Bavel, Pastoor Doenstraat - Kloosterstraat

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Bavel, Pastoor Doenstraat - Kloosterstraat"

Transcriptie

1 Toelichting Bavel, Pastoor Doenstraat - Kloosterstraat Pagina 1 van 43

2 HOOFDSTUK 1 Inleiding 1.1 Aanleiding en doel In het centrum van de kern Bavel, op de percelen Pastoor Doensstraat 4 en Kloosterstraat (oneven nummers), is nieuwbouw van winkels, waaronder een supermarkt, en (zorg)appartementen gepland. De huidige bebouwing ter plaatse wordt gesloopt. Deze ontwikkeling is niet mogelijk binnen het ter plaatse geldende bestemmingsplan Bavel. Binnen dit bestemmingsplan hebben de betreffende percelen de bestemming Centrum en Wonen, waarin met name in deze laatste bestemming de functie detailhandel niet is toegestaan. Daarnaast is het plan in strijd met diverse bouwregels uit het geldende plan. Het vaststellen van een nieuw bestemmingsplan is noodzakelijk om de beoogde ontwikkelingen mogelijk te maken. Om deze ontwikkeling te realiseren is een herziening van dat plan noodzakelijk. Met voorliggend document wordt hieraan voldaan. 1.2 Ligging en begrenzing plangebied Het plangebied ligt aan de Kloosterstraat (oneven) en de Pastoor Doensstraat 4 in de kern Bavel in de gemeente Breda. De kern Bavel ligt ten zuidoosten van Breda. Het plangebied wordt aan de noordkant begrensd door de Lange Vore. Aan de oostkant grenst het plangebied aan het café t Karrewiel gelegen aan de Kloosterstraat 21. Aan de zuidkant wordt het plangebied begrensd door de Kloosterstraat en aan de westkant door de Pastoor Doensstraat. Op navolgende luchtfoto is de ligging en begrenzing van het plangebied globaal weergegeven. Voor de exacte begrenzing van het plangebied wordt verwezen naar de verbeelding van dit bestemmingsplan. Figuur: ligging en begrenzing plangebied (rood). 1.3 Huidige planologie Pagina 2 van 43

3 Voor het plangebied is het bestemmingsplannen Bavel geldend. Het bestemmingsplan Bavel is 30 mei 2013 vastgesteld door de gemeenteraad van Breda. De met dit bestemmingsplan beoogde ontwikkeling is niet in overeenstemming met het bestemmingsplan Bavel, maar is wel in de toelichting op dit bestemmingsplan genoemd. Nu er een concreet plan voor de invulling ligt, wordt voorliggend bestemmingsplan opgesteld. De vigerende regelingen van deze bestemmingsplannen worden navolgend beschreven. Bestemmingsplan Bavel Het plangebied heeft in het vigerende bestemmingsplan Bavel de bestemmingen Centrum, Verkeer en de bestemming Wonen. Eveneens heeft het plangebied de dubbelbestemming Waarde Archeologie om op deze wijze eventuele archeologische waarden te beschermen. Binnen de bestemming Centrum zijn de met voorliggend bestemmingsplan beoogde functies toegestaan, met dien verstande dat slechts de bestaande supermarkt is toegestaan. Daarnaast wordt de maximale goot- en bouwhoogte overschreden en is de beoogde nieuwbouw ook buiten het aanwezige bouwvlak geprojecteerd. Binnen de bestemming Wonen zijn de beoogde functies niet realiseerbaar. Ook is de voorgestelde bebouwing niet mogelijk binnen de bestemming Wonen. Figuur: uitsnede vigerend bestemmingsplan Bavel Conclusie De geplande nieuwbouw past niet binnen het geldend bestemmingsplan Bavel. De nieuwe bebouwing valt deels buiten het aangegeven bebouwingsvlak en de goot- en bouwhoogte overschrijdt Pagina 3 van 43

4 de maximaal toegestane goot- en bouwhoogte. Eveneens is bebouwing voorzien ten behoeve van centrumfuncties binnen de gegeven woonbestemming ter plaatse. 1.4 Planvorm Onderhavig bestemmingsplan is voornamelijk ontwikkelingsgericht en betreft de herontwikkeling van de percelen Kloosterstraat (oneven) en Pastoor Doensstraat 4 in Bavel. Met dit bestemmingsplan wordt de haalbaarheid van deze ontwikkeling aangetoond. Voor een klein deel (noordkant plangebied) is dit bestemmingsplan conserverend van aard. 1.5 Leeswijzer Na dit inleidende hoofdstuk volgt in hoofdstuk 2 'Gebiedsanalyse' een ruimtelijke en functionele analyse van het plangebied. In hoofdstuk 3 'Beleid' wordt het (relevante) ruimtelijke rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid beschreven. Hoofdstuk 4 beschrijft de in het plangebied geplande ontwikkelingen. In hoofdstuk 5 'Milieu en landschap' zijn de sectorale milieu- en landschapsaspecten opgenomen. Daarna volgt in hoofdstuk 6 de juridische planbeschrijving. In dit hoofdstuk wordt de wijze van bestemmen uiteengezet en is een toelichting gegeven op de regels van het bestemmingsplan. In hoofdstuk 7 wordt de financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan beschreven. Tot slot is hoofdstuk 8 'Communicatie' gereserveerd voor de uitkomsten van het vooroverleg zoals bedoeld in artikel van het Besluit ruimtelijke ordening, evenals een beschrijving van de verdere procedure. Pagina 4 van 43

5 HOOFDSTUK 2 Gebiedsanalyse 2.1 Inleiding In dit hoofdstuk is, na de positionering van het plangebied in breder verband, de ruimtelijke en functionele structuur van het plangebied uiteengezet. De ruimtelijke structuur is beschreven en in beeld gebracht aan de hand van de aspecten cultureel erfgoed, bebouwingsstructuur, openbare ruimte en verkeer. In de beschrijving van de functionele structuur wordt ingegaan op de diverse in het plangebied voorkomende functies. Tot slot wordt de toekomstige ontwikkeling in het plangebied beschreven. 2.2 Positionering plangebied Het plangebied ligt in het centrum van de kern Bavel aan de Pastoor Doensstraat en de Kloosterstraat. Bavel ligt ten zuidwesten van Breda, in de elleboog van de snelwegen A27 en A58 en op de grens van stedelijk gebied en landelijk gebied. Sinds 1997 valt Bavel, als gevolg van de gemeentelijke herindeling, onder het gemeentebestuur van Breda. Daarvóór hoorde Bavel, samen met het nabijgelegen Ulvenhout en Galder, bij de gemeente Nieuw Ginneken. Sinds de herindeling in 1997 hebben in het buitengebied en de randen van de kern Bavel diverse ruimtelijke ontwikkelingen plaatsgevonden. Ondanks de herindeling en de recente ontwikkelingen heeft Bavel echter zijn dorpse karakter behouden, vanwege het feit dat het dorp nog fysiek gescheiden is van Breda. De A27 zorgt ervoor dat Bavel aan de westzijde ruimtelijk gescheiden blijft van Breda. De Lange Bunder vormt de belangrijkste verbinding tussen Bavel en Breda en doet gelijktijdig dienst als de 'rondweg' van Bavel. De in het centrum van het dorp gelegen kerk, met daaromheen de winkels, geven het dorp een echt hart. Bavel is vooral gegroeid vanaf de jaren '60 van de vorige eeuw, met als meest recente uitbreiding de nieuwe woonwijk Wolfslaar aan de westzijde van de A27. Het woonmilieu (groen, rustig, grotere woningen en dicht bij de stad) waren belangrijke aspecten voor deze suburbanisatietendens. Het dorp is te karakteriseren als een forensendorp. In het dorp wordt hoofdzakelijk gewoond. Voorzieningen die het basisniveau overstijgen, zoals voorgezet onderwijs, winkelcentra, werkgelegenheid, zijn nauwelijks aanwezig. Functioneel gezien is de oriëntatie op Breda daardoor groot. 2.3 Ruimtelijke structuur Cultureel erfgoed Beleid In de nota ErfgoedVisie Breda is vastgesteld dat het Bredase erfgoed de basis vormt van de Bredase identiteit en tevens de basis vormt van ruimtelijke ontwikkelingen in Breda. Om het erfgoed in brede zin op herkenbare wijze te kunnen inpassen in nieuwe ruimtelijke ontwikkelingsprocessen is een goede inventarisatie noodzakelijk. In deze paragraaf wordt het aanwezig cultureel erfgoed (te verdelen in archeologie, historische geografie en gebouwd erfgoed) globaal in beeld gebracht en aangegeven hoe deze waarden eventueel beschermd worden. Archeologie De bewoning in Bavel en omgeving is ontstaan op twee hoge dekzandruggen, Eikberg en Kerkeind Bavel. Het landschap daartussen bestaat uit lage dekzandruggen. Het plangebied ligt ook op een lage dekzandrug. Bavel ligt grotendeels in een gebied met een hoge of middelhoge archeologische verwachting. De hoge verwachting concentreert zich rond de oude kern van Bavel. Op basis van de beleidsadvieskaart archeologie van Breda s Erfgoed ligt het plangebied ook in een gebied met een hoge archeologische verwachting. Om die reden is het plangebied voorzien van de dubbelbestemming Waarde Archeologie. Pagina 5 van 43

6 Uitsnede beleidsadvieskaart archeologie van Breda s Erfgoed met globale aanduiding plangebied (rode stip). Bron: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Historische geografie Al in de 14e eeuw komt het huidige Bavel tot ontwikkeling. Uit deze tijd stammen de gehuchten Eikberg Bolberg, Tervoort Lijndonk en Kerkeind (kruispunt Kerkstraat, Oude Bredaseweg en Dorstseweg). Deze gehuchten zijn ontsloten door lokale verbindingswegen en akkerwegen, waarvan een aantal nog in het huidige stratenpatroon van Bavel te herkennen zijn. Voorbeelden van deze wegen zijn de huidige Kloosterstraat, Brigidastraat en Kerkstraat. Rond 1500 komt het zuidelijk Kerkeind (kruispunt Kerkstraat, Brigidastraat en Kloosterstraat) tot ontwikkeling. Op de plaats van de huidige begraafplaats wordt in 1488 een kerk gebouwd. Het gehucht Tervoort wordt middels een kerkpad verbonden met deze kerk. Het zuidelijk Kerkeind ontwikkelt zich tot de belangrijkste nederzetting in het gebied. Vanaf dat moment is er sprake van een klein dorp. Door de lintbebouwing aan de verbindingsweg tussen Kerkeind en het zuidelijk Kerkeind (Kerkstraat) groeien deze bewoningskernen in de 19e eeuw aan elkaar vast. In de 20e eeuw is de kern van Bavel gegroeid tot de huidige omvang. Gebouwd erfgoed Het plangebied ligt in de kern van Bavel aan de Kloosterstraat en Pastoor Doensstraat. De Kloosterstraat is één van de historische linten van Bavel. Het karakter van het gebouwde erfgoed langs deze linten is divers. Veel voorkomend zijn voormalige boerderijen, vaak in één laag onder een dwarse kap. Tussen deze boerderijen aan de linten werden vanaf de tweede helft negentiende eeuw veelal vrijstaande woningen gebouwd. Conclusie Met de ontwikkeling van het plangebied wordt de centrumfunctie van Bavel verder versterkt, hetgeen in lijn is met de oorspronkelijke functie van het gebied. De nieuwe bebouwing langs de Kloosterstraat sluit qua bebouwingsmassa en architectuur aan de op de hier kenmerkende bebouwing in het bebouwingslint. Deze bebouwingslinten zijn karakteristiek voor de ontstaansgeschiedenis van het dorp Bavel. De eventueel voorkomende archeologische waarden in het gebied worden beschermd door middel van een dubbelbestemming Waarde Archeologie. Pagina 6 van 43

7 2.3.2 Openbare ruimte en groen Beleid In het voorjaar van 2009 is de Visie Openbare Ruimte 2020 vastgesteld. Het gebruik, de inrichting en het beheer van de openbare ruimte in de stad, wijk en buurt moeten het goed toeven van Bredase burgers, forensen en toeristen bevorderen. Dit gebeurt door de mogelijkheden te verhogen om samen de openbare ruimte te delen, door de identiteit van buurt, wijk, dorp en stad te versterken en de openbare ruimte duurzaam te gebruiken, in te richten en te beheren. De openbare ruimte moet passen bij de gebruiksbehoefte van mensen, planten en dieren. In deze visie worden daartoe drie belangrijke keuzes gemaakt. Er wordt gekozen voor de kernwaarden gedeelde ruimte, herkenbare ruimte en duurzame ruimte. Gedeelde ruimte: De gedachte achter de gedeelde openbare ruimte is dat gebruikers meer op elkaar aangewezen worden, door de ruimte te delen. De openbare ruimte staat zoveel mogelijk soorten gebruik door mensen, planten en dieren toe en stimuleert deze ook. De openbare ruimte is zo min mogelijk opgedeeld in functiezones. Herkenbare ruimte: Een herkenbare openbare ruimte is een ruimte die de gebruiker vindt passen in zijn/haar beleving van de wijk of stad. Herkenbaarheid ontstaat door een duidelijke relatie van de plek met het grotere geheel, zowel met de ontstaansgeschiedenis als het totale netwerk van openbare ruimten. De strategie is om de openbare ruimte zodanig te gebruiken, in te richten en te onderhouden dat de burgers een duidelijk sociaal herkenningspunt hebben. Naast het opwekken van een thuisgevoel moet het ook een beleving van sociale veiligheid in de openbare ruimte opleveren. Duurzame ruimte: Duurzame openbare ruimte is ruimte die mogelijkheden biedt voor betekenisvol gebruik nu en in de toekomst. Een duurzame ruimte is duurzaam in beheer, gebruik en inrichting. De openbare ruimte draagt bij aan leefbaarheid in het algemeen en is daarom meer dan een milieudoelstelling. De strategie duurzame ruimte ondersteunt de herkenbaarheid en maakt dat gebruik, inrichting en onderhoud van de openbare ruimte goed aansluit bij het karakter van de natuurlijke, sociale en culturele omgeving. Plangebied Bavel heeft een groen karakter door de ruim opgezette openbare ruimte met veel straatbomen en voortuinen. De belangrijkste openbare ruimten zijn de historische linten en met hun historische karakter en de Groene Long. Het plangebied ligt in de kern van Bavel in het winkel- en voorzieningengebied. Het winkel- en voorzieningengebied rondom de kerk is de centrale ontmoetingsplek voor het dorp. De openbare ruimte binnen het plangebied bestaat uit een parkeerterrein aan de achterzijde van de bebouwing. Langs de Kloosterstraat en met name de Pastoor Doensstraat is sprake van een begeleidende boomstructuur Bebouwingsstructuur Bebouwingslinten en kleine gehuchten zijn karakteristiek voor de ontstaansgeschiedenis van het dorp Bavel. In de bebouwde kom gaat het om wegen als de Kerkstraat, de Brigidastraat en de Kloosterstraat, alsmede bebouwingsconcentraties bij de kerk en het Kerkeind. Deze karakteristieken zijn nog herkenbaar in de kom, ondanks de sterke verstedelijking na Het behoud van deze karakteristieke elementen is van belang voor de identiteit van het dorp. De centrumfunctie van het dorp is geconcentreerd rondom het Jack van Gilsplein, welke grenst aan onderhavig plangebied. Plangebied De bebouwing rondom het plangebied wordt gekarakteriseerd door gestapelde bouw in drie lagen aan beide kanten van de Pastoor Doensstraat. Op de begane grond van deze gestapelde bouw zijn commerciële ruimten gevestigd en op de verdiepingen zijn appartementen. De gestapelde bouw bestaat uit drie lagen met een kap. De appartementen hebben aan de straatzijde een balkon. Pagina 7 van 43

8 De bebouwing aan de Kloosterstraat bestaat uit vrijstaande, twee-onder-één kapwoningen en aaneengesloten woningen. Behalve de woonfunctie komt hier op een aantal plaatsen ook detailhandel voor zoals de bakkerij schuin tegenover het plangebied. De panden langs de Kloosterstraat hebben veelal een eenvoudige architectuur, passend bij de karakteristiek van het historische lint. De woningen hebben een hoogte van één tot twee bouwlagen. Aan de Kloosterhof, een zijstraat van de Kloosterstraat, is recent nieuwbouw gerealiseerd. Deze nieuwbouw bestaat uit vrijstaande en halfvrijstaande woningen. Deze woningen bestaan uit twee lagen met een hoge kap en sluiten aan bij de bebouwing van het historische lint Verkeer In het gemeentelijk Verkeersplan (Verkeersplan Breda, gemeente Breda, 2003) is voor het wegennet van Breda, en dus ook voor Bavel, de volgende functionele indeling gehanteerd: Stroomwegen (rijks- en provinciale wegen); Stadsontsluitingswegen Wijk- en dorpsontsluitingswegen; Erftoegangswegen (30km/u-gebieden, verblijfsgebied). Het plangebied ligt aan de Kloosterstraat en Pastoor Doensstraat. Deze straten zijn beide aangeduid als erftoegangswegen. Op de erftoegangswegen gaat het er om de woningen, voorzieningen en bedrijven te ontsluiten voor alle verkeerssoorten. Een goed verblijfsklimaat heeft de hoogste prioriteit. De wegen maken onderdeel uit van 30 km/ u-zones. De inrichting van deze wegen gaat uit van gelijkwaardigheid voor alle verkeerssoorten (voorrang van rechts). In de 30 km/u-gebieden kunnen hoofdfietsroutes en busroutes voorkomen. De inrichting van deze straten kan daardoor afwijken. Voor de wegen in Bavel geldt een maximale snelheid van 30 km/ uur. 2.4 Functionele structuur Het plangebied ligt in het centrum van de kern Bavel aan de Pastoor Doensstraat en de Kloosterstraat. Het plangebied ligt in het winkelconcentratiegebied van Bavel. In de omgeving is een divers aanbod van centrumvoorzieningen. Het winkelaanbod bestaat onder andere uit een opticien, kapsalon, huishoudwinkel, kadowinkel, tijdschriftenwinkel, modezaak, bakkerij, reiswinkel, groentenen fruitspeciaalzaak, garagebedrijf en een supermarkt (Albert Hein). Ook zijn er een aantal horecagelegenheden zoals een pizzeria en lunchroom. Tot slot is er sprake van een aantal maatschappelijke- en zorgvoorzieningen zoals de bibliotheek en een apotheek. Het plangebied herbergt op dit moment een opticien, parkeervoorzieningen, een voormalig tankstation en een aantal woningen. Het voormalige tankstation ligt op de hoek van het plangebied. De woningen zijn (half)vrijstaande woningen met smalle langgerekte achterpercelen. De foto s op de volgende pagina geven een impressie van het plangebied en de omgeving. Pagina 8 van 43

9 Bavel, Pastoor Doensstraat - Kloosterstraat Plangebied en omgeving. Bron: Kolpa Architecten, Centrumontwikkeling Bavel, 19 januari Pagina 9 van 43

10 Het plangebied ligt aan de Pastoor Doensstraat en de Kloosterstraat. Beide straten hebben een centrum- en woonfunctie. Het zijn belangrijke ontsluitingsstraten voor de bereikbaarheid van het centrumgebied. De Pastoor Doensstraat heeft tevens een parkeerfunctie voor het winkelend publiek; aan twee zijden van deze straat zijn langsparkeervakken. Pagina 10 van 43

