen de deeltjes evenwijdig aan de voortplantingsrichting. Je spreekt over verdichtingen en verdunningen. Geluid is een voorbeeld van een longitudinale golf. De golflengte is de afstand waarover de golf zich in een trillingstijd beweegt. λ = golflengte v = golfsnelheid T = trillingstijd v T Lopende golf: Elk deeltje trilt harmonisch De T is voor alle deeltjes even groot De amplitudo is voor alle deeltjes even groot De deeltjes gaan na elkaar door de evenwichtstand en bereiken na elkaar de uiterste stand Hoe dichter een deeltje zich bij de kop van de golf bevindt, hoe kleiner zijn fase x = fase x = verschil in plaats = golflengte
13 Staande golf: Elk deeltje trilt harmonisch, behalve de knopen De trillingstijd is voor alle deeltjes gelijk De amplitudo varieert van nul bij de knopen tot een maximum bij de buiken De deeltjes gaan gelijk door evenwicht en uiterste stand Deeltjes tussen twee knopen trillen in fase, aan weerskanten van een knoop is het faseverschil / Kwadratenwet De geluidsintensiteit op een bepaalde plaats is omgekeerd evenredig met het kwadraat van de afstand van die plaats tot de bron: P I 4 r bron I = geluidsintensiteit in W/m P bron = het vermogen dat de bron uitzendt r = de afstand tot de bron Geluidsniveau L 0 log I I L = geluidsniveau in db I 0 = de gehoordrempel = 0 - W/m 0 Interferentie Bij interferentie van oppervlaktegolven of ruimtegolven die worden opgewekt door twee puntvormige bronnen A en B die in fase trillen ontstaat in punt P een buik (maximum) als het wegverschil AP-BP = kλ een knoop (minimum) als het wegverschil AP-BP = (k + /)λ met k =,, 3 Het tralie Het tralie veroorzaakt ook interferentie, allen zijn er nu niet twee puntbronnen maar een heleboel. De puntbronnen worden gevormd door het patroon van heel veel, dicht op elkaar staande lijnen. De lijnen laten geen licht door, de ruimte tussen de lijnen wel. Doordat er bij een tralie zo veel puntbronnen actief zijn, worden de maxima niet meer uitgesmeerd maar worden het puntjes. n=0 De plaats van de maxima kan worden berekend met: n= n=..) sin n d = golflengte van het licht d = tralieconstante = afstand tussen twee lijnen n = de orde van het maximum (n = 0,,, 3, = de hoek waarover het maximum te zien is Snaarinstrumenten De snaren hebben twee ingeklemde uiteinden. Bij het aanslaan of aanstrijken ontstaan er staande golven vaarbij de uiteinden van de snaar in elk geval een knooppunt vormen.
14 De lengte van de snaar bestaat uit een heel aantal halve golflengtes: n l met n =,, 3, 4, enz. Blaasinstrumenten Bij blaasinstrumenten zijn er twee variaties mogelijk. Een buis met twee open uiteinden: beide uiteinden zijn een buikpunt. Daartussen zitten één of meer knooppunten. Deze situatie is vergelijkbaar met de snaar. De lengte van de buis bestaat uit een heel aantal halve golflengtes: n l met n =,, 3, 4, enz. Een buis met een open en een gesloten uiteinde. Het gesloten uiteinde is een knooppunt. De lengte van de buis bevat nu een oneven aantal kwart golflengtes: ( n ) 4 l met n =,, 3, 4, enz. Dopplereffect Wanneer een geluidsbron en een waarnemer zich naar elkaar toe bewegen, neemt de waarnemer een hogere toon waar dan dat de bron uitzendt. Wanneer waarnemer en bron van elkaar af bewegen, wordt de waargenomen toon lager. Dit noemen we het dopplereffect. f f waarnemer waarnemer v v geluid geluid v bron f wanneer bron en waarnemer naar elkaar toe bewegen. v v geluid geluid v bron f bron wanneer bron en waarnemer van elkaar af bewegen. bron Bij interferentie van oppervlaktegolven of ruimtegolven die worden opgewekt door twee puntvormige bronnen A en B die in fase trillen ontstaat in punten P een buik (maximum) als het wegverschil AP-BP = kλ een knoop (minimum) als het wegverschil AP-BP = (k + /)λ Licht kan interferentie vertonen en heeft dus ook (naast het deeltjes) een golfkarakter. Elektromagnetisch spectrum!! Dit onderdeel vervalt in het examen van 008. Er wordt dus niets gevraagd over absorptiespectra, emissiespectra, de laser en de verschillende soorten straling in het elektromagnetisch spectrum. Het tralie kan wel aan bod komen!
15 Gassen Stoffen kennen we in drie fasen: vast, vloeibaar of als gas. Het absolute nulpunt is -73,5 graden Celsius, oftewel 0 Kelvin. Het verband tussen Kelvin en Celsius: T (in K) is t (in C) Dichtheid Symbool: Eenheid: kg/m 3 Alle stoffen hebben een dichtheid: m V ρ = dichtheid m= massa V = Volume Druk Symbool: p Eenheid: N/m = Pa ( bar = 0 5 N/m ) p F A p = druk A = oppervlak Wet van Boyle p V C ofwel p V p V Wetten van Gay-Lussac p C ofwel T p T p T V V C ofwel V T T T Algemene Gaswet Deze wet geldt voor een ideaal gas. p V T n R p = druk in pascal V = Volume in m 3 T = absolute temperatuur (K) n = aantal mol gas R = gasconstante = 8,345 J/(mol K) (Binas 7)
16 Een proces bij constante temperatuur heet een isotherm. Een proces bij constante druk heet een isobaar. Een proces bij constant volume heet een isochoor. Vloeistoffen Statische druk De druk die je in een stilstaande vloeistof ondervindt noemen we de statische druk: p h g p = statische druk h = de diepte in de vloeistof waarop gemeten wordt, ofwel de afstand tot de vloeistofspiegel = dichtheid van de vloeistof g = valversnelling Continuïteitsvergelijking Wanneer een buis van diameter verandert, blijft het doorstroomvolume per seconde gelijk: A v A v A = oppervlak van de doorsnede v= stroomsnelheid Dynamische druk De druk ten gevolge van de stroming van een vloeistof noemen we de dynamische druk: p v Wet van Bernoulli De som van de drukken in een vloeistof is constant: p v g h p v g h Warmte en energie Als de kinetische energie van deeltjes (moleculen) stijgt, stijgt de temperatuur van de stof. Warmteoverdracht kan plaatsvinden door geleiding, stroming en/of straling. Geleiding: Door onderlinge botsingen geven moleculen warmte door aan hun buurdeeltjes. Metalen zijn erg goede geleiders, gassen erg slechte. Stroming: Moleculen nemen inwendige energie mee en geven die elders weer af Straling: Alle voorwerpen zenden straling uit, de een meer dan de ander afhankelijk van zijn vorm, temperatuur en oppervlak. Warmtetransport door straling heeft geen medium nodig, het gaat ook door vacuüm.
