Flora en fauna quickscan. Nieuwbouw Elde College Kloosterpark Schijndel

Transcriptie

1 Flora en fauna quickscan Nieuwbouw Elde College Kloosterpark Schijndel Cuijk, 5 maart 2013

2 Colofon Opdrachtgever Gemeente Schijndel Mevrouw R. Morskate Postbus AA SCHIJNDEL Dossiergegevens Onze referentie: Uw referentie: RVG/ Status rapport: v3.0 Adviseur Dennis Slotboom Bedrijfsgegevens Contactgegevens T F info@cobraecoadviseurs.nl Centraal postadres Rechtestraat GE Wilbertoord Bedrijfsgegevens KvK Eindhoven Btw-nr. NL B01 Rabobank

3 Nieuwbouw Elde College Kloosterpark Schijndel Samenvatting Cobra ecoadviseurs bv heeft op 2 augustus 2011 een flora en fauna quickscan uitgevoerd in het Kloosterpark in Schijndel. Gemeente Schijndel wil in het park een nieuw schoolgebouw bouwen. Beschermde soorten In het gebied zijn vogels aanwezig. Vogels zijn streng beschermd door de Vogelrichtlijn. Daarnaast zijn aanwezig of verwachten wij algemeen voorkomende amfibieën als bruine en bastaardkikker, gewone pad en kleine watersalamander. Deze soorten zijn opgenomen in tabel 1 van de Flora- en faunawet en daarmee licht beschermd. Als laatste worden verschillende soorten vleermuizen verwacht. Vleermuizen zijn opgenomen in bijlage IV van de Habitatrichtlijn en tabel 3 van de Flora- en faunawet en daarmee zwaar beschermd. Vaste rust- en verblijfplaatsen Er zijn geen jaarrond beschermde nesten aanwezig, maar wij verwachten wel nesten van meer algemeen voorkomende vogelsoorten. Daarnaast zijn in de oude wilgen en populieren potentiële paarverblijfplaatsen van vleermuizen aanwezig. Deze verblijfplaatsen zijn, mits in gebruik, streng beschermd. Is er een ontheffing nodig? Voor het verstoren van vogels is in principe geen ontheffing mogelijk. Er moet zodanig gewerkt worden, dat bewoonde nesten worden ontzien en behouden. Voor soorten uit tabel 1 is geen ontheffing nodig, mits zorgvuldig wordt gehandeld. Voor vleermuizen kan pas worden bepaald of het werk ontheffingsplichtig is, nadat uit vleermuisonderzoek is gebleken welke soorten het gebied op welke wijze gebruiken. Maatregelen Het is noodzakelijk: een vleermuisonderzoek uit te voeren; te rooien tussen 1 december en 15 maart; te rooien beplantingen kort tevoren te controleren op bewoonde nesten; zorgvuldig te handelen ten aanzien van vissen en amfibieën. Wij adviseren om de slootkanten preventief te maaien. Kansen De herinrichting van het park en de bouw van het nieuwe schoolgebouw bieden kansen voor de natuur. Hiervoor moet wel eerst duidelijk zijn op welke biotopen wordt ingezet en welk ambitieniveau hierbij wordt nagestreefd. 2 Project v3.0 5 maart 2013

4 Inhoud 1 Inleiding 4 2 Situatie en planvorming 5 3 Verantwoording Literatuuronderzoek Natuurloket Veldwerk 8 4 Juridisch kader Flora- en faunawet Ecologische Hoofdstructuur (EHS) Natuurbeschermingswet Quickscan Gebiedsbescherming Planten en dieren Vaste rust- en verblijfplaatsen Overige functies 15 6 Conclusie Beschermde soorten Vaste rust- en verblijfplaatsen Is er een ontheffing nodig? 16 7 Advies Nader onderzoek Zorgvuldig handelen Kansen 19 3

