Maatschappelijk engagement: een besef van kwetsbaarheid

Transcriptie

1 Maatschappelijk engagement: een besef van kwetsbaarheid

2

3 Liber amicorum Nicole Vettenburg! } Maatschappelijk engagement: een besef van kwetsbaarheid

4 Academia Press Eekhout Gent Tel. 09/ Fax 09/ info@academiapress.be De uitgaven van Academia Press worden verdeeld door: J. Story-Scientia nv Wetenschappelijke Boekhandel Sint Kwintensberg 87 B-9000 Gent Tel. 09/ Fax 09/ info@story.be Ef & Ef Media Postbus AK Utrecht info@efenefmedia.nl Redactie: Maria Bouverne-De Bie, Rudi Roose, Michel Vandenbroeck Redactiesecretariaat: Tina Garré, Olivia Verhaege, Kathy Vlieghe Coördinatie & Vormgeving: Kathy Vlieghe Auteurs: Orhan Agirdag, Hans Berten, Maria Bouverne-De Bie, Lieve Bradt, Dieter Burssens, Dries Cardoen, Diederik Cops, Filip Coussée, Evelyne Deceur, Joris De Corte, Saskia De Groof, Johan Deklerck, Marilène De Mol, Sven De Visscher, Mark Elchardus, Willy Faché, Claire Gavray, Naomi Geens, Eef Goedseels, Peter Goris, Sammy Kolijn, Thomas Maeseele, Bie Melis, Hanne Op de Beeck, Lieven J.R. Pauwels, Jan Peeters, Stefaan Pleysier, Paul Ponsaers, Johan Put, Didier Reynaert, Griet Roets, Rudi Roose, Tineke Schiettecat, Jessy Siongers, Marjone Steketee, Veerle Stroobants, Karen Van Aerden, Tineke Van de Walle, Michel Vandenbroeck, Inge Vanfraechem, Leo Van Garsse, Sabine Van Houte, Mieke Van Houtte, Dimitri Van Maele, Lode Walgrave Omslagontwerp: Regine De Loose Foto s: Nicole Vettenburg Opmaak: Press Point, ISBN U 1865 D/2012/4804/137 NUR1 740 Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of vermenigvuldigd door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgevers.

5 Inhoud V Inhoud Een inleiding bij het liber amicorum voor Nicole Vettenburg 1 Door de redactie 1 Jeugddelinquentie en maatschappelijke kwetsbaarheid 11 Mieux comprendre les modes non conventionnels d expression politique et 13 civique des adolescents et adolescentes. Apport de la théorie de la vulnérabilité sociétale et de la théorie de la reconnaissance Claire Gavray Zorgverlaters: geconfronteerd met een maatschappelijke paradox 35 Veerle Stroobants, Marilène De Mol Hoe invariant is de interactie tussen criminele geneigdheid en blootstelling 55 aan criminologische morele settings in subgroepen naar geslacht en immigratieachtergrond? Lieven J.R. Pauwels Waarheen met maatschappelijke kwetsbaarheid? De existentiële uitdaging van 75 het herfsttij der moderniteit Johan Deklerck Welke aanpak werkt bij multiprobleemgezinnen? 95 Majone Steketee 2 Onderwijs en maatschappelijke dienstverlening 119 Achtergelaten? De (benarde) positie van de laagst geschoolden in de 121 kennismaatschappij Mark Elchardus, Jessy Siongers, Karen Van Aerden, Saskia De Groof

6 VI Maatschappelijk engagement: een besef van kwetsbaarheid Het gevoel van zinloosheid bij leerlingen in het Vlaamse basisonderwijs: 143 de rol van de leerkracht Mieke Van Houtte, Dimitri Van Maele, Orhan Agirdag Terugblik op de jongereninformatie- en adviesverlening als innovatie in de 163 Vlaamse jeugdhulpverlening gesitueerd in een internationale context Willy Faché De Deense voorzieningen voor jonge kinderen: geen onderscheid tussen zorg 185 en onderwijs Jan Peeters Eerstelijnszorg via samenwerking tussen lokale besturen en private 203 welzijnsvoorzieningen: de case van het sociaal huis in Vlaanderen Joris De Corte, Sammy Kolijn Alcohol- en cannabisgebruik bij jonge adolescenten: een interactionistische 219 kijk op de relatie tussen maatschappelijke kwetsbaarheid en een gelaagd onderwijssysteem Hans Berten 3 Preventie 241 Krachtlijnen voor een vernieuwd preventiebeleid 243 Paul Ponsaers Een eigenzinnig maar consequent pleidooi voor interactionisme 263 Dieter Burssens, Peter Goris, Bie Melis De tragiek van het preventiedenken 277 Maria Bouverne-De Bie, Rudi Roose, Thomas Maeseele, Michel Vandenbroeck Inzetten op het jonge kind als preventie 295 Michel Vandenbroeck, Sabine Van Houte, Naomi Geens, Tineke Schiettecat 4 Jeugdonderzoek 317 De eeuw van het risicokind? Een criminologische bril in het jeugdonderzoek 319 Stefaan Pleysier, Johan Put, Diederik Cops, Hanne Op de Beeck

7 Inhoud VII Jeugd verbinden met de stad 333 Evelyne Deceur, Sven De Visscher Beleidsgericht onderzoek naar de staat van de jeugd vanuit sociaal 349 pedagogisch perspectief. Wat we niet mogen wegcijferen Tineke Van de Walle, Dries Cardoen, Filip Coussée, Lieve Bradt Onderzoek naar de leefwereld van kinderen in armoede: een boeiende zoektocht 367 Griet Roets, Rudi Roose, Maria Bouverne-De Bie Emanciperende criminologie 385 Dieter Burssens, Eef Goedseels 5 Herstelrecht en forensisch welzijnswerk 399 Herstelrecht en maatschappelijke kwetsbaarheid: partners in (solving) crime? 401 Lode Walgrave, Inge Vanfraechem (Herstel)recht en pedagogiek. Iets voor beginners 419 Leo Van Garsse Herstelrecht en kinderrechten: discussies over responsabilisering 443 Lieve Bradt, Didier Reynaert Personalia 459 Bibliografie Nicole Vettenburg ( ) 469