17 Soortelijke warmte Symbool: c Eenheid: J/(kg K) Dit is hoeveel Joule warmte een stof moet opnemen om kg van die stof K in temperatuur te laten stijgen. Q mc t Q = hoeveelheid toe- of afgevoerde warmte m = massa in kg t = temperatuurverschil Warmtecapaciteit Symbool: C Eenheid: J/K Dit is hoeveel Joule warmte een voorwerp moet opnemen om K in temperatuur te stijgen. Q C t Wanneer een voorwerp afkoelt, verliest het warmte. Diezelfde warmte wordt door een ander voorwerp of de omgeving opgenomen: Q opgenomen Q afgestaan Eerste hoofdwet van de warmteleer Inwendige energie E i bestaat uit kinetische energie E k en potentiële energie E p. De E k wordt bepaald door de snelheid van de moleculen, de E p wordt bepaald door de onderlinge afstand van de moleculen. Hoe groter de afstand, hoe groter de potentiële energie. De uitwendige arbeid W u is de arbeid die (door bijv. een zuiger, of een gas) op de omgeving wordt verricht. De eerste hoofdwet luidt: Q E k E p W u Voor alle stoffen geldt dat bij een toename van de temperatuur: E k > 0J Voor vaste stoffen en vloeistoffen geldt bij verwarmen: E p > 0J Voor vaste gassen geldt bij verwarmen: E p = 0J (de moleculen zaten al zover van elkaar dat de E p nauwelijks toeneemt) Voor vaste stoffen en vloeistoffen geldt bij verwarmen: E p > 0J Voor gassen geldt bij een toename van het volume: W u >0J Voor vloeistoffen en vaste stoffen is de volumetoename te gering en geldt: W u = 0J Bij een adiabatisch proces geldt: Q = 0J Tweede hoofdwet van de warmteleer Het is onmogelijk om een warmteproces te bedenken waarbij de geproduceerde hoeveelheid warmte volledig in arbeid kan worden omgezet.
18 Het is onmogelijk om een warmteproces te bedenken waarbij zonder arbeid te verrichten, warmte van een plaats met een lagere temperatuur naar een plaats met een hogere temperatuur wordt gebracht. Elektriciteit Elektrische lading kan positief (+) of negatief (-) zijn. Gelijksoortige lading stoot elkaar af, ongelijksoortige lading trekt elkaar aan. In geleiders kan lading zich verplaatsen onder invloed van een potentiaalverschil, in isolatoren niet. De aarde dient als grote ontlader: Een lading verdwijnt wanneer de geladen geleider met de aarde wordt verbonden. Een elektron heeft een lading van e = -, C (Binas 7). Dit is de elementairlading. Voor een elektrische stroom is nodig: -een spanningsbron die een potentiaalverschil (spanning) handhaaft -een gesloten geleidende kring Geleiding kan alleen wanneer vrij beweegbare ladingsdragers (elektronen, ionen) aanwezig zijn. Stroom (I) loopt van pluspool naar minpool door de kring. Elektronen lopen van - naar + door de kring. De eenheid van I is Ampère (A) : A = C/s In een knooppunt is de som van de toe- en afvloeiende stromen gelijk aan nul, m.a.w. Er stroomt evenveel naar het punt toe als dat er weg stroomt. Weerstand De Wet van Ohm geeft de verhouding aan tussen de spanning over de geleider en de stroom erdoor. U I R U = spanning (V) I = stroomsterkte (A) R = weerstand () Voor de weerstand van een metaaldraad geldt: l R A R = weerstand () ρ = soortelijke weerstand (m) (staat in Binas) l = lengte draad (m) A = doorsnede van de draad (m ) Een NTC is een temperatuurgevoelige weerstand: als de temperatuur stijgt, daalt de weerstand, en andersom. Een LDR is een lichtgevoelige weerstand: hoe meer licht er op valt, hoe lager de weerstand. Een diode is een element dat de stroom maar in één richting doorlaat. De andere richting wordt de sperrichting genoemd. Serieschakeling van weerstanden: Door elke weerstand dezelfde stroom
19 Spanning verdeelt zich evenredig over de weerstanden De vervangingsweerstand: R v R R... Parallelschakeling van weerstanden: Over elke weerstand dezelfde spanning Stroom verdeelt zich omgekeerd evenredig over de weerstanden Vervangingsweerstand berekenen met: R v Elektrisch vermogen en dus: kwh = 3,6 MJ R R U P U I R... I E P t U I t R Elektrisch veld Symbool: E Eenheid: N/C of V/m Een geladen voorwerp heeft een elektrisch veld om zich heen. Een plaatcondensator bestaat uit twee geladen platen, de een is positief, de ander negatief geladen. De elektrische veldsterkte is gegeven door: F E q E = Elektrische veldsterkte in N/C; dit is een vector F = elektrische kracht q = proeflading Een veldlijn geeft aan in welke richting de veldsterkte gericht is. De veldlijnen zijn altijd van positief naar negatief gericht. Veel veldlijnen correspondeert met een sterk veld. Binnen een geladen geleider is geen veld aanwezig; een veld kan niet in een geleidend omhulsel binnendringen. Potentiaal Ieder punt in een veld heeft een elektrische potentiaal. In een homogeen veld is het potentiaalverschil tussen twee punten van een veldlijn gegeven door: V E x ΔV= spanningsverschil Δx= plaatsverschil langs de veldlijn E = elektrische veldsterkte
20 De potentiaal van de aarde is (afspraak) 0 V Wanneer een lading in het elektrische veld beweegt en daardoor een potentiaalverschil doorloopt, verricht de elektrische kracht op dat deeltje een arbeid: W A B q V A V B Deze arbeid kan worden gebruikt om de kinetische energie van een geladen deeltje te vergroten.