5 Nieuwbouw Elde College Kloosterpark Schijndel 1 Inleiding In opdracht van gemeente Schijndel heeft Cobra ecoadviseurs bv een flora en fauna quickscan uitgevoerd in het Kloosterpark in Schijndel. Aanleiding en doel Dit onderzoek moet uitgevoerd worden in verband met de voorgenomen uitbreiding van het Elde College in het naastgelegen Kloosterpark. Het doel van deze quickscan is te bepalen of er beschermde soorten of de vaste rust- en verblijfplaatsen hiervan in het plangebied of in de directe omgeving aanwezig zijn. Op basis van de resultaten geven wij aan of er een ontheffing moet worden aangevraagd of dat nader onderzoek noodzakelijk is. Hebt u na het lezen van dit rapport nog vragen? Neem dan gerust contact met ons op. Wij zijn tijdens kantooruren bereikbaar op telefoonnummer Uw veelzijdig specialist, Dennis Slotboom Specialist Natuur en Ecologie European Tree Technician 4 Project v3.0 5 maart 2013

6 2 Situatie en planvorming Onderzoeksgebied Het onderzoeksgebied bevindt zich aan de rand van de bebouwde kom aan de westzijde van Schijndel. Op afbeelding 1 is het onderzoeksgebied globaal gemarkeerd met een rode cirkel. Afbeelding 1. Onderzoeksgebied Situatiebeschrijving Het gebied is parkachtig. In de directe omgeving van de nieuwbouwlocatie zijn bosvakken, gazons, solitaire bomen en boomgroepen aanwezig. Direct aan de nieuwbouwlocatie bevindt zich een vijver, die is verbonden met sloten in het buitengebied. Op foto 1 ziet u de situatie. Foto 1. Situatieoverzicht 5

7 Nieuwbouw Elde College Kloosterpark Schijndel Planvorming Ten westen van de vijverpartij wordt medio 2013 een nieuw schoolgebouw gebouwd. Op afbeelding 2 en 3 is de huidige en de geplande situatie weergegeven. De waterpartij wordt iets uitgebreid met een natte oeverrand. Het bosvak aan de westzijde blijft grotendeels behouden. De onderbegroeiing wordt hier verwijderd, maar de grote bomen blijven staan. Vervolgens wordt gras ingezaaid; er komt ook een zone met ruig gras. Aan de oostzijde komt het hoofdpad waarvan aan weerszijden nieuwe bomen worden aangeplant. Medio 2025 wordt ook het oude gebouw aan de zuidwestzijde gesloopt. Vervolgens wordt daar dan een tweede, kleiner schoolgebouw gebouwd, dat omringd zal worden door gras, bomen en boomgroepen. Afbeelding 2. Huidige situatie Afbeelding 3. Ontwerp 6 Project v3.0 5 maart 2013

8 3 Verantwoording 3.1 Literatuuronderzoek Om inzicht te krijgen in de actuele gegevens die beschikbaar zijn over de omgeving van het Kloosterpark hebben wij onder andere RAVON, SOVON, FLORON, De Vlinderstichting en de Zoogdiervereniging geraadpleegd. 3.2 Natuurloket Wij hebben gegevens over de aanwezigheid van wettelijk beschermde soorten binnen het onderzoeksgebied opgevraagd bij het Natuurloket ( Op afbeelding 3 ziet u de administratieve gegevens. Afbeelding 4. Administratieve gegevens Natuurloket 7

9 Nieuwbouw Elde College Kloosterpark Schijndel In afbeelding 4 zijn de resultaten uit de database van het Natuurloket weergeven. Hieruit blijkt dat er onvoldoende onderzoeksgegevens beschikbaar zijn van de genoemde soortgroepen. Maar naast vogels zijn beschermde soorten uit tabel 1, 2 en 3 waargenomen voor wat betreft vaatplanten, zoogdieren en amfibieën. Tijdens ons veldbezoek ligt de focus op de volgende groepen: vaatplanten zoogdieren broed- en watervogels amfibieën en reptielen vissen dagvlinders en libellen overige ongewervelden Afbeelding 5. Resultaten database Natuurloket 3.3 Veldwerk Tijdstip en omstandigheden Dennis Slotboom heeft één veldbezoek uitgevoerd: op 2 augustus In tabel 1 hebben wij de veldomstandigheden tijdens het veldwerk opgenomen. Tabel 1. Inventarisatieronden Datum Moment Weersomstandigheden 2 augustus 2011 Middag Droog, helder, windstil, 23 o C Werkwijze Cobra ecoadviseurs bv werkt uitsluitend volgens de richtlijnen en inventarisatiemethoden die zijn voorgeschreven door het Netwerk Groene Bureaus. Methoden zijn vastgesteld voor de volgende diergroepen: ongewervelden vissen amfibieën reptielen zoogdieren vaatplanten 8 Project v3.0 5 maart 2013