11 HOOFDSTUK 3 Beleid 3.1 Inleiding De beleidscontext voor het plangebied wordt gevormd door landelijke, provinciale, en gemeentelijke beleidsrapportages. In dit hoofdstuk is het relevante beleid samengevat. 3.2 Rijksbeleid Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte Een actualisatie van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid is nodig gebleken omdat de verschillende beleidsnota s op het gebied van ruimte en mobiliteit gedateerd zijn door nieuwe politieke accenten en veranderende omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen onder andere omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden. Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. Deze structuurvisie geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. De visie is vernieuwend in de zin dat ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur sterker dan voorheen met elkaar verbonden worden. De structuurvisie vervangt daarvoor de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak, de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving en de ruimtelijke doelen en uitspraken in de PKB Tweede structuurschema Militaire terreinen, de Agenda Landschap, de Agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta. De Structuurvisie Nationaal Waterplan blijft in zijn huidige vorm als uitwerking van de SVIR bestaan. In de structuurvisie schetst het Rijk de ambities voor concurrentiekracht, bereikbaarheid, leefbaarheid en veiligheid tot 2040 (lange termijn) en doelen, belangen en opgaven tot 2028 (middellange termijn). De centrale visie wordt uiteengezet in drie hoofddoelstellingen voor de middellange termijn (2028), namelijk concurrerend, bereikbaar en leefbaar&veilig. Voor de drie rijksdoelen zijn de onderwerpen van nationaal belang benoemd waarmee het Rijk aangeeft waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken. De drie hoofddoelstellingen en 13 nationale belangen zijn: 1. Concurrerend = Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economisch structuur van Nederland. Hiervoor zijn de volgende nationale belangen benoemd: Nationaal belang 1: een excellent en internationaal bereikbaar vestigingsklimaat in de stedelijke regio s met een concentratie van topsectoren; Nationaal belang 2: Ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en de energietransitie; Nationaal belang 3: Ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen; Nationaal belang 4: Efficiënt gebruik van de ondergrond; 2. Bereikbaar = Het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat. Hiervoor zijn de volgende nationale belangen benoemd: Nationaal belang 5: Een robuust hoofdnetwerk van weg, spoor- en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio s inclusief de achterlandverbindingen; Nationaal belang 6: Betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem van weg, spoor- en vaarweg; Nationaal belang 7: Het instandhouden van de hoofdnetwerken van weg, spoor- en vaarwegen om het functioneren van de netwerken te waarborgen; 3. Leefbaar & veilig = Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn: Nationaal belang 8: Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico s; Nationaal belang 9: Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en klimaatbestendige stedelijke (her) ontwikkeling; Pagina 11 van 43

12 Nationaal belang 10: Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten; Nationaal belang 11: Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten; Nationaal belang 12: Ruimte voor militaire terreinen en activiteiten; De rijksverantwoordelijkheid voor het systeem van goede ruimtelijke ordening is zonder hoofddoelstelling, als afzonderlijk belang opgenomen: Nationaal belang 13: Zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen. Naast de drie hoofddoelen wordt een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte bevorderd. Hiervoor wordt een ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Dat betekent: eerst kijken of er vraag is naar een bepaalde nieuwe ontwikkeling, vervolgens kijken of het bestaande stedelijk gebied of bestaande bebouwing kan worden hergebruikt en mocht nieuwbouw echt nodig zijn, dan altijd zorgen voor een optimale inpassing en multimodale bereikbaarheid. Bovendien worden nieuwe activiteiten altijd zoveel mogelijk geconcentreerd in het bestaand bebouwd gebied, aansluitend op bestaand bebouwd gebied of in nieuwe clusters van bebouwing daarbuiten. Conclusie In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte zijn nationale belangen opgenomen die zorgen voor een gegarandeerde basiskwaliteit voor alle bewoners van Nederland. Onderhavig plan is niet in strijd met de nationale belangen. In de Structuurvisie wordt zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte bevorderd. Bij toekomstige ontwikkelingen heeft inbreiding en herstructurering de voorkeur boven uitbreiding. Nieuwe ontwikkelingen vinden eerst plaats in het bestaande stedelijk gebied of binnen bestaande bebouwing. Wanneer nieuwbouw noodzakelijk is dan zijn een optimale inpassing en multimodale bereikbaarheid van de ontwikkeling van belang. Onderhavig plan sluit hierop aan Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) Het kabinet heeft in de SVIR vastgesteld dat voor een beperkt aantal onderwerpen de bevoegdheid om algemene regels te stellen zou moeten worden ingezet. Het gaat om de volgende nationale belangen: Rijksvaarwegen, Project Mainportontwikkeling Rotterdam, Kustfundament, Grote rivieren, Waddenzee en waddengebied, Defensie, Ecologische hoofdstructuur, Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, Hoofdwegen en hoofdspoorwegen, Elektriciteitsvoorziening, Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen, Primaire waterkeringen buiten het kustfundament en IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte). De SVIR bepaalt welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Ten aanzien daarvan is een borging door middel van normstelling, gebaseerd op de Wro, gewenst. Die uitspraken onderscheiden zich in die zin dat van de provincies en de gemeenten wordt gevraagd om de inhoud daarvan te laten doorwerken in de ruimtelijke besluitvorming. Zij zijn dus concreet normstellend bedoeld en worden geacht direct of indirect, dat wil zeggen door tussenkomst van de provincie, door te werken tot op het niveau van de lokale besluitvorming, zoals de vaststelling van bestemmingsplannen. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken. Slechts daar waar een directe doorwerking niet mogelijk is, bij de Ecologische Hoofdstructuur en bij de Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, is gekozen voor indirecte doorwerking via provinciaal medebewind. Voor deze onderwerpen voorziet het besluit ook niet in de (definitieve) begrenzing. Ten aanzien van deze begrenzing is bepaald dat de provincies die grenzen (nader) bepalen. Een deel van het Barro is gebaseerd op eerdere pkb s en beleidsnota s die in de SVIR zijn herbevestigd. Deze onderdelen zijn op 30 december 2011 in werking getreden. Het betreft de volgende onderdelen: project Mainportontwikkeling Rotterdam; kustfundament; grote rivieren; Waddenzee en waddengebied; defensie, en Pagina 12 van 43

13 erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde. Op 28 augustus 2012 is het besluit aangevuld met voorschriften voor de andere beleidskaders uit de SVIR, het Nationaal Waterplan en het Derde Structuurschema Elektriciteitsvoorziening. Het gaat hierbij om de volgende onderwerpen: rijksvaarwegen; hoofdwegen en hoofdspoorwegen; elektriciteitsvoorziening; buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen; ecologische hoofdstructuur; primaire waterkeringen buiten het kustfundament, en IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte). De regels betreffende de Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde kunnen pas in werking treden, zodra de hiervoor bedoelde Spoedwet Wro in werking treedt (afhankelijk van de parlementaire behandeling). In het Barro is ook het nationaal belang, Ladder voor duurzame verstedelijking, opgenomen. Conform artikel Bro is het verplicht om bij een nieuwe stedelijke ontwikkeling de regionale afstemming te beargumenteren. Ook een lokale behoefte aan een stedelijke ontwikkeling kan door de regio onderdeel worden gemaakt van de regionale behoefte. Het kabinet heeft de keuze voor deze onderwerpen gemaakt in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Door de nationale belangen vooraf in bestemmingsplannen te borgen, wordt met het Barro bijgedragen aan versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen en vermindering van de bestuurlijke drukte. Plangebied In het Barro zijn verschillende regels opgenomen voor de bescherming van de nationale belangen. Voor het plangebied geldt dat in het Barro regels zijn opgenomen inzake de uitoefening van defensietaken. Het plangebied ligt namelijk binnen het obstakelbeheergebied van het militaire luchtvaartterrein Gilze-Rijen. Een obstakelbeheergebied bij een (militair) luchtvaartterrein kenmerkt zich door gezien vanuit het vliegveld een aantal vlakken waarvan de hoogte oploopt met het toenemen van de afstand tot het luchtvaartterrein. In het gebied gelden beperkingen ten aanzien van de hoogte van objecten. Het obstakelbeheergebied is een samenstelling van de funnel en het 'Inner Horizontal and Conical Surface', die beide zijn gekoppeld aan de ligging van de start- en landingsbaan(banen) ter waarborging van veilige vliegprocedures voor startende en landende vliegtuigen, alsmede vlakken die verband houden met het goed functioneren van het Instrument Landing Systeem en eventueel andere aanwezige navigatiemiddelen (op de bijbehorende kaarten, zie ook de navolgende figuur, zijn ter indicatie van het obstakelbeheergebied alleen de contouren van de buitenste beperkingen opgenomen). Concreet betekent dit dat binnen het obstakelbeheergebied een hoogte voor objecten van maximaal 110 tot 135 meter mag gelden. Echter, de maximale toegestane bouwhoogte voor bouwwerken bedraagt volgens onderhavig bestemmingsplan 16 meter. Conclusie De maximale toegestane hoogte in het plangebied is beduidend lager dan toegestaan is in het kader van het obstakelbeheergebied. Het bestemmingsplan is dus niet in strijd met het nationale belang 'uitoefening van defensietaken'. Verder worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt in onderhavig bestemmingsplan die in strijd zijn met één van de nationale belangen. Onderhavig bestemmingsplan is dus in overeenstemming met het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Pagina 13 van 43

14 Figuur: uitsnede militair luchtvaartterrein - vliegbasis Gilze-Rijen met globale aanduiding plangebied (rode stip) Bron: Regeling algemene regels ruimtelijke ordening, bijlage Provinciaal beleid Structuurvisie ruimtelijke ordening De Wet ruimtelijke ordening vraagt van overheden om in een Structuurvisie hun belangen helder te definiëren en aan te geven hoe zij deze willen realiseren. In de Structuurvisie ruimtelijke ordening geeft de provincie aan hoe zij omgaat met de ruimtelijke opgave voor de periode tot 2025, met een doorkijk naar De Structuurvisie beschrijft een aantal trends en ontwikkelingen die ruimtelijke keuzes op provinciaal niveau vergen. Deze trends en ontwikkelingen zijn: ruimtelijke kwaliteit staat onder druk; veranderend klimaat; achteruitgang biodiversiteit; veranderend landelijk gebied; toenemende behoefte aan duurzame energie; toenemende concurrentie tussen economische regio s; Pagina 14 van 43

15 afnemende bevolkingsgroei; toename mobiliteit. Daarnaast beschrijft de Structuurvisie de onderscheidende kwaliteiten van Noord-Brabant. Dit zijn; de natuurlijke basis; de belangrijkste trends en ontwikkelingen die ruimtelijke keuzes op provinciaal niveau vergen; het ontginningslandschap; het moderne landschap. Op basis van de hierboven genoemde trends en kernkwaliteiten geeft de Structuurvisie ruimtelijke keuzes voor de toekomstige ontwikkeling van Noord-Brabant. De provincie kiest voor een ontwikkeling waarin de kwaliteiten van de provincie sturend zijn bij de ruimtelijke keuzes die de komende jaren op de provincie afkomen. De ruimtelijke belangen en keuzes zijn in vier ruimtelijke structuren geordend. Binnen deze structuren worden de belangrijkste maatschappelijke ontwikkelingen opgevangen. De vier structuren zijn: de groenblauwe structuur; het landelijk gebied; de stedelijke structuur; de infrastructuur. Het plangebied ligt in de Stedelijke structuur, in het Stedelijk concentratiegebied (zie navolgende figuur). In de Stedelijke structuur wil de provincie het volgende bereiken: 1. concentratie van verstedelijking; 2. zorgvuldig ruimtegebruik; 3. meer aandacht voor ruimtelijke kwaliteit; 4. betere verknoping van stedelijke ontwikkelingen aan de infrastructuur; 5. versterking van de economische kennisclusters. Figuur: uitsnede Structuurvisie ruimtelijke ordening met globale aanduiding plangebied (zwarte stippellijn). De provincie vindt het belangrijk dat er in Noord-Brabant een verschil blijft bestaan tussen de steden en de kernen in het landelijk gebied. De provincie wil dat er verschillende kwaliteiten worden ontwikkeld voor wonen en werken rond de steden en in het landelijke gebied. Om zo bij te dragen aan een onderscheidend leef- en vestigingsklimaat ter versterking van de kenniseconomie in Brabant. Bij Pagina 15 van 43

16 de opgave voor wonen en werken wordt het accent sterker verlegd naar de te ontwikkelen kwaliteiten, de inzet op herstructurering en het beheer van het bestaand stedelijk gebied. Binnen het stedelijk gebied is functiemenging, inbreiding, herstructurering en transformatie belangrijk. Binnen het stedelijk gebied dienen deze kansen goed te worden benut, zodat er minder ruimte nodig is voor stedelijke uitbreidingen. Rond de steden is de schaal van de verstedelijkingsopgave van een andere orde, dan in de gebieden aan de randen van Brabant. Door de verstedelijking te concentreren zijn er meer mogelijkheden om een hoog voorzieningenniveau in stand te houden en verder te ontwikkelen. Dat gebeurt rond goed ontsloten gebieden, zoals in dynamische stadscentra en op knooppunten van infrastructuur. Onderhavig plangebied ligt binnen het stedelijk concentratiegebied het kralensnoer van steden en kernen afgewisseld door groene geledingszones op de overgang van zand- naar kleigebied van Bergen op Zoom, via Roosendaal, Etten-Leur, Breda, Oosterhout, Waalwijk, s-hertogenbosch tot Oss. Behalve dit stedelijk concentratiegebied zijn er in Noord-Brabant nog de twee stedelijke agglomeraties Tilburg en Eindhoven-Helmond en het stedelijk concentratiegebied Uden-Veghel. Het stedelijk concentratiegebied heeft een bovenlokale opvangtaak voor verstedelijking. De gemeenten maken in regionaal verband en met de provincie afspraken over de verdeling van het verstedelijkingsprogramma in de regionale overleggen (RRO s). Zorgvuldig ruimtegebruik en toepassing van de SER-ladder zijn voorwaarden bij het maken van regionale afspraken. Wat betreft de functies wonen is het volgende opgenomen in de Verordening ruimte: Het stedelijk concentratiegebied vangt per saldo het migratieoverschot van de hele provincie op. Regionale afstemming vindt plaats in de regionale agenda s voor wonen. Voor wat betreft de voorzieningen is in de Structuurvisie opgenomen dat de provincie streeft naar een robuuste, dat wil zeggen economische levensvatbare, voorzieningenstructuur. Vanwege de verwachte gering groei van de bevolking is er een beperkte ruimte voor de uitbreiding van detailhandelsvoorzieningen. Daarom is het belangrijk zorgvuldig om te gaan met de bestaande winkelcentra. Dit is een primaire verantwoordelijkheid van de gemeenten. Ontwikkelingen van bovenregionale voorzieningen zijn alleen mogelijk in of nabij de hoogstedelijke zones en na afstemming in regionaal ruimtelijk overleg en BrabantStad. Dit geldt niet voor dit soort voorzieningen met een extensief ruimtegebruik. Deze zijn mogelijk op goed ontsloten plekken in de zoekruimte voor verstedelijking. Ontwikkelingen van voorzieningen met een bovenlokaal verzorgingsgebied zijn mogelijk na afstemming in het regionaal ruimtelijk overleg. Bezoekersintensieve bovenlokale voorzieningen zijn bovendien alleen mogelijk in de hoogstedelijke zones of bij de stedelijke knooppunten. Conclusie Onderhavige ontwikkeling voorziet in de bouw van (zorg)appartementen en commerciële ruimten voor de lokale behoefte in het bestaand bebouwd gebied. Hierbij is sprake van herontwikkeling van het bestaand stedelijk gebied. Daarmee voldoet dit plan aan het uitgangspunt van het provinciale beleid om zoveel mogelijk te herstructureren, inbreiden en intensiveren in het bestaand bebouwd gebied Verordening ruimte De Verordening ruimte draagt bij aan het realiseren van de provinciaal ruimtelijke belangen en doelen zoals die benoemd zijn in de Structuurvisie ruimtelijke ordening en bevat hiertoe instructieregels die van belang zijn voor gemeenten bij het opstellen van hun bestemmingsplannen. Het ontwikkelen van de Verordening ruimte is in twee fasen gebeurd. Fase 1 betreft de onderwerpen waarvoor het Rijk uitwerking van de provincie vraagt (onder andere de ecologische hoofdstructuur) of waarvan duidelijk is dat ze inhoudelijk niet ter discussie staan in de nieuwe Structuurvisie (onder andere de integrale zonering intensieve veehouderij). Daarna zijn de overige in de Verordening te regelen onderwerpen bepaald en uitgewerkt in fase 2. De onderwerpen die zijn uitgewerkt in fase 1 en fase 2 zijn samengevoegd in de Verordening ruimte. Pagina 16 van 43

17 Op 1 juni 2012 is de 1e herziening van de Verordening ruimte in werking getreden. Provinciale Staten hebben op 11 mei 2012 de Verordening ruimte 2012 vastgesteld en op 1 juni is de Verordening ruimte 2012 in werking getreden. De Verordening ruimte 2012 betreft een actualisering van de Verordening ruimte Noord-Brabant De actualisering bevat in grote lijnen de volgende onderwerpen: aanpassingen op grond van een opdracht van de Staten (wijziging van de begrenzing van de groenblauwe mantel, regeling voor Treeport Zundert en diverse kaartaanpassingen); aanpassingen in verband met rijksregelgeving (het omzetten van ontheffingsmogelijkheden naar algemene regels en diverse aanpassingen aan het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening); aanpassingen in verband met onvolkomenheden en onduidelijkheden; aanpassingen vanwege ervaringen uit de praktijk. Het gaat hier om enkele aanpassingen welke gewenst zijn vanwege praktische ervaringen of gebleken dringende behoefte, te weten aanpassingen van de kaart op verzoek van gemeenten en de mogelijkheid om beter in te spelen op unieke (gebieds)ontwikkelingen door de proactieve aanwijzing in te zetten; voorlopige beperking van de ontwikkelingsmogelijkheid van intensieve veehouderijen tot 1,5 hectare in landbouwontwikkelingsgebieden vanwege de besluitvorming rondom het advies van de commissie Van Doorn; invoeren van een algemene ontheffingsmogelijkheid. Deze aanpassingen zijn niet van invloed op onderhavig plangebied. Met onderhavige ontwikkeling worden op een herontwikkelingslocatie in het centrum van Bavel nieuwe appartementen en commerciële ruimten gebouwd. Aangaande nieuwbouw van woningen verwacht de provincie van gemeenten dat zij bij de ontwikkeling van woningbouwlocaties en het opstellen van ruimtelijke plannen rekening houden met de afspraken, zoals die zijn gemaakt in het regionale planningsoverleg. In artikel van de Verordening ruimte is deze ambitie geconcretiseerd in regels over de verantwoording bij bestemmingsplannen en andere planologische besluiten. Het vereiste van regionale afstemming is gebaseerd op de constatering dat wezenlijke processen met betrekking tot het wonen zich meer en meer afspelen op het regionale schaalniveau. Het wonen moet dan ook steeds meer als een regionale opgave worden gezien en de noodzaak om met betrekking tot de woningbouw tot (meer en betere) regionale afstemming te komen en ook regionale afspraken te maken, wordt alleen maar groter. In lijn hiermee voorziet de Verordening ruimte erin dat, op basis van de door de provincie opgestelde bevolkings- en woningbehoefteprognose, in regionaal verband bestuurlijke afspraken worden gemaakt over de gemeentelijke woningbouwprogramma s, in samenhang met de gemeentelijke plancapaciteit voor woningbouw. Pagina 17 van 43