21 Elektronvolt ev is de toename van de kinetische energie van een elektron als deze door V spanning versneld wordt. ev =, J (Binas 7) Condensator Een condensator is een soort tijdelijke opslagplaats voor lading. Met de Capaciteit C van de condensator weet je hoeveel lading er in kan worden opgeslagen per volt spanning over de platen. Q C U C = capaciteit in farad: F = C/V Voor de laad/ontlaadstroom van een condensator geldt de formule: I t RC t I0 e I(t) = stroom op tijdstip t I(0) = stroom op tijdstip 0 e =,78 t = tijd (s) R = weerstand () C = Capaciteit (F)
22 Fysische informatica Signalen Een continu signaal kan alle mogelijke waarden tussen bepaalde grenzen aannemen. Een discreet signaal kan slechts een beperkt aantal waarden tussen twee grenzen aannemen. Systemen Een meetsysteem doet een meting en geeft daarvan het resultaat als uitvoer. Een stuursysteem doet een meting en naar aanleiding van die meting volgt er al dan niet een signaal (zoemer, alarm, lichtsignaal). Een regelsysteem doet een meting en naar aanleiding van die meting volgt een actie die de gemeten grootheid zal beïnvloeden: de terugkoppeling. Sensoren De gevoeligheid van een sensor is: U/(fysische grootheid), en de eenheid is dus v/(eenheid van de bijbehorende grootheid) De lineariteit van een sensor geeft aan in hoeverre de ijkgrafiek lineair is. Het bereik van de sensor geeft het gebied waarbinnen de sensor zinvol kan meten Verwerkers De comparator vergelijkt het inkomende signaal met een referentiewaarde. Als het inkomende signaal hoger is dan geeft de comparator een hoog signaal. De invertor maakt van een hoog signaal een laag signaal en andersom. De OF-poort geeft een hoog signaal als minimaal één van de ingangen hoog is. De EN-poort geeft een hoog signaal als alle ingangen hoog zijn. De geheugencel heeft een uitgang en twee ingangen (set en reset). Wanneer de set hoog wordt, wordt dit signaal onthouden, net zolang tot de reset een keer hoog wordt. De set is sterker dan de reset. De teller telt de pulsen die aangeboden worden. Hij telt alleen als het inkomende signaal van laag naar hoog gaat.. De AD-omzetter maakt van een analoog signaal een digitaal signaal, een getal op de uitgang. De waarheidstabellen van de verschillende onderdelen staan in Binas 7B Degenen die meedoen aan het Compex-examen moeten kunnen werken met het programma Systematic. Kijk daarvoor aan het eind van deze samenvatting. Magnetisme Natuurlijke magneten bevatten ijzer, nikkel en/of kobalt. Gelijknamige polen (N-N/Z-Z) stoten af, ongelijknamige trekken aan (N-Z/Z-N). Magnetische inductie is een vergelijkbaar verschijnsel als het elektrisch veld. De magnetische veldlijnen lopen van een noordpool naar een zuidpool. Het magnetische veld van een stroomdraad Met behulp van de rechterhandregel: Pak de draad vast zodanig dat je duim in de richting van de stroom wijst, dan wijzen je vingers in de richting van het magneetveld.
23 Het magnetische veld van een stroomspoel Met behulp van de rechterhandregel: Pak de spoel vast zodanig dat je vingers in de richting van de stroom wijzen. Je duim geeft nu de richting van de veldlijnen. Lorentzkracht De kracht die een magnetisch veld op een stroomvoerende draad uitoefent, heet Lorentzkracht. F L B I l mits F L = lorentzkracht in N B = magnetische inductie (T) I = stroomsterkte in de draad (A) l = lengte van de draad (m) B I De Lorentzkracht kan ook op een enkel geladen deeltje werken: F L B q v mits B v q = lading van het deeltje (C) v = snelheid van het deeltje (m/s) De Lorentzkracht is verantwoordelijk voor het functioneren van een elektromotor Flux Symbool: Eenheid: Weber (Wb) De magnetische flux geeft aan hoeveel veldlijnen er door een oppervlak gaan. Staan de lijnen loodrecht op het bekeken vlak dan is de flux maximaal. B A Φ = flux (Wb) B = inductie (T) A = oppervlak (m ) Inductiewet van Faraday Als de door een spoel omvatte flux verandert ontstaat over de uiteinden van de spoel een spanning: U ind N t U ind = inductiespanning N = aantal windingen Wet van Lenz De inductiestroom heeft een zodanige richting, dat hij de oorzaak van zijn ontstaan tegenwerkt.
24 Wisselspanning Een dynamo is een spoel die in een magnetisch veld ronddraait waarbij de flux steeds verandert en zo een wisselspanning wordt opgewekt. Bij sinusvormige wisselspanningen en stromen is het verband tussen de effectieve waarde en de maximale waarde van de spanning: en ook: U eff U I eff I max max Netspanning is sinusvormig, wisselspanning, f = 50 Hz, U eff = 0 V Transformator Deze bestaat uit twee spoelen die over weekijzer zijn gewikkeld: Wordt over de primaire spoel een spanning gewikkeld dan komt over de secundaire ook een spanning te staan: U p U N N p s U p = spanning primaire spoel U s = spanning secundaire spoel N p = aantal windingen primaire spoel N s = aantal windingen secundaire spoel Voor een ideale trafo geldt: P p = P s P p = primair vermogen P s = secundair vermogen Bij een hoge spanning vindt minder verlies van energie plaats tijdens het transport van elektrische energie. Atoomfysica Atoommodellen Continue spectra zijn afkomstig uit voorwerpen waarin de moleculen dicht op elkaar zitten. Lijnenspectra zijn afkomstig uit gassen die uit één of enkele atoomsoorten bestaan. De ionisatie-energie geeft aan hoeveel energie minstens aan een atoom moet worden toegevoerd om het vanuit de grondtoestand in geïoniseerde toestand te brengen. Atoomtheorie van Bohr: Een atoom bevindt zich normaal in een grondtoestand met minimale energie Een atoom kan worden aangeslagen Bij terugval uit zo n aangeslagen toestand wordt een foton uitgezonden: De energie die het atoom verliest gaat in het foton zitten volgens E f h f h = constante van Planck (6, Js) (Binas 7) f = frequentie van het uitgezonden licht (Hz) Deze terugval gebeurt spontaan: Spontane emissie.
Hoofdstuk 3: Licht. Natuurkunde VWO 2011/2012. www.lyceo.nl
Hoofdstuk 3: Licht Natuurkunde VWO 2011/2012 www.lyceo.nl Hoofdstuk 3: Licht Natuurkunde 1. Mechanica 2. Golven en straling 3. Elektriciteit en magnetisme 4. Warmteleer Rechtlijnige beweging Trilling en
Nadere informatieformules havo natuurkunde
Subdomein B1: lektriciteit De kandidaat kan toepassingen van het gebruik van elektriciteit beschrijven, de bijbehorende schakelingen en de onderdelen daarvan analyseren en de volgende formules toepassen:
Nadere informatieSamenvatting Natuurkunde Samenvatting 4 Hoofdstuk 4 Trillingen en cirkelbewegingen
Samenvatting Natuurkunde Samenvatting 4 Hoofdstuk 4 rillingen en cirkelbewegingen Samenvatting door Daphne 1607 woorden 15 maart 2019 0 keer beoordeeld Vak Methode Natuurkunde Natuurkunde overal Samenvatting
Nadere informatieHoofdstuk 4: Licht. Natuurkunde Havo 2011/2012.
Hoofdstuk 4: Licht Natuurkunde Havo 2011/2012 www.lyceo.nl Hoofdstuk 4: Licht Natuurkunde 1. Kracht en beweging 2. Licht en geluid 3. Elektrische processen 4. Materie en energie Beweging Trillingen en
Nadere informatieAandachtspunten voor het eindexamen natuurkunde vwo
Aandachtspunten voor het eindexamen natuurkunde vwo Algemeen Thuis: Oefen thuis met Binas. Geef belangrijke tabellen aan met (blanco) post-its. Neem thuis Binas nog eens door om te kijken waar wat staat.