10 Ontheffing Het tijdens veldwerk inventariseren en opsporen van beschermde planten en dieren is in strijd met de Flora- en faunawet. Cobra ecoadviseurs bv heeft als lid van het Netwerk Groene Bureaus een landelijk geldende ontheffing voor de verbodsbepalingen genoemd in: artikel 9 van de Flora- en faunawet voor zover dit betreft het vangen, bemachtigen en met het oog daarop opsporen van beschermde inheemse zoogdieren (Mammalia), reptielen (Reptilia), amfibieën (Amphibia), vissen (Pisces), geleedpotigen (Arthropoda) en weekdieren (Mollusca) en het doden van beschermde inheemse mieren (Formicidae), kevers (Coleoptera) en weekdieren (Mollusca); artikel 11 van de Flora- en faunawet voor zover dit betreft het verstoren van nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van inheems beschermde zoogdieren, reptielen, amfibieën, vissen, geleedpotigen en weekdieren; artikel 12 van de Flora- en faunawet voor zover dit betreft het zoeken van eieren van beschermde inheemse amfibieën en mieren; artikel 13, lid 1, van de Flora- en faunawet voor zover dit betreft het vervoeren en onder zich hebben van beschermde inheemse mieren, kevers en weekdieren; artikel 15, lid 2, 15b en 72, lid 5, voor zover dit betreft het gebruik van: o netten voor het vangen van beschermde inheemse amfibieën en vissen, o vallen voor het vangen van beschermde inheemse zoogdieren, o fuiken voor het vangen van beschermde inheemse geleedpotigen, voor zover deze vangmiddelen worden gebruikt om soorten te vangen die worden genoemd in bijlage IV, onderdeel a, of bijlage V, onderdeel a, van richtlijn 92/43/EEG, ten behoeve van onderzoek. 9

11 Nieuwbouw Elde College Kloosterpark Schijndel 4 Juridisch kader 4.1 Flora- en faunawet Reikwijdte De Flora- en faunawet is op 1 april 2002 in werking getreden. Deze wet regelt de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijk leefomgeving. Menselijk handelen mag geen nadelige invloed hebben op deze soorten. Volgens de Flora- en faunawet is het daarom verboden beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, hun holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen aan te tasten of te verontrusten. Onderscheiden wordt tussen licht en zwaar beschermde soorten. Beschermde soorten Onder de Flora- en faunawet zijn als beschermde soort aangewezen: een aantal inheemse plantensoorten; alle van nature in Nederland voorkomende zoogdierensoorten (behalve de zwarte rat, de bruine rat en de huismuis); alle van nature binnen de Europese Unie voorkomende vogelsoorten; alle van nature in Nederland voorkomende amfibieën- en reptielensoorten; diverse van nature in Nederland voorkomende vissoorten (met uitzondering van soorten in Visserijwet 1963); een aantal overige inheemse diersoorten; een aantal uitheemse dier- en plantensoorten. Vrijstelling en ontheffing In sommige gevallen kan vrijstelling worden verleend van de Flora- en faunawet. Dit is aan de orde als er sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik. Ook kan ontheffing worden verkregen van de Flora- en faunawet. Of een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet nodig is, is afhankelijk van de aard van de ingrepen in het onderzoeksgebied. Er mag geen afbreuk worden gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de aanwezige dier- en plantensoorten. Mitigerende maatregelen Als maatregelen worden getroffen om de functionaliteit van de voortplantings- en/of vaste rust- en verblijfplaatsen te garanderen, is geen ontheffing vereist. Zo kunnen er mitigerende maatregelen worden getroffen. Stroomschema Het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I) hanteert een stroomschema om te bepalen of een ontheffing nodig is. Het stroomschema hebben wij opgenomen als afbeelding Project v3.0 5 maart 2013

