Controle van nitrietoxidatie met stikstofmonoxide in OLAND-toepassingen

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Controle van nitrietoxidatie met stikstofmonoxide in OLAND-toepassingen"

Transcriptie

1 Faculteit Bio-ingenieurswetenschappen Academiejaar Controle van nitrietoxidatie met stikstofmonoxide in OLAND-toepassingen Robin Jordaens Promotoren: Tutoren: Prof. dr. ir. Nico Boon Prof. dr. ir. Siegfried Vlaeminck Dr. ir. Haydée Declippeleir Ir. Emilie Courtens Masterproef voorgedragen tot het behalen van de graad van Master in de bio-ingenieurswetenschappen: Milieutechnologie

2

3 Faculteit Bio-ingenieurswetenschappen Academiejaar Controle van nitrietoxidatie met stikstofmonoxide in OLAND-toepassingen Robin Jordaens Promotoren: Tutoren: Prof. dr. ir. Nico Boon Prof. dr. ir. Siegfried Vlaeminck Dr. ir. Haydée Declippeleir Ir. Emilie Courtens Masterproef voorgedragen tot het behalen van de graad van Master in de bio-ingenieurswetenschappen: Milieutechnologie

4 De auteur en promotoren geven de toelating deze scriptie voor consultatie beschikbaar te stellen en delen ervan te kopiëren voor persoonlijk gebruik. Elk ander gebruik valt onder de beperkingen van het auteursrecht, in het bijzonder met betrekking tot de verplichting uitdrukkelijk de bron te vermelden bij het aanhalen van de resultaten uit deze scriptie. The author and the promoters give permission to use this thesis for consultation and to copy parts of it for personal use. Every other use is subject to the copyright laws, more specifically the source must be extensively specified when using results from this thesis. Gent, 7 juni 2013 De auteur, De promotoren, Robin Jordaens Prof. dr. ir. N. Boon Prof. dr. ir. S. Vlaeminck

5 Woord vooraf Beste lezer, Dit werk is de kers op de spreekwoordelijke taart van vijf jaar studeren in zowel Antwerpen als Gent. De afgelegde weg om tot dit punt te komen kende hoogtes en laagtes en zou onmogelijk geweest zijn zonder de steun en hulp van anderen. Daarom wil ik hier graag alle mensen bedanken die ervoor gezorgd hebben dat ik eerst en vooral tot hier ben kunnen geraken en ook zij die me gedurende deze masterproef steeds gesteund en geholpen hebben. In de eerste plaats bedank ik dan ook mijn ouders om me de kans te geven de afgelopen vijf jaar te verwezenlijken. Zonder die kans zou er namelijk van een masterproef nooit sprake geweest zijn. Ze hebben me ook steeds gesteund en deden koste wat kost altijd de moeite om te begrijpen waarmee ik dagelijks op de universiteit bezig was. Deze onnavolgbare interesse stimuleerde me dan ook enorm, zowel tijdens de studies als tijdens mijn masterproef. Het feit dat familie en vrienden soms op de hoogte waren van de vooruitgang binnen mijn studies en thesis nog voor ik hen het zelf had verteld, bestempelde dan ook de enorme fierheid die ze over mij hadden en aan iedereen duidelijk maakten. Specifiek voor deze masterproef wil ik Prof. Nico Boon bedanken, en LabMET in het algemeen, om een fantastische werkomgeving ter beschikking te stellen waar iedereen altijd alles kan vragen. Als beginnende student in augustus overtrof dit alle verwachtingen omdat je toch een stap in het onbekende doet. Dit was echter nooit het geval op deze vakgroep omdat je je vanaf dag één letterlijk deel voelde uitmaken van de LabMET familie. Het tot stand brengen van dit werk zou absoluut niet gelukt zijn zonder het enthousiasme van mijn twee tutoren Haydée en Emilie. Met een waanzinnige kennis binnen het onderzoeksdomein kon ik ten allen tijde bij hen terecht voor eender welke vraag. Wanneer er echter toch een kleine twijfel of vraag rees waar Haydée of Emilie het antwoord niet op wisten, was er nog Siegfried. Met zijn onuitputtelijke kennis over alles wat met stikstof te maken heeft, kon je niets bedenken waar hij je niet mee kon helpen. Zelfs toen Haydée vertrok naar Washington DC, kon 6000 km oceaan er niet voor zorgen dat ik het moest stellen met een tutor minder. Haydée stond gewoon wat vroeger op om om 06:00 uur lokale tijd mijn meest prangende vragen te beantwoorden en de toekomstplannen te overleggen. Emilie zorgde er dan weer voor elke dag klaar te staan met een lach, een leuke babbel en zulk enthousiasme voor elk resultaat, groot of klein, waardoor de stimulans en concentratie ten allen I

6 tijde hoog bleven om nog beter te presteren. Als ik verhalen hoor van mede-studenten is zulke relatie met je tutoren toch niet steeds vanzelfsprekend en wil ik ze dus echt wel bedanken voor de professionele, maar ook leuke en ontspannen samenwerking dit afgelopen jaar. Ook wil ik alle andere mensen op LabMET bedanken om me met alles in en rond het labo te helpen waaronder in het bijzonder Greet om steeds de IC draaiende te houden zelfs wanneer de IC zelf er anders over wou beslissen. Finally I have to thank Joeri, Marta, Gio en Sandra to accept me as youngster in their group, because such a relationship outside the university to relax, talk, drink or sport, really created the nicest work environment I could imagine. Especially Joeri and Marta who also helped a lot in the lab even when they really didn t had to help me. Joeri even stayed one day until the concierge unintentionally locked us up in the microscopy room because it was after 20:00 h, while he actually had other plans. Tenslotte bedank ik ook nog de bedrijven Aquafin, DANIS en Avecom die me de nodige biomassa verschaften om dit onderzoek te kunnen uitvoeren en alle andere mensen die ik misschien niet uitdrukkelijk heb vermeld hierboven. II

7 Samenvatting OLAND of oxygen-limited autotrophic nitrification/denitrification is een proces voor het verwijderen van ammonium uit stikstofrijk afvalwater dat tot stand komt door de samenwerking van aërobe ammoniumoxideerders (AerAOB) en anammoxbacteriën (AnAOB). Door deze perfecte coöperatie van deze twee soorten micro-organismen biedt het OLAND-proces heel wat economische en ecologische voordelen ten opzichte van conventionele actief slib systemen. Hierdoor is het aantal toepassingen van het proces voor het behandelen van afvalwater wereldwijd aan het toenemen. Het ideale scenario is echter om op termijn OLAND rechtstreeks te kunnen toepassen op de hoofdstroom van een afvalwaterzuiveringsinstallatie, daar waar OLAND momenteel vooral zijstroomtoepassingen kent. Door de hoofdstroomtoepassing kunnen de economische voordelen van het OLAND-proces namelijk nog meer benadrukt worden. Dit is echter niet zo vanzelfsprekend omdat de parameters en randvoorwaarden in een hoofdstroomtoepassing niet optimaal zijn voor het proces, terwijl al deze externe parameters in een zijstroom wel gecontroleerd kunnen worden. Eén van de grote problemen waarmee OLAND te maken kan krijgen is dat de nitriet oxiderende bacteriën (NOB) niet voldoende onderdrukt worden. Deze micro-organismen komen namelijk naast de eerder vernoemde AerAOB en AnAOB ook in de microbiële samenleving voor. Deze zullen echter in competitie treden met AerAOB voor zuurstof en met AnAOB voor nitriet, welke beide bacteriegroepen als substraat gebruiken. NOB zullen echter nitriet omvormen tot nitraat en dit nitraat wordt verder niet meer omgezet in het OLAND-proces. Door al deze factoren wordt het dus duidelijk dat NOB de efficiëntie van het gehele proces sterk zullen doen dalen. De inhibitie mogelijkheden voor NOB zijn echter allen van die aard dat ze niet eenvoudigweg in hoofdstroom kunnen toegepast worden zoals deze in de zijstroom wel gecontroleerd kunnen worden. Deze inhibitiemethoden vereisen namelijk een hoge temperatuur en hoge stikstofgehaltes. Een mogelijkheid ligt echter in het inhiberen van NOB door middel van stikstofmonoxide (NO). Er zijn namelijk reeds studies die uitwijzen dat Nitrobacter (bepaalde specie NOB) geïnhibeerd worden door NO. In deze thesis werd het effect van NO op de activiteit van nitrificerende types biomassa gekwantificeerd. Elke gebruikte biomassa had een verschillende verhouding Nitrobacter ten opzichte van Nitrospira welke varieerde van 0,01 tot 69 (logaritmisch verschil tussen Nitrobacter en Nitrospira gebaseerd op 16S qpcr resultaten). In batchtesten met bellenbeluchting, gebruik makend van een NO dosering van 1,43 g NO L -1 d -1 (100 ppmv NO), werd de biomassa met het meest aantal III

8 Nitrobacter voor 24% geïnhibeerd. Bij de andere soorten biomassa werd er een sterke correlatie vastgesteld tussen de affiniteitsconstante van nitriet en het percentage inhibitie. De resultaten varieerden namelijk van 0% tot 60-80% inhibitie met K S waarden van respectievelijk 0,72 tot 0,06 mg - N-NO 2 L -1. Deze studie bewees bijgevolg dat nitrificerende gemeenschappen sterk geïnhibeerd kunnen worden door NO. Deze resultaten werden bevestigd door een ander experiment waarbij een membraangebaseerde beluchting werd toegepast om het contact tussen NO en de biomassa te vergroten. Bij deze test werd er zelfs een inhibitie van 67% waargenomen bij de biomassa die eerder 0% inhibitie vertoonde. Dit wees op de aanwezigheid van een bepaalde drempelwaarde die overschreden moet worden alvorens inhibitie kan plaatsvinden, gegeven dat de andere types biomassa wel een inhibitie ondervonden in dezelfde grootte-orde als met de bellenbeluchting Door de duidelijke inhibitiepercentages van NOB door NO die in dit werk bekomen werden en het gegeven dat verscheidene aanwezige micro-organismen in het OLAND-proces NO zullen produceren bij stresscondities werd tenslotte ook beoordeeld of de reeds lange tijd gekende inhibitiemethoden voor NOB al dan niet rechtstreeks konden verklaard worden door terugkoppeling naar inhibitie door NO. Zo konden er sterke hypotheses gevormd worden rond de link tussen NOB uitwassing bij lage zuurstofconcentraties en NOB inhibitie door NO geproduceerd door AerAOB bij lage zuurstofgehaltes. IV

9 Abstract OLAND stands for oxygen-limited autotrophic nitrification/denitrification and is a process to remove ammonium from high-strength nitrogen wastewaters by using a combination of aerobic ammonium oxidizers (AerAOB) and anammox bacteria (AnAOB). The perfect cooperation of these two species of micro-organisms, the OLAND-process has great economic and ecological benefits over conventional active sludge systems. Due to this facts the number of applications for the treatment of aqueous streams is significantly increasing. A mainstream application of the OLAND-process in wastewater treatment plants would be the ideal scenario. Nowadays OLAND is mostly used in sidestream treatments because here, all the external parameters can be controlled for an optimal process with highest efficiency possible. Nevertheless OLAND mainstream application would magnify the economic benefits even more, the influent conditions are not optimal. One of the most stringent problems that affect the efficiency of the OLAND-process is the presence of nitrite oxidising bacteria (NOB) in the microbial community. These NOB will compete with the AerAOB for oxygen and with the AnAOB for the substrate nitrite. NOB will consume nitrite and form nitrate which will not be converted any further. These facts lead to a convenient efficiency loss of the OLAND-process when NOB are present in the system. NOB can be inhibited by several methods, but these methods include high temperature, high nitrogen concentrations and low oxygen levels. But all these conditions are suboptimal in the mainstream of a waste water treatment and cannot be controlled in such a way that they can inhibit NOB. One possibility however is to suppress the activity of NOB by using nitric oxide (NO). Recent studies suggested that Nitrobacter species indeed are reversibly inhibited by NO. But on the other hand Nitrospira is proven to be the most common NOB specie in waste water treatment applications. This masterthesis quantified the effect of NO on the activity of nitrifying sludge types with different Nitrospira/Nitrobacter ratios (ratio of , based on 16S qpcr). In an oxic bubbling column, a dosage of 1.43 g NO L -1 d -1 (100 ppmv NO) inhibited the Nitrobacter dominated sludge with 24%. For the other types of sludge, the inhibition was strongly correlated with the affinity constant for nitrite (K s) ranging from 0% to 30-50% and 60-80% inhibition of the nitrite oxidation for K s of 0.72, 0.36 and 0.06 mg NO 2- -N L -1, respectively. This study showed that nitrifying communities with high affinity for nitrite can be strongly inhibited by NO. The degree of inhibition could be confirmed in a set-up with NO dosage through an artificial alginate-based biofilm, ensuring a more direct contact between NO and the microorganisms. In this experiment an inhibition percentage of 67% was obtained for the V

10 biomass which had 0% of inhibition in the other test. This gave the impression of the presence of a certain threshold concentration of NO which the bacteria must feel before they get inhibited. Given the distinct inhibition percentages of NOB using NO in this study and also knowing that other micro-organisms present in the biomass will produce NO under stress conditions, it was also investigated whether NO is the actual inhibitor and not the other external parameters which were thought to be the inhibitory factor. VI

11 Inhoudsopgave Woord vooraf... I Samenvatting... III Abstract... V Inhoudsopgave... VII Lijst met gebruikte afkortingen... XI Lijst met Figuren... XIII Lijst met Tabellen... XVI Deel 1: Literatuurstudie Stikstofproblematiek Conventionele stikstofverwijdering uit afvalwater Het OLAND-proces OLAND hoofdstroom- vs. zijstroomtoepassing OLAND zijstroom OLAND hoofdstroom De microbiële gemeenschap Aerobe ammoniumoxiderende bacteriën (AerAOB) Anoxische ammoniumoxiderende bacteriën (AnAOB) De theoretisch ideale samenwerking van AerAOB en AnAOB De spelbrekers in de praktijk Nitrietoxiderende bacteriën (NOB) Denitrificerende bacteriën (DNB) Samenvatting kinetische parameters protagonisten De voordelen van het OLAND-proces NOB inhibitie VII

12 4.1. Gekende methoden Opgeloste zuurstofconcentratie Slibretentie tijd in combinatie met temperatuursregeling Vrij ammoniak en vrij salpeterigzuur Zoutgehalte NOB inhibitie door NO Karakteristieken NO NO als tussenproduct in microbiële omzettingsreacties NO als inhibitor voor NOB-activiteit Doelstelling Deel 2: Materiaal en methoden MABR-reactor NO-batchtesten Batchtesten met wasflessen Batchtesten met artificiële biofilmmembranen Bereiding artificiële biofilm NO-Batchtesten K S-bepalingen qpcr-analyse voor de bepaling van de ratio Nitrobacter/Nitrospira Analyse van de partikelgrootte distributie Fluorescentiemicroscopie na kleuring met DAF-2 DA Analytische methoden Ammonium Teststrip Colorimetrisch Nitriet Teststrip VIII

13 Ionenchromatografisch Spectrofotometrisch: Montgomery Nitraat Zuurtegraad Opgeloste zuurstof Zwevende stof: TSS en VSS Deel 3: Resultaten Batchtesten met wasflessen Controle van de opstelling voor batchtesten met bellenbeluchting NO-visualisatie in de cellen Inhibitietesten Continue nitrificerende MABR Batchtesten met artificiële biofilm Intrinsieke parameters van de types nitrificerende biomassa Bepaling K S nitriet Ratio Nitrospira/Nitrobacter Partikelgrootte distributie Deel 4: Discussie NOB inhibitie door NO NOB inhibitie door middel van bellenbeluchting met NO Experimentele optimalisatie Visualisatie NO opname door middel van fluorescentiemicroscopie Inhibitie door NO NOB inhibitie door middel van membraanbeluchting met NO MABR evaluatie Artificiële biofilm op alginaatbasis IX

14 Inhibitie door NO Vergelijking NO contactmechanismen Vergelijking intrinsieke parameters met literatuur K s waarden nitrietconsumptie NOB Ratio Nitrobacter/Nitrospira in praktijk gebonden biomassa Partikelgrootte distributies van praktijk gebonden biomassa Correlaties biomassakenmerken met inhibitiepercentage NO-inhibitie aan de basis van gekende inhibitiemechanismen Zuurstoflimitatie Vrij ammoniak en vrij salpeterigzuur Toepasbaarheid NO-inhibitie in OLAND hoofdstroom Algemene besluiten Toekomstig onderzoek Deel 5: Referenties X

15 Lijst met gebruikte afkortingen AD AerAOB AMO Anammox AnAOB AS BOD CAS COD DAF-2 DA DNB DO E el ETC E th FA FNA HAO HRT Hzo Hzs IC IE K O2 K S MABR NAR NIR NOB NOR NOS Nxr Anaerobe vergisting (Anaerobic digestion) Aerobe ammoniumoxiderende bacteriën Ammoniak monooxygenase Anoxische ammoniumoxidatie Anaerobe ammoniumoxiderende bacteriën Actief slib Biologische zuurstofvraag (Biological oxygen demand) Conventioneel actief slib systeem Chemische zuurstofvraag (Chemical oxygen demand) 4,5-diaminofluoresceïne diacetaat Denitrificerende bacteriën Opgelost zuurstof (Dissolved oxygen) Elektrische energie Elektronen transferketen (Electron transfer chain) Thermische energie Vrij ammoniak (Free ammonia) Vrij salpeterigzuur (Free nitrous acid) Hydroxylamine oxidoreductase Hydraulische retentietijd Hydrazine oxidoreductase Hydrazine synthase Ionenchromatografie Inwonersequivalent Affiniteitsconstante voor zuurstof Affiniteitsconstante voor substraat S Membraan geaereerde biofilm reactor Nitraat reductase Nitriet reductase Nitrietoxiderende bacteriën Nitriet oxidoreductase Stikstofmonoxide synthase Nitriet oxidoreductase (meer algemene notatie dan NOR) XI

16 OLAND OUR qpcr RBC RWZI [S] SALLS SBR SRT TSS V max VSS WKK Oxygen-limited autotrophic nitrification/denitrification Oxygen uptake rate Kwantitatieve polymerase ketting-reactie (quantitative polymerase chain reaction) Rotating biological contactor Rioolwaterzuiveringsinstallatie Substraatconcentratie Small Angle Laser Light Scattering Sequentiële batchreactor Slibretentie tijd Zwevend stofgehalte (total suspended solids) Maximale reactiesnelheid Vluchtig onopgelost stofgehalte (volatile suspended solids) Warmtekrachtkoppeling XII

17 Lijst met Figuren Figuur 1.1: Microbiële anorganische stikstofcyclus (Richardson and Watmough, 1999)... 1 Figuur 1.2: Processchema van een CAS-systeem met een pre-denitrificatie actief slibsysteem voor de behandeling van huishoudelijk afvalwater met slibbehandeling in de vorm van anaerobe vergisting Figuur 1.3: Processchema van een CAS-systeem voor zuivering van huishoudelijk afvalwater met implementatie van OLAND in de zijstroom. Door daarenboven gebruik te maken van een verbeterde hoogbelaste primaire actief slib (AS) stap leidt dit systeem tot een daling van de totale energieconsumptie met 50% ten opzichte van een conventioneel systeem (De Clippeleir, 2012) Figuur 1.4: Processchema van een CAS-systeem voor zuivering van huishoudelijk afvalwater met implementatie van OLAND in de hoofdstroom. Door daarenboven gebruik te maken van een verbeterde hoogbelaste primaire actief slib (AS) stap leidt dit systeem tot een daling van de totale energieconsumptie met 119% ten opzichte van een conventioneel systeem (De Clippeleir, 2012)... 6 Figuur 1.5: Theoretische gebalanceerde omzetting ammonium naar stikstofgas in een biofilm of granule gebruikmakend van het OLAND proces (De Clippeleir, 2012) Figuur 1.6: Ongebalanceerde, volledige stoichiometrie van het OLAND proces in aanwezigheid van alle drie de protagonisten (De Clippeleir, 2012)... 9 Figuur 1.7: Model van ETCs (Electron Transfer Chains) in verschillende NOB. A) Bacteriën van het genus Nitrobacter (fylum Proteobacteria). B) Bacteriën van het genus Nitrospira (fylum Nitrospirae) (Simon and Klotz, 2013) Figuur 2.1: Belvorming op een silicone tube in de een stroomcel geaereerd onder een druk van 1,4 bar. De accolade duidt de silicone tubing aan Figuur 2.2: Opstelling van de MABR met: 1) influentvaten; 2) influent- en effluentpomp; 3) recirculatiepomp; 4) recirculatievaten; 5) magnetische roerders; 6) reactor bestaande uit 3 stroomcellen; 7) gasdebietmeters Figuur 2.3: Testopstelling voor batchtest met actieve NO-toevoeging door bellenbeluchting Figuur 2.4: Artificiële biofilm gevormd door een alginaat/biomassa-oplossing te fixeren rond een silicone tube Figuur 2.5: Opstelling van de batchtesten met artificiële biofilm en membraan geaereerde gastoevoer met: 1) luchtpomp voor externe aeratie in de cellen ; 2) debietmeters om de XIII