Nadere informatieInhoud. 1 Inleiding 13. 1 energie 19
Inhoud 1 Inleiding 13 1 onderzoeken van de natuur 13 Natuurwetenschappen 13 Onderzoeken 13 Ontwerpen 15 2 grootheden en eenheden 15 SI-stelsel 15 Voorvoegsels 15 3 meten 16 Meetinstrumenten 16 Nauwkeurigheid
Nadere informatieHoofdstuk 6: Elektromagnetisme
Hoofdstuk 6: lektromagnetisme Natuurkunde VWO 2011/2012 www.lyceo.nl Hoofdstuk 6: lektromagnetisme Natuurkunde 1. Mechanica 2. Golven en straling 3. lektriciteit en magnetisme 4. Warmteleer Rechtlijnige
Nadere informatieParate-kennis-toets natuurkunde HAVO5. m V ρ = dichtheid (kg/m 3 ) m = massa (kg) V = volume (m 3 )
. Wat is de standaardeenheid van massa? kilogram (kg). Hoe luidt de formule voor de dichtheid? Geef ook een symboolverklaring. 3. Twee krachten F en F zijn tegengesteld gericht; F = 0 N (naar voren gericht)
Nadere informatieSamenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 1 t/m 3
Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 1 t/m 3 Samenvatting door C. 2009 woorden 16 januari 2014 7,2 6 keer beoordeeld Vak Natuurkunde Hoofdstuk 1 Elektriciteit 1.1 Er bestaan twee soorten elektrische lading
Nadere informatieSamenvatting Natuurkunde Syllabus domein C: beweging en energie
Samenvatting Natuurkunde Syllabus domein C: beweging en energie Samenvatting door R. 2564 woorden 31 januari 2018 10 2 keer beoordeeld Vak Natuurkunde Subdomein C1. Kracht en beweging Specificatie De kandidaat
Nadere informatieSamenvatting Natuurkunde H3 optica
Samenvatting Natuurkunde H3 optica Samenvatting door een scholier 992 woorden 19 januari 2013 5,6 22 keer beoordeeld Vak Methode Natuurkunde Natuurkunde overal Hoofdstuk 3 Optica 3.1 Zien Dit hoofdstuk
Nadere informatieHoofdstuk 9: Radioactiviteit
Hoofdstuk 9: Radioactiviteit Natuurkunde VWO 2011/2012 www.lyceo.nl Hoofdstuk 9: Radioactiviteit Natuurkunde 1. Mechanica 2. Golven en straling 3. Elektriciteit en magnetisme 4. Warmteleer Rechtlijnige
Nadere informatieKrachten Hoofdstuk 1. Bewegingsverandering/snelheidsverandering (bijv. verandering van bewegingsrichting)
Krachten Hoofdstuk 1 een kracht zelf kun je niet zien maar... Waaraan zie je dat er een kracht werkt: Plastische Vervorming (blijvend) Elastische Vervorming (tijdelijk) Bewegingsverandering/snelheidsverandering
Nadere informatieUitwerking examen Natuurkunde1,2 HAVO 2007 (1 e tijdvak)
Uitwerking examen Natuurkunde, HAVO 007 ( e tijdvak) Opgave Optrekkende auto. Naarmate de grafieklijn in een (v,t)-diagram steiler loopt, zal de versnelling groter zijn. De versnelling volgt immers uit
Nadere informatieNewton - HAVO. Elektromagnetisme. Samenvatting
Newton - HAVO Elektromagnetisme Samenvatting Het magnetisch veld Een permanente magneet is een magneet waarvan de magnetische werking niet verandert Een draaibare kompasnaald draait met zijn noordpool
Nadere informatieUitwerking examen Natuurkunde1 VWO 2006 (1 e tijdvak)
Uitwerking examen Natuurkunde1 VWO 006 (1 e tijdvak) Opgave 1 Steppen 1. Het oppervlak onder een (v,t)-diagram geeft de verplaatsing, zoals weergegeven in nevenstaande figuur voor één stepbeweging. De
Nadere informatieSamenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 8, Bewegen in functies
Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 8, Bewegen in functies Samenvatting door een scholier 1016 woorden 19 januari 2003 5,6 80 keer beoordeeld Vak Methode Natuurkunde Natuurkunde overal Samenvatting hoofdstuk
Nadere informatieEindexamen natuurkunde 1 vwo 2004-I
- + Eindexamen natuurkunde vwo 2004-I 4 Beoordelingsmodel Opgave Valentijnshart Maximumscore 4 uitkomst: b 2,9 mm Bij het fotograferen van een voorwerp in het oneindige geldt: b f Bij het fotograferen
Nadere informatie5,5. Samenvatting door een scholier 1429 woorden 13 juli keer beoordeeld. Natuurkunde
Samenvatting door een scholier 1429 woorden 13 juli 2006 5,5 66 keer beoordeeld Vak Natuurkunde Natuurkunde samenvatting hoofdstuk 3 ioniserende straling 3. 1 de bouw van de atoomkernen. * Atoom: - bestaat
Nadere informatietoelatingsexamen-geneeskunde.be
Fysica juli 2009 Laatste update: 31/07/2009. Vragen gebaseerd op het ingangsexamen juli 2009. Vraag 1 Een landingsbaan is 500 lang. Een vliegtuig heeft de volledige lengte van de startbaan nodig om op
Nadere informatieEindexamen natuurkunde 1 havo 2000-II
Eindexamen natuurkunde havo 2000-II 4 Antwoordmodel Opgave Slijtage bovenleiding uitkomst: m =,87 0 6 kg Het afgesleten volume is: V = (98,8 78,7) 0-6 5200 0 3 2 = 2,090 0 2 m 3. Hieruit volgt dat m =
Nadere informatieEindexamen natuurkunde havo I
Eindexamen natuurkunde havo 0 - I Beoordelingsmodel Opgave Tower of Terror maximumscore 4 4 uitkomst: F 4, 0 N Voor de kracht op de kar geldt: F ma, waarin v 46 a 6,57 m/s. t 7,0 3 4 Hieruit volgt dat
Nadere informatieNATUURKUNDE KLAS 5. PROEFWERK H8 JUNI 2010 Gebruik eigen rekenmachine en BINAS toegestaan. Totaal 29 p
NATUURKUNDE KLAS 5 PROEFWERK H8 JUNI 2010 Gebruik eigen rekenmachine en BINAS toegestaan. Totaal 29 p Opgave 1: alles heeft een richting (8p) Bepaal de richting van de gevraagde grootheden. Licht steeds
Nadere informatieSamenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 2 Licht. Wat moet je leren/ kunnen voor het PW H2 Licht?