8

9

10

11 Een inleiding bij het liber amicorum voor Nicole Vettenburg 3 Van Leuven naar Gent, van jeugdcriminologie naar sociaal werk Een inleiding bij het liber amicorum voor Nicole Vettenburg Op 1 oktober 2002 werd Nicole Vettenburg docent aan de Universiteit Gent, waar zij de vakgroep sociale agogiek vervoegde. Zij bracht een ruime kennis en ervaring mee, opgebouwd gedurende drie decennia onderzoek en praktijk, vooral als wetenschappelijk medewerkster verbonden aan de Onderzoeksgroep Jeugdcriminologie van de KU Leuven. Nu tien jaar later, op 1 oktober 2012, wenken nieuwe perspectieven. Voor Nicole een nuchtere vaststelling; herhaaldelijk gaf ze aan dat ze haar werk op de vakgroep in een tien jaar perspectief zag. Het werden tien boeiende jaren, gekenmerkt door veel verandering, zowel op het vlak van onderzoek als op het vlak van onderwijs, met onder meer de omvorming, in het kader van de Bachelor Masterstructuur, van de sociale agogiek van een afstudeerrichting binnen de pedagogische wetenschappen naar een Master in het sociaal werk, waarop ook de mogelijkheid aansloot tot het behalen van een doctoraat in het sociaal werk. Er moesten keuzes gemaakt worden, waarvan niet alle consequenties overzien konden worden, en waarbij niemand vooraf kon aangeven of het de juiste keuze zou blijken. Een besef van kwetsbaarheid treedt dan op de voorgrond, en een ondersteunend klankbord is dan essentieel. De faculteit bood dit klankbord aan de vakgroep, en binnen de vakgroep werd dit geboden door een sterke onderlinge samenwerking. In de vormgeving aan deze samenwerking speelde Nicole een belangrijke rol, door de wijze waarop ze zich profileerde als een zeer loyale en fijne collega, door haar uitstekende wijze van lesgeven, door haar gedrevenheid als onderzoeker, en niet in het minst door haar humor tegelijk met een goede zin voor relativering. Het is prettig samenwerken met Nicole. Een viering is een bijzondere gelegenheid tot appreciatie, in die zin dat appreciatie in de traditie van een viering uitgedrukt wordt via een positionering ten aanzien van een aantal in het werk van de gevierde centraal staande thema s. Het gaat dan

12 4 Maatschappelijk engagement: een besef van kwetsbaarheid om de betekenis die we geven aan het werk dat gepresteerd werd, en waarin een belofte besloten ligt dat de uitgezette lijnen verder doorgetrokken zullen worden. In het werk van Nicole Vettenburg gaat het om zowel maatschappelijk als wetenschappelijk belangrijke thema s, die op zeer uiteenlopende wijzen, en vanuit diverse perspectieven benaderd worden, en waarin zeer veel discussiepunten besloten liggen: jeugddelinquentie en maatschappelijke kwetsbaarheid, onderwijs en maatschappelijke dienstverlening, preventie, jeugdonderzoek en de discussie over herstelrecht en forensisch welzijnswerk. Deze thema s worden in het wetenschappelijk werk van Nicole Vettenburg gedragen door een expliciete visie op de rechten en verantwoordelijkheden van burgers in de democratie; de democratie is voor haar een politiek en sociaal project dat gestalte gegeven wordt door de actieve inzet van burgers voor het behoud en de uitbreiding van democratische rechten en vrijheden. Deze actieve inzet berust op de positieve binding met de maatschappelijke instituties; de realisatie van deze positieve binding is in de visie van Nicole Vettenburg een ook maatschappelijke verantwoordelijkheid. Pedagogische voorzieningen zoals het onderwijs en het sociaal werk hebben de taak te fungeren als maatschappelijke hulpbronnen voor kinderen, jongeren en volwassenen om zich positief te integreren in de samenleving. In haar onderzoek en onderwijs maakt Nicole Vettenburg telkens een verbinding tussen de bevindingen uit het empirisch onderzoek en de ruimere maatschappelijke discussie, met grote zorg voor de pedagogische ondersteuning die het mogelijk moet maken processen van maatschappelijke kwetsbaarheid te doorbreken, en kinderen, jongeren en volwassenen toe te laten actief te participeren aan de samenleving. Vanuit deze visie is preventie een pedagogische opdracht. De preventiediscussie is een rode draad door het onderzoek van Nicole, en tegelijk een rode draad in de discussies in de vakgroep. Preventie berust initieel op een vraag naar orde: het behoud van de bestaande orde, of in een meer emancipatorische benadering - de realisatie van een meer wenselijke orde. Preventie en verzet sluiten aldus paradoxaal dicht bij elkaar aan, terwijl ze elkaar tegelijk moeilijk verdragen; dit inzicht wordt door Nicole Vettenburg treffend gethematiseerd in de notie wenselijke preventie. Niet elke preventie is wenselijk. Hiermee wordt de preventiediscussie geplaatst in de ruimere discussie over de relatie tussen pedagogiek, sociaal werk en democratie. Deze discussie raakt de kern van het sociaal werk, als praktijk en als wetenschappelijk vakgebied. Ze omvat de vraag naar het democratisch gehalte van gehanteerde probleemdefinities en probleemdiagnoses, en hierbij aansluitend de