18 inkomende gassen te controleren ; 3) vier identieke open cellen, elke cel met twee membranen en een beluchtingssteen ; 4) debietmeters geplaatst achter de cellen om drukopbouw te induceren over de membranen Figuur 2.6: Opstelling K S bepalingen met: 1) influent met nitriet; 2) influentpomp; 3) Recipiënt met gebufferde biomassa; 4) Magnetische roerder met roervlo; 5) Luchtpomp voor beluchting Figuur 3.1: Opvolging zuurstofconcentratie in een wasfles met 100 ml gebufferde biomassa (zonder substraat) voorzien van 0,5 L min -1 gecomprimeerde lucht en 0,75 L min -1 N 2 door middel van een beluchtingsteentje Figuur 3.2: Foto's van fluorescentiemicroscopie gebruikmakend van de filter set Zeiss 38 na incubatie met DAF-2 DA. Linkse panelen: controle waarbij geen NO werd toegevoegd; rechtse panelen: biomassa na 10 minuten geflusht te zijn met NO. De waargenomen fluorescentie is toe te wijten aan de excitatie van DAF-2 triazol, gevormd na intracellulaire reactie van DAF-2 DA met NO. Voorts zijn anorganische verbindingen verantwoordelijk voor de zeer felle, sterk afgelijnde fluorescenties Figuur 3.3: Controle van de lineariteit van de metingen tijdens de wasfles batchtesten voor de verschillende behandelingen en types biomassa. Elke curve had een lineaire fitting met een R² 0, Figuur 3.4: Absolute snelheden van nitrietconsumptie door verschillende types biomassa, telkens voor de behandeling met N 2 (zwart) en de behandeling met NO (grijs) per test. De foutenvlaggen geven de standaarddeviatie weer op de absolute snelheden. De test met ABIL aangeduid met zwarte ster werd uitgevoerd met verse biomassa. (n=3) Figuur 3.5: Relatieve snelheden van nitrietconsumptie door verschillende types biomassa, telkens voor de behandeling met N 2 (zwart) en de behandeling met NO (grijs) per test. De waarden zijn relatief ten opzichte van de referentiewasfles met N 2-behandeling. De foutenvlaggen geven de standaarddeviatie weer op de relatieve snelheden die getoond worden en zijn de verwerkte standaarddeviaties op de snelheden zelf. (n=3) Figuur 3.6: MABR performantie voor nitrietconsumptie. In deze figuur worden enkele selectieve waarden weergegeven van de nitrietconsumptie per dag. Elk van de cellen werd geïnoculeerd met ABIL en ph en DO werden ten allen tijde optimaal gehouden en waren respectievelijk ca. 7,5 en >8,0 mg O 2 L Figuur 3.7: Absolute snelheden van nitrietconsumptie door verschillende types biomassa die ingekapseld werden in een artificiële biofilm op basis van alginaat. Elke cel werd extern belucht zodat overal steeds een overmaat aan DO kon worden gemeten en voorts werd elke cel met respectievelijk niets, N 2, 100 ppmv NO en 50 ppmv NO behandeld door XIV

19 gastroughput via de membranen. De foutenvlaggen geven de standaarddeviatie weer op de absolute snelheden. (n=1) Figuur 3.8: Relatieve snelheden van nitrietconsumptie door verschillende soorten biomassa die ingekapseld werden in een artificiële biofilm op basis van alginaat. Elke cel werd extern belucht zodat overal steeds een overmaat aan DO kon worden gemeten en voorts werd elke cel met respectievelijk niets, N 2, 100 ppmv NO en 50 ppmv NO behandeld door gasthroughput via de membranen. De waarden zijn relatief ten opzichte van de referentiewasfles met N 2-behandeling. De foutenvlaggen geven de standaarddeviatie weer op de relatieve snelheden die getoond worden en zijn de verwerkte standaarddeviaties op de snelheden zelf. (n=1) Figuur 3.9: Theoretische Michaelis-Menten curve en vergelijking met hypothetische waarden voor reactiesnelheid en substraatconcentratie. V max staat voor de maximale reactiesnelheid, [S] voor de substraatconcentratie en K S voor de intrinsieke constante voor de beschouwde reactiekinetiek Figuur 3.10: Nitrietconcentraties over tijd tijdens de K S bepalingstesten. Door middel van een constante voeding aan de halve maximale nitriet consumptiesnelheid van de betreffende biomassa werd uiteindelijk een fluctuatie rond een constante nitrietconcentratie vastgesteld. Deze concentratie is bijgevolg de K S waarde voor nitrietconsumptie voor de betreffende biomassa Figuur 3.11: Aantal 16S rrna kopieën voor respectievelijk Nitrobacter en Nitrospira bepaald via qpcr en dit per biomassa. De resultaten zijn op basis van VSS gehalte, welke afkomstig is van de batchtesten met wasflessen (Tabel 3.1). De waarden zijn bekomen aan de hand van een qpcr analyse gebruik makend van SYBR Green chemistry. Het protocol is voor elk staal in triplicaat uitgevoerd waarvan vervolgens het gemiddelde is genomen. De weergegeven foutenvlaggen zijn bijgevolg de standaarddeviatie op dit gemiddelde Figuur 3.12: Partikelgrootte distributies voor de vier gebruikte types biomassa weergegeven in de legende. De analyse werd uitgevoerd met een Mavern Mastersizer S en door middel van de theorie van Mie en/of Fraunhofer werd de output van de 64 aanwezige detectoren voor de verstrooide laserstraal omgezet tot de gegeven distributies waarbij de partikelgroottes (µm) worden uitgezet ten opzichte van het volumepercentage in het staal XV

20 Lijst met Tabellen Tabel 1.1: Vergelijking van de energieconsumptie van OLAND in de zijstroom en hoofdstroom met een CAS-systeem (met nitrificatie/denitrificatie). De implementaties van OLAND houden rekening met een verbeterde primaire bezinker in een tweestapsproces zoals weergegeven in Figuur 1.3 en Figuur 1.4 (De Clippeleir, 2012) Tabel 1.2: Samenvatting van typische affiniteitswaarden en de verdubbelingstijd van AerAOB, AnAOB, NOB en DNB toepasselijk voor waterzuivering en gebaseerd op een modelstudie (Lackner, Terada et al., 2008) Tabel 1.3: Inhibitie concentraties van vrij ammoniak en vrij salpeterig zuur op AerAOB en NOB (Anthonisen, Loehr et al., 1976) Tabel 2.1: Samenvatting van de gebruikte parameters in de batchtesten met wasflessen Tabel 2.2: Gebruikte parameters per biomassa tijdens de KS bepalingen Tabel 3.1: Gemiddelde VSS-gehalten voor de gebruikte biomassa s in de verschillende wasfles batchtesten Tabel 3.2: K S waarden voor nitriet consumptie van de verscheidene biomassa's. Deze waarden zijn bekomen door het gemiddelde te berekenen waarrond de nitrietconcentratie uiteindelijk fluctueert bij de bepalingstesten (Figuur 10). De standaarddeviaties zijn steeds de fout op dit berekende gemiddelde Tabel 3.3: Het verschil tussen het logaritme van het aantal kopieën voor Nitrobacter en het aantal kopieën voor Nitrospira per biomassa. De resultaten zijn bijgevolg gebaseerd op Figuur 3.11, alsook de gegeven standaarddeviaties Tabel 3.4: Door de software van Malvern Mastersizer S berekende diameters voor de vier gegeven biomassa's. Alle gegevens worden uitgedrukt in µm. D[1,0], D[2,1], D[3,2] en D[4,3] zijn respectievelijk de omtrek-, oppervlakte-, volume-, en massagebaseerde diameters Tabel 4.1: Samenvatting van de resultaten (Deel 3) van dit onderzoek. Voor uitleg over het bekomen van deze resultaten en extra info hierover wordt verwezen naar Deel 3 bij de desbetreffende sectie XVI

21 1. Deel 1: Literatuurstudie 1. Stikstofproblematiek Stikstof komt in vele chemische vormen voor in de verschillende milieucompartimenten. De benaming stikstof doet in eerste instantie denken aan N2, welke in gasvorm voor 78% deel uitmaakt van onze atmosfeer. Andere mogelijke chemische vormen zijn ammonium (NH 4+ ), nitriet (NO 2 ), nitraat (NO 3- ), stikstofmonoxide (NO), distikstofmonoxide (N 2O), hydroxylamine (NH 2OH), organische stikstof, etc. en hierbij variëren de oxidatiegetallen van -3 tot +5 (Richardson and Watmough, 1999; Martinez-Espinosa, Cole et al., 2011). De gereduceerde vormen van stikstof zijn strikt noodzakelijk voor de vorming van proteïnen en aminozuren en in die zin onmisbaar voor het mogelijk maken van leven op aarde. Sommige andere stikstofvormen zijn op hun beurt dan weer schadelijk voor het milieu op verschillende manieren. Enerzijds is er bijvoorbeeld N 2O welke een potentieel broeikasgas is, anderzijds zijn er reactieve componenten die eutrofiëring bespoedigen en mogelijke giftige - concentraties kunnen aannemen in bepaalde milieucompartimenten zoals NH 4+, NO 2 NO 3-. Door middel van allerlei enzymatische reacties die plaats vinden in allerhande microbiële gemeenschappen zijn al deze stikstofcomponenten met elkaar verbonden in de zogenaamde bacteriële anorganische stikstofcyclus. 1. Nitritatie (aerobe ammoniumoxiderende bacteriën) 2. Nitratatie (nitrietoxiderende bacteriën) 3. Denitrificatie (denitrificerende bacteriën) 4. Fixatie (N-fixerende bacteriën) 5. Anammox (anoxische ammoniumoxiderende bacteriën) Figuur 1.1: Microbiële anorganische stikstofcyclus (Richardson and Watmough, 1999) 1

22 Deel 1 Literatuur Deze cyclus met de mogelijke omzettingspaden wordt weergegeven in Figuur 1.1 waar er een overzichtelijk beeld geschetst wordt van alle mogelijke metabolische reacties en de daarvoor verantwoordelijke bacteriegroepen (Richardson and Watmough, 1999). De voorgestelde stikstofcyclus was tot de twintigste eeuw steeds in evenwicht vanwege de gelijke snelheden van microbiële denitrificatie en stikstoffixatie. Echter, door de exponentieel toenemende wereldbevolking worden er steeds meer antropogene, reactieve stikstofcomponenten gecreëerd door onder meer landbouwprocessen (Haber-Bosch proces), verbranding van fossiele brandstoffen en de aanwending van ammoniak (NH 3) in de chemische industrie. In 2010 was 45% van de jaarlijkse globale productie van gefixeerde stikstof van antropogene aard wat neerkwam op 187 Tg extra toegevoegde reactieve stikstof aan het milieu (Galloway, Townsend et al., 2008). De gevolgen van dergelijk verstoorde balans zijn zeer ernstig en waar te nemen in alle mogelijke milieucompartimenten. Zo is N 2O een broeikasgas met 310 kg CO 2-equivalenten en zorgen de reactieve stikstofvormen voor de productie van aerosolen en troposferische ozon (IPCC, 2007). Het onderwerp van deze thesis situeert zich echter meer in het watercompartiment van het milieu en ook hier zorgt de toename van antropogene stikstof voor verscheidene nefaste effecten. Het algemene en rechtstreekse effect van een overvloed aan stikstofcomponenten in een aquatisch milieu is eutrofiëring (Galloway, Aber et al., 2003). Eutrofiëring zorgt voor de overheersing van één soort organisme, meestal onder de vorm van een algenbloei (fytoplankton), waardoor de + biodiversiteit in een ecosysteem drastisch daalt. Bij een hoge concentratie NH 4 moet vooral + rekening gehouden worden met het chemisch evenwicht tussen NH 4 en NH 3. Bij verhoogde ph en temperaturen zal dit evenwicht naar NH 3 neigen en daar schuilt het grote gevaar gezien ammoniak reeds toxisch is bij lage concentraties, 0,4 mg NH 3-N L -1 voor vissen en 0,2 mg NH 3-N L -1 voor aquatische macro-organismen (Barnes and Bliss, 1983; Randall and Tsui, 2002). Voorts zullen nitrificeerders, welk NH 3 als substraat gebruiken, door hun activiteit zuurstof verbruiken (4,57 mg O 2 mg -1 N) en hierdoor mogelijks een zuurstoftekort creëren voor andere organismen en op hun beurt - het ecologisch systeem uit evenwicht brengen. Tenslotte kan NO 2 ook toxisch worden voor de mens vanaf een bepaalde concentratie indien dit bijvoorbeeld in drinkwater zit. Dergelijk gecontamineerd water kan aanleiding geven tot methemoglobinemie, een ziekte die zuurstofopname door het bloed negatief beïnvloedt. Vooral kinderen tussen nul en drie jaar zijn hiervoor zeer gevoelig en de ziekte is in deze leeftijdsklasse beter bekend als blue baby syndrome. Er gelden dan ook maximumconcentraties voor nitriet en nitraat in drinkwater, namelijk 10 mg NO 3- -N L -1 en 1 mg NO 2- - N L -1 (EPA, 2000). 2

23 Deel 1 Literatuur 2. Conventionele stikstofverwijdering uit afvalwater Conventioneel en sinds lange tijd wordt stikstof in de praktijk verwijderd door een tweestapsproces dat bestaat uit autotrofe nitrificatie en heterotrofe denitrificatie. Dergelijk conventioneel actief slib (CAS) systeem maakt gebruik van een aerobe tank voor de nitrificatie en een anoxische tank voor de denitrificatie (Khin and Annachhatre, 2004). Wat de extra inputs van dergelijk systeem betreft, dient enerzijds voldoende geaereerd te worden om volledige nitrificatie te stimuleren en anderzijds moet er een koolstofbron (bv. methanol) worden toegevoegd in de anoxische tank indien de COD/Nverhouding van het influent onder 4 à 5 daalt (Mateju, Cizinska et al., 1992). In Figuur 1.2 wordt een waterzuiveringssysteem voorgesteld van een pre-denitrificatie opstelling met anaerobe slibverwerking. In dergelijke opstelling staat de anoxische tank, waar denitrificatie plaats vindt, voor het aerobe bekken. Het is de meest gebruikelijke opstelling omdat in dergelijk systeem de koolstof in het influent rechtstreeks gebruikt kan worden in het denitrificatieproces. Een waterzuiveringsinstallatie als deze produceert grote hoeveelheden slib, welke verder in het proces verwerkt wordt door middel van anaerobe vergisting (anaerobic digestion, AD). De anaerobe vergister zal zorgen voor slibstabilisatie en vormt daarbij methaan (CH 4) en (CO 2). Het CH 4, of ook wel biogas genoemd, zal vervolgens verbrand worden om elektriciteit en warmte te produceren via warmtekrachtkoppeling (Parkin and Owen, 1986). Het digestaat wordt vervolgens gerecirculeerd naar de hoofdstroom van de waterzuivering. Dit digestaat bevat echter hoge stikstofgehaltes ( mg NH 4+ -N L -1 ) en lage COD concentraties ( mg COD L -1 ) door de afbraak van + organische stikstof tot NH 4 (Siegrist, 1996). Om de denitrificatie in de hoofdstroom optimaal te kunnen laten verlopen, zal bijgevolg een externe koolstofbron onder de vorm van bv. methanol toegevoegd dienen te worden zoals eerder vermeld. Hierdoor zal de netto energierecuperatie die bekomen wordt in de vergistingsstap minimaal zijn in dit CAS-systeem, zo kan slechts 44% van de 96 Wh IE -1 d -1 die in een gemiddeld CAS-systeem wordt verbruikt, worden gerecupereerd als elektrische energie (De Clippeleir, 2012). Figuur 1.2: Processchema van een CAS-systeem met een pre-denitrificatie actief slibsysteem voor de behandeling van huishoudelijk afvalwater met slibbehandeling in de vorm van anaerobe vergisting. 3

24 Deel 1 Literatuur 3. Het OLAND-proces OLAND of oxygen-limited autotrophic nitrification/denitrification is een alternatief proces voor stikstofbehandeling in afvalwater. Aeratie en toevoeging van een externe koolstofbron in een CASsysteem kunnen grote kosten met zich meebrengen. OLAND overkomt het merendeel van deze kosten door gebruik te maken van de zeer efficiënte samenwerking tussen verschillende soorten bacteriën. Reeds in 1977 werd door Broda theoretisch aangetoond dat het voor bacteriën thermodynamisch en energetisch interessant is om NH 4 + eerder anoxisch te gaan oxideren (Broda, 1977). Het proces op zich werd wel pas in 1995 geobserveerd en gepatenteerd (Mulder, Vandegraaf et al., 1995) en men noemde deze bacteriële omzetting anammox, wat een afkorting is van anaerobe ammoniumoxidatie. In het OLAND-proces zullen deze anammox bacteriën nauw samenwerken met de aerobe ammoniumoxiderende bacteriën (AerAOB). Deze laatstgenoemden zullen het NH 4 + in het influent slechts partieel nitrificeren en vervolgens gebruiken de anammox het resterende NH 4 + samen met de gevormde NO 2 - om als eindproduct stikstofgas te bekomen (Kuai and Verstraete, 1998). Dit alles vindt plaats onder gelimiteerde zuurstof concentraties en bovendien is het anammox proces autotroof OLAND hoofdstroom- vs. zijstroomtoepassing Het OLAND-proces kan in een CAS-systeem worden ingepast enerzijds in de zijstroom, anderzijds rechtstreeks in de hoofdstroom. Het grote verschil ligt erin dat de externe parameters en procesomstandigheden in de zijstroom beter gecontroleerd kunnen worden, daar waar de hoofdstroom mogelijks niet optimaal is op vlak van randvoorwaarden voor het OLAND-proces. Anderzijds kan, bij optimalisatie van het proces, in hoofdstroom een nog hogere energierecuperatie worden bekomen (Tabel 1.1) (De Clippeleir, 2012). Tabel 1.1: Vergelijking van de energieconsumptie van OLAND in de zijstroom en hoofdstroom met een CAS-systeem (met nitrificatie/denitrificatie). De implementaties van OLAND houden rekening met een verbeterde primaire bezinker in een tweestapsproces zoals weergegeven in Figuur 1.3 en Figuur 1.4 (De Clippeleir, 2012). Proces Energieconsumptie (kwh kg -1 N) (Wh IE -1 d -1 ) Besparing t.o.v. CAS CAS 2,30 53,4 0% CAS met OLAND in zijstroom 1,15 26,7 50% CAS met OLAND in hoofdstroom -0,44-10,1 119% 4

25 Deel 1 Literatuur OLAND zijstroom Toepassing van het OLAND-proces in de zijstroom van een CAS-systeem houdt in dat het overtollige stikstof in het digestaat van de vergister kan worden verwijderd bij lage COD concentraties. De slibproductie ligt voor het OLAND-proces tevens veel lager wat de slibverwerkingskost van de zijstroom ook doet dalen. Indien echter de hoofdstroom onaangepast blijft, zal er in een secundaire stap nog steeds veel COD verwijderd dienen te worden onder aerobe omstandigheden. Hierdoor wordt de netto energierecuperatie van deze toepassing nihil. Dit kan echter verholpen worden door een verbeterde primaire bezinker te implementeren waardoor reeds 60-75% van de COD van het influent hier wordt verwijderd en rechtsreeks wordt doorgestuurd naar de anaerobe vergister. Deze aanpassing zorgt ervoor dat de energiebehoefte van het proces met 50% gereduceerd kan worden (Siegrist, Salzgeber et al., 2008; De Clippeleir, 2012). Figuur 1.3: Processchema van een CAS-systeem voor zuivering van huishoudelijk afvalwater met implementatie van OLAND in de zijstroom. Door daarenboven gebruik te maken van een verbeterde hoogbelaste primaire actief slib (AS) stap leidt dit systeem tot een daling van de totale energieconsumptie met 50% ten opzichte van een conventioneel systeem (De Clippeleir, 2012) OLAND hoofdstroom Indien er in een CAS-systeem gebruik wordt gemaakt van een verbeterde, hoogbelaste primaire stap waarbij bovendien zeer lage slib- en hydraulische retentietijden worden toegepast (SRT = 0,5 d; HRT = min) kan reeds 60-75% COD van het influent worden geïncorporeerd in de biomassa. Een gemiddeld influent afkomstig van huishoudelijk afvalwater heeft een COD/N verhouding van bij het binnenkomen van de waterzuivering. Na deze primaire stap daalt deze verhouding echter tot minder dan 5, wat te laag is voor conventionele nitrificatie/denitrificatie, maar optimaal wordt beschouwd voor OLAND (De Clippeleir, 2012). In dergelijke opstelling zou een hoofdstroom toepassing van OLAND een zeer interessant alternatief vormen in het ZeroWasteWater-concept waarbij er vanuit wordt gegaan dat afvalwater een energie- en nutriëntenbron is waarbij de chemische energie van het influent zoveel mogelijk tracht omgezet te worden in nuttige energie 5