Wat moet je leren/ kunnen voor het PW H2 Licht? Alles noteren met significantie en in de standaard vorm ( in hoeverre dit lukt). Eerst opschrijven wat de gegevens en formules zijn en wat gevraagd wordt.
Nadere informatie3HAVO Totaaloverzicht Licht
3HAVO Totaaloverzicht Licht Algemene informatie Terugkaatsing van licht kan op twee manieren: Diffuus: het licht wordt in verschillende richtingen teruggekaatst (verstrooid) Spiegelend: het licht wordt
Nadere informatieTENTAMEN NATUURKUNDE
CENTRALE COMMISSIE VOORTENTAMEN NATUURKUNDE TENTAMEN NATUURKUNDE tweede voorbeeldtentamen CCVN tijd : 3 uur aantal opgaven : 5 aantal antwoordbladen : 1 (bij opgave 2) Iedere opgave dient op een afzonderlijk
Nadere informatieNatuurkunde Overal vwo deel 1 Samenvatting hoofdstuk 1 Verbanden met druk
Samenvatting door een scholier 2127 woorden 17 maart 2011 3,7 21 keer beoordeeld Vak Methode Natuurkunde Natuurkunde overal Samenvatting hoofdstuk 1 Verbanden met druk We gebruiken in de natuurkunde eenheden
Nadere informatieUITWERKINGEN Examentraining (KeCo) SET-B HAVO5-Na
UITWERKINGEN KeCo-Examentraining SET-C HAVO5-Na UITWERKINGEN Examentraining (KeCo) SET-B HAVO5-Na EX.O... Lichtstraal A verplaatst zich van lucht naar water, dus naar een optisch dichtere stof toe. Er
Nadere informatiemethode 2: Voor de vervangingsweerstand van de twee parallel geschakelde lampen geldt:
Uitwerkingen natuurkunde Havo 1999-I Opgave 1 Accu 3p 1. Het vermogen van de lampen wordt gegeven door P = VI. Dus de accu moet een stroom leveren van I = P/V = 100/12 = 8,33 A. De "capaciteit" wordt berekend
Nadere informatieEindexamen natuurkunde 1-2 vwo 2002-II
Eindexamen natuurkunde - vwo 00-II Opgave Sellafield Maximumscore voorbeeld van een antwoord: U ( n) Cs ( x n) Rb. 9 0 55 0 7 (Het andere element is dus Rb.) berekenen van het atoomnummer consequente keuze
Nadere informatieDeze Informatie is gratis en mag op geen enkele wijze tegen betaling aangeboden worden. Vraag 1
Vraag 1 Twee stenen van op dezelfde hoogte horizontaal weggeworpen in het punt A: steen 1 met een snelheid v 1 en steen 2 met snelheid v 2 Steen 1 komt neer op een afstand x 1 van het punt O en steen 2
Nadere informatie6,1. Samenvatting door een scholier 2375 woorden 5 december keer beoordeeld. Natuurkunde Natuurkunde overal. Natuurkunde Overal vwo deel 1
Samenvatting door een scholier 2375 woorden 5 december 2010 6,1 9 keer beoordeeld Vak Methode Natuurkunde Natuurkunde overal Samenvatting hoofdstuk 1 Verbanden met druk We gebruiken in de natuurkunde eenheden
Nadere informatieEindexamen natuurkunde 1-2 vwo 2004-II
4 Beoordelingsmodel Opgave Natuurlijke kernreactor voorbeeld van een antwoord: Bij een splijting van een uraniumkern (door een neutron) ontstaan enkele nieuwe neutronen. Een kernreactor wordt kritisch
Nadere informatieWetenschappelijke Begrippen
Wetenschappelijke Begrippen Isotoop Als twee soorten atoomkernen hetzelfde aantal protonen heeft (en dus van hetzelfde element zijn), maar een ander aantal neutronen (en dus een andere massa), dan noemen
Nadere informatieExamen VWO. natuurkunde 1,2 Compex. Vragen 1 tot en met 12. In dit deel van het examen staan vragen waarbij de computer niet wordt gebruikt.
Examen VWO 2008 tijdvak 1 dinsdag 20 mei totale examentijd 3 uur natuurkunde 1,2 Compex Vragen 1 tot en met 12 In dit deel van het examen staan vragen waarbij de computer niet wordt gebruikt. Bij dit examen
Nadere informatieTWEEDE RONDE NATUURKUNDE OLYMPIADE 2013 TOETS APRIL :00 12:45 uur
TWEEDE RONDE NATUURKUNDE OLYMPIADE 2013 TOETS 1 24 APRIL 2013 11:00 12:45 uur MECHANICA 1 Blok en veer. (5 punten) Een blok van 3,0 kg glijdt over een wrijvingsloos tafelblad met een snelheid van 8,0 m/s
Nadere informatieTENTAMEN NATUURKUNDE
CENTRALE COMMISSIE VOORTENTAMEN NATUURKUNDE TENTAMEN NATUURKUNDE datum : dinsdag 27 juli 2010 tijd : 14.00 tot 17.00 uur aantal opgaven : 6 aantal antwoordbladen : 1 (bij opgave 2) Iedere opgave dient
Nadere informatieOpgave 1 Millenniumbrug
Opgave Millenniumbrug maximumscore antwoord: resonantie maximumscore uitkomst: v =, 6 0 m s voorbeeld van een berekening: Er geldt: λ = vt met λ = 44 m en T = 0,90 s. De golfsnelheid in het λ 44 wegdek
Nadere informatieTWEEDE RONDE NATUURKUNDE OLYMPIADE 2019 TOETS APRIL 2019 Tijdsduur: 1h45
TWEEDE RONDE NATUURKUNDE OLYMPIADE 2019 TOETS 1 17 APRIL 2019 Tijdsduur: 1h45 Enige constanten en dergelijke MECHANICA 1 Twee prisma`s. (4 punten) Twee gelijkvormige prisma s met een hoek α van 30 hebben
Nadere informatieMINISTERIE VAN ONDERWIJS, WETENSCHAP EN CULTUUR UNIFORM EXAMEN VWO 2015
MINISTERIE VAN ONDERWIJS, WETENSCHAP EN CULTUUR VAK : NATUURKUNDE DATUM : VRIJDAG 19 JUNI 2015 TIJD : 07.45 10.45 UNIFORM EXAMEN VWO 2015 Aantal opgaven: 5 Aantal pagina s: 6 Controleer zorgvuldig of alle
Nadere informatieELEKTROMAGNETISCHE STRALING
ELEKTRODYNAMICA 1. INLEIDING... 3 2. SPANNING... 5 3. DE STROOMSTERKTE... 6 4. DE WEERSTAND... 7 5. STROOMSCHEMA'S... 8 6. WEERSTANDEN SCHAKELEN...11 7. ENERGIE EN VERMOGEN... 13 7.1. ENERGIE EN JOULE-EFFECT...13
Nadere informatie1. Een karretje op een rail
Natuurkunde Vwo 1986-II 1. Een karretje op een rail Een rail, waarvan de massa 186 gram is, heeft in het midden een knik. De beide rechte stukken zijn even lang. De rail wordt. slechts in de twee uiterste