18 Figuur: uitsnede kaart Verordening ruimte met globale aanduiding plangebied (zwarte stippellijn) Zoals weergegeven op de kaart Verordening ruimte ligt het plangebied binnen het bestaand stedelijk gebied in het stedelijk concentratiegebied. In het Stedelijk concentratiegebied zijn de mogelijkheden om het bestaand stedelijk gebied beter te benutten door inbreiding en herstructurering en intensief en meervoudig ruimtegebruik van belang. Daarnaast moet aandacht worden besteed aan de mogelijkheden die compacte bouwwijzen - zoals het bouwen in de hoogte en steeds vaker ook in de diepte (de ondergrondse ruimte) - bieden om het ruimtegebruik te intensiveren. Ook moet bestaande, nieuwe of te herontwikkelen ruimte intensiever worden benut. Door verschillende functies op een locatie te combineren kan extra ruimtebeslag worden voorkomen of beperkt. In de stedelijke gebieden kan men denken aan het combineren van functies als wonen, werk en zorg. Pagina 18 van 43

19 Conclusie In onderhavig plangebied is sprake van herontwikkeling binnen het bestaand stedelijk gebied. Bestaande bebouwing wordt geamoveerd. Deze vrijkomende ruimte zal worden benut voor het inpassen van commerciële functies met bijbehorende voorzieningen, zoals parkeren en appartementen. Deze herstructurering van het bestaand stedelijk gebied past binnen de uitgangspunten van de Verordening ruimte. 3.4 Gemeentelijk beleid Structuurvisie Breda 2020 De gemeenteraad heeft in december 2007 de Structuurvisie Breda 2020, Stad in Evenwicht, vastgesteld. Deze beleidsnota bevat een ruimtelijke visie voor de gehele stad en vormt het algemene beleids- en toetsingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen op de lange termijn (2020). In de structuurvisie is een integrale richting aan de verdere ontwikkeling van Breda gegeven. Met de vaststelling van Koers Gezet 2020 zijn de programmatische kaders van de structuurvisie bijgesteld. Een herziening van de Structuurvisie Breda (2030) is in voorbereiding. Onderhavig plangebied ligt in het centrum van Bavel. Bavel is in de structuurvisie aangeduid als een consolidatiegebied. In consolidatiegebieden (binnenstedelijke opgaven) wordt geen prioriteit gegeven aan grootschalige integrale ontwikkelingen en wordt terughoudend en kritisch gekeken met inachtneming van het bestaande ruimtegebruik en ruimtelijke kwaliteit. Ruimtelijke initiatieven krijgen prioriteit wanneer zij in wijkontwikkeling, transformatie en/of Geschikt Wonen voor Iedereen (GWI)-gebieden liggen en wanneer het gaat om grondgebonden inbreidingen, 30% bereikbaar en specifieke doelgroepen bedienen (ouderen/jongere starters/groepen). Op de navolgende figuur is een uitsnede van de structuurvisiekaart weergegeven. Pagina 19 van 43

20 Figuur: uitsnede kaart Structuurvisie Breda 2020 met globale aanduiding plangebied (rode stippellijn). In consolidatiegebieden zijn ontwikkellocaties niet uitgesloten, maar worden zeer bewust gekozen, bijvoorbeeld intensivering van ruimtegebruik rond (winkel) voorzieningen en bij gewenste functieveranderingen. Inrichting en beheer van de openbare ruimte op intensiveringsplekken verdienen extra aandacht. Historische linten met ruimtelijke variatie en groene verbindingen (lanen, bosstroken, ecologische bermen en zones en dergelijke) worden gekoesterd. Verder wordt de ruimtelijke kwaliteit van veel consolidatiegebieden bepaald door diverse onbebouwde (groene) ruimtes, zowel openbaar als privaat. Ook deze kwaliteit wordt gekoesterd en afgewogen bij voorstellen die tot ruimtelijke verdichting leiden. Kortom, een kleine of grotere ruimtelijke ontwikkeling moet altijd tot een functionele en/of ruimtelijke verbetering van een plek en haar omgeving leiden. Wat betreft wonen staat in consolidatiegebieden, zoals de kleine kernen, het behoud van de identiteit en kwaliteit centraal. Toevoeging en aanpassing van de woningvoorraad is gericht op het vergroten van kansen voor huishoudens met lage(re) inkomens, jonge huishoudens én het meer geschikt maken om ook op hoge leeftijd in het gebied te blijven wonen. In de Structuurvisie wordt ook het belang van een sterk voorzieningenniveau in buurten en wijken genoemd. Bewoners moeten in hun directe woonomgeving hun dagelijkse boodschappen kunnen (blijven) doen. Het uitgangspunt is dat deze voorzieningen zoveel mogelijk worden geconcentreerd in buurt- en wijkwinkelcentra. Pagina 20 van 43

21 Conclusie Met onderhavige ontwikkeling is sprake van herontwikkeling binnen het bestaand stedelijk gebied. Bestaande bebouwing wordt geamoveerd. Deze vrijkomende ruimte zal worden benut voor het inpassen van commerciële functies met bijbehorende voorzieningen, zoals parkeren en appartementen. De herstructurering draagt bij aan een versterking van het dorpshart van Bavel. De te realiseren woningen zijn door hun centrale ligging en goede voorzieningen, zoals een lift uitermate geschikt voor ouderen. Deze herstructurering in de kern van Bavel past binnen de Structuurvisie Breda Integraal Dorps Ontwikkelingsplan Bavel In 2011 en 2012 is het Integraal Dorps Ontwikkelingsplan (IDOP) opgesteld voor Bavel. Bij het opstellen van dit IDOP zijn vertegenwoordigers uit diverse geledingen van het dorp, maatschappelijke organisaties en de gemeente betrokken. Het IDOP bevat de visie van de inwoners op het dorp Bavel. Bavel is een bijzonder dorp dat onder de rook van Breda ligt en dat de afgelopen jaren hard is gegroeid. Toch is het nog steeds een dorp met een echt dorpshart en een betrokken gemeenschap. Ruim 50 verenigingen, organisaties van bewoners, ondernemers en sociale professionals doen hun best om het dorp leefbaar en levendig te houden. Door de bezuinigingen, de economische crisis en de stagnatie van de woningmarkt moeten er in Bavel keuzes gemaakt worden bij het in stand houden of vernieuwen van maatschappelijk vastgoed (scholen, buurthuizen, zorginstellingen), collectieve voorzieningen en voor professionele inzet in het sociale domein. In de verdeling van de schaarse middelen ervaart Bavel op dit moment onvoldoende prioriteit. Om de negatieve gevolgen te ondervangen vraagt Bavel aan de gemeente, de onderwijsinstellingen, de woningcorporaties en zorginstellingen een gezamenlijke inspanning voor het behoud van het goede sociale klimaat in dit deel van de stad Breda. Bij het opstellen van het IDOP is aandacht geschonken aan een breed scala van thema s, waaronder: De integratie tussen de bewoners van oud en nieuw Bavel (Nieuw Wolfslaar), het behoud van het sterke en gevarieerde verenigingsleven, passende maatschappelijke voorzieningen (inclusief basisscholen) om de leefbaarheid van het dorp te behouden, het zo lang mogelijk zelfstandig kunnen wonen van senioren en mensen met functiebeperkingen, toekomstige woningbouw en groeimogelijkheden van Bavel en een (verkeers-) veilige leefomgeving. Een drietal aandachtspunten wordt hieronder benoemd. Er is de uitdrukkelijke wens van de schoolleiders in het basisonderwijs en vertegenwoordigers van de ouders om fors te investeren in de huisvesting van de basisscholen, gericht op het verbeteren van het binnenklimaat en de acute ruimteproblemen. Ook vraagt het aflopen van de vergunning voor de huidige tijdelijke huisvesting om een oplossing. De scholen (en vermoedelijk ook de ouders) hechten er sterk aan dat ruimte wordt gevonden voor een leerlingentoename in de komende jaren (korte termijn), zodat geen kinderen hoeven te worden geweigerd. Daarnaast is er bij de scholen de kwalitatieve ambitie om huisvesting te ontwikkelen waardoor de scholen samen met buitenschoolse aanbieders een talentencentrum vormen, waarbij ook passend onderwijs voor leerlingen met speciale behoeften mogelijk is. Ook zal er aandacht moeten zijn voor kwaliteit van de onderwijshuisvesting op de langere termijn (vanaf 2020). Alle betrokkenen in het dorp zouden graag een impuls geven aan de kwaliteit en toegankelijkheid van het totale aanbod aan sociaal-culturele en educatieve accommodaties; met voldoende betaalbare zaalruimte voor activiteiten en voldoende budget om te kunnen zorgen voor een goede programmering. Daarbij willen de vrijwilligersorganisaties en hun leden een grote inspanning leveren, waarbij de beschikbaarheid van professionals in verhouding blijft. Tenslotte is er in het dorp grote bezorgdheid over het voorziene tekort aan woningen voor ouderen die niet meer zelfstandig in een eengezinswoning kunnen blijven wonen, en waarvoor woningaanpassing en zorg aan huis onvoldoende soelaas biedt. Vanuit het dorp wordt gevraagd om een nader onderzoek naar mogelijkheden om voldoende nieuw aanbod van beschermd en verzorgd wonen binnen de kom te realiseren, met name voor bewoners die op de sociale huurvoorraad zijn aangewezen. Het initiatief aan de Kloosterstraat/ Pastoor Doensstraat met een aantal zorgwoningen levert hiervoor een belangrijke bijdrage. Conclusie Onderhavige ontwikkeling betreft de herontwikkeling aan de Kloosterstraat/ Pastoor Doensstraat, waarbij commerciële functies met bijbehorende voorzieningen, zoals parkeren en appartementen Pagina 21 van 43

22 worden gerealiseerd. Deze herstructurering in de kern van Bavel past binnen het Integraal Dorps Ontwikkelingsplan Bavel, omdat met deze ontwikkeling de leefbaarheid en de voorzieningen in het dorpshart worden versterkt. Bovendien worden er nieuwe zorgwoningen gerealiseerd, hiermee wordt gestimuleerd dat ouderen zo lang mogelijk zelfstandig kunnen wonen in de kern van Bavel Nota van uitgangspunten Breda- Oost De Nota van uitgangspunten Breda-Oost van maart 2012, heeft betrekking op de toekomstige ontwikkelingen in Breda-Oost. De ruimtelijk relevante uitgangspunten uit de uitvoeringsagenda van het IDOP zijn ook opgenomen in deze nota van uitgangspunten. Eén van de uitgangspunten is dat er ruimte bieden voor starters, senioren en collectief particulier opdrachtgeverschap. Uit het IDOP is gebleken dat er vanuit het dorp Bavel met name behoefte is aan woningen voor starters en senioren. Hierbij wordt gedacht aan levensloop geschikte woningen voor ouderen in het algemeen en aan woonvormen voor kwetsbare ouderen, die zorg nodig hebben, in het bijzonder. De vraag naar beschermd wonen voor ouderen zal normaliter in het centrum van Bavel worden opgelost. Levensloopgeschikte woningen of woonvormen voor vitale senioren kunnen ook verder uit het centrum, in het toekomstige woongebied Eikberg, gerealiseerd worden. Een tweede uitgangspunt is het faciliteren van beschermd en verzorgd wonen in de kom Bavel. Als gevolg van de vergrijzing neemt het tekort aan woonvormen voor beschermd en verzorgd wonen toe. Beschermd en verzorgd wonen voor ouderen dient zoveel mogelijk binnen de GWI-cirkel, in het centrum van Bavel, gerealiseerd te worden. Naast het beschermd wonen wordt vooralsnog uitgegaan van een behoefte aan circa 10 zorgwoningen voor ouderen in het centrum van Bavel. Initiatieven van marktpartijen voor deze voorzieningen zullen worden beoordeeld op haalbaarheid en inpasbaarheid. Passende initiatieven zullen worden gefaciliteerd binnen de wettelijke en beleidskaders. Een derde uitgangspunt is de uitbreiding van de winkelvoorzieningen centrum Bavel. De huidige winkelvoorzieningen in het centrum van het dorp zijn beperkt van omvang. Een beperkte uitbreiding van de winkelvoorzieningen kan bijdragen aan de versterking van de centrumfunctie van het dorp. Een voorgestelde uitbreiding aan het Jack van Gilsplein is afweegbaar, mits de plannen daarvoor een bijdrage leveren aan de ruimtelijke kwaliteit en vergezeld gaan van een passende oplossing voor het parkeren en de ontsluiting. Conclusie De ontwikkeling van de zorgwoningen en de supermarkt in het centrum van Bavel passen binnen de Nota van uitgangspunten Breda- Oost Geschikt Wonen voor Iedereen Met de nota geeft de gemeente een vervolg aan het GWI-beleid (Geschikt Wonen voor Iedereen). Uitgangspunt voor de GWIaanpak is dat de burger zo lang mogelijk zelfredzaam is en economisch en maatschappelijk mee blijft doen. De uitvoering van GWI is een integrale aanpak van wonen, woonomgeving, welzijn en zorg. De kern is dat woonvoorzieningen voor ouderen en mensen met beperkingen zoveel mogelijk gesitueerd worden in de nabijheid van zorg-, welzijns- en winkelvoorzieningen en vice versa. is het actieplan voor de periode De centrale doelstelling is: mensen, met name ouderen en mensen met beperkingen, in staat stellen zo lang mogelijk zelfstandig te wonen, te leven en mee te doen door verbetering van objectieve en subjectieve kwaliteiten van wonen, woonomgeving, welzijn en zorg. Het geeft het kader om de komende jaren toegankelijke en kwalitatief goede woon- en zorgvoorzieningen te realiseren voor ouderen en mensen met een beperking. scherpt het GWI-beleid aan door het geplande nieuwbouwprogramma om te buigen naar levensloopgeschikt en verzorgd wonen. Er wordt stedelijk een grote opgaaf geconstateerd als het gaat om deze woonvormen. In onderstaande tabel is de stedelijk opgave voor Breda weergegeven. Pagina 22 van 43

23 Stedelijke opgave woonvormen Breda Met wordt een belangrijke stap gezet om binnen de kaders van de stedelijke programmering Koers gezet deze tekorten fasegewijs in te lopen. Daarnaast worden eigenaarbewoners gestimuleerd om hun eigen woning tijdig aan te passen zodat deze levensloopgeschikt wordt. In wordt de stenen kant verbonden met de zachte factoren. Nieuwbouw, renovatie en herinrichting gaan gelijk op met veilige loop- en fietsroutes, nabijheid van diensten, goed openbaar vervoer en uitnodigende en uitdagende activiteiten voor ouderen en mensen met een beperking. Daarmee wordt voorkomen dat mensen vereenzamen en krijgen kwetsbare burgers de kans om deel te nemen en te blijven nemen aan de samenleving. In is opgenomen dat er in Bavel een tekort bestaat aan geschikte woningen voor senioren en starters. Van de bevolking in Bavel is er in totaal 30% ouder dan 55 jaar en 15% is ouder dan 65 jaar. De vergrijzing neemt tot 2025 sterk toe. Voor de kern Bavel is er tot 2015 behoefte een aan 32 plaatsen beschermd wonen, 65 plaatsen verzorgd wonen, 325 levensloopgeschikte woningen en 321 nultreden woningen. Conclusie Onderhavige ontwikkeling draagt bij aan de ontwikkeling van zorgwoningen (beschermd wonen) en past daarmee binnen het beleid van Detailhandelsnota In juni 2010 is de detailhandelsnota vastgesteld. Bavel heeft slechts één supermarkt en heeft daarmee relatief weinig dagelijks artikelenaanbod. Het aanbod is hiermee beperkt en met name gericht op de verzorging van de eigen inwoners. Van oudsher hebben dorpen vaak een eigen karakter, ook wat betreft de winkelstructuur. Zo is het aanbod vaak meer verspreid aanwezig. Daar waar mogelijk wordt de beleidslijn van het streven naar clustering ook toegepast op de dorpen. Het inwoneraantal van Bavel zal zich stabiliseren op ca inwoners. Deze omvang is voldoende om ook op termijn een redelijk pakket aan dorpsverzorgende winkelvoorzieningen te behouden. Voor Bavel wordt ingezet op modernisering / schaalvergroting van het bestaande aanbod. Dit onder andere door: Positieve houding om bestaande ondernemers te behouden en waar mogelijk te faciliteren; Ruimte te bieden aan initiatieven gericht op versterking van de leefbaarheid; In samenspraak met ondernemers, eigenaren, ontwikkelaar en de woningbouwcorporatie het aanbod te moderniseren. Voor Bavel is een uitbreiding van het detailhandelsaanbod positief, omdat het de verzorgingsstructuur voor de eigen inwoners versterkt en omdat het bijdraagt aan de modernisering van het aanbod. Er is, gezien de inwonersaantallen en de aantrekkingskracht van het hart van Bavel, ruimte om extra winkeloppervlak toe te voegen. Conclusie Met onderhavige ontwikkeling wordt het verzorgingsniveau in het dorp versterkt en gemoderniseerd. Deze ontwikkeling vloeit om die reden rechtstreeks voort uit het detailhandelsbeleid. Pagina 23 van 43

24 HOOFDSTUK 4 Planbeschrijving 4.1 Nieuwbouw Een functionele versterking van het dorpshart door een uitbreiding van detailhandel is gewenst. Het nieuwbouwplan voor de hoek van de Pastoor Doensstraat en de Kloosterstraat in Bavel bestaat uit een complex met detailhandel op de begane grond en (zorg)woningen op de twee daar boven gelegen verdiepingen. Op de begane grond is ruimte voor detailhandel (1.960 m 2 verdeeld over meerdere units). Hiervan zal onder andere circa m 2 in gebruik worden genomen door een supermarkt. Op de eerste verdieping worden ca. 16 zorgwoningen met een gemeenschappelijke woonkamer/keuken gerealiseerd. Op deze verdieping bevindt zich wellicht ook een sociale ruimte voor de medewerkers van de supermarkt. De tweede verdieping biedt ruimte aan hetzij nog eens ca. 17 zorgwoningen, hetzij maximaal 11 appartementen. De entrees van de detailhandelsvestigingen zijn gevestigd aan de Pastoor Doensstraat. Het magazijn en de laad- en losruimte van de supermarkt is aan de oostkant van het plangebied gevestigd. Tussen de oud- en nieuwbouw aan de Pastoor Doensstraat wordt een voetgangersdoorgang gerealiseerd het nieuwe parkeerterrein op het achterterrein. De zorgwoningen en/of (senioren)huurappartementen komen tegemoet aan de woonbehoefte van een groeiende groep ouderen in Bavel. Een zorgorganisatie gaat de seniorenappartementen en zorgwoningen exploiteren. Bewoners van de seniorenappartementen kunnen aanvullende zorg betrekken van deze zorgorganisatie. De entree van de zorgwoningen en seniorenappartementen is aan de Kloosterstraat gesitueerd. Figuur: impressie aanzicht nieuwbouw vanuit Kloosterstraat en Pastoor Doensstraat. Bron: Kolpa Architecten, 29 oktober Pagina 24 van 43