26 Deel 1 Literatuur (Verstraete and Vlaeminck, 2011). Een dergelijk systeem met een hoofdstroom toepassing van OLAND en een anaerobe slibverwerking wordt weergegeven in Figuur 1.4. Dergelijke opstelling is in de praktijk echter nog niet voor de hand liggend vanwege een lage stikstofconcentratie, een lage temperatuur en een hoge COD concentratie van het influent voor de OLAND reactor. Deze drie parameters zijn immers suboptimaal en kunnen de efficiëntie van het theoretische OLAND proces sterk doen dalen doordat ze een invloed hebben op de wijze waarop de microbiële protagonisten zich ten opzichte van elkaar gaan verhouden (De Clippeleir, 2012). Figuur 1.4: Processchema van een CAS-systeem voor zuivering van huishoudelijk afvalwater met implementatie van OLAND in de hoofdstroom. Door daarenboven gebruik te maken van een verbeterde hoogbelaste primaire actief slib (AS) stap leidt dit systeem tot een daling van de totale energieconsumptie met 119% ten opzichte van een conventioneel systeem (De Clippeleir, 2012) 3.2. De microbiële gemeenschap Het OLAND-proces steunt, zoals reeds vermeld, op de samenwerking tussen de aerobe en anoxische ammoniumoxideerders. Er zijn echter nog twee andere bacteriegroepen aanwezig die de capaciteit hebben om de efficiëntie van het volledige proces negatief te beïnvloeden, namelijk nitrietoxiderende bacteriën (NOB) en denitrificerende bacteriën (DNB) Aerobe ammoniumoxiderende bacteriën (AerAOB) AerAOB zijn verantwoordelijk voor de partiële nitritatie in het OLAND-proces waarbij het inkomend NH 4 + gedeeltelijk wordt omgezet in NO 2-. Hierbij dient al direct opgemerkt te worden dat, in tegenstelling wat de naam van de bacteriegroep doet vermoeden, NH 3 in plaats van NH 4 + het substraat is dat geoxideerd wordt door deze bacteriën (Suzuki, Dular et al., 1974). AerAOB zijn Gramnegatieve bacteriën behorend tot de genera Nitrosospira, Nitrosomonas en Nitrosococcus waarbij de Nitosococcus tot de γ-proteobacteriën behoren en de twee andere genera deel uitmaken van de β- Proteobacteriën (Koops and Pommerening-Roser, 2001). Nitritatie bestaat uit twee deelreacties waarbij NH 2OH het tussenproduct is (Kowalchuk and Stephen, 2001). 6

27 Deel 1 Literatuur NH 3 + O H e NH 2 OH + H 2 O AMO NH 2 OH + H 2 O (1) HAO NO H e (2) 0,5 O H e H 2 O (3) NH 3 + 1,5 O 2 NO 2 + H + + H 2 O (4) De eerste reactie wordt gekatalyseerd door het membraangebonden enzym ammoniak monooxygenase (AMO). Het gevormde NH 2OH - zal vervolgens worden omgezet tot NO 2 door de werking van hydroxylamine oxidoreductase (HAO). Bij deze tweede reactie zullen de gevormde elektronen compenseren voor de gebruikte elektronen in de eerste reactie. De twee resterende elektronen nemen op hun beurt deel aan een elektron transfer reactie waarbij het terminale oxidase de elektronenbalans vervolledigt. De uiteindelijke gebalanceerde reactie (4) toont aan dat er bij de oxidatie van elk NH 3 molecule er één proton gevormd wordt. Hieruit kan geconcludeerd worden dat de omgeving waarin de reacties plaatsvinden goed gebufferd moeten zijn om geen significante phdaling te verkrijgen. AMO heeft een zeer brede specificiteit waardoor verscheidene andere alifatische, aromatische en gehalogeneerde moleculen kunnen gecoöxideerd worden. Daarenboven blijkt de eerste oxidatie stap van vele recalcitrante koolwaterstoffen de limiterende stap te zijn, waardoor AerAOB in het algemeen ook veelvuldig voorkomen in bioremediatie en biofilter processen om deze reacties te faciliteren (Hooper, Vannelli et al., 1997) Anoxische ammoniumoxiderende bacteriën (AnAOB) + AnAOB is een groep van bacteriën die NH 4 oxideren onder anoxische omstandigheden. Al deze micro-organismen behoren tot het fylum van de Planctomycetes (Strous, Fuerst et al., 1999), waartoe onder andere volgende genera behoren: Brocadia (Kartal, Rattray et al., 2007), Kuenenia (Schmid, Walsh et al., 2003), Scalindua (Kuypers, Sliekers et al., 2003), Anammoxoglobus (Kartal, Rattray et al., 2007) en Jettenia (Quan, Rhee et al., 2008). Lange tijd werd verondersteld dat NH 2OH en hydrazine (N 2H 4) de belangrijke intermediairen waren bij de totale oxidatie, maar uit recente onderzoeken van onder meer Kartal en Strous (Strous, Pelletier et al., 2006; Kartal, Rattray et al., 2007) blijkt het belang van NO en N 2H 4 in de reacties. Zowel de verscheidene deelreacties (5 tem 7) als de uiteindelijke reactievergelijking (8) worden hieronder weergegeven. Reacties 5 tot en met 7 worden mogelijk gemaakt door respectievelijk nitrietreductase (NIR), hydrazine synthase (Hzs) en hydrazine oxidoreductase (Hzo). 7

28 Deel 1 Literatuur NO H e NH NO + 2 H e N 2 H 4 NIR NO + H 2 O (5) Hzs N 2 H 4 + H 2 O (6) Hzo N H e (7) NO 2 + NH 4 + N 2 + H 2 O (8) Nitrietreductases die NO als reactieproduct hebben kunnen enerzijds bestaan uit een cytochroom cd 1, een NirS met een ongewoon cytochroom d 1 op hun actieve site, of anderzijds zijn het koperafhankelijke enzymen, NirK, dewelke één of twee koper centra bevatten (Pearson, Page et al., 2003). Hydrazine synthase (Hzs), welke reactie 6 katalyseert, is een enzym uit de groep van stikstofmonoxide reductasen. Hzs activiteit wordt toegeschreven aan een heterotrimetrisch complex (HzsABC) waarvan reeds aangetoond is dat twee van de drie proteïnen diheem cytochromen c zijn (Kartal, Maalcke et al., 2011). Het derde enzym dat tenslotte betrokken is bij reactie 7 is hydrazine oxidoreductase (Hzo). Hzo is één van de vele octaheem cytochroom c complexen die eerst algemeen als Hao enzymen werden aangeduid, maar na verder genoom onderzoek bij Candidatus K. stuttgartiensis bleek enkel het 16 e enzym effectief hydrazine te oxideren (Kartal, Maalcke et al., 2011) De theoretisch ideale samenwerking van AerAOB en AnAOB OLAND is dergelijk efficiënt proces voor stikstofverwijdering vanwege de eerder vernoemde samenwerking tussen de AerAOB en de AnAOB. Indien we bij de opgesomde reacties van deze microorganismen (vergelijking 4 en 8) ook het anabolisme of celgroei in acht nemen, komen we tot volgende stoichiometrie van het OLAND-proces (Vlaeminck, 2009): NH ,792 O 2 + 0,08 HCO 3 0,435 N 2 + 0,111 NO 3 + 1,029 H + + 0,052 CH 1,4 O 0,4 N 0,2 +0,028 CH 2 O 0,5 N 0,15 + 1,460 H 2 O (9) De eerste biomassaterm in vergelijking 9 is deze van de aerobe bacteriën en de tweede term staat voor de biomassa van de anoxische bacteriën. Voorts kunnen we uit deze reactievergelijking afleiden - dat de maximale omzettingsratio van het proces 89% bedraagt, vanwege de 11% NO 3 dat gevormd wordt door de AnAOB. Dit kan weliswaar opgetrokken worden naar een theoretische 100% verwijdering, zoals een conventionele nitrificatie/denitrificatie kan bereiken, indien het OLAND proces in de zijstroom van een waterzuiveringsinstallatie wordt toegepast. Zo zal het overblijvende - NO 3 in het effluent van de OLAND reactor door recirculatie toch verwijderd worden in de anoxische tank door middel van het BOD in het influent (Vlaeminck, 2009). 8

29 Deel 1 Literatuur Figuur 1.5: Theoretische gebalanceerde omzetting ammonium naar stikstofgas in een biofilm of granule gebruikmakend van het OLAND proces (De Clippeleir, 2012). De coöperatie van beide AOB is mogelijk door de juxtapositie van beide soorten in bijvoorbeeld een biofilm. De AerAOB zullen steeds nauw in contact staan met het zuurstofrijk afvalwater om zo het NH 4 + te kunnen omzetten in NO 2-. De AnAOB zullen zich daarentegen bevinden daar waar het zuurstof reeds is opgebruikt door de naburige AerAOB. Dit is weergegeven in Figuur 1.5, waar de theoretische omzetting met zijn reactieproducten wordt weergegeven bij een ideaal OLAND proces De spelbrekers in de praktijk De theoretische stoichiometrie met bijbehorend omzettingspercentage van 89% dat in de vorige paragraaf wordt voorgesteld is echter niet wat in de praktijk wordt geobserveerd. Dit wordt verklaard door de aanwezigheid van nog twee andere soorten micro-organismen, namelijk nitrietoxiderende bacteriën (NOB) en denitrificerende bacteriën (DNB). Deze twee groepen zullen met de AerAOB en AnAOB concurreren voor substraten, tussenproducten en plaats waardoor de efficiëntie van het proces drastisch kan dalen. In Figuur 1.6 is wordt dit reeds een eerste maal getoond en in de twee volgende paragrafen zal nader worden ingegaan op de parameters en mechanismen die hiervoor verantwoordelijk zijn. Figuur 1.6: Ongebalanceerde, volledige stoichiometrie van het OLAND proces in aanwezigheid van alle drie de protagonisten (De Clippeleir, 2012) 9

30 Deel 1 Literatuur Nitrietoxiderende bacteriën (NOB) Nitrietoxiderende bacteriën zorgen voor nitratatie waarbij NO 2 - wordt omgezet in NO 3- onder aerobe omstandigheden. NOB zijn, net als AerAOB, Gram-negatieve bacteriën waarvan sommigen ook tot het fylum der Proteobacteriën behoren, weliswaar verdeeld over meer en andere subklassen. De vier verschillende NOB zijn Nitrobacter (α-subklasse der Proteobacteriën), Nitrococcus (γ-subklasse der Proteobacteriën), Nitrospina (δ-subklasse der Proteobacteriën) en Nitrospira welke behoort tot Nitrospirae, waaruit blijkt dat Nitrospira dus tot een ander fylum behoort dan de andere protagonisten (Koops and Pommerening-Roser, 2001). Nadat er jaren gedacht werd dat Nitrobacter de dominante NOB was in waterzuiveringsinstallaties, is enkele jaren voor de eeuwwisseling pas ontdekt dat dit eigenlijk Nitrospira is (Daims, Nielsen et al., 2000; Siripong and Rittmann, 2007). De oxidatie van NO 2 - naar NO 3 - gebeurt in één stap, maar er wordt wel nog gebruik gemaakt van een finaal oxidase om de elektronen naar zuurstof over te brengen en zo de elektronenbalans te vervolledigen. NO 2 + H 2 O Nxr NO H e (10) 0,5 O H e H 2 O (11) NO 2 + 0,5 O 2 NO 3 (12) Reactie 10 wordt gekatalyseerd door het nitriet oxidoreductase (Nxr) enzym. In eerdere of meer specifieke onderzoeken wordt dit reductase enzym ook geregeld aangeduid als Nor. Recente onderzoeken met verscheidene NOB genera hebben echter aan het licht gebracht dat er zich toch verschillen voordoen in de exacte werking van de nitrietoxidatie waardoor de algemenere benaming Nxr voortaan gebruikt wordt om het geheel aan mogelijke enzymen in NOB aan te duiden. In Figuur 1.7 worden de exacte reacties weergegeven die betrokken zijn bij de nitrietoxidatie. Figuur 1.7A toont het mechanisme voor Nitrobacter species, Figuur 1.7B doet dit voor een specie uit het fylum Nitrospirae (Candidatus Nitrospira defluviii). - In Nitrobacter wordt NO 2 geoxideerd door een membraangebonden Nxr complex welke bestaat uit vier subeenheden (NxrABCI). Het NxrAB systeem bevindt zich aan de cytoplasmatische zijde van het membraan en bevat molybdeen en ijzer. NxrI is een membraangebonden diheem cytochroom b en NxrC is een diheem cytochroom c welke dient als elektrondonor voor het terminale oxidase. Gezien - - de omzetting van NO 2 naar NO 3 in het cytoplasma gebeurt, dienen deze twee stoffen getransporteerd te worden over het membraan. Hiervoor worden specifieke transporters verantwoordelijk geacht van het type NarK (Simon and Klotz, 2013). 10

31 Deel 1 Literatuur Figuur 1.7: Model van ETCs (Electron Transfer Chains) in verschillende NOB. A) Bacteriën van het genus Nitrobacter (fylum Proteobacteria). B) Bacteriën van het genus Nitrospira (fylum Nitrospirae) (Simon and Klotz, 2013). Bij het fylum van Nitrospirae is het waarschijnlijk dat het NxrAB complex zich aan de buitenzijde van het cytoplasmamembraan bevindt. Voorts is het hier nog wel niet volledig duidelijk hoe het elektronentransport verloopt in dit systeem. Het zuurstofreducerend enzym is bij Nitrospirae hoogstwaarschijnlijk oxidase van het type cytochroom bd en ook de aanwezigheid van cytochromen b en c is niet uitgesloten (Simon and Klotz, 2013). De reden dat NOB nu zo inefficiënt en strikt te vermijden zijn in het OLAND-proces berust op het feit dat zij in competitie treden met zowel AerAOB als AnAOB. Nitratatie is namelijk een aeroob proces en het is dan ook vanzelfsprekend dat NOB gaan concurreren voor de aanwezige zuurstof in het systeem. Overigens treedt er competitie op tussen NOB en AnAOB voor het substraat NO 2-. Indien NOB het nitriet gebruikt in plaats van de AnAOB wordt nitraat geproduceerd, welk vervolgens niet meer als stikstofsubstraat door de AOB gebruikt kan worden en dit dus een efficiëntieverlies vormt voor het gehele proces (Third, Sliekers et al., 2001) Denitrificerende bacteriën (DNB) Als laatste van de vier protagonisten die stikstofcomponenten omzetten in de context van waterzuivering, zijn er nog de denitrificerende bacteriën. Deze groep vertegenwoordigt normaal de 11

32 Deel 1 Literatuur tweede stap in de conventionele nitrificatie/denitrificatie. Hun werkingsprincipe is minder specifiek dan deze van de vorige vermelde groepen omdat zij hun energie ook uit aerobe respiratie kunnen halen en slechts nitraat en/of nitriet gaan reduceren bij zeer lage zuurstof gehalten. De denitrificatie die de omzetting van nitraat naar stikstofgas inhoudt, volgt volgende biochemische pathway (Zumft, 1997): NO 3 NAR NO NiR 2 NO NOR N 2 O NOS N 2 (13) Hieruit blijkt het gebruik van opeenvolgende enzymen, respectievelijk nitraat reductase, nitriet reductase, stikstofmonoxide reductase en distikstofoxide reductase. Deze reacties kunnen plaatsvinden door de oxidatie van organisch materiaal. Hierdoor kunnen zij mogelijk competitief optreden tegen AnAOB. Zij gaan deze competitie wel slechts winnen indien de COD/N verhouding voldoende hoog is (COD/N>>2) omdat zij onder deze omstandigheden veel sneller groeien dan AnAOB (Lackner, Terada et al., 2008) Samenvatting kinetische parameters protagonisten Uit vorige paragrafen is reeds gebleken dat heel wat van de besproken micro-organismen dezelfde substraten delen. Hierdoor is het van belang om de affiniteiten van de verschillende bacteriën voor de betreffende nitrietcomponenten te weten. In Tabel 1.2 worden deze samengevat, alsook wordt de verdubbelingstijd hierbij vermeld. Deze parameters zijn belangrijk om inhibitiemethoden, welke verder nog besproken worden, op te kunnen baseren. Tabel 1.2: Samenvatting van typische affiniteitswaarden en de verdubbelingstijd van AerAOB, AnAOB, NOB en DNB toepasselijk voor waterzuivering en gebaseerd op een modelstudie (Lackner, Terada et al., 2008) Parameter Eenheid AerAOB NOB DNB AnAOB K S zuurstof mg O 2 L -1 0,6 2,2 0,2 - K S ammonium mg N L -1 2, ,07 K S nitriet mg N L -1-5,5 0,3 0,05 K S nitraat mg N L ,3 - Verdubbelingstijd d 0,34 0,48 0,12 8,7 Het dient echter aangehaald te worden dat Tabel 1.2 een mogelijke set van affiniteitswaarden geeft, maar dat deze erg kunnen variëren. Kinetische variaties hangen immers af van verscheidene randvoorwaarden zoals temperatuur, vlokgrootte, microbiële gemeenschap, competitie en/of inhibitie binnen deze microbiële gemeenschap, reactortype, enzoverder (Lackner and Smets, 2012). 12

33 Deel 1 Literatuur Omwille van het ontbreken van een consensus aangaande kinetische parameters gebruiken verschillende onderzoeken simpelweg een bepaald bereik van waarden in plaats van één enkele waarde. Voor onder andere de K S voor nitriet van NOB vinden we een range van 0,2 6,0 mg N-NO 2 L -1 (Lackner and Smets, 2012). Voor deze specifieke affiniteitsparameter, die verder in dit werk nog van groot belang is, werd er wel reeds een verschil tussen Nitrobacter en Nitrospira waargenomen onder identieke omstandigheden (Blackburne, Vadivelu et al., 2007). Het resultaat van dit onderzoek - wijst op een hogere affiniteit voor NO 2 van Nitrospira in vergelijking tot Nitrobacter en dat Nitrospira - dus meer zal domineren onder condities met lage NO 2 concentraties De voordelen van het OLAND-proces Het algemene voordeel is reeds aangehaald en betreft de nauwe samenwerking tussen AerAOB en AnAOB. Doordat er een partiële nitritatie wordt toegepast wordt de aeratie beperkt en bespaart het zuurstof-gelimiteerde OLAND-proces 62,5% op aeratiekosten (Verstraete and Philips, 1998). Voorts dient er geen externe koolstofbron, zoals methanol, worden toegevoegd vanwege het autotrofe karakter van de deelnemende protagonisten. Hiermee gepaard gaand, beoogt het OLAND-proces een 100% reductie in CO 2 productie. Door de lage groei van AnAOB zal er ook een sterk verminderde slibproductie zijn ten opzichte van de normale stikstofverwijdering, waardoor de slibverwerkingskost tot 90% verminderd wordt (Mulder, 2003). Dit alles samengevat komt neer op een totale kostenbesparing van 30 à 40% (Fux and Siegrist, 2004). 4. NOB inhibitie De noodzaak om NOB te onderdrukken en op die wijze het OLAND-proces te optimaliseren is reeds uitvoerig aangetoond. Er zijn de afgelopen decennia verscheidene technieken aangetoond om dit te bewerkstelligen. Het probleem is echter, wat ook zal blijken uit volgende paragrafen, dat deze technieken telkens afhankelijk zijn van heel wat voorwaarden en omstandigheden waaraan niet steeds voldaan kan zijn voor een conventionele waterzuiveringsinstallatie. Om OLAND bijgevolg toe te passen in de hoofdstroom van dergelijke bestaande waterzuiveringsinstallatie, is het van groot belang om de NOB inhibitie beter te begrijpen Gekende methoden Opgeloste zuurstofconcentratie Uit Tabel 1 kan er worden afgeleid dat de affiniteit voor zuurstof bij NOB (K S = 2,2 mg O2 L -1 ) lager is dan bij AerAOB (K S = 0,6 mg O2 L -1 ). Hierdoor zullen de AOB een competitief voordeel hebben indien er een lage concentratie aan opgeloste zuurstof (DO of dissolved oxygen) wordt toegepast in de 13