Nadere informatiem C Trillingen Harmonische trilling Wiskundig intermezzo
rillingen http://nl.wikipedia.org/wiki/bestand:simple_harmonic_oscillator.gif http://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/7/74/simple_harmonic_motion_animation.gif Samenvatting bladzijde 110: rilling
Nadere informatieEindexamen natuurkunde 1-2 havo 2004-II
Eindexamen natuurkunde - havo 004-II 4 Beoordelingsmodel Opgave Nachtlenzen voorbeeld van een antwoord: Voor de breking van de lichtstralen geldt: sin i n sin r, waarin i 5 en n,4. sin5 0,574 Hieruit volgt
Nadere informatieEindexamen natuurkunde 1-2 havo 2005-I
Eindexamen natuurkunde - havo 005-I 4 Beoordelingsmodel Opgave Bedleesbril uitkomst: n, 6 voorbeeld van een bepaling: 5 5 Voor de breking bij het linkervlak geldt: sin i. sin r n Hierin is hoek i gelijk
Nadere informatieEindexamen natuurkunde 1-2 compex vwo 2008-I
Eindexamen natuurkunde - compex vwo 008-I Beoordelingsmodel Opgave Kerncentrale maximumscore voorbeeld van een antwoord: In een reactor met een constant vermogen wordt elke splijting gevolgd door één nieuwe
Nadere informatieHoofdstuk 5: Signaalverwerking
Hoofdstuk 5: Signaalverwerking Natuurkunde VWO 2011/2012 www.lyceo.nl Hoofdstuk 5: Signaalverwerking Natuurkunde 1. Mechanica 2. Golven en straling 3. Elektriciteit en magnetisme 4. Warmteleer Rechtlijnige
Nadere informatieEindexamen natuurkunde 1-2 havo 2006-I
Eindexamen natuurkunde - havo 006-I 4 Beoordelingsmodel Opgave Itaipu uitkomst: In dat jaar waren er gemiddeld generatoren in bedrijf. voorbeelden van een berekening: methode Als een generator continu
Nadere informatieEindexamen natuurkunde 1-2 havo 2000-II
Eindexamen natuurkunde -2 havo 2000-II 4 Antwoordmodel Opgave Slijtage bovenleiding uitkomst: m =,87 0 6 kg Het afgesleten volume is: V = (98,8 78,7) 0-6 5200 0 3 2 = 2,090 0 2 m 3. Hieruit volgt dat m
Nadere informatieoefen vt vwo5 h6 Elektromagnetisme Opgaven en uitwerkingen vind je op www.agtijmensen.nl Oefen vt vwo5 h6 Elektromagnetisme Opgave 1.
Opgaven en uitwerkingen vind je op www.agtijmensen.nl Oefen vt vwo5 h6 Elektromagnetisme Opgave 1. Elektrisch veld In de vacuüm gepompte beeldbuis van een TV staan twee evenwijdige vlakke metalen platen
Nadere informatieHoofdstuk 5 Straling. Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal
Hoofdstuk 5 Straling Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal 5.1 Straling en bronnen Eigenschappen van straling RA α γ β 1) Beweegt langs rechte lijnen vanuit een bron. ) Zwakker als ze verder
Nadere informatieXXX INTERNATIONALE NATUURKUNDE OLYMPIADE PADUA, ITALIË THEORIE-TOETS
XXX INTERNATIONALE NATUURKUNDE OLYMPIADE PADUA, ITALIË THEORIE-TOETS 22 juli 1999 70 --- 13 de internationale olympiade Opgave 1. Absorptie van straling door een gas Een cilindervormig vat, met de as vertikaal,
Nadere informatieAls de trapper in de stand van figuur 1 staat, oefent de voet de in figuur 2 aangegeven verticale kracht uit op het rechter pedaal.
Natuurkunde Havo 1984-II Opgave 1 Fietsen Iemand rijdt op een fiets. Beide pedalen beschrijven een eenparige cirkelbeweging ten opzichte van de fiets. Tijdens het fietsen oefent de berijder periodiek een
Nadere informatieEindexamen vwo natuurkunde pilot 2012 - I
Eindexamen vwo natuurkunde pilot 0 - I Opgave Lichtpracticum maximumscore De buis is aan beide kanten afgesloten om licht van buitenaf te voorkomen. maximumscore 4 De weerstanden verhouden zich als de
Nadere informatieFormules voor Natuurkunde Alle formules die je moet kennen voor de toets. Eventuele naam of uitleg
Formules voor Natuurkunde Alle formules die je moet kennen voor de toets. Formule Eventuele naam of uitleg m # = m%# Machten van eenheden: regel m # m ( = m #)( Machten van eenheden: regel 2 m # m ( =
Nadere informatieHoofdstuk 5 Straling. Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal
Hoofdstuk 5 Straling Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal 5.1 Straling en bronnen Eigenschappen van straling RA α γ β 1) Beweegt langs rechte lijnen vanuit een bron. 2) Zwakker als ze verder
Nadere informatieUitwerkingen VWO deel 1 H2 (t/m par. 2.5)
Uitwerkingen VWO deel 1 H2 (t/m par. 2.5) 2.1 Inleiding 1. a) Warmte b) Magnetische Energie c) Bewegingsenergie en Warmte d) Licht (stralingsenergie) en warmte e) Stralingsenergie 2. a) Spanning (Volt),
Nadere informatieHoofdstuk 1: Beweging
Samenvatting door een scholier 6623 woorden 23 maart 2004 6,2 189 keer beoordeeld Vak Methode Natuurkunde Centraal examen Hoofdstuk 1: Beweging Een eenparige rechtlijnige beweging is een beweging in rechte
Nadere informatieBeste leerling, We wensen je heel veel succes vandaag en op je examen straks! Namens het team van de Nationale Examentraining, Eefke Meijer
Trainingsboek Natuurkunde VWO 2015 Beste leerling, Welkom op de examentraining Natuurkunde VWO! Het woord examentraining zegt het al: trainen voor je examen. Tijdens deze training behandelen we de examenstof
Nadere informatieIn de figuur hieronder zie je een Elektromagnetische golf: een golf die bestaat uit elektrische en magnetische trillingen.(zie figuur).