25 Figuur: impressie overzicht nieuwbouw plangebied. Bron: Kolpa Architecten, 29 oktober Bij de uitwerking van het ontwerp wordt rekening gehouden met de karakteristieken en stedenbouwkundige structuur van de omgeving, maar wordt tegelijkertijd benadrukt dat de locatie deel uitmaakt van het dorpshart van Bavel. Zo krijgt het gebouw een gevarieerde gevel met verschillende dakrichtingen, passend bij de dorpse uitstraling van het centrum. Richting de naastgelegen percelen aan de Kloosterstraat wordt de bebouwing trapsgewijs verlaagd en voorzien van een kap, aansluitend aan de omgeving. De hoek Pastoor Doensstraat/ Kloosterstraat is een centrale, herkenbare locatie in Bavel. Dit aspect wordt benadrukt door op de hoek een accent aan te brengen door bebouwing in drie lagen met een kap. De maximale bouwhoogte bedraagt hier 16 meter. 4.2 Parkeren/ Openbare ruimte Voor de ontwikkeling is een parkeerbalans opgesteld. In de huidige situatie zijn er, op basis van de functies en de parkeerbezetting en rekening houdend met de aanwezigheidspercentages, circa 9 parkeerplaatsen nodig. In de nieuwe situatie is er een parkeervraag van 90 parkeerplaatsen, rekening houdend met dubbelgebruik. Bij de nieuwbouw kunnen maximaal 78 plaatsen aangelegd worden: 60 parkeerplaatsen op het eigen achterterrein en 18 parkeerplekken in de openbare ruimte van de Pastoor Doensstraat (langsparkeren) en de Kloosterstraat (zowel langsparkeren als gestoken parkeren). Het (geringe) tekort aan parkeerplaatsen volgens de huidige gemeentelijke normen wordt acceptabel geacht, gezien het feit dat bezoekers straks diverse functies tegelijkertijd bezoeken en dus geen extra druk op het gebied leggen. Het parkeerterrein krijgt twee ontsluitingen, een inrit aan de Kloosterstraat en een uitrit aan de Lange Vore. Het magazijn van de supermarkt is aan de oostkant van het plangebied gevestigd en is voor het laad- en losverkeer van uitsluitend de supermarkt bereikbaar via de ontsluiting aan de Kloosterstraat. Het overige laden en lossen vindt plaats aan de Pastoor Doensstraat. Binnen de openbare ruimte wordt ook aandacht besteed aan groen. Een mogelijk ontwerp voor de openbare ruimte binnen onderhavig plangebied is op onderstaande figuur weergegeven. Pagina 25 van 43

26 Indicatie ontwerp Buitenruimte. Bron: Bosch Slabbers Voor een groenere uitstraling van de openbare ruimte zijn er diverse mogelijkheden voor beplantingen. Hierbij kan gedacht worden aan plantvakken op het parkeerterrein. en langs de Kloosterstraat en Pastoor van Doensstraat. Voor een meer groen straatbeeld kan er ook gedacht worden aan haagblokken met bijvoorbeeld een haagbeuk langs deze straten. De ruimtelijke kwaliteit van het parkeerterrein wordt bewerkstelligd door hoogwaardige materialen toe te passen (bestrating, beplanting, verlichting, boomroosters). Daar waar het parkeerterrein grenst aan de tuinen van omliggende woningen kunnen erfafscheidingen met planten worden gerealiseerd, zoals een Hedera hibernica tegen een gaashekwerk of een Beukenhaag. Deze Hedera hibernica tegen gaashekwerk kan mogelijk ook geplaatst worden als groene scheiding aan de kopse kant van een rij parkeervakken. In de Pastoor Doensstraat en de Kloosterstraat wordt de openbare ruimte ingericht in lijn met de kwaliteit van het dorpscentrum. De laanstructuren worden versterkt door de aanplant van nieuwe laanbomen en er zullen parkeervakken worden aangelegd in beide straten. Een en ander zal in het vervolgtraject nader worden uitgewerkt. Pagina 26 van 43

27 HOOFDSTUK 5 Milieu 5.1 Inleiding Voor het ontwikkelen en in stand houden van een leefbaar en duurzaam Breda, dient bij ruimtelijke planvorming rekening gehouden te worden met de milieu hygiënische aspecten die door het plangebied en/of de omgeving hiervan worden opgelegd. Door rekening te houden met deze aspecten kan een goed leefklimaat worden ontwikkeld. In dit hoofdstuk worden de verschillende milieu hygiënische aspecten die van belang zijn voor het plangebied nader toegelicht. 5.2 Afweging noodzaak milieueffectrapportage Vanaf 1987 is het in Nederland wettelijk verplicht om voor bepaalde activiteiten die nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben, de zogenoemde procedure voor de milieueffectrapportage, kortweg de m.e.r.- procedure, te doorlopen. In het Besluit m.e.r. bijlage C en D staat een opsomming van activiteiten die mogelijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben. Indien de activiteit (kolom 1) de genoemde drempelwaarde (kolom 2) overschrijdt, geldt voor de in kolom 3 en/of 4 genoemde plannen en/of besluiten de m.e.r.-(beoordelings)plicht. Op basis van de genoemde C- en D-lijst zijn de maatregelen die met dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt niet m.e.r-plichtig. Ten aanzien van de m.e.r.-beoordelingsplicht ligt deze afweging als gevolg van een uitspraak van het Europees Hof van Justitie gecompliceerder. Om risico's ten aanzien van de voortgang van het project te voorkomen is uitgebreider gekeken of m.e.r.-plicht voor dit project aan de orde is. Daarbij is, mede gezien de uitspraak van het Europees Hof, een aanpak gekozen zoals die wordt toegepast indien wel sprake is van m.e.r.-beoordelingsplicht. Deze aanpak houdt in dat de mogelijke effecten van ontwikkeling (parkeerplaatsen, verkeersstromen en milieuzonering) op het milieu zijn afgewogen. Uit de afweging blijkt dat de effecten van de maatregelen voor de geluidsbelasting, milieuzonering en de natuur niet of minimaal aanwezig zijn. Voor de normen voor luchtkwaliteit, geldt dat deze als gevolg van de maatregelen niet overschreden worden. Verder zijn er geen andere milieuaspecten waarop eventuele nadelige effecten verwacht kunnen worden. In de navolgende paragrafen wordt nader ingegaan op de toetsing van het plan aan de milieuaspecten. Kijkend naar de C- en D-lijst en naar de kenmerken van het project, de plaats van het project en de potentiële effecten die bij de oplossingsrichtingen worden verwacht, wordt gesteld dat het doorlopen van de m.e.r.-procedure en het opstellen van een MER voor de besluitvorming niet nodig is. Ook een eventuele plan-m.e.r.-plicht vanwege de ligging van Natura2000 gebieden is vanwege de maatregelen, bestaande uit een kleinschalige ontwikkeling in het centrum, ver (1600 meter) buiten het Natura2000 gebied en de gewogen effecten, niet aan de orde (zie paragraaf 5.5). Om die reden is voor dit project geen m.e.r.-procedure doorlopen. 5.3 Bodem Algemeen Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet zijn aangetoond dat de bodem en het grondwater ter plaatse geschikt zijn voor het beoogde gebruik. Hiertoe is het uitvoeren van een verkennend milieukundig bodem- en grondwateronderzoek noodzakelijk. Toetsing Voor onderhavig plangebied zijn in 2006 diverse bodemonderzoeken uitgevoerd. De geldigheid van deze onderzoeken is verlopen. AT MilieuAdvies heeft daarom een nieuw actualiserend bodemonderzoek uitgevoerd voor deze planlocatie. In bijlage 1 van deze toelichting is dit onderzoek opgenomen. In navolgende paragraaf worden de belangrijkste bevindingen uit dit onderzoek weergegeven. Het doel van het bodemonderzoek is het actualiseren / vaststellen van de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem. De multifunctionaliteit van de bodem kan bij overschrijding van normen van verontreinigde stoffen worden aangetast. Pagina 27 van 43

28 Slootdempingen In de zandige bovengrond (0,0-0,5 m mv), ter plaatse van de slootdempingen, is een licht verhoogde concentratie voor lood aangetoond. Ondergrondse brandstoftanks In de zandige ondergrond (2,5-3,0 m mv), ter hoogte van de grondwaterstand, ter plaatse van de ondergrondse brandstoftanks, is geen verhoogde concentratie voor minerale olie aangetoond. In het grondwater zijn geen verhoogde concentraties voor minerale olie en vluchtige aromaten aangetoond. Pompeiland In de zandige bovengrond (0,1-0,4 m mv), ter plaatse van het pompeiland, zijn geen verhoogde concentraties voor minerale olie aangetoond. In het grondwater zijn geen verhoogde concentraties voor minerale olie en vluchtige aromaten aangetoond. Ten zuidoosten van de winkel van het voormalige benzinestation In de puinhoudende zandige bovengrond (0,45-0,6 m mv), ten zuidoosten van de winkel van het voormalige benzinestation, is geen verhoogde concentratie voor koper aangetoond. De in voorgaande bodemonderzoeken aangetoonde matige koperverontreiniging wordt in onderhavig bodemonderzoek niet meer aangetoond. Conclusie Met het onderhavig onderzoek is de bodemkwaliteit op de locatie geactualiseerd. Op basis van de onderzoeksresultaten en de resultaten van de voorgaande bodemonderzoeken bestaat er geen aanleiding voor de uitvoering van een nader onderzoek of het nemen van saneringsmaatregelen. De licht verhoogde concentraties in grond en grondwater geven geen beperkingen ten aanzien van het huidige gebruik en de mogelijke herinrichting van de locatie. 5.4 Water Vierde nota Waterhuishouding De vierde nota Waterhuishouding beschrijft het landelijke integrale waterbeheer. Hoofddoelstelling is het ontwikkelen en in stand houden van een gezond waterhuishoudkundig systeem dat een meervoudig duurzaam gebruik garandeert. De belangrijkste beleidsdoelen zijn weergegeven door middel van streefbeelden per type waterhuishoudkundig systeem en vinden hun verdere uitwerking in de provinciale waterhuishoudingplannen. Belangrijke doelen zijn in dit verband: bij elk ingrijpen in het watersysteem rekening houden met meerdere belangen en met het functioneren van het systeem; invullen van de Ecologische (Hoofd)structuur, onder meer door de aanleg van milieuvriendelijke oevers, de aanleg van passages en het opheffen van barrières voor dieren; gebiedsgericht aanpakken van eutrofiëring en verdroging; zonering van gebruiksvormen. Waterbeleid 21e eeuw In Nederland verscheen in het najaar van 2000 het rapport Waterbeleid voor de 21e eeuw, een advies van de Commissie Waterbeheer 21e eeuw (Commissie WB21). Deze door het Ministerie van Verkeer en Waterstaat en de Unie van Waterschappen ingestelde commissie doet aanbevelingen over hoe in de komende eeuw met water moet worden omgegaan. De Commissie WB21 stelt dat de 21e eeuw om een andere aanpak van het waterbeleid vraagt dan de 20e eeuw. Er moet minder accent op het technische beheer komen te liggen. Het water moet niet langer als vijand, maar veel meer als bondgenoot worden gezien. Het waterbeheer dient te worden gebaseerd op: stroomgebiedsbenadering; ruimte geven aan water; vasthouden en tijdelijk bergen van water, alvorens af te voeren; kansen benutten voor meervoudig ruimtegebruik; geen afwenteling van problemen in het watersysteem zelf, noch van bestuurlijke verantwoordelijkheden of kosten; te ontwikkelen normenstelsel per stroomgebied. Pagina 28 van 43

29 Bij grootschalige en/of ingrijpende locatiebesluiten dienen de kwantitatieve en kwalitatieve gevolgen voor het watersysteem te worden onderzocht aan de hand van een zogenaamde watertoets. Zo nodig moeten compensatiemaatregelen worden getroffen. Naar verwachting zal de door de Commissie WB 21 voorgestane aanpak belangrijke voordelen opleveren, zoals een toegenomen veiligheid van mens en dier en een betere bescherming van materiële goederen. Een snelle implementatie van de maatregelen voorkomt bovendien dat op termijn duurdere oplossingen voor de steeds groter wordende problemen moeten worden gezocht. Ruimte voor water heeft tevens een positieve invloed op de natuurontwikkeling, de landbouw en de ruimtelijke kwaliteit in zowel stedelijk als buitengebied. Nationaal Waterplan In december 2009 heeft het kabinet het Nationaal Waterplan vastgesteld. Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiervoor worden genomen. Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande nota's waterhuishouding. Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van de Waterwet die met ingang van 22 december 2009 van kracht is. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie. Beleid Waterschap Brabantse Delta Voor het beleid van het waterschap zijn twee beleidsstukken van belang, te weten het Waterbeheerplan en de Keur waterschap Brabantse Delta. In het Waterbeheerplan wordt aangegeven dat het watertoetsbeleid binnen de planperiode aangepast wordt op basis van nieuwe landelijke handreikingen. Binnen het Waterbeheerplan wordt aandacht gevraagd voor de reductie van wateroverlast in de stad, zoals ook is afgesproken bij de actualisering van het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW-Actueel). Afkoppelen van regenwater van gemengde rioolstelsels kan hierbij een effectieve maatregel zijn, maar dit wordt niet meer als doel op zich beschouwd. Ook geeft het waterbeheerplan aan dat de waterbergingsgebieden, die het waterschap realiseert, ook opgenomen moeten gaan worden in bestemmingsplannen. Tenslotte geeft het Waterbeheerplan aan dat het waterschap ernaar streeft om de toegankelijkheid van het water via wandel- en fietspaden te willen vergroten. Het waterschap is verantwoordelijk voor het waterbeheer (waterkwaliteit en waterkwantiteit) binnen het plangebied. Voor waterhuishoudkundige ingrepen is de Keur van toepassing. De Keur is een waterschapsverordening die gebods- en verbodsbepalingen bevat met betrekking tot ingrepen die consequenties hebben voor de waterhuishouding en het waterbeheer. Zo is het onder andere verboden zonder vergunning van het dagelijks bestuur te lozen op het oppervlaktewater bij een uitbreiding van het verhard oppervlak groter of gelijk aan m 2. Voor nieuwbouwinitiatieven is het uitgangspunt dat deze waterneutraal dienen te zijn. Dit betekent dat de ontwikkelingen niet mogen leiden tot verslechteringen aan het watersysteem. Voorkomen moet worden dat het hemelwater versneld afvoert ten gevolge van een toename van het verhard oppervlak. Het hemelwater van de schone oppervlakken wordt bij voorkeur gescheiden van het vuilwater afgevoerd. Voor daken, goten en overige regenwatervoorzieningen en wegverhardingen dienen bij voorkeur niet-uitlogende bouwmaterialen te worden gebruikt. Om de waterkwaliteit te verbeteren, wordt waar mogelijk schoon verhard oppervlak afgekoppeld van het rioolstelsel. Deze oppervlakken krijgen een eigen afvoervoorziening, waardoor het (verbeterd) gescheiden stelsel minder wordt belast. Bij ontwikkelingen worden schone oppervlakken zoveel als mogelijk niet op het rioleringssysteem aangesloten. In de Waterwet (22 december 2009) wordt duidelijker omschreven wie waar verantwoordelijk voor is. Eén van de zaken die hier uit voortvloeien is dat een particulier in eerste instantie zelf verantwoordelijk is voor de verwerking van het hemelwater en grondwater op zijn eigen terrein. In dit kader verwacht de gemeente in de toekomst meer inspanning van de particulier om zelf maatregelen te nemen om wateroverlast te voorkomen. Dit uitgangspunt is opgenomen in het door de gemeenteraad vastgestelde 'Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan'. Hierbij kan gedacht worden aan de aanleg van retentievoorzieningen op eigen terrein bijvoorbeeld met groene daken en waterdoorlatende verharding. Situatie plangebied Pagina 29 van 43

30 In het plangebied is op dit moment geen open water aanwezig. Wel wordt door de uitvoering van dit plan het verhard oppervlak vergroot. De gemeente Breda heeft de voorkeur om hemelwater zoveel mogelijk zichtbaar in de bodem te brengen en vast te houden. Dit betekent dat ten eerste wordt gestreefd naar infiltreren waar het kan. Om inzicht te krijgen in de doorlatendheid van de bodem en de actuele grondwaterstanden zijn infiltratietesten in het plangebied uitgevoerd. De bevindingen van de infiltratietesten zijn verwerkt in de watertoets waarin tevens een voorstel is gedaan voor de omvang en aard van de infiltratievoorzieningen. De belangrijkste bevindingen uit de watertoets zijn in het onderstaande opgenomen. Het volledige rapport van de watertoets is opgenomen in bijlage 2. Huidige situatie In de huidige situatie heeft het plangebied de volgende kenmerken: Hoogteligging: het maaiveldniveau ligt binnen het plangebied op circa 7,00 m + NAP; Riolering: in de Lange Vore is een gemengd stelsel aanwezig. In de Pastoor Doensstraat en Kloosterstraat is daarnaast ook een infiltratieriool aanwezig. Ten slotte ligt in de Kloosterstraat een hemelwaterriolering. Bodemopbouw: op de bodemkaart van Nederland zijn stedelijke gebieden niet gekarteerd. De bodem ten noordoosten van de kern Bavel bestaat volgende de bodemkaart uit lage enkeerdgronden (leemarm en zwak lemig fijn zand). De bodem ten zuidwesten bestaat uit hoge veldpodzolgronden met leemarm en zwak lemig fijn zand. Oppervlaktewater: in de omgeving van het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig. Infiltratieonderzoek: op 22 februari 2013 is veldwerk uitgevoerd waarbij zeven boringen zijn geplaatst waarin infiltratietests zijn uitgevoerd. Hieruit is bepaald dat de gemiddelde doorlatendheid 2,5 m/dag is (variërend van 1 tot 6 m/dag). Gezien de bodemopbouw kan derhalve gesteld worden dat infiltratie binnen het plangebied mogelijk is. Grondwaterstanden: verondersteld kan worden dat de grondwaterstand in noord(west)elijke richting afneemt. Op basis hiervan lijkt de GHG (Gemiddeld Hoogste Grondwaterstand) ter hoogte van het plangebied lager dan tijdens het veldwerk uitgevoerde boringen. Daarnaast beschikt Dinoloket over meetgegevens van peilbuizen. Nabij de kern Bavel zijn meetgegevens bekeken van drie boringen waarin langdurig is gemeten. Voor deze drie boringen is de grondwatertrap gelijk (VII). Waterschapsbelangen: het plangebied bevindt zich niet binnen of langs een natte natuurparel, ecologische verbindingszone, gronden voor beekherstel, primaire waterkering, waterbergingsgebied, grondwateronttrekkingsgebied of beschermingsgebied voor drinkwaterwinning. Toekomstige situatie In de nieuwe situatie neemt het verhard oppervlak toe met m 2. Op grond van het beleid van waterschap en gemeente dienen zware buien op eigen terrein verwerkt te worden. Als norm wordt hierbij 78 mm gehanteerd; dit komt neer op 196 m 3. Een groot deel van het plangebied was reeds verhard. Hier is sprake van vervangende nieuwbouw. Beleid hierbij is dat kleine buien op een zo natuurlijk mogelijke wijze verwerkt moeten worden op eigen terrein. Als werknorm wordt hierbij 7 mm gehanteerd. Bij een bestaand verhard oppervlak van m 2 komt dit neer op 33 m 3. De totale bergingsopgave is dan 229 m 3 (196 m m 3 ). Uit het infiltratieonderzoek is een gemiddelde doorlatendheid van de bodem van 2,5 m/dag bepaald. Gezien de bodemopbouw is infiltratie binnen het plangebied dus goed mogelijk. Naast bodemopbouw zijn ook de grondwaterstanden van grote invloed op de mogelijkheden tot infiltreren. Voor dit plan is een minimale ontwateringsdiepte van 0,7 meter vereist. Op basis van de meetreeksen van DinoLoket lijken de grondwaterstanden voldoende laag om te infiltreren binnen het plangebied. Daarnaast heeft de gemeente Breda aangegeven dat in de kern Bavel in de Pastoor Doenstraat, Kloosterstraat en Brigidastraat infiltratieriolering aanwezig is. Er zijn geen meldingen dat deze niet goed functioneren. Ervan uitgaande dat de ontwateringsdiepte voldoende is kan binnen het plangebied worden geïnfiltreerd. Hiervoor zijn verschillende mogelijkheden: Waterdoorlatende verharding. Door de aanleg van deze verhardingen kan regenwater ter plaatse infiltreren. Geadviseerd wordt om enkele kolken aan te leggen die direct afvoeren naar het infiltratiepakket; Pagina 30 van 43