34 Deel 1 Literatuur reactor. Het is aangetoond dat bij een zuurstofconcentratie lager dan 1,0 1,5 mg O2 L -1 de ammoniumoxidatie nog steeds zal plaatsvinden terwijl de nitratatie wordt geïnhibeerd (Peng and Zhu, 2006). De toepasbaarheid van dergelijke inhibitie hangt niet zozeer af van het influent maar wel van de gebruikte reactor, zo zal de controle van zuurstof eerder makkelijk zijn bij bijvoorbeeld sequentiële batch reactoren (SBR), terwijl andere configuraties zich er minder toe lenen Slibretentie tijd in combinatie met temperatuursregeling NOB groeien tweemaal trager dan aerobe ammoniumoxideerders indien temperaturen tussen 30 en 40 C worden toegepast (Hellinga, Schellen et al., 1998). Indien bij deze omstandigheden gewerkt kan worden, is het mogelijk om op basis van groeisnelheid de microbiële gemeenschap te regelen via de slibretentie tijd (SRT). Bij een SRT van 1 1,5 dagen is immers aangetoond dat NOB selectief uit het systeem kunnen uitgespoeld worden (Sun, Nacher et al., 2010). De toepasbaarheid van deze methode op een rioolwaterzuiveringsinstallatie is echter nihil vanwege het feit dat een conventionele waterzuiveringsinstallatie in een gematigd klimaat werkzaam is bij C. Een ander gegeven betreffende temperatuur is dat de mogelijkheid bestaat om ingekapselde biomassa te onderwerpen aan een hitteshock van 60 C gedurende 20 minuten en zo de nitratatie volledig te onderdrukken. AerAOB waren in dit onderzoek zelfs in staat om hitte shocken van 90 C gedurende een uur te overleven. Dit lijkt economisch alleszins niet echt haalbaar en ook is er geen resultaat van de reactie van AnAOB bij deze methode (Isaka, Sumino et al., 2008) Vrij ammoniak en vrij salpeterigzuur + De twee niet-geïoniseerde vormen van NH 4 en NO 2-, namelijk vrij ammoniak (NH 3) en salpeterig zuur (HNO 2), hebben beide een inhiberend effect op zowel AerAOB als NOB. De sensitiviteit van deze twee soorten protagonisten is echter verschillend. Aanvankelijk dienen er formules gebruikt te worden om - deze twee stikstofvormen te kunnen berekenen, gegeven dat bij conventionele NH 4 en NO 2 analyses zowel de geïoniseerde als niet-geïoniseerde vormen tezamen gemeten worden. Deze formules worden gegeven in vergelijkingen 14 en 15, waarin FA en FNA staan voor de afkortingen van de Engelstalige benamingen, respectievelijk free ammonia en free nitrous acid (Anthonisen, Loehr et al., 1976). Zoals opgemerkt kan worden, zijn FA en FNA beide afhankelijk van temperatuur en ph. FA = (NH 4 + +NH 3 ).10 ph e 2300 (14) 273+T+10 ph FNA = (NO 2 +HNO 2 ).e T 2300 (15) 273+T+10 ph e 14

35 Deel 1 Literatuur De verscheidene sensitiviteiten, weergegeven in Tabel 1.3, laten vermoeden dat door de regeling van beide vrije stikstofcomponenten NOB geïnhibeerd kunnen worden. Echter dient opgemerkt te worden dat de inhibitie slechts tijdelijk zal zijn aangezien NOB een zeer hoog adaptatievermogen hebben en na enige tijd zelfs kunnen bij FA-concentraties van 22 mg N L -1 (Anthonisen, Loehr et al., 1976; Turk and Mavinic, 1989). Tabel 1.3: Inhibitie concentraties van vrij ammoniak en vrij salpeterig zuur op AerAOB en NOB (Anthonisen, Loehr et al., 1976) AerAOB NOB NH 3 (mg N L -1 ) ,08 0,82 HNO 2 (mg N L -1 ) 0,2 2,8 0,06 0,83 Ten slotte dient, aan de hand van de gegeven vergelijkingen en inhibitieconcentraties, opgemerkt te worden dat NOB inhibitie door middel van FA slechts plaats zal vinden bij relatief hoge temperatuur en ph. Hierdoor is dit, net als bij de methoden van vorige paragraaf, minder toepasbaar in een standaard waterzuiveringsinstallatie Zoutgehalte Een laatste gekende inhibitiefactor is het zoutgehalte in de omgeving van de microbiële gemeenschap. Meer bepaald zou NaCl bij een concentratie van 10 g L -1 de activiteit van AerAOB en AnAOB toelaten, maar tegelijkertijd NOB onderdrukken (Liu, Yang et al., 2008). In latere studies in verband met partiële nitrificatie is zelfs aangetoond dat het gebruik van zeewater de oorzaak was van de inhibitie van NOB (Sun, Nacher et al., 2010). Echter werd er ook weer een hoge adaptiegraad aan deze inhibitiemethode vastgesteld, die zelfs tot 30 g NaCl L -1 kon gaan (Windey, De Bo et al., 2005). Tenslotte dient ook opgemerkt te worden dat de exacte zoutconcentratie grens tussen actieve AOB en geïnhibeerde NOB zeer moeilijk te bepalen is en afhankelijk blijkt van meerdere randfactoren (Aslan and Simsek, 2012) en dus moeilijk toe te passen is in de praktijk NOB inhibitie door NO Karakteristieken NO Stikstofmonoxide is een component met een groot potentieel om biologische effecten te veroorzaken. Enerzijds is het een belangrijk spoorgas in de atmosfeer met een direct effect op de ozonproductie, anderzijds is NO toxisch voor heel wat organismen, waaronder bacteriën, fungi, microbiële parasieten en virussen (Zumft, 1993). Met een Henry constante van 1, M atm -1 in water bij standaard omstandigheden (25 C en 1 atm) is NO een zeer hydrofobe molecule, en lost het 15

36 Deel 1 Literatuur dus zeer slecht op in water, maar kan het wel makkelijk over celmembranen diffunderen. De toxiciteit van NO is te wijten aan de hoge reactiviteit met eiwitten en zuurstof. In bacteriën heeft het zelfs een bewezen mutageen effect op DNA. In lage concentraties is NO echter wel actief als boodschappermolecule in vele organismen, waaronder zelfs de mens (Marletta, Tayeh et al., 1990) NO als tussenproduct in microbiële omzettingsreacties NO is een gekend tussen- en/of eindproduct van sommige micro-organismen die aanwezig zijn bij het omzetten van stikstofcomponenten. NO, alsook N 2O kunnen geproduceerd worden door AerAOB (Lipschultz, Zafiriou et al., 1981), NOB (Freitag and Bock, 1990) en DNB (Kluyver and Verhoeven, 1954). Bij anammox is NO wel degelijk een bewezen tussenproduct, terwijl N 2O niet wordt gevormd in het AnAOB metabolisme (Kartal, Rattray et al., 2007). In het onderzoek van Kampschreur werd de emissie van beide gassen in een tweestaps nitritatie/anammox reactor aangetoond. Hierbij werd een totale N 2O emissie van 2,3% van de totale stikstofbelasting vastgesteld waarvan 1,7% afkomstig van de nitritatie reactor en 0,6% van de anammox reactor. In het geval van NO emissie was dit 0,2% afkomstig van de nitritatie reactor en 0,003% van de anammox reactor (Kampschreur, Poldermans et al., 2009). Het onderzoek van Sliekers toonde dan weer een totale NO en N 2O emissie van 0,1% aan in een lab-scale eenstapsreactor (Sliekers, Derwort et al., 2002). De conclusie van het eerder vernoemde onderzoek van Kampschreur was bijgevolg dat NO voornamelijk afkomstig was van het AerAOB metabolisme. AerAOB kunnen immers op twee verschillende manieren NO (en N 2O) produceren, enerzijds bij de oxidatieve reactie van NH 2OH naar NO 2-, anderzijds hebben AerAOB ook + een denitrificerend potentieel waarbij NH 4 als elektronendonor dient en waarbij NO en tenslotte N 2O de eindproducten zijn (Bock, Schmidt et al., 1995). Daarenboven was reeds geweten dat AerAOB specifiek meer NO en N 2O - produceren onder stresscondities van lage DO gehaltes en hoge NO 2 concentraties (Colliver and Stephenson, 2000). Binnen deze stresscondities viel het des te meer op dat in het bijzonder de transiënte fasen rijk waren aan een emissie van beide gassen (Chandran, Stein et al., 2011) NO als inhibitor voor NOB-activiteit Aangaande NOB-inhibitie door het gebruik van NO zijn al enkele onderzoeken gevoerd. Ten eerste moet duidelijk gesteld worden dat AnAOB geen effect van verhoogde NO-concentraties ondervinden omdat zij NO effectief als tussenproduct gebruiken in hun reactiemechanisme. NOB daarentegen ondervinden een bewezen inhibitie bij concentraties van µg NO-N L -1 (Starkenburg, Arp et al., 2008). Hier werd immers aangetoond dat de zuurstofopname om nitriet te oxideren sterk geremd werd door toevoeging van NO aan de reactor. Eenmaal het stikstofmonoxide echter terug uit de oplossing verwijderd was, herstelde de activiteit zich bijna volledig ( 90% van de initiële snelheid). De 16

37 Deel 1 Literatuur hypothese was dan ook dat NO effect had op één van de voornaamste proteïnen in het nitrietoxidatiesysteem van de NOB. Dit werd bevestigd door experimenten uit te voeren waarbij NOB, al dan niet behandeld met specifieke gekende inhibitoren, zowel in hoge als in lage DO omstandigheden werden opgevolgd. De algemene conclusie dat hieruit getrokken kon worden, was dat er een reversibele binding van NO op het cytochroom oxidase plaatsvond (Cooper, 2002) waarbij de snelheid van associatie vele malen hoger lag dan de dissociatie (Sarti, Giuffre et al., 2000). Starkenburg werkte echter wel slechts met één species, namelijk Nitrobacter winogradskyi Nb-255, en zijn conclusies gelden ook enkel voor Nitrobacter. Gezien het bewijs voor de grote aanwezigheid van Nitrospira in waterzuiveringsinstallaties bestaat er aldus een grote behoefte om de voorgestelde effecten van NO op Nitrobacter te kunnen veralgemenen naar NOB en desnoods nog andere correlaties vast te leggen die van toepassing zijn bij de verscheidene species. 5. Doelstelling Het doel van dit werk is om de inhibitie van NOB door middel van NO uit te klaren. NOB-inhibitie door NO is immers reeds bewezen voor Nitrobacter, maar niet voor Nitrospira. Gegeven dat Nitrospira het meest voorkomende NOB genus is in waterzuiveringsinstallaties, is het bijgevolg van groot belang het effect hierop volledig te begrijpen. De toepassing van OLAND in hoofdstroom waterzuiveringstoepassingen is hetgeen beoogd wordt met deze NOB inhibitie door NO. Andere inhibitieparameters zijn immers moeilijk te bekomen in een hoofdstroom en het is geweten dat de micro-organismen zelf dit NO kunnen produceren bij stress condities. Hierdoor zou een zelfonderhoudende microbiële gemeenschap kunnen bekomen worden met een maximale efficiëntie van het proces. Om het effect van NO nader te bestuderen zullen correlaties tussen inhibitie-effecten en intrinsieke kinetische parameters bepaald worden door middel van het testen van soorten slib met verschillende afkomst uit de praktijk. Uit de resultaten van de experimenten uitgevoerd in dit onderzoek zal tenslotte worden getracht reeds gekende inhibitiemethoden, zoals vernoemd in Deel 1, Sectie 4.1., te verklaren aan de hand van de NO-inhibitie en zal een besluit gevormd worden rond de toepasbaarheid van NOB inhibitie door NO in OLAND-hoofdstroomsystemen. 17

38 2. Deel 2: Materiaal en methoden 1. MABR-reactor De membraan geaereerde biologische reactor (MABR) bestond uit drie gelijke doorstroomcellen van 196 ml (20,2 cm lang, 5,0 cm breed en 2,1 cm hoog) waarin zich twee siliconen tubes bevinden (Figuur 2.1). Deze tubes dienen als drager voor de biofilm en bieden een groot contactoppervlak (153 cm² (L reactor) -1 ) voor massatransfer van NO. De gastoevoer werd ingebracht in het lumen van deze tubes en het gasdebiet door de tubes werd geregeld met debietmeters en een drukmeter aan de gasuitlaat van de reactor. Er stroomde 0,3 L min -1 gas door de tubes en dit bij een tegendruk van 1,4 bar. Figuur 2.1: Belvorming op een silicone tube in de een stroomcel geaereerd onder een druk van 1,4 bar. De accolade duidt de silicone tubing aan. De waterfase van de reactor (Figuur 2.2) bestond uit een medium voorzien van NO 2 - met een initiële concentratie van 20 mg N L -1 die mettertijd werd opgevoerd tot 50 mg N L -1 gebruikmakend van NaNO 2. Verder werd ook (NH 4) 2SO 4 (tevens mg N L -1 ), 12 g NaHCO 3 g N -1 en KH 2PO 4 (70 mg P L -1 ) toegevoegd. Dit influent van elke cel werd in een afzonderlijk recirculatievat van 300 ml gebracht met behulp van een eerste pomp aan een snelheid van 142 ml min -1. Deze pomp was tegen dezelfde snelheid tegelijkertijd verantwoordelijk voor het terug uitpompen van effluent uit het recirculatievat. Een tweede pomp die opereerde aan 158 ml min -1 was verantwoordelijk voor het recirculeren van het medium door de drie stroomcellen. Elk recirculatievat stond op een magnetische roerder waardoor de waterfase homogeen kon worden gehouden met een 18

39 Deel 2 Materiaal en methoden roervlo. De hydraulische retentietijd (HRT) van de volledige reactor was 3,2 uur. De nitrificerende biomassa (ABIL, Avecom) werd in de cellen gebracht door 300 ml biomassa in de recirculatievaten te brengen en vervolgens enkel de pomp, die verantwoordelijk was voor de circulatie van de recirculatievaten door de stroomcellen, te laten werken. Na enige tijd kon dan worden opgemerkt dat de biomassa weerhouden werd in de cellen. Vanaf dan werd de influentpomp ook aangezet. Figuur 2.2: Opstelling van de MABR met: 1) influentvaten; 2) influent- en effluentpomp; 3) recirculatiepomp; 4) recirculatievaten; 5) magnetische roerders; 6) reactor bestaande uit 3 stroomcellen; 7) gasdebietmeters 2. NO-batchtesten 2.1. Batchtesten met wasflessen Het effect van NO op de NOB activiteit werd bepaald, gebruik makend van drie wasflessen. Hierdoor konden er drie simultane testen worden uitgevoerd, de NO-behandeling zelf en twee controles met respectievelijk lucht en N 2. De opstelling van één enkele wasfles wordt weergegeven in Figuur De gastoevoer werd geregeld door debietmeters te plaatsen op elke gastoevoer. Hierdoor kon de hoeveelheid van elk gas geregeld worden als ook de verhouding tussen lucht en respectievelijk NO en N 2 die per wasfles werd toegediend. In elke wasfles werd 0,5 L min -1 lucht toegevoegd met daarbij, in wasfles 2 en 3, respectievelijk nog 0,75 L min -1 NO en N 2. Voor de input van NO werd gebruik gemaakt van een gasfles met 100 ppmv NO. Doordat er gekozen werd voor een mengsel van lucht 19

40 Deel 2 Materiaal en methoden en respectievelijk NO en N 2, werden mogelijke anoxische effecten op de nitrietoxidatie geminimaliseerd. Nadat in één van de wasflessen een korte test met opvolging van het DO gehalte werd uitgevoerd, is er gekozen voor een verhouding tussen lucht en NO/N 2 van 2/3. Om kleinere gasbellen te verkrijgen werd de wasfles gemodificeerd door het aanbrengen van een beluchtingsteentje. Een goede menging werd verzekerd door het gebruik van een roervlo (2,5 cm lang en diameter 0,5 cm) in de wasfles. De gehele opstelling stond in een temperatuur gecontroleerde kamer op 20 C. Figuur 2.3: Testopstelling voor batchtest met actieve NO-toevoeging door bellenbeluchting. In deze opstelling werden vervolgens vier verschillende types biomassa getest, namelijk ABIL (ammonium binding inoculum liquid, een nitrificerende mengcultuur verkregen bij Avecom), OLANDbiomassa (afkomstig van een rotating biological contactor of RBC op 15 C), actief slib (rechtstreeks bekomen uit het aeroob bekken van een rioolwaterzuiveringsinstallatie, Aquafin te Oudenaarde) en DANIS slib (nitrificerend slib uit een mestverwerkingsproces van het bedrijf DANIS). In Tabel 2.1 worden de parameters weergegeven die gebruikt werden in de verschillende testen. Elke biomassa werd geactiveerd alvorens de batchtesten uit te voeren. Deze activatie bestond uit het stelselmatig opvoeren van de nitrietconcentratie die werd toegevoegd, terwijl de biomassa belucht - en gemengd werd. De concentratie N-NO 2 waarmee begonnen werd, hing af van de eigenschappen en afkomst van de desbetreffende biomassa. In Tabel 2.1 wordt er hierover ook meer informatie gevonden, namelijk de concentratie N-NO 2- waarmee begonnen werd en deze die gevoed werd aan de biomassa op het einde van de activatie. De buffer (ph 7,5) was samengesteld uit KH 2PO 4 en K 2HPO 4. De NO 2- -concentraties werden bereikt door gebruik te maken van NaNO 2. Tijdens de testen werden 2 ml stalen genomen die gefilterd werden over een 0,45 µm filter. In deze stalen werd vervolgens de NO 2- -concentratie gemeten door middel van ionenchromatografie (IC) of de 20

41 Deel 2 Materiaal en methoden spectrofotometrische Montgomery methode, waardoor voor elke wasfles in elke test een snelheid van nitrietconsumptie bepaald kon worden. Alle testen werden in drievoud uitgevoerd. DO en ph werden voor en na de batchtest in elke wasfles gemeten om veranderingen waar te nemen en externe inhibitieparameters te kunnen uitsluiten. Tabel 2.1: Samenvatting van de gebruikte parameters in de batchtesten met wasflessen. Volume biomassa (L) - N-NO 2 concentraties: Activatie - (mg N-NO 2 L -1 ) N-NO 2 concentraties: Batchtest - (mg N-NO 2 L -1 ) Buffer (ph 7,5) (mg P L -1 ) Duur batchtest (uur) ABIL (Industrieel) OLAND (RBC) Actief Slib (RWZI) DANIS (Mestverwerking) 0,100 0,100 0,100 0, Analysemethode IC Montgomery IC Montgomery 2.2. Batchtesten met artificiële biofilmmembranen Deze batchtesten gebruiken de membraan gebaseerde aeratie voorgesteld in de MABR, maar dan in een batchopstelling. De silicone tubes werden voorzien van een artificiële biofilm (Figuur 2.4) om een snelle en gecontroleerde fixatie van biomassa rond de tubes te verkrijgen Bereiding artificiële biofilm De artificiële biofilm werd gevormd door 100 ml ABIL te mengen met 1,5 g natriumalginaat (alginaatoplossing van 1,5%). Na homogenisatie werden de op maat geknipte silicone tubes in het biomassa-alginaat mengsel ondergedompeld. Eens er een volledige en gelijke film aan het membraan hing, werden de tubes in een 0,5 M calciumchloride (CaCl 2) oplossing gebracht. De CaCl 2- oplossing stond op een magnetische roerder zodat de membranen voor 1,5 uur konden fixeren onder goed gemengde omstandigheden om een optimaal contact te bekomen tussen alginaat en CaCl 2-oplossing. 21

42 Deel 2 Materiaal en methoden Figuur 2.4: Artificiële biofilm gevormd door een alginaat/biomassa-oplossing te fixeren rond een silicone tube NO-Batchtesten De tubes met artificiële biofilm werden per twee in een cel geplaatst (Figuur 2.5). De gastoevoer werd ingebracht in het lumen van deze tubes en het gasdebiet door de tubes werd geregeld met debietmeters voor en achter de cellen te plaatsen en een drukmeter aan de gasuitlaat van de cel. Er stroomde 0,5 L min -1 gas door de tubes en dit bij een tegendruk van 1,2 bar. Er werd gebruik gemaakt van lucht, NO (100ppmv), N 2 en een mengsel van NO (100ppmv) met N 2 in respectievelijk één van de vier cellen. Het mengsel werd bekomen door voor de cel een input van 0,25 L min -1 NO en 0,25 L min -1 N 2 samen te brengen zodat er ook in deze cel nog steeds 0,5 L min -1 gas in het lumen van de tubes werd gebracht. Elke cel werd belucht door een beluchtingsteentje om het medium verzadigd te houden op vlak van DO en zo alle mogelijke anoxische effecten uit te sluiten. 4) 3) 1) 2) Figuur 2.5: Opstelling van de batchtesten met artificiële biofilm en membraan geaereerde gastoevoer met: 1) luchtpomp voor externe aeratie in de cellen ; 2) debietmeters om de inkomende gassen te controleren ; 3) vier identieke open cellen, elke cel met twee membranen en een beluchtingssteen ; 4) debietmeters geplaatst achter de cellen om drukopbouw te induceren over de membranen. 22