13 Een inleiding bij het liber amicorum voor Nicole Vettenburg 5 vraag of, en op welke wijze het sociaal werk fungeert als een maatschappelijke hulpbron, dan wel een belemmering vormt voor de mogelijkheden van kinderen, jongeren en volwassenen om ondersteuning te vinden in hun oriëntatie op de samenleving. Het gaat dan om de verantwoording van het sociaal werk, niet alleen voor de geboden ondersteuning, doch evenzeer voor de sociale uitsluiting die ook in het sociaal werk zelf aanwezig is, en die niet als onvermijdelijk afgedaan kan worden. Op deze vraagstelling is nog veel onderzoek nodig, die door meerdere auteurs in dit liber amicorum opgenomen wordt, en waarvoor het werk van Nicole een uitgangspunt vormt. Met de ontwikkeling, in haar doctoraal proefschrift, van de theorie van de maatschappelijke kwetsbaarheid leverde Nicole Vettenburg een bijdrage aan de criminologische theorievorming, vanuit een expliciete aandacht voor precies de rol die sociale voorzieningen spelen in de preventie van jeugddelinquentie. Het onderwijs blijkt dan opnieuw een centrale actor te zijn, zowel in de bevestiging van maatschappelijke breuklijnen als en dit is essentieel in de theorievorming van maatschappelijke kwetsbaarheid de mogelijkheid om kinderen en jongeren te ondersteunen in een positieve oriëntatie op de samenleving. De implementatie van de bevindingen uit haar doctoraat heeft Nicole niet aan het toeval overgelaten; ze engageerde zich concreet in de vertaling ervan naar de praktijk, via de oprichting van Majong, een interuniversitair forum dat via studiedagen en de uitgave van het tijdschrift Welwijs inzoomt op de relatie tussen onderwijs en welzijnswerk. In dit initiatief waren van meet af aan ook leden van de vakgroep sociale agogiek betrokken, als redactieleden van Welwijs, als spreker en mede-organisator op de studiedagen, als deelnemer aan vele voorbereidende gesprekken en gedachtewisselingen. Het brede veld van het jeugdonderzoek kwam via Welwijs systematisch in het zicht: naast de in de titel reeds verwoordde aandacht voor onderwijs en welzijnswerk, werd ernaar gestreefd om de verbinding te maken met het ruimere veld van zowel opvoedingsondersteuning als jeugdsubculturen. Welwijs is inmiddels een vertrouwd begrip in het praktijkveld, een frisse twintiger ook, en al die jaren heeft Nicole niet alleen redactie en administratie waargenomen, maar niet in het minst ook gezorgd voor een mooie layout en treffende en illustraties die hoe kan het anders een relativerend, tegelijk intrigerend vraagteken plaatsen bij de teksten. De aandacht voor het ruime jeugdonderzoek is inmiddels doorgetrokken in het interuniversitair jeugdonderzoeksplatform JOP, een door de Vlaamse Gemeenschap

14 6 Maatschappelijk engagement: een besef van kwetsbaarheid erkend universitair steunpunt, waarvan Nicole de coördinator is. De opdracht van het JOP ligt onder meer in de realisatie van een jeugdmonitor, in de inventarisatie van het lopend jeugdonderzoek, en de ontsluiting ervan via studiedagen. Als onderzoeksplatform biedt het JOP ruimte voor aansluiting van het jeugdonderzoek op actuele maatschappelijke thema s en laat het toe de kaart van de jeugd te trekken op een ook longitudinale basis, en in vergelijkend opzicht. In de vraagstelling van het JOP is de specifieke aandacht voor processen van maatschappelijke kwetsbaarheid besloten, maar ook de aandacht voor waar het goed gaat met de jeugd. Aldus staat de aandacht voor jonge mensen centraal, vanuit verschillende wetenschappelijke invalshoeken: pedagogiek en sociaal werk, criminologie en sociologie. Vanuit de inventarisatie van het jeugdonderzoek biedt het JOP ook een inzicht in hoe jeugdonderzoekers het jeugdbegrip mee gestalte geven; een verbinding met de ruimere thematiek van stedelijk samenleven en samenlevingsopbouw is hierbij zowel voor de hand liggend, als een versterking van het positieve aanbod naar kinderen en jongeren toe, als verrassend, omdat in het jeugdonderzoek niet altijd socialisatie als vertrekpunt genomen wordt, maar wel het actorschap en de rechten van kinderen. Sociaal werk houdt een pedagogische vertaling in van sociale problemen: het is actief in concrete situaties waarvan aangenomen wordt dat de afwikkeling ervan een ook maatschappelijke verantwoordelijkheid inhoudt, en waarbij de verwachting is dat de tussenkomst bijdraagt tot een beter verloop van de situatie, afgewogen aan beginselen van humaniteit, sociale rechtvaardigheid en welzijn. Als dusdanig is het sociaal werk actief op een diversiteit van gebieden, en is het mee betrokken in discussies over hoe op deze gebieden, vanuit verschillende perspectieven, al dan niet in onderlinge afstemming, dan wel onderlinge concurrentie, tussengekomen wordt. Vaak voorkomende kritieken op maatschappelijke tussenkomsten zijn dat ze weinig duurzaam zijn, te selectief ingezet worden, en door de betrokken actoren als vervreemdend worden ervaren; deze kritieken roepen de vraag op naar alternatieve vormen van tussenkomst. Zo een alternatieve vorm van tussenkomst is actueel de bemiddeling, dit op diverse maatschappelijke terreinen: burenbemiddeling, bemiddeling in familiezaken, herstelbemiddeling, strafbemiddeling zijn enkele voorbeelden. In de discussie over de jeugdbescherming en over de strafuitvoering voor volwassenen wordt bemiddeling conceptueel onderbouwd vanuit het herstelrecht. Vanuit zowel de gerichtheid op preventie als op de problematiek van maatschappelijke kwetsbaarheid heeft Nicole Vettenburg haar onderzoek uitdrukkelijk ook georiën-

15 Een inleiding bij het liber amicorum voor Nicole Vettenburg 7 teerd op de herstelrechtelijke benadering, met onderzoek naar zowel herstelbemiddeling als herstelgericht groepsoverleg op school. Ook deze thematiek wordt door meerdere auteurs in dit liber amicorum opgenomen, en ook hier wordt de verbinding gemaakt met ook de rechten van kinderen. Met deze inleiding tot het liber amicorum voor Nicole Vettenburg hebben we geen overzicht willen geven van wat in het boek aan bod komt; hiertoe dient uiteindelijk een inhoudsopgave. Wél hebben we willen aangeven dat zowel de thema s in het werk van Nicole als haar werk zelf, uitnodigend en inspirerend zijn voor discussie en verder onderzoek. De auteurs van dit liber amicorum zijn vooral collega s die van zeer nabij met Nicole samengewerkt hebben; zij waren vrij in de keuze van het thema en het is tekenend voor de coherentie in het werk van Nicole dat de verschillende teksten zich moeiteloos lieten passen in onderscheiden, tegelijk nauw samenhangende delen. We hopen dat dit boek ook de genegenheid weerspiegelt waarmee de teksten geschreven zijn. Want dit is toch wat discussie met Nicole inhoudt: respect voor onderlinge standpunten, rationeel overwegen van pro en contra, een beslissing nemen, en dan voluit gaan om de gemaakte keuze zo goed mogelijk te realiseren. De beweging van Leuven naar Gent, van jeugdcriminologie naar sociaal werk het was een keuze waarover Nicole nooit enige twijfel heeft over laten bestaan. Ze schreef zich in in de geschiedenis van de vakgroep, en heeft, mede vanuit haar Leuvense en jeugdcriminologische achtergrond, deze geschiedenis de voorbije tien jaar actief mee geschreven, als onderzoeker, lesgever, en vooral: als een compagnon de route. Hartelijk dank Nicole! Gent, 28 september 2012, Maria Bouverne-De Bie, Rudi Roose & Michel Vandenbroeck.