31 Infiltratiekratten. Deze worden ook onder de grond aangelegd. Via hemelwaterleidingen wordt hemelwater naar de kratten afgevoerd. In de kratten kan hemelwater langzaam infiltreren. De kratten dienen minimaal 0,30 meter beneden het wegdek te worden aangelegd. Uitgaande van een bergingsopgave van 229 m 3 en circa 40% holle ruimte in de infiltratievoorziening komt dit neer op een totale inhoud van 573 m 3. Wanneer wordt uitgegaan van een dikte van 0,40 meter is een oppervlakte van circa m 2 nodig. Binnen het plangebied is deze oppervlakte beschikbaar. Belangrijk is de aanleg van een overloop waarlangs bij hevige regenval hemelwater kan overstorten. Deze kan worden aangebracht richting het bestaande stelsel. Deze constructie dient zodanig gerealiseerd te worden dat er geen terugstroming vanuit het gemengde stelsel naar de infiltratievoorziening kan plaatsvinden. Wat betreft de waterkwaliteit kan worden gesteld dat vuilwater en (schoon) regenwater, afkomstig van het plangebied, gescheiden dienen te worden ingezameld. Om vervuiling te beperken mag bij de bouw geen gebruik worden gemaakt van uitlogende materialen zoals koper, zink en lood, teerhoudende dakbedekking (PAK s). Op deze manier wordt voorkomen dat deze stoffen niet in grond- of oppervlaktewater terecht komen. Vuilwater zal apart worden ingezameld en kan worden afgevoerd via het gemengde stelsel. Resultaten overleg waterbeheerder In het kader van het wettelijk vooroverleg is het bestemmingsplan voorgelegd aan de waterbeheerder. De resultaten van het vooroverleg zijn verwerkt in het bestemmingsplan en meegewogen bij de verdere planvorming. 5.5 Ecologie Algemeen Ruimtelijke plannen dienen te worden beoordeeld op de haalbaarheid in relatie tot actuele natuurwetgeving, met name de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet. Deze wetten vormen tevens de implementatie van de Europese Habitat- en Vogelrichtlijn op nationaal niveau. Er mogen geen ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, waarvan op voorhand duidelijk is dat deze op bezwaren stuiten door effecten op beschermde natuurgebieden of op streng beschermde planten of dieren. In dit kader is door SAB in april 2013 een quick scan flora en fauna uitgevoerd (bijlage 3). Uit deze quick scan kan het volgende worden geconcludeerd. Gebiedsbescherming In het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 (NB-wet) en de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) dient er getoetst te worden of de beoogde ontwikkelingen een negatieve invloed hebben op de beschermde gebieden. Het plangebied ligt niet in of nabij een gebied dat is aangewezen in het kader van de Natuurbeschermingswet. Het dichtstbijzijnde gebied beschermd in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 betreft het Natura 2000-gebied Ulvenhoutse Bos. Dit beschermde gebied ligt op ongeveer meter afstand. Gezien de ontwikkeling slechts beperkt blijft tot de dorpskern van Bavel, de toename van het aantal verkeersbewegingen door de ingreep marginaal is en er veel grote verstorende tussenliggende elementen aanwezig zijn (bebouwing, wegen en de Rijkswegen A27 en A58 met knooppunt Sint Annabosch) zijn directe en indirecte negatieve effecten van de plannen op het beschermde gebied niet te verwachten. Voor dit plan is geen sprake van een vergunningsaanvraag in het kader van de Natuurbeschermingswet. Soortenbescherming De meeste van de in het plangebied voorkomende soorten zijn beschermd en vallen onder het lichte beschermingsregime van de Flora- en faunawet. Hiervoor geldt dat aantasting van vaste rust- en verblijfplaatsen op basis van een algehele vrijstelling mogelijk is, zonder dat er sprake is van Pagina 31 van 43

32 procedurele consequenties. Dit betekent dat voor deze soorten de werkzaamheden uitgevoerd kunnen worden zonder ontheffing. Met de plannen zijn negatieve effecten op ontheffingsplichtige vleermuizen, de Huismus en Gierzwaluw niet op voorhand uit te sluiten. Voor deze soorten geldt, bij aantasting van vaste rust- en verblijfplaatsen, een ontheffingsplicht in het kader van de Flora- en faunawet. Nader onderzoek dient uitgevoerd te worden naar: Gebouw- en boombewonende vleermuizen: onderzoeksperiode globaal 15 mei - eind juli (kraamkolonies) en 15 augustus - eind september (paarverblijven). Huismus: onderzoeksperiode globaal begin april - half juli. Gierzwaluw: onderzoeksperiode globaal eind april - half juli. Het gebruik van het plangebied door deze soorten kan door middel van nader onderzoek in beeld worden gebracht zodat het werkelijke effect van de ingreep op (het leefgebied van) daadwerkelijk aanwezige soorten kan worden bepaald. Pas dan kan worden bepaald of het aanvragen van een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet noodzakelijk is. Bij een dergelijke ontheffing worden vaak mitigerende en/of compenserende maatregelen gevraagd. Als wordt voldaan aan dergelijke voorwaarden, kan op basis van eerdere ervaringen redelijkerwijs worden verwacht dat een dergelijke ontheffing door het Ministerie van Economische Zaken wordt verleend. De quick scan flora en fauna is opgenomen in bijlage 3. Nader onderzoek flora en fauna Door Natuurkompas is een nader onderzoek flora en fauna uitgevoerd (bijlage 4). Dit nader onderzoek heeft zich toegespitst op de huismus, gierzwaluw en vleermuis. Op grond van een eerste tussenrapportage is vastgesteld dat er tijdens de vier veldbezoeken in het plangebied geen territoriumindicerende waarnemingen van de huismus en gierzwaluw zijn gedaan. Op basis van dit onderzoek kan worden gesteld dat binnen het plangebied geen vaste rust- en verblijfplaatsen van de huismus en gierzwaluw aanwezig zijn. Tijdens het kraamverblijvenonderzoek zijn er geen invliegende of uitvliegende vleermuizen waargenomen. Ook zijn er geen andere aanwijzingen waargenomen welke duiden op de aanwezigheid van dagrust- en/of kraamverblijfplaatsen van vleermuizen binnen het plangebied. Enkele delen van het plangebied fungeren als foerageergebied voor de gewone dwergvleermuis en laatvlieger. Met de voorgenomen herinrichting van het plangebied gaan deze foerageergebieden mogelijk (deels) verloren. In de directe omgeving van het plangebied zijn echter voldoende alternatieve foerageergebieden aanwezig, bijvoorbeeld de tuinen van de woningen aan de Lange Vore. Het verlies van de binnen het plangebied gelegen foerageergebieden heeft daarmee geen negatief effect op de lokale gunstige staat van instandhouding van de lokale populaties van de gewone dwergvleermuis en laatvlieger. Op basis van het nader onderzoek kan worden geconcludeerd dat binnen het plangebied geen kraamverblijfplaatsen van vleermuizen aanwezig zijn. Net buiten het plangebied is een paarverblijf van de gewonen dwergvleermuis waargenomen. Er dienen ten behoeve hiervan in het zomerseizoen maatregelen getroffen te worden, zoals 's nachts geen zware, verstorende bouwlampen op de bouwplaats te laten branden, werkzaamheden overdag uitvoeren en in de schemering geen lampen met verstrooiing buiten het werkgebied gebruiken. Indien deze maatregelen worden getroffen, kunnen negatieve effecten op vleermuizen worden uitgesloten. In de omgevingsvergunning voor de nieuwbouw zullen hiervoor nadere eisen worden opgenomen. De rapportage van het nader onderzoek flora en fauna is opgenomen in bijlage Bedrijven Algemeen Indien door middel van een plan nieuwe, milieuhindergevoelige functies mogelijk worden gemaakt, dient te worden aangetoond dat deze niet worden gerealiseerd binnen de hinderzone van omliggende bedrijven. Anderzijds mogen milieuhindergevoelige functies in de directe omgeving van het plangebied niet negatief worden beïnvloed door de ontwikkelingen die met een plan mogelijk worden gemaakt. Pagina 32 van 43

33 Toetsing In de VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering worden op basis van onderzoeks- en ervaringsgegevens richtafstanden aanbevolen tussen bedrijvigheid en milieuhindergevoelige functies. Uit de analyse blijkt dat in de directe omgeving enkele bedrijfsfuncties aanwezig zijn. Het betreft hier met name bestaande detailhandelsvestigingen waarvoor volgens de VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering (2009) een grootste aan te houden afstand van 10 m tot aan milieuhindergevoelige functies moet worden aangehouden. In onderhavige situatie kan hierbij een afstandsstap lager worden aangehouden, omdat sprake is van een centrumlocatie, een gemengd gebied. Om die reden mag de afstand worden verkleind tot 0 m. Aan de Kloosterstraat 14-A bevindt zich een garagebedrijf. Een 'handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven' valt volgens de VNG-handreiking onder milieucategorie 2. Voor deze categorie wordt in een rustige omgeving een afstand van 30 m ten opzichte van woningen aangegeven en in gemengd gebied een afstand van 10 m. Aan laatstgenoemde afstand wordt in onderhavige situatie voldaan. Ten slotte is in het kader van onderhavig bestemmingsplan een akoestisch onderzoek industrielawaai uitgevoerd om te beoordelen of de realisatie van de supermarkt zich verenigd met de aanwezige en geplande milieuhindergevoelige functies. Het betreft hier met name het aspect geluid. De resultaten van het akoestisch onderzoek zijn opgenomen in de navolgende paragraaf. Conclusie Gesteld kan worden dat het aspect Bedrijven en milieuzonering geen belemmering vormt voor de uitvoering van dit bestemmingsplan. 5.7 Geluid Algemeen De mate waarin het geluid veroorzaakt door het (spoor)wegverkeer of industrie het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). Voor wegverkeer stelt de wet dat in principe de geluidsbelasting op geluidsgevoelige functies de voor-keursgrenswaarde van 48 db niet mag overschrijden. Voor spoorwegverkeer mag de voorkeursgrenswaarde van 55 db niet worden overschreden. In het geval van indu-strielawaai geldt een voorkeursgrenswaarde van 50 db(a). Indien nieuwe geluidsgevoelige functies worden toegestaan, stelt de Wgh de verplichting akoestisch onderzoek te verrichten naar geluidsbelasting ten gevolge van alle (spoor)wegen op een bepaalde afstand van geluidsgevoelige functies. Woningen zijn geluidsgevoelige bestemmingen waarvoor akoestisch onderzoek moet worden verricht. De geluidsbelasting van woningen wordt getoetst aan de normen uit de Wet geluidhinder (Wgh). Dit geldt zowel voor onderzoek naar wegverkeerslawaai alsmede onderzoek industrielawaai Akoestisch onderzoek wegverkeer SAB heeft onderzoek uitgevoerd naar de geluidsbelasting als gevolg van omliggende wegen in het plangebied (bijlage 5). Uit onderzoek blijkt dat de wegen rondom het plangebied een 30 km/uur-regime hebben, en dat deze wegen daarom niet onderzoeksplichtig zijn voor de Wgh. Het is niet mogelijk om voor de woningen ten gevolge van de geluidhinder afkomstig van de omliggende 30 km-wegen een hogere waarde te verlenen door de gemeente. Voor de bepaling van de binnenwaarde voor het Bouwbesluit en voor de toetsing aan de normen voor een goede ruimtelijke ordening die zijn genoemd in de Wgh is toch akoestisch onderzoek uitgevoerd. Uit dit onderzoek blijkt dat bij de woningen de voorkeursgrenswaarde van 48 db wordt overschreden. De hoogste geluidsbelasting ten gevolge van de omliggende 30 km/wegen bedraagt 60 db, inclusief aftrek ex artikel 110g Wgh. Omdat de omliggende wegen een 30 km-regime hebben, zijn deze wegen niet onderzoeksplichtig voor de Wgh en daardoor zijn er ook geen normen opgenomen voor 30 km-wegen in de Wgh. Ter vergelijk is de hoogste toelaatbare geluidsbelasting uit de Wgh voor een vergelijkbare 50 km-weg gebruikt voor de toetsing in het kader van een goede ruimtelijke ordening. De hoogste toelaatbare geluidsbelasting voor nieuw te bouwen woningen langs een bestaande weg in stedelijk gebied bedraagt 63 db (artikel 83 lid 2 van de Wgh). De optredende geluidsbelastingen zijn Pagina 33 van 43

34 hiermee lager dan de hoogste toelaatbare geluidsbelasting. Vanuit een akoestisch oogpunt kan worden gesteld dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening Akoestisch onderzoek industrielawaai (supermarkt) SAB heeft onderzoek uitgevoerd naar de geluidsbelasting als gevolg van industrielawaai (geluid afkomstig van de supermarkt) (bijlage 6). Uit onderzoek blijkt dat bij twee bestaande woningen de grenswaarden van 50 db(a) uit het Activiteitenbesluit, maar de richtwaarden van 55 db(a) uit de Handreiking industrielawaai vergunningverlening niet wordt overschreden ten gevolge van geluidshinder afkomstig uit de inrichting. De hoogste langtijdgemiddelde geluidsbelasting bij de bestaande woningen bedraagt 55 db(a). Bij de nieuw appartementen bedraagt de maximale geluidsbelasting maximaal 70 db(a). Deze waarden wordt gevonden bij de oostgevel op de eerste verdieping. Deze hoge geluidsbelasting wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door de condensor van de supermarkt, welke op korte afstand (3 meter) van de gevel staat gesitueerd. Echter aangezien deze appartementen direct boven de winkels zijn gelegen, zijn deze woningen te beschouwen als aanpandige gevoelige gebouwen. Op basis van het Activiteitenbesluit geldt voor deze woningen geen eis voor de gevelbelasting maar de eis dat de binnenwaarde van 35 db(a) wordt gegarandeerd. Bij de woningen aan de oostgevel de hoogste langtijdgemiddelde geluidsbelasting van 70 db(a) komt dit neer op een minimale gevelwering van 35 db(a). Bij de woningen boven de winkels wordt dan ook voldaan aan de grenswaarden voor de langtijdgemiddelde geluidsbelasting aan het Activiteitenbesluit Conclusie Wegverkeer De hoogste toelaatbare geluidsbelasting voor nieuw te bouwen woningen langs een bestaande weg in stedelijk gebied bedraagt 63 db (artikel 83 lid 2 van de Wgh). De optredende geluidsbelastingen zijn hiermee lager dan de hoogste toelaatbare geluidsbelasting. Vanuit een akoestisch oogpunt kan worden gesteld dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening Industrielawaai Wanneer de woningen boven de supermarkt een gevelisolatie krijgen van minimaal 35 db(a) dan wordt voldaan aan de grenswaarden (zowel langtijdgemiddelde als maximale geluidsbelastingen) uit het Activiteitenbesluit. Voor deze woningen zijn dan maatwerkvoorschriften noodzakelijk. Voor de omliggende woningen wordt aan de grenswaarde van 70 db(a) voor de maximale geluidsbelastingen voldaan, maar niet aan de grenswaarde van 50 db(a) voor de langtijdgemiddelde geluidsbelastingen. Aangezien het redelijkerwijs niet mogelijk is de langtijdgemiddelde geluidsbelastingen terug te brengen tot de grenswaarde van 50 db(a) uit het Activiteitenbesluit, kan de gemeente bij de afgifte van de omgevingsvergunning maatwerkvoorschriften voor deze supermarkt opstellen, zodat de realisatie van het supermarkt mogelijk is. Een dergelijk maatwerkvoorschrift kan worden opgesteld zonder dat de richtwaarde van 55 db(a) uit de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering, editie 2009 wordt overschreden. Maatregelen kunnen bestaan uit het toepassen van stille wieltjes op de winkelwagens en het treffen van maatregelen bij de condensor op het dak van de supermarkt. Vanuit akoestisch oogpunt is er geen belemmering voor de realisatie van de commerciële voorzieningen in het plangebied. 5.8 Luchtkwaliteit Algemeen Door de uitstoot van uitlaatgassen door onder andere de industrie en het verkeer komen schadelijke stoffen in de lucht. Vooral langs drukke wegen kunnen de concentraties van verschillende stoffen zo hoog zijn dat deze de gezondheid kunnen aantasten. Om te voorkomen dat de gezondheid wordt Pagina 34 van 43