43 Deel 2 Materiaal en methoden - In elke cel werd 300 ml medium gebracht. Dit was steeds een gebufferd medium van 30 mg N-NO 2 L -1 aangemaakt door 0,74 g NaNO 2, 0,03 g KH 2PO 4, 0,16 g K 2HPO 4 en 0,3 g NaHCO 3 te mengen in een 5 L recipiënt. Het medium werd gebufferd op een ph van 7,5. Tijdens de test werd telkens 2 ml staal genomen dat gefilterd werd over een 0,45 µm filter. Ook werd de DO en ph opgevolgd bij elke staalname. 3. KS-bepalingen Deze testen waren gebaseerd op de eerder bekomen resultaten van de batchtesten in wasflessen. Aan de hand daarvan was de maximale snelheid van elke biomassa reeds bepaald en kon er door gebruik te maken van een pomp met een gekend debiet aan constante snelheid gevoed worden, welke gelijk was aan de helft van de maximale consumptiesnelheid van nitriet voor de betreffende biomassa. Hierdoor zal de gebruikte biomassa exact even snel nitriet verbruiken als dat er wordt gevoed en wordt een constante evenwichtswaarde bereikt die gelijk is aan de K S. De gebruikte pomp werkte aan een debiet van 0,1 L uur -1 en het gebruikte biomassa volume was 2 L. De biomassa werd reeds gebufferd op ph 7,5 met een P-buffer waarvan de concentratie net als bij de batchtesten verschilde per biomassa. De test werd ongeveer 3 à 4 uren gelopen (afhankelijk van de biomassa) en tijdens de testen werd om de 20 minuten staal genomen. Deze stalen werden vervolgens geanalyseerd door de IC voor nitrietconcentratie. Figuur 2.6 is een schematische weergave van de gebruikte opstelling. Figuur 2.6: Opstelling K S bepalingen met: 1) influent met nitriet; 2) influentpomp; 3) Recipiënt met gebufferde biomassa; 4) Magnetische roerder met roervlo; 5) Luchtpomp voor beluchting 23

44 Deel 2 Materiaal en methoden - In Tabel 2.2 worden de parameters weergegeven per biomassa. Voor de N-NO 2 concentratie te bekomen werd gebruik gemaakt van NaNO 2 en voor de buffer werd KH 2PO 4 en K 2HPO 4 gebruikt. Het dient opgemerkt te worden dat de snelheden waarvan vertrokken werd, gebaseerd waren op resultaten van de eerdere testen en dus ook afhankelijk waren van de concentratie en VSS van de biomassa die gebruikt werd in die respectievelijk test. Het zijn dus geen intrinsieke waarden van de biomassa. Tabel 2.2: Gebruikte parameters per biomassa tijdens de K S-bepalingen Pompdebiet (L uur -1 ) Volume (L) ½ maximale snelheid (mg N L -1 uur -1 ) Concentratie influent - (mg N-NO 2 L -1 ) concentratie buffer (mg P L -1 ) Duur test (uur) ABIL (Industrieel) OLAND (RBC) Actief slib (RWZI) DANIS (Mestverwerking) 0,1 0,1 0,1 0, ,18 0,68 2,06 1,06 171,8 6,8 20,6 10, ,5 3,0 4,0 2,5 4. qpcr-analyse voor de bepaling van de ratio Nitrobacter/Nitrospira Voor de DNA extractie en kwantitatieve PCR (qpcr) werden van elke biomassa stalen genomen met gekend VSS gehalte. Van deze stalen werd 0,2 ml gecentrifugeerd en de bekomen pellets werden direct en rechtstreeks gebruikt voor DNA extractie. DNA werd geëxtraheerd met een DNeasy mini kit (Qiagen, CA, USA) volgens de fabrieksinstructies. De kwaliteit en kwantiteit van het DNA werd geverifieerd met een NanoDrop Lite Spectrofotometer (Therme Fisher, MA, USA). De bekomen concentraties aan NOB werden, in triplicaat, gekwantificeerd gebruik makende van SYBR Green chemistry qpcr, welke specifiek werkte op het Nitrobacter 16S rrna gen (Graham, Knapp et al., 2007) en het Nitrospira 16S rrna gen (Kindaichi, Kawano et al., 2006). Een standaardreeks, met verdunningen van het beoogde plasmide DNA met de specifieke genen, werd gebruikt om een standaardcurve te bekomen. Het medium voor elke reactie bestond uit volgende finale concentraties: 1X iq Supermix (Bio-rad, CA, USA), 200 nm van elke primer, en 1uL DNA template. Primer specificaties en de afwezigheid van primer dimeer formaties werden geverifieerd via een smelt curve analyse voor elke qpcr analyse. 24

45 Deel 2 Materiaal en methoden 5. Analyse van de partikelgrootte distributie Voor de analyse van de partikelgrootte distributies van de gebruikte types biomassa gedurende dit onderzoek werd gebruik gemaakt van een Malvern Mastersizer S. Dit apparaat maakt gebruik van het Small Angle Laser Light Scattering (SALLS) principe om partikelgrootte distributies van emulsies, suspensies, poeders en aerosolen te meten. Een 2 mw He-Ne rode Laser (633 nm golflengte) met 18 mm straaldiameter, gecollimeerd tot een enkele transverse modus wordt gebruikt als de lichtbron. Op maat gemaakte semiconductor detectoren zijn in staat het verstrooide licht op te vangen. Voorts is er ook gecenterde ring die in staat is het doorkomende licht te detecteren om zo de obscuratie van de meting te bepalen. Het apparaat maakt gebruik van de theorie van Mie of Frauenhof om het verstrooiingspatroon te kunnen interpreteren. Op deze wijze kunnen partikels gemeten worden in de range van 0,05 µm tot 3,5 mm. Voor emulsies en suspensies, waar in dit onderzoek mee gewerkt werd, werden de stalen verdund met gedestilleerd water in een kolf buiten het apparaat. Via een aangebrachte verbinding met het apparaat werd het verdunde staal vervolgens gecirculeerd door de lens van de Malvern Mastersizer S. De software van het apparaat ontvangt vervolgens elke 2 ms een signaal van meting. De gebruikte verdunning is afhankelijk van het gebruikte staal. De obscuratie moet namelijk tussen 10% en 30% blijven (een waarde die constant te raadplegen is op het scherm van het apparaat) om relevante resultaten te bekomen. Aan de hand hiervan wordt dus besloten om meer of minder te verdunnen. 6. Fluorescentiemicroscopie na kleuring met DAF-2 DA Voor elke biomassa werden twee stalen van 30 ml genomen. Aan elk staal werd vervolgens 1 ml Krebs-Ringer-fosfaat buffer (KRP) toegevoegd met 10 µm 4,5-diaminofluoresceïne diacetaat (DAF-2 DA). De KRP buffer bestond uit 120 mm NaCl, 4,8 mm KCl, 0,54 mm CaCl 2, 1,2 mm MgSO 4, 11 mm glucose, en 15,9 mm natriumfosfaat (ph 7,2). De biomassastalen werden vervolgens voor één uur geïncubeerd bij 37 C zodat DAF-2 DA doorheen de celmembranen kon diffunderen waarna het zich in de cellen zal omvormen tot het fluorescerende DAF-2 indien het reageert met NO. Tenslotte werd er per biomassa één staal gedurende 10 minuten doorborreld met NO, terwijl het andere deze behandeling niet onderging ter referentie. Alle stalen werden door middel van fluorescentiemicroscopie geanalyseerd. Hiervoor werd gebruik gemaakt van filterset Zeiss 38 met lichtstraal splitter FT495 en een afstelling van excitatie en emissie golflengtes van respectievelijk BP 470/40 en BP 525/50. Voor alle stalen werd een vergroting van x400 gebruikt en werd de sluitersnelheid gevarieerd tussen 1000x1000 µs en 1000x500 µs zodoende een goed zichtbaar resultaat te verkrijgen. Voor elke biomassa werd echter wel steeds een gelijke afstelling gebruikt teneinde een vergelijking te kunnen maken met het referentiestaal. 25

46 Deel 2 Materiaal en methoden 7. Analytische methoden 7.1. Ammonium Teststrip Een indicatie van het ammoniumgehalte werd gemeten met behulp van teststrips voor ammonium (Merck), met een meetbereik tussen 10 en 400 mg NH 4 + L -1 of 7,8-310 mg N L Colorimetrisch Deze methode voor de bepaling van het ammoniumgehalte is gebaseerd op NBN T : Wateranalysemethoden: Bepaling van ammoniakale stikstof. Rechtstreekse fotometrische methode met Nessler reagens, In een eerste stap worden interfererende elementen, zoals mangaan en ijzer, gecapteerd door KNa-tartraat (KNaC 4H 4O 6.4H 2O). Vervolgens wordt het Nessler reagens 2- toegevoegd. Deze alkalische oplossing met HgI 4 -ionen vormen met ammonium een geel gekleurd complex. De intensiteit van de gele kleur is recht evenredig met de concentratie aan ammonium in het staal. De gebruikte spectrofotometer was een Biochrom WPA Lightwave II (Biochrom Ltd, Cambridge, UK). Er werd gemeten bij een golflengte van 425 nm en bij een meetbereik van 0 tot 5 mg NH 4+ -N L -1. Sommige organische alifatische of aromatische componenten zoals amines, chlooramines, hydrazines, aldehyden, kunnen voor interferenties zorgen Nitriet Teststrip Een indicatie van het nitrietgehalte werd gemeten met behulp van teststrips voor nitriet (Merck), met een meetbereik tussen 2 en 80 mg NO 2 - L -1 of 0,61-24 mg N L Ionenchromatografisch De exacte concentratie van nitriet werd bepaald via een ionenchromatograaf (IC). De gebruikte IC was een 761 Compact IC (Metrohm) met een anionenkolom (Metrosep A Supp 5-150) beschermd door een voorafgaande guard kolom (Metrosep A Supp 4/5 Guard). De detectie gebeurt via een geleidbaarheidsmeting. De oppervlakte onder de nitrietpiek is proportioneel met de nitrietconcentratie in het staal. Het meetbereik bedroeg 0, mg NO - 2 L -1, wat overeenkomt met 0, mg N L -1. Gekleurde oplossingen en oplossingen met ijzer en aluminium (aantasting kolom) werden vermeden omwille van interferenties. 26

47 Deel 2 Materiaal en methoden Spectrofotometrisch: Montgomery De nitrietbepaling is gebaseerd op de Montgomery reactie. Hierbij wordt gebruik gemaakt van 2 reagentia. Reagent A werd verkregen door oplossen van 27,2 g KHSO 4 en 3,46 g sulfanilzuur in 1 liter gedestilleerd water. Reagent B werd verkregen door oplossen van 0,4 g N(1-naphtyl)ethyleendiaminehydrochloride in 1 liter gedestilleerd water. In een 96-well plaat werd 200 µl verdunning en 50 µl reagent A toegevoegd. Dit werd 15 minuten geïncubeerd bij kamertemperatuur. Na incubatie werd 50 µl reagent B toegevoegd, en werd de well plaat 30 minuten geïncubeerd in een donkere omgeving. De absorbantie werd gemeten bij 540 nm. Een callibratiecurve werd opgesteld met een stockoplossing van 100 mg N/L. Hiervoor werd 0,0493 g NaNO 2 opgelost in 100 ml gedestilleerd water. Een standaardreeks werd opgesteld van 0,0001 mg N/L tot 1 mg N/L Nitraat Nitraat werd bepaald met een IC, zoals nitriet. Het meetbereik bedroeg 0, mg NO 3 L -1 of 0, mg N L Zuurtegraad De ph werd potentiometrisch bepaald door middel van een draagbare, digitale ph meter (C532 van CONSORT). Kalibratie gebeurde met standaardbufferoplossingen van ph 7 en Opgeloste zuurstof Het gehalte aan opgeloste zuurstof (dissolved oxygen, DO) werd gemeten met een draagbare, digitale zuurstofmeter (HACH HQ30d) waarbij het DO-gehalte uitgedrukt werd in mg O 2 L Zwevende stof: TSS en VSS Het totaal gehalte aan stoffen in suspensie (TSS) werd bepaald door een gekend volume staal 10 minuten te centrifugeren bij g. Het supernatans werd gedecanteerd, het residu werd overgebracht in een porseleinen kroesje en gedurende 24 uren gedroogd bij 105 C. Het gewicht van de overblijvende stof is het TSS gehalte. Vervolgens werd het kroesje gedurende twee uur in een moffeloven verast bij 600 C. Het gewichtsverschil tussen voor en na verassen, is een maat voor het gehalte aan vervluchtigbare stoffen in suspensie (VSS). 27

48 3. Deel 3: Resultaten 1. Batchtesten met wasflessen Ondanks dat NO een slechte oplosbaarheid heeft in water (Henry-coëfficiënt van 0,0019 M atm -1 ) werd er getracht om met deze batchtesten reeds een eerste indicatie te verkrijgen over de inhibitie van NOB-activiteit bij verschillende soorten biomassa. Om het contact tussen de biomassa en NO te maximaliseren werd in deze testen een zo groot mogelijke biomassa concentratie gebruikt, verkregen door een concentratiestap indien mogelijk (Tabel 3.1). Tabel 3.1: Gemiddelde VSS-gehalten voor de gebruikte types biomassa in de verschillende wasfles batchtesten. ABIL (industrieel) OLAND (RBC) DANIS (Mestverwerking) Actief slib (RWZI) Gemiddelde VSS gehalte (g VSS L -1 ) 6,44 ± 0,68 12,94 ± 3,42 2,00 ± 0,26 7,02 ± 0,66 In Tabel 3.1 kan waargenomen worden dat er een degelijk verschil was tussen de verschillende types biomassa op basis van VSS-gehalte. Dit was namelijk afhankelijk van de verhouding tussen biomassa en buffer, de bezinkbaarheid van het slib, de partikelgrootte en dergelijke meer. De grotere foutenmarge bij de OLAND biomassa was te wijten aan het feit dat deze biomassa visueel reeds grote verschillen vertoonde in vlokvorming en vlokgrootte waardoor een exact gelijke verdeling over de wasflessen bemoeilijkt werd Controle van de opstelling voor batchtesten met bellenbeluchting NO (100 ppmv) werd in contact gebracht met de biomassa door een bellenbeluchting. Als referentie werd er gebruik gemaakt van een tweede wasfles waaraan N 2 gas werd toegevoegd. Aan beide wasflessen werd ook een hoeveelheid lucht toegevoegd om het DO-gehalte voldoende hoog te houden en het effect van anoxische condities te vermijden. Voorafgaand aan de inhibitietesten werd er een indicatieve test uitgevoerd waarin de DO opgevolgd werd bij een toediening van 0,5 L min -1 gecomprimeerde lucht en 0,75 L min -1 N 2. Deze verhouding van 2:3 bleek een DO gehalte van 4 g L -1 te leveren, wat hoog genoeg is om anoxische effecten uit te sluiten (Figuur 3.1). 28

49 Zuurstofconcentratie (mg O 2 L -1 ) Deel 3 Resultaten ,0 0,2 0,4 0,6 0,8 1,0 Tijd (uur) Figuur 3.1: Opvolging zuurstofconcentratie in een wasfles met 100 ml gebufferde biomassa (zonder substraat) voorzien van 0,5 L min -1 gecomprimeerde lucht en 0,75 L min -1 N 2 door middel van een beluchtingsteentje. De sprong in zuurstofconcentratie rond 0,2 uur was te wijten aan een kleine verandering in het toegediend debiet. Het valt echter op te merken dat het DO-gehalte zich na enige tijd terug stabiliseert naar het gewenste niveau NO-visualisatie in de cellen Met het celpermeabele 4,5-Diaminofluorescein diacetaat (DAF-2 DA) kan stikstofmonoxide in vivo gevisualiseerd worden aan de hand van fluorescentiemicroscopie. DAF-2 DA zal na incubatie in de cel worden omgezet tot DAF-2. In de weinige literaire werken die hierover te vinden zijn, wordt deze techniek echter gebruikt om NO productie te meten in cellen, waarbij DAF-2 in respectievelijke cellulaire ruimten direct zal binden met het geproduceerde NO om zo het fluorescerende DAF-2 triazol te vormen. In dit werk werd er getracht deze theorie toe te passen op cellen waar er NO opname plaats zou vinden in plaats van NO productie. Hierdoor kan gesteld worden dat deze test in dit onderzoek eerder de functie heeft om de methode te testen die NO opname in vivo zou kunnen visualiseren. De resultaten worden weergegeven in Figuur 3.2. Voor de vier gebruikte types biomassa worden telkens twee figuren getoond waarbij de linkse figuur de controle is zonder NO flushing en de rechtse figuur 10 minuten geflusht werd met 100 ppmv NO. Uit de figuren kan een indicatie worden afgeleid van een hogere fluorescentie na toediening van NO aan de geïncubeerde cellen (Figuur 3.2: Actief slib (RWZI)). Doch is dit resultaat zeker nog niet als eenduidig te beschouwen vanwege de zichtbare ruis op alle figuren veroorzaakt door achtergrondfluorescentie en de zichtbaar felle anorganische fluorescenties (Figuur 3.2: OLAND slib). Extra inspanningen in dit onderzoeksdomein zouden de eerste indicatie van deze testen kunnen bevestigen na verdere optimalisatie van het gebruikte protocol. 29

50 Deel 3 Resultaten ABIL 25 µm 25 µm OLAND slib 25 µm 25 µm DANIS slib 25 µm 25 µm Actief slib (RWZI) 25 µm 25 µm Figuur 3.2: Foto's van fluorescentiemicroscopie gebruikmakend van de filter set Zeiss 38 na incubatie met DAF-2 DA. Linkse panelen: controle waarbij geen NO werd toegevoegd; rechtse panelen: biomassa na 10 minuten geflusht te zijn met NO. De waargenomen fluorescentie is toe te wijten aan de excitatie van DAF-2 triazol, gevormd na intracellulaire reactie van DAF-2 DA met NO. Voorts zijn anorganische verbindingen verantwoordelijk voor de zeer felle, sterk afgelijnde fluorescenties. 30

51 Deel 3 Resultaten 1.3. Inhibitietesten Om een eerste inzicht te verkrijgen omtrent de inhibitie van NOB door NO, werden er in totaal vier verschillende soorten biomassa getest, namelijk ABIL (nitrificerende bacteriële mengcultuur verkregen bij Avecom), OLAND-biomassa (afkomstig van een rotating biological contactor of RBC op 15 C), actief slib (rechtstreeks bekomen uit het aeroob bekken van een waterzuiveringsinstallatie, Aquafin te Oudenaarde) en DANIS slib (nitrificerend slib uit een mestverwerkingsproces van het bedrijf DANIS). Elke biomassa werd getest door gebruik te maken van twee wasflessen, elk met een toediening van een ander gas, respectievelijk een mengsel van NO en lucht en een mengsel van N 2 en - lucht. Tijdens elke test werden stalen genomen om de concentratie NO 2 te bepalen in functie van de tijd (Figuur 3.3) mg NO 2 -N (g VSS) ,5 1 1,5 2 Tijd (uur) ABIL ACTIEF SLIB NO-behandeling N2-behandeling mg NO 2 -N (g VSS) ,5 1 1,5 2 Tijd (uur) DANIS OLAND RBC NO behandeling N2 behandeling Figuur 3.3: Controle van de lineariteit van de metingen tijdens de wasfles batchtesten voor de verschillende behandelingen en types biomassa. Elke curve had een lineaire fitting met een R² 0,99. Uit Figuur 3.3 blijkt dat de nitrietverwijdering tijdens de testen lineair was en dat er dus geen substraatlimitatie was. Hierdoor kunnen de verwijderingssnelheden per test berekend worden door 31

52 Deel 3 Resultaten de helling van de curve te berekenen indien de concentratie wordt uitgezet tegenover de tijd. Tijdens de testen werden ook de concentraties nitraat gemeten. Deze resultaten toonden aan dat de stikstofbalans gedurende de testen steeds in evenwicht was en deze voor 90% gesloten kon worden. Vanwege de hogere betrouwbaarheid van de nitrietmetingen werd echter geopteerd om verdere berekeningen te baseren op de nitrietgehaltes. Per biomassa werden er drie testen uitgevoerd om de gebruikte methode en bekomen resultaten te kunnen verifiëren. Per test werd er in een wasfles, met 100 ml gebufferde biomassa, een bepaalde concentratie nitriet toegevoegd welke afhankelijk was van de activiteit van de biomassa (Tabel 2.1). Per test werd er gewerkt met twee gelijke wasflessen waarvan er één belucht werd met een mengsel van lucht en NO (100 ppmv), terwijl de andere als referentie belucht werd met een mengsel van lucht en N 2. De resultaten van beide wasflessen werden telkens ten opzichte van elkaar vergeleken om een indruk te krijgen van de inhibitie per test door middel van toediening van NO (Figuur 3.4). 1) 2) 400 ABIL 30 OLAND slib mg N-NO2 (g VSS) -1 d TEST 1 TEST 2 TEST 3 mg N-NO2 (g VSS) -1 d TEST 1 TEST 2 TEST 3 3) DANIS slib 4) Actief slib (RWZI) mg N-NO2 (g VSS) -1 d TEST 1 TEST 2 TEST 3 mg N-NO2 (g VSS) -1 d TEST 1 TEST 2 TEST 3 Figuur 3.4: Absolute snelheden van nitrietconsumptie door verschillende types biomassa, telkens voor de behandeling met N 2 (zwart) en de behandeling met NO (grijs) per test. De foutenvlaggen geven de standaarddeviatie weer op de absolute snelheden. De test met ABIL aangeduid met zwarte ster werd uitgevoerd met verse biomassa. (n=3) 32