2.1 Wat is licht? In de figuur hieronder zie je een Elektromagnetische golf: een golf die bestaat uit elektrische en magnetische trillingen.(zie figuur). Licht is een elektromagnetische golf. Andere voorbeelden
Nadere informatieEindexamen natuurkunde 1-2 havo 2000-I
- + - + Eindexamen natuurkunde -2 havo 2000-I 4 Antwoordmodel Opgave LEDs voorbeelden van schakelschema s: 50 Ω V LED A 50 Ω A V LED Als slechts één meter juist is geschakeld: punt. 2 uitkomst: R = 45
Nadere informatieExact Periode 5. Dictaat Licht
Exact Periode 5 Dictaat Licht 1 1 Wat is licht? In de figuur hieronder zie je een elektromagnetische golf: een golf die bestaat uit elektrische en magnetische trillingen.(zie figuur). Licht is een elektromagnetische
Nadere informatie-0,20,0 0,5 1,0 1,5 0,4 0,2. v in m/s -0,4-0,6
Dit oefen et 2 en uitwerkingen vind je op www.agtijmensen.nl 5vwo oefen-et 2 Et-2 stof vwo5: Vwo5 kernboek: Hoofdstuk 3: Trillingen Hoofdstuk 4: Golven Hoofdstuk 5: Numerieke natuurkunde Hoofdstuk 6: Elektromagnetisme
Nadere informatieExamen HAVO - Compex. natuurkunde 1,2 Compex
natuurkunde 1, Compex Examen HAVO - Compex? Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs Tijdvak 1 Dinsdag 30 mei totale examentijd 3,5 uur 0 06 n dit deel van het examen staan de vragen waarbij de computer niet
Nadere informatieOpgave 1. Voor de grootte van de magnetische veldsterkte in de spoel geldt: = l
Opgave 1 Een kompasnaald staat horizontaal opgesteld en geeft de richting aan van de horizontale r component Bh van de magnetische veldsterkte van het aardmagnetische veld. Een spoel wordt r evenwijdig
Nadere informatieNATIONALE NATUURKUNDE OLYMPIADE. Tweede ronde - theorie toets. 21 juni beschikbare tijd : 2 x 2 uur
NATIONALE NATUURKUNDE OLYMPIADE Tweede ronde - theorie toets 21 juni 2000 beschikbare tijd : 2 x 2 uur 52 --- 12 de tweede ronde DEEL I 1. Eugenia. Onlangs is met een telescoop vanaf de Aarde de ongeveer
Nadere informatienatuurkunde 1,2 Compex
Examen HAVO 2007 tijdvak 1 woensdag 23 mei totale examentijd 3,5 uur natuurkunde 1,2 Compex Vragen 1 tot en met 17 In dit deel van het examen staan de vragen waarbij de computer niet wordt gebruikt. Bij
Nadere informatieExact Periode 5 Niveau 3. Dictaat Licht
Exact Periode 5 Niveau 3 Dictaat Licht 1 1 Wat is licht? In de figuur hieronder zie je een elektromagnetische golf: een golf die bestaat uit elektrische en magnetische trillingen.(zie figuur). Licht is
Nadere informatieGolven. 4.1 Lopende golven
Golven 4.1 Lopende golven Samenvatting bladzijde 158: Lopende golf Transversale golf http://www.pontes.nl/~natuurkunde/vwogolf164/transversale_golfsimulation.html Longitudinale golf http://www.pontes.nl/~natuurkunde/vwogolf164/longitudinale_golfsimulation.html
Nadere informatieCompex natuurkunde 1-2 havo 2003-I
Compex natuurkunde -2 havo 2003-I 4 Antwoordmodel Opgave Verwarmingslint voorbeeld van een antwoord: Ook bij hoge buitentemperaturen (waarbij geen gevaar voor bevriezing is) geeft het lint warmte af. Je
Nadere informatieGroep 1 + 2 (klas 5), deel 1 Vraag 1 Vraag 2 Vraag 3 Vraag 4 Vraag 5
Groep 1 + 2 (klas 5), deel 1 Meerkeuzevragen + bijbehorende antwoorden aansluitend op hoofdstuk 2 paragraaf 1 t/m 3, Kromlijnige bewegingen (Systematische Natuurkunde) Vraag 1 Bij een horizontale worp
Nadere informatieEindexamen natuurkunde 1-2 havo 2003-II
Opgave Visby-lens uitkomst: n =,5 voorbeeld van een berekening: De invalshoek i 54 en de brekingshoek r 3. sin i Bij lichtbreking geldt: n. sin r sin54 0,809 Hieruit volgt dat n, 5. sin3 0,530 inzicht
Nadere informatieLANDSEXAMEN HAVO
Examenprogramma NATUURKUNDE H.A.V.O. LANDSEXAMEN HAVO 2017-2018 1 Het eindexamen Het eindexamen bestaat uit het centraal examen en het commissie-examen. Het centraal examen wordt afgenomen in één zitting
Nadere informatieJ De centrale draait (met de gegevens) gedurende één jaar. Het gemiddelde vermogen van de centrale kan dan berekend worden:
Uitwerking examen Natuurkunde1 HAVO 00 (1 e tijdvak) Opgave 1 Itaipu 1. De verbruikte elektrische energie kan worden omgerekend in oules: 17 = 9,3 kwh( = 9,3 3, ) = 3,3 De centrale draait (met de gegevens)
Nadere informatieEindexamen natuurkunde 1 vwo 2005-II
Eindexamen natuurkunde vwo 005-II 4 Beoordelingsmodel Opgave Sprinkhaan uitkomst: v 4, 4 ms voorbeeld van een berekening: Naar schatting is de hoogte die de sprinkhaan bereikt,0 m. Uit mgh mv volgt v gh
Nadere informatieEindexamen natuurkunde 1 havo 2002-I
Eindexamen natuurkunde havo 2002-I Opgave Binnenverlichting uitkomst: R = 29 Ω P 5,0 De stroomsterkte door één lampje is: I = = = U 2 U 2 Uit U = IR volgt dat R = = = 29 Ω. I 0, 47 0,47 A. gebruik van
Nadere informatieElektro-magnetisme Q B Q A
Elektro-magnetisme 1. Een lading QA =4Q bevindt zich in de buurt van een tweede lading QB = Q. In welk punt zal de resulterende kracht op een kleine positieve lading QC gelijk zijn aan nul? X O P Y
Nadere informatie2de bach HIR. Optica. Smvt - Peremans. uickprinter Koningstraat Antwerpen EUR
2de bach HIR Optica Smvt - Peremans Q uickprinter Koningstraat 13 2000 Antwerpen www.quickprinter.be 231 3.00 EUR Trillingen 1. Eenparige harmonische beweging Trilling =een ladingsdeeltje beweegt herhaaldelijk
Nadere informatieTENTAMEN NATUURKUNDE
CENTRALE COMMISSIE VOORTENTAMEN NATUURKUNDE TENTAMEN NATUURKUNDE datum : vrijdag 28 april 2017 tijd : 13.30 tot 16.30 uur aantal opgaven : 5 aantal antwoordbladen : 1 (bij opgave 1) Iedere opgave dient
Nadere informatieSamenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 3 Licht en Lenzen
Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 3 Licht en Lenzen Samenvatting door A. 1760 woorden 11 maart 2016 7,4 132 keer beoordeeld Vak Methode Natuurkunde Nova 1: Lichtbreking Een dunne lichtbundel - een lichtstraal
Nadere informatieEindexamen natuurkunde 1-2 vwo 2006-I
Eindexamen natuurkunde - vwo 006-I 4 Beoordelingsmodel Opgave Steppen voorbeeld van een antwoord: Als de magneet naar de spoel beweegt, neemt de magnetische flux door het spoeltje toe. Er ontstaat een
Nadere informatieEindexamen natuurkunde 1-2 vwo I
Eindexamen natuurkunde - vwo 009 - I Beoordelingsmodel Opgave Mondharmonica maximumscore 3 In figuur 3 zijn minder trillingen te zien dan in figuur De frequentie in figuur 3 is dus lager Het lipje bij
Nadere informatieMkv Magnetisme. Vraag 1 Twee lange, rechte stroomvoerende geleiders zijn opgehangen in hetzelfde verticale vlak, op een afstand d van elkaar.