16

17

18

19 1 Jeugddelinquentie en maatschappelijke kwetsbaarheid

20

21 Claire Gavray 13 Mieux comprendre les modes non conventionnels d expression politique et civique des adolescents et adolescentes. Apport de la théorie de la vulnérabilité sociétale et de la théorie de la reconnaissance Claire Gavray 1 Question de recherche Cet article expose les résultats d analyses visant à mieux comprendre les modes non conventionnels d expression politique et civique des adolescents et adolescentes. 1.1 Reconnaissance accordée aux modes non conventionnels de participation De nos jours, les violences constituent un sujet d actualité inépuisable qui nourrit le sentiment d insécurité. Différentes formes de délinquance sont identifiées et mesurées parmi lesquelles les actes de vandalisme, les graffitis et autres incivilités aux frontières de l illégalité. Les enquêtes de victimisation et de délinquance auto-révélée qui se développent à côté des statistiques officielles (ISRD 1 ) et les études cliniques se révèlent principalement centrées sur les actes, plus que sur leur signification pour l auteur Il existe 1 International Study on self-reported Delinquency. Pour description du projet, voir:

22 14 Maatschappelijk engagement: een besef van kwetsbaarheid peu de réflexions au niveau des messages et revendications sociales qui peuvent se cacher derrière certains de ces actes (Lorrain, 2001). De son côté, la psychologie de l adolescence nous indique que la mise à l épreuve d autrui et du monde environnant est expérimentée dans ses différentes expressions à l adolescence. Ces manifestations sont d abord nécessaires pour le développement du jeune. Ce que ce dernier cherche à travers la confrontation, c est son droit de passage dans le monde adulte (Jeffey, 2008 :107). On peut vérifier que, plus ce droit lui est refusé, plus le jeune peut consacrer des efforts inouïs pour prouver qu il a franchi cette étape décisive vers l âge adulte. Ce mécanisme psycho-social reste largement d actualité alors que les repères symboliques qui donnaient aux jeunes cette assurance se sont étiolés. Dans nos sociétés, les adolescents recevraient une mission de critique de la société, seraient appelés à interroger et bousculer ses règles ordinaires et ses hiérarchies. (Freund, 1983). Néanmoins, selon Meirieu (2008 :30), alors que l adolescent des années 60 conjuguait acceptation de la culture scolaire et refus de la culture sociale, celui du début du 21ème siècle associerait refus de la culture scolaire et dévotion à la culture sociale de consommation, le statut de consommateur pouvant désormais constituer la seule voie légale, pseudo-morale de reconnaissance sociale. Les formes d expression seraient devenues réfractaires à la culture académique classique au profit des blogs, des tags, du graff, du roman noir ou des mangas, du rap et de la techtonik, de la violence urbaine. Selon Roché (1996), après plus d un siècle de pacification des mœurs et de disparition de la gestion directe de la violence au profit de l État, une rupture brutale est survenue et, en quelques dizaines d années, les désordres et actes de violence se sont mis à croître en même temps que la désorganisation sociale prend de l ampleur. L histoire nous apprend que depuis l antiquité, les moyens d expression alternatifs, réprouvés qui répondent à des circonstances socio-politiques très particulières naissent toujours d un besoin d expression insatisfait, chaque milieu social créant une dialectique différente. De nombreuses recherches dépeignent aujourd hui un sentiment d incertitude et de désespérance sociale en hausse dans la jeunesse. Conjointement, elles interrogent la question de savoir dans quelle mesure certaines violences et incivilités traduisent aujourd hui encore une volonté de protester contre les règles et codes dominants, contre le racisme ambiant, contre l impossibilité faite à la jeunesse de faire face aux exigences et opportunités multiples et contradictoires.

23 Claire Gavray 15 Une raison ordinaire largement invoquée par les jeunes pour recourir à la violence consiste en la volonté de se défendre soi mais aussi les siens, qu il s agisse de sa famille, de ses amis et de sa communauté. Se faire respecter, ne pas perdre la face sont des motivations largement répandues et reconnues dans nos sociétés. Elles ne sont d ailleurs nullement spécifiques aux jeunes violents, même si les jeunes contemporains semblent d autant plus mal supporter la frustration qu ils se sentent maintenus dans une situation d attente et de subordination et qu ils vivent en marge des institutions dont le propre est de décider qui a droit ou non. La psychologisation du lien social et le mouvement d individualisation de nos sociétés semblent conduire bon nombre de jeunes gens à vivre leur souffrance comme un destin personnel en échec plutôt que d appréhender les difficultés dans leurs composantes sociales et sociétales (Duret 1999). Les revendications seraient dans ce cadre désormais plus individuelles que collectives. Ainsi, selon Chauvel (2001: 350), Si un certain nombre d arguments permet de parler de maintien, voire de retour des classes sociales, un élément demeure manquant: celui concernant la conscience de classe. Cette constatation peut à son tour rendre suspicieux tout comportement désigné comme hors norme que les jeunes pourraient adopter en lien avec leur expression citoyenne. Les travaux de Stephan et al. (2000) confirment que la manière de percevoir la discrimination, la pénurie et la menace ainsi que les conduites mobilisées pour y faire face vont différer en fonction du groupe social d appartenance. Ce sont les jeunes les plus fragilisés et en souffrance dans la comparaison subjective avec leurs pairs qui risquent le plus de se rebeller contre les institutions qu ils expérimentent comme faisant preuve d inéquité et d agressivité, et cela même si cette rébellion ne se révèle pas nécessairement une solution efficace et définitive. 1.2 Apport de la théorie de la vulnérabilité sociétale et de celle de la reconnaissance dans l explication des actions de participation politique non conventionnelle Dans son livre intitulé Délinquance systématisée des jeunes et vulnérabilité sociétale, Walgrave (1992) dépeint la situation de risque dans laquelle se trouve la population la plus précarisée (située en bas de la stratification sociale) lorsqu elle est confrontée aux institutions sociales. En contrepartie de l offre offerte aux citoyens, la