53 Deel 3 Resultaten Uit Figuur 3.4 kan er besloten worden dat er door middel van NO-toediening inhibitie optrad bij de omzetting van nitriet naar nitraat bij bepaalde types biomassa. Uit deze figuur conclusies trekken of vergelijkingen maken tussen testen en de types biomassa onderling is echter moeilijk vanwege de ongelijkheid in activiteit, VSS-gehalte en andere variabele parameters. Omdat de wasfles met N 2- behandeling in elke test als referentie geldt voor nitrietconsumptie, kan er weliswaar gewerkt worden met relatieve snelheden waarbij telkens de verhouding van snelheden wordt genomen ten opzichte van deze referentiewasfles. Dit wordt getoond in Figuur 3.5. Door middel van deze weergave kan ook eenvoudig een bepaald inhibitiepercentage worden afgeleid per test. 1) 2) 1,6 1,4 1,2 1 0,8 0,6 0,4 0,2 0 ABIL TEST 1 TEST 2 TEST 3 1,6 1,4 1,2 1 0,8 0,6 0,4 0,2 0 OLAND slib TEST 1 TEST 2 TEST 3 3) 4) 1,6 1,4 1,2 1 0,8 0,6 0,4 0,2 0 DANIS slib TEST 1 TEST 2 TEST 3 1,6 1,4 1,2 1 0,8 0,6 0,4 0,2 0 Actief slib (RWZI) TEST 1 TEST 2 TEST 3 Figuur 3.5: Relatieve snelheden van nitrietconsumptie door verschillende types biomassa, telkens voor de behandeling met N 2 (zwart) en de behandeling met NO (grijs) per test. De waarden zijn relatief ten opzichte van de referentiewasfles met N 2-behandeling. De foutenvlaggen geven de standaarddeviatie weer op de relatieve snelheden die getoond worden en zijn de verwerkte standaarddeviaties op de snelheden zelf. (n=3) De inhibitie die kan worden waargenomen in Figuur 3.5 is duidelijk niet gelijk voor alle types biomassa (van 24% voor ABIL tot 61% voor DANIS slib) of zelfs onbestaande indien er gekeken wordt naar Figuur waar de resultaten van actief slib worden weergegeven (0% inhibitie). De inhibitie zal met andere woorden afhankelijk zijn van intrinsieke parameters van de biomassa, rekening houdend met het feit dat externe parameters en/of andere inhibitiefactoren (DO, ph, temperatuur) steeds gelijk en optimaal zijn gehouden tijdens alle verschillende testen. 33

54 Deel 3 Resultaten 2. Continue nitrificerende MABR Door middel van een continue membraangeaereerde biofilmreactor (MABR) werd er getracht om het effect van NO op de activiteit van NOB te testen bij een verhoogd contact tussen het slecht oplosbare NO en de biomassa. Door de relatief lage oplosbaarheid van NO in waterige media was het contact tussen NO en de nitrificerende biomassa in de wasflestesten wellicht suboptimaal. Doch werden hier al enkele opmerkelijke resultaten bekomen. Om de slechte oplosbaarheid te overkomen en aldus het effect van NO op NOB, dat werd geanalyseerd in de wasflestesten, te bevestigen of zelfs te versterken, werd geopteerd voor membraanaeratie. Er werd gebruik gemaakt van een reactor met drie parallelle stroomcellen om simultaan drie verschillende behandelingen (lucht, N 2 en NO) te kunnen testen. Hiervoor bestond de opstelling uit drie influentvaten, waaruit het influent naar de recirculatievaten van de respectievelijke cellen werd gepompt, terwijl een tweede pomp zorgde voor een continue recirculatie van het medium in de recirculatiecellen doorheen de cellen. In elke cel werden twee siliconetubes gespannen, welke permeabel is voor de gebruikte gassen. Indien de biomassa bijgevolg op de tubing groeit als een biofilm, wordt het contact tussen NO en de NOB bevorderd. Omdat dergelijke biofilm traag opgroeit en de NOB daarenboven een geleidelijke activatie ondergaan wat nitrietconsumptie betreft, werd een stabilisatieperiode in acht genomen (Figuur 3.6) zodoende de performantie van elke cel kon opgevolgd worden mg N-NO 2 L -1 d CEL 1 CEL 2 CEL Tijd (dagen) Figuur 3.6: MABR performantie voor nitrietconsumptie. In deze figuur worden enkele selectieve waarden weergegeven van de nitrietconsumptie per dag. Elk van de cellen werd geïnoculeerd met ABIL en ph en DO werden ten allen tijde optimaal gehouden en waren respectievelijk ca. 7,5 en >8,0 mg O 2 L -1. Uit figuur 3.6 kan worden afgeleid dat de biomassa in de drie cellen de eerste dagen snel activeert - tot een waarde van ca. 100 mg N-NO 2 L -1 d -1. Daarna stijgt de nitrietconsumptie nog iets verder tot 34

55 Deel 3 Resultaten - ca. 130 mg N-NO 2 L -1 d -1 in cellen 1 en 3. Cel 2 daarentegen heeft over het algemeen een lagere activiteit, maar blijft wel stabieler over de tijd. Voorts kan er worden opgemerkt dat er wel een fluctuatie optreedt in de snelheden binnen één enkele cel. Tenslotte moet worden bestempeld dat de snelheden op basis van liter zijn en niet op basis van VSS. Hierdoor kan er dus ook geen eenduidige vergelijking worden gemaakt tussen de cellen onderling omdat er variatie kan zitten op de hoeveelheid biomassa per cel. Na de stabilisatieperiode van ongeveer twee maanden werden enkele storingen aan de reactor opgemerkt. Om deze te kunnen oplossen, diende de reactorcellen kort geopend te worden. Hierbij viel echter op dat er na dergelijk lange periode nog steeds geen aangroei viel waar te nemen op de silicone tubings. De waargenomen verwijderingssnelheid van nitriet was bijgevolg toe te wijten aan de losse biomassa die in de cellen zelf werd weerhouden. Gegeven dat het bevorderde contact door middel van een biofilm van NOB op een membraan de grote drijfveer was van deze experimentele set-up werd dan ook besloten om niet verder te gaan met dit experiment in dergelijke opstelling. 3. Batchtesten met artificiële biofilm Om de waargenomen problemen van de MABR-opstelling te overkomen, werd naar een oplossing gezocht waarbij het verbeterde contact tussen NO en NOB nog steeds centraal stond. Omdat de biomassa echter geen drijvende factor ondervond om zich te hechten aan de silicone tubings, moest er een experimentele set-up worden gevonden waarbij de biomassa artificieel gefixeerd kon worden rondom de membranen. Deze oplossing werd gevonden door de biomassa te mengen met 1,5% natriumalginaat, waarna het biomassa-alginaat mengsel in een medium van 0,5 M CaCl 2 rond de tubings kon worden gefixeerd. De werking van biomassafixatie door het gebruik van alginaat werd al eerder aangetoond onder de vorm van granules zonder dat deze negatieve effecten vertoonde op de activiteit van de biomassa. De membranen met de gefixeerde biomassa werd telkens in een open cel van 300 ml geplaatst waarna de cel zelf extern geaereerd werd om een verzadigde DO concentratie te behouden en geen zuurstoflimitatie te bekomen. Elke cel werd vervolgens door de membranen gevoed met een ander gas(mengsel). Zo werden vier verschillende behandelingen bekomen, namelijk N 2, 100 ppmv NO, 50 ppmv NO en een cel waar er enkel extern geaereerd werd maar geen extra gasbehandeling werd toegepast. Gegeven dat het VSS gehalte in de cellen nauwelijks kon worden opgedreven omdat er slechts gewerkt werd met twee dunne biofilmmembranen per cel, werden de testen voor langere tijd gelopen dan de wasflestesten om toch een noemenswaardige verwijderingssnelheid te kunnen meten in de cellen. In Figuur 3.7 worden voor drie verschillende types biomassa de consumptiesnelheden van nitriet weergegeven, telkens voor de desbetreffende gasbehandeling. In deze testen werden slechts drie types biomassa getest, in tegenstelling tot de 35

56 Deel 3 Resultaten hierboven vernoemde testen waar er telkens ook een experiment met het DANIS slib werd uitgevoerd. De reden hiervoor is dat deze experimenten op het einde van het onderzoek werden uitgevoerd en niet alle benodigde middelen nog voor handen waren binnen de gegeven tijdslimiet. 1) ABIL mg N-NO 2 (gvss) -1 d Zonder gasbehandeling N2 100 ppmv NO 50 ppmv NO 2) OLAND slib mg N-NO 2 (gvss) -1 d Zonder gasbehandeling N2 100 ppmv NO 50 ppmv NO 3) Actief slib (RWZI) mg N-NO 2 (gvss) -1 d Zonder gasbehandeling N2 100 ppmv NO 50 ppmv NO Figuur 3.7: Absolute snelheden van nitrietconsumptie door verschillende types biomassa die ingekapseld werden in een artificiële biofilm op basis van alginaat. Elke cel werd extern belucht zodat overal steeds een overmaat aan DO kon worden gemeten en voorts werd elke cel met respectievelijk niets, N 2, 100 ppmv NO en 50 ppmv NO behandeld door gastroughput via de membranen. De foutenvlaggen geven de standaarddeviatie weer op de absolute snelheden. (n=1) Uit Figuur 3.7 kan, net als bij de batchtesten met wasflessen, worden afgeleid dat er een inhibitie van NOB optreedt, geïnduceerd door de toevoeging van NO. Deze inhibities zijn echter niet gelijk voor alle types biomassa en ook verschillen de absolute snelheden onderling tussen de gebruikte soorten 36

57 Deel 3 Resultaten slib. De behandeling met 50 ppmv NO geeft geen eenduidig resultaat als we de verschillende testen met elkaar vergelijken. Enkel bij ABIL valt er een lichte inhibitie op bij de 50 ppmv NO-behandeling die zich lineair lijkt te verhouden tot de inhibitie met 100 ppmv NO en de referentiewasfles met N 2- behandeling. 1) 1,2 1 0,8 0,6 0,4 0,2 0 2) 2,5 2 1,5 1 0,5 0 3) 1,2 1 0,8 0,6 0,4 0,2 0 ABIL N2 100 ppmv NO 50 ppmv NO OLAND slib N2 100 ppmv NO 50 ppmv NO Actief slib (RWZI) N2 100 ppmv NO 50 ppmv NO Figuur 3.8: Relatieve snelheden van nitrietconsumptie door verschillende soorten biomassa die ingekapseld werden in een artificiële biofilm op basis van alginaat. Elke cel werd extern belucht zodat overal steeds een overmaat aan DO kon worden gemeten en voorts werd elke cel met respectievelijk niets, N 2, 100 ppmv NO en 50 ppmv NO behandeld door gasthroughput via de membranen. De waarden zijn relatief ten opzichte van de referentiewasfles met N 2-behandeling. De foutenvlaggen geven de standaarddeviatie weer op de relatieve snelheden die getoond worden en zijn de verwerkte standaarddeviaties op de snelheden zelf. (n=1) Om de testen eenvoudiger met elkaar te kunnen vergelijken, worden in Figuur 3.8 de resultaten weergegeven relatief ten opzichte van de referentiewasfles met N 2-behandeling. De inhibitiepercentages voor de 100 ppmv NO-behandeling variëren van 20% voor ABIL tot 67% voor 37

58 Deel 3 Resultaten actief slib van de waterzuiveringsinstallatie. Vooral dit laatste is opmerkelijk gezien dit slib in wasflestesten geen inhibitie vertoonde bij NO-toediening en een mogelijk effect van de wijze waarop NO in contact komt met de biomassa hier wordt aangetoond. Wat de 50 ppmv behandeling betreft is het moeilijk om sluitende conclusies te trekken. Bij ABIL wordt er een inhibitie waargenomen van 12% wat ongeveer lineair is met de 20% inhibitie van 100 ppmv NO. Daar er geen inhibitie valt waar te nemen bij de twee andere soorten slib, en er bij het OLAND-slib zelfs een hogere consumptiesnelheid valt waar te nemen dan bij de referentiecel, kan wel worden geopperd dat er voor elk slib een bepaalde drempelwaarde bestaat waarbij er al dan niet inhibitie optreedt. Het aantal geteste biomassa s en gebruikte concentraties NO is echter veel te weinig om hierover verder uit te wijden in dit onderzoek. 4. Intrinsieke parameters van de types nitrificerende biomassa Om een vergelijking te kunnen maken tussen de verschillende types biomassa op vlak van inhibitie van nitrietconsumptie, dienen er nog enkele andere intrinsieke kenmerken bepaald te worden van de gebruikte soorten slib. Door middel van deze extra gegevens kunnen mogelijke correlaties tussen de verschillende eigenschappen onderzocht en met de literatuur vergeleken worden, alsook is er de mogelijkheid om met de resultaten van dit onderzoek eerder gemaakte hypotheses in het domein van NOB inhibitiefactoren te verklaren en/of te weerleggen met de theorie van NOB inhibitie door NO Bepaling KS nitriet Een eerste intrinsieke parameter die getest werd, was de affiniteit van een biomassa voor de opname van nitriet. Deze kan worden bepaald aan de hand van de K S waarde voor nitriet te berekenen per biomassa. De K S waarde is omgekeerd evenredig aan de affiniteit, waardoor dus gesteld kan worden dat een lagere K S waarde een hogere affiniteit voor het substraat, in dit geval nitriet, inhoudt. De K S waarde wordt conventioneel bekomen door de Michaelis-Mentenvergelijking te fitten, waarbij substraatconcentratie wordt uitgezet tegenover de reactiesnelheid (Figuur 3.9 en Figuur 3.10). Deze curve is echter zeer moeilijk te bekomen vanwege de steile helling in de lage range van substraatconcentraties, mede doordat er gewerkt wordt met verschillende soorten biomassa en er per biomassa ook verschillen optreden in VSS concentraties en absolute consumptiesnelheden, waarvoor er per batchtest met een ander substraatconcentratie moet gecorrigeerd worden. Echter zullen er steeds kleine fouten in de resultaten sluipen bij elke vorm van behandeling en analyse. Deze fouten zijn echter nefast bij het fitten van dergelijk steile curve. 38

59 Deel 3 Resultaten [S] V = V max K S + [S] K S Figuur 3.9: Theoretische Michaelis-Menten curve en vergelijking met hypothetische waarden voor reactiesnelheid en substraatconcentratie. V max staat voor de maximale reactiesnelheid, [S] voor de substraatconcentratie en K S voor de intrinsieke constante voor de beschouwde reactiekinetiek. Hierdoor werd er gewerkt volgens een omgekeerde redenering van de Michaelis-Menten theorie. De halve maximale nitriet consumptiesnelheid kon bekomen worden uit de eerder uitgevoerde batchtesten met wasflessen. Indien er continu nitriet gevoed wordt aan de biomassa aan deze halve maximale snelheid zal de biomassa in een soort van evenwicht geraken. Ze zullen namelijk net evenveel verbruiken als dat er continu wordt bijgespiked. De genomen stalen doorheen de test zullen dan ook rond één evenwichtswaarde schommelen wat nitrietconcentratie betreft. Deze constante nitrietconcentratie wordt volgens de theorie dan ook beschouwd als de K S waarde voor nitrietconsumptie voor de betreffende biomassa. De resultaten van deze testen worden weergegeven in Figuur 3.10, de effectieve K S waarden staan samengevat in Tabel 3.2. Uit Figuur 3.10 blijkt allereerst de correctheid van de gebruikte methode. Telkens werd de achterliggende theorie bevestigd en begonnen de nitrietconcentraties na stabilisatie te fluctueren rond één constante waarde. Dit werd bovendien extra bevestigd door enkele experimenten waarbij de halve maximale consumptiesnelheid werd onderschat of overschat, hierbij ging de nitrietconcentratie na enige tijd respectievelijk naar nul of bleef ze stijgen. Uit Tabel 3.2 valt de hoge affiniteit van DANIS slib voor nitriet af te leiden, terwijl ABIL duidelijk de laagste affiniteit heeft. 39

60 Deel 3 Resultaten 1) 2) ABIL OLAND slib 2 0,8 mg N-NO 2 L -1 1,5 1 0,5 mg N-NO 2 L -1 0,6 0,4 0, Tijd (uur) Tijd (uur) 3) 4) DANIS slib Actief slib (RWZI) 0,08 4 mg N-NO 2 L -1 0,06 0,04 0,02 mg N-NO 2 L Tijd (uur) Tijd (uur) Figuur 3.10: Nitrietconcentraties over tijd tijdens de K S bepalingstesten. Door middel van een constante voeding aan de halve maximale nitriet consumptiesnelheid van de betreffende biomassa werd uiteindelijk een fluctuatie rond een constante nitrietconcentratie vastgesteld. Deze concentratie is bijgevolg de K S waarde voor nitrietconsumptie voor de betreffende biomassa. Tabel 3.2: K S waarden voor nitriet consumptie van de verscheidene types biomassa. Deze waarden zijn bekomen door het gemiddelde te berekenen waarrond de nitrietconcentratie uiteindelijk fluctueert bij de bepalingstesten (Figuur 3.10). De standaarddeviaties zijn steeds de fout op dit berekende gemiddelde. K S nitriet (mg N-NO 2 - L -1 ) ABIL OLAND slib DANIS slib Actief slib (RWZI) 1,50 ± 0,09 0,36 ± 0,02 0,059 ± 0,007 0,7 ± 0, Ratio Nitrospira/Nitrobacter Een tweede intrinsieke parameter van de gebruikte types biomassa die bepaald werd, was de verhouding Nitrobacter ten opzichte van Nitrospira. Dit werd bekomen door van elke gebruikt slib tijdens de batchtesten met wasflessen een extra biomassastaal te nemen en hierop een DNA extractie en kwantitatieve PCR (qpcr) uit te voeren. De uiteindelijke concentraties NOB werden bekomen door SYBR Green chemistry qpcr toe te passen op de biomassastalen, welke specifiek gericht was op het determineren van respectievelijk het Nitrobacter 16S rrna gen en het Nitrospira 16S rrna gen. De uiteindelijke resultaten van de qpcr werden tenslotte gecorrigeerd voor het VSS 40

61 Deel 3 Resultaten gehalte om uiteindelijke waarden te verkrijgen waarbij het aantal 16S kopieën per g VSS worden getoond (Figuur 3.11). 1,E+09 1,E+08 1,E+07 16S kopieën (g VSS) -1 1,E+06 1,E+05 1,E+04 1,E+03 1,E+02 1,E+01 Nitrobacter Nitrospira 1,E+00 ABIL OLAND slib DANIS slib Actief slib (RWZI) Figuur 3.11: Aantal 16S rrna kopieën voor respectievelijk Nitrobacter en Nitrospira bepaald via qpcr en dit per biomassa. De resultaten zijn op basis van VSS gehalte, welke afkomstig is van de batchtesten met wasflessen (Tabel 3.1). De waarden zijn bekomen aan de hand van een qpcr analyse gebruik makend van SYBR Green chemistry. Het protocol is voor elk staal in triplicaat uitgevoerd waarvan vervolgens het gemiddelde is genomen. De weergegeven foutenvlaggen zijn bijgevolg de standaarddeviatie op dit gemiddelde. Om in het verdere vervolg van dit werk met effectieve en eenduidige waarden te kunnen werken omtrent de ratio Nitrobacter/Nitrospira werd het logaritmische verschil ( log) berekend tussen beide soorten NOB per biomassa. Deze resultaten worden samengevat in Tabel 3.3. Tabel 3.3: Het verschil tussen het logaritme van het aantal kopieën voor Nitrobacter en het aantal kopieën voor Nitrospira per biomassa. De resultaten zijn bijgevolg gebaseerd op Figuur 3.11, alsook de gegeven standaarddeviaties. ABIL OLAND slib DANIS slib Actief slib (RWZI) log(nitrobacter/nitrospira) 1,8 ± 0,4-1,91 ± 0,02-1,16 ± 0,04 0,4 ± 0,2 Uit Figuur 3.11 en Tabel 3.3 kan worden afgeleid dat de gekozen types biomassa een grote verscheidenheid hebben in termen van totale NOB-gehalten alsook in verhouding Nitrobacter ten opzichte van Nitrospira. De totale NOB waarden variëren van (2,9 ± 0,1) S kopieën (g VSS) -1 voor ABIL tot (1,03 ± 0,04) S kopieën (g VSS) -1 voor OLAND slib. ABIL vertoont verder ook het grootste relatieve gehalte aan Nitrobacter terwijl OLAND slib het meeste Nitrospira bevat relatief ten opzichte van het totaal aantal NOB in het betreffende slib. Deze verschillen in Nitrobacter en Nitrospira tussen de verschillende soorten biomassa, weergegeven als log in Tabel 3.3, kunnen van groot belang zijn voor de mogelijke correlaties en conclusies van dit werk omdat in dit 41

Optimalisatie biologische afvalwaterzuivering

Optimalisatie biologische afvalwaterzuivering Optimalisatie biologische afvalwaterzuivering Innovatieve Stikstofverwijdering In Slachthuisafvalwater ir. Marc Feyten 24/03/2016 Onze referenties zijn onze visitekaartjes www.aaqua.be 2 1. Problematiek

Nadere informatie

Eindexamen scheikunde 1-2 vwo 2008-I

Eindexamen scheikunde 1-2 vwo 2008-I Anammox In deze opgave staat een bacteriële omzetting van ammoniumionen met nitrietionen centraal, de zogenoemde anammoxreactie. Bij deze opgave horen twee tekstfragmenten die zijn afgedrukt in de bijlage

Nadere informatie

Bepaling van het Biochemisch Zuurstofverbruik (BZV) in oppervlaktewater

Bepaling van het Biochemisch Zuurstofverbruik (BZV) in oppervlaktewater Bepaling van het Biochemisch Zuurstofverbruik (BZV) in oppervlaktewater april 2005 One Cue Systems Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt zonder schriftelijke toestemming

Nadere informatie

Waterkwaliteit 2: Natuur/chemie

Waterkwaliteit 2: Natuur/chemie Waterkwaliteit 2: Natuur/chemie Prof. ir. Hans van Dijk 1 Afdeling Watermanagement Sectie Gezondheidstechniek Inhoud hydrologische kringloop kwalitatief 1. regenwater 2. afstromend/oppervlaktewater. infiltratie

Nadere informatie

Digestaatbehandeling en recirculatie: invloed op de anaerobie

Digestaatbehandeling en recirculatie: invloed op de anaerobie Digestaatbehandeling en recirculatie: invloed op de anaerobie Tetraproject N 150156 5 e Vlaams Vergistingsforum 14 december 2017 KU Leuven Campus De Nayer Inhoud van de presentatie Inleiding Doel van het

Nadere informatie

De relatie tussen Stress Negatief Affect en Opvoedstijl. The relationship between Stress Negative Affect and Parenting Style

De relatie tussen Stress Negatief Affect en Opvoedstijl. The relationship between Stress Negative Affect and Parenting Style De relatie tussen Stress Negatief Affect en Opvoedstijl The relationship between Stress Negative Affect and Parenting Style Jenny Thielman 1 e begeleider: mw. dr. Esther Bakker 2 e begeleider: mw. dr.