35 aangetast door luchtverontreiniging dient bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden te worden met de luchtkwaliteit ter plaatse. In de Bredase milieuvisie is de volgende doelstelling voor 2015 opgenomen: De luchtkwaliteit is inzichtelijk, bekend en aanvaardbaar. Op 15 november 2007 is in de Wet milieubeheer onder titel 5.2 'luchtkwaliteiteisen' opgenomen. Luchtkwaliteiteisen zijn een implementatie van de Europese regelgeving uit 1996 en bevat luchtkwaliteitsnormen voor de stoffen zwaveldioxide, stikstofoxiden en stikstofdioxide, zwevende deeltjes (fijn stof), lood, koolmonoxide en benzeen. Nieuwe ontwikkelingen dienen getoetst te worden aan de grenswaarden. Een grenswaarde geeft de kwaliteit aan die op een bepaald tijdstip ten minste moet zijn bereikt, en die, waar zij aanwezig is, ten minste moet worden in stand gehouden. Behalve voor zwevende deeltjes en stikstofdioxide voldoet de luchtkwaliteit overal in Breda aan de gestelde grenswaarden. Mede door de relatief hoge achtergrondconcentraties overschrijden de concentraties zwevende deeltjes en stikstofdioxide plaatselijk de grenswaarden. De overschrijdingen hangen in de meeste gevallen samen met het drukke verkeer. Vanaf 1 augustus 2009 is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) in werking. Conform artikel 5.16 van de Wet milieubeheer is voor een ontwikkeling dat niet in betekenende mate (NIBM) bijdraagt aan de luchtkwaliteit, geen uitgebreid luchtkwaliteitonderzoek nodig en kan de ontwikkeling zonder toetsing aan de luchtkwaliteitseisen doorgang vinden. De definitie van 'in betekenende mate' is vastgelegd in een algemene maatregel van bestuur (AMvB). Projecten die de concentratie koolstofdioxide of fijn stof met meer dan 3% van de grenswaarde verhogen, dragen in betekenende mate bij aan de luchtvervuiling. Dit criterium is een 'of-benadering'. Als een project voor één stof de 3%-grens overschrijdt, dan verslechtert het project 'in betekenende mate' de luchtkwaliteit. Deze 3%-grens is voor een aantal categorieën projecten in een ministeriële regeling omgezet in getalsmatige grenzen, bijvoorbeeld: woningbouw: woningen netto bij 1 ontsluitingsweg of woningen bij 2 ontsluitingswegen; kantoorlocaties: m 2 bruto vloeroppervlak bij 1 ontsluitingsweg, m 2 bruto vloeroppervlak bij 2 ontsluitingswegen. Op 15 januari 2009 is het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) in Staatsblad nr. 14 gepubliceerd, waarna het besluit op 16 januari 2009 in werking getreden is. Het besluit is gericht op bescherming van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof en stikstofdioxide, met name kinderen, ouderen en zieken. Daartoe voorziet het besluit in zones waarbinnen luchtkwaliteitsonderzoek nodig is: 300 meter aan weerszijden van rijkswegen en 50 meter langs provinciale wegen, gemeten vanaf de rand van de weg. Waar in zo n onderzoekszone de grenswaarden voor fijnstof en stikstofdioxide (dreigen te) worden overschreden, mag het totaal aantal mensen dat hoort bij een gevoelige bestemming niet toenemen. Met dit besluit is de bouw van zogenaamde gevoelige bestemmingen, zoals een school, in de nabijheid van (snel)wegen beperkt Onderzoek SAB heeft onderzoek gedaan naar luchtkwaliteit (bijlage 7). Met behulp van de NIBM-rekentool (versie oktober 2012) is de verslechtering van de luchtkwaliteit ten gevolge van het plan berekend. Een plan is in betekenende mate wanneer de toename van de luchtverontreiniging (NO2 of PM10) meer is dan 1,2 ųg/m³. Wanneer een plan niet in betekenende mate (NIBM) bijdraagt aan de luchtkwaliteit, is toetsing van het plan aan de grenswaarden op grond van de Wm niet noodzakelijk. Bij het opstellen van de NIBM-rekentool is uitgegaan van een worstcase situatie: bij de berekening van de concentratietoename zijn de kenmerken van het verkeer, de straat en de omgeving zo gekozen dat een situatie ontstaat met een maximale luchtverontreiniging. Pagina 35 van 43

36 Uit de berekening met de NIBM-tool blijkt dat de planbijdrage van de gehele ontwikkeling kleiner is de NIBM-grens van 1,2 ųg/m³, daardoor zal het plan niet in betekenen de mate (NIBM) bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een toetsing aan de grenswaarden is op basis van de Wm niet noodzakelijk, aan gezien het plan NIBM is. In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt inzichtelijk gemaakt of er sprake van een dreigende grenswaarde overschrijding conclusie Op basis van het voorgaande kan geconcludeerd worden dat zowel vanuit de Wet milieubeheer als vanuit een goede ruimtelijke ordening de luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor het onderhavige initiatief. 5.9 Externe veiligheid Algemeen In het kader van de bestemmingsplanprocedure moet het aspect externe veiligheid onderzocht worden. Hierbij dienen de risico's in beeld gebracht te worden die het gevolg zijn van opslag, vervoer of verwerking van gevaarlijke stoffen. Risicobronnen zijn bijvoorbeeld vervoersassen waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd, buisleidingen en risicovolle inrichtingen. Externe veiligheidsbeleid bestaat uit twee onderdelen: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Het plaatsgebonden risicobeleid bestaat uit harde afstandseisen tussen risicobron en (beperkt) kwetsbaar object. Het groepsrisico is een maat die aangeeft hoe groot de kans is op een ongeval met gevaarlijke stoffen met een bepaalde groep slachtoffers. Hoe hoger het groepsrisico, hoe groter deze kans. Het plaatsgebonden risico wordt weergegeven in de vorm van contouren rond een risicobron. Het groepsrisico wordt weergegeven in een grafiek: de fn-curve. Deze curve geeft aan hoe groot de kans is op een ongeval met een bepaald aantal slachtoffers. De plaatsgebonden risicocontouren en de fn-curve zijn weergegeven in het navolgende figuur. Pagina 36 van 43

37 Figuur: plaatsgebonden risicocontouren en fn-curve Binnen de plaatsgebonden risicocontouren bestaat een bepaald risico te overlijden als gevolg van een calamiteit. Binnen deze contouren gelden harde bouwrestricties. Deze restricties kunnen per risicobron verschillen. De hoogte van het groepsrisico wordt niet alleen bepaald door de aard van de risicobron, maar ook door het aantal aanwezige personen binnen het invloedsgebied daarvan. Bij veel ruimtelijke besluiten moet de hoogte van dit groepsrisico verantwoord worden. Dit noemt men de verantwoordingsplicht van het groepsrisico. Besluit externe veiligheid Sinds 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van kracht. Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving vanwege activiteiten met gevaarlijke stoffen. Het Bevi is gericht aan het bevoegd gezag inzake de Wet milieubeheer en de Wet ruimtelijke ordening en heeft onder meer tot doel om bij nieuwe situaties toetsing aan de risiconormen te waarborgen. Het Bevi is van toepassing op vergunningsplichtige risicovolle bedrijven en de nabijgelegen al dan niet geprojecteerde (beperkt) kwetsbare objecten. In artikel 2, lid 1 van het Bevi is opgesomd wat wordt verstaan onder risicovolle bedrijven en wat wordt verstaan onder (beperkt) kwetsbare objecten. Uit het Bevi en de richtlijnen voor vervoer gevaarlijke stoffen vloeit de verplichting voort om in ruimtelijke plannen in te gaan op de risico's in het projectgebied ten gevolge van handelingen met gevaarlijke stoffen. De risico's dienen te worden beoordeeld op het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Voor elke verandering van het groepsrisico (af- of toename) in het invloedsgebied moet een verantwoording worden afgelegd, over de wijze waarop de toelaatbaarheid van deze verandering in de besluitvorming is betrokken. Samen met de hoogte van het groepsrisico moeten andere aspecten worden meegewogen in de beoordeling van het groepsrisico. Onder deze aspecten vallen zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid. Ten behoeve van de verantwoording groepsrisico is advies gevraagd en ontvangen van de regionale brandweer en/of veiligheidsregio. Toetsing Bij ruimtelijke plannen dient rekening te worden gehouden met het aspect externe veiligheid. Daartoe moeten de risico s voor de bevolking, die verbonden zijn aan gevaar veroorzakende activiteiten (bestaand en nieuw), in beeld worden gebracht. Volgens het huidige beleid gebeurt dat door de effecten van bepaalde mogelijke ongevallen te berekenen en uit te drukken in de kans op (aantallen) doden. Voor het bepalen van externe veiligheidsrisico s, dient te worden gekeken naar het Pagina 37 van 43

38 plaatsgebonden risico (PR) en naar het groepsrisico (GR). Het plaatsgebonden risico heeft betrekking op de theoretische kans op overlijden op een bepaalde plaats voor een persoon die zich een jaar lang op die plaats bevindt. Hiervoor geldt dat een kans groter dan 1 op de miljoen (10-6/jaar) onacceptabel wordt geacht. Kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten (zoals te realiseren woonlocaties) mogen niet binnen de zogenaamde 10-6-contour worden gerealiseerd. Bedrijven op een bedrijventerrein zijn overigens geen kwetsbare objecten. Het groepsrisico wordt berekend tot aan de 10-8-risicocontour. Het groepsrisico is afhankelijk van het aantal personen dat zich op een bepaalde plaats bevindt (dit geldt ook voor werknemers van bedrijven): naarmate de groep mogelijke slachtoffers groter wordt, dient de kans op zo n ongeval kleiner te zijn. Het groepsrisico wordt opgesplitst in twee zones. De eerste zone loopt van de 10-6 contour naar de 10-7-contour met een aanwezigheidslimiet van circa 100 personen/ hectare. De tweede zone loopt van 10-7-contour naar de 10-8-contour met een aanwezigheidslimiet van circa 280 personen/ hectare. De berekende groepsrisicowaarden geven een oriënterende waarde. Het bevoegd gezag kan hier gemotiveerd van afwijken. Op de navolgende afbeelding is een fragment van de provinciale risicokaart opgenomen. De ligging van het plangebied is globaal aangeduid met een zwart kader. Op basis van de risicokaart kan worden geconcludeerd dat er in de omgeving van het plangebied geen stationaire bronnen zijn gelegen. Daarnaast is de circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen en het Basisnet geraadpleegd. Hieruit blijkt dat er geen mobiele bronnen in de nabijheid van het plangebied liggen. Uitsnede Risicokaart.nl met globale aanduiding plangebied (zwart) Ten noorden en oosten van het plangebied is een hogedrukaardgasleiding gelegen. Het invloedsgebied van deze leiding reikt niet tot de grenzen van het plangebied. Een nadere verantwoording van het groepsrisico kan derhalve achterwege blijven. Conclusie Binnen of in de directe omgeving van het plangebied zijn geen gevaar veroorzakende activiteiten of transportroutes aanwezig. Het aspect externe veiligheid vormt daarmee geen belemmering voor de ontwikkeling binnen het plangebied. Pagina 38 van 43

Format Ruimtelijke Onderbouwing (versie 1, aug 2014) INHOUDSOPGAVE

Format Ruimtelijke Onderbouwing (versie 1, aug 2014) INHOUDSOPGAVE Format Ruimtelijke Onderbouwing (versie 1, aug 2014) INHOUDSOPGAVE 1. INLEIDING 1.1. Algemeen 1.2. Aanleiding en doel 1.3. Plangebied 1.4. Leeswijzer 2. PLANBESCHRIJVING 2.1. Bestaande situatie 2.2. Gewenste

Nadere informatie

HOOFDSTUK 3 Beleid. 3.1 Inleiding. 3.2 Rijksbeleid Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

HOOFDSTUK 3 Beleid. 3.1 Inleiding. 3.2 Rijksbeleid Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte HOOFDSTUK 3 Beleid 3.1 Inleiding De beleidscontext voor het plangebied wordt gevormd door landelijke, provinciale en gemeentelijke beleidsrapportages. In dit hoofdstuk is het relevante (integrale) ruimtelijke

Nadere informatie

HOOFDSTUK 3 Ruimtelijk beleid

HOOFDSTUK 3 Ruimtelijk beleid HOOFDSTUK 3 Ruimtelijk beleid 3.1 Inleiding De beleidscontext voor het plangebied wordt gevormd door landelijke, provinciale, en gemeentelijke beleidsrapportages. In dit hoofdstuk is het relevante beleid

Nadere informatie

HOOFDSTUK 3 Beleid. 3.2 Rijksbeleid. 3.3 Provinciaal beleid

HOOFDSTUK 3 Beleid. 3.2 Rijksbeleid. 3.3 Provinciaal beleid HOOFDSTUK 3 Beleid 3.1 Inleiding De beleidscontext voor het plangebied wordt gevormd door (Europese,) landelijke, provinciale, en gemeentelijke beleidsrapportages. In dit hoofdstuk is het relevante (Europees-,)

Nadere informatie

HOOFDSTUK 3 Ruimtelijk beleid. 3.1 Inleiding. 3.2 Rijksbeleid

HOOFDSTUK 3 Ruimtelijk beleid. 3.1 Inleiding. 3.2 Rijksbeleid In de toekomst zullen er altijd verzoeken komen van ontwikkelingen die niet passen binnen voorliggend bestemmingsplan. Voor dergelijke initiatieven kan alsnog medewerking worden gevraagd aan het college

Nadere informatie

Hoofdstuk 3 Beleid. 3.1 Inleiding. 3.2 Rijksbeleid

Hoofdstuk 3 Beleid. 3.1 Inleiding. 3.2 Rijksbeleid Hoofdstuk 3 Beleid 3.1 Inleiding De beleidscontext voor het plangebied wordt gevormd door landelijke, provinciale, en gemeentelijke beleidsrapportages. In dit hoofdstuk is het relevante Rijks-, provinciaal

Nadere informatie

Duinkampen 23 te Paterswolde

Duinkampen 23 te Paterswolde Duinkampen 23 te Paterswolde Projectgebied. Duinkampen 23 Paterswolde 1. Inleiding Deze ruimtelijke onderbouwing is opgesteld voor het bouwen van een bijgebouw, het plaatsen van een schutting en twee kunstwerken

Nadere informatie

Verlengen stal op het perceel Dorpsstraat 74 te Zuidlaarderveen

Verlengen stal op het perceel Dorpsstraat 74 te Zuidlaarderveen Verlengen stal op het perceel Dorpsstraat 74 te Zuidlaarderveen NL.IMRO.1730.ABdorpsstr74zuidlv-0301 Projectgebied Situatie Dorpsstraat 74 Zuidlaarderveen 2 Inhoudsopgave 1. Inleiding 2. Huidige en beoogde

Nadere informatie

Ruimtelijke ordening. Ruimtelijke Ordening

Ruimtelijke ordening. Ruimtelijke Ordening Ruimtelijke ordening Ruimtelijke Ordening Ruimtelijke ordening (RO) in Nederland Vanuit de geschiedenis is RO al belangrijk in Nederland, denk bijvoorbeeld aan landinrichting en optimaliseren van de waterhuishouding.

Nadere informatie

memo Verlegging rode contour ter plaatse van de Driebergsestraatweg 63 en 65 te Doorn

memo Verlegging rode contour ter plaatse van de Driebergsestraatweg 63 en 65 te Doorn memo aan: van: c.c.: Inge Eising Gemeente Utrechtse Heuvelrug Mariël Gerritsen Pieter Birkhoff Van Wijnen Groep N.V. datum: 14 december 2015 betreft: Verlegging rode contour ter plaatse van de Driebergsestraatweg

Nadere informatie

Ruimtelijke onderbouwing ten behoeve van de uitbreiding van een agrarisch bedrijf aan de St. Sebastiaanskapelstraat 9a

Ruimtelijke onderbouwing ten behoeve van de uitbreiding van een agrarisch bedrijf aan de St. Sebastiaanskapelstraat 9a Ruimtelijke onderbouwing ten behoeve van de uitbreiding van een agrarisch bedrijf aan de St. Sebastiaanskapelstraat 9a 1 Inhoudsopgave Pagina 1. Inleiding 3 1.1. Het project 3 2. Beschrijving huidige en

Nadere informatie

Hoofdstuk 3 Beleid. 3.1 Inleiding. 3.2 Rijksbeleid. 3.3 Provinciaal beleid Structuurvisie ruimtelijke ordening

Hoofdstuk 3 Beleid. 3.1 Inleiding. 3.2 Rijksbeleid. 3.3 Provinciaal beleid Structuurvisie ruimtelijke ordening Hoofdstuk 3 Beleid 3.1 Inleiding Bij het maken van een bestemmingsplan wordt rekening gehouden met het beleid van hogere overheden (het rijk en de provincie) en de vastgestelde gemeentelijke beleidskaders.

Nadere informatie

Ladder voor duurzame verstedelijking

Ladder voor duurzame verstedelijking Ladder voor duurzame verstedelijking Klik om de modelstijlen te bewerken Tweede niveau Derde niveau Vierde niveau Vijfde niveau Ladder voor duurzame verstedelijking 1. Waar komt het vandaan? 2. Wat is

Nadere informatie

Bestemmingsplan Weideveld 2016, 1 e herziening. (ontwerp 25 januari 2019)

Bestemmingsplan Weideveld 2016, 1 e herziening. (ontwerp 25 januari 2019) Bestemmingsplan Weideveld 2016, 1 e herziening (ontwerp 25 januari 2019) Pagina 2 van 13 2019-01-25 Toelichting - Weideveld 2016 1e herziening Bestemmingsplan Weideveld 2016, 1 e herziening Toelichting

Nadere informatie

Ruimtelijke onderbouwing Bûtewei 14A Ureterp (agrarische bedrijfswoning) Gemeente Opsterland

Ruimtelijke onderbouwing Bûtewei 14A Ureterp (agrarische bedrijfswoning) Gemeente Opsterland Ruimtelijke onderbouwing Bûtewei 14A Ureterp (agrarische bedrijfswoning) Gemeente Opsterland INHOUDSOPGAVE pagina HOOFDSTUK 1 INLEIDING 5 1.1 Aanleiding voor het plan 5 1.2 Plangebied 5 1.3 Leeswijzer

Nadere informatie

2.2 Provinciaal beleid

2.2 Provinciaal beleid Bijlage behorend bij het raadsvoorstel en -besluit tot gewijzigde vaststelling van het bestemmingsplan Hoek Markt- Veestraat (wijzigingen tekst toelichting zijn cursief weergegeven). 2.2 Provinciaal beleid

Nadere informatie

HOOFDSTUK 2 Gebiedsanalyse

HOOFDSTUK 2 Gebiedsanalyse HOOFDSTUK 2 Gebiedsanalyse 2.1 Inleiding In dit hoofdstuk zijn achtereenvolgens de ruimtelijke structuur en de functionele structuur van het plangebied uiteengezet. De ruimtelijke structuur is beschreven

Nadere informatie

VERZONDEN 20SEP.2Ö13. Het college van burgemeester en wethouders van Tilburg Postbus LH TILBURG

VERZONDEN 20SEP.2Ö13. Het college van burgemeester en wethouders van Tilburg Postbus LH TILBURG Het college van burgemeester en wethouders van Tilburg Postbus 90155 5000 LH TILBURG Brabantlaan 1 Postbus 90151 5200 MC 's-hertogenbosch Telefoon (073) 681 28 12 Fax (073) 614 11 15 info@brabant.nl wv/w.brabant.nl

Nadere informatie

Ruimtelijke onderbouwing kleinschalige uitbreiding olfantenstal Heiderschoor 24 te Mierlo Luchtfoto perceel Heiderschoor 24

Ruimtelijke onderbouwing kleinschalige uitbreiding olfantenstal Heiderschoor 24 te Mierlo Luchtfoto perceel Heiderschoor 24 Pagina 1 van 5 Ruimtelijke onderbouwing kleinschalige uitbreiding olfantenstal Heiderschoor 24 te Mierlo Luchtfoto perceel Heiderschoor 24 Pagina 2 van 5 Inleiding Op donderdag 3 april 2014 is door Dierenrijk

Nadere informatie

Uitbreiding Theater De Willem

Uitbreiding Theater De Willem Stedenbouwkundige verkenning Uitbreiding Theater De Willem Gemeente Papendrecht, november 2008 Stedenbouwkundige Verkenning Onderwerp: Theater De Willem 1. Inleiding De mogelijkheden voor uitbreiding van

Nadere informatie

WIJZIGINGSPLAN ZORGBOERDERIJ BROEK 4, MARIAHOUT GEMEENTE LAARBEEK. 2 februari 2016 vastgesteld

WIJZIGINGSPLAN ZORGBOERDERIJ BROEK 4, MARIAHOUT GEMEENTE LAARBEEK. 2 februari 2016 vastgesteld WIJZIGINGSPLAN ZORGBOERDERIJ BROEK 4, MARIAHOUT 2 februari 2016 vastgesteld 52-007 GEMEENTE LAARBEEK 2 INHOUDSOPGAVE 1 Inleiding... 5 1.1 Algemeen... 5 1.2 Aanleiding en doel... 5 1.3 Plangebied... 6 1.4

Nadere informatie

HOOFDSTUK 3 Beleid. 3.1 Inleiding. 3.2 Rijksbeleid

HOOFDSTUK 3 Beleid. 3.1 Inleiding. 3.2 Rijksbeleid HOOFDSTUK 3 Beleid 3.1 Inleiding De beleidscontext voor het plangebied wordt gevormd door landelijke, provinciale en gemeentelijke beleidsrapportages. In dit hoofdstuk is het relevante (integrale) ruimtelijke

Nadere informatie

Nota van Zienswijzen behorende bij het Bestemmingsplan Buitengebied Rucphen 2012, De Leijkens

Nota van Zienswijzen behorende bij het Bestemmingsplan Buitengebied Rucphen 2012, De Leijkens Nota van Zienswijzen behorende bij het Bestemmingsplan Buitengebied Rucphen 2012, De Leijkens Rucphen, 7 november 2012 INHOUD; 1. Procedure 2. Ingediende zienswijzen 3. Inhoud zienswijzen en inhoudelijke

Nadere informatie

Realiseren paardenbak

Realiseren paardenbak Realiseren paardenbak Ruimtelijke onderbouwing Langereis 25 Hoogwoud Ontwerp Bakker Zwollo-de Wilt juristen Locatie: Langereis 25 Hoogwoud Opgesteld door: Mw. drs. I.A. Zwollo Bakker Zwollo-de Wilt juristen

Nadere informatie

Bestemmingsplan Buitengebied Zundert, vormverandering agrarisch bouwblok Hazeldonksestraat 2B, Rijsbergen. Toelichting/ ruimtelijke onderbouwing

Bestemmingsplan Buitengebied Zundert, vormverandering agrarisch bouwblok Hazeldonksestraat 2B, Rijsbergen. Toelichting/ ruimtelijke onderbouwing vormverandering agrarisch bouwblok Hazeldonksestraat 2B, Rijsbergen. Toelichting/ ruimtelijke onderbouwing Opgesteld door: Provincie Noord-Brabant 19-05-2016 S.M.Verhaart- Menken Versie: 3_19-05-2016 Inhoud

Nadere informatie

Notitie. Statenleden. Statencommissie EZB. 7 mei V.M.J. Munnecom. Ruimtelijke Ontwikkeling & Handhaving (073) Aan.