24 16 Maatschappelijk engagement: een besef van kwetsbaarheid société exige de ces derniers qu ils se conforment aux règles sociales et, à cette fin, elle met en place un système de contrôle. Selon la théorie de la vulnérabilité sociétale développée dans les travaux de Nicole Vettenburg, les jeunes les plus défavorisés commettent le plus de comportements problématiques et délinquants parce qu ils n ont pas l opportunité de créer des liens positifs stables avec la société et qu ils se sentent de manière répétée peu considérés, discriminés voire exclus par ses différentes institutions (famille, école, justice, police, voire marché de l emploi ). La réaction sociale envers les comportements non-conformes contient à son tour des risques de stigmatisation et peut déclencher à terme un processus vers une délinquance systématisée. En amont, la théorie met en avant le fait que la définition, comme le contrôle de la délinquance juvénile se produisent dans un cadre d inégalités de pouvoir social où certains groupes de population ont intérêt à voir ces actes criminalisés. A l inverse, les membres des groupes qui disposent du pouvoir de négociation le plus faible ont du mal à voir leurs intérêts et besoins spécifiques adéquatement rencontrés et ils font l objet de stéréotypes importants. Même si les formes de domination symbolique et de légitimité culturelle se modifient aujourd hui, les processus de base demeurent inchangés. Les dynamiques psycho-sociales sont bien au cœur de cette théorie dans la mesure où c est le ressenti de discrimination qui amène le jeune à réagir. Ainsi, la vulnérabilité sociétale n est pas synonyme de vulnérabilité économique. L appartenance sociale et les risques qui s y réfèrent ne se réduisent pas à un seul indicateur. Ils sont situés au croisement d un ensemble de dimensions complémentaires par ailleurs bien mises en lumière par Bourdieu (1979). Un apport majeur de ce sociologue français est d avoir montré en quoi les différents types de capitaux (capital économique, social et symbolique) construisent à la fois des rapports sociaux inégalitaires et des habitus de classe. Pour Chauvel (2001 :345) la question des hiérarchies et la lutte contre les inégalités ont progressivement fait place à des combats pour la reconnaissance des spécificités et des différences qui pousseraient au passage d une structure d appartenances symboliques et non plus économiques. A travers ses travaux, Bourdieu amène une autre idée forte. Il affirme que les luttes et rapports de force sont les moteurs du lien social plutôt qu ils n hypothèquent ce dernier. Il est suivi sur ce point par Honneth. Ce philosophe et sociologue contemporain est connu pour sa théorie de la reconnaissance (Honneth, 1999 ; 2004) dont on peut voir les liens avec celle de la vulnérabilité sociétale dans la mesure où il insiste sur les lésions qui nourrissent l expérience et les sentiments d injustice et de

25 Claire Gavray 17 mépris (Honneth, 2006) et sur leurs enjeux. L idée défendue est celle que ces lésions et risques associés sont à relier au processus de reconnaissance dont il distingue trois formes. La première est de l ordre de l intimité et conditionne la confiance en soi. La seconde a pour objet la valeur égale des personnes et repose sur le droit. La troisième se rapporte aux opportunités de contribution sociale, une des dimensions principales étant le travail qui permet d accéder à l estime de soi. En miroir, Honneth définit différentes sortes de mépris dont la violence physique, l exclusion juridique et l atteinte à la dignité humaine. Pour lui, les expériences morales se retrouvent liées à l interprétation que la personne fait des échanges sociaux et de la réalité sociale à laquelle elle est confrontée. Honneth définit le processus d intégration sociale et de citoyenneté comme un processus qui n exclut pas le conflit entre agents sociaux dans une logique de communication au sens large devant mener à une reconnaissance mutuelle. En cela, il prend distance par rapport à la théorie de la démocratie délibérative selon laquelle seuls le choix rationnel et les discours généraux et formels seraient à l origine d une procédure de délibérations devant mener à des décisions justes et correctes. Honneth soutient l idée que la thèse de la démocratie délibérative n est pas neutre car elle aussi favorise les citoyens ayant atteint un certain niveau d études et qui ont développé des habilités de discours et d argumentation (le Goff, 2006 :5). Elle occulte largement les relations de pouvoir et réifie les institutions. Au-delà, elle rend la critique impossible et illégitime. Ndobo (2010) et Mouffe (2000) ont le même avis et mettent également en garde contre l étroitesse des normes de partage entre civilité et incivilité soutenues par l argument rationnel. Eux aussi envisagent la citoyenneté non sur le prisme de l argumentation mais bien à travers celui des pratiques. 1.3 L apport de la théorie du genre à la discussion Les recherches en sciences politiques rendent compte d un intérêt et d une implication classique toujours inférieurs des jeunes filles (Briggs, 2008; Dalton, 2008; Gallego, 2007). Par ailleurs, le groupe sexué reste un facteur significatif dans l explication de la délinquance (Egli et al., 2010). Les études criminologiques confirment que de nos jours, plus les actes investigués sont rares et font appel à la violence, plus la différence entre les adolescents et adolescentes reste importante (Heidensohn, 1995 ; Cario, 1997 ; Vettenburg et al., 2010).