Nadere informatie

Particles Matter: Transformation of Suspended Particles in Constructed Wetlands B.T.M. Mulling

Particles Matter: Transformation of Suspended Particles in Constructed Wetlands B.T.M. Mulling Particles Matter: Transformation of Suspended Particles in Constructed Wetlands B.T.M. Mulling Zwevende stof vormt een complex mengsel van allerlei verschillende deeltjes, en speelt een belangrijke rol

Nadere informatie

Investigations on the Nitrogen Cycle in the Coastal North Sea H. Fan

Investigations on the Nitrogen Cycle in the Coastal North Sea H. Fan Investigations on the Nitrogen Cycle in the Coastal North Sea H. Fan Samenvatting Dit proefschrift gaat over de stikstofcyclus in het Nederlandse kustgebied, waarbij zowel de waterkolom als het sediment

Nadere informatie

Regulation of pyruvate catabolism in Escherichia coli: the role of redox environment

Regulation of pyruvate catabolism in Escherichia coli: the role of redox environment UvA-DARE (Digital Academic Repository) Regulation of pyruvate catabolism in Escherichia coli: the role of redox environment de Graef, M.R. Link to publication Citation for published version (APA): de Graef,

Nadere informatie

COGNITIEVE DISSONANTIE EN ROKERS COGNITIVE DISSONANCE AND SMOKERS

COGNITIEVE DISSONANTIE EN ROKERS COGNITIVE DISSONANCE AND SMOKERS COGNITIEVE DISSONANTIE EN ROKERS Gezondheidsgedrag als compensatie voor de schadelijke gevolgen van roken COGNITIVE DISSONANCE AND SMOKERS Health behaviour as compensation for the harmful effects of smoking

Nadere informatie

I feel goo o d! De wetenschap achter helder water voor tropische zoetwateraquaria

I feel goo o d! De wetenschap achter helder water voor tropische zoetwateraquaria I feel goo o d! De wetenschap achter helder water voor tropische zoetwateraquaria Philips ontwikkelde dit Zuiveringsapparaat voor tropische aquaria in samenspraak met aquarium- en waterexperts. Wetenschappelijke

Nadere informatie

De Invloed van Religieuze Coping op. Internaliserend Probleemgedrag bij Genderdysforie. Religious Coping, Internal Problems and Gender dysphoria

De Invloed van Religieuze Coping op. Internaliserend Probleemgedrag bij Genderdysforie. Religious Coping, Internal Problems and Gender dysphoria De Invloed van Religieuze Coping op Internaliserend Probleemgedrag bij Genderdysforie Religious Coping, Internal Problems and Gender dysphoria Ria de Bruin van der Knaap Open Universiteit Naam student:

Nadere informatie

Controlestrategieën voor een optimale microbiële balans in OLAND-systemen

Controlestrategieën voor een optimale microbiële balans in OLAND-systemen Faculteit Bio-ingenieurswetenschappen Academiejaar 2011 2012 Controlestrategieën voor een optimale microbiële balans in OLAND-systemen Dr. Karla Berckmoes Promotoren: Prof. dr. ir. Nico Boon en Dr. ir.

Nadere informatie

KRW symposium 9 mei Epe. Anammox in de hoofdstroom: een quantum leap in stikstofverwijdering!

KRW symposium 9 mei Epe. Anammox in de hoofdstroom: een quantum leap in stikstofverwijdering! 1 KRW symposium 9 mei Epe Anammox in de hoofdstroom: een quantum leap in stikstofverwijdering! rwzi Dokhaven locatie pilotinstallatie 2 3 RWZI Dokhaven Grootste RWZI WSHD 560.000 v.e. 150 Capaciteit ca.

Nadere informatie

Karen J. Rosier - Brattinga. Eerste begeleider: dr. Arjan Bos Tweede begeleider: dr. Ellin Simon

Karen J. Rosier - Brattinga. Eerste begeleider: dr. Arjan Bos Tweede begeleider: dr. Ellin Simon Zelfwaardering en Angst bij Kinderen: Zijn Globale en Contingente Zelfwaardering Aanvullende Voorspellers van Angst bovenop Extraversie, Neuroticisme en Gedragsinhibitie? Self-Esteem and Fear or Anxiety

Nadere informatie

Praktijk : Voorschrift bacterieel wateronderzoek

Praktijk : Voorschrift bacterieel wateronderzoek LTO42 Toets 5.1 Boek: Biologie voor het MLO. (zesde druk) H17, pag 347 t/m 350 H17, pag 354 t/m 357 H17, pag 362 t/m 373 (dit is hoofdstuk 16 van de vijfde druk, Blz 321-324, Blz 328-332, Blz 336-345)

Nadere informatie

Toets 5.1 Waterzuivering (ppt + aanvullend lesmateriaal)

Toets 5.1 Waterzuivering (ppt + aanvullend lesmateriaal) LTO42 Toets 5.1 Waterzuivering (ppt + aanvullend lesmateriaal) Biologie voor het MLO. (zesde druk) H17, pag 347 t/m 350 H17, pag 354 t/m 357 H17, pag 362 t/m 373 (dit is hoofdstuk 16 van de vijfde druk,

Nadere informatie

Masterproef Toepasbaarheid van effectieve micro-organismen in een biologische waterzuivering

Masterproef Toepasbaarheid van effectieve micro-organismen in een biologische waterzuivering Masterproef Toepasbaarheid van effectieve micro-organismen in een biologische waterzuivering Studiegebied Industriële wetenschappen en technologie Opleiding Master in de industriële wetenschappen: Milieukunde

Nadere informatie

SKIW / KNW - Symposium

SKIW / KNW - Symposium SKIW / KNW - Symposium Waterzuivering bij BASF Antwerpen en ervaring met inhibitie van actief slib. Steven Meul 31 mei 2018 1 31.05.2018 SKIW / KNW - Symposium Waterbeheer bij BASF Antwerpen Verschillende

Nadere informatie

De afvalwaterzuivering als energiefabriek

De afvalwaterzuivering als energiefabriek De afvalwaterzuivering als energiefabriek Joop Colsen Energiebesparing op RWZI s anno 2010 www.colsen.nl info@colsen.nl Introductie (1) Afvalwaterzuivering levert energie op: Door vergisting van biomassa

Nadere informatie

XIII. Samenvatting. Samenvatting

XIII. Samenvatting. Samenvatting XIII In dit werk wordt de invloed van dimethyldisulfide (DMDS) en van zeven potentiële additieven op het stoomkraken van n-hexaan onderzocht aan de hand van experimenten in een continu volkomen gemengde

Nadere informatie

Full scale de-ammonificatie in de waterlijn

Full scale de-ammonificatie in de waterlijn Full scale de-ammonificatie in de waterlijn 1 Met DEMON en EssDe Harm Baten Hoogheemraadschap van Rijnland Annette Buunen - Grontmij Nederland B.V. (part of Sweco) Full scale de-ammonificiatie in de waterlijn

Nadere informatie

Mogelijke toepassingen van de OLAND-technologie in gasbehandeling

Mogelijke toepassingen van de OLAND-technologie in gasbehandeling Faculteit Bio-ingenieurswetenschappen Academiejaar 2010 2011 Mogelijke toepassingen van de OLAND-technologie in gasbehandeling Emilie Courtens Promotoren: Prof. dr. ir. Willy Verstraete en Prof. dr. ir.

Nadere informatie

Geslacht, Emotionele Ontrouw en Seksdrive. Gender, Emotional Infidelity and Sex Drive

Geslacht, Emotionele Ontrouw en Seksdrive. Gender, Emotional Infidelity and Sex Drive 1 Geslacht, Emotionele Ontrouw en Seksdrive Gender, Emotional Infidelity and Sex Drive Femke Boom Open Universiteit Naam student: Femke Boom Studentnummer: 850762029 Cursusnaam: Empirisch afstudeeronderzoek:

Nadere informatie

MyDHL+ Van Non-Corporate naar Corporate

MyDHL+ Van Non-Corporate naar Corporate MyDHL+ Van Non-Corporate naar Corporate Van Non-Corporate naar Corporate In MyDHL+ is het mogelijk om meerdere gebruikers aan uw set-up toe te voegen. Wanneer er bijvoorbeeld meerdere collega s van dezelfde

Nadere informatie

HOTCO2: alternatief voor de WKK en ketel in de tuinbouw

HOTCO2: alternatief voor de WKK en ketel in de tuinbouw HOTCO2: alternatief voor de WKK en ketel in de tuinbouw Inschatting van de potentie van efficiëntere productie van warmte en CO2 met het HOTCO2 systeem in de tuinbouwsector Erin Kimball (TNO), Ronald-Jan

Nadere informatie

Hogeschool West-Vlaanderen Departement PIH Industrieel Ingenieur Milieukunde

Hogeschool West-Vlaanderen Departement PIH Industrieel Ingenieur Milieukunde Hogeschool West-Vlaanderen Departement PIH Industrieel Ingenieur Milieukunde Het effect van nitriet op fosfaataccumulerende organismen in een pilootschaal SBR. Niville Kwinten Promotor: Van Hulle Stijn,

Nadere informatie

Non Diffuse Point Based Global Illumination

Non Diffuse Point Based Global Illumination Non Diffuse Point Based Global Illumination Karsten Daemen Thesis voorgedragen tot het behalen van de graad van Master of Science in de ingenieurswetenschappen: computerwetenschappen Promotor: Prof. dr.

Nadere informatie

Verkorte ZAHN- WELLENS test voor afvalwaters

Verkorte ZAHN- WELLENS test voor afvalwaters Verkorte ZAHN- WELLENS test voor afvalwaters februari 2010 Pagina 1 van 7 WAC/V/B/005 INHOUD 1 INLEIDING... 3 2 PRINCIPE... 3 3 BIODEGRADATIEVOORWAARDEN... 3 4 TESTVOORWAARDEN... 3 5 MATERIAAL... 4 5.1

Nadere informatie

Bacteriële ijzer reductie

Bacteriële ijzer reductie Bacteriële ijzer reductie Een aantal bacteriën zijn in staat om ferri ijzer te reduceren. Dit gebeurt bv in sedimenten van meren. Dit gereduceerde ijzer kan dan worden getransporteerd over zelfs grote

Nadere informatie

1. De relativiteit van de effluentkwaliteit

1. De relativiteit van de effluentkwaliteit 1. De relativiteit van de effluentkwaliteit 1. Water zuiveren = normen nastreven Basis uitdaging voor meeste sectoren (Nieuwe wetgeving: micropolluenten, ZM, ) 2. Filosofie van Pantarein, water zuiveren

Nadere informatie

Stikstofbeheer en ph in recirculatie teeltsystemen

Stikstofbeheer en ph in recirculatie teeltsystemen capita selecta Stikstofbeheer en ph in recirculatie teeltsystemen Door M. Verdegem en E. Eding, Visteelt en Visserij, Wageningen Universiteit. Vis zet eiwit in het voer om in o.a. ammoniak en ammonia.

Nadere informatie

Methoden voor de bepaling van groepsparameters

Methoden voor de bepaling van groepsparameters Compendium voor de monsterneming, meting en analyse van water Methoden voor de bepaling van groepsparameters Versie november 2016 WAC/III/D Inhoud INHOUD 1 Drinkwater 3 2 Afvalwater 5 3 Grondwater 8 4

Nadere informatie

Invloed van het aantal kinderen op de seksdrive en relatievoorkeur

Invloed van het aantal kinderen op de seksdrive en relatievoorkeur Invloed van het aantal kinderen op de seksdrive en relatievoorkeur M. Zander MSc. Eerste begeleider: Tweede begeleider: dr. W. Waterink drs. J. Eshuis Oktober 2014 Faculteit Psychologie en Onderwijswetenschappen

Nadere informatie

Bent u gemotiveerd? L.E.J. Gerretsen Studentnummer: Eerste begeleider: prof. dr. L. Lechner Tweede begeleider: Dr. A.

Bent u gemotiveerd? L.E.J. Gerretsen Studentnummer: Eerste begeleider: prof. dr. L. Lechner Tweede begeleider: Dr. A. Bent u gemotiveerd? Een Experimenteel Onderzoek naar de Invloed van een op het Transtheoretisch Model Gebaseerde Interventie op de Compliance bij de Fysiotherapeutische Behandeling van Psychiatrische Patiënten

Nadere informatie

Summary 136

Summary 136 Summary 135 Summary 136 Summary The objectives of this thesis were to develop of a mouse model of neuropathic pain and spinal cord stimulation (SCS) and to increase the efficacy of spinal cord stimulation

Nadere informatie

bij Kinderen met een Ernstige Vorm van Dyslexie of Children with a Severe Form of Dyslexia Ans van Velthoven

bij Kinderen met een Ernstige Vorm van Dyslexie of Children with a Severe Form of Dyslexia Ans van Velthoven Neuropsychologische Behandeling en Sociaal Emotioneel Welzijn bij Kinderen met een Ernstige Vorm van Dyslexie Neuropsychological Treatment and Social Emotional Well-being of Children with a Severe Form

Nadere informatie

De Relatie Tussen de Gehanteerde Copingstijl en Pesten op het Werk. The Relation Between the Used Coping Style and Bullying at Work.

De Relatie Tussen de Gehanteerde Copingstijl en Pesten op het Werk. The Relation Between the Used Coping Style and Bullying at Work. De Relatie Tussen de Gehanteerde Copingstijl en Pesten op het Werk The Relation Between the Used Coping Style and Bullying at Work Merijn Daerden Studentnummer: 850225144 Werkstuk: Empirisch afstudeeronderzoek:

Nadere informatie

Pesten onder Leerlingen met Autisme Spectrum Stoornissen op de Middelbare School: de Participantrollen en het Verband met de Theory of Mind.

Pesten onder Leerlingen met Autisme Spectrum Stoornissen op de Middelbare School: de Participantrollen en het Verband met de Theory of Mind. Pesten onder Leerlingen met Autisme Spectrum Stoornissen op de Middelbare School: de Participantrollen en het Verband met de Theory of Mind. Bullying among Students with Autism Spectrum Disorders in Secondary

Nadere informatie

Growth and Functioning of the Microbial Plankton Community: Effects of Temperature, Nutrients and Light V.S. Brauer

Growth and Functioning of the Microbial Plankton Community: Effects of Temperature, Nutrients and Light V.S. Brauer Growth and Functioning of the Microbial Plankton Community: Effects of Temperature, Nutrients and Light V.S. Brauer Samenvatting 140 Plankton vormt de basis van de voedselketens in meren, zeeën en oceanen.

Nadere informatie

Bepaling van de totale organische koolstof (TOC) en/of de opgeloste organische koolstof (DOC) in water

Bepaling van de totale organische koolstof (TOC) en/of de opgeloste organische koolstof (DOC) in water Bepaling van de totale organische koolstof (TOC) en/of de opgeloste organische koolstof (DOC) in water september 2009 Pagina 1 van 5 WAC/III/D/050 INHOUD 1 DOEL EN TOEPASSINGSGEBIED... 3 2 DEFINITIES...

Nadere informatie

SAMPLE 11 = + 11 = + + Exploring Combinations of Ten + + = = + + = + = = + = = 11. Step Up. Step Ahead

SAMPLE 11 = + 11 = + + Exploring Combinations of Ten + + = = + + = + = = + = = 11. Step Up. Step Ahead 7.1 Exploring Combinations of Ten Look at these cubes. 2. Color some of the cubes to make three parts. Then write a matching sentence. 10 What addition sentence matches the picture? How else could you

Nadere informatie

De Invloed van Perceived Severity op Condoomgebruik en HIV-Testgedrag. The Influence of Perceived Severity on Condom Use and HIV-Testing Behavior

De Invloed van Perceived Severity op Condoomgebruik en HIV-Testgedrag. The Influence of Perceived Severity on Condom Use and HIV-Testing Behavior De Invloed van Perceived Severity op Condoomgebruik en HIV-Testgedrag The Influence of Perceived Severity on Condom Use and HIV-Testing Behavior Martin. W. van Duijn Student: 838797266 Eerste begeleider:

Nadere informatie

AWZI Schiphol. Ervaringen met het DEMON-proces. Marthe de Graaff. 22 mei 2019

AWZI Schiphol. Ervaringen met het DEMON-proces. Marthe de Graaff. 22 mei 2019 AWZI Schiphol Ervaringen met het DEMON-proces Marthe de Graaff 22 mei 2019 AWZI Schiphol In eigendom vanaf 2004 3.000 5.000 m 3 /d afvalwater van: Passagiers Bedrijven Schiphol terrein Catering Fecaliën

Nadere informatie

Bert Bellert, Waterdienst. 5 september 2011

Bert Bellert, Waterdienst. 5 september 2011 Ammonium in de Emissieregistratie?! Natuurlijke processen, antropogene bronnen en emissies in de ER Bert Bellert, Waterdienst Ammonium als stof ook in ER??: In kader welke prioritaire stoffen, probleemstoffen,

Nadere informatie

BIOLOGIE Energie & Stofwisseling HAVO Henry N. Hassankhan Scholengemeenschap Lelydorp [HHS-SGL]

BIOLOGIE Energie & Stofwisseling HAVO Henry N. Hassankhan Scholengemeenschap Lelydorp [HHS-SGL] BIOLOGIE Energie & Stofwisseling HAVO Henry N. Hassankhan Scholengemeenschap Lelydorp [HHS-SGL] Docent: A. Sewsahai De student moet de bouw en werking van enzymen kunnen beschrijven moet het proces van

Nadere informatie

Vergistingstest BATCHTESTEN. Klant 2401/086/A1. Testsubstraat: Maisrestanten. Mystery Man

Vergistingstest BATCHTESTEN. Klant 2401/086/A1. Testsubstraat: Maisrestanten. Mystery Man Vergistingstest BATCHTESTEN 2401/086/A1 Testsubstraat: Maisrestanten Klant Mystery Man Datum: 05-Juli-2012 1 Voorwoord is een werkmaatschappij welke voornamelijk actief is in de agri-food branche en de

Nadere informatie

Classification of triangles

Classification of triangles Classification of triangles A triangle is a geometrical shape that is formed when 3 non-collinear points are joined. The joining line segments are the sides of the triangle. The angles in between the sides

Nadere informatie

Adherence aan HWO en meer bewegen

Adherence aan HWO en meer bewegen Adherence aan HWO en meer bewegen Een experimenteel onderzoek naar de effecten van het motivationele stadium van patiënten en de adherence aan huiswerkoefeningen (HWO) bij fysiotherapie en het meer bewegen.