Notitie. Statenleden. Statencommissie EZB. 7 mei V.M.J. Munnecom. Ruimtelijke Ontwikkeling & Handhaving (073) Aan. Notitie Onderwerp Provinciale handelwijze ten aanzien van ruimtelijke plannen die voorzien in detailhandelsontwikkelingen Aanleiding Met de Discussienota Detailhandel en het symposium Detailhandel in Brabant:

Nadere informatie

Manifeste lokale woningbehoefte. Vraag zoekt locatie

Manifeste lokale woningbehoefte. Vraag zoekt locatie Manifeste lokale woningbehoefte Vraag zoekt locatie 10-3-2015 Inleiding In de gemeentelijke Visie op Wonen en Leefbaarheid (2012) is uitgesproken dat de gemeente in principe in alle kernen ruimte wil zoeken

Nadere informatie

Ruimtelijke onderbouwing Bergingen Den Binnen, Mierlo. Gemeente Geldrop-Mierlo

Ruimtelijke onderbouwing Bergingen Den Binnen, Mierlo. Gemeente Geldrop-Mierlo Ruimtelijke onderbouwing Bergingen Den Binnen, Mierlo Gemeente Geldrop-Mierlo 30 oktober 2015 Inhoudsopgave Hoofdstuk 1. Inleiding... 3 1.1. Aanleiding... 3 1.2. Ligging en plangrenzen... 4 1.3. Afwijking

Nadere informatie

BIJLAGE 1 BIJ PLAN VAN AANPAK. Toelichting afweging per locatie structuurvisie Eibergen

BIJLAGE 1 BIJ PLAN VAN AANPAK. Toelichting afweging per locatie structuurvisie Eibergen BIJLAGE 1 BIJ PLAN VAN AANPAK Toelichting afweging per locatie structuurvisie Eibergen 1 1. Huenderstraat 2 (locatie voormalig kantoor Betula) Centrum 2011, bestemming Maatschappelijk Het perceel is in

Nadere informatie

Beleidskader windenergie

Beleidskader windenergie Bijlage 1 Beleidskader windenergie Europese richtlijn 2009/28/EG De Europese richtlijn 2009/28/EG verplicht Nederland om in 2020 14 procent van het totale bruto-eindverbruik aan energie afkomstig te laten

Nadere informatie

15003 RO VERPLAATSEN VLAAMSE SCHUUR LANGEREIT 14

15003 RO VERPLAATSEN VLAAMSE SCHUUR LANGEREIT 14 15003 RO VERPLAATSEN VLAAMSE SCHUUR LANGEREIT 14 Ordito b.v. Postbus 94 5126 ZH Gilze E info@ordito.nl T 0161 801 022 I www.ordito.nl KVK 54 811 554 1. Inleiding 3 1.1 Aanleiding 3 1.2 Ligging en begrenzing

Nadere informatie

Ruimtelijke onderbouwing

Ruimtelijke onderbouwing Ruimtelijke onderbouwing Burgemeester van Erpstraat 63a, Berghem 2017, pag. 1 van 12 Ruimtelijke onderbouwing Burgemeester van Erpstraat 63a, Berghem 2017 Gemeente Oss, oktober 2017 Ruimtelijke onderbouwing

Nadere informatie

HOOFDSTUK 3 Beleid 3.1 Inleiding 3.2 Rijksbeleid Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

HOOFDSTUK 3 Beleid 3.1 Inleiding 3.2 Rijksbeleid Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte HOOFDSTUK 3 Beleid 3.1 Inleiding Bij het maken van een ruimtelijk plan wordt rekening gehouden met het beleid van hogere overheden (het rijk en de provincie) en de vastgestelde gemeentelijke beleidskaders.

Nadere informatie

2b// -Döoo S-Sa. Ruimtelijke onderbouwing

2b// -Döoo S-Sa. Ruimtelijke onderbouwing 2b// -Döoo S-Sa Ruimtelijke onderbouwing 2) beschrijving van feitelijke en toekomstige situatie Aanvrager is eigenaar van het perceel Kloosterstraat 2 zwart, kadastraal gem. Schoten sectie B no. 2429 en

Nadere informatie

Ruimtelijke onderbouwing Clermontstraat 10 te Margraten. Gemeente Eijsden-Margraten

Ruimtelijke onderbouwing Clermontstraat 10 te Margraten. Gemeente Eijsden-Margraten Ruimtelijke onderbouwing Clermontstraat 10 te Margraten Ruimtelijke onderbouwing Clermontstraat 10 te Margraten Datum: 7 april 2014 Projectgegevens: ROB01-0252620-01B TEK01-0252620-01A Identificatienummer:

Nadere informatie

Ladder voor duurzame verstedelijking Bestemmingsplan Huis ter Heide West, gemeente Zeist

Ladder voor duurzame verstedelijking Bestemmingsplan Huis ter Heide West, gemeente Zeist Ladder voor duurzame verstedelijking Bestemmingsplan Huis ter Heide West, gemeente Zeist De Ladder voor duurzame verstedelijking is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geïntroduceerd en

Nadere informatie

bestemmingsplan Ammerzoden herziening 2013, Hoge Heiligenweg 12 datum: 5 september 2013 projectnummer: R.2011 gemeente Maasdriel

bestemmingsplan Ammerzoden herziening 2013, Hoge Heiligenweg 12 datum: 5 september 2013 projectnummer: R.2011 gemeente Maasdriel bestemmingsplan Ammerzoden herziening 2013, Hoge Heiligenweg 12 status: vastgesteld datum: 5 september 2013 projectnummer: 202360R.2011 adviseurs: Jke / Wle gemeente Maasdriel Inhoudsopgave Hoofdstuk

Nadere informatie

Zienswijzennota bestemmingsplan Feerwerd

Zienswijzennota bestemmingsplan Feerwerd Zienswijzennota bestemmingsplan Feerwerd Zienswijzennota bestemmingsplan Feerwerd Inhoud Rapport 2 juli 2013 Projectnummer 275.00.01.11.05 I n h o u d s o p g a v e 1 Z i e n s w i j z e n 5 1.1 Inleiding

Nadere informatie

Beheersverordening Kornputkwartier

Beheersverordening Kornputkwartier Beheersverordening Kornputkwartier ID plan: NL.IMRO.1708.STWKornputkwtrBV1-VA01 datum: maart 2017 status: vastgesteld auteur: SRE Vastgesteld door de raad dd. de griffier, de voorzitter, NL.IMRO.1708.STWKornputkwtrBV1-VA01

Nadere informatie

1 Toelichting Wijziging verkavelingsopzet Berken ong., Milheeze (plan 'Geerdenhof')

1 Toelichting Wijziging verkavelingsopzet Berken ong., Milheeze (plan 'Geerdenhof') 1 Toelichting Wijziging verkavelingsopzet Berken ong., Milheeze (plan 'Geerdenhof') 1. Inleiding In het gehucht De Berken ("plan Geerdenhof") in Milheeze zijn planologische bouwtitels gerealiseerd voor

Nadere informatie

bestemmingsplan Correctieve herziening Zilvervakschool Schoonhoven Noord

bestemmingsplan Correctieve herziening Zilvervakschool Schoonhoven Noord bestemmingsplan Correctieve herziening Zilvervakschool Schoonhoven Noord Planstatus: Plan identificatie: ontwerp NL.IMRO.1931.BP1509DK003-ON01 Datum: 23 maart 2015 Contactpersoon Buro SRO: Kenmerk Buro

Nadere informatie

s t r u c t u u r v i s i e G o o r Goor 202

s t r u c t u u r v i s i e G o o r Goor 202 VISIEKAART 8 9 s t r u c t u u r v i s i e G o o r 2 0 2 5 structuu Goor 202 rvisie 5 1. Structuurvisie Goor 2025 2. Analyse 3. Visie en ambitie: Goor in 2025 4. Ruimtelijke kwaliteit 5. Wonen 6. Economie

Nadere informatie

BESTEMMINGSPLAN WIJZIGING BESTEMMINGS-/BOUWVLAK PROF. DONDERSWEG 8, BEEK EN DONK GEMEENTE LAARBEEK. 10 december 2015 vastgesteld

BESTEMMINGSPLAN WIJZIGING BESTEMMINGS-/BOUWVLAK PROF. DONDERSWEG 8, BEEK EN DONK GEMEENTE LAARBEEK. 10 december 2015 vastgesteld BESTEMMINGSPLAN WIJZIGING BESTEMMINGS-/BOUWVLAK PROF. DONDERSWEG 8, BEEK EN DONK 10 december 2015 vastgesteld 51-014 GEMEENTE LAARBEEK 2 INHOUDSOPGAVE 1 Inleiding... 5 1.1 Algemeen... 5 1.2 Aanleiding

Nadere informatie

CULTUURHISTORISCHE WAARDENKAART TERNEUZEN

CULTUURHISTORISCHE WAARDENKAART TERNEUZEN CULTUURHISTORISCHE WAARDENKAART TERNEUZEN Terneuzen Cultuurhistorische Waardenkaart Datum: februari 2013 Opgesteld door: Gemeente Terneuzen Gemeente Terneuzen Stadhuisplein 1 Postbus 35 4530 AA Terneuzen

Nadere informatie

De Deventer Omgevingsvisie

De Deventer Omgevingsvisie De Deventer Omgevingsvisie Hoe zien Diepenveen en Schalkhaar er straks uit? 28 mei 2019 1 Programma van vanavond Over Omgevingswet en Omgevingsvisie Een verhaal over Diepenveen en Schalkhaar Wat staat

Nadere informatie

Duurzame verstedelijking. Gastcollege Saxion Hogeschool 28 november 2012

Duurzame verstedelijking. Gastcollege Saxion Hogeschool 28 november 2012 Duurzame verstedelijking Gastcollege Saxion Hogeschool 28 november 2012 Stelling In ruimtelijke visies ontbreekt een SMART afwegingskader voor duurzame ontwikkeling Gevolg: Dilemma s worden niet concreet

Nadere informatie

Ladder voor duurzame verstedelijking Three steps to heaven? 10 maart 2015

Ladder voor duurzame verstedelijking Three steps to heaven? 10 maart 2015 Jan Fokkema Ladder voor duurzame verstedelijking Three steps to heaven? 10 maart 2015 Geschiedenis SER-ladder in advies 1999 Nota Ruimtelijk Economisch bedoeld als denkmodel, niet dwingend! bevatte nog

Nadere informatie

Gebiedskoers Detailhandel Hoek van Holland. Gemeente Rotterdam

Gebiedskoers Detailhandel Hoek van Holland. Gemeente Rotterdam Gebiedskoers Detailhandel 2017-2020 Gemeente Rotterdam Datum Juni 2017 Inhoudsopgave 1 Inleiding 3 2 Situatie van de detailhandel in 4 2.1 Centrum 4 2.2 Verspreide bewinkeling 5 3 Koers detailhandelsstructuur

Nadere informatie

B&W-voorstel. 1) Status

B&W-voorstel. 1) Status B&W-voorstel Onderwerp: Ruimtelijke motivering voor transformatie voormalig kantoor Brabants Dagblad aan het Emmaplein naar 56 woonstudio s en 550 m2 kantoorruimte. 1) Status Het voorstel heeft betrekking

Nadere informatie

Ruimtelijke onderbouwing Fort Imperial te Breskens

Ruimtelijke onderbouwing Fort Imperial te Breskens Ruimtelijke onderbouwing Fort Imperial te Breskens 1 INHOUDSOPGAVE 1. Inleiding 4 1.1 Aanleiding 4 1.2 Ligging en begrenzing plangebied 4 1.3 Vigerende bestemmingsplan 5 2. Bestaande situatie 6 2.1 ruimtelijke

Nadere informatie

vaststellen bestemmingsplan "Bartok"

vaststellen bestemmingsplan Bartok Raadsvoorstel Voor de gemeenteraadsvergadering d.d. Documentnummer : 2015.0.053.200 Zaaknummer: 2014-12-01755 Onderwerp: vaststellen bestemmingsplan "Bartok" Aan de gemeenteraad. Arnhem, 9 juni 2015 VOORSTEL

Nadere informatie

Ruimtelijke onderbouwing speelterrein Netersel

Ruimtelijke onderbouwing speelterrein Netersel Ruimtelijke onderbouwing speelterrein Netersel Inleiding en planbeschrijving In Netersel is in de huidige situatie een speelterrein gelegen (zie figuur 1). Dat speelterrein is deels binnen het plangebied

Nadere informatie

BESTEMMINGSPLAN KOMPLAN HERZIENING LIJSBETH TIJS

BESTEMMINGSPLAN KOMPLAN HERZIENING LIJSBETH TIJS BESTEMMINGSPLAN KOMPLAN 2008 - HERZIENING LIJSBETH TIJS Bestemmingsplan Komplan 2008 - Herziening Lijsbeth Tijs Code 1113802 / 26-04-11 GEMEENTE KOGGENLAND 1113802 / 26-04-11 BESTEMMINGSPLAN KOMPLAN 2008

Nadere informatie

In het kader van het wettelijk vooroverleg heeft u ons om een reactie gevraagd op de voorontwerp-omgevingsvergunning Oirschotsedijk 52, Wintelre.

In het kader van het wettelijk vooroverleg heeft u ons om een reactie gevraagd op de voorontwerp-omgevingsvergunning Oirschotsedijk 52, Wintelre. Brabantlaan 1 Postbus 90151 5200 MC s-hertogenbosch Telefoon (073) 681 28 12 Fax (073) 614 11 15 Gemeente Eersel Postbus 12 5520 AA EERSEL info@brabant.nl www.brabant.nl IBAN NL86INGB0674560043 3825558

Nadere informatie

Etten-Leur. (Bron: www. nederland-in-beeld.nl)

Etten-Leur. (Bron: www. nederland-in-beeld.nl) Etten-Leur (Bron: www. nederland-in-beeld.nl) Introductie Etten-Leur is een middelgrote gemeente in Brabant, gelegen ten westen van Breda. De gemeente bestaat uit één kern van ruim 40.000 inwoners. Door

Nadere informatie

Ruimtelijke Onderbouwing Westerklief 8 Hippolytushoef. Gemeente Hollands Kroon

Ruimtelijke Onderbouwing Westerklief 8 Hippolytushoef. Gemeente Hollands Kroon Ruimtelijke Onderbouwing Westerklief 8 Hippolytushoef Gemeente Hollands Kroon 12 oktober 2016 Toelichting Inhoud: 1. Inleiding... 3 1.1 Voorgeschiedenis... 3 1.2 Initiatiefnemer... 3 1.3 Planvoornemen...

Nadere informatie

Bestemmingsplan Herziening Kern Made - Prinsenhof Ontwerp

Bestemmingsplan Herziening Kern Made - Prinsenhof Ontwerp Gemeente Drimmelen Bestemmingsplan Herziening Kern Made - Prinsenhof Ontwerp Gorinchem, 4 april 2016 NL.IMRO. 1719.1bp15herzmadeprins-on01 Gemeente Drimmelen Bestemmingsplan Herziening Kern Made - Prinsenhof

Nadere informatie

Handreiking Ladder voor duurzame verstedelijking. Samenvatting

Handreiking Ladder voor duurzame verstedelijking. Samenvatting Handreiking Ladder voor duurzame verstedelijking Samenvatting Samenvatting Handreiking bij de ladder voor duurzame verstedelijking Op 1 oktober 2012 is het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gewijzigd,

Nadere informatie

Bijlage 1 Beschrijving verloop ontwikkeling stedenbouwkundig plan herontwikkeling Riethorst

Bijlage 1 Beschrijving verloop ontwikkeling stedenbouwkundig plan herontwikkeling Riethorst Bijlage 1 Beschrijving verloop ontwikkeling stedenbouwkundig plan herontwikkeling Riethorst In deze bijlage wordt nader ingegaan op het proces dat de afgelopen jaren doorlopen is om te komen tot een stedenbouwkundig

Nadere informatie

De ladder voor duurzame verstedelijking

De ladder voor duurzame verstedelijking De ladder voor duurzame verstedelijking Jacqueline H.P. Vrolijk Adviseur ruimtelijk beleid en omgevingsjurist Inleiding seminar 10 maart 2015 Waarom de ladder? Andere tijden: Einde aan decennia van groei

Nadere informatie

Betreft Klant Van Datum Besluit ruimtelijke ordening: Ladder voor duurzame verstedelijking

Betreft Klant Van Datum Besluit ruimtelijke ordening: Ladder voor duurzame verstedelijking MEMO Betreft : Motivering ladder voor duurzame verstedelijking t.b.v. realisatie kinderdagverblijf Klant : J.P.M. Langelaan, Buitenbrinkweg 81, Ermelo Van : J.M. Miellet, Exlan Datum : Oktober 2016 Besluit

Nadere informatie

B&W-voorstel. Onderwerp: Ruimtelijke motivering voor transformatie leegstaand kantoorpand Zuid Willemsvaart naar 5 woningen.