26 18 Maatschappelijk engagement: een besef van kwetsbaarheid Les recherches ont montré depuis longtemps que qui si des spécificités sexuées apparaissent, c est plutôt en termes d intensité de l activité délinquante qu en termes de mécanismes psycho-sociaux spécifiques (Hirshi, 2004). Les filles comme les garçons réagissent aux situations fragilisantes et insécurisantes (Carlen, 1998). D autres recherches mettent en lumière des spécificités quant aux situations rencontrées: type d insécurité ou de discrimination, lieu où elles apparaissent (Gavray, 2009a). La théorie du genre nous invite à penser que ces différences observées peuvent être reliées à la socialisation genrée et à l état des rapports sociaux en évolution entre les groupes sexués et entre ce qui est défini du côté du masculin et du féminin. (Worrall, 2001; Chesney-Lind, 2002; Bereni et al., 2008; Gavray, 2010). Au moment même où les jeunes hommes, et notamment les perdants des évolutions en cours, ressentent un rétrécissement des possibles et peuvent manifester un certain ressentiment vis-à-vis de l école et de l organisation sociale et politique de la société (Duret, 1999), une part de plus en plus large de jeunes filles prend conscience des opportunités nouvelles offertes par des législations et réglementations favorables ainsi que par la certification scolaire, passeport leur ouvrant l accès à l individualisation, à l épanouissement intellectuel et à la participation citoyenne et politique (Marry, 2004 ; Gavray, 2010). 2 Hypothèses à tester A. Le niveau d implication dans des actions politiques non conventionnelles dépendrait moins d opinions et idées politiques abstraites et d une conscience des inégalités sociales et institutionnelles que du vécu concret du jeune au sein des différentes sphères de vie. B. La barrière entre actions politiques non conventionnelles et conventionnelles n est pas étanche mais ces dernières peuvent s articuler l une avec l autre.

27 Claire Gavray 19 3 Données utilisées L étude PIDOP (Processus Influencing Democratic Ownership and Participation) 2 est un projet européen s intéressant à la question de l engagement civique et politique des jeunes entre 16 et 26 ans. Elle inclut pour la Belgique un échantillon représentatif d étudiants de l enseignement secondaire (1230 sujets). Le questionnaire a été traduit dans les différentes langues des pays participants. Des questions détaillées sont posées aux jeunes à propos des associations, activités et actions politiques et sociales auxquelles ils ont pu participer par le passé. Le questionnaire comprend également de nombreuses autres questions relatives au vécu du jeune, à ses opinions, à ses visions et projets d avenir. La population du secondaire sur laquelle se concentrent nos analyses correspond largement à celle sur laquelle ont porté la plupart des recherches en matière de délinquance auto-révélée et de vulnérabilité sociétale. 4 Variables utilisées dans l analyse La variable à expliquer est une variable à 5 positions (de jamais à très souvent) qui renvoie à la question Sur les 12 derniers mois vous est-il arrivé d écrire des messages ou des graffitis à message politique sur les murs? Ou encore de participer à des actions illégales comme brûler un drapeau? Nous l avons appelée dans les tableaux présentés niveau d incivilité et d actions illégales à message politique. L analyse de régression (forward selection) sélectionne jusqu à une certaine limite les variables explicatives préalablement choisies. Parmi celles-ci : y Une première variable renvoie à la réponse donnée à la question de savoir dans quelle mesure le sujet pense que le type d acte investigué est efficace pour changer les choses. Les 5 codes vont de 1 (pas du tout) à 5 (très). y Une variable métrique reprend l âge (en nombre d années). 2 Pour la Belgique, sont impliqués dans ce projet trois collègues de l Université de Liège: Michel Born (Professeur de Psychologie), Claire Gavray (Docteur en Sociologie et enseignante à l Ecole de Criminologie) et Bernard Fournier ( Docteur en Sciences politiques et enseignant)

28 20 Maatschappelijk engagement: een besef van kwetsbaarheid y Une variable à deux positions rend compte du groupe sexué : 1 = H et 2 = F. y Une variable renvoie au type d enseignement secondaire suivi. On trouve en 1 : enseignement de transition ; en 2 = enseignement de qualification. y Une variable de revenu du ménage: une variable à quatre positions rend compte de l évaluation que le jeune fait de la manière dont son ménage s en sort financièrement avec les revenus dont il dispose. y Une variable à 5 positions rend compte du niveau de discrimination. La question posée est ici Dans quelle mesure vous êtes-vous déjà senti(e) exclu(e) ou discriminé(e)? y Une variable de niveau de confiance dans les institutions. C est un score construit par addition simple des scores obtenus au départ de différentes sousquestions comprenant chacune cinq modalités possibles de réponse (de pas du tout à totalement). La question de référence est : Dans quelle mesure faitesvous confiance à l Union Européenne? au gouvernement belge? au gouvernement régional? aux autorités locales? aux écoles, collèges et universités? aux tribunaux? aux forces de police? aux partis politiques? y Une variable de niveau de liberté dans les choix personnels. Cette échelle est construite au départ de l addition des réponses à 4 questions comprenant 5 modalités de réponse. Ces questions concernent le choix des amis; du petit copain ou de la petite/copine ou du (de la) futur(e) partenaire; de l orientation scolaire et professionnelle; de la religion et des choix philosophiques. y Une variable d engagement politique/social conventionnel rend compte des scores cumulés au départ de questions à 5 positions de réponse: jamais rarement une fois par mois une fois par semaine chaque jour. Ces variables ont trait à la fréquence avec laquelle le sujet a déjà assisté à des rassemblements ou manifestations à contenu politique ou social; a déjà distribué des tracts ou feuillets à contenu politique ou social; déjà écrit dans un journal d école ou d association; a fait suivre à ses contacts via internet des messages, liens ou vidéos à contenu social ou politique; a signé une pétition, protesté ou boycotté en ligne; a milité en faveur des droits de l homme. y Une variable rend compte du niveau d intérêt général et de discussion politique formelle. Elle est construite par addition des scores à 3 propositions demandant un positionnement de 1 (pas du tout) à 5 (tout à fait): Je discute de problèmes sociaux et politiques avec des amis et connaissances ; j amène de tels problèmes dans mes discussions avec d autres ; je suis intéressé(e) par la politique.