12 Afbeelding 6. Stroomschema EL&I 4.2 Ecologische Hoofdstructuur (EHS) Van rijkswege is het Structuurschema Groene Ruimte (SGR) opgesteld. Hierin staan afspraken over de natuur in landelijke gebieden. De nota is gericht op behoud, herstel en ontwikkeling van wezenlijke natuurkenmerken en -waarden. Bepaald wordt dat de EHS moeten worden beschermd en ontwikkeld door een combinatie van: planologische bescherming; aankoop van gronden; het afsluiten van beheersovereenkomsten met particuliere eigenaren; inspanningen voor een goede kwaliteit van milieu en water. In de EHS worden planten en dieren in waardevolle natuurgebieden beschermd. In een bestemmingsplan wordt de ecologische hoofdstructuur concreet begrensd. Ingrepen in de EHS In de EHS geldt het nee, tenzij principe. Dit houdt in dat ruimtelijke ingrepen niet zijn toegestaan, tenzij er geen alternatieven zijn en er sprake is van een groot openbaar belang. De effecten van een ingreep moeten bovendien worden gecompenseerd. In principe zijn ingrepen in of nabij een EHS die van invloed zijn op de natuurwaarden vergunningsplichtig. Welk spoor gevolgd moet worden en of er daadwerkelijk sprake is van een aantasting van natuurwaarden in de EHS is afhankelijk van de concrete planvorming. 11

13 4.3 Natuurbeschermingswet 1998 Nieuwbouw Elde College Kloosterpark Schijndel De Natuurbeschermingswet 1998 ziet toe op de bescherming van gebieden. Op grond van artikel 10a wijst de minister van EL&I gebieden aan waarin uitvoering wordt gegeven aan de Vogelrichtlijn (EEG nr. 79/409) en de Habitatrichtlijn (EEG nr. 29/43). Gebieden De Natuurbeschermingswet kent drie typen gebieden: Natura 2000-gebieden; beschermde natuurmonumenten; overige door EL&I aangewezen gebieden. Vergunning Als een project of activiteit leidt tot een verslechtering van habitats van soorten of kan leiden tot significante verstoring van soorten, dan is op grond van artikel 19d een vergunning vereist. 12 Project v3.0 5 maart 2013

14 5 Quickscan 5.1 Gebiedsbescherming Rijks- of provinciale bescherming Het onderzoeksgebied valt buiten de gebieden die zijn aangewezen in het kader van: Habitatrichtlijn Vogelrichtlijn Natura 2000 Natuurbeschermingswet Ecologische Hoofdstructuur (EHS) Het onderzoeksgebied ligt op ruime afstand van gebieden die zijn aangewezen als onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Op afbeelding 6 is de ligging van het onderzoeksgebied ten opzichte van de EHS gemarkeerd. De EHS is gemarkeerd met de groene kleuren. Afbeelding 7. Ecologische Hoofdstructuur (bron: Gemeentelijke status Voor zover bekend heeft het gebied geen gemeentelijke beschermde status. 13