B&W-voorstel. Onderwerp: Ruimtelijke motivering voor transformatie leegstaand kantoorpand Zuid Willemsvaart naar 5 woningen. B&W-voorstel Onderwerp: Ruimtelijke motivering voor transformatie leegstaand kantoorpand Zuid Willemsvaart 217-227 naar 5 woningen. 1) Status Het voorstel heeft betrekking op het uitoefenen van de collegebevoegdheden

Nadere informatie

1. Streekplan Brabant in balans

1. Streekplan Brabant in balans 1. Streekplan Brabant in balans Het plangebied is gelegen in de AHS-landschap; subzone leefgebied dassen en voor een deel (duinrand) binnen de GHS-natuur. De Interimstructuurvisie Noord-Brabant Brabant

Nadere informatie

Wonen. Basisinspanning. Ambities. Kansen. Voorkomen

Wonen. Basisinspanning. Ambities. Kansen. Voorkomen Basisinspanning Een evenwichtige bevolkingsopbouw, die in 2025 gegroeid is naar minimaal 25.000 inwoners. Voor iedere (toekomstige) inwoner moet een woning beschikbaar zijn die past in zijn/haar leefsituatie.

Nadere informatie

correctieve herziening bestemmingsplan De Zanderij gemeente Hillegom 10 december 2009 projectnummer 80253

correctieve herziening bestemmingsplan De Zanderij gemeente Hillegom 10 december 2009 projectnummer 80253 correctieve herziening bestemmingsplan De Zanderij gemeente Hillegom 10 december 2009 projectnummer 80253 INHOUD TOELICHTING I 1 I N L E I D I N G 1 2 L I G G I N G P L A N G E B I E D 1 3 W I J Z I G

Nadere informatie

Zienswijze ontwerp-bestemmingsplan Molenweg 5-5a Hoogeloon

Zienswijze ontwerp-bestemmingsplan Molenweg 5-5a Hoogeloon Van Provincie Noord-Brabant Aan Gemeente Bladel Onderwerp Zienswijze ontwerp-bestemmingsplan Molenweg 5-5a Hoogeloon Ter attentie van Zaak identificatie 07-11-2017

Nadere informatie

1 Inleiding 2. 2 Ladder voor duurzame verstedelijking 3. 3 Uitgangspunten 5. 4 Marktanalyse Laddertoets 19. Bijlage A 25.

1 Inleiding 2. 2 Ladder voor duurzame verstedelijking 3. 3 Uitgangspunten 5. 4 Marktanalyse Laddertoets 19. Bijlage A 25. Laddertoets De Smaragd Waalre Laddertoets De Smaragd Waalre 1 Inleiding 2 2 Ladder voor duurzame verstedelijking 3 3 Uitgangspunten 5 4 Marktanalyse 11 5 Laddertoets 19 Bijlage A 25 Artikel 4.3 Nieuwbouw

Nadere informatie

Provinciaal Omgevingsplan Limburg

Provinciaal Omgevingsplan Limburg Provinciaal Omgevingsplan Limburg Presentatie t.b.v. Regionalrat Düsseldorf, Provinciale Staten Gelderland en Provinciale Staten Limburg Arnhem, 7 maart 2012 POL POL = Provinciaal Omgevingsplan Limburg,

Nadere informatie

Ruimtelijke onderbouwing bij Wabo Projectbesluit

Ruimtelijke onderbouwing bij Wabo Projectbesluit Ruimtelijke onderbouwing bij Wabo Projectbesluit ten behoeve van de realisatie van 8 rijwoningen in plaats van 7 op een perceel bouwterrein gelegen aan Het Wilgert te Epse Inleiding Tussen de straten Het

Nadere informatie

Gemeente. Schijndel. Beleidsnotitie indieningsvereisten. Voor aanvragen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.12, lid 1, onder a.

Gemeente. Schijndel. Beleidsnotitie indieningsvereisten. Voor aanvragen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.12, lid 1, onder a. Gemeente Schijndel Voor aanvragen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.12, lid 1, onder a., sub 2 Wabo 2 3 bij verzoeken om afwijken van het bestemmingsplan Inleiding Op 24 september 2014 is het

Nadere informatie

KADERS PROJECT HOFDIJK

KADERS PROJECT HOFDIJK KADERS PROJECT HOFDIJK 15-9-2012 v 1.1 Aanleiding De gemeente is al enige tijd samen met de scouting aan het zoeken naar een andere locatie voor hun activiteiten. Momenteel is de scouting gevestigd op

Nadere informatie

ARTIKEL LID 2 BRO: LADDER VOOR DUURZAME VERSTEDELIJKING

ARTIKEL LID 2 BRO: LADDER VOOR DUURZAME VERSTEDELIJKING ANNEKE FRANKEN & HANS KOOLEN GIJS HEUTINK ADVOCATEN ARTIKEL 3.1.6 LID 2 BRO: LADDER VOOR DUURZAME VERSTEDELIJKING www.gijsheutinkadvocaten.nl Inhoudsopgave Achtergrond Ladder Toepassingsbereik Ladder Ruimtelijke

Nadere informatie

Toelichting Ontwerp correctieve herziening bestemmingsplan Landelijk Gebied NL.IMRO.0342.CHLG0001-0201 10 juni 2014 Toelichting correctieve

Toelichting Ontwerp correctieve herziening bestemmingsplan Landelijk Gebied NL.IMRO.0342.CHLG0001-0201 10 juni 2014 Toelichting correctieve Toelichting Ontwerp correctieve herziening bestemmingsplan Landelijk Gebied NL.IMRO.0342.CHLG0001-0201 10 juni 2014 Raad op dd maand jjjj) 1 Raad op dd maand jjjj) 2 INHOUDSOPGAVE HOOFDSTUK 1 INLEIDING...

Nadere informatie

Gemeente Haaksbergen. Gebiedsvisie Buurserstraat/Julianastraat

Gemeente Haaksbergen. Gebiedsvisie Buurserstraat/Julianastraat Gemeente Haaksbergen Gebiedsvisie Buurserstraat/Julianastraat Vastgesteld door de gemeenteraad van Haaksbergen dd 30 mei 2012 Gemeente Haaksbergen Gebiedsvisie Buurserstraat/Julianastraat Opgesteld door:

Nadere informatie

Bestemmingsplan Bovenkamp II Herziening I gemeente Heerde

Bestemmingsplan Bovenkamp II Herziening I gemeente Heerde Bestemmingsplan Bovenkamp II Herziening I gemeente Heerde Bestemmingsplan Bovenkamp II, Herziening I Betreft Status Bovenkamp II Heerde vastgesteld Datum 30 mei 2011 Bovenkamp II, herziening I, vastgesteld,

Nadere informatie

HOOFDSTUK 1 Inleiding

HOOFDSTUK 1 Inleiding HOOFDSTUK 1 Inleiding 1.1 Aanleiding en doel In 2010 is het voormalige perceel Strijbeekseweg 23 te Ulvenhout gesplitst in twee percelen, te weten Strijbeekseweg 23 met daarop een boerderij (rijksmonument),

Nadere informatie

Een nieuwe ladder voor duurzame verstedelijking!

Een nieuwe ladder voor duurzame verstedelijking! Een nieuwe ladder voor duurzame verstedelijking! Seminar Bureau Stedelijke Planning en Stibbe 22 september 2016 Jacqueline H.P. Vrolijk Projectleider herziening Ladder Waarom ook alweer de ladder? Einde

Nadere informatie

Ruimtelijke onderbouwing voor de bouw van een woning aan Laurens Stommespad 2 te Middelburg

Ruimtelijke onderbouwing voor de bouw van een woning aan Laurens Stommespad 2 te Middelburg Ruimtelijke onderbouwing voor de bouw van een woning aan Laurens Stommespad 2 te Middelburg Middelburg, 8 januari 2014 Inhoud 1. Inleiding 2. Locatie en project 2.1 Ligging plangebied 2.2 Geldend bestemmingsplan

Nadere informatie

Ruimtelijke onderbouwing. Bouw zeven garageboxen achter Kerkstraat 18 Voorthuizen

Ruimtelijke onderbouwing. Bouw zeven garageboxen achter Kerkstraat 18 Voorthuizen Ruimtelijke onderbouwing Bouw zeven garageboxen achter Kerkstraat 18 Voorthuizen 1 2 Hoofdstuk 1 1.1 Aanleiding INLEIDING Op 4 maart 2011 is een aanvraag om een omgevingsvergunning binnengekomen voor het

Nadere informatie

Collegebesluit Collegevergadering: 11 december 2018

Collegebesluit Collegevergadering: 11 december 2018 ONDERWERP Prestatieafspraken 2019 SAMENVATTING Gemeente, de Heemsteedse woningcorporaties Elan Wonen en Pre Wonen en hun huurdersorganisaties Bewonersraad Elan Wonen en Bewonerskern Pre streven een gemeenschappelijk

Nadere informatie

Regionale Structuurvisie Wonen Zorg en Woonomgeving. Gemeente Roerdalen 19 november 2014

Regionale Structuurvisie Wonen Zorg en Woonomgeving. Gemeente Roerdalen 19 november 2014 Regionale Structuurvisie Wonen Zorg en Woonomgeving Gemeente Roerdalen 19 november 2014 Inhoud van presentatie Aanleiding Typering van de structuurvisie Koers in een notendop Afwegingskaders Instrumentarium

Nadere informatie

Ladder voor duurzame verstedelijking

Ladder voor duurzame verstedelijking Ladder voor duurzame verstedelijking Datum : 29 juni 2016 Opdrachtgever : gemeente Landerd Ter attentie van : Mevrouw T. van Term Projectnummer : 211x8322.088150_1 Opgesteld door i.a.a. : Toby van Baast

Nadere informatie

Ruimtelijke onderbouwing voor 4 parkeerplaatsen t.b.v. Medisch Maatschappelijk Centrum, grenzend aan de Schoolstraat 23 te Nieuw-Vennep

Ruimtelijke onderbouwing voor 4 parkeerplaatsen t.b.v. Medisch Maatschappelijk Centrum, grenzend aan de Schoolstraat 23 te Nieuw-Vennep Ruimtelijke onderbouwing voor 4 parkeerplaatsen t.b.v. Medisch Maatschappelijk Centrum, grenzend aan de Schoolstraat 23 te Nieuw-Vennep projectnummer 17008 Opdrachtgever: Gemeente Haarlemmermeer Versienummer:

Nadere informatie

De Haal 78A en 78B. te Oostzaan. Dorpsstraat 60. te Watergang

De Haal 78A en 78B. te Oostzaan. Dorpsstraat 60. te Watergang Project : Herbouw Kaakberg + stallen De Haal 78A en 78B te Oostzaan Opdrachtgever : fam. K.S. Mol Dorpsstraat 60 te Watergang Foto oude opstallen aan de Haal 78A en 78B en naast gelegen percelen. Onderwerp

Nadere informatie

1. Branding en voorzieningen in gehele subregio Cultuurhistorie benadrukken Toegankelijkheid zorg vergroten (sociaal, fysiek) Wie: overheid,

1. Branding en voorzieningen in gehele subregio Cultuurhistorie benadrukken Toegankelijkheid zorg vergroten (sociaal, fysiek) Wie: overheid, Transformatie van de woningvoorraad Een afname van het aantal huishoudens heeft gevolgen voor de woningvoorraad. Dit geldt ook vergrijzing. Vraag en aanbod sluiten niet meer op elkaar aan. Problemen van

Nadere informatie

Bijlage B Provincie Fryslân 25-11-2014 Toepassing Bro, art. 3.1.1, onder 2 Gevallen waarin wel /geen vooroverleg is vereist.

Bijlage B Provincie Fryslân 25-11-2014 Toepassing Bro, art. 3.1.1, onder 2 Gevallen waarin wel /geen vooroverleg is vereist. Bijlage B Provincie Fryslân 25-11-2014 Toepassing Bro, art. 3.1.1, onder 2 Gevallen waarin wel /geen vooroverleg is vereist. Ten behoeve van de stroomlijning van het vooroverleg over: - voorontwerpbestemmingsplannen

Nadere informatie

Bestemmingsplan Buitengebied Grubbenvorst

Bestemmingsplan Buitengebied Grubbenvorst Bestemmingsplan Buitengebied Grubbenvorst Perceel L 534 NL.IMRO.1507.BPGRBUITENGEBL534 Bestemmingsplan Buitengebied Grubbenvorst, Perceel L 534 Vastgesteld 13 september 2013 NL.IMRO.1507.BPGRBUITENGEBL534-VA01

Nadere informatie

Bestemmingsplan Kern Noorbeek, herziening Dorpstraat 2. Gemeente Eijsden - Margraten

Bestemmingsplan Kern Noorbeek, herziening Dorpstraat 2. Gemeente Eijsden - Margraten Bestemmingsplan Kern Noorbeek, herziening Dorpstraat 2 Gemeente Eijsden - Margraten Bestemmingsplan Kern Noorbeek, herziening Dorpstraat 2 Gemeente Eijsden - Margraten Toelichting Bijlage Regels Bijlage

Nadere informatie

Bestemmingsplan Haule, Dorpsstraat 56 te Haule V A S T G E S T E L D

Bestemmingsplan Haule, Dorpsstraat 56 te Haule V A S T G E S T E L D Bestemmingsplan Haule, Dorpsstraat 56 te Haule V A S T G E S T E L D Bestemmingsplan Haule, Dorpsstraat 56 te Haule V A S T G E S T E L D Inhoud Toelichting Regels Verbeelding 19 oktober 2010 Projectnummer

Nadere informatie

Onderstaand is uitsluitend de voor het onderhavige plan relevante regelgeving weergegeven.

Onderstaand is uitsluitend de voor het onderhavige plan relevante regelgeving weergegeven. Betreft : Bijlage 7: Toets aan het bestemmingsplan Locatie : Krite 23-25 te Boornbergum Van : J.M. Miellet, Exlan Datum : Februari 2016 Ter plaatse van het plangebied vigeert het bestemmingsplan Buitengebied

Nadere informatie

47003-bkp-v BESTEMMINGSPLAN "WONINGBOUW OSSENDRECHTSEWEG 38, HOOGERHEIDE" 1 INLEIDING Aanleiding en doel...

47003-bkp-v BESTEMMINGSPLAN WONINGBOUW OSSENDRECHTSEWEG 38, HOOGERHEIDE 1 INLEIDING Aanleiding en doel... GEMEENTE WOENSDRECHT BESTEMMINGSPLAN "WONINGBOUW OSSENDRECHTSEWEG 38, HOOGERHEIDE" BIJLAGE 5 bij de TOELICHTING BEELDKWALITEITSPLAN Inhoudsopgave 1 INLEIDING... 2 1.1 Aanleiding en doel... 2 1.2 Ligging

Nadere informatie

Gemeente Binnenmaas Ruimtelijke onderbouwing nieuwbouw woning Johannes Kolfstraat 6 in Westmaas

Gemeente Binnenmaas Ruimtelijke onderbouwing nieuwbouw woning Johannes Kolfstraat 6 in Westmaas Gemeente Binnenmaas Ruimtelijke onderbouwing nieuwbouw woning Johannes Kolfstraat 6 in Westmaas december 2015 INHOUDSOPGAVE PAG. 1. INLEIDING 03 1.1 Aanleiding 03 1.2 Ligging en begrenzing van het plangebied

Nadere informatie

Raadsvoorstel. Datum raadsvergadering : 17 december 2015 Agendanummer : 09 Datum : 11 november Onderwerp Bestemmingsplan Nieuwe Klif

Raadsvoorstel. Datum raadsvergadering : 17 december 2015 Agendanummer : 09 Datum : 11 november Onderwerp Bestemmingsplan Nieuwe Klif Raadsvoorstel Datum raadsvergadering : 17 december 2015 Agendanummer : 09 Datum : 11 november 2015 Onderwerp Bestemmingsplan Nieuwe Klif Aan de leden van de raad, Voorgesteld besluit 1. in te stemmen met

Nadere informatie

Op het voorstel van Gedeputeerde Staten van 8 november 2016, afdeling FLO, 819F8D33;

Op het voorstel van Gedeputeerde Staten van 8 november 2016, afdeling FLO, 819F8D33; Besluit Provinciale Staten van Utrecht; Op het voorstel van Gedeputeerde Staten van 8 november 2016, afdeling FLO, 819F8D33; Gelezen het concept van de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028

Nadere informatie

RUIMTELIJKE ONDERBOUWING. Oprichten aanduidingsmast McDonald s Vlietweg 16 te Santpoort-Noord

RUIMTELIJKE ONDERBOUWING. Oprichten aanduidingsmast McDonald s Vlietweg 16 te Santpoort-Noord RUIMTELIJKE ONDERBOUWING Oprichten aanduidingsmast McDonald s Vlietweg 16 te Santpoort-Noord Ruimtelijke onderbouwing project Vlietweg 16 te Santpoort-Noord W12/000758/ OLO271413 INHOUD 1 Beschrijving

Nadere informatie

Bestemmingsplan Kleine kernen Bergakker, tweede herziening

Bestemmingsplan Kleine kernen Bergakker, tweede herziening Bestemmingsplan Kleine kernen Bergakker, tweede herziening status: ontwerp idn: NL.IMRO.0281.BP00024-on01 gemeente Tiel datum: september 2015 Bestemmingsplan Kleine kernen Bergakker, tweede herziening

Nadere informatie

Nota van zienswijzen en van ambtshalve wijzigingen

Nota van zienswijzen en van ambtshalve wijzigingen Nota van zienswijzen en van ambtshalve wijzigingen ontwerpbestemmingsplan Van Weedestraat 62 Afdeling Ruimte - 18 november 2014 Verseonnr. 1226906 Pagina 2 van 20 Inhoudsopgave 1. Inleiding... 5 2. Zienswijzen...

Nadere informatie

1. Bevolkingsontwikkeling (demografie):

1. Bevolkingsontwikkeling (demografie): PLANOLOGIE VAN STAD & LAND BNB Huub Hooiveld Eikelhof, 2017 Wat hebben we de vorige keer gedaan? Praktisch: www.planvanhuub.nl Literatuur Handout colleges Definitie van ruimtelijke ordening Wensen Afwegen

Nadere informatie

Bestemmingsplan Zuidhoek, 1e herziening

Bestemmingsplan Zuidhoek, 1e herziening Bestemmingsplan Zuidhoek, 1e herziening 2 Inhoudsopgave Toelichting 5 Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1 Aanleiding 1.2 Ligging van het plangebied "Zuidhoek" 1.3 Leeswijzer 7 7 7 8 Hoofdstuk 2 Aanpassingen 2.1

Nadere informatie

Ontwerp bestemmingsplan Rossum herziening 2016, Burgemeester van Randwijckstraat 21b (BP1142)

Ontwerp bestemmingsplan Rossum herziening 2016, Burgemeester van Randwijckstraat 21b (BP1142) Nota van zienswijzen Ontwerp bestemmingsplan Rossum herziening 2016, Burgemeester van Randwijckstraat 21b (BP1142) Geanonimiseerde versie Beleid & Regie 16 januari 2018 Inleiding Het ontwerp bestemmingsplan

Nadere informatie