Nadere informatie

Organismen die organisch en anorganische moleculen kunnen maken of nodig hebben zijn heterotroof

Organismen die organisch en anorganische moleculen kunnen maken of nodig hebben zijn heterotroof Boekverslag door A. 1802 woorden 20 juni 2007 5 71 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Samenvatting stofwisseling Stofwisseling is het totaal van alle chemische processen in een organisme

Nadere informatie

Organische vracht continue on-line bewaken. Peter-Jan van Oene, 8 november 2011, nieuwegein

Organische vracht continue on-line bewaken. Peter-Jan van Oene, 8 november 2011, nieuwegein Organische vracht continue on-line bewaken Peter-Jan van Oene, 8 november 2011, nieuwegein Waardeketen Organische stoffen TOC/CZV correlatie Inhoud Afvalwater karakteristiek zuivel-industrie Redenen om

Nadere informatie

De causale Relatie tussen Intimiteit en Seksueel verlangen en de. modererende invloed van Sekse en Relatietevredenheid op deze relatie

De causale Relatie tussen Intimiteit en Seksueel verlangen en de. modererende invloed van Sekse en Relatietevredenheid op deze relatie Causale Relatie tussen intimiteit en seksueel verlangen 1 De causale Relatie tussen Intimiteit en Seksueel verlangen en de modererende invloed van Sekse en Relatietevredenheid op deze relatie The causal

Nadere informatie

Samenvatting Zure gassen zijn veelvuldig aanwezig in verschillende concentraties in industriële gassen. Deze moeten vaak verwijderd worden vanwege corrosie preventie, operationele, economische en/of milieu

Nadere informatie

Sturing van de microbiële OLAND-interacties voor huishoudelijke waterzuiveringsstappen

Sturing van de microbiële OLAND-interacties voor huishoudelijke waterzuiveringsstappen Faculteit Bio-ingenieurswetenschappen Academiejaar 2010 2011 Sturing van de microbiële OLAND-interacties voor huishoudelijke waterzuiveringsstappen Tijs Vanslambrouck Promotoren: Prof. dr. ir. W. Verstraete

Nadere informatie

Samenvatting Chemie Overal 3 havo

Samenvatting Chemie Overal 3 havo Samenvatting Chemie Overal 3 havo Hoofdstuk 3: Reacties 3.1 Energie Energievoorziening Fossiele brandstoffen zijn nog steeds belangrijk voor onze energievoorziening. We zijn druk op zoek naar duurzame

Nadere informatie

PACCO-PARAMETERS DO - DOSSOLVED OXYGEN EC- DE ELEKTRISCHE CONDUCTIVITEIT ORP- DE REDOXPOTENTIAAL T - DE TEMPERATUUR. PaccoParameters

PACCO-PARAMETERS DO - DOSSOLVED OXYGEN EC- DE ELEKTRISCHE CONDUCTIVITEIT ORP- DE REDOXPOTENTIAAL T - DE TEMPERATUUR.   PaccoParameters PACCO-PARAMETERS PH DO - DOSSOLVED OXYGEN EC- DE ELEKTRISCHE CONDUCTIVITEIT ORP- DE REDOXPOTENTIAAL T - DE TEMPERATUUR PH De ph geeft de zuurtegraad van het water weer. Ze varieert doorgaans op een schaal

Nadere informatie

Energie uit drinkwater en afvalwater

Energie uit drinkwater en afvalwater Energie uit drinkwater en afvalwater Inhoud 1. De cyclus van de stedelijke drinkwatervoorziening en afvalwater 2. Installeren van een turbine in het drinkwaternet 2.1. De druk in drinkwaternetten 2.2.

Nadere informatie

Algemene samenvatting

Algemene samenvatting Algemene samenvatting De mens kan niet zonder zuurstof. De zuurstof die wij inademen wordt vanaf de longen door het bloed naar alle cellen van ons lichaam gebracht. De cellen kunnen deze zuurstof gebruiken

Nadere informatie

de Rol van Persoonlijkheid Eating: the Role of Personality

de Rol van Persoonlijkheid Eating: the Role of Personality De Relatie tussen Dagelijkse Stress en Emotioneel Eten: de Rol van Persoonlijkheid The Relationship between Daily Stress and Emotional Eating: the Role of Personality Arlette Nierich Open Universiteit

Nadere informatie

Oplossingen Scheikunde van 2001

Oplossingen Scheikunde van 2001 www. Oplossingen Scheikunde van 2001 Disclaimer: Alle uitwerkingen zijn onder voorbehoud van eventuele fouten. Er is geen enkele aansprakelijkheid bij de auteur van deze documenten. Om deze vragen te kunnen

Nadere informatie

STIGMATISERING VAN PATIENTEN MET LONGKANKER 1. Stigmatisering van Patiënten met Longkanker: De Rol van Persoonlijke Relevantie voor de Waarnemer

STIGMATISERING VAN PATIENTEN MET LONGKANKER 1. Stigmatisering van Patiënten met Longkanker: De Rol van Persoonlijke Relevantie voor de Waarnemer STIGMATISERING VAN PATIENTEN MET LONGKANKER 1 Stigmatisering van Patiënten met Longkanker: De Rol van Persoonlijke Relevantie voor de Waarnemer Stigmatization of Patients with Lung Cancer: The Role of

Nadere informatie

Effecten van contactgericht spelen en leren op de ouder-kindrelatie bij autisme

Effecten van contactgericht spelen en leren op de ouder-kindrelatie bij autisme Effecten van contactgericht spelen en leren op de ouder-kindrelatie bij autisme Effects of Contact-oriented Play and Learning in the Relationship between parent and child with autism Kristel Stes Studentnummer:

Nadere informatie

Citation for published version (APA): Ambrosio de Castro, A. H. (2006). Atmospheric NH3 deposition, S and N metabolism in curly kale s.n.

Citation for published version (APA): Ambrosio de Castro, A. H. (2006). Atmospheric NH3 deposition, S and N metabolism in curly kale s.n. University of Groningen Atmospheric NH3 deposition, S and N metabolism in curly kale Ambrosio de Castro, Ana Helena IMPORTANT NOTE: You are advised to consult the publisher's version (publisher's PDF)

Nadere informatie

De Relatie tussen Voorschoolse Vorming en de Ontwikkeling van. Kinderen

De Relatie tussen Voorschoolse Vorming en de Ontwikkeling van. Kinderen Voorschoolse vorming en de ontwikkeling van kinderen 1 De Relatie tussen Voorschoolse Vorming en de Ontwikkeling van Kinderen The Relationship between Early Child Care, Preschool Education and Child Development

Nadere informatie

The relationship between social support and loneliness and depressive symptoms in Turkish elderly: the mediating role of the ability to cope

The relationship between social support and loneliness and depressive symptoms in Turkish elderly: the mediating role of the ability to cope The relationship between social support and loneliness and depressive symptoms in Turkish elderly: the mediating role of the ability to cope Een onderzoek naar de relatie tussen sociale steun en depressieve-

Nadere informatie

De Relatie tussen Werkdruk, Pesten op het Werk, Gezondheidsklachten en Verzuim

De Relatie tussen Werkdruk, Pesten op het Werk, Gezondheidsklachten en Verzuim De Relatie tussen Werkdruk, Pesten op het Werk, Gezondheidsklachten en Verzuim The Relationship between Work Pressure, Mobbing at Work, Health Complaints and Absenteeism Agnes van der Schuur Eerste begeleider:

Nadere informatie

Vergisting van eendenmest

Vergisting van eendenmest Lettinga Associates Foundation for environmental protection and resource conservation Vergisting van eendenmest Opdrachtgever: WUR Animal Sciences Group Fridtjof de Buisonjé Datum: 3 oktober 2008 Lettinga

Nadere informatie

Oefenvragen Hoofdstuk 4 Chemische reacties antwoorden

Oefenvragen Hoofdstuk 4 Chemische reacties antwoorden Oefenvragen Hoofdstuk 4 Chemische reacties antwoorden Vraag 1 Geef juiste uitspraken over een chemische reactie. Kies uit: stofeigenschappen reactieproducten beginstoffen. I. Bij een chemische reactie

Nadere informatie

Paragraaf 1: Fossiele brandstoffen

Paragraaf 1: Fossiele brandstoffen Scheikunde Hoofdstuk 2 Samenvatting Paragraaf 1: Fossiele brandstoffen Fossiele brandstof Koolwaterstof Onvolledige verbranding Broeikaseffect Brandstof ontstaan door het afsterven van levende organismen,

Nadere informatie

De Samenhang tussen Dagelijkse Stress en Depressieve Symptomen en de Mediërende Invloed van Controle en Zelfwaardering

De Samenhang tussen Dagelijkse Stress en Depressieve Symptomen en de Mediërende Invloed van Controle en Zelfwaardering De Samenhang tussen Dagelijkse Stress en Depressieve Symptomen en de Mediërende Invloed van Controle en Zelfwaardering The Relationship between Daily Hassles and Depressive Symptoms and the Mediating Influence

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation

Cover Page. The handle   holds various files of this Leiden University dissertation Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/61514 holds various files of this Leiden University dissertation Author: Silva Lourenço, Késia Title: Linking soil microbial community dynamics to N2O emission

Nadere informatie

Beïnvloedt Gentle Teaching Vaardigheden van Begeleiders en Companionship en Angst bij Verstandelijk Beperkte Cliënten?

Beïnvloedt Gentle Teaching Vaardigheden van Begeleiders en Companionship en Angst bij Verstandelijk Beperkte Cliënten? Beïnvloedt Gentle Teaching Vaardigheden van Begeleiders en Companionship en Angst bij Verstandelijk Beperkte Cliënten? Does Gentle Teaching have Effect on Skills of Caregivers and Companionship and Anxiety

Nadere informatie

Tabel 1 - Waterkwaliteit voor een aantal parameters (indien geen eenheid vermeld is de eenheid in mg/l). aeroob grondwater

Tabel 1 - Waterkwaliteit voor een aantal parameters (indien geen eenheid vermeld is de eenheid in mg/l). aeroob grondwater Oefenopgaven Zuivering Vraag 1 In de onderstaande tabel staan de analyses van het ruwe water van drie zuiveringsstations gegeven. Het betreft een aeroob grondwater, een oppervlaktewater (directe zuivering)

Nadere informatie

Onderzoek waterkwaliteit en waterzuivering

Onderzoek waterkwaliteit en waterzuivering Onderzoek waterkwaliteit en Onderzoek waterkwaliteit en waterzuivering Met behulp van kiezel, grof en fijn zand, actieve kool en wat watten werd het natuurlijk zuiveringssysteem van de bodem nagebootst.

Nadere informatie

ONDERZOEK NAAR DE WATERKWALITEIT

ONDERZOEK NAAR DE WATERKWALITEIT ONDERZOEK NAAR DE WATERKWALITEIT Naam: Klas: Datum: 1 Situering van het biotoop Plaats: Type water: vijver / meer / ven / moeras/ rivier / kanaal / poel / beek / sloot / bron Omgeving: woonkern / landbouwgebied

Nadere informatie

55e Vakantiecursus in Drinkwatervoorziening & 22e Vakantiecursus in Riolering en Afvalwaterbehandeling URINE APART INZAMELEN? Introductie Afvalwaterzuivering vindt zijn oorsprong in de behoefte om de stedelijke

Nadere informatie

Oxidative dehydrogenation of ethylbenzene under industrially relevant conditions Zarubina, Valeriya

Oxidative dehydrogenation of ethylbenzene under industrially relevant conditions Zarubina, Valeriya University of Groningen Oxidative dehydrogenation of ethylbenzene under industrially relevant conditions Zarubina, Valeriya IMPORTANT NOTE: You are advised to consult the publisher's version (publisher's

Nadere informatie

Verklaring van het beweeggedrag van ouderen door determinanten van. The explanation of the physical activity of elderly by determinants of

Verklaring van het beweeggedrag van ouderen door determinanten van. The explanation of the physical activity of elderly by determinants of Verklaring van het beweeggedrag van ouderen door determinanten van het I-change Model The explanation of the physical activity of elderly by determinants of the I-change Model Hilbrand Kuit Eerste begeleider:

Nadere informatie

met andere modellen voor gas- en substraatdiffusie zijn zeer waardevol voor het bestuderen van de aërobe microbiële activiteit in bodems.

met andere modellen voor gas- en substraatdiffusie zijn zeer waardevol voor het bestuderen van de aërobe microbiële activiteit in bodems. Samenvatting Door een toename van het milieubewust zijn, is bodemverontreiniging een groot probleem voor besturen wereldwijd. Minerale olie is één van de meest voorkomende bronnen van bodemverontreiniging.

Nadere informatie

FOR DUTCH STUDENTS! ENGLISH VERSION NEXT PAGE

FOR DUTCH STUDENTS! ENGLISH VERSION NEXT PAGE FOR DUTCH STUDENTS! ENGLISH VERSION NEXT PAGE Tentamen Bewijzen en Technieken 1 7 januari 211, duur 3 uur. Voeg aan het antwoord van een opgave altijd het bewijs, de berekening of de argumentatie toe.

Nadere informatie

Reactiesnelheid (aanvulling 8.1, 8.2 en 8.3)

Reactiesnelheid (aanvulling 8.1, 8.2 en 8.3) Reactiesnelheid (aanvulling 8.1, 8. en 8.3) Uit een aantal experimenten (zie 8.1 en 8.) bleek het volgende: De reactiesnelheid hangt af van: deeltjesgrootte concentratie temperatuur katalysatoren In 8.3

Nadere informatie

UvA-DARE (Digital Academic Repository) Controlled light exposure microscopy Hoebe, R.A. Link to publication

UvA-DARE (Digital Academic Repository) Controlled light exposure microscopy Hoebe, R.A. Link to publication UvA-DARE (Digital Academic Repository) Controlled light exposure microscopy Hoebe, R.A. Link to publication Citation for published version (APA): Hoebe, R. A. (2010). Controlled light exposure microscopy

Nadere informatie

Het Effect van Verschil in Sociale Invloed van Ouders en Vrienden op het Alcoholgebruik van Adolescenten.

Het Effect van Verschil in Sociale Invloed van Ouders en Vrienden op het Alcoholgebruik van Adolescenten. Het Effect van Verschil in Sociale Invloed van Ouders en Vrienden op het Alcoholgebruik van Adolescenten. The Effect of Difference in Peer and Parent Social Influences on Adolescent Alcohol Use. Nadine

Nadere informatie

HMF oxidase Dijkman, Willem Pieter

HMF oxidase Dijkman, Willem Pieter MF oxidase Dijkman, Willem Pieter IMPRTANT NTE: You are advised to consult the publisher's version (publisher's PDF) if you wish to cite from it. Please check the document version below. Document Version

Nadere informatie

FOR DUTCH STUDENTS! ENGLISH VERSION NEXT PAGE. Toets Inleiding Kansrekening 1 8 februari 2010

FOR DUTCH STUDENTS! ENGLISH VERSION NEXT PAGE. Toets Inleiding Kansrekening 1 8 februari 2010 FOR DUTCH STUDENTS! ENGLISH VERSION NEXT PAGE Toets Inleiding Kansrekening 1 8 februari 2010 Voeg aan het antwoord van een opgave altijd het bewijs, de berekening of de argumentatie toe. Als je een onderdeel

Nadere informatie

Emotioneel Belastend Werk, Vitaliteit en de Mogelijkheid tot Leren: The Manager as a Resource.

Emotioneel Belastend Werk, Vitaliteit en de Mogelijkheid tot Leren: The Manager as a Resource. Open Universiteit Klinische psychologie Masterthesis Emotioneel Belastend Werk, Vitaliteit en de Mogelijkheid tot Leren: De Leidinggevende als hulpbron. Emotional Job Demands, Vitality and Opportunities

Nadere informatie

LUCHTVERONTREINIGING EN -ZUIVERING

LUCHTVERONTREINIGING EN -ZUIVERING INHOUD Voorwoord 13 Inleiding 15 Indeling van milieuproblemen 19 Indeling van dit boek 19 Inleiding tot de Vlaamse milieuwetgeving voor bedrijven 19 Deel 1. LUCHTVERONTREINIGING EN -ZUIVERING 21 1. Inleiding

Nadere informatie

De Relatie tussen Betrokkenheid bij Pesten en Welbevinden en de Invloed van Sociale Steun en. Discrepantie

De Relatie tussen Betrokkenheid bij Pesten en Welbevinden en de Invloed van Sociale Steun en. Discrepantie De Relatie tussen Betrokkenheid bij Pesten en Welbevinden en de Invloed van Sociale Steun en Discrepantie The Relationship between Involvement in Bullying and Well-Being and the Influence of Social Support

Nadere informatie

EUROPEAN UNION SCIENCE OLYMPIAD ANTWOORDENBUNDEL TEST 1 13 APRIL 13, 2010. Land:

EUROPEAN UNION SCIENCE OLYMPIAD ANTWOORDENBUNDEL TEST 1 13 APRIL 13, 2010. Land: EUROPEAN UNION SCIENCE OLYMPIAD ANTWOORDENBUNDEL TEST 1 13 APRIL 13, 2010 Land: Team: Namen en handtekeningen 1 OPDRACHT 1 Relatieve vochtigheid van de lucht 1.1: Het dauwpunt is (noteer ook de eenheid)

Nadere informatie

Effecten van een op MBSR gebaseerde training van. hospicemedewerkers op burnout, compassionele vermoeidheid en

Effecten van een op MBSR gebaseerde training van. hospicemedewerkers op burnout, compassionele vermoeidheid en Effecten van een op MBSR gebaseerde training van hospicemedewerkers op burnout, compassionele vermoeidheid en compassionele tevredenheid. Een pilot Effects of a MBSR based training program of hospice caregivers

Nadere informatie

AVOND COLLEGE. Belemmering voor student

AVOND COLLEGE. Belemmering voor student AVOND COLLEGE Belemmering voor student 10-04-2017 English summary Soft Skills and personal development become more and more important these days. Companies expect students to differentiate themselves from

Nadere informatie

Samenvatting. Samenvatting

Samenvatting. Samenvatting Samenvatting De wereldpopulatie verbruikt steeds meer energie. Momenteel wordt deze energie vooral geleverd door fossiele brandstoffen. Een groot nadeel van fossiele brandstoffen is dat hun aanwezigheid

Nadere informatie

Identificatie en karakterisatie van MIC

Identificatie en karakterisatie van MIC Identificatie en karakterisatie van MIC Harmien Verstraete Vanda Branco AVECOM NV - Bioproducts & Apps 3/11/2016 1 AVECOM 1) Onderzoeksprojecten zowel tailor-made onderzoek voor industriële partners als

Nadere informatie

Denken is Doen? De cognitieve representatie van ziekte als determinant van. zelfmanagementgedrag bij Nederlandse, Turkse en Marokkaanse patiënten

Denken is Doen? De cognitieve representatie van ziekte als determinant van. zelfmanagementgedrag bij Nederlandse, Turkse en Marokkaanse patiënten Denken is Doen? De cognitieve representatie van ziekte als determinant van zelfmanagementgedrag bij Nederlandse, Turkse en Marokkaanse patiënten met diabetes mellitus type 2 in de huisartsenpraktijk Thinking

Nadere informatie

Beoordelen van milieu-informatie over producten/afvalwaters. Biodegradeerbaarheid

Beoordelen van milieu-informatie over producten/afvalwaters. Biodegradeerbaarheid Beoordelen van milieu-informatie over producten/afvalwaters Biodegradeerbaarheid Doelstelling Hoe beoordeel je of een stof: - milieuvriendelijk is - een impact heeft op een waterzuiveringsinstallatie -

Nadere informatie

Microbiology & Biochemistry (MIB-10306, microbiologie deel)

Microbiology & Biochemistry (MIB-10306, microbiologie deel) Microbiology & Biochemistry (MIB-10306, microbiologie deel) 1. Morfologie (vorm, grootte, onderdelen) a. Teken schematisch de doorsnede van een bacterie en benoem 10 structuren. vacuole met reservestoffen,

Nadere informatie

Extreem veilig Het product Our product Voordeel Advantage Bajolock Bajolock Bajolock Bajolock Bajolock Bajolock Bajolock

Extreem veilig Het product Our product Voordeel Advantage Bajolock Bajolock Bajolock Bajolock Bajolock Bajolock Bajolock Extreem veilig Het product Alle koppeling zijn speciaal ontworpen en vervaardigd uit hoogwaardig RVS 316L en uitgevoerd met hoogwaardige pakkingen. Op alle koppelingen zorgt het gepatenteerde veiligheid

Nadere informatie

S e v e n P h o t o s f o r O A S E. K r i j n d e K o n i n g

S e v e n P h o t o s f o r O A S E. K r i j n d e K o n i n g S e v e n P h o t o s f o r O A S E K r i j n d e K o n i n g Even with the most fundamental of truths, we can have big questions. And especially truths that at first sight are concrete, tangible and proven

Nadere informatie

Productie van groene energie uit afval en afvalwater: rentabiliteit door duurzaamheid

Productie van groene energie uit afval en afvalwater: rentabiliteit door duurzaamheid Productie van groene energie uit afval en afvalwater: rentabiliteit door duurzaamheid The cycle 2010 29/04/2010 Brouwerij Duvel Breendonk Hans van Soest Zaakvoerder vansoest@enprotech.be Globale aanpak

Nadere informatie