29 Claire Gavray 21 y Une variable à 3 positions rend compte de la fréquence avec laquelle le jeune parle le français à la maison: jamais; parfois; toujours y Une variable en 5 positions de 1 (tout à fait faux) à 5 (tout à fait vrai) rend compte de l auto-évaluation que le(a) jeune fait de la mixité sociale, culturelle et sexuée dans son environnement y Une variable mesure l importance et la fierté que le jeune accorde à sa religion, à ses conceptions philosophiques (codée de 1= pas du tout à 5= très fort) y Une autre témoigne du niveau d appartenance auto-évalué à une communauté ou un groupe particulier (ex: groupe social, école, quartier, groupe ethnique)? Elle est codée de 1 (jamais) à 5 (toujours) y Une variable traduit la réponse obtenue à la question Dans quelle mesure pensez-vous qu il existe des discriminations contre des groupes minoritaires dans notre pays? Les réponses possibles vont de 1 (pas du tout vrai) à 5 (tout à fait vrai). y Enfin, une variable de pro-socialité traduit la réponse obtenue à la question: Dans quelle mesure prenez-vous la défense de quelqu un qui est injustement accusé/traité? réponses possibles de 1 (jamais) à 5 (toujours) y Une dernière variable traduit le niveau de participation à des associations traditionnelles au départ de la réponse à 7 sous-questions à 4 positions ascendantes. Elles concernent la participation à une association d élèves; à un parti politique ou une section jeunesse de parti ; à un groupe de volontariat ou de charité; à un mouvement ou club de jeunesse; à une association religieuse ou philosophique; à une association pour la protection des droits humains; à une association défendant la planète ou les animaux. 5 Résultats La procédure de régression (forward selection / sélection progressive) sous SAS a été utilisée pour faire émerger les facteurs éventuels en lien avec le positionnement sur l échelle de comportements politiques non conventionnels tels que définis plus haut.

30 22 Maatschappelijk engagement: een besef van kwetsbaarheid 5.1 Résultats sur l échantillon total de population La procédure de régression que nous avons utilisée a généré 12 étapes. A la 10ème, le modèle retenu a un R-square de et il est significatif à < Table 1: Modèle explicatif du niveau d incivilités et d actions illégales à message politique retenu par l analyse de regression forward selection Etape 12 garçons et filles Résultat estimé des paramètres et signe Erreur standard Valeur de F Pr> F intercept < *** Groupe sexué * Sentiment d être victime de discrimination Niveau de confiance dans les institutions Niveau de liberté dans les choix personnel * NS ** Niveau de pro-socialité * Niveau d engagement politique/social conventionnel Niveau d intérêt général et de discussion politique formelle Français parlé à la maison/ autre langue Niveau de mixité sociale, culturelle et sexuée dans l environnement Niveau de conscience des discriminations que la société génère pour certains groupes de population Niveau de croyance dans l efficacité des actions non -conventionnelles Participation à des associations traditionnelles < *** ** NS ** NS < *** NS ***: p < **: p < 0.01 *: p < 0.05 NS = not significant modèle très significatif P < (F= 23.01)

31 Claire Gavray 23 De toutes les variables explicatives, c est l opinion selon laquelle ce type d action est considérée efficace par le jeune qui explique le plus le niveau de participation non conventionnelle, mais sans qu on sache plus sur ce que recouvre ce terme d efficace: pour apaiser ses frustrations? pour son avenir? pour la société? D autres variables intéressantes interviennent comme explicatives comme vous le voyez dans le tableau. Si on voit se confirmer une tendance supérieure des garçons à passer à l acte, on ne constate pas par contre d effet d âge. Le modèle n a pas retenu des éléments objectifs rendant compte du statut socio-culturel comme la langue parlée à la maison, le type d enseignement suivi ou la situation financière du ménage d appartenance. Par contre, la tendance à s exprimer de manière non conventionnelle croît en même temps qu augmente le sentiment subjectif de se sentir discriminé et celui de ne pas avoir pleinement le choix de leur avenir. Cela semble d autant plus vrai que le jeune évolue dans un environnement perçu comme ouvert, offrant une mixité sociale et sexuée. On remarque en sus un effet du manque de pro-socialité dont on peut peut-être penser qu il s inscrit en réaction aux discriminations ressenties, comme cela peut être le cas pour le désintérêt pour la politique au sens large. Par contre, le niveau de conscience générale de discriminations collectives de la part de la société n intervient pas dans l explication du niveau du passage à l acte non-conventionnel. La variable rendant compte du niveau de fierté d appartenir à un groupe spécifique de population n est pas retenue par le modèle ; ni celle qui concerne l importance que le jeune accorde à défendre ses opinions philosophiques et religieuses. La confiance dans les institutions ou à la participation à des associations traditionnelles (groupement sportif, de jeunesse, ) s y trouvent bien mais elles ne ressortent pas comme des variables explicatives. Au bout du compte on ne trouve pas d influence de la pensée politique formelle sur le passage à l acte. On voit par ailleurs que l importance des manifestations politiques non conventionnelles sont négativement reliées au niveau de participation délibérative (intérêt général et discussions politiques formelles) mais positivement reliées au score de participation aux autres formes de manifestations politiques conventionnelles qui sont socialement valorisées. On ne peut dès lors pas aisément séparer les expressions taxées généralement d inciviques des autres formes concrètes d expression politiques classiques.