Mkv Magnetisme Vraag 1 Twee lange, rechte stroomvoerende geleiders zijn opgehangen in hetzelfde verticale vlak, op een afstand d van elkaar. In een punt P op een afstand d/2 van de rechtse geleider is
Nadere informatieEindexamen vwo natuurkunde 2013-I
Eindexamen vwo natuurkunde 03-I Beoordelingsmodel Opgave Sprint maximumscore De snelheid is constant omdat het (s,t)-diagram (vanaf 4 seconde) een rechte lijn is. De snelheid is gelijk aan de helling van
Nadere informatieFysica. Een lichtstraal gaat van middenstof A via middenstof B naar middenstof C. De stralengang van de lichtstraal is aangegeven in de figuur.
Vraag 1 Een lichtstraal gaat van middenstof A via middenstof B naar middenstof C. De stralengang van de lichtstraal is aangegeven in de figuur. A n A B n B C n C Dan geldt voor de brekingsindices n A,
Nadere informatie1 Een lichtbron zendt licht uit met een golflengte van 589 nm in vacuüm.
Domein F: Moderne fysica Subdomein: Atoomfysica 1 Een lichtbron zendt licht uit met een golflengte van 589 nm in vacuüm. Bereken de energie van het foton in ev. E = h c/λ (1) E = (6,63 10-34 3 10 8 )/(589
Nadere informatie2.1 Wat is licht? 2.2 Fotonen
2.1 Wat is licht? In de figuur hieronder zie je een Elektromagnetische golf: een golf die bestaat uit elektrische en magnetische trillingen.(zie figuur). Licht is een elektromagnetische golf. Andere voorbeelden
Nadere informatieEindexamen natuurkunde havo II
Eindexamen natuurkunde havo 999 - II Opgave Fietser Elementen van een berekening: Er geldt F w = F rol + F lucht. Uit de grafiek lees je af dat F rol = 4,0 N en dat F(5) = 8,0 N. Dus F w (5) = 8,0 N =
Nadere informatieTWEEDE RONDE NATUURKUNDE OLYMPIADE 2014 TOETS 1. 23 APRIL 2014 10.30 12.30 uur
TWEEDE RONDE NATUURKUNDE OLYMPIADE 2014 TOETS 1 23 APRIL 2014 10.30 12.30 uur 1 RONDDRAAIENDE MASSA 5pt Een massa zit aan een uiteinde van een touw. De massa ligt op een wrijvingloos oppervlak waar het
Nadere informatie1 Welk van onderstaande schakelingen is geschikt om de remspanning te meten?
Domein F: Moderne Fysica Subdomein: Atoomfysica 1 Welk van onderstaande schakelingen is geschikt om de remspanning te meten? 2 Bekijk de volgende beweringen. 1 In een fotocel worden elektronen geëmitteerd
Nadere informatieRepetitie magnetisme voor 3HAVO (opgavenblad met waar/niet waar vragen)
Repetitie magnetisme voor 3HAVO (opgavenblad met waar/niet waar vragen) Ga na of de onderstaande beweringen waar of niet waar zijn (invullen op antwoordblad). 1) De krachtwerking van een magneet is bij
Nadere informatieEindronde Natuurkunde Olympiade 2015 theorietoets deel 1
Eindronde Natuurkunde Olympiade 2015 theorietoets deel 1 Opgave 1 Botsend blokje (5p) Een blok met een massa van 10 kg glijdt over een glad oppervlak. Hoek D botst tegen een klein vastzittend blokje S
Nadere informatieUitwerkingen natuurkunde VWO-1998-I S))))))))))))))))))))))))))))))))))))
Uitwerkingen natuurkunde VWO-1998-I S)))))))))))))))))))))))))))))))))))) Opgave 1 Collegedemonstratie 3p 1. 3p 2. Het volume van de bol is: V = 4/3 πr 3 = 4/3 π(0,136) 3 = 1,054A10-3 m 2. Als de bol massief
Nadere informatieHoofdstuk 13 Magnetische velden. Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal
Hoofdstuk 13 Magnetische velden Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal 13.1 Magnetisme Magneten Z N Z Magnetische veldlijnen: Gaat van N naar Z Als er veel veldlijnen bij elkaar zijn is het
Nadere informatieEen lichtbundel kan evenwijdig, divergent (uit elkaar) of convergent (naar elkaar) zijn.
Samenvatting door R. 1705 woorden 27 januari 2013 5,7 4 keer beoordeeld Vak Natuurkunde 3.2 Terugkaatsing en breking Lichtbronnen Een voorwerp zie je alleen als er licht van het voorwerp in je ogen komt.
Nadere informatiealuminium 2,7 0, ,024 ijzer 7,9 0, ,012
DEZE TAAK BESTAAT UIT 36 ITEMS. --------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- Dichtheid Soortelijke
Nadere informatieTENTAMEN NATUURKUNDE
CENTRALE COMMISSIE VOORTENTAMEN NATUURKUNDE TENTAMEN NATUURKUNDE Voorbeeldtentamen 2 tijd : 3 uur aantal opgaven : 5 aantal antwoordbladen : 3 (bij opgave 1, 4 en 5) Iedere opgave dient op een afzonderlijk
Nadere informatie1 Overzicht theorievragen
1 Overzicht theorievragen 1. Wat is een retrograde beweging? Vergelijk de wijze waarop Ptolemaeus deze verklaarde met de manier waarop Copernicus deze verklaarde. 2. Formuleer de drie wetten van planeetbeweging
Nadere informatieVoorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts. Fysica: Licht als golf en als deeltje. 24 juli 2015. dr. Brenda Casteleyn
Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts Fysica: Licht als golf en als deeltje 24 juli 2015 dr. Brenda Casteleyn Met dank aan: Atheneum van Veurne (http://www.natuurdigitaal.be/geneeskunde/fysica/wiskunde/wiskunde.htm),
Nadere informatie