15 5.2 Planten en dieren Nieuwbouw Elde College Kloosterpark Schijndel Vaatplanten Wij hebben geen beschermde plantensoorten aangetroffen. Deze zijn ook niet te verwachten omdat het gazon intensief wordt beheerd. Ook de bosvakken hebben een soortenarme onderbegroeiing. Zoogdieren Wij hebben geen zoogdieren aangetroffen. Het is wel mogelijk dat algemeen voorkomende soorten als mol, konijn en rosse woelmuis in het gebied aanwezig zijn. Ook verwachten wij foeragerende vleermuizen in het gebied. Broed- en watervogels In het gebied hebben wij verschillende soorten algemeen voorkomende park-, tuin- en watervogels waargenomen. Soorten die wij hebben gezien of gehoord zijn wilde eend, waterhoen, groene specht, merel, vink, koolmees en kauw. Amfibieën De vijverpartij biedt een biotoop voor allerlei amfibieën zoals bastaard (groene) kikker, kleine watersalamander, bruine kikker, gewone pad. Maar deze hebben wij niet in het water aangetroffen. In deze periode houden bruine kikkers, gewone padden en kleine watersalamanders zich vooral op het land op. Wel hebben wij talrijke jonge bruine kikkers waargenomen in de omringende bosvakken. Dit is een teken dat in ieder geval bruine kikker, de vijverpartij en aangrenzende sloten als voortplantingsbiotoop gebruikt. Reptielen Wij hebben geen reptielen waargenomen. Op basis van literatuuronderzoek, maar ook vanwege het ontbreken van geschikte biotopen, zijn ook geen reptielen te verwachten. Vissen In de vijver hebben wij enkele tientallen rietvoorns aangetroffen. Vanwege het heldere water en het ontbreken van groene kikkers verwachten wij ook roofvissen als snoeken. Dagvlinders en libellen Wij hebben geen specifiek beschermde dagvlinders of libellen aangetroffen. Libellen komen veelvuldig voor nabij de waterpartij, maar het betreft algemeen voorkomende soorten als blauwe glazenmaker en gewone oeverlibel. Overige ongewervelden Het plangebied kent geen specifieke biotopen van beschermde ongewervelden en deze worden daarom ook niet verwacht. 14 Project v3.0 5 maart 2013

16 5.3 Vaste rust- en verblijfplaatsen Nesten Wij hebben geen jaarrond beschermde nestplaatsen aangetroffen. Maar wij sluiten niet uit dat vogels gebruik maken van de bomen en onderbegroeiing om hun nesten te bouwen. In de vijver hebben wij ook enkele jonge eenden aangetroffen die vermoedelijk hun nest hadden in de oeverbegroeiing langs de vijver. Holten en schuilplaatsen In diverse grote wilgen en populieren aan de zuidzijde van het terrein (zie foto 2) bevinden zich holten, ruimten of losse bastplanten die mogelijk gebruikt worden door vogels of door vleermuizen. Wij verwachten niet dat het hier gaat om winterverblijfplaatsen van vleermuizen, maar mogelijk wel om paarverblijfplaatsen. Het is mogelijk dat zich vleermuizen ophouden in de te slopen bebouwing (2025) in het westelijk deel van het Kloosterpark. Foto 2. Oude wilgen en populieren 5.4 Overige functies De combinatie wateroppervlak, ruige oevers en beschutting van opgaande begroeiingen maken het gebied bij de vijver uitermate geschikt als foerageergebied voor diverse vleermuissoorten. 15

17 Nieuwbouw Elde College Kloosterpark Schijndel 6 Conclusie 6.1 Beschermde soorten Vleermuizen Wij hebben het sterke vermoeden dat diverse soorten vleermuizen foeragerend gebruikmaken van met name de directe omgeving van de waterpartij. Vleermuizen zijn opgenomen in bijlage IV van de Habitatrichtlijn en tabel 3 van de Flora- en faunawet en daarmee zwaar beschermd. Vogels Wij hebben vogels binnen het onderzoeksgebied aangetroffen. De vogels gebruiken de bomen als foerageergebied of als tijdelijke rustplaats. Alle vogels zijn streng beschermd volgens de Vogelrichtlijn. Soorten uit tabel 1 Wij verwachten dat amfibieën als bruine kikker, bastaardkikker, kleine watersalamander en gewone pad aanwezig kunnen zijn. Ook zoogdieren als mollen, konijnen en rosse woelmuizen verwachten wij in het gebied. Deze soorten zijn opgenomen in tabel 1 van de Flora- en faunawet en daarmee licht beschermd. 6.2 Vaste rust- en verblijfplaatsen Nesten Wij hebben geen jaarrond beschermde nestplaatsen aangetroffen. Nesten van meer algemeen voorkomende vogels zijn, voor zover in gebruik, wel streng beschermd. Vleermuisverblijven In de bomen bevinden zich potentiële paarverblijfplaatsen voor vleermuizen. Ook deze paarverblijfplaatsen zijn, mits in gebruik en van wezenlijk belang, streng beschermd. 6.3 Is er een ontheffing nodig? Vogels Wanneer het rooien van onderbeplantingen en eventueel van bomen plaatsvindt op het moment dat er geen bewoonde nesten aanwezig zijn, is geen sprake van een overtreding van de Flora- en faunawet. Als werkzaamheden beginnen in de periode tussen 15 maart en 1 december is de kans op bewoonde nesten groot. Bijna alle vogels broeden in deze periode, wellicht ook in de te verwijderen bomen of beplantingen. Bewoonde nesten zijn zwaar beschermd. U kunt in principe geen ontheffing krijgen voor 16 Project v3.0 5 maart 2013

18 het verstoren of verwijderen van deze nesten. Er is namelijk altijd een alternatief; wachten tot het nest niet meer bewoond is. Soorten uit tabel 1 De geplande werkzaamheden vallen onder de noemer ruimtelijke ontwikkeling. Dit betekent dat voor soorten uit tabel 1 een algehele vrijstelling geldt. U hoeft daarvoor geen ontheffing aan te vragen. Wel geldt de algemene zorgplicht. Deze houdt in dat uw werkzaamheden geen wezenlijke invloed mogen uitoefenen op de soort. Daarnaast moet u voorafgaand aan en tijdens de werkzaamheden zoveel mogelijk voorkomen of beperken dat: dieren worden gedood of verwond; nesten of holen worden beschadigd, weggenomen of verstoord. Adviezen over hoe u minimaal invulling moet geven aan deze zorgplicht beschrijven wij in hoofdstuk 7. Soorten uit tabel 2 en 3 Wij verwachten dat de voorgenomen nieuwbouw een negatief effect heeft op foeragerende vleermuizen. Het nieuwe gebouw brengt namelijk een ingrijpende verandering van het gebied met zich mee. Niet alleen de omvang van het gebouw speelt hierin een rol, ook de hiermee samenhangende noodzakelijke verlichting is van belang. Vooral verlichting werkt verstorend op de meeste soorten vleermuizen. Ook het verwijderen van de aanwezige beplantingen zal van grote invloed zijn op de kwaliteit en het functioneren van het gebied als foerageergebied of paarlocatie. Of een ontheffing noodzakelijk is, is afhankelijk van of vleermuizen gebruik maken van het plangebied, in welke mate en om welke soorten het gaat. Niet alle soorten stellen namelijk dezelfde eisen aan hun omgeving. Een gedetailleerd vleermuisonderzoek is hiervoor noodzakelijk. 17

19 Nieuwbouw Elde College Kloosterpark Schijndel 7 Advies 7.1 Nader onderzoek Vleermuisonderzoek Het is noodzakelijk ruim voor het begin van de werkzaamheden een vleermuisonderzoek uit te laten voeren. Een dergelijk onderzoek heeft een doorlooptijd van circa acht weken en kan uitsluitend volledig worden uitgevoerd in de periode tussen half april en half oktober. Het onderzoek moet zich richten op soorten, op de functie van foerageergebied en op de aanwezigheid van paarverblijven in bomen. Protocol Het nader onderzoek moet uitgevoerd worden conform het Vleermuisprotocol. Dit protocol is goedgekeurd door het ministerie van EL&I (voorheen: LNV) en beschrijft de wijze van zorgvuldig onderzoek als het gaat om vleermuizen. Wanneer u dat wenst, kan Cobra ecoadviseurs bv dit onderzoek voor u verzorgen. 7.2 Zorgvuldig handelen Op dit moment is het geven van een compleet pakket van maatregelen in het kader van zorgvuldig handelen niet mogelijk. Dit is namelijk afhankelijk van de uitkomsten van het vleermuisonderzoek. Hieronder beschrijven wij richtlijnen voor zorgvuldig handelen voor wat betreft vogels en soorten uit tabel 1 van de flora- en faunawet. Rooiperiode Wij adviseren u de beplantingen en eventuele bomen te rooien tussen 1 december en 15 maart. De kans dat er bewoonde nesten aanwezig zijn, is dan erg klein. Flora- en faunacheck Als u besluit de bomen en beplantingen te verwijderen tussen 15 maart en 1 december, moet voorafgaand aan de werken een aanvullende controle worden uitgevoerd. Hiermee controleert u of zich bewoonde nesten in de te rooien elementen bevinden. Dit onderzoek moet maximaal drie dagen voor de daadwerkelijke werkzaamheden uitgevoerd worden. 18 Project v3.0 5 maart 2013

20 Vissen en amfibieën Het nieuwe schoolgebouw wordt pal tegen de waterkant aangebouwd. Dit beïnvloedt waarschijnlijk de aanwezige vissen en amfibieën, met name als gewerkt wordt tussen februari en juni. Wij adviseren: voorzieningen te treffen waardoor zeker geen bouwvervuiling optreedt in het water; werkzaamheden in of nabij het water bij voorkeur uit te voeren in de periode tussen september en februari; zo min mogelijk bouwverlichting te gebruiken, met name in de periode dat amfibieën zich voortplanten, tussen eind januari en begin juni; bij werken aan de waterkant vooraf te controleren op ei-afzettingen van amfibieën en deze te laten verplaatsen naar elders in de vijverpartij. Welke voorzieningen mogelijk zijn, is afhankelijk van de aard en omvang van de werkzaamheden. Dit moet nader worden bepaald in overleg met de aannemer. Preventief maaien slootkanten Wij adviseren de slootkanten van de vijverpartij, met uitzondering van de rietkragen aan de zuidzijde met ingang van 1 maart in het jaar van bouwactiviteiten te maaien. Op deze wijze zullen vogels geen nesten bouwen in de kort gemaaide oeverbegroeiing en is er tijdens de bouwfase dus geen sprake van verstoring. Konijnenholen Markeer konijnenholen voor zover deze zich bevinden in delen waar grondwerk moet worden uitgevoerd. Ontzie deze holen in de periode tussen januari en juli, omdat konijnen dan hun jongen grootbrengen. 7.3 Kansen Ontwerp Het huidige ontwerp biedt ook kansen voor de natuur. De biotoop water wordt uitgebreid en er wordt een brede, natte oever voorzien, die in potentie aantrekkelijk is voor veel soortgroepen. Maar de uiteindelijke detaillering, bijvoorbeeld op het gebied van verlichting, is van doorslaggevende invloed op het succesvol functioneren van het gebied. Het heeft bijvoorbeeld geen zin te hopen op vleermuizen als de verlichtingstructuur deze juist afstoot. In beide scenario s (wel of geen vleermuizen aanwezig) kan het gebied door rekening te houden met vleermuizen zo aantrekkelijk mogelijk gemaakt worden voor deze soortgroep. Uiteraard geldt hetzelfde principe voor alle overige soortgroepen. 19

21 Nieuwbouw Elde College Kloosterpark Schijndel Ontwerp 2025 Op langere termijn zal het oude, grote schoolgebouw worden gesloopt en voor een deel worden teruggegeven aan het park. Dit biedt kansen voor de ontwikkeling van meer natuurwaarden in het park, maar het vormt ook bedreigingen. Denk bijvoorbeeld aan mogelijke verblijfplaatsen van vleermuizen die met de sloop verloren kunnen gaan. Of denk aan kwaliteitsverlies van bomen die binnen de invloedssfeer van de werkzaamheden staan. Vervolg Onze specialisten kunnen u hierin uitstekend adviseren en zorgen voor een nadere uitwerking, bijvoorbeeld op het gebied van beheer en onderhoud van de verschillende biotopen. Cuijk, 5 maart Project v3.0 5 maart 2013