32 24 Maatschappelijk engagement: een besef van kwetsbaarheid 5.2 Résultats par groupe sexué Une fois confirmé un effet significatif du groupe sexué dans le modèle testé sur la population mixte de l enquête, nous avons décidé de refaire le même type d analyse causale pour les garçons et les filles séparément. Dans l échantillon, 87% des garçons et 92 % des filles répondent ne pas avoir participé à des actions illégales comportant un message politique (comme écrire des messages ou graffitis politiques sur les murs, brûler des drapeaux, ) sur la dernière année (position 1 sur l échelle). L écart sexué se creuse au fur et à mesure que la fréquence des comportements s accroît. Comme vous le verrez dans les résultats présentés ci-après, la régression statistique effectuée séparément pour chaque groupe sexué montre tout d abord que le modèle testé permet de mieux rendre compte de la dynamique comportementale des garçons que des filles. La part de variance totale expliquée est supérieure dans le premier groupe. Quant à la combinaison de variables, elle ne diffère a priori que légèrement par rapport à celle qui concerne le groupe total mais la comparaison sexuée s avère néanmoins instructive Dans le groupe masculin A l étape 11, le modèle s avère très significatif et la part de variance expliquée (R 2) est de On voit se confirmer dans le tableau un impact majeur du sentiment d efficacité des actions menées. Se vérifie également l effet d être victime de discrimination, celui du niveau de ressenti de restrictions quant aux choix personnels et encore celui du niveau auto-évalué de mixité sociale et sexuée de l environnement. On peut émettre l hypothèse que les frustrations du non-choix sont peut-être augmentées pour certains garçons en raison des comparaisons qu ils peuvent faire en regard aux autres groupes de population quant aux façons de vivre et aux opportunités de choix dans d autres groupes de population. Le niveau de manifestations non conventionnelles reste à la fois positivement relié au niveau des autres engagements politiques concrets et négativement à l intérêt pour la politique et à la fréquence des discussions à ce sujet. Les opinions philosophiques ou religieuses ne comptent toujours pas. Au bout du compte, on voit une différence de résultat avec le modèle testé sur la population mixte qui peut interpeller: le niveau de pro-socialité ne joue plus. Nous reviendrons sans tarder sur ce résultat.

33 Claire Gavray 25 Table 2: Modèle explicatif du niveau d incivilités et d actions illégales à message politique retenu par l analyse de régression - forward selection Etape 11 - garçons Résultat estimé des paramètres et signe Erreur standard Valeur de F Pr> F intercept *** Sentiment d être victime de discrimination Niveau de confiance dans les institutions Niveau de liberté dans les choix personnel *** NS ** Niveau de pro-socialité NS Niveau d engagement politique/social conventionnel Niveau d intérêt et de discussion politique formelle Français parlé à la maison/ autre langue Niveau de mixité sociale, culturelle et sexuée dans l environnement Fier(e) de ses opinions philosophiques ou religieuses Niveau de conscience des discriminations que la société génère pour certains groupes de population Niveau de croyance dans l efficacité des actions non -conventionnelles ** * NS ** NS NS < *** ***: p < **: p < 0.01 *: p < 0.05 NS = not significant modèle très significatif P < (F= 12.88)

34 26 Maatschappelijk engagement: een besef van kwetsbaarheid Dans le groupe féminin Table 3: Modèle explicatif du niveau d incivilités et d actions illégales à message politique retenu par l analyse de régression - forward selection Etape 9 - filles Résultat estimé des paramètres et signe Erreur standard Valeur de F Pr> F intercept < *** Sentiment d être victime de discrimination Niveau de confiance dans les institutions Niveau de liberté dans les choix personnel NS NS NS Niveau de pro-socialité ** Niveau d engagement politique/social conventionnel Niveau d intérêt et de discussion politique formelle Fier(e) de ses opinions philosophiques ou religieuses Niveau de conscience des discriminations que la société génère pour certains groupes de population Niveau de croyance dans l efficacité des actions non -conventionnelles < *** NS NS NS < *** ***: p < **: p < 0.01 *: p < 0.05 NS = not significant modèle très significatif P < ( F=12.53) Comme le montre le tableau de résultats, le modèle est également très significatif dans le groupe des filles. Au bout de 9 étapes, le processus s est arrêté manque d apport supplémentaire significatif. La part de la variance expliquée (R2) est ici de On remarque d emblée que la dynamique explicative diffère de celle qui prévaut chez les garçons, même si c est toujours bien la perception de l efficacité de l ac-

35 Claire Gavray 27 tion qui prime dans l explication. Le nombre d items significatifs se réduit. Ainsi, le niveau d incivilités ne dépend plus ici significativement du niveau de limitations de choix vécu, ni du niveau de discrimination ressenti, ni du niveau d ouverture sociale et sexuée de l environnement proche. Signalons en passant que, contrairement à ce qu on aurait pu penser intuitivement, le niveau de choix personnel autoévalué se retrouve en moyenne un peu plus haut chez les jeunes femmes (moyenne de 18.8 avec un écart type de 2.2 chez les filles; contre moyenne de 17.7 chez les garçons, avec écart type de 3.4, donc plus élevé que chez les filles, p = ). En prolongement, on voit se confirmer un niveau de discrimination général auto-évalué légèrement supérieur dans le groupe masculin (p = 0.03). En fait, on a pu vérifier de tels résultats dans d autres études. On peut probablement y déceler une marque de la socialisation genrée. Les recherches confirment que les jeunes filles contemporaines restent toujours aujourd hui plus habituées à être soumises au contrôle familial, plus poussées à restreindre leurs ambitions, à refouler leurs frustrations et éviter de trop se comparer à autrui (manifestation de violence symbolique selon Bourdieu (1979); des discriminations bienveillantes selon Delacolette et al., 2009). Les jeunes filles reçoivent à l inverse moins d injonctions de s autonomiser et de gagner sa place dans un monde concurrentiel et dans la sphère publique, même si conjointement elles prennent confiance dans leurs capacités et leur légitimité à étendre leur champ d investissement. Ces éléments s avèrent toujours cruciaux aujourd hui pour accéder au statut d homme, d où l importance accordée par les garçons à leur liberté de choix dans leurs relations. D un point de vue méthodologique, on peut aussi remarquer ici que les variables à disposition pour l analyse réfèrent peu aux traitements discriminatoires qui pourraient être ressentis au quotidien dans la sphère familiale et au sentiment d inégalité lié plus spécifiquement au statut de fille. Or ces éléments ressortent souvent comme facteur expliquant le passage à l acte déviant pour les filles (Gavray, 2009b). Dans cette recherche-ci, on peut remarquer que parmi les réponses ayant trait aux raisons de la discrimination vécue, seule la réponse à cause de ton groupe sexué distingue les filles des garçons: 13% des sujets féminins contre 3% des sujets masculins disent que d après eux c était dû à leur appartenance sexuée (p = ). Et ce qui concerne les lieux où se sont déroulées ces discriminations, le seul lieu qui rend compte d une différence sexuée significative est bien la famille: 26